Verslag van de Algemene Ledenvergadering van de Vereniging voor Auteursrecht, gehouden op 25 januari 2013 in het Bethaniënklooster te Amsterdam Aanwezig: Prof.mr. J.H. Spoor, mr. S.R.M.T. Janssen, mr. K.M. van Boven, mr. D. Beentjes, A. Udo de Haes, Dhr. W. Heemskerk, mr. drs. S.M. Kingma, mr. V. Rorsch, mr. M. Kingma, mr. J.D. Holthuis, mr. H.Verhagen, mr. O Schmutzer, mr. D.M. Linders, mr. M. Rieger-Jansen, mr. T.M. van den Heuvel, mr. G. van Rappard, mr. T. Cohen Jehoram, mr. H.F.R. van Heemstra, mr. P. Kok, mr. R. van Dongen, mr. L. Guibault, Mw. H. Verschuur, mr. W.M.M. de Vries, mr. C.O. Wenckebach, Dhr. M. Bos, mr. D.E. Stok, mr. M.E. Wallheimer, mr. K.J. Koelman, mr. B.J.V. Lukaszewicz, mr. B. Wemerman, mr. C. Heilmann, mr. L. Rozenberg, mr. M.T. Spuijbroek, Mw. M. Merkelijn, mr. N. van Lingen, mr. D. Melchers, mr. Th.G.J.M. Melchers, mr. J. Rijkers, mr. drs. G.J. Wolffensperger, Dhr. S.J. Donker, mr. M.E. van Straaten, R. Jutten, A. van Toorn, A.L. Lavissa (en anderen die de presentielijst niet hebben ingevuld)
De bestuursleden: mr. J.M.B. Seignette (voorzitter), mr. J.G.M. Kroeze, mr. C.A. Zuidema, prof.mr. drs. M. de Cock Buning, prof. mr. A.A. Quaedvlieg, prof. dr. M.R.F. Senftleben, drs. M.J.H. Langendoen, mr. M. Schok, dr. M. van Eechout,
Afwezig (met bericht van verhindering): mr. A.J. van der Meer, mr. J.C.C. van Schie, mr. S. Terpstra, mr. B.H.M. Schipper, mr. S.F. Dikhoff, mr. M.J. Spiet, mr. M.A. Amende.
Huishoudelijke gedeelte 1. Notulen vergadering d.d. 9 november 2012 De voorzitter opent de vergadering om 13.30 uur. In de notulen staat dat het tarief voor de contributie verhoogd gaat worden naar € 314,=. Dit moet € 143,= zijn. Verder zijn er geen opmerkingen naar aanleiding van de notulen en ze worden vastgesteld onder dankzegging aan de notulist. 2. Mededelingen en ingekomen stukken Iedereen die wel aanwezig is, maar nog geen lid is, wordt uitgenodigd om in overweging te nemen om ook lid te worden. Er is één ingekomen stuk van Ronald Vecht betreffende de Studiecommissie Auteurscontractenrecht. Dit wordt behandeld in de eerstvolgende ledenvergadering. Dan zal het onderwerp van het wetenschappelijk gedeelte auteurscontractenrecht zijn. 3. Informatierecht/AMI Het bestuur heeft een tijdelijk comité uit haar bestuur samengesteld dat gaat kijken naar de toekomst van het blad. Daarbij zal mede aandacht worden besteed aan de vraag of AMI een papieren blad moeten blijven of dat het blad alleen nog digitaal zal worden uitgegeven. Momenteel wordt de papieren versie uitgegeven door uitgever Otto Cramwinckel en het digitale blad is ondergebracht bij deLex. De vraag is of dat (ook) wijziging behoeft. Meer informatie volgt in de volgende vergaderingen.
4. ALAI De internationale vereniging voor auteursrecht vergadert op 26 en 27 september 2013 in Cartagena in Colombia. Deze data zijn gewijzigd in 16-18 september 2013. Iedereen is van harte welkom om dit bij te wonen. Onderwerp: Dissemination and management of works of authorship on the internet. Voor informatie: http://alaicartagena2013.org/index.php
1
Het afgelopen jaar vonden de studiedagen plaats in Kyoto, Japan. Dat was een groot succes 5. Studiecommissies; publicatie concept rapporten De Studiecommissie auteurscontractenrecht heeft in het najaar een rapport gemaakt dat aan iedereen is toegestuurd. Het bestuur heeft besloten om het rapport op de ledenvergadering van 24 mei a.s. aan de orde te stellen. Ook zal er dan aandacht worden besteed aan de email van Ronald Vecht (zie ook punt 2, binnengekomen stuk). De Studiecommissie heeft het rapport verspreid aan de leden, maar ook aan Kamerleden en ministeries. Ronald Vecht heeft daar in zijn email bezwaar tegen gemaakt. Hij vindt dat een rapport van de vereniging pas naar buiten kan als dat door de ledenvergadering is goedgekeurd. Seignette is het daarmee eens. Dit rapport is ook niet als het rapport van de vereniging naar buiten gegaan, maar als rapport van de Studiecommissie met de opmerking dat een behandeling van de ledenvergadering nog moet volgen en dat het de mening van de Studiecommissie weergeeft. Dit is vaker gebeurd als de actualiteit dit vergde (bijv. behandeling van een wetsvoorstel).. Het bestuur heeft een aantal richtlijnen opgesteld die gehanteerd zullen worden bij nieuwe Studiecommissies en nieuwe rapporten die zullen verschijnen. Deze brengen met zich dat het bestuur de voorzitter van de Studiecommissie benoemt en dat de voorzitter de te behandelen onderwerpen aangeeft. Het bestuur kan dan nog suggesties doen. De voorzitter bepaalt het aantal leden van de Studiecommissie. Als het rapport klaar is, wordt het in concept aan het bestuur gestuurd, die het marginaal toetst en aan de hand daarvan kan besluiten of het direct wordt verspreid (als rapport van de Studiecommissie met de aantekening dat het nog niet in de ledenvergadering is besproken). Het bestuur kan ook bepalen dat het rapport nog moet worden aangepast en daarna mag worden verspreid. Het bestuur kan ook aangeven dat het een dusdanig belangrijk onderwerp betreft dat het rapport eerst in de Algemene Ledenvergadering dient te worden besproken voordat het rapport (ook intern) wordt verspreid. Ronald Vecht is niet aanwezig. Het bestuur zal bovenstaande richtlijnen communiceren. Er zijn verder geen opmerkingen vanuit het aanwezige publiek. Iedereen die suggesties heeft voor nieuw op te richten Studiecommissies over een bepaald onderwerp wordt opgeroepen dit te melden bij het secretariaat. Dan zal het bestuur nagaan of daar een voorzitter voor gevonden kan worden en of er een Studiecommissie kan worden ingesteld. 6. Datum volgende vergadering: 24 mei 2013 Het onderwerp is: Auteurscontractenrecht. Op deze vergadering zal het rapport van de Studiecommissie aan de orde komen. De middag staat in het teken van de nagedachtenis van ons vorig jaar ontvallen erelid mr. R.A.E. Stuyt. De najaarsvergadering is op 11 oktober 2013. Deze zal in samenwerking met Buma worden georganiseerd omdat Buma 100 jaar bestaat. Het voorlopige onderwerp is: De visie op het openbaarmakingsrecht in de toekomst. Hier zullen wetenschappelijke sprekers zijn, maar ook sprekers uit de muziek wereld en er zal een feestelijk tintje aan gegeven worden. 7. Rondvraag, mede m.b.t. studiecommissies en auteursrechtelijke nieuwtjes Er zijn geen opmerkingen.
Wetenschappelijk gedeelte Het onderwerp van het wetenschappelijk gedeelte is : De toekomst van de thuiskopie. De dagvoorzitter, De Cock Buning, heet iedereen welkom in het Bethaniënklooster. Na een korte inleiding kondigt zij de eerste spreker aan. Jochem Donker: “Thuiskopieregeling 2013 (en verder?)”
2
Donker houdt zijn presentatie aan de hand van slides, die aan dit verslag worden gehecht. Het lijkt een onoplosbaar dossier en het lijkt, volgens sommige commentatoren ook vast te lopen bij het Europese Hof. De realiteit is intussen dat we per 1 januari 2013 voor het eerst in acht jaar een nieuw thuiskopie stelsel hebben met tarieven op nieuwe voorwerpen die door consumenten gebruikt worden om privé kopieën op te maken. Dit is vastgelegd in een AMvB, op advies van SONT, maar deze is geldig tot 1 januari 2014. Wat gaat er daarna gebeuren? Komt er een downloadverbod? En hoe wordt dat dan gehandhaafd? Donker start zijn betoog met een inleiding over het wettelijk stelsel van de thuiskopie. De thuiskopie berust op de Auteursrechtrichtlijn. Die richtlijn voorziet in een besloten stelsel van beperkingen die facultatief zijn en een van die beperkingen is de thuiskopie exceptie. Lidstaten kunnen er voor kiezen om die beperking in de wetgeving op te nemen, maar dan zijn ze verplicht om ervoor te zorgen dat er een billijke vergoeding voor de makers is. Deze thuiskopie exceptie is geïmplementeerd in art. 16c van de Auteurswet, dit was al een bestaand artikel, maar opnieuw geformuleerd aan de hand van de richtlijn. (zie sheet 3 en 4). Vervolgens behandelt Donker de historie. De thuiskopie heffing komt oorspronkelijk uit Duitsland. In 1965 kwam er een rechtszaak waarin rechthebbenden de producenten van audiorecorders beschuldigden van auteursrecht inbreuk. Het gevolg was dat consumenten voor eigen gebruik mochten kopiëren, maar over de audiorecorders moest een vergoeding worden betaald. Zie verder sheet 6. Tot 2005 was er sprake van een heffing op blanco dragers (dvd‟s etc.) Zie verder sheet 7. In 2007 besloot de Minister van Justitie het stelsel te bevriezen. Dit kwam erop neer dat er alleen nog tarieven voor dvd‟s en cd‟s golden en dat de tarieven voor de mp3 speler en de dvd recorder in de ijskast werden gezet. Die bevriezing gold voor een jaar, is daarna verlengd met een jaar en daarna met drie jaar. Op sheet 8 zijn de gevolgen van die bevriezing te zien. Er is een verschuiving; mensen gaan steeds minder kopiëren op cd‟s en dvd‟s en in plaats daarvan vindt het kopiëren steeds meer plaats op mp3 spelers, telefoons etc. De dalende lijn was voor rechthebbenden een reden, aangezien ze hun inkomsten achteruit zagen gaan, om de bevriezing aan te vechten. NORMA is daarmee begonnen. Stichting Thuiskopie is daarna ook namens de hele groep rechthebbenden aan wie zij gelden uit de thuiskopieheffing reparteert een procedure tegen de Staat gestart. In eerste instantie hebben beide partijen bot gevangen. Dit, tot maart 2012 toen het Hof Den Haag de stichting NORMA gelijk heeft gegeven. ( zie sheet 9). Dit heeft ertoe geleid dat er voor 2013 een „ontdooiing van het stelsel‟ plaats heeft gevonden (sheet 10 en 11), maar helaas met sobere tarieven (sheet 12) en met een vrijstelling voor professioneel gebruik (sheet 13). Donker legt uit welke partijen bij de thuiskopie “betrokken” zijn, te weten de rechthebbenden, de betalingsplichtigen, de consument en de politiek, en wat hun wensen zijn (sheet 14-17).De betalingsplichtigen wijzen op de substitutieschade. Als er iets gekopieerd of gedownload wordt, is het dan zo dat de consument bij gebreke van die mogelijkheid het origineel had aangeschaft? Daar hebben betalingsplichten door PWC een onderzoek naar laten doen, en daar kwam uit dat als je die grondslag voor schadeberekening hanteert de schade uit zou komen op € 12,8 miljoen. Je zou aan de andere kant ook kunnen kijken wat de consument bereid zou zijn te betalen voor bepaalde kopieer handelingen. Dan kom je op hele andere schade bedragen uit. Relevant is natuurlijk ook wat de rechter ervan vindt. Donker verwijst naar de volgende uitspraken: 1. Padawan: zie sheet 19 en 20. 2. Opus Supplies: Dit ging om een paar Nederlandse handelaren die een truc hadden bedacht om de thuiskopievergoeding te omzeilen volgens Donker. Ze vestigden zich in
3
Duitsland en onderhielden vanuit daar een website. Consumenten konden dan via een Nederlandse website iets bestellen en dat werd dan over de grens getransporteerd naar de koper. Op die manier zou de consument feitelijk de importeur zijn en kon niemand als betalingsplichtige aangemerkt worden. Zie sheet 21. 3. ACI/Thuiskopie: Deze rechtszaak is gestart door een grote groep betalingsplichtigen. Zie verder sheet 22 t/m 30. Vooruitzichten 2013 en verder: Van het Europese Hof van Justitie krijgen we hopelijk nog dit jaar een aantal zeer interessante uitspraken die bepalend kunnen zijn voor de toekomst van de thuiskopie exceptie (sheet 31). In Nederland zal onder meer uitspraak in cassatie worden gedaan in de procedure tussen NORMA en de Staat. Deze procedure loopt in elk geval dit jaar. Verder wordt er een uitspraak verwacht in de procedure van Thuiskopie/Staat bij het Hof Den Haag. Bij de Rechtbank Den Haag loopt een procedure die is aangespannen door de betalingsplichtigen tegen de Staat die gaat over de onrechtmatigheid van de AMvB die nu is uitgevaardigd voor (in elk geval) 2013. Geen prettige positie voor de Staat volgens Donker. Bij bevriezing van de regeling, worden ze gedagvaard door de rechthebbenden en op het moment dat er wel een stelsel is dan komen de betalingsplichtigen bij de Staat aankloppen. Kamiel Koelman: “Thuiskopie en schade” Koelman houdt zijn presentatie aan de hand van slides, die aan dit verslag worden gehecht. Kamiel Koelman is advocaat bij Van Diepen van der Kroef advocaten. Hiervóór is hij jarenlang academicus geweest bij UvA. Hij wil laten zien hoe je op verschillende manieren kunt kijken naar thuiskopiëren, de schade die dat (mogelijk) oplevert voor rechthebbenden en de hoogte die de vergoeding aan de rechthebbenden zou moeten zijn. De allereerste vraag is wat de jurisprudentie zegt over schadeberekening/hoogte van de heffing. Hij verwijst naar de uitspraken inzake Padawan, ACI/Thuiskopie en Opus. (Zie pagina 2 en 3 van de presentatie). Het lijkt er volgens Koelman op dat het Hof van Den Haag vindt dat elke thuiskopie schade oplevert. Economen denken daar anders over. Wat zegt de economische benadering dan? Koelman verwijst naar pagina 4 van zijn presentatie en vult aan dat over het algemeen geldt dat hoe lager de prijs, hoe hoger de vraag en andersom. Verder is op pagina 5 van zijn presentatie in een figuur te zien wat het effect is van kopiëren. Wat is de schade volgens de economische literatuur? Dat is niet de schade die wordt geleden door mensen die het exemplaar toch niet zouden hebben gekocht omdat ze het te duur vinden. Het is de schade die wordt geleden doordat mensen in principe wel wilden kopen, maar toch zijn overgegaan tot kopiëren. Daar wordt winst misgelopen. Wat is het substitutie effect? Het blijkt volgens Koelman vrij klein te zijn. (Sheet 6) Koelman geeft vervolgens aan dat het Hof van Den Haag zegt dat als iemand had willen betalen, dat dan de schade is. Dan valt de schade veel hoger uit, dan als je het hebt over het substitutie effect. Ook prijsdiscriminatie komt veel voor. Denk aan het feit dat vaak eerst een hard cover uitkomt van een boek en dat mensen die wat langer kunnen wachten de soft deck version kopen. Als rechthebbenden geen verlies lijden, dan moet men volgens Koelman het maken van een thuiskopie toestaan. Dan is het in het economisch gedachtengoed inefficiënt om dat gebruik te verhinderen. Koelman geeft naar aanleiding van een vraag aan dat het grijze vlak in sheet 2 de mensen weerspiegelt die de prijs van aankoop er niet voor over hebben. Dat moet men volgens Koelman toestaan omdat men alleen dan zorgt dat de algemene welvaart toeneemt. Heel veel mensen die thuis een kopie maken, hadden het exemplaar volgens hem toch niet gekocht. Daardoor lijden rechthebbenden geen verlies en daardoor wordt de incentive niet ondermijnd. Dan is het nuttig en efficiënt om het thuiskopie exceptie toe te staan.
4
Brein brengt volgens Koelman de kopieerkosten omhoog omdat er minder illegaal wordt gekopieerd, maar er tegelijkertijd meer mensen zijn die toch geen legaal exemplaar hadden gekocht. Economen zouden zeggen dat dat alleen maar efficiënt is als de winst groter is dan het verlies dat ontstaat omdat mensen die toch geen exemplaar hadden gekocht, nu geen toegang meer hebben tot het exemplaar omdat ze ook niet meer gaan kopiëren nu ze dat te duur vinden (zie sheet 3). Daar moet een evenwicht tussen gevonden worden. Het bovenstaande beantwoordt de vraag waarom er een thuiskopie exceptie moet komen. Hoe staat het met het heffen op illegale downloads? Koelman geeft aan (sheet 10) dat hij de redenering van Huydecoper weinig overtuigend vindt. Verder vindt hij het Hof van Justitie erg onvoorspelbaar. Je zou zeggen als ze consequent zijn dat ze toch een verband zien tussen de heffing en de uitzondering. Huydecoper gaat volgens Koelman helemaal uit van het belang van de rechthebbenden. Hij heeft volgens hem geen oog voor het belang van betalingsplichtigen. Dat is een weinig evenwichtige benadering. Als je kijkt naar de huidige heffingen, dan lijken die niet zo hoog te zijn. Maar tegenwoordig kun je 100 dvd‟s kopen voor €30 en dan is 10% van het bedrag als heffing toch behoorlijk hoog. Na behandeling van de laatste sheets, sluit Koelman af en dankt het publiek. De dagvoorzitter, De Cock Buning, geeft het woord aan Gerrit Jan Wolffensperger. Deze komt nog even terug op het besluit van Koelman betreffende het private of professionele gebruik. Hij geeft aan dat het niet gaat om het professioneel kopiëren; het gaat over de apparaten die hoofdzakelijk professioneel worden gebruikt en daardoor niet drager zijn van auteursrechtelijke beschermd materiaal. Wolffensperger geeft Koelman gelijk dat in het vorige systeem het zo was dat het professioneel gebruik werd verdisconteerd via het systeem „rough justice‟. De totale heffing veranderde daardoor niet ten opzichte van de nieuwe situatie. Nu is er een systeem ontwikkeld waarin degenen die professioneel gebruik maken van apparaten, zodanig dat men ervan uit kan gaan die er geen gebruik zal worden gemaakt van auteursrechtelijk beschermd materiaal, dus onder de vrijstelling vallen. Wolffensperger vult nog aan dat voor een smartphone is aangenomen dat daar het onderscheid tussen professioneel en privé niet gemaakt kan worden. Korte pauze Jacqueline Seignette: “Thuis kopiëren anno 2013 – is opslag in de cloud een privékopie?” Seignette houdt haar presentatie aan de hand van slides, die aan dit verslag worden gehecht. Met thuiskopiëren bedoelt Seignette dat je in de cloud bestanden hebt staan, neerzet of laat neerzetten die je voor jezelf vervolgens gaat gebruiken op je pc, laptop, tablet, smartphone etc. Seignette bespreekt de volgende voorbeelden: - iTunes en de iCloud. Daar kun je bestanden “inzetten”. Beide diensten zijn aan elkaar gekoppeld. Alles wat iemand thuis aan cd‟s op de computer heeft staan, kan in de Cloud worden gezet. Dat hoeft iemand niet allemaal zelf te doen. Apple scant de muziek op de pc en die kijkt wat er allemaal aan iTunes in staat. Het abonnement kost € 24,99 per jaar. - Spotify. Dit is een streamingdienst. Hierbij zet iemand niets op de eigen pc zetten, maar de functie is hetzelfde. Iemand kan zijn eigen collectie samenstellen, een eigen afspeellijst maken en in feite heeft men daarmee volgens Seignette een privé kopie in de Cloud. Op zich is dit een gratis dienst, maar dan ziet men wel reclame. Voor € 4,99 per maand, kan men de dienst ook krijgen zonder reclame. Bij €9,99 heeft men toegang voor alle apparaten. De muziek kan dan ook (zolang als het abonnement duurt) worden gedownload om vervolgens offline te luisteren. Dan komt de muziekdownload wel om de hoek kijken. - Een hele simpele vorm van Cloud gebruik is wat KPN noemt, de „online-USB-stick‟. Zij noemen de dienst „extra harde schijf online‟. - RapidShare wordt veel gebruikt om illegale bestanden uit te wisselen. Ze zijn door de rechter wel aangepakt, maar beperkt.
5
-
-
Hot File is een dienst die iets meer gebruikt zal worden door consumenten die niet alleen voor zichzelf dingen willen opslaan maar het ook willen uitwisselen. Web-based personal video recorders en online video recorder. In Duitsland bv „Shift-TV‟. Deze dienst behelst dat zij voor de klant programma‟s opnemen van 19.000 zenders. Maar eigenlijk geven ze aan dat de klant het zelf doet. Er kunnen drie programma‟s tegelijkertijd worden opgenomen. Er wordt (nog steeds) geprocedeerd over de vraag of ShiftTV openbaar maakt. In eerdere uitspraken was wel de vraag wie de verveelvoudiging maakt. Daarvoor werd van belang geacht wie het proces initieert (de consument). Dat is dan degene die de verveelvoudiging maakt. Facebook. Bij Facebook kan iemand bij zijn eigen profiel de toegang door anderen beperken dus daar zit volgens Seignette een mogelijkheid tot privé-gebruik/privé-kopie in.
Seignette vervolgt haar betoog met het behandelen van wat jurisprudentie en zij geeft aan dat zij in haar presentatie verschillende vragen heeft opgesteld waarop ze zelf niet het antwoord zal geven maar waarvan ze hoopt dat die in de discussie zullen worden meegenomen. Seignette sluit af en de dagvoorzitter bedankt Seignette voor het stellen van haar vragen.
Discussie aan de hand van stellingen De dagvoorzitter nodigt het panel uit om plaats te nemen: Jacqueline Seignette, Jochem Donker, Kamiel Koelman en Gerrit Jan Wolffensperger. De dagvoorzitter nodigt degenen in het publiek die namens betalingsplichtigen zouden willen spreken uit dit te doen. Stelling/vraag 1: Kan onder de reproductie, op welke drager dan ook, zoals geformuleerd in art. 5.2 sub b van de Auteursrechtrichtlijn, ook een kopie op een Cloud server vallen? De dagvoorzitter vraagt aan Seignette wat zij vindt dat de rechten zouden behoren te zijn. Seignette antwoordt dat het volgens haar wel zou kunnen en dat het begrip „drager‟ niet per definitie beperkt is tot fysieke/materiële drager. Het feit is dat het virtueel is en dat het niet op een drager staat die van de natuurlijke persoon is. Wolffensperger reageert hierop en zegt dat dit in hoge mate technisch afhankelijk is van het juridische etiket dat hierop geplakt wordt. Kopie mag ook in opdracht gemaakt worden. Particulieren hadden vroeger geen kopieerapparaat en die gingen naar een winkel om het te laten kopiëren. Dat kopiëren in opdracht speelt niet bij artikel 16c; daar mag dat niet. Daar moet men het zelf doen. Van belang is dus hoe het vastleggen op de Cloud technisch gebeurt en hoe men dat kwalificeert. Bij beeld en geluid (16c) zijn de grenzen enger; het juridische oordeel of die exceptie nog wel toepasselijk is, is enger begrenst. Seignette reageert hierop dat als de cloudserver, waar die kopie dan op terecht komt, niet op de lijst staat zoals die is opgenomen in de AMvB, artikel 16c dan niet van toepassing is. Men valt dan vervolgens terug op art.16b of niet, bijvoorbeeld omdat het in principe wel een voorwerp is om vervolgens weer muziek of beeld mee te verspreiden. Hoe de artikelen 16b en 16c zich met elkaar verhouden is dus de vraag. In de Duitse zaak vond de Duitse rechter het relevant dat de consument maar één druk op de knop hoefde te doen om de kopie gemaakt te krijgen. In de Australische zaak vond de rechter dat dus niet en die keek meer naar het hele systeem en vond dat de provider daar een rol in speelde. Dus het is niet alleen een puur technische benadering (want dan blijft de vraag: „wie doet het dan?‟); het gaat er ook om welk effect het heeft. Jochem Donker werpt de vraag op voor welk praktijkgebied dit relevant is. Over het algemeen is het niet zo dat iedere consument zijn eigen kopie uploadt naar de server. Bij veel van deze diensten is het zo dat er een identificatie plaatsvindt in jouw computer en daarna heb je de mogelijkheid om een nummer terug te luisteren vanaf de server. Het gaat niet om een verveelvoudiging maar om een ter beschikking stelling van die cloud dienst aan de consument op een door hen gekozen plaats.
6
Seignette stemt in en zegt dat het dit inderdaad de situatie is, dat ze uit efficiëntie niet miljoenen kopieën naast elkaar gaan zetten, omdat er miljoenen mensen zijn die hetzelfde liedje willen hebben. Er zijn ook diensten waarbij dit wel gebeurt, zoals bij TVNow en ShiftTV. Daarbij kan het er toch toe leiden dat de rechter wel vindt dat er mogelijk een privékopie door de consument plaatsvindt, al dan niet gezamenlijk met de provider van de Cloud. De vraag of dan de consument op die privé exceptie een beroep kan doen, als dat een mede-verveelvoudiging is, is een vraag die volgens Seignette nog niet echt beantwoord is. De heer De Haas merkt op dat met een opslag in de Cloud men het muziekwerk nog steeds moet afspelen via een speler waar al een heffing op zit. Dus in feite zijn volgens hem alle mogelijkheden al afgedekt via het apparaat. Seignette antwoordt dat als de verveelvoudiging erop blijft staan, daar die regeling voor is. Als het een tijdelijke verveelvoudiging is die plaatsvindt in het kader van die dienst dan is de vraag hoe je die tijdelijke verveelvoudiging moet beoordelen. Dat hangt dan weer af van wat de ter beschikking stelling van de dienst is en of de tijdelijke verveelvoudiging kan worden uitgezonderd op grond van art. 5.1. van de Auteursrechtrichtlijn. Dat is dus inderdaad een relevante vraag. Marc Spuijbroek meent dat de internetvoorzieningen die we nu hebben alleen nog maar meer capaciteit krijgen zodat we op een gegeven moment geen opslag in een device meer nodig hebben. Alsdan stream je in de toekomst alleen nog maar direct vanuit de Cloud. Als er al een opslag plaatsvindt op het afspeelapparaat dan zal die van zeer tijdelijke aard zijn. Dan is er ook geen rechtvaardiging meer voor de kopieheffing op devices. Vanuit die hoek bezien, is het wel degelijk relevant om te kijken of je ook op een Cloud kunt heffen, omdat de heffing op de devices wellicht verdwijnt in de toekomst. Wat er feitelijk gebeurt, is volgens Spuijbroek nog steeds een verveelvoudiging, alleen dan in de Cloud. Seignette reageert dat daar wel op ingespeeld wordt door Apple. De capaciteit is er wel maar de toegang moet je wel betalen. De heer Tobias Cohen Jehoram geeft aan dat deze hele discussie zich concentreert op de vraag „op welke drager wordt er nou een kopie gemaakt of niet‟. Naar zijn idee maakt het niet zoveel uit. Volgens art.5 lid b van de richtlijn mogen we als lidstaat een privékopie exceptie hebben onder de voorwaarde dat de lidstaat ervoor zorgt dat er een billijke compensatie wordt ontvangen door de rechthebbenden. Hoe we die compensatie precies tot stand brengen, dat mogen we zelf weten. We kunnen zelf kijken, naar gelang de techniek voortschrijdt wat dan de meest billijke manier is om daarmee om te gaan. Het blijft tot op zekere hoogte „rough justice‟. Het zou heel goed kunnen zijn dat we gaan heffen op de hoeveelheid opslagcapaciteit in de Cloud. Het is volgens hem niet nodig dat daadwerkelijk een kopie in de Cloud plaatsvindt om daarop te kunnen heffen. De dagvoorzitter vult aan dat je dan wel een exploitatierecht moet hebben. Koelman merkt op dat de uitzondering alleen van toepassing is als de kopie wordt gemaakt door een natuurlijk persoon, dus het maakt wel uit wie juridisch gezien die kopie maakt. Of dat inderdaad iemand is die thuis op de knop drukt of dat het inderdaad iemand is die ten behoeve van derden zijn hele machinerie in werking stelt. Donker denkt ook dat het heel belangrijk is om dat onderscheid te maken. Als daarnaast ook nog een provider een auteursrechtelijk relevante rol speelt, hetgeen volgens hem heel goed kan, dan is hij het met Koelman eens dat zijn rol niet voldaan is voor die andere criteria. Ook aan de zijde van de provider zou dan sprake zijn van een auteursrechtelijke relevante handeling waarvoor toestemming moet worden gegeven. Het een speelt naast het ander. Koelman corrigeert dat hij iets anders bedoelde. De vraag was of als je als privé persoon een kopie maakt naar de Cloud, je daar dan voor moet betalen of dat je er al voor hebt betaald via de heffing. Volgens Koeman heeft iemand er juridisch al voor betaald via de heffing als het valt onder de uitzondering van het privé kopiëren. Dit is het geval als juridisch gezien jij degene bent
7
die de kopie maakt. Als het zo is dat de provider de kopie maakt, dan valt het onder het verbodsrecht. Donker vraagt Koelman of hij denkt dat het niet naast elkaar kan bestaan. Enerzijds de ter beschikkingstelling door de Cloud aanbieder die auteursrechtelijk relevant is en anderzijds de consument die de kopie maakt hetgeen mogelijkerwijs onder de thuiskopie exceptie valt. Koelman twijfelt of het naast elkaar kan bestaan maar het doet hem denken aan de discussie die er is geweest over het internet ten aanzien van iemand die thuis een website uploadt. Is hij degene die heeft openbaar gemaakt of de internet provider? De tendens was tot nu toe dat degene die uploadt de verveelvoudiging en de openbaarmaking maakt en niet de hosting provider. Of de rechtspraak hierbij dezelfde kant op zal gaan, wie zal het zeggen? Koelman vindt het Hof van Justitie totaal onvoorspelbaar de laatste tijd. Seignette vult aan dat er wel rechters zijn geweest die tot de conclusie kwamen dat het een kopie is die gemaakt is door de gebruiker/consument, dus dat het dan een privékopie is. In dat geval is het dan ook geen openbaarmaking door de Cloud provider. Seignette vindt die redenering vrij ongelukkig. Ook bijvoorbeeld bij de TVNow zaak kwam de rechter tot een dergelijke conclusie. Die uitspraak is later wel vernietigd. De Engelse regering besluit op geheel eigen wijze om een uitzondering voor privé kopiëren te gaan invoeren, maar zegt dat bij “value added services” wel een licentie verkregen moet worden. Die zien dat dus ook wel naast elkaar bestaan. Bij stemming op deze stelling stemt de meerderheid voor. Stelling 2: Er moet worden onderzocht bij welke alternatieven modellen voor incasso het downloaden van legale content mogelijk en haalbaar zijn (Genoemd zijn bijvoorbeeld het radiomodel en het internetheffingsmodel). Wolffensperger geeft aan dat hij die stelling heeft voorgelegd omdat in de debatten in de Tweede Kamer deze twee modellen een aantal keren in discussie zijn geraakt. Van het radiomodel heeft hij nooit een concreet voorbeeld gezien hoe dat zou moeten werken. Men heeft kennelijk de bedoeling om het systeem van collective licensing in te voeren voor content die ook door providers op internet wordt gezet, voor zover die legaal is. Dat betekent dus ook dat je dat niet perse hoeft te verwerpen. Wolffensperger denkt wel dat je door het internationale karakter van internet, een wirwar van reciprociteitscontracten zou krijgen waar je niet direct uitkomt. Een internet heffing is ook vaak geopperd. Wolffensperger denkt dat dat een afdrijvend systeem is omdat het zou suggereren dat alles dat wordt gedownload legaal is. Zo‟n heffing geeft meer verwarring dan dat hij aan problemen zou oplossen. Kroeze brengt een nuancering aan. Het zogenoemde radiomodel, met name de manier hoe het nu gepresenteerd wordt, is bedoeld als “oplossing” voor het naburig recht. Voor het muziekauteursrecht bestaat het al. Kroeze licht het “blanket licensing” model toe. Waar het op neerkomt, is dat een gebruiker een licentie krijgt waarbij hij alle muziek uit het gelicenseerde repertoire mag gebruiken zonder dat vooraf wordt gevraagd welke werken precies en dat er achteraf wordt opgegeven en (definitief) afgerekend. Door het zo neer te zetten, kan het idee ontstaan dat er niets wordt gelicenceerd op internet en dat is niet zo. Seignette vraagt of het bij het radiomodel de gedachte was dat het geheven wordt bij de internet provider. Er is wat verwarring over dit onderwerp. Donker geeft aan dat wat hij begrepen heeft, is dat de internetheffing is voorgesteld door de consumentenbond samen met de artiestenbonden. Het zou erop neerkomen dat er een vervanging zou komen van het huidige thuiskopie systeem. In plaats daarvan zou je het illegaal downloaden afdekken met een heffing op het abonnement dat een internetgebruiker betaalt om zijn internet af te nemen en daarmee heeft hij dan een billijke vergoeding betaald ofwel een licentievergoeding om onbeperkt te kunnen downloaden.
8
Kroeze vult aan dat het om twee verschillende ideeën gaat. Het ene is een licentiesysteem voor naburig recht voor gebruikers/websitehouders die muziek gebruiken zoals een radiozender dat offline doet. Het andere is een systeem waarbij de internetserviceprovider een vergoeding incasseert via zijn abonnementsvergoeding ten behoeve van het legaliseren van alle content op internet, zowel auteurs- als nabuurrechtelijk. Wolffensperger werpt de vraag op of er door het laatste systeem dan niet een soort „dwanglicentie‟ ontstaat. Donker geeft aan dat het inderdaad om een beperking gaat en dat het Europese Hof zich daar dit jaar over gaat buigen. Maar het staat je wel in ruime mate vrij om als lidstaat te bepalen hoe je daarin wilt voorzien. De vraag is of je alleen het downloaden gaat licenseren of ook het uploaden. Het voorstel van de consumentenbond en artiestenbond hield in dat het uploaden op kleine schaal is toegestaan. Dat zou naar de mening van Donker nooit binnen de exceptie passen dus dat zou dan weer een soort licentiemodel moeten worden. Mevrouw Lucie Guibault geeft aan dat er bij het IvIR een project over dit onderwerp loopt tot 2015 om deze vraag te onderzoeken. Er is dus een onderzoek over gaande. Jaap Spoor begrijpt de vraag eigenlijk niet. Dat zit het met name in het woord „legaal‟. „Incasso bij het downloaden van legale content‟. Bij legale content denkt hij aan legale aanbieders op internet die een licentie hebben gekregen waardoor zij muziek verschaffen aan de downloaders. Dat is er dus al. Daar hoeft dus geen aanvulling op te komen. Hij zou graag wat verduidelijking zien in wat de opsteller van deze stelling bedoeld heeft met „de incasso bij het downloaden van legale content‟. Wolffensperger heeft twee begrippen in discussie willen stellen, omdat deze in de discussie voortdurend naar voren komen. Nu is het zo dat als je legaal content wilt aanbieden er vele contracten moeten worden afgesloten. Men wil dat eigenlijk het liefst via één centraal contract, een soort “collected licensing”. De heer Spoor herhaalt dat het zich allemaal afspeelt in de sfeer van de licentie vorming vóóraf. Op die manier kan dat georganiseerd worden. De Cock Buning geeft aan dat er niet de illusie bestaat dat dit vraagstuk zo even op een vrijdagmiddag beantwoord kan worden. We weten in ieder geval dat we het graag onderzocht zouden willen zien en dat gebeurt kennelijk al door het IvIR. Deze stelling zal niet in stemming worden gebracht. Stelling/vraag 3: Wat is de mening over de totstandkoming waardebepaling thuiskopie? Wolffensperger geeft eerst informatie over het proces hoe men in de SONT is gekomen tot de waardebepaling. Het voorstel van de thuiskopie zoals dat er nu ligt, is in samenspraak met rechthebbenden en betalingsplichtigen, gemaakt. De betalingsplichtigen zijn er op uit geweest om de thuiskopie regeling te torpederen. Er zijn in de discussie drie waardebepalingen aan de orde geweest. Er is eerst gekeken naar de criteria die in 1991 hebben gegolden. Die bleken door het voortschrijden van de techniek hun relevantie verloren te hebben. Toen ontstond de situatie dat er twee standpunten werden ingenomen, twee uitersten. Van de zijde van de betalingsplichtigen werd het PWC rapport in discussie gebracht dat ging over het substitutie model. Hoeveel mensen kopiëren en kopen daardoor geen legale variant? Van de zijde van de stichting Thuiskopie werd een voorstel ingebracht op basis van “consumenten surplus”. Die berekening komt neer op het bedrag dat een thuiskopieerder in principe bereid zou zijn te betalen om een thuiskopie te kunnen maken. De bedragen die uit beide berekeningswijzen zijn gekomen, lagen ver uiteen. Van 12 miljoen tot tussen de 60 - 80 miljoen euro. Daarom is men gaan kijken naar een lumpsum benadering. Wat is het bedrag dat in redelijkheid kan worden geïncasseerd voor het thuiskopiëren overall. Europa
9
is als referentiekader genomen en gecorrigeerd voor koopkrachtverschillen. Daaruit kwam het bedrag van 40 miljoen euro bruto. Uiteindelijk zou dat ongeveer 30 miljoen euro netto opleveren omdat in de berekening rekening wordt gehouden met het “ontduikingseffect”. De 40 miljoen is vervolgens verbijzonderd over verschillende dragers etc. aan de hand van verschillende criteria. In de eerste plaats is alleen het privé kopiëren erin betrokken. Vervolgens is met het Veldkamponderzoek gekeken in welke mate welk apparaat wordt gebruikt voor het opslaan van auteursrechtelijk beschermd materiaal. Ten tweede moet er een redelijke verhouding bestaan tussen de consumentenprijs van het desbetreffende apparaat en de daarop gelegde heffing. Dat heeft geleid tot ruwe becijfering van het bedrag dat je per drager zou moeten heffen. Als laatste stap is er voor gekozen om deze bedragen af te ronden tot hele Euro‟s per drager, met het onderscheid tussen dragers met een lage capaciteit en dragers met een hoge capaciteit. Van het begin af aan is er een onderscheid gemaakt, gebaseerd op GFK gegevens, tussen dragers professioneel gebruik en dragers zakelijk gebruik. Er zijn een aantal apparaten waarbij, ook al krijg je die zakelijk ter beschikking, tevens privé gebruik plaatsvindt, zoals bij een mp3 speler op een smart-Phone. Daarom is aangenomen dat het gebruik daarvan voor 100% wordt meegenomen. Een zakelijke uitzondering is daarvoor niet mogelijk. De Cock Buning vraagt wat het publiek vindt van de totstandkoming van dit proces en hoe men tot de cijfers is gekomen. De heer De Haas vindt het de verantwoordelijkheid van stichting Thuiskopie dat alle fabrikanten de heffing ook inderdaad afdragen. Hij vraagt zich af of het percentage “ontduikers” van tevoren wel in het bedrag berekend kan worden. Wolffensperger vertelt dat het bedrag is verbijzonderd. Er wordt rekening gehouden met het gegeven dat er een mate van ontduiking is en dat betekent dat in de grafiek die Donker heeft gepresenteerd het incassobedrag niet op 40 miljoen staat, maar op 29 miljoen. Donker beantwoordt dat er eerst een vergelijking is gemaakt met andere Europese landen en dat is gekeken naar de feitelijke incasso. Als je ervan uitgaat dat gemiddeld genomen de mate van ontduiking ongeveer overal hetzelfde zal zijn, en je maakt van het bedrag dat in Frankrijk, na de ontduiking, is geïncasseerd, het Nederlandse bedrag dan kun je niet nog een keer een percentage aan “ontduiking” eraf halen. Dan zou het Nederlandse bedrag niet meer kloppen met het Europese gemiddelde. Wolffensperger geeft aan dat partijen in SONT het daar niet helemaal over eens waren. De Cock Buning stelt dat het inderdaad een redelijk hoog percentage is wat er voor “ontduiking” wordt gesteld. Wolffensperger heeft de verwachting dat het voor iedereen heldere en (toch) acceptabele regeling is. Het komt er in de kern op neer dat je voor een duur apparaat maximaal € 5 betaalt en voor een goedkoper apparaat maximaal €2,50. Er wordt rekening gehouden met het feit dat, net als in andere Europese landen, de bevriezing van de thuiskopie regeling tot de consequentie heeft geleid dat er op CD‟s en DVD‟s met een kostprijs van ongeveer € 0,08, heffingen van ongeveer € 0,30/€ 0,40 werden gelegd. Dat is ook de reden geweest dat het front van betalingsplichtigen, die de thuiskopieregeling wilden afschieten, vlak voor het einde is gebroken. Uiteindelijk kon de voorzitter beslissen. Een medewerker van Stichting Thuiskopie geeft aan dat de schade op jaarbasis inderdaad € 6080 miljoen zou moeten zijn omdat dat het bedrag is dat rechthebbenden minimaal kwijt raken aan privé kopiëren. Helaas hebben we te maken met een onderhandelingsstichting die de tarieven bepaalt en kun je zeggen dat er niet echt een wetenschappelijke basis is voor de aldus bedachte tarieven, omdat er nu eenmaal geen economisch model voor is. Stichting Thuiskopie verwacht dat de ontduiking minder zal zijn omdat het per apparaat om lagere bedragen gaat. Dat is ook te zien in België waar ze in 2010 de tarieven hebben uitgebreid naar meerdere voorwerpen. Eenzelfde vorm van tarifering creëert ook een level playing field voor de industrie die consumenten elektronica maakt. De tarieven in de AMvB behelzen dus een
10
onderhandelingsresultaat waar Thuiskopie het niet mee eens was en de industrie ook niet. Het is een compromis. Het kan niet echt worden teruggerekend naar de waarde van “die ene “ privékopie. Wolffensperger zegt als reactie hierop dat de winst van producenten van apparaten ook een rol speelt. We zitten met het gegeven dat een apparaat in Duitsland mèt thuiskopie heffing goedkoper is dan een apparaat in Nederland zonder thuiskopie heffing. Dat geeft dus al aan dat er verstoringen in de markt zijn. Dat was met de CD‟s en DVD‟s niet anders; die waren echt veel duurder in Nederland dan in het buitenland. Indien we in Nederland geen heffingen zouden opleggen verschaf je in feite concurrentievoordeel aan de Nederlandse producenten. Koelman bevestigt dat. Zolang de heffingen niet overal in Europa hetzelfde zijn, zullen er marktverstoringen zijn. Koelman denkt ook dat de waarde van de thuiskopie groter is dan de schade. Dat hoeft niet perse hetzelfde te zijn. Dat was ook de kern van zijn betoog. De vraag is of de rechthebbende moet worden vergoed voor de schade of voor de waarde. Koelman denkt dat, als je kijkt naar de uitspraak van het Hof van Den Haag, je daaruit kunt opmaken dat het moet gaan om de waarde. Als je kijkt naar de Padawan uitspraak dan kan men nog beide kanten op. Vanuit de zaal wordt aangegeven dat nergens staat dat het alleen om economische schade gaat. Ook kan niet overal dezelfde licentie voor worden gevraagd. Een kopie op een iPod die dertig keer wordt beluisterd is wellicht meer waard voor die gebruiker dan een kopie die puur als back up in een Cloud wordt gezet. Volgens Donker mist Koelman één element uit de uitspraak van het Hof Den Haag. Het Hof gaat niet uit van een gebruiksvergoeding. Het Hof is van mening dat pas als een consument bereid is om enig bedrag te betalen, dat het bedrag is. Het gaat dus om een potentiele licentie vergoeding. Dat is volgens Donker wat anders dan een gebruiksvergoeding. Als je zou willen onderzoeken of de consument iets zou willen betalen en je zou erachter komen (het gaat om de intentie van de consument) dat hij er niets voor zou willen betalen, is er dus geen vergoeding. Een gebruiksvergoeding zou veronderstellen dat er ook in dat geval een thuiskopie vergoeding moet worden betaald. Daar moeten we volgens Donker het midden in zien te vinden. Cohen Jehoram zegt dat het eigendomsrecht is ingebed in een groter rechtssysteem en verwijst naar het Europees handvest. Koelman vraagt of hij hieruit moet begrijpen dat Cohen Jehoram vindt dat iedere beperking van het auteursrecht waar tegenover geen billijke compensatie staat dus in strijd is met het Europees handvest. Cohen Jehoram vindt dat er compensatie moet zijn voor aanvaarding van het verliezen van het recht. Dat is niet één op één gelijk met (de waarde van) het substitutie effect. Koelman verwijst naar het Padawan arrest en merkt op dat hij daar niet uit kan opmaken dat het moet gaan om het verlies aan waarde. Donker denkt dat overweging 10 Auteursrechtrichtlijn relevant is, want die zegt dat de auteurs moeten kunnen voorzien in een inkomen. Dus in al die gevallen moet voorzien worden in een vergoeding. Economen vinden dat je alleen moet kijken naar het substitutie deel en dat is ten onrechte. Wolffensperger refereert aan het betoog van Koelman betreffende de “welvaartsvermeerderende” werking. Hij vraagt zich af waarom een maker niet mee mogen profiteren van de welvaartsvermeerderende werking die uitgaat van deze kopieën? Koelman antwoordt dat bij geen enkel product de opbrengst voor de verkoper even groot is als de totale bijdrage aan de welvaart. Donker vindt dat dan degenen die wel bereid zijn te betalen, in principe steeds meer moeten gaan betalen. Dat kan niet economisch efficiënt zijn. Dat is de andere kant die ervoor pleit om toch naar de waarde te kijken. Hij is van mening dat Padawan helemaal niet over dit onderwerp gaat. Donker vindt dat Huydecoper dat mooi uitwerkt in zijn Conclusie als AG in argumenten voor en tegen en we zullen zien wat het Hof erover gaat zeggen.
11
Thijs van den Heuvel stelt nog een vraag over de verdeling over de dragers. Hij heeft uitgerekend dat men voor een tablet € 5 heffing betaalt en voor 4 DVD‟s € 0,12 heffing. Hij vraagt zich af hoe Wolffensperger daar tegen aan kijkt. Wolffensperger geeft aan dat de verbijzondering over de dragers zo nauwkeurig mogelijk is uitgevoerd. Een CD/DVD wordt in een veel hogere mate gebruikt voor het opslaan van auteursrechtelijk beschermd materiaal. In die berekening is het betaalde downloaden niet meegenomen. Als je kijkt naar gedeelde opslagcapaciteit en je probeert een redelijk bedrag vast te stellen, dan kom je uit op deze bedragen. De Cock Buning vult aan dat het ook een tijdelijke regeling is die wellicht nog kan worden aangepast. Stelling 4: Een download verbod dat niet tegen downloaders gehandhaafd mag worden, is geen download verbod en kan alleen om die reden nooit in de plaats treden van de thuiskopievergoeding. De Cock Buning vraagt om een stemming bij aanvang. Ongeveer de helft van de aanwezigen is het hiermee eens. Een aantal zijn tegen en een aantal onthouden zich van stemming. Donker verwijst naar de speerpunten brief van minister Teeven. Er moest een model gevonden worden om van de thuiskopievergoeding af te komen. Het downloaden werd legaal verklaard, want het was de bedoeling dat alleen de aanbieders of faciliteerders aangepakt zouden worden. Dan volgt eigenlijk uit de term zelf dat het geen download verbod is, want degene die downloadt zal er geen last van hebben. Alleen de grote partijen die hier geld mee verdienen, zouden hiermee aangepakt moeten kunnen worden. Volgens Donker is dat „een dode mus voor rechthebbenden‟ want die aanbieders kunnen allang op grond van het auteursrecht worden benaderd. Dat gebeurt ook. Je zou voor het aldus inleveren van de thuiskopievergoeding, die op grond van het Europese recht verplicht is, niets terugkrijgen. Wolffensperger twijfelt hierover omdat het twee stellingen zijn. Hij is van mening dat een downloadverbod nooit de plaats van een thuiskopieheffing kan innemen. Veel landen om ons heen, behalve Zwitserland, hebben én een downloadverbod, in welke zin dan ook, én een thuiskopieheffing. Het aantal „niet-downloads‟ dat tot de thuiskopie behoort, is meer dan 50%. De voornaamste functie van een download verbod is niet om de individuele consument aan te pakken maar de bewijsrechtelijke positie van bv. BREIN en de handhavers te versterken. Wat dat betreft, is hij nog niet helemaal overtuigd van het feit dat een downloadverbod dat zo min mogelijk in de privésfeer komt, niet zou kunnen werken. Jaap Spoor vindt artikel 16c en het Padawan arrest een “onvriendelijk cadeautje”. Er is volgens hem eigenlijk al een downloadverbod op dit moment. Downloaden gaat ook gepaard met het uploaden. 99,9% van de mensen die uit illegale bron downloaden zal tevens uploaden; deze functies zijn aan elkaar gekoppeld. We willen graag dat er een bedrag in het laatje komt omdat er veel gekopieerd wordt. Spoor vindt het een cynisch geheel. De stelling wordt nogmaals in stelling gebracht. Een aantal mensen zijn tegen. Marco Langendoen is tegen. Hij vindt het erg stellig. Langendoen denkt dat een downloadverbod per definitie grenzen zou moeten stellen aan waar het wel en waar het niet wordt gehandhaafd, vanuit het oogpunt van privacy bescherming. Hier is ook jurisprudentie over. Er zijn grenzen genoemd in de politiek ten aanzien waarvan Langendoen zich afvraagt of je dan nog wel iets hebt aan het recht. Die discussie is onvermijdelijk verbonden met het downloadverbod. Aan de andere kant; er is bij openbaarmaking ook een besloten kring dus waarom zou er bij verveelvoudiging ook niet een ondergrens kunnen zijn waarbij wordt gezegd dat het onder die grens niet auteursrechtelijk relevant wordt geacht voor de handhaving.
12
Seignette vindt dat het vanuit het oogpunt van handhaving belangrijker is zicht te hebben op de providers die deze diensten aanbieden. De Engelse regering zegt: dat wat de consument doet houden we vrij, maar als de aanbieders “value added services” aanbieden dan moet daar een licentie voor worden afgenomen. Seignette denkt dat die benadering heel belangrijk is. Als het meer is dan alleen maar het blind doorgeven van internet verkeer en/of het blind doorgeven van opslagruimte dan moet er goed naar worden gekeken of deze partijen niet direct rechtstreeks aansprakelijk zouden moeten zijn voor de ter beschikking stelling die zij via hun diensten doen. Langendoen denkt dat Seignette tot op zekere hoogte gelijk heeft zolang we een stelsel hebben met heffingen op voorwerpen. Maar als het gaat om een heffing op de Cloud, dan denkt hij dat het best lastig zal zijn als de verplichting van de betaling van de heffing bij de aanbieder van een Cloud dienst komt te liggen. Deze kan bijvoorbeeld in Wit-Rusland zitten. Seignette vult nog aan dat het één het ander niet hoeft uit te sluiten. Marc Spuijbroek geeft aan dat zijn terughoudendheid niet zozeer komt door het downloadverbod maar door de plaats die de thuiskopievergoeding inneemt. Hij denkt dat een nuance op zijn plaats is in die zin dat hij denkt dat de oude kopie zoals we die kennen zijn bestaansrecht altijd wel zal blijven behouden. Hij noemt de thuiskopie vergoeding een „doekje voor het bloeden‟, nu de rechthebbenden hun rechten eigenlijk liever zouden exploiteren via een zelf te kiezen licentiemodel of verdienmodel. Als een downloadverbod die werking heeft waar de rechthebbenden allemaal op hopen, namelijk dat het illegaal kopiëren afneemt, dan zal uiteindelijk ook de thuiskopie op dat onderdeel minder worden. De Cock Buning sluit hiermee af en dankt de sprekers voor al hun bijdragen en de leden voor hun aanwezigheid en deelname aan de discussie. Zij sluit de vergadering rond 17.00 uur voor een borrel. **************
13