.. .. .. .. .
BIJLAGE 1 Aan:
Algemene Vergadering maart 2012
Van:
Bestuur KNRB
Datum:
7 februari 2012
Betreft: Verslag AV 4 juni 2011
Verslag van de Algemene Ledenvergadering van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond Gehouden op 4 juni 2011 in De Veranda, Amsterdam Aanwezig de heer E.F.Ch. Niehe, voorzitter namens het mevrouw H.A. Meester-Broertjes, secretaris bestuur KNRB mevrouw I.M. Munneke-Dusseldorp, commissaris toproeien mevrouw Q.A. van Heek, commissaris sportontwikkeling de heer F.C. Cornelis, commissaris communicatie en sponsoring en vice voorzitter mevrouw Van der Stoel, commissaris wedstrijden, mevrouw Cocu-Wassink, internationale evenementen de heer M. Leeser, directeur KNRB Ereleden
mevrouw H. Neppérus en de heren N. Rienks en R. Florijn
Leden
Groninger Studenten Roeivereniging Aegir, Alkmaarsche Roei- & Zeilvereniging, Amenophis, Roei- en Zeilvereniging De Amstel, Wageningsche Studenten Roeivereeniging Argo, Algemene Leidse Studenten Roeivereniging Asopos de Vliet, Zwolsche Studenten Roeivereniging Boreas, Roeivereniging Breda, Hilversumse Roeivereniging Cornelis Tromp, Roei- en Zeilvereniging Daventria, Roeivereniging De Delftsche Sport, Koninklijke Dordrechtsche Roei- en Zeilvereniging, Drienerlose Roeivereniging Euros, Roei- en Zeilvereniging Gouda, Apeldoornse Roeivereniging De Grift, Groninger Roeibond, Algemene Groninger Studenten Roeivereniging Gyas, Koninklijke Holland Beker Wedstrijdvereeniging, Koninklijke Amsterdamsche Roei- en Zeilvereniging De Hoop, Koninklijke Groninger Roeivereniging De Hunze, Roeivereniging Jason, Roeivereniging De Krom, Koninklijke Nederlandsche Zeil- en Roeivereniging, Roeivereniging De Laak, Delftsche Studenten Roeivereniging Laga, Koninklijke Roei- en Zeilvereeniging De Maas, Uithoornse Roei- en Kanovereniging Michiel de Ruyter, Roeivereeniging Nautilus, Amsterdamsche Studenten Roeivereniging Nereus, Koninklijke Studenten Roeivereeniging Njord, Roeivereniging van Studenten aan De Vrije Universiteit Okeanos, Algemene Utrechtse Studenten Roeivereniging Orca, Haagse Studentenroeivereniging Pelargos, Nijmeegse Studenten Roeivereniging Phocas, Roeivereniging Pontos, Roeivereniging Poseidon, Delftse Studentenroeivereniging Proteus-Eretes, RK Roeivereniging RIC, Roeivereniging Rijnland, Roeivereniging Rijnmond, Amsterdamse Studenten Roeivereniging Skøll, Algemene Rotterdamse Studentenroeivereniging Skadi, Koninklijke Roei- en Zeilvereniging Het Spaarne, Eindhovense Studenten Roeivereniging Thêta, Utrechtse Studentenroeivereniging Triton, Tilburgse Studenten Roeivereniging Vidar, Utrechtse Roeivereniging Viking, Roeivereniging Weesp, Roeivereeniging Willem III, Zaanlandsche Zeilvereniging,
Begunstigers
Amsterdamsche Roeibond, Holland Beker Wedstrijdvereeniging, Nederlandse Studenten Roeifederatie, Koninklijke Nederlandsche Studenten Roeibond
Algemene Ledenvergadering KNRB 4 juni 2011
1
Overige
dragers van de erepenning in goud, leden van de KNRB-commissies Toerroeien, Midweekroeien en Marathonroeien
Verslag
mevrouw D. Muda, notuliste
Afwezig met
de heer V. Maes, penningmeester van het bestuur en de heren Kruyswijk, Katgerman en Mak, roeivereniging Voorne-Putten.
kennisgeving
1. Opening en vaststelling agenda De voorzitter opent de vergadering om 10.00 uur en heet de aanwezigen van harte welkom, in het bijzonder de ereleden, de dragers van de gouden en bronzen erepenningen, de begunstigers van de KNRB en de erevoorzittende vereniging. Hij bedankt de medewerkers van het Amsterdamse Bos voor hun hulp bij de verhuizing naar het nieuwe tijdelijke onderkomen van het bondsbureau aan de Bosbaan. Deze vergadering zal vooral gewijd worden aan doping en het Tuchtreglement, omdat KNRB moet voldoen aan de regels die op dat gebied bestaan, zowel in Nederland als internationaal. De stemkracht van de aanwezige verenigingen wordt geteld en zo dadelijk zal duidelijk worden of er een quorum aanwezig is. Mocht er geen quorum zijn, dan stelt de voorzitter voor om de agendapunten inhoudelijk te bespreken, te peilen of er voldoende steun is voor de voorstellen om vervolgens in een nieuwe vergadering, te houden binnen vier weken vanaf vandaag, tot definitieve besluitvorming te komen, maar dan zonder verdere discussie. Hij hoopt dat de vergadering met dit voorstel kan instemmen. Hij vraagt of er opmerkingen zijn over de agenda. De heer Schellaars (De Hoop) bedankt de voorzitter voor zijn positieve opening en het bestuur voor het vele werk dat verzet is. Hij constateert dat verschillende onderwerpen in deze agendapunten aan elkaar geknoopt zijn. Om onduidelijkheid in de besluitvorming te voorkomen, stelt hij voor om in een voorlaatst nieuw agendapunt nog één keer alles wat daarvoor is besloten, goed te keuren en alles wat eraan voorafgaat steeds goed te keuren onder de voorwaarde dat het totaalpakket aan het einde wordt goedgekeurd. De voorzitter begrijpt dat de agenda ongewijzigd blijft en dat er niets is besloten, totdat alles besloten is. Aldus wordt besloten. Daarmee is de agenda vastgesteld. 2. Notulen van de Algemene Ledenvergadering van 5 maart 2011 Er zijn geen opmerkingen. De notulen worden vastgesteld. 3. Behandeling en vaststelling statuten 2013 van de KNRB De voorzitter verwijst naar de bijlagen 2, 3 en 4 van de KNRB en appendix 1 en 2, waarin het amendement van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas staan en het amendement van de ARZV. Hij stelt voor om de indieners hun amendementen te laten toelichten en deze in stemming te brengen, voordat het voorstel besproken wordt. Als de amendementen aangenomen worden, verandert immers het oorspronkelijke voorstel. Hij geeft het woord aan de heer De Way (ARZV) De heer De Way (ARZV) verduidelijkt dat voor artikel 6.2 en 6.3 alleen het amendement van de ARZV geldt en voor artikel 6.4 het amendement van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas. Het amendement van de ARZV probeert misverstanden te voorkomen over de meest extreme situatie, waarbij iemand uit het lidmaatschap van een vereniging moet worden ontzet. In principe is het amendement niet strijdig met eerder naar voren gebrachte standpunten, maar het formuleert duidelijker de bevoegdheid van de KNRB. Ontzetting uit het lidmaatschap is uiteindelijk de bevoegdheid van de vereniging en niet van de KNRB. Wel wordt in de statuten bepaald dat een lid die dat overkomt, moet aanvaarden dat dopinggebruik grond voor uitzetting is. In het amendement wordt artikel 6.3 in die zin uitgewerkt. Artikel 6.2 is een equivalent voor de lidverenigingen en wordt aan artikel 6.3 aangepast. In het amendement is bovendien een toelichting gegeven op de modelstatuten, maar die staan op zich niet ter discussie. De voorzitter verklaart dat het bestuur van de KNRB bij zijn voorstel blijft. Zoals vorige keer al is uitgelegd, is het een beschermingsconstructie voor de verenigingen zelf. Het bestuur maakt er echter geen halszaak van, mocht de vergadering met dit amendement instemmen. De heer De Way (ARZV) benadrukt dat de ARZV van mening is dat de tekst duidelijker moet zijn. Spreker is is blij dat het bestuur er geen ernstig bezwaar tegen heeft. De voorzitter vraagt wie het woord wil voeren over dit amendement. Algemene Ledenvergadering KNRB 4 juni 2011
2
De heer Schellaars (De Hoop) voegt eraan toe dat juist dit element, waar de heer De Way (ARZV) op wijst is overgenomen door de eerdergenoemde vier verenigingen. Dit element zou ingevoerd worden ter bescherming van de verenigingen. De verenigingen bedanken echter voor die bescherming. Zonder die bescherming wordt de setting voor de verenigingen beter. Het amendement is dus bedoeld om te bedanken voor die extra bescherming. Spreker vraagt of het bestuur dit voorstel nog heeft kunnen bespreken met de Dopingautoriteit. De voorzitter antwoordt dat het bestuur dit specifieke element nog niet met de Dopingautoriteit heeft kunnen bespreken. Hij vermeldt wel dat zowel het NOC*NSF als de Dopingautoriteit zich positief hebben uitgelaten over de voorstellen die nu voorliggen, maar zonder dit amendement. Vooral de heer Ram (Dopingautoriteit) liet zich lovend uit over het advies van de commissie. De heer Ram voelt zich gerust en de KNRB is daar heel blij mee. Dit amendement lijkt hem geen onoverkomelijk probleem voor de Dopingautoriteit. De secretaris, mevrouw Meester-Broertjes legt uit dat voor een statutenwijziging 2/3 van het aantal verenigingen (2/3 van 11) van de KNRB aanwezig moet zijn. Daarbinnen moet 2/3 van het aantal uitgebrachte stemmen voor gestemd hebben om de statuten te kunnen wijzigen. Dat geldt zowel voor het amendement als voor de statuten zelf. De voorzitter vraagt wie tegen het amendement is. Hij stelt vast dat er consensus is; het amendement wordt met algemene stemmen overgenomen. De heer Schellaars (De Hoop) wijst erop dat sommige verenigingen vertegenwoordigd zijn door meerdere personen. Hij stelt voor dat slechts één vertegenwoordiger per vereniging zijn hand opsteekt. De voorzitter neemt zijn voorstel over, maar in dit geval stemde er niemand tegen en is het dus geen probleem. Vervolgens geeft hij het woord aan de heer Schellaars die een toelichting zal geven op het amendement van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas op artikel 6.4 (appendix 1). De heer Schellaars (De Hoop) legt uit dat artikel 6.4 het wedstrijdcontract regelt dat de schonesportverklaring vervangt conform het voorstel van de commissie die zich met de dopingproblematiek heeft beziggehouden. Het amendement is bedoeld om duidelijker te maken dat het wedstrijdcontract bedoeld is om het Dopingreglement en de daaruit voortvloeiende verplichtingen vast te leggen en niet allerlei andere dingen. Mocht het bestuur wel bereid zijn om de inhoud van het amendement op te nemen in de toelichting in plaats van het artikel zelf, dan kunnen de vier indienende verenigingen daarmee instemmen. De voorzitter verklaart dat het bestuur geen voorstander is van opname van het amendement in artikel 6.4, omdat daarmee de mogelijkheid wordt weggenomen om ooit nog iets te veranderen aan het wedstrijdcontract, tenzij de statuten weer gewijzigd worden. In artikel 6.4 staat overigens verderop, dat het wedstrijdcontract alleen gewijzigd kan worden door het bestuur met goedkeuring van de Algemene Vergadering. Het bestuur kan zich wel vinden in het toevoegen van de inhoud van het amendement aan de toelichting. De voorzitter deelt mee dat het voorstel van het bestuur nu dus in die zin is aangepast. De tekst van de statutenwijziging met betrekking tot doping is hiermee behandeld. Het eerste amendement is overgenomen en de inhoud van het tweede amendement zal opgenomen worden in de toelichting. De voorzitter constateert dat ruim tweederde van de Algemene Vergadering hiermee instemt. De secretaris deelt mee dat de KNRB 116 lidverenigingen heeft. Daarvan zijn er 47 (40,5%) aanwezig. Er is dus geen quorum voor een statutenwijziging. Er zal een tweede vergadering nodig zijn, waarbij geen quorum meer vereist is. Alle verenigingen bij elkaar hebben 269 stemmen. De aanwezige verenigingen hebben samen 159 stemmen (59%), wat wel voldoende is om over de gewone punten te stemmen. Zij stelt echter voor om het gehele pakket conform het voorstel van de heer Schellaars (De Hoop) mee te nemen naar de tweede vergadering. De voorzitter spreekt zijn waardering uit voor al het werk dat door vele leden is verzet. De heer De Way (ARZV) merkt ter voorkoming van misverstanden op dat de Algemene Vergadering nu de statutenwijziging inclusief twee amendementen heeft goedgekeurd, met dien verstande dat er in de tweede vergadering geen amendementen meer mogen worden ingediend. Het besluit wordt vandaag informeel genomen en geformaliseerd in de tweede vergadering. De voorzitter is het met hem eens en vervolgt de bespreking van de toelichting (bijlage 4 van de KNRB en appendix 2). Hij geeft het woord aan de heer Schellaars om een toelichting te geven op het wijzigingsvoorstel van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas. Algemene Ledenvergadering KNRB 4 juni 2011
3
De heer Schellaars (De Hoop) legt uit dat de verenigingen kritisch naar de tekst van de toelichting hebben gekeken, niet alleen omdat het een nieuw document is, maar ook omdat het relevant is voor de interpretatie van de statuten en dus toekomstbestendig moet zijn. De toelichting op twee bepalingen in de statuten dient wat spreker betreft verduidelijkt te worden. Ten eerste met betrekking tot artikel 6.1, waarin staat dat de lidverenigingen van de KNRB verplicht zijn om de statuten en de reglementen van de KNRB, evenals de besluiten van zijn organen, na te leven. In de toelichting wordt daaraan toegevoegd, dat deze regel een gevolg is van het Verenigingsrecht. Het amendement is bedoeld om de verhouding tussen de KNRB en de lidverenigingen te verduidelijken. De KNRB is een vereniging, waarbij lidverenigingen zijn aangesloten. Daarbij zijn de verhoudingen anders dan bij een vereniging die natuurlijke personen als leden heeft. Het tweede amendement heeft betrekking op artikel 2.1, het doel van de KNRB. Het voorstel is om daarin op de te nemen dat bij de verantwoording van de vraag of de KNRB een bepaalde taak moet vervullen, de KNRB zich onder meer richt naar de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Deze bepaling geeft de KNRB een kader om te toetsen of zij een taak wel of niet op zich moet nemen en zo ja, in welke mate. Dit kader is ontleend aan de wijze, waarop verhoudingen tussen hogere en lagere overheden worden ingericht. Wat doen hogere en wat doen lagere overheden; wat doet de KNRB en wat kunnen de verenigingen zelf doen. De voorzitter verwoordt het standpunt van het bestuur van de KNRB ten aanzien van deze twee voorstellen. Het bestuur kan leven met de voorgestelde tekst voor artikel 6.1, behoudens de zin: “Met het oog daarop is geen sprake van klassieke 'onderhorigheid' van lidverenigingen aan het KNRB bestuur”. Als die zin eruit gaat, dan is het bestuur bereid om dit voorstel over te nemen. Het bestuur kan eveneens leven met de voorgestelde tekst bij artikel 2.1 tot en met eerste keer proportionaliteit. Het bestuur vindt de daarna gegeven uitleg echter overbodig. De voorzitter vraagt of de indieners van de amendementen met de voorstellen van het bestuur kunnen instemmen. De heer Schellaars (De Hoop) antwoordt dat zij daarmee kunnen instemmen. De voorzitter stelt voor om de toelichting aan te nemen, zoals voorgesteld in bijlage 4 met inachtneming van de voorstellen van de De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas, behoudens bij artikel 6.1 de zin: “Met het oog daarop is geen sprake van klassieke 'onderhorigheid' van lidverenigingen aan het KNRB bestuur” en bij artikel 2.1 de uitleg van de begrippen subsidiariteit en proportionaliteit. De heer Schellaars (De Hoop) wijst erop dat net al besloten is om de voorgestelde wijziging in artikel 6.4 op te nemen in de toelichting. Daar dient dus opgenomen te worden dat artikel 6.4 alleen geldt met het oog op de toepassing van het Dopingreglement en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. De voorzitter beaamt dat. Hij vraagt of de Algemene Vergadering instemt met de voorgestelde toelichting op de statuten en de daarop ingediende wijzigingen. De Algemene vergadering stemt daarmee in. 4. Behandeling en vaststelling van het Tuchtreglement De voorzitter verwijst naar de bijlagen 5 en 6 van de KNRB en de ingediende amendementen van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas (appendix 3 met betrekking tot de tekst en 4 met betrekking tot de toelichting). Hij geeft het woord aan de heer Van der Burg (De Maas) voor een toelichting op de amendementen. De heer Van der Burg (De Maas) gaat in op het tuchtrecht. Er is al overeenstemming bereikt over het deel dat betrekking heeft op doping. Over seksuele intimidatie zal waarschijnlijk snel overeenstemming kunnen worden bereikt. Omdat de verenigingen in Nederland echter een breed spectrum vertegenwoordigen, is het van belang dat zij zelf invulling kunnen geven aan de omgangsvormen binnen de vereniging. Het is in eerste instantie aan de leden van een vereniging zelf om vast te stellen hoe zij met elkaar wensen om te gaan. Als deze gedachte als uitgangspunt geaccepteerd wordt, zullen de verenigingen een gemeenschappelijke deler moeten vinden om toch tot één modelcode te kunnen komen die door alle verenigingen geaccepteerd wordt en waarbinnen de verenigingen kunnen variëren. Dit is de achtergrond van het amendement. Het is de bedoeling om een modelcode af te spreken, waarop de verenigingen zelf kunnen variëren. Een modelcode leidt in sommige verenigingen wellicht tot discussie. De verenigingen zullen die discussie intern moeten aangaan om te besluiten welke delen van de code zij voor hun vereniging willen overnemen en welke delen niet. Als verenigingen die discussie niet aangaan, dan voorzien de modelcode en de voorgestelde statutenwijziging er in dat de modelcode voor die verenigingen geldt.
Algemene Ledenvergadering KNRB 4 juni 2011
4
Als een vereniging echter een code vaststelt na 1 januari 2013, dan zou alsnog de modelcode gelden. Daar valt iets tussen de wal en het schip. De indieners denken dat de KNRB met dit voorstel zou voldoen aan de code Goed Sportbestuur van NOC*NSF. Het voorstel van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas houdt in dat het tuchtrecht in twee delen wordt opgesplitst: A. Een verplicht deel met betrekking tot seksuele intimidatie. Daarvoor moeten vaste normen gelden, omdat daarop heel snel tot actie moet kunnen worden overgegaan. B. Het deel dat verenigingen zelf kunnen invullen. Doen zij dat niet, dan geldt de modelcode. De voorzitter nodigt de vertrouwenspersoon van de KNRB uit om iets te zeggen over het Tuchtreglement. Mevrouw Lichtenberg is al bijna 15 jaar vertrouwenspersoon van de KNRB. Zij is blij dat het onderwerp op de agenda staat. In reactie op het betoog van de heer Van der Burg zegt zij het volgende. Zij begrijpt dat de verenigingen de vrijheid willen behouden om te kunnen variëren op een modelcode. Zij heeft echter in haar 15 jaar ervaring teveel gezien om uit de voeten te kunnen met het begrip variëren. De modelcode voorziet in een aantal basisafspraken over hoe mensen met elkaar zouden moeten omgaan. Zij ziet de modelcode als de basis van de ‘bedrijfshygiëne’ die op een vereniging geregeld hoort te zijn. Het gaat daarbij niet om balans tussen de macht van de verenigingen en de macht van de KNRB. Als het aan haar lag dan gingen de verenigingen toch akkoord met het voorstel van het KNRB-bestuur. Ooit is spreekster begonnen als vertrouwenspersoon voor seksuele intimidatie. Na 15 jaar praktijkervaring weet zij dat seksuele intimidatie een te eng begrip is. Zij noemde het daarom al ongewenst gedrag en de commissie heeft nu gekozen voor ongewenste omgangsvormen. Dat dekt de lading het best en het voorkomt discussie over of een bepaalde gedraging nu wel of seksuele intimidatie is. Misdragingen gaan lang niet altijd om seksueel getint gedrag, het gaat heel vaak over het niet goed omgaan met ongelijke machtsverhoudingen. Haar werkveld bleek de afgelopen 15 jaar veel breder te zijn. Zij gunt de besturen van verenigingen de formele handvatten in regels, codes, statuten en huishoudelijk reglement om een eventueel geval goed te kunnen aanpakken. Zij pleit er daarom voor om akkoord te gaan met het voorstel van het KNRB-bestuur. Het wordt pas echt een succes als de verenigingen serieus aandacht besteden aan het onderwerp, want zij is ervan overtuigd dat zij slechts het topje van de ijsberg heeft gezien in de afgelopen 15 jaar. De voorzitter vraagt wie het woord wenst te voeren. De heer De Way (ARZV) vraagt of de voorzitter wil uitleggen wat er precies in stemming gebracht wordt. Hij hoorde spreken over ongewenste omgangsvormen, maar dat hoort bij het volgende agendapunt. Hij heeft de indruk dat de zaken een beetje door elkaar lopen. De voorzitter legt uit dat het KNRB-bestuur voorstelt om onderdeel A en B in één pakket te behandelen, terwijl de De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas voorstellen om beide delen uit elkaar te trekken. De heer De Way (ARZV) wil alleen dat duidelijk is waarover gestemd wordt. Hij is van mening dat het Tuchtreglement vastgesteld moet worden. Het lijkt hem goed om wel onderscheid te maken met het werkplan. De voorzitter antwoordt dat nu het KNRB-Tuchtreglement (bijlage 5) voorligt, zoals het bestuur dat voorstelt Daarop zijn door De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas amendementen voorgesteld op artikel 1.4, artikel 4, eerste regel en artikel 5. Hij vraagt wie het woord wil voeren. De heer Paarlberg (KNSRB) is blij dat er een regeling getroffen wordt. De vraag is of de verenigingen de flexibiliteit willen hebben om de vereniging te kunnen verrijken of dat zij een regeling willen die voor alle verenigingen precies hetzelfde is. Hij noemt het belangrijk dat er een basis is die voor iedereen in de Nederlandse roeiwereld hetzelfde is. De studentenverenigingen zien echter grote voordelen in ruimte om de code aan te passen aan de eigen omstandigheden en ervaringen. Daarom pleiten de studentenverenigingen voor een modelcode die de verenigingen integraal kunnen overnemen dan wel aanpassen en die onverkort geldt, als verenigingen geen reglement vaststellen. De voorzitter antwoordt dat ook in het systeem dat de KNRB voorstelt, verenigingen de ruimte hebben om invulling te geven aan hun eigen cultuur. Hij kan zich goed voorstellen dat een burgervereniging sommige dingen anders ziet dan een studentenvereniging. De KNRB is zich bewust van de cultuurverschillen tussen verenigingen. Het onderwerp seksuele intimidatie is echter strikter beschreven dan de andere omgangsvormen. De heer Schellaars (De Hoop) denkt dat de verenigingen het eens zijn over het vaststellen van een modelcode die op locaal niveau geïnterpreteerd kan worden. De vraag is echter in hoeverre een vereniging Algemene Ledenvergadering KNRB 4 juni 2011
5
gehouden is om alle onderwerpen die in de modelcode genoemd zijn, te regelen. Dat wordt bedoeld met onderdeel A en onderdeel B, waarbij onderdeel A verplicht is. De onderwerpen in onderdeel B zouden dan facultatief door de verenigingen geregeld kunnen worden. Discussie op de eigen vereniging moet uiteindelijk de keuze bepalen voor de onderwerpen die de vereniging wil regelen. Daarbij zullen zich onvermijdelijk afbakeningsproblemen voordoen. Er moet dus goed geregeld worden dat het gaat om de onderwerpen uit de modelcode om te voorkomen dat er definitieverschillen optreden. De voorzitter is het daarmee eens. De heer Schellaars (De Hoop) denkt dat het principiëler wordt als de KNRB bepaalt dat behalve seksuele intimidatie, ook alle andere onderwerpen uit de modelcode moeten worden geregeld. Dat is de strekking van het onderscheid tussen onderdeel A en onderdeel B. Spreker denkt dat er overeenstemming is over de eis dat alle verenigingen seksuele intimidatie regelen, maar of een vereniging voor onderwerpen als agressie of pesten regels opstellen, is aan verenigingen zelf en niet aan de Algemene Vergadering van de KNRB. De voorzitter benadrukt dat die soepelheid ook in het voorstel van het bestuur van de KNRB zit, maar als een vereniging een onderwerp niet regelt, dan geldt de modelcode. De heer Van der Laan (Spaarne) benadrukt wat de betekenis van de modelcode is. De modelcode omschrijft niet wat pesten, discriminatie of seksuele intimidatie is. In eerdere voorstellen van de KNRB werd zeer gedetailleerd beschreven wat wel en niet behoorlijk was in het verkeer tussen leden onderling. De toen gehouden Algemene Vergadering van de KNRB heeft daar heel bewust vanaf gezien. De code is een raamwerk, zoals mevrouw Lichtenberg ook zei, waarin geregeld is wat er moet gebeuren, als er geschillen ontstaan tussen leden op deze gebieden. De code omschrijft dat vooral wat de klager ervaart, maatgevend is. De code geeft ook het handelingskader om dergelijke geschillen op een nette manier te regelen. Bijvoorbeeld door het inschakelen van een vertrouwenspersoon die probeert een oplossing te vinden. Iedere vereniging bepaalt zelf wat over de grens heen gaan betekent en welke sanctie daarop staat. Spreker is ervan overtuigd dat een vereniging als georganiseerd verband met een doel een dergelijk soort conflicthantering nodig heeft. Iedereen vindt normen noodzakelijk, ook al kunnen die per vereniging en tussen individuele leden verschillen. Hij denkt dat de vraag aan de orde is hoever het domein gaat van de vereniging in het reguleren van gedrag van leden. Dat kan in de ene vereniging minder ver gaan dan in de andere. Bij Het Spaarne is hierover uitgebreid gediscussieerd, waarbij bleek dat er verschil in opvatting bestaat over wat geregeld moet worden. De vereniging heeft er uiteindelijk voor gekozen om het algemene kader te accepteren. De vraag is of de modelcode moet gelden voor alle verenigingen of dat gekozen wordt voor vaststelling van het voor NOC*NSF verplichte deel met betrekking tot seksuele intimidatie met vrijheid voor de verenigingen om op andere onderwerpen eigen omgangsnormen vast te stellen. De heer Van der Burg (De Maas) voegt daaraan toe dat het in feite gaat over het domein van de KNRB. Valt het binnen het domein van de KNRB om zaken die niet met roeien te maken hebben dwingend te regelen? Spreker denkt dat over een aantal zaken snel overeenstemming bereikt kan worden, maar dat verenigingen op andere terreinen meer vrijheid zouden moeten krijgen. De modelcode geeft handvatten om zaken te regelen, maar het is aan de verenigingen zelf om te besluiten of zij dat doen. Spreker vindt niet dat deze Algemene Vergadering daarover moet beslissen. De voorzitter resumeert dat er een voorstel van het KNRB-bestuur voorligt en dat er amendementen zijn ingediend op de tekst van artikel 1.2 en 1.4. Hij benadrukt dat het reglement wellicht niet gaat over roeien, maar wel over de roeiwereld. Hij vindt dat de roeiwereld het aan zichzelf verplicht is om dit soort zaken goed te regelen. De heer Van der Burg (De Maas) brengt daar tegenin dat De Maas absoluut voor normen is, maar dat de vereniging die dan ook in haar eigen wereld wil vaststellen. De voorzitter herhaalt dat de KNRB niet voorschrijft wat de vereniging dient te verstaan onder seksuele intimidatie of pesten of welke ongewenste omgangsvorm dan ook. In het voorstel van de KNRB staat duidelijk dat het aan de verenigingen is om daar inhoud aan te geven. Zelfs als de KNRB niet aan de regels van NOC*NSF zou moeten voldoen, dan vindt de voorzitter nog steeds dat de roeiwereld, gezien haar positie in het maatschappelijke bestel, het aan zichzelf verplicht is om deze problematiek op een goede manier te regelen. De vraag is of de Algemene Vergadering kiest voor het KNRB-voorstel zonder onderverdeling of de voorkeur geeft aan een splitsing van de modelcode in een deel A en een deel B. De heer De Way (ARZV) vraagt wat er komt te staan in artikel 2.2, waar nu staat: “Gereserveerd: hier wordt aangegeven wie een tuchtprocedure kan starten bij een Dopingovertreding”. Algemene Ledenvergadering KNRB 4 juni 2011
6
De secretaris verwijst naar bijlage 8, het schema waarin staat wat er allemaal moet gebeuren om de zaken in januari 2013 op orde te hebben. In 2012 vindt de overgang plaats van het ISR naar het KNRB-systeem als rechtsprekend orgaan voor doping. Daarna is het ISR buiten beeld en moet de KNRB het reglement voorzien van regels over doping. Besloten is om daar nu nog geen teksten voor te formuleren. Dit lege artikel is gereserveerd voor de tuchtprocedure bij dopinggebruik. De heer De Way (ARZV) denkt dat het Tuchtreglement geldig is, vanaf het moment dat de Algemene Vergadering het vaststelt. De voorzitter beaamt dat Tuchtreglement vanaf dat moment geldt, behoudens het deel over doping. De KNRB heeft met de Dopingautoriteit onderhandeld over de beschikbare periode om de verenigingen niet op kosten te jagen door extra statutenwijzigingen. De heer Ram (Dopingautoriteit) is ermee akkoord gegaan dat de verenigingen tot 1 januari 2013 de tijd krijgen om hun statuten aan te passen, zodat dit in de normale cyclus van ledenvergaderingen meegenomen kan worden. Het bestuur van de KNRB komt uiteraard in de volgende Algemene Vergadering met een tekstvoorstel. De secretaris wijst erop dat in het amendement van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas de woorden “in ieder geval verstaan misdragingen zoals beschreven in de door de” zijn doorgestreept. Het Tuchtreglement gaat echter ook over andere zaken die bijvoorbeeld tijdens wedstrijden spelen. Zij vraagt daarom aan de indieners van het amendement om de woorden ‘in ieder geval’ niet door te strepen. De voorzitter deelt verder mee dat het bestuur van de KNRB geen probleem heeft met de voorstellen die gedaan zijn voor wijziging van artikel 1.4 en de toevoeging van artikel 1.5. De secretaris vraagt wel aan de Algemene Vergadering of het bestuur een andere plek mag zoeken voor het voorgesteld artikel 1.5. Het past bijvoorbeeld heel goed bij artikel 5. De heer Schellaars (De Hoop) geeft een toelichting op de ingediende amendementen. In artikel 1.2, sub. III, wordt gedefinieerd wat een overtreding is. Aan dat begrip wordt een heleboel vastgeklonken. Als de volledige tekst van artikel 1.2, sub III, wordt vastgesteld, dan is er geen sprake van een model maar van een absolute code. De secretaris vraagt om de woorden ‘in ieder geval’ niet door te strepen, omdat dit de KNRB zou beperken. Spreker brengt daar tegenin dat de KNRB-context geregeld is in artikel 1.4. De secretaris is het met de heer Schellaars eens. De heer Schellaars (De Hoop) vraagt de voorzitter toestemming om nog één keer te mogen uitleggen wat er precies gebeurt. In artikel 1.2 sub IV wordt geregeld, dat de modelcode geldt, als verenigingen nalaten een onderwerp zelf te regelen. De Algemene Vergadering van de KNRB dwingt de verenigingen om alle onderwerpen te regelen. Doen zij dat niet, dan geldt de modelcode. Er is geen alternatief. De heer De Haan (Michiel de Ruyter) vraagt of dit impliceert dat, als een vereniging een onderdeel niet geregeld heeft, voor die vereniging automatisch de complete modelcode geldt of alleen het betreffende onderdeel. De voorzitter antwoordt dat wat de vereniging regelt, geldt. Alleen voor de onderdelen die een vereniging niet regelt, geldt de modelcode. Naast het voorstel van de KNRB, ligt het voorstel van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas die voorstellen om het reglement te splitsen in een deel A en een deel B. Het bestuur heeft geen probleem met het voorstel van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas met betrekking tot artikel 1.2., sub IV. Het bestuur kan eveneens instemmen met de toevoeging van artikel 1.5, maar dan op een andere plaats in het reglement. De heer Schellaars (De Hoop) vraagt of de voorzitter bedoelt dat het bestuur de inhoud van het voorgestelde artikel 1.5 in tact laat en alleen vraagt of het op een andere plaats in het reglement mag staan. Mevrouw Meester-Broertjes (secretaris) antwoordt dat artikel 5 gaat over de straffen. Zij stelt voor om de voorgestelde tekst van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas daaraan toe te voegen als 5.8: “De bevoegde KNRB tuchtcommissie heeft niet de bevoegdheid om iemand uit het lidmaatschap van zijn lidvereniging te ontzetten. De heer Schellaars (De Hoop) vindt dat prima.
Algemene Ledenvergadering KNRB 4 juni 2011
7
De voorzitter vraagt of de Algemene Vergadering instemt met het amendement van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas om het Tuchtreglement te splitsen in een deel A en een deel B. Het amendement wordt bij handopsteken overgenomen. De voorzitter vervolgt het overleg met bijlage 6, nota van toelichting bij het voorstel voor het Tuchtreglement en appendix 4, amendement daarop van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas. De heer Schellaars (De Hoop) denkt dat de tekst duidelijk is, maar is hij graag bereid om eventuele vragen te beantwoorden. De voorzitter constateert dat er geen vragen zijn over de toelichting bij het Tuchtreglement van de KNRB. De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas stellen voor om: - de laatste zin van de eerste alinea te vervangen door: “Het KNRB-bestuur zal na 4 juni a.s. niet meer over kunnen gaan tot royeren van leden van lidverenigingen (zie ook hierna onder 3”)”; aan de vierde alinea na de eerste zin tussen haakjes toe te voegen “waarbij in ogenschouw dient te worden genomen dat de KNRB een vereniging van verenigingen is”; (het bestuur van de KNRB vindt deze toevoeging overbodig); - de eerste zin van de zevende alinea als volgt te formuleren:” Alleen in enkele heel specifieke gevallen wordt een overtreding altijd door middel van het KNRB tuchtrechtspraak afgedaan”. De voorzitter legt ter besluitvorming voor de hierboven vermelde voorstellen van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas, met dien verstande dat 4 juni a.s. veranderd wordt in 4 juni 2011 en de toevoeging tussen haakjes achterwege gelaten wordt. De heer Schellaars (De Hoop) vindt de verandering van de datum duidelijk. Achter de voorgestelde toevoeging zit de volgende gedachtegang. Als er een sanctie wordt opgelegd aan een vereniging, worden de achterliggende leden daardoor ook getroffen. Daarom vindt hij dat daarbij in ogenschouw moet worden genomen dat de KNRB een vereniging van verenigingen is. De voorzitter brengt daar tegenin dat in de volgende zin staat dat elke lidvereniging altijd in beroep kan gaan tegen een opgelegde sanctie. Daarom vind het bestuur de voorgestelde zinsnede overbodig. De heer Schellaars (De Hoop) wijst erop dat het alleen maar fijn is, als een vereniging niet in beroep hoeft te gaan. In beroep gaan kan overigens altijd. De heer De Way (ARZV) vindt het niet nodig om apart te besluiten over de toelichting op het Tuchtreglement. Hij vindt het zelfs niet nodig om de toelichting vast te stellen, hoewel hij er geen bezwaar tegen heeft dat deze vergadering haar eensgezindheid daarover uitspreekt, zolang maar duidelijk is dat het slechts een toelichting is. De voorzitter legt voor het voorstel van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas voor met inachtneming van de twee wijzigingen van de KNRB daarop. De vergadering stemt met deze voorstellen in. 5. Behandeling en vaststelling van het Werkplan Ongewenste Omgangsvormen voor de KNRB en de verenigingen De voorzitter verwijst naar bijlage 7 en het wijzigingsvoorstel van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas (appendix 5), waarin de splitsing in A en B wordt uitgewerkt. De heer Schellaars (De Hoop) vraagt of de voorzitter het met hem eens is dat de KNRB per 1 juli 2011 een modelcode heeft, als dit werkplan vandaag wordt aangenomen. Hij vindt de term werkplan daarom verwarrend. Mevrouw Meester-Broertjes (secretaris), die namens het bestuur woordvoerder is voor dit thema, legt uit dat ervoor gekozen is om eerst het Tuchtreglement vast te stellen en te kijken wat daaronder valt. Vervolgens heeft de commissie Ongewenste Omgangsvormen van de KNRB een werkplan gemaakt met betrekking tot alle stappen die genomen moeten worden om de genomen besluiten (de modelcode en de onderverdeling in A en B) uit te voeren. De grootste taak ligt bij de verenigingen en een deel bij de KNRB. In het werkplan staat dat de KNRB het onderwerp zo belangrijk vindt, dat er aandacht aan besteed wordt in alle op te stellen beleidsstukken. Mevrouw Eijs (erelid) stelt voor om het een implementatieplanning te noemen. De secretaris benadrukt dat het werkplan bedoeld is om duidelijk te maken wat de modelcode in de praktijk betekent voor de verenigingen. Het is bedoeld als dienstverlening aan de verenigingen, maar niet zwaarder dan dat.
Algemene Ledenvergadering KNRB 4 juni 2011
8
De heer Schellaars (De Hoop) begrijpt dat na vaststelling van de modelcode van de KNRB het implementatieplan volgt. Hij stelt voor dat de voorzitter aangeeft in hoeverre de voorgestelde wijzigingen daarop van De Amstel, De Goudse, De Hoop en De Maas voor het bestuur van de KNRB acceptabel zijn. De voorzitter zou het wel prettig vinden als de heer Schellaars een algemene toelichting bij de wijzigingsvoorstellen zou willen geven. De heer Schellaars (De Hoop) legt uit dat het werkdocument een aantal algemene delen heeft met daarachter de modelcode, waarvan de Algemene Vergadering zojuist besloten heeft om die in twee delen in te voeren. Op bladzijde 1 zijn wat redactionele aanpassingen gedaan die te maken hebben met de volgorde van de agenda. In paragraaf 2.1, algemene gedragscode Ongewenste Omgangsvormen, heeft een opschoning plaatsgevonden om de gebruikte terminologie eenduidig te maken. Dat behoeft wat spreker betreft geen nadere toelichting. In paragraaf 2.2 wordt een nadere uitleg gegeven over de werking van onderdeel A en B. Daarbij wordt een belangrijke implementatiedatum genoemd, 1 januari 2013. Daarin moet een nadere nuance aangebracht worden om te regelen dat ook nieuwe verenigingen of verenigingen die besluiten om na 1 januari 2013 een eigen code aan te nemen, daartoe de mogelijkheid hebben. In de tweede regel zou toegevoegd moeten worden ‘of na 1 januari 2013’. RIC heeft deze toevoeging aangedragen. De voorzitter benadrukt dat de modelcode van de KNRB geldt, zolang een vereniging geen eigen code heeft vastgesteld. Hij neemt het voorstel van mevrouw Neppérus over om in onderling overleg een duidelijke tekst te formuleren. De heer Schellaars (De Hoop) vervolgt met paragraaf 2.2., sub A, waarvan de inhoud net al besproken is. In paragraaf 2.2, sub B, invulling van beleid bij verenigingen en KNRB, is een verduidelijking aangebracht. Hij denkt dat het heel goed is dat de roeiwereld zich naar buiten toe presenteert door middel van de modelcode. Het wijzigingsvoorstel onder 4 gaat over de vrijwilligersovereenkomst, een instrument dat bedoeld is om actieve vrijwilligers binnen verenigingen die geen lid zijn (bijvoorbeeld jeugdcoaches) onder de paraplu van deze regelingen te brengen, omdat zij anders niet gebonden zijn aan de rechtssfeer van de vereniging en de KNRB. Het amendement gaat over de definitie van vrijwilliger. Wat spreker betreft zou de nuance moeten zijn, alleen personen die structureel actief zijn als vrijwilliger en niet een ouder die af en toe helpt. Met betrekking tot grensgevallen moet een afweging worden gemaakt. Alle vrijwilligers onder contract brengen is ondoenlijk en maakt de situatie onwerkbaar. Hij denkt dat het voorstel met betrekking tot B.3 over de Tuchtcommissie van de KNRB al voldoende aan de orde is geweest bij de behandeling van het Tuchtreglement. Omdat onderdeel A van de modelcode onleesbaar is geworden door de vele wijzigingen, stelt spreker voor om naar onderdeel B te kijken. Daarin is duidelijk zichtbaar wat in beide onderdelen gewijzigd wordt. In onderdeel 1 over veiligheid, gezondheid en respectvolle omgangsvormen is een nuance aangebracht. Als iemand met een bootje het water op gaat, ligt het risico daarvan toch echt bij het lid zelf en niet bij de vereniging. De formulering luidt als volgt: “Nota bene: leden van verenigingen nemen op eigen gezag en risico deel aan het bevaren van de vaarwaterwegen tijdens het roeien en als zodanig ondernemen ze een zelfstandige vaarreis”. Aan onderdeel 2, ongewenste omgangsvormen, is een toevoeging gedaan, omdat deze categorie (in onderdeel B) niet per se hoeft te worden geregeld. De toevoeging luidt als volgt: “De vereniging is gehouden dergelijke gedragingen tegen te gaan en te voorkomen, dan wel geeft hieraan een nadrukkelijke stimulans”. Verwijzingen naar de Arbowet en de Wet op gelijke behandeling zijn eruit gehaald, omdat deze verwarrend werken. In onderdeel 3 staat de beleidsverklaring van het bestuur. In die beleidsverklaring stond dat bij vermeende strafbare feiten altijd direct aangifte bij de politie dient te worden gedaan. Dat wordt veranderd in: “Wanneer het om vermeende strafbare feiten gaat, wordt betrokkenen gewezen op de mogelijkheid om aangifte bij de politie te doen. Daarmee wordt het recht bij de klagers neergelegd. Het bestuur is geen politie en ook niet verplicht om aangifte te doen. Hij stelt voor de tekst in die zin aan te passen. De voorzitter zoekt nog naar een plek om toe te voegen dat de modelcode van toepassing is, als een vereniging zelf geen regeling heeft vastgesteld. De heer Schellaars (De Hoop) stelt voor om het voorstel van mevrouw Neppérus te volgen en die tekst uit het Tuchtreglement in de toelichting te verduidelijken, zodat dit in de volgende ledenvergadering formeel vastgesteld kan worden. De voorzitter denkt dat er in ieder geval overeenstemming is over de inhoud. De heer Cornelis (communicatie en sponsoring) vraagt of het laatste voorstel niet impliceert dat een bestuur bijvoorbeeld geen aangifte zou willen doen ingeval van verkrachting.
Algemene Ledenvergadering KNRB 4 juni 2011
9
De heer Schellaars (De Hoop) bedoelt dat zeker niet. Betrokkenen wordt gewezen op de mogelijkheid om aangifte te doen en het bestuur heeft uiteraard altijd de mogelijkheid om aangifte te doen, maar spreker wil van dat laatste geen automatisme maken. De heer Cornelis (communicatie en sponsoring) pleit voor een formulering die niet de indruk wekt dat verenigingsbesturen geen aangifte zouden willen doen. Mevrouw Neppérus (erelid) heeft ook de neiging om daarin niet al te veel ruimte te bieden, omdat besturen zich bij seksuele intimidatie niet mogen verschuilen achter een dergelijke formulering. De heer Schellaars (De Hoop) is het wel eens met de intentie van mevrouw Neppérus, maar de oorspronkelijke tekst laat geen ruimte voor gevallen, waarbij betrokkenen ervoor kiezen om de zaak onderling te regelen en niet verder op te blazen, of dit nu verstandig is of niet. Spreker zou het nogal wat vinden, als een bestuur dan verplicht zou zijn om naar de politie te gaan. In extreme gevallen zou dat goed zijn, maar ‘vermeende strafbare feiten’ is daarvoor een te ruim begrip. De voorzitter stelt voor om de formulering aan te scherpen tot: “Wanneer het om vermeende strafbare feiten gaat, wordt hetzij direct aangifte gedaan, hetzij betrokkenen gewezen op de mogelijkheid om aangifte te doen”. De heer Schellaars (De Hoop) kan zich prima vinden in deze formulering. De heer Van der Burg (De Maas) vindt dat het niet altijd aan het bestuur is om daarover een beslissing te nemen. Ouders van jeugdleden bijvoorbeeld mogen een zelfstandige afweging maken. De voorzitter brengt daar tegenin, dat zijn formulering die mogelijkheid openhoudt. De heer De Way (ARZV) is het er volstrekt mee eens. De voorzitter resumeert dat er dus gesproken wordt over een modelcode voor ongewenste omgangsvormen. Hier en daar wordt ten onrechte nog gesproken over ‘zal gebeuren”, maar daar moet uiteraard ‘gebeurt’ staan. Er wordt een voorstel gedaan om de incidentele vrijwilliger niet met een formele band op te schepen. Hoewel de voorzitter zich dat kan voorstellen, kunnen ook die personen zich schuldig maken aan ongewenste omgangsvormen. Hij denkt dat er toch een vangnet moet zijn. De heer Schellaars (De Hoop) erkent dat het moeilijk is om een grens te trekken. Verenigingen zijn blij met vrijwilligers. Het is heel lastig om een verhouding met hen direct te formaliseren. Als de Algemene Vergadering vastlegt dat dit wel moet gebeuren en het blijkt niet gebeurd te zijn, als er iets mis gaat, dan leidt dat onherroepelijk tot discussie en heeft het bestuur een probleem. Omdat de situatie werkbaar moet blijven, heeft De Hoop gekozen voor de structureel actieve vrijwilligers die iedereen wel kent, maar die geen lid willen worden. De eerste stap zou natuurlijk moeten zijn om hen gewoon lid te maken. Spreker denkt dat het onmogelijk is om elk risico uit te sluiten. De heer Van der Laan (Spaarne) denkt dat deze vrijwilligersovereenkomst vooral een preventieve werking heeft, omdat die mensen geconfronteerd worden met een verklaring, waarin staat hoe zij zich dienen te gedragen. Ook als het gaat om incidentele vrijwilligers, kan een bestuur altijd optreden door een ernstig gesprek met hen te voeren of hen de toegang tot de vereniging ontzeggen. Hij is het met de heer Schellaars eens dat het wat te ver gaat om incidentele vrijwilligers deze verklaring te laten ondertekenen. Uit de zaal kwam de vraag naar voren of er redenen zijn om aan te nemen dat artsen meer bevoegd zijn om te oordelen over fatsoens- of andere normen dan anderen. De heer Van der Laan (Spaarne) antwoordt dat artsen vaak genoemd worden, omdat vertrouwenspersonen in veel gevallen arts zijn, maar feitelijk komen anderen ook in aanmerking voor deze positie. Mevrouw Lichtenberg (vertrouwenspersoon KNRB) voegt eraan toe dat al veel organisaties de KNRB zijn voorgegaan bij het inrichten van dergelijke structuren. Al doende is men tot de conclusie gekomen, dat mensen die medisch opgeleid zijn goed voldoen, maar dat neemt niet weg dat enige juridische kennis ook nuttig is. Mevrouw Snippe (De Hunze) wijst erop dat het NOC*NSF niet alleen beschikt over een aantal vertrouwenspersonen voor slachtoffers, maar ook voor aangeklaagden en voor verenigingen. Die mensen kunnen geraadpleegd worden. Bovendien biedt NOC*NSF een opleiding aan voor vertrouwenspersonen. Algemene Ledenvergadering KNRB 4 juni 2011
1 0
De heer Kooman (DDS) is zeer gelukkig met deze ontwikkelingen. DDS heeft helaas al een traditie op dit gebied. Hij heeft nog een paar opmerkingen, los van de ingediende amendementen. DDS heeft onderdeel 5 van de modelcode anders geregeld. DDS heeft een onafhankelijke klachtencommissie die los staat van het bestuur en waarvan de leden geheimhouding verplicht zijn. Dat vindt hij een goede zaak, omdat er ook rekening gehouden moet worden met valse aangiften. Hij stelt voor om iets toe te voegen over een scheiding tussen het bestuur en tuchtcommissie, de bevoegdheid van de tuchtcommissie om een straf uit te delen en geheimhoudingsplicht van haar leden. De voorzitter is het helemaal met hem eens dat de tuchtcommissie onafhankelijk moet zijn en de mogelijkheid moet hebben om sancties op te leggen. Hij vraagt of dat ergens in de tekst verwoord moet worden of dat de tekst daartoe ruim genoeg is geformuleerd. De heer Van der Laan (Spaarne) zou willen toevoegen dat het het bestuur vrij staat om onder zijn verantwoordelijkheid een tuchtcommissie in te stellen. Dat ontheft het bestuur niet van zijn verantwoordelijkheid. De secretaris, mevrouw Meester-Broertjes, denkt dat dit als toelichting voor de verenigingen toegevoegd zou kunnen worden. Het aspect van geheimhouding lijkt haar vanzelfsprekend, maar het is misschien toch goed om ook dat toe te voegen. De voorzitter concludeert dat het bestuur van de KNRB de suggestie van de heer Van der Laan overneemt. Hij legt de tekst van bijlage 7, inclusief de amendementen uit appendix 5 voor aan de vergadering. Hij zegt daarbij toe dat de definitieve tekst nog zal worden uitgewerkt. Hij constateert dat de Algemene Vergadering met grote meerderheid instemt. 6. Discussie over schema van invoering van gewijzigde statuten en tuchtreglement De voorzitter heeft al uitgelegd dat Dopingautoriteit ermee akkoord gaat dat de KNRB per 1 januari 2013 overgaat naar de nieuwe situatie, zodat de verenigingen ruimschoots de tijd hebben om hun statuten aan te passen. De secretaris deelt mee dat het bestuur behoefte had aan een duidelijk overzicht van wat nu en wat later gedaan moet worden om het beleid tot uitvoering te brengen. In de novembervergadering van 2010 stond een wijziging van het Huishoudelijk Reglement op de agenda, maar in die vergadering is besloten om eerst de principiële zaken te regelen en daarna de afgeleide zaken. Het Huishoudelijk Reglement staat voor maart 2012 op de agenda en dat geldt ook voor het Reglement voor Roeiwedstrijden. De KNRB zal daarover met de verenigingen in discussie gaan. Dat geldt ook voor twee wijzigingen in de statuten met betrekking tot het aantal stemmen per vereniging en het quorum (artikel 24 en 25 van de Statuten). De verenigingen zullen daarvan op de hoogte gesteld worden in een van de komende districtsrondes van de KNRB. De voorzitter benadrukt dat het nu vooral gaat om het schema onder punt 3 van bijlage 8. De heer Van der Burg (De Maas) vraagt of het bestuur artikel 24 en 25 van de Statuten redactioneel of inhoudelijk wil wijzigen. De voorzitter antwoordt dat het om een inhoudelijke wijziging gaat. Daarom wil het bestuur die ook in overleg met de verenigingen goed voorbereiden. De secretaris voegt eraan toe dat het bestuur er bewust voor heeft gekozen om in het najaar van 2011 niet weer een Algemene Vergadering te houden. De heer De Way (ARZV) neemt aan dat het bestuur de modelwijzigingen voor de verenigingsstatuten zal rondsturen. De voorzitter bevestigt dat. 7. Vaststellen van alle voorgaande besluiten De voorzitter brengt in herinnering dat besloten is om aan het eind vast te stellen wat er vandaag is vastgesteld. Hij resumeert dat bij agendapunt 3 de Statuten zijn gewijzigd conform het voorstel van het KNRB-bestuur, waarbij het bestuur het amendement van de ARZV heeft overgenomen en het bepaalde over het wedstrijdcontract (6.4) is overgebracht naar de toelichting. Omdat voor dit besluit een quorum is vereist, zal deze wijziging nog formeel vastgesteld moeten worden.
Algemene Ledenvergadering KNRB 4 juni 2011
1 1
Bij vaststelling van het Tuchtreglement heeft het bestuur de voorgestelde splitsing in een onderdeel A en een onderdeel B aanvaard, Er komt een modelcode Ongewenste Omgangsvormen en het ontbreken van de bevoegdheid van de Tuchtcommissie om leden uit te zetten, wordt ondergebracht bij artikel 5. In de toelichting op het Tuchtreglement wordt 4 juni a.s. vervangen door 4 juni 2011 en de voorgestelde toevoeging tussen haakjes komt te vervallen. Daarmee is de toelichting vastgesteld. In het werkdocument over ongewenste omgangsvormen wordt de verdeling tussen A en B aangebracht. Daarbij is belangrijk dat de modelcode van de KNRB alleen geldt, als verenigingen geen eigen regeling hebben gemaakt. Het dient dus als vangnet. Bovendien is in de tweede regel toegevoegd “of na 1 januari 2013’. De voorzitter concludeert dat al het voorgaande hiermee is vastgesteld. De heer Van der Burg (De Maas) doet nog de suggestie om het model Wedstrijdcontract uit de statuten te halen en het als bijlage toe te voegen aan het Reglement voor Roeiwedstrijden. De voorzitter zegt toe dat het bestuur die suggestie bestuderen. Dit zal aan het werkschema toegevoegd worden. De heer Schellaars (De Hoop) concludeert voor de zekerheid nog even, dat de code voor onderdeel A ingaat op 1 januari 2013. De voorzitter bevestigt dat, maar verenigingen mogen het natuurlijk eerder doen. 8. Rondvraag Mevrouw Van Wageningen (De Kop) is zeer onder de indruk van de toewijding, waarmee deze stukken zijn voorbereid. Maar misschien nog wel meer van het aantal amendementen. Zij denkt dat het misschien goed zou zijn om wat minder juristen als lid te hebben. Zij is echter ook onder de indruk van de grote hoeveelheden papier die dit allemaal gekost heeft. Zij vraagt of daar wat meer op gelet kan worden. De voorzitter antwoordt dat het bestuur zich daarvan zeer goed bewust is. Er wordt zoveel mogelijk dubbelzijdig gekopieerd. Hij zal de volgende keer zorgen voor een vergaderlocatie met WiFi, zodat mensen hun laptop kunnen meenemen en de stukken niet meer uitgeprint hoeven te worden. De heer De Way (ARZV) is erg blij dat de Algemene Vergadering nu echt een punt achter deze zaak heeft kunnen zetten na ruim een jaar. Hij maakt van de gelegenheid gebruik om het bestuur te bedanken voor zijn tolerante houding, ondanks de oppositie. Dit was natuurlijk een hele principiële zaak, maar hij vertrouwt erop dat het bestuur vanaf nu weer volledig het roer in handen kan nemen. De voorzitter bedankt de heer De Way. Het bestuur zal zich er blijvend van bewust zijn, dat de KNRB een vereniging is van lidverenigingen. 9. Sluiting De voorzitter stelt voor om de volgende vergadering ter formele afwikkeling van wat vandaag officieus besloten is, te houden tijdens de Martini Regatta op 18 juni 2011. De heer Schellaars (De Hoop) vraagt of het werkdocument dan al gereed is. De voorzitter verwacht dat wel. Mevrouw Meester-Broertjes (secretaris) zegt toe alle informeel vastgestelde teksten te zullen publiceren op de website. De voorzitter bedankt voor al het verrichte werk en de constructieve bijdrage van de verenigingen. De KNRB kan meer dan ooit aan de buitenwereld laten zien dat de roeiwereld zich bewust is van de realiteit en zijn verantwoordelijkheid neemt en een bijdrage levert aan de gezondheid van de Nederlandse bevolking. In tegenstelling tot wat gebruikelijk is, zal de voorzitter van de erevoorzittende vereniging vandaag niet als laatste het woord voeren, omdat dit een bijzondere vergadering was. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter de vergadering om 12.10 uur.
Algemene Ledenvergadering KNRB 4 juni 2011
1 2