Ivo van den Berk Linda Herrlitz-Biró (Hrsg.)
Von Eisbergen und ihren Spitzen Spuren eines wissenschaftlichen Werdegangs Festschrift für
Wolfgang Herrlitz
WA X M A N N
Ivo van den Berk Linda Herrlitz-Biró (Hrsg.)
Von Eisbergen und ihren Spitzen Spuren eines wissenschaftlichen Werdegangs Festschrift für Wolfgang Herrlitz
Waxmann 2013 Münster / New York / München / Berlin
© Waxmann Verlag GmbH. Nur für den privaten Gebrauch
Bibliografische Informationen der Deutschen Nationalbibliothek Die Deutsche Nationalbibliothek verzeichnet diese Publikation in der Deutschen Nationalbibliografie; detaillierte bibliografische Daten sind im Internet über http://dnb.d-nb.de abrufbar.
ISBN 978-3-8309-7932-6
Waxmann Verlag GmbH, 2013 Postfach 8603, 48046 Münster www.waxmann.com
[email protected] Umschlaggestaltung: Christian Averbeck, Münster Umschlagabbildung: © niyazz – Fotolia.com Druck: Hubert & Co., Göttingen Gedruckt auf alterungsbeständigem Papier, säurefrei gemäß ISO 9706
Printed in Germany Alle Rechte vorbehalten. Nachdruck, auch auszugsweise, verboten. Kein Teil dieses Werkes darf ohne schriftliche Genehmigung des Verlages in irgendeiner Form reproduziert oder unter Verwendung elektronischer Systeme verarbeitet, vervielfältigt oder verbreitet werden.
© Waxmann Verlag GmbH. Nur für den privaten Gebrauch
Vorwort De ijsberg is een metafoor dat Wolfgang Herrlitz’ werk en ideeën als een rode draad illustreert. Niet vanwege zijn koude en harde karakter, maar vanwege zijn gelaagdheid. Varend op de zuidelijke ijszee ziet zo’n ijsberg er wellicht heel klein uit, maar zijn gedeelte, dat voor de opvarenden boven het wateroppervlak onzichtbaar is, is vele malen groter. Als je zou gaan duiken naar de diepere delen van de oceaan, kom je wellicht meer te weten over die gigantische massa’s ijs die deel uitmaken van de berg. En dan hebben we weer een metafoor voor wat je doet als je verdieping zoekt. In Wolfgang’s ice-berg concept gaat het om het gebruiken van concrete voorbeelden van stukjes theorie die een groter geheel uitmaken. Vanuit de concrete voorbeelden of delen van theorieën kunnen verbanden worden gelegd met andere regels: de verdieping. Wolfgang heeft het ice-berg concept vooral vanuit pragmalinguïstisch perspectief in de context van het talenonderwijs gebruikt, maar ook de andere speerpunten in zijn werk zijn aan dit concept te verbinden. Dit willen we graag beschrijven aan de hand van zijn loopbaan als wetenschapper. Een geschiedenis van zijn carrière De pragmalinguïstiek, dat is het paradigma waarin Wolfgang zijn onderzoek en ideeën heeft ontwikkeld. Aan het begin van zijn carrière is dit echter heel anders. Na zijn studie in Kiel, Wenen en Tübingen is hij als ‘wissenschaftlicher Assistent’ aan de universiteit van Tübingen begonnen met onderzoek binnen het veld van de structuralistische grammatica. Zijn studie is breed: germanistische taalkunde, letterkunde en geschiedenis, maar in Wenen heeft hij – zoals hij zelf altijd zegt – vooral ervaring opgedaan in de theaterwetenschap en heeft hij genoten van alle concerten en theatervoorstellingen die de cultuurstad Wenen te bieden had. Na zijn studie wordt hij bij Prof. Dr. Ottmar Werner aangesteld, die zich met het structuralisme bezig houdt, en dus begint Wolfgang zijn carrière met vraagstukken omtrent structuralistische grammatica. Zo wordt hij gevraagd een band over ‘Vokalismus’ te schrijven binnen de reeks van ‘Germanistische Arbeitshefte’; De band over ‘Konsonantismus’ wordt ook gepland, maar daar komt het niet meer van. Ook andere publicaties volgen, zoals de studieboeken die hij o.a. met Franz Hundsnurscher en Hans Bühler schrijft, zie ‘Linguistik I: Lehr- und Übungsbuch zur Einführung in die germanistische Sprachwissenschaft’ (1971). Wolfgang promoveert op 8 december 1971; Ook zijn proefschrift – pas in 1973 bij Niemeyer in de reeks van de ‘Linguistische Arbeiten’ gepubliceerd – getiteld ‘Funktionsverbgefüge vom Typ ‘in Erfahrung bringen’. Ein Beitrag zur generativtransformationellen Grammatik des Deutschen’ laat duidelijk zien dat zijn werk het structuralistische paradigma centraliseert. En dan, vanaf begin jaren ’70, verandert er iets: Wolfgang begint zich bezig te houden met het paradigma van de pragmalinguïstiek. Voor het ‘Funkkolleg’, waar zo ongeveer 30000 studenten thuis naar luisteren, heeft Wolfgang in 1972 colleges geschreven over communicatiekunde. In datzelfde jaar publiceert hij vanuit een project van Heinrich Bauersfeld in samenwerking met Bernd Müller-Jacquier – Wolfgang’s eerste student en nu hoogleraar aan de universiteit van Bayreuth – een paper, getiteld ‘Skizze einer linguistischen Begleituntersuchung zum ¶Frankfurter Projekt zur Modernisierung des Mathematikunterrichts in der Grundschule’·, waarin hij zich bezighoudt met de vraag hoe taalgebruik het wiskundeon5
© Waxmann Verlag GmbH. Nur für den privaten Gebrauch
Von Eisbergen und ihren Spitzen
derwijs kan beïnvloeden, een vraag die tot op heden actueel blijkt te zijn en die o.a. het Freudenthal instituut voor wiskundedidactiek van de Universiteit Utrecht vandaag de dag nog thematiseert. Uit Wolfgang’s publicaties over ‘Sprache als Soziales Verhalten’ blijkt dat Wolfgang steeds meer expertise opbouwt in de – zoals hij zelf zegt – taalgebruikskunde in het onderwijs en daarbij zich ook begint te interesseren voor het curriculum. Zijn interesse wordt versterkt als Wolfgang van ‘Stiftung Volkswagenwerk’ een beurs krijgt, waarmee hij voor een half jaar naar London (UK) afreist en een half jaar in Cambridge (Massachusetts) verblijft, waar hij in Boston bij het M.I.T. (Massachusetts Institute of Technology) aan de ontwikkeling van het curriculum werkt. Vanuit deze plaatsen doet hij veel inspiratie op tijdens bezoeken aan nu grote namen als Douglas Barnes, Courtney Cazden en John Gumperz in Berkeley. Samen met Francis Link reist hij af naar een groot congres in Chicago. Francis organiseert een project om ‘Man: A course of study’ van Jerome Bruner op scholen te verspreiden en te implementeren, ook op lerarenopleiding. Dit project is een curriculum studie op basis van etnografische en biologische data. Een voorbeeld uit dit project zijn de Netsilik Eskimo’s. Ze huwelijken hun dochters kort na de geboorte uit of laten ze op het ijs achter. De vraag is waarom de meisjesmoorden deel van hun cultuur is geworden. De Eskimos kunnen in de winter op dik ijs alleen dan jagen als ze een mannenoverschot hebben; Er zijn namelijk veel mannen nodig om zeehonden van onder het dikke ijs te kunnen vangen. De hieraan ten grondslag liggende leerinhoud is de mens als levenswezen in zijn culturele levensvoorwaarden te kunnen bepalen. De studie is zo opgebouwd, o.a. met gedichten en films, dat bijvoorbeeld de Eskimo gemeenschap als contrastfolie wordt gebruikt om de discussie van de centrale thema’s van het mens-zijn op te werpen. Dit project, het werk op het M.I.T. en de ontmoetingen met vooraanstaande wetenschappers drukt een grote stempel op Wolfgang’s werk en ideeën. Dit curriculum project fascineert hem vooral ook, omdat het aan een nieuw concept ten grondslag ligt: er worden eisen aan docenten gesteld: ze kunnen pas met de boeken over de studie werken als ze zijn nageschoold. De docent speelt de centrale rol in de verhalen van het curriculum. De nieuwe studie geeft een geïntegreerd curriculum vorm. Wolfgang’s publicaties uit 1973 en 1974 zijn dan ook hoofdzakelijk gebaseerd op zijn internationale projecten in de vorm van verslagen voor de ‘Stiftung Volkswagenwerk’. De pragmalinguïstische benadering van taalwetenschap in de ontwikkeling van het curriculum staat nu echt in het middelpunt van Wolfgang’s werk en gedachtegoed. De pragmalinguïstiek biedt modellen waarmee de talige sturing van leerprocessen van leerlingen kunnen worden onderzocht. Het curriculum is het plan voor de sturing van deze leerprocessen, oftewel: het curriculum is het document waarin de inrichting van de leerprocessen van de leerlingen worden vastgelegd. Pragmalinguïstiek beschrijft het curriculum, omdat de sturing door talige communicatie gebeurd. Talige communicatie is overigens niet alleen op school belangrijk, maar dat is bijvoorbeeld ook bij de belastingdienst te onderzoeken. Dit is het werkveld van Norbert Lüdenbach, Wolfgang’s eerste promovendus; In zijn promotie onderzoek analyseert hij institutionele communicatie. Op communicatie in andere contexten dan onderwijs komen we later nog op terug. In de tweede helft van de jaren ’70, met name in 1977 en 1978 houdt Wolfgang zich bezig met het uitwerken van zijn ideeën over de ontwikkeling van een curriculum in de vorm van het schrijven van studieboeken, ‘Linguïstische Propädeutik’ en lesmethodes ‘Leistungskurse Linguistik auf der Sekundarstufe II’. In de ‘Linguïstische Propädeutik’ is grammatica welis-
6
© Waxmann Verlag GmbH. Nur für den privaten Gebrauch
Vorwort
waar een onderdeel, maar, anders dan in zijn publicatie in 1971, positioneert hij grammatica in een theoretisch kader dat van de pragmatiek uitgaat. Op 12 augustus 1978 wordt Wolfgang benoemd als hoogleraar Duitse taalkunde aan de Universiteit Utrecht, gewaarmerkt met een benoemingsakte ondertekend door toenmalig Koningin Juliana. Op 1 september 1978 begint zijn aanstelling. Al snel verdiept hij zich in de germanistiek van het vreemdetalenonderwijs, wat al snel resulteert in publicaties, o.a. samen met collega’s van de vakgroep Duits. In deze tijd verdiept Wolfgang zich ook in de curriculaire ontwikkelingen van het Nederlandse onderwijs, hij zoekt contact met de Stichting Leerplan Ontwikkeling en maakt kennis met Leo Lentz en Hans van Tuijl, die later bij hem zullen promoveren. Die kennismaking leidt tot een aantal gezamenlijke publicaties, hoofdzakelijk in 1983 en 1984, over de rol van taal in het curriculum. Door zijn verhuizing naar Nederland en zijn werkervaring wordt Wolfgang zich bewust van de verschillen in het onderwijs tussen Nederland en Duitsland. Als een Nederlandse docent het over grammatica of literatuur heeft, dan bedoelt hij heel wat anders dan een Duitse docent. Wolfgang’s gedachten, theorieën en ervaringen leiden tot de geboorte van een nieuw wetenschappelijk project, waarin de vergelijking tussen de verschillende internationale educatieve settings en curricula onderzocht worden; In 1982 richt Wolfgang samen met o.a. Piet-Hein van der Ven, Sigmund Ongstad, Sjaak Kroon, Jan Sturm en Eduard Haueis het International Mother tong Education Network op. In 1984 volgen de eerste publicaties over IME. Medio jaren ’80 zet deze ontwikkeling door. De publicaties zijn gebaseerd op talenonderwijs, interactie, moedertaaldidactiek, vreemdetalendidactiek en de curriculaire ontwikkelingen op deze gebieden. Een bekende publicatie van Wolfgang uit 1986 is getiteld ‘ÅGama, Herr Jensen´. Zur Analyse von Handlungsfiguren in der Unterrichtskommunikation.’ en verschenen in het ‘Jahrbuch der Deutschdidaktik’. Dit artikel gaat over de welbekende IRF structuur, waarin opeenvolgend de docent initieert, de leerling respondeert en de docent hierop feedback geeft. De invulling hiervan kan in vrij compacte vorm worden weergegeven, in de titel van het artikel staat de response; Wolfgang refereert hierbij aan zijn eigen ervaringen als leerling: „Es umsegelte das Kap der guten Hoffnung….Vasko da….´ „Gama, Herr Jensen.“ Als theatersketch doet dit het op het eindexamenfeest heel goed. De heer Jensen heeft Wolfgang achteraf wel nog gevraagd of het dan echt zo erg was. In deze tijd wordt in onderzoek IRF als basisstructuren beschreven. Natuurlijk zijn er varianten. Wolfgang is van mening dat in de literatuur de rol van IRF teveel wordt benadrukt. Tijdens zijn bezoek aan Douglas Barnes (London, 1973) was IRF als interactie structuur een discussiepunt. In zijn boek heeft Barnes andere structuren beschreven. Parallel van grote invloed was het onderzoeksteam van Sinclair en Coulthard uit Birmingham, dat ook een lexicon heeft samengesteld. Zij hadden een basisconcept m.b.t. talige handelingen in het onderwijs ontwikkeld en daarin speelde IRF een belangrijke rol, zo ook in het werk van Hugh Mehan. De publicatie van Jürgen Streeck, collega van Hugh Mehan, met wie Wolfgang later nog veel contact zal hebben, is een grote inspiratiebron. De titel van publicatie ‘Sandwich, good for you’ laat een soortgelijk voorbeeld van een IRF-structuur zien als ‘Gama, Herr Jensen’ en is gebaseerd op de vraag wie er een woord kan noemen dat begint met een ‘s’.
7
© Waxmann Verlag GmbH. Nur für den privaten Gebrauch
Von Eisbergen und ihren Spitzen
Wolfgang is van mening dat de structuur van het zelfstandig werken tijdens de les, wat in het Nederlandse onderwijs voorkomt, ook nog eens iets heel anders is. Dat kan alleen vruchtbaar zijn, als van een lesstructuur wordt afgeweken, waarin alleen de opdrachten van het boek, de leermethode, worden afgewerkt. Wolfgang gelooft echter dat de IRF structuren een kleine rol spelen in Nederland. Het artikel „Gama, Herr Jensen“ laat op illustrerende wijze zien, hoe beperkt de leerresultaten in deze communicatiestructuur zijn. Medio jaren ’80 zet nog een andere ontwikkeling in: onderwijs in en onderzoek naar interculturele communicatie. De faculteiten worden gevraagd te bezuinigen en gezien het lerarenoverschot besluit de faculteit om inhoudelijk op andere gebieden in te zetten. Op dat moment is Wolfgang vice-decaan onder leiding van decaan Henk Bodewitz. Als vicedecaan draagt Wolfgang zorg voor de onderwijs portefeuille, zet de studierichting vertalen op en krijgt geld voor een aantal nieuwe mensen, o.a. Jacqueline Hulst voor Spaans, zij zal later bij hem promoveren en Eugène Loos voor Frans. Samen met Eugène Loos, die later eveneens bij Wolfgang zal promoveren, ontwikkelt hij ideeën voor een studierichting interculturele communicatie. Het begint met een cursus, daarna gaan Wolfgang en Eugène samen op pad en leggen contacten met bedrijven om op die manier mogelijke onderzoekslijnen in kaart te brengen. De promoties van Eugène Loos (1997), Jan ten Thije en Tom Koole (1994) en Erika Niehaus (1988) zijn gebaseerd op promotieonderzoek over interculturele bedrijfscommunicatie en daarmee een door Wolfgang zeer gewaardeerde voortzetting van de onderzoekslijn die hij medio jaren ’80 (mede) heeft ontwikkeld. In deze tijd ontstaat er ook een discussiegroep bij het Centrum voor Beleid en Management (CBM), waar Wolfgang samen met o.a. Arie de Ruijter, Tom Koole en Eugène Loos vanuit de pragmatiek reflecteert op interculturele communicatie in en tussen instellingen. Rond 1990 staat Wolfgang samen met Paul van de Hoven als leiding aan de wieg van het net opgerichte onderzoeksinstituut CLC (Centre for Language and Communication), een onderzoeksinstituut voor pragmatische linguïstiek, waarin ook Huub van den Bergh, Leo Lentz, Tom Koole, Jan ten Thije en vele anderen participeren. Met Huub van den Bergh zal hij later nog veel samenwerken, o.a. begeleiden ze samen het promotieonderzoek van Lisanne Klein Gunnewiek (2000) en Theo Pullens (2012). Net als bij IMEN, waar didactiek internationaal vergeleken wordt vanuit de uitwerking van een pragmalinguïstisch perspectief, trekt Wolfgang ook bij institutionele communicatie internationale vergelijkingen; De vergelijking tussen Nederland en Duitsland speelt uiteraard een grote rol, aangezien Wolfgang veel van zijn eigen ervaringen van Duitsland naar Nederland kan profiteren. Terwijl hij zich baseert op de hoffelijkheidstheorie van Brown en Levinson, neemt hij waar dat Nederlanders indirecter zijn Duitsers. Iedere commissie-ervaring is voor Wolfgang iets nieuws. Een Nederlandse voorzitter betekent namelijk iets anders dan een Duitse voorzitter. Een Duitse voorzitter belt alle leden van de commissie om een mening voor te bereiden zodat de beslissing voorgekookt is. In Nederland moet je over die meningen vergaderen. Na een halfuur krijg je een samenvatting, daarna een conclusie. Iedereen moet tot z’n recht komen, in Duitsland hoeft dat niet perse. In Nederland wordt liefst dat besloten, wat als compromis kan worden beschouwd. In Duitsland wordt echt gestemd: je probeert het wel voor te koken, maar de echte verschillende meningen blijven op tafel en dat wordt duidelijk bij de stemmingen. In Nederland heet dat draagvlak en is voor de rust en democratie heel belangrijk. In Duitsland zijn bij overeenkomsten harde politieke confrontaties aan de orde en ook dat is democratisch. 8
© Waxmann Verlag GmbH. Nur für den privaten Gebrauch
Vorwort
Daarom zou je kunnen zeggen dat er in Duitsland ook meer demonstraties zijn dan in Nederland. Bovendien: als iets is besloten, dan kom je er niet op terug; In Nederland mag dat wel. Deze observaties worden door het promotieonderzoek van Erika Niehaus bevestigd. Samen met Paul van den Hoven start Wolfgang de uitgave van een publicatiereeks van ‘Utrecht Studies in Language and Communication’. In de tweede helft van de jaren ’90 vragen Wolfgang en Tom Koole een project aan bij NWO, getiteld: ‘Interaction in the multicultural/multilingual classroom as a means of inclusion and exclusion’, waar een aantal mensen van sociale wetenschappen, het Freudenthalinstituut en van de Rijksuniversiteit Groningen aan meewerken. In 2005 geeft Wolfgang hierover samen met Robert Maier een bundel uit ‘Dialogues in and around multicultural schools’. De publicatie in deze bundel van Wolfgang zelf bevat overigens een verdere uitwerking van zijn observaties in de klas van interactiestructuren en zijn ideeën over IRF-structuren. De uitwerking van onderzoeksperspectieven Uiteindelijk komt alles weer terug, de discussie over de IRF-structuren, over de ontwikkeling van curricula, de literatuur en zelfs de grammatica. De uitwerkingen van zijn ideeën en de vloeiende lijn van paradigma geoperationaliseerd in onderzoek, dissertaties en onderwijs kenmerkt Wolfgang’s werkwijze door zijn gehele carrière. De ontwikkeling van interculturele communicatie is daar een belangrijk voorbeeld van. Een reflectie hierop: de eerder genoemde proefschriften over interculturele (bedrijfs-) communicatie uit de jaren ’80 en ’90 kunnen worden aangevuld met een recenter proefschrift van Saskia Laval uit 2010; Een volgende reflectie: met zijn eerste student, Bernd Müller-Jacquier, schrijft Wolfgang begin jaren ’70 een artikel, ongeveer twintig jaren later komt hij via Jan ten Thije weer in contact met Bernd Müller-Jacquier en samen wisselen ze hun visies op interculturele communicatie uit. Hun samenwerking leidt in 2004 tot de oprichting van een studietraject van ‘Bidiplomierung’, waarmee Nederlandse en Duitse studenten een tweede diploma in de Master interculturele communicatie in Utrecht, respectievelijk in Bayreuth kunnen behalen. Ook met de ontwikkeling van curricula houdt Wolfgang zich gedurende zijn gehele carrière bezig. Zijn ervaringen in de VS liggen voor een belangrijk deel hieraan ten grondslag. Zo is onderzoek naar het curriculum een belangrijk thema in het door Wolfgang opgerichte IMEN. Dit thema keert ook in andere publicaties geregeld terug, o.a. in het proefschrift van Lisanne Klein Gunnewiek, waarin ze de grammaticale leerprocessen van leerlingen die in het voorgezet onderwijs Duits als vreemde taal leren, onderzoekt. Onder begeleiding van Wolfgang en Huub van den Bergh, met wie Wolfgang nog geregeld zal samenwerken, promoveert zij in 2000. Zelfs literatuurwetenschap komt terug in Wolfgang’s latere carrière. Ook al heeft Wolfgang de literatuurwetenschap in zijn studie al snel verruild voor taalwetenschap en een studie naar het ‘althochdeutsch’ als snel vervangen door een studie naar het ‘neuhochdeutsch’, zijn interesse voor geschiedenis en literatuur blijft bestaan. Hier draagt Wolfgang’s studietijd in Wenen in belangrijke mate aan bij. Zo raakt hij daar bijvoorbeeld ge9
© Waxmann Verlag GmbH. Nur für den privaten Gebrauch
Von Eisbergen und ihren Spitzen
fascineerd door Karl Kraus. Zijn werk laat diepe indruk op Wolfgang achter. Hij bekijkt het media-archief en leest theaterkritieken. ‘Die Fakkel’ van Karl Kraus is een literair, politiek tijdschrift: Karl Kraus bekritiseert de cultuur van zijn tijd door de bril van zijn taalkritiek. Zo is hij de eerste die over de eerste wereldoorlog een drama (‘Die letzten Tage der Menschheit’) heeft geschreven. Hier neemt Wolfgang kennis van, is geïnteresseerd en daarom is het niet verwonderlijk dat er, tussen alle taalkundige en onderwijskundige publicaties, een recensie hierover in Wolfgang’s publicatielijst verschijnt. Bovendien leert Wolfgang veel van zijn promovendi, zoals van Cees Tuk, hij promoveert op literatuur in het onderwijs in 1994. Dan toch weer het onderwijs. Andere tekstwetenschappelijke proefschriften zijn van Nelly Stienstra (1993, over metaforen in de bijbel) en Geraldine van Rijn – Van Tongeren (1997, over metaforen in medische teksten). Overigens is Wolfgang nog altijd gefascineerd door zijn literaire bibliotheek. Met veel plezier geeft Wolfgang nu nog voor de avondcursus literatuur van de vakgroep Duits, lange tijd onder de bezielende leiding van collega Jattie Enklaar, eens per jaar een geweldig uitgebreide, diepgaande en aanschouwelijke lezing over een onderwerp naar keuze, waar hij zich al een half jaar van tevoren op begint te oriënteren. Laten we het rijtje met terugkerende en uitgewerkte onderzoekslijnen in Wolfgang’s werk afsluiten met die van de structuralistische grammatica. Ooit speelt dit paradigma een belangrijke rol in Wolfgang’s werk als student, als ‘wissenschaftlicher Assistent’, als promovendus. Al snel ontwikkelt hij zijn ideeën over taal als communicatief middel vanuit een pragmalinguïstisch paradigma. En dan, op 6 juni 2008, tijdens zijn afscheidscollege plaatst Wolfgang deze ontwikkeling, beginnend bij structuralistische grammatica in een nieuwe context, namelijk in de opleiding Duits als educatieve opleiding ten tijde van het instituut Frantzen. In zijn afscheidsrede beschrijft Wolfgang de kloof tussen de theoreticus Frantzen en de pragmatisch en praktijkgeoriënteerde onderwijsonderzoek naar leerprocessen dat in het onderwijs en onderzoek van een lerarenopleiding nodig is. Conclusie: de pragmalinguïstiek geniet Wolfgang’s fascinatie en overtuiging door zijn gehele carrière als gepromoveerde wetenschapper. Mede daarom is Wolfgang erg verheugd als zijn promovendus Frank Vonk in 1992 een proefschrift over Karl Bühler, de grondlegger van de pragmatiek, schrijft en verdedigt. Een kenmerk van de vloeiende ontwikkeling van onderzoekslijnen door de jaren heen is dat Wolfgang met verschillende mensen heeft samengewerkt aan ontwikkelingen in onderwijs en onderzoek. Hij heeft veel contacten gelegd en onderhouden en heeft samen met andere visies ontwikkeld die leiden tot vernieuwend onderzoek en onderwijs en interen multidisciplinaire succeservaringen. Hoe komen die succeservaringen tot stand? Wolfgang’s antwoord is eenduidig: “Veel mensen doen niks voordat ze subsidie hebben ontvangen. Ze gaan dan pas kijken naar de mogelijkheden.” Zoals in het voorafgaande beschreven is Wolfgang eerst vrijblijvend op onderzoek uitgegaan, heeft hij zich geïnteresseerd voor mensen en hun ideeën, durfde hij gesprekken aan te gaan en werk en tijd te steken in ideeën waar hij achter staat, het succes volgt pas later, na veel, zeer veel inspanningen, maar bovenal enthousiasme. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel van Wolfgang’s promovendi eerder met hem hebben samengewerkt. Ze hadden een idee voor een onderwerp en Wolfgang heeft ze begeleid en ondersteund in de ontwikkeling van hun proefschrift.
10
© Waxmann Verlag GmbH. Nur für den privaten Gebrauch
Vorwort
Lieve Wolfgang, je zei ooit, toen we het over je loopbaan hadden, dat je helemaal niet zoveel ideeën had, maar dat de goede ideeën die je had altijd weer in een inspirerende context uitgewerkt hebt. Nou, dat uitwerken is je dan wel verdraaid goed gelukt! En het mooie is dat de wetenschap jouw gedachtengoed en werk heeft opgenomen, mede door en via jouw 36 promovendi die je met veel inspiratie en hartelijkheid heb begeleid, en waarvan je zegt – en dat is zo mooi – dat je er zelf ook altijd heel veel van hebt geleerd. Zoals je altijd zegt: “Ik heb met experts gewerkt. Drie ideeën die ik had, keer 36… dat zijn een hoop ideeën.” Dan komen we toch weer bij de ice-berg theorie terecht: de bijdragen in dit boek hebben een diepere betekenis; Vanuit de concrete, individuele artikelen komen betekenissen naar boven die we aan elkaar kunnen relateren, ze laten jouw loopbaan zien, ze weerspiegelen jouw gedachtengoed, maar ze laten ook hun eigen inbreng en mogelijkheden tot verdere en toekomstige ontwikkelingen zien, vaak ook gepaard met mooie wensen en dankbetuigingen aan jou. Veel leesplezier! Diese Festschrift wäre nicht ohne die finanzielle Unterstützung einer Reihe von Organisationen und Personen zustande gekommen, die damit ihre Wertschätzung für die verdienstvolle Arbeit von Wolfgang Herrlitz zum Ausdruck bringen möchten. Wir danken der Vereniging van Germanisten aan Nederlandse Universiteiten (VGNU), der Vereniging van Lerarenopleiders Duits (VLOD), dem Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) und dem Utrecht Institute of Linguistics (UiL OTS). Bedanken müssen und möchten wir uns auch bei den ehemaligen Promovend/inn/en von Wolfgang Herrlitz, die sich ebenfalls mit einem finanziellen Beitrag beteiligt haben und denen wir zugemutet haben, uns in kürzester Zeit einen substantiellen Beitrag für diese Festschrift zuzusenden. Schließlich möchten wir uns bei Jan ten Thije für seine Hilfe bei der Organisation der Feier am 7. Juni bedanken. Bei der Lektüre dieser persönlichen und/oder wissenschaftlichen Artikel sowie Zusammenfassung von Dissertationen wünschen wir allen Leser/inne/n viel Freude! Nieuwegein en Hamburg, April 2013 Linda Herrlitz-Biró en Ivo van den Berk
11
© Waxmann Verlag GmbH. Nur für den privaten Gebrauch
Von Eisbergen und ihren Spitzen
Lieve Wolfgang, dit voorwoord gaat over jouw uitgewerkte ideeën, jouw visie en jouw werk. Wat ben ik blij dat ook ik een idee had, dat ik verder heb uitgewerkt en wel samen met Ivo: het idee om voor jou een feestbundel samen te stellen met teksten van jouw voormalige promovendi ter ere van jouw 70e verjaardag en het daarmee vervallen van jouw 40 jaar durende ius promovendis. Het is een mooie bundel geworden met prachtige bijdragen. Bij het schrijven van het voorwoord – ik hoop dat we alles juist hebben opgeschreven – werd me nog eens ontzettend duidelijk wat jouw kracht is in de wetenschap: de kracht van jouw persoon. Als eerlijk mens met een open en geïnteresseerde houding naar anderen met ideeën en de prachtigste verhalen is jouw instelling om geen wetenschap binnen te halen om het geld, maar om wetenschap te bedrijven om kennis te vergaren, om samen te kunnen werken met anderen. Neem daar een flinke dosis humor en charme bij en we hebben het over jou. Het is vrij uniek om bij de opening van de ‘Deutschlehrertagung’ op een scheepstoeter te blazen, omdat je weet dat de heer Doeksen, van internatio muller uit Rotterdam, als eregast – zich inzettend voor de handelsrelaties met Duitsand en oorspronkelijk afkomstig uit Terschelling – in de zaal zit en hij zich bijzonder welkom voelt als je het geluid van een veerboot die in de mist de Brandaris op Terschelling nadert nabootst en je daarmee de reis als metafoor voor de – voor velen grote – reis naar het congres gebruikt. Je doet het, je verplaatst je in andere mensen en je durft: je bent jezelf. En dat vind ik bijzonder mooi aan jou. Als studente Duitse taal en cultuur heb ik jouw verhalen leren kennen, inmiddels zijn we al een aantal jaar getrouwd en creëren we samen onze verhalen. Ooit kenmerkte je onze verhalen als ‘mehrgesprächig’: een metafoor voor ‘mehrsprachig’, wat we óók zijn, maar het krijgt vooral betekenis door de velen verhalen die we delen: de verhalen van de germanistiek, de verhalen van ons onderzoek, de verhalen van onze muziek, van onze reizen, van onze kunst, van onze liefde en van onze dochters. De verbanden tussen al onze verhalen worden duidelijk bij de aanschouwing van de imposante en gehele massa van een ‘ice-berg’ en doet inzien dat we ‘soulmates’ zijn. Ik hoop dat we dit nog heel lang en samen met onze dochters Karolina en Hannah in gezondheid en geluk, ten midden van onze dierbaren, mogen zijn! Linda
12
© Waxmann Verlag GmbH. Nur für den privaten Gebrauch
Inhalt Vorwort....................................................................................................................................... 5 1. Einleitung ....................................................................................................................... 15 2. Wolfgang Herrlitz als Wissenschaftler und Betreuer: Danksagungen, Würdigungen und Anekdotisches .......................... 18 Norbert Lüdenbach (Promotie: 1984) „Plain Language“ in der Finanzberichterstattung ² Kein Happy End .............................18 Jan Jaap de Ruiter (Promotie: 1989) De carrière van een arabist ....................................................................................................... 22 Jan D. ten Thije (Promotie: 1994) Wegbereijder van de Pragmatische Wende in de taalkunde. Laudatio bij het afscheidscollege van Wolfgang Herrlitz .................................................................................. 30 Jacqueline Hulst (Promotie: 1993) Voor Wolfgang ........................................................................................................................... 33 Eugqne Loos (Promotie: 1997) Denkend aan Wolfgang in Holland, zie ik … ......................................................................... 34
3. Sprachwissenschaft .................................................................................................. 35 Leo Lentz (Promotie: 1989) Functionele Analyse en bijsluiteronderzoek: twee duurzame onderzoekslijnen ............... 35
Frank Vonk (Promotie: 1992) Karl Bühlers philosophische Quellen. Was sonst noch zu Bühler zu sagen wäre ........... 40 Saskia Laval (Promotie: 2010) Summary of my dissertation: Communicating transparency: A genre network approach ........................................................................................................ 49
4. Sprachdidaktik/Interkulturelle Kommunikation ............................... 59 Noortje Jacobs-Hessing (Promotie: 1989) Leerlingverschillen en Onderwijsaanbod. Een studie naar het functioneren van individuele verschillen tussen leerlingen bij het werken met thematischkommunikative onderwijsleerpakketten in aanvangsonderwijs Frans ............................... 59
13
© Waxmann Verlag GmbH. Nur für den privaten Gebrauch
Von Eisbergen und ihren Spitzen
Henk Lammers (Promotie: 1991) Taal in tweevoud. Communicatieve competentie, taalvaardigheid en het onderwijs in het Nederlands ....................................................................................................................... 62 Cornelis Tuk (Promotie: 1994) Deutsche Lyrik in der niederländischen Schule ...................................................................... 67 Tom Koole (Promotie: 1994) De Kennisproducerende vraag. De IRF-sequentie opnieuw bekeken................................ 71 Erik Kwakernaak (Promotie: 1996) Grammatica in het vreemdetalenonderwijs ............................................................................. 76 Piet-Hein van de Ven (Promotie: 1996) Leerlingen leren teksten te bespreken ...................................................................................... 79 Kristi Jauregi (Promotie: 1997) Integrating networked interactions through videocommunication and virtual worlds in foreign language education: is there an added value? ........................................... 85 Marianne Boogaard (Promotie: 1997) ´Ik zoek nu in mijn woordenboek het woord sticuleren, gesticuleert” – Tekstbegrip van allochtone studenten ..................................................................................... 92 Mylène Hanson (Promotie: 2002) De muziekbenadering van cultuur .......................................................................................... 104 Ietje Pauw (Promotie: 2007) Water uit de wc’s. Openingen in verhalen van aanstaande leraren als onderdeel van narratieve reflectie ............................................................................................................. 110 Theo Pullens (Promotie 2012) Bij wijze van schrijven. Effecten van computerondersteund schrijven in het primair onderwijs ....................................................................................................................... 116 Ivo van den Berk (Promotie 2013) „Wäre es nicht besser, wenn Fremdsprachenunterricht …“ ........................................... 121
5. Verzeichnis der ehemaligen Promovendi / Autor/inn/en ...... 129 6. Schriftenverzeichnis Wolfgang Herrlitz .................................................. 132
14
© Waxmann Verlag GmbH. Nur für den privaten Gebrauch
1. Einleitung Von Eisbergen und ihren Spitzen ist der nicht zufällig gewählte Titel dieser Festschrift für Wolfgang Herrlitz. In seinem 1994 erschienenHQ Artikel „Spitzen der Eisberge. Vorbemerkungen zu einer vergleichenden Analyse metonymischer Strukturen im Unterricht der Standardsprache“ legt er dar, dass die soziale Praxis „Unterricht“ durch die Metapher des Eisbergs verdeutlicht werden kann. Dabei repräsentiert die Spitze ein Stichwort oder einen Impuls (er nennt hier die Tafelreihe), der ausreicht, um bei Lehrenden und Lernenden die damit verknüpfte komplexe Wissens- und Handlungsstruktur zu aktualisieren, die dem verborgenen Teil des Eisbergs unterhalb der Wasseroberfläche entspricht. Diesen unteren Teil des Eisberges, der „[...] tief in der pädagogischen Tradition und den kulturellen Konzepten des jeweiligen Landes(teils) verwurzelt [...]“ (vgl. Herrlitz 1994, S. 13)1 ist, gilt es durch empirische Forschung zu rekonstruieren. Die Spitzen der Eisberge basieren also auf diesen geteilten Vorstellungen, Annahmen, Erwartungen, Haltungen usw. Die Parallelität dieses Eisbergmodells mit der wissenssoziologischen Theorie von Ludwik Fleck (1935), die Wolfgang Herrlitz einige Jahre später dargestellt und in den oben genannten Forschungsansatz integriert hat, liegt nahe. Hier sind die Eisbergspitzen die wissenschaftlichen Tatsachen, die z.B. in wissenschaftlichen Publikationen – wie dieser Festschrift – expliziert werden. Es sind deshalb Eisbergspitzen, weil auch sie verknüpft sind mit einem spezifischen Denkstil eines wissenschaftlichen Denkkollektivs, der „[...] in alltäglichen kulturellen Vorstellungen und Wissenssystemen [wurzelt], die in einer langen Geschichte entstanden und entwickelt sind“ (Herrlitz 1998, S. 171)2. Die in einem Denkkollektiv versammelten Forscher/innen teilen einen Denkstil, ihnen sind „[...] also Modi der wissenschaftlichen Wahrnehmung, der Konzeptualisierung, der Theorieentwicklung, des theoriegesteuerten Handelns gemeinsam [...]“ (ebd.). Fleck selbst unterscheidet hier zwischen aktiven und passiven Kopplungen; erstere bezeichnen die Wahrnehmungs- und Konzeptualisierungsstrukturen der Forscherin bzw. des Forschers, letztere die damit zu erzeugenden empirischen Gestalten: Ist es in einem Denkkollektiv also üblich, einen spezifischen Untersuchungsgegenstand anhand von ausgewählten Beobachtungskriterien und Instrumenten wie z.B. dem Mikroskop zu untersuchen (aktive Kopplungen), so wird man auch nur das erkennen können, was mit diesen Kriterien und Instrumenten überhaupt wahrnehmbar ist (passive Kopplungen). Wolfgang Herrlitz selbst ist in der Terminologie von Fleck ein Vertreter der inneren Kreise der Denkkollektive der Sprachdidaktik und Sprachwissenschaft. D.h. er gehört der Elite dieser Denkkollektive an, weil er ihre Denkstile entscheidend geprägt hat, indem er den traditionellen Vorstellungen und Verfahrensweisen neue aktive Kopplungen gegenübergestellt hat, die zu neuen Einsichten (passiven Kopplungen) geführt haben und führen. Er gehört dieser Elite auch an, weil er die damit verbundenen innovativen Denkstile entscheidend zu tradieren wusste. Die Beiträge in diesem Buch zeugen davon, sie zeigen die Spitzen der Eisberge, die „unterhalb der Wasserlinie“ auf dem von Wolfgang Herrlitz geprägten Denkstil basieren. Denn die folgenden Beiträge stammen ausnahmslos von ehe1 2
Herrlitz 1994. „Spitzen der Eisberge. Vorbemerkungen zu einer vergleichenden Analyse metonymischer Strukturen im Unterricht der Standardsprache“. In Muttersprachlicher Unterricht an Europas Schulen, Hrsg. Eduard Haueis, S. 13-51. Osnabrücker Beiträge zur Sprachtheorie 48. Oldenburg: Redaktion Obst. Herrlitz 1998. „Zum Denkstil der Sprachdidaktik. Elemente eines komparativ inspirierten Forschungskonzepts“. In Sprache thematisieren. Fachdidaktische und unterrichtswissenschaftliche Aspekte, Hrsg. Heinz W. Giese und Jakob Ossner, S. 167-190. Freiburg im Breisgau: Filibach.
15
© Waxmann Verlag GmbH. Nur für den privaten Gebrauch