Vlaak 12, 8321 RV Urk Tel: 0527 - 684141 Fax: 0527 – 684166 Email:
[email protected] Website: www.visned.nl
Aan: de leden van VisNed, Urk, 6 februari 2015.
De Aanlandplicht. Voor ons is aandachtpunt nummer 1 dit jaar natuurlijk het dossier Aanlandplicht. In CVOverband zijn we actief betrokken bij de projecten die de (in onze ogen desastreuze) economische en ecologische gevolgen van deze regelgeving in kaart gaan brengen. We doen dat onder wetenschappelijke begeleiding van het LEI en Imares. Tegelijk zijn we actief op ambtelijk en politiek gebied rondom de regelgeving. In de projecten is volop activiteit: de groep selectiviteit is druk in de weer met verschillende net ontwerpen; de overlevingsproeven gaan een volgende fase in; de economische studie is in volle gang en we maken met enkele schepen discards reizen. In deze reizen beelden we zo goed mogelijk na de toepassing van de Aanlandplicht in de praktijk aan boord. Met onze overheid en in NS AC verband overleggen we over het implementatie traject. We zien daarbij dat de invoering per 1 januari 2015 in de pelagische sector tot onduidelijkheid en in de Oostzee tot behoorlijke chaos heeft geleid. De regelgeving die tegenstrijdigheden in wetten en regelingen weg neemt is nog niet eens klaar. Voor de demersale vloten moeten de lidstaten hun plannen binnenkort indienen, maar denken heel verschillend en interpreteren de gemaakte afspraken ook heel verschillend. Ook hier zijn er rekkelijken en preciezen. Wij kunnen niet meer dan wijzen op de dreigende chaos en afwachten op de dingen die er onvermijdelijk aan komen. We merken nogmaals op dat de Nederlandse overheid dit alles inmiddels ook wel in ziet, maar wij hebben de indruk dat andere lidstaten het niet erg vinden om de lidstaat met een aanzienlijk probleem (Nederland in de tong visserij) eens lekker te laten bungelen. Als het niet om zulke grote economische belangen en de toekomst van een grote groep familiebedrijven en eigenlijk een hele bedrijfstak ging zou de hele gang van zaken licht hilarisch zijn. Maar wat hier gebeurt en de manier waarop is niet alleen triest en tragisch, maar eigenlijk ronduit schandalig. Dossier Pulsvisserij. Aandachtpunt nummer 2, vlak achter nummer 1, is voor ons nog steeds het Puls-dossier. Met ups en downs komt het verzet tegen en het zetten van vraagtekens bij de puls-visserij steeds maar weer op ons af. We moeten ons daarbij realiseren dat de laatste groep van 42 ontheffingen gebaseerd zijn op regelgeving voor pilotprojecten in het kader van de Aanlandplicht. Daar staat nu een periode van 5 jaar voor en in die periode moeten we zoveel werk verzetten dat de puls ontheffingen definitief gemaakt worden. Wij zien daarin een kans, maar omgekeerd zien de tegenstanders van puls die kans ook. Daarom werken we keihard in een aantal werkgroepen aan de onderzoeksagenda, het controle en handhavingsplan en aan de communicatie. We maken daarbij een onderscheid tussen puls op platvis en puls op garnalen, maar houden ze 1
qua bestuurlijke aansturing nadrukkelijk bij elkaar. De Noordzee AC speelt in dit opzicht een grote rol. De focus groep van deze AC die over puls adviseert komt op 5 maart weer in Amsterdam bijeen. Van Nederland wordt verwacht dat ze dan een heldere presentatie geeft over het geplande onderzoek en over de aanpak van controle en handhaving. Overheid, wetenschappers, leveranciers en kottersector staan daarvoor gezamenlijk aan de lat. Voorwaar een grote uitdaging! Bijeenkomst VisNed-garnalenvissers op 13 februari op Urk. Er is niet altijd even veel duidelijkheid over het Natura2000 dossier en garnalenvisserij. Daarom organiseren we voor de bij VisNed PO’s aangesloten garnalenvissers een voorlichtingsbijeenkomst. We hebben aan Marnix van Stralen gevraagd om zijn expertise op dit gebied met ons te delen. Ook zal Ingrid Tulp van Imares ons bijpraten over de uitkomsten van het grote garnalenonderzoek op het gebied van bijvangst reductie en bodemberoering. Vrijdag 13 februari as. 14.00 uur Nieuwe Visserijschool, Friese Poort, Lange Riet 2 te Urk. Alle garnalenvissers van harte uitgenodigd. Geef even een berichtje aan
[email protected] als we op je kunnen rekenen, dan weten we ongeveer hoeveel personen we kunnen verwachten. Benchmark tong en kabeljauw. Deze week vond in het hoofdkantoor van ICES in Kopenhagen een bijeenkomst plaats waarin voor de vissoorten tong Noordzee, kabeljauw Noordzee en rode mul, Kanaal en Noordzee de zo genoemde benchmark plaats vond. In verband met de belangrijkheid dat Noordzee tong op het programma stond was Geert Meun namens de NS AC afgevaardigd namens de visserijsector. In de benchmark, die doorgaans één keer in de 5 jaar plaats vindt, wordt alle beschikbare (nieuwe) informatie onder de loep genomen met als bedoeling het assessment van de stock te verbeteren/versterken. Voor elke vissoort komen biologen van nationale instituten naar Kopenhagen om deze informatie met elkaar te delen en hierover te discussiëren. Bij kabeljauw waren er wetenschappers uit Denemarken en het Verenigd Koninkrijk, bij rode mul een bioloog uit Frankrijk en bij tong uit Nederland (Jan Jaap Poos en Ruben Verkempynck) en België (Kelle Moreau). Bij een benchmark zijn ook onafhankelijke wetenschappers van buiten ICES betrokken die hun opinie geven over de voorgestelde aanpak en de ingediende informatie waarover een advies gegeven wordt deze wel of niet te gebruiken. In deze benchmark beoordeelden wetenschappers uit Spanje, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten van Amerika de informatie en de werkzaamheden van de betrokken biologen. En het moet gesteld dat deze onafhankelijke wetenschappers het de biologen niet gemakkelijk maken. Als zij iets willen wijzigen of toe willen voegen of juist achterwege willen laten moet de betreffende vissoort-deskundige met heel goede argumenten komen, anders wordt het niet geaccepteerd. Niet onvermeld mag blijven dat er een uitstekende wisselwerking was tussen de wetenschappers en sectorvertegenwoordigers, in het bijzonder bij de tong met Jan Jaap en Ruben. Voor dit soort bijeenkomsten geldt dat de vertegenwoordiger van de sector kennis mag nemen van alle presentaties en documenten en volop mag deelnemen in alle beraadslagen (wat hier zeker het geval was, waarvoor dank!) maar dat er geen inhoudelijke informatie naar buiten gebracht mag worden totdat het rapport voor publicatie beschikbaar komt. Vandaar wat algemene informatie over de 3 bestanden. Bij kabeljauw is het duidelijk dat het bestand in de Noordzee een onderdeel is van de North Atlantic kabeljauwstock en werd veel aandacht geschonken aan de vraag of er op de Noordzee sprake is van 2 genetisch onderscheidenlijke populaties, eentje in zeg maar de Noorse zone (Viking-bestand) en eentje ten zuiden van de 55º NB. Verder is vastgesteld dat deze bestanden zich onderling vermengen en dat de kabeljauw zich niet verplaatst over grote afstanden. Een vraag tijdens deze benchmark was, indien er sprake is van 2 substocks, hoe dan de aanvoer van de verschillende vloten toegewezen moet worden aan welke van deze substocks, iets waar
2
tijdens deze benchmark veel tijd en energie in werd gestopt maar geen duidelijk beeld ontstond. Bij de rode mul bleek uit de beschikbare informatie dat het zwaartepunt van dit bestand en ook de bevissing terug te vinden is in het Oostelijk Engels Kanaal. Verder grote fluctuaties in jaarlijkse aanwas, het recruitment. Verder wordt betoogd dat uit de vangsten blijkt dat de nieuwe aanwas de vangsten domineert wat volgens de wetenschappers betekent dat de visserijdruk op deze soort te hoog is. Door de wetenschap was al wel opgepikt dat de jaarklasse 2013 omvangrijk moet zijn, ook waar te nemen in de vangsten van 2015. De laatste (magere) jaren vangen de NL-fly shooters ongeveer net zoveel als de Franse vloot, terwijl dat in de voorgaande perioden duidelijk anders was; toen vingen de Fransen een veelvoud ten opzichte van andere vloten. Natuurlijk ging onze meeste belangstelling uit naar de benchmark van tong. Er zijn ontwikkelingen gaande die de nodige vragen oproepen of en op welke wijze het assessment van tong aangepast moet worden. De belangrijkste is natuurlijk de switch van traditionele boomkor naar de puls maar ook hoe moet ingespeeld worden op de aanstaande Aanlandplicht die de nodige wijzigingen teweeg kan brengen. Verder werden de gegevens gepresenteerd van twee surveys, de Belgische BTS (vanaf 2006 - heden) en de Duitse Tong-index (vanaf 1976 – 2012) en moest besloten worden of deze wel of niet opgenomen wordt in de toestandsbeoordeling. Door ons werd aangegeven dat we de Belgische survey heel belangrijk vinden omdat deze de zuidelijke Noordzee en het zuidwestelijke deel van de Noordzee dekt, gebieden waar geen Nederlandse survey plaats vindt, of heel beperkt. Verder: tot nu toe worden in de toestandsbeoordeling van tong geen discards mee genomen omdat de discards in deze visserij beperkt zijn. Echter, uit het discards-sampling-programma blijkt dat de laatste jaren de hoeveelheid tongdiscards van gemiddeld minder dan 10 % gestegen is naar meer dan 20 %. Er wordt dan ook aan gewerkt om de discards mee te gaan nemen in dit assessment, dit is ook van belang voor de aanstaande introductie van de Aanlandplicht waarbij de TAC’s aangepast moeten worden van aanlandquota naar vangstquota. Verder werden via computerberekeningen andere, meer recent ontwikkelde modellen getest om te zien of deze tot nauwkeuriger resultaten zouden leiden. Uitgebreide discussie vond plaats of zgn. LPUE-informatie (aanvoercijfers van de vloot) meegenomen moesten worden. Hierover waren de meningen verdeeld; er waren wetenschappers die dit een versterking van het assessment vonden maar anderen hadden nogal wat reserves omdat het de beoordeling “zou kunnen vertroebelen”. En de onzekerheid werd besproken van deze informatie afkomstig van de pulsvissers; deze laat gemiddeld iets hogere vangsten zien maar is voor wetenschappelijke begrippen nog wel een heel korte reeks. Aan de andere kant gaat, zeker in Nederland, de switch van traditioneel naar puls erg hard. En zijn er binnen afzienbare tijd nog wel traditionele bokkers? Dus indien vastgehouden wordt aan de traditionele boomkor droogt deze informatie binnenkort op. We hebben tijdens deze bijeenkomst de wetenschappers van veel aanvullende informatie kunnen voorzien van ontwikkelingen in de vloot, de vistechnieken en van de visbestanden vanuit het perspectief van de visserman. Dit heeft zeker een goede bijdrage in deze benchmark opgeleverd. Tenslotte: er is ook aandacht geschonken aan de zgn. referentiepunten (minimum paaibestand, toegestane visserijsterfte etc.). Deze benchmark zal een advies uitbrengen over deze referentie punten er zijn indicaties dat het belangrijke referentiepunt van Fmsy (de toegestane visserijsterfte; welke hoeveelheid mag van het bestand onttrokken worden in relatie tot de spelregels in het managementplan) voor de visserij in positieve zin aangepast zal worden. Deze Fmsy is de afgelopen jaren in de ICES-adviezen op een heel laag niveau gezet wat er voor gezorgd heeft dat, ondanks een groeiend bestand, de TAC een aantal jaren flink naar beneden gebracht is. In een in november jl. gehouden ICES-workshop is geconcludeerd dat de Fmsy voor tong in
3
een ruimere en bredere range toegepast kan worden en het is voor ons van groot belang indien deze benchmark dit bevestigd en tijdens een bijeenkomst in maart definitief vastgesteld wordt. Toegang tot BT1-mandje. Een aantal visserijondernemers, dat de afgelopen jaren met de boomkor met grotere maaswijdte dan 120 mm hebben gevist, werd onlangs verrast met een brief van de RVO waarin aangegeven werd dat in 2014 onrechtmatig in BT1, dat is het mandje van boomkor 120+ mm, gevist is. Daarbij werd aangekondigd dat de vismachtiging wordt ingetrokken wanneer de ondernemer weer in de fout gaat. Wij begrijpen dat er niet zomaar onaangekondigd in een ander mandje gevist kan worden. Maar tegelijkertijd stellen wij wel dat er een oplossing voor dit probleem moet komen. De huidige zeedagenregeling dateert uit 2007, waarbij de referentieperiode voor het aantonen in welke vistuigcategorie gevist is, de jaren 2004, 2005 en 2006 waren. Juist in die jaren was het scholquotum erg laag en daardoor hebben veel schepen niet gericht op schol kunnen vissen met maaswijdtes van 120 mm+. Het grootste gedeelte van de vloot moest daardoor noodgedwongen op tong blijven vissen met 80 mm en schol als bijvangst. Mede op grond daarvan heeft Nederland in BT1 niet veel trackrecord opgebouwd. Sindsdien is het scholquotum meer dan verdubbeld en meer vaartuigen vissen daardoor voor korte of langere periode met grotere maaswijdte gericht op schol. We zien daardoor de benutting in BT1 stijgen. Al jaren vindt er een discussie plaats over discards en meer selectiviteit door vissers. Uiteindelijk zelfs uitmondend in het bizarre besluit van de Aanlandplicht. De visserman moet op die manier “gedwongen” worden tot meer selectiviteit, wat al snel betekend: gebruik maken van een grotere maaswijdte. Dan blijft het te gek voor woorden dat een visserman verboden wordt grotere maaswijdtes te gebruiken, zoals in de onderhavige kwestie. Er komen gelukkig vanuit Brussel steeds meer geluiden dat bij de introductie van de Aanlandplicht de Zeedagenregeling kan komen te vervallen. Dit zou betekenen dat we aan het laatste jaar van deze beheermaatregel bezig zijn. Aangezien de laatste jaren er vanuit Brussel ook geen kortingen meer doorgevoerd zijn lijkt een wat lossere aanpak van de zeedagenregeling voor de hand te liggen. VisNed heeft bij het ministerie gevraagd om een overleg om te bewerkstelligen dat meer vaartuigen met grotere maaswijdte op schol kunnen vissen. Tijdens het Visserijoverleg van dinsdag as. op het ministerie hebben we dit punt op de agenda geplaatst. Vrij tariefcontingent platvis. In Brussel vindt overleg plaats over de herziening van de EG-Vo. waarin de tariefcontingenten vastgelegd worden voor het bevoorraden van de Europese markt met visproducten van buiten de EU. Deze herziening vindt elke 3 jaar plaats. Duidelijk is dat de laatste jaren de situatie in de bevoorrading van de markt aanzienlijk gewijzigd is. Binnen de EU is, dankzij de toegenomen bestanden, veel meer product beschikbaar. Uiteraard heeft VisNed namens de vloot gebruik gemaakt van de mogelijkheid bij het ministerie van EZ in te spreken op de voorstellen om voor bepaalde producten, met name platvis, tariefvrije contingenten in te stellen. In algemene zin is VisNed niet tegen een stelsel van vrij tarief contingenten voor bepaalde visserijproducten. Echter, toekenning moet zeer afgewogen en terughoudend plaats vinden, vooral in de huidige situatie waarbij de visbestanden in de EU zich krachtig herstellen en daardoor de TAC’s en Quota’s structureel verhoogd worden. Daarom kunnen wij thans ook stellen dat de vloot door de toenemende vangsten momenteel aan de behoeften van de EU-verwerkers kan voldoen. Sinds 2008 is de schol-TAC op de Noordzee jaarlijks met 15 % verhoogd, in cijfers betekent dat een stijging van 49.000 ton in 2008 naar 128.376 ton in 2015. En de verwachting is dat deze TAC de komende jaren verder zal stijgen! Uit allerlei informatiebronnen (o.a. aanvoer en prijsontwikkelingen) blijkt dat de EU-vloot de markt ruim kan bedienen en dat vrije tarief contingenten van platvis-substituten niet langer wenselijk zijn. Verder hebben wij erop gewezen 4
dat de tarief vrije contingenten voor platvis in feite alleen gebruikt wordt om gefileerd product in te voeren en het enige ‘werk’ wat hier gebeurd, is het in doosjes verpakken van dit ‘ruw product’. Wij hebben vernomen dat verwerkers een aantal in onze ogen niet relevante argumenten aandragen om toch in aanmerking te komen voor vrij tarief contingenten voor platvis substituten, namelijk dat scholfilets te mager en niet volgens de wensen van de verwerkers aangeboden worden. Het zijn argumenten die naar onze overtuiging niet steekhoudend zijn. De vissersvloot beperkt de aanvoer in de kuitzieke periode drastisch en in de periode dat de schol op zijn best is (april tot en met december) bevoorraden we de markt meer dan voldoende en moeten we zelfs regulerend optreden om teveel aanvoer (meer dan de verwerking aan kan) te voorkomen. Dit zijn volgens ons allemaal argumenten om in ieder geval geen vrije tarief contingenten toe te kennen. Vaarroute naar Lauwersoog. Er komen steeds meer klachten binnen over de vaarroute over het Wad naar Lauwersoog. Het zgn. Westgat wordt steeds droger en steeds meer schepen, vaste bezoekers van deze haven, worden zelfs gedwongen om andere havens op te zoeken. Het hoeft geen nader betoog dat dit voor de betreffende vissers aanzienlijke consequenties heeft maar niet in de laatste plaats ook voor de lokale economie, de visafslag en aanverwante sectoren. Voor ons was het aanleiding om een overleg te hebben met de directie van Groningen Seaports, de beheerder van de haven. Uit dit overleg bleek dat er 2 zaken spelen: Uit het verleden is gebleken dat de vaarroute naar Lauwersoog, in tegenstelling tot bijv. Harlingen en Delfzijl, geen A-status heeft verkregen. Het Westgat is dus geen officiële rijks vaarweg. Formeel kan er dan ook niet van Rijkswaterstaat worden gevraagd de vaarroute op een bepaalde diepte te houden. Bij de privatisering van de haven in 1995 is wel afgesproken dat de provincies waken over voldoende diepgang, waarbij overigens niet is vastgelegd wat verstaan moet worden onder “voldoende”. Binnenkort is er overleg met de provincies om te bezien hoe de status van de vaarroute opgeschaald kan worden maar dit is een langdurig proces wat enkele jaren gaat duren. Aangegeven wordt dat de diepgang in het Westgat de laatste 4 – 5 jaar een stabilisatie laat zien op – 4,20 meter. Er is wel een richel ontstaan van 150 – 200 meter. Er wordt tevens erkend dat de “ondergrond” snel wijzigt. Ter versterking van Ameland vindt er zandsuppletie plaats. Er zijn aanwijzingen, in ieder geval vermoedens, dat deze suppletie er voor zorgt dat de wijziging van de “ondergrond” van het Westgat hier mee te maken heeft. De havenbeheerder wil een onderzoek om hier duidelijkheid over te krijgen. Als het onderzoek bevestigt dat het zand in het Westgat afkomstig is van de suppletie bij Ameland zal RWS gevraagd worden om dit te repareren, kortom het verkeerd neergekomen zand “weer op te halen”. Hiervoor zijn geen procedures voor baggervergunningen etc. nodig, het moet een onderdeel worden van een reparatie-actie om het weggevoerde zand weer op de juiste plaats te krijgen. We blijven dit proces nauwgezet volgen. Overleg met België over quota buitengebieden/Skagerrak. Op dinsdag 24 februari as. staat het overleg gepland met de Belgische Rederscentrale om te overleggen over de ruilmogelijkheden van de buitengebieden. Deze keer zijn de Belgen gastheer en worden we in Zeebrugge verwacht. Min of meer traditioneel wordt met België overlegd om onze quota in de westelijke wateren, Golf van Biskaje, Ierse Zee te ruilen voor vangstrechten op de Noordzee. Vaak gebeurt dat dan voor een deel in een driehoeksverhouding met de Reders die haring verwerven en de NL-kottersector dan weer compenseren met vis op de Noordzee. In het verleden vroegen we meestal schol, Noorse kreeft en kabeljauw, vorig jaar hebben we ingezet op tong en ook dit jaar zien we graag dat de compensatie plaats zal vinden in de vorm van zoveel mogelijk tong. 5
Wat betreft het Skagerrak is de insteek dat we dit niet ruilen maar NL-vissers eerst de mogelijkheid te bieden om hier te gaan vissen. Graag willen wij de belangstelling inventariseren en wij nodigen kotters die plannen hebben hier te willen vissen zich te melden bij het secretaraat van VisNed. Veiligheid aan boord. In de stichting Sectorraad overlegden we afgelopen week over twee belangrijke onderwerpen. Ten eerste over de inpassing van de ILO ‘Work in Fishing’ conventie in de Nederlandse wetgeving en. Dat lijkt misschien een “ver van mijn bed” onderwerp, het is wel iets waar alle vissers mee te maken krijgen. Het gaat over regelgeving rondom arbeidsvoorwaarden, over veiligheid, over diploma’s, over minimale standaarden etc. die allemaal ingepast moeten worden in de Nederlandse wetgeving. Als kottersector kunnen we in dit proces dankbaar gebruik maken van de expertise die bij de Pelagische Reders aanwezig is. Een belangrijk punt wat in het overleg door de Redersvertegenwoordiging werd aangekaart is een “bedrijfsongeluk” in de regelgeving rondom de zorgverzekering waardoor het voor maatschapvissers heel veel duurder zou worden om gebruik te maken van een zorgverzekeringspolis. Dat kon gelukkig gerepareerd worden eer er iets mis ging. Ten tweede spraken we ook over de veranderde Arbo-regelgeving. Er moet voor de kottervloot een nieuwe Risico Inventarisatie en Evaluatie (RIE) komen. Die willen we op moderne leest schoeien, inclusief een web-toepassing, dus gebruik maken van internet. We gaan hierover in overleg met ILT (Scheepvaartinspectie). Kottersector en trawlersector trekken hier gezamenlijk op en zullen ieder de helft van het traject moeten verzorgen en financieren. Een ander punt is de juiste administratieve regeling voor de opstappers. Als dat niet goed gebeurt, kunnen de gevolgen voor eigenaar en opvarenden enorm zijn. Die ongewenste gevolgen zouden er uit kunnen bestaan dat onbedoeld een arbeidsverhouding ontstaat en dat bij een ongeval niet alleen de scheepseigenaar, maar ook de maten aansprakelijk gesteld kunnen worden. Daarom hebben we hierover binnenkort een gesprek met een gespecialiseerde jurist, waarna we hopelijk een praktische, maar wel juridisch afdoende oplossing kunnen presenteren. Gedragscode Pulsvisserij. We gaan in CVO verband op heel korte termijn starten met het MSC certificeringstraject voor tong gevangen met de pulstechniek. We moeten daarbij heel veel aantonen, o.a. op het gebied van controle en handhaving. De protocollen die daarvoor nodig zijn, worden nu ontwikkeld, waarna de NVWA aan een handhavingsplan gaat werken. Dat proces is naar verwachting niet op tijd afgerond voor de start van het MSC traject, reden waarom we er voor gekozen hebben om hier alvast een stukje zelfregulering te introduceren. We gaan daarbij opschrijven en borgen wat we nu doen. Er komt dus geen extra regelgeving bovenop, maar we leggen de huidige situatie wel goed vast. Dat is in ons aller belang, want onze puls visserij ligt onder een vergrootglas, zeker in het buitenland, en het is ons menens om er voor te zorgen dat alle puls vissers volledig binnen de wettelijke kaders opereren en dat ook kunnen aantonen. Zodra de gedragscode gereed is, wordt deze door de PO’s (in CVO verband) vastgesteld en aan alle vissers aangeboden voor ondertekening. Zeebaars. De Europese Commissie heeft op 26 januari jl. een verordening gepubliceerd waarbij voor de duur van maximaal 6 maanden in de ICES-sectoren IVb, IVc (Noordzee) VIIa, VIId-k noodmaatregelen vastgesteld om, zoals dat omschreven wordt, de dreigende, ernstige schade aan het zeebaarsbestand te verlichten. Tijdens deze periode is het verboden op zeebaars te vissen met pelagische trawls (OTM-pelagische ottertrawls en PTM-pelagische spantrawls) met een maaswijdte in de kuil van 70 mm of meer. Dit raakt met name de Franse gerichte visserij op zeebaars. Afgelopen week tijdens de vergadering van de NS AC bleek dat er bij de Franse visserij 6
de nodige frustratie zit over deze eenzijdige maatregelen. Het verhaal deed de ronde dat de Fransen de visserij moeten stoppen en dat de NL-fly shooters deze visserij thans probleemloos overnemen en nu met aanzienlijke hoeveelheden zeebaars binnen komen. Natuurlijk hebben we deze beweringen ontzenuwd maar we moeten vaststellen dat de leugens erg snel de ronde doen. Er wordt in Brussel en tussen lidstaten verder overlegd over een catch-limit per vaartuig, de getallen die hierbij de ronde doen lopen van slechts 1.500 kg tot max 3.500 kg per maand. Wij pleiten in ieder geval voor zoveel mogelijk flexibiliteit om onnodig discarden te voorkomen. Regeling plus bewering in FRA Onderzoek zeebaars: Het Engelse onderzoekslaboratorium Cefas en het Franse instituut Ifremer hebben een meerjarig onderzoek naar de ontwikkeling van de Zeebaars opgezet. Ze noemen dat het C Bass project. Op onze website vindt u het Engelstalige informatie document. Als onderdeel van het onderzoek worden veel vissen gemerkt en geïmplanteerd met een chip waarin gegevens van het migratie patroon worden vastgelegd. Voor herkenning worden de vissen voorzien van een ‘spaghetti-bandje’ Het is een waardevol onderzoek en we roepen alle vissers op daaraan mee te werken. Op onze website is een poster met gegevens beschikbaar. Als u een gemerkte vis in uw vangst aantreft noteer dan datum en positie van de vangst, stop de vis in de vriezer of zet hem op ijs en neem contact op met Cefas. Dat kan via www.cefas.defra.gov.uk/industry-information/returning-tagged-¬fish of stuur een E-mail naar:
[email protected] Voor meer informatie:
[email protected]. Natura2000 Frankrijk. In aanvulling op de vorige nieuwsbrief waar de stand van zaken werd geschetst omtrent het Natura 2000 gebied Bancs des Flandres voor de kust van Duinkerken. Op 4 februari woonden wij in Duinkerken de werkgroep bijeenkomst bij waar een begin is gemaakt met de analyse van de impact van de verschillende tuigen op onder meer de zeebodem. Hierbij is de aanpak van Franse zijde om eerst de aanwezigheid en gevoeligheid van habitattypen en soorten in kaart te brengen (grotendeels gedaan), om vervolgens de verspreiding en intensiteit van de visserij in kaart te brengen (grotendeels gedaan), en om tenslotte per tuigsoort in kaart te brengen hoe de twee onderdelen al dan niet leiden tot mogelijke impact van visserij. De Franse methode dateert van 2008 en plaatst boomkor met wekkerkettingen, pulskor, en fly shoot onder dezelfde noemer. Dit is naar onze mening onjuist omdat de impact van de pulskor en de naar verwachting veel minder zijn dan de impact van de boomkor met wekkerkettingen. Het is van belang om de impact van pulskor en bij te stellen, omdat anders wordt aangenomen dat de tuigen zeer schadelijk zijn met het risico dat er meer gesloten wordt dan nodig. Door het Franse nationale visserijcomité (CNPMEM) werd op de bijeenkomst fel tekeer gegaan tegen de pulskor, als poging om de impact van de pulskor niet apart te analyseren omdat het tuig nog steeds illegaal zou zijn. Dit brengen zij overal naar voren, maar het klopt feitelijk niet omdat er gewoon legaal ontheffingen zijn verleend. Bovendien heeft een Natura 2000 gebiedsproces met de hele vraag niets te maken. Wij vonden het Franse natuurbeschermingsagentschap (Aires Marines Protégées) met dat argument aan onze zijde; het bezwaar van CNPMEM werd terzijde geschoven. De Aires Marines Protégées wil de impact van puls en nu wel apart in kaart brengen, maar wil daarvoor wel uitgebreide wetenschappelijke onderbouwing hebben. Dat is echter (nog) niet beschikbaar omdat het project BENTHIS, dat onder meer kijkt naar de bodemimpact van de pulskor, nog enkele jaren zal lopen. We hebben nu afgesproken om te proberen een workshop te organiseren waarbij we de Franse experts en de experts van BENTHIS koppelen om samen alles wat er wel bekend is over de impact van de pulskor en de vast te leggen. Het Bancs des Flandres traject is nu wel in een stroomversnelling terecht gekomen en de hele impactanalyse moet ruim voor de zomer afgerond zijn. Over de samenstelling en inhoud van de waardekaarten gaan we een gesprek arrangeren tussen een aantal schippers en Imares. We willen er zeker 7
van zijn dat de door ons in Frankrijk verstrekte informatie ook correct is en door de betrokken schippers herkend wordt. In het verlengde hiervan is ook de gebiedsbescherming voor de Belgische kust weer actueel geworden. Daarbij lijkt de uitbreiding van 3 naar 4,5 mijl die de Belgische overheid door wil voeren tot nader order geparkeerd. Wij zullen dat krachtig blijven bestrijden, omdat er geen ecologische argumenten voor zijn aan te dragen, anders dan het wegpesten van de Nederlandse vissers, onder welke vlag ze ook varen. Conferentie in Edinburgh over windparken. Afgelopen week organiseerde de Europese Commissie een workshop over windenergie op de Noordzee en de gevolgen voor andere gebruikers van de Noordzee. De organisatie had Pim Visser verzocht om daar het visserij-standpunt over het voetlicht te brengen. Het werd in de workshop duidelijk dat er veel, ja heel veel bedrijven en instanties zijn die zich laven aan de spenen van de windenergie. Bouwers, ontwikkelaars, financiers, juristen, regelgevers, natuurbeschermers, broeikasgasbestrijders en ga zo maar door. Maatschappelijk gezien heel zorgelijk dat een techniek die nog zoveel ervaring moet opdoen op zo’n enorme schaal uitgerold wordt. Van onze kant werd aangegeven dat er op de Noordzee een gelijk speelveld moet zijn en dat er gelijkwaardigheid tussen gebruikers van de zee moet zijn. Scheepvaart, marine en visserij zijn de traditionele gebruikers van de Noordzee en hun activiteiten mogen nu niet zomaar worden weggemoffeld omdat we denken het klimaat te redden met het grootschalig uitrollen van de ambities met wind op zee. Want we moeten niet alleen onze vaatwassers van voeding voorzien, ook hebben we een hele en groeiende wereldbevolking te voeden. En het waanidee dat windmolenparken kraamkamers van vis zijn hebben we geprobeerd te ontzenuwen evenals het argument dat “de zee groot genoeg is” om alle vis te vangen en vissers dus simpelweg een ander plekje moeten zoeken. Allemaal simplistische redeneringen die aangeven dat “de experts” wellicht veel weten van hun eigen vakgebied, maar dat het daartoe wel beperkt blijft. Toch zijn we niet optimistisch uit Edinburgh terug gereisd, want de grote groep voorstanders heeft de figuurlijke wind van politici en beleidsmakers nadrukkelijk in de rug. Ook in Nederland. VIRIS-overzicht 2014. Hieronder het overzicht betreffende de benutting van de belangrijkste quota. Peildatum is 31 december 2014. Het ministerie heeft aangegeven dat dit het definitieve overzicht is. Er moeten nog aanvoercijfers en ruilen verwerkt worden. Opvallend dat bij sommige soorten de definitieve uitputting lager is uitgevallen dat het voorlaatste overzicht liet zien. Toen stond de tong bijvoorbeeld op een uitputting van 92% en we zijn nu definitief uitgekomen op 89%, wat betekent dat we zelfs iets meer overgehouden hebben dan we mee kunnen nemen naar 2015. Bij kabeljauw werd het definitieve uitputtingscijfer zelfs verlaagd van 90 naar 81%, voor ons toch iets waar vragen bij te stellen zijn. Zijn er bijvoorbeeld dubbele vangsten in VIRIS terecht gekomen die alsnog gecorrigeerd zijn? De cijfers zijn inmiddels definitief en doorgegeven aan Brussel, dus deze zullen niet meer wijzigen, maar we moeten wel kunnen rekenen op accurate gegevens. Betreffende Rog is Nederland nog wel in afwachting van een correctie die Brussel door moet voeren, waardoor de overschrijding die in het overzicht staat grotendeels weggewerkt wordt. Wellicht dat hier nog zo’n 10 ton van overblijft. Ter vergelijking ook het definitieve overzicht van de benutting van de quota per 31 december 2013.
8
Tong Schol Kabeljauw Wijting Tarbot/Griet Schar/bot Tongschar Langoustines Rog
2013 ( 31-12-2013) Quotum: Vangst: Uitputting: 11.062 9.975 90% 37.257 33.548 90% 1.440 1.292 90% 616 470 76% 2.623 2.686 102% 11.421 4.446 39% 658 449 68% 1.219 905 74% 270 283 105%
2014 ( 31-12-2014) Quotum: Vangst: Uitputting: 9.815 8.691 89% 42.871 27.815 65% 1.484 1.195 81% 506 437 86% 2.579 2.399 93% 11.436 4.133 36% 858 376 44% 1.316 1.147 87% 130 228 177%
PO-maatregelen. Ook voor 2015 hebben alle Nederlandse PO’s in CVO-verband een aantal PO-maatregelen genomen om de benutting van een aantal nationale quota zo duurzaam mogelijk te laten plaatsvinden en om vroegtijdige sluiting van het krappe quotum proberen te voorkomen. Deze maatregelen zijn: Rog: De maximaal aan te voeren hoeveelheid per vaartuig per week of reis langer dan 7 dagen is door de PO’s vastgesteld op 100 kg doodgewicht. De minimum maat is 55 cm. Aanvoer van rog kleiner dan 55 cm en/of meer dan 100 kg is verboden en de PO’s hebben een extra heffing van € 3,00 per kg ingesteld voor overtredingen. Tarbot, griet en tongschar: Voor deze soorten geldt een minimum aanvoermaat van 27 cm; bij aanvoer kleiner dan 27 cm wordt een extra heffing van € 3,00 per kg toegepast. Noorse kreeft: Voor de Noorse kreeft is de aanvoer en verhandeling van meer dan 35 stuks per kilogram door leden van PO verboden. Verder: max. 10% kreeftstaartjes per aanlanding.
Met vriendelijke groet, Coöp. Kottervisserij Nederland (VisNed), Geert / Pim.
9