Verslag dialoogsessies Werkconferentie ‘Vinken of vonken’ 27 januari 2016 Richtvragen output dialoogsessies Vooraf hebben we onderstaande richtvragen voor de dialoogsessies toegelicht. Deze vragen zijn geformuleerd (april 2015) in de strategische beroepenveldcommissie van HAN-opleidingen SPH en Pedagogiek. De verslaglegging is een weergave van wat er in de dialoogsessies is benoemt of bevraagd en nog niet geanalyseerd of geordend.
1. Welke praktijkdilemma’s / ‘wicked problems’ zie we in het sociaalagogische werkveld? (Om navelstaren te voorkomen: welke problemen in de samenleving horen (toekomstig) bij het werkveld?) 2. Hoe en waartoe moet de student opgeleid worden in het actuele werkveld? (competenties, kwaliteiten, vermogens…) 3. Welke scholingsbehoefte hebben docenten en professionals? (Hoe zorgen we voor een inspirerende leeromgeving, op school en in het veld? En hoe zorgen we daarbij voor de ander en voor onszelf?
Dialoogsessie Futsal Chabbab Aanbevelingen als uitkomst van de dialoogsessie: Voor de docent: willen is meer als disciplineren. De docent met passie vertellen. De flow komt als je de studenten de ruimte geeft en niet frustreert door te toetsen. De student moet ruimte krijgen om te reflecteren. Je kunt ook denken dat de student de frustratie van het toetsen aan kan omdat ze juist iets willen. Door scherp te hebben wat een wil, kan de student door ontwikkelen. Door korte lijntjes te hebben met het werkveld, kan de opdracht van school beter tot zijn recht komen tijdens de stage. Deze korte lijntjes geven de student kracht, eigenheid en zelfvertrouwen. Door het huidige toetsbouwwerk dwingen we de studenten tot wat wij willen in plaats van wat ze moeten doen. Door eigen initiatief neer te leggen bij de student maak je de student flexibel en wordt het meer een natuurlijk proces. Dan handel je echt naar de PCDA cyclus. Wat leer je op school en wie ben je in de praktijk? Wat zie je bij jezelf? Door ook een ruimte te bieden waar de praktijk het onderwijs ontmoet, betrek je het onderwijs meer bij de praktijk. Door mentorschappen in de klassen in te stellen, kun je studenten meer in hun kracht zetten. De student leert dan meer in hun kracht te vertrouwen en eigen verantwoording te nemen. Wanneer een student geen verantwoording neemt, geef je de student feedback op zijn gedrag. Dialoogsessie ‘verbindend werken’ Opsomming van besproken zaken, opmerkingen en vragen. 1. Kentalis, St. Michielsgestel: (instelling voor mensen met een communicatieprobleem). Men heeft gerealiseerd dat mensen samen met dorpsbewoners de hond uit laten op het terrein. Een ander voorbeeld: plaatselijke supermarkt zorgt voor een surrogaat voor een ‘uit eten’ situatie. De rol van de 1
sociaal werker hierin is het idee krijgen en netwerken, contactleggen etc. Dilemma is hier: persoonlijke wens versus instellingsbeleid (bijvoorbeeld een hond willen hebben om genegenheid, zorg te geven en te ervaren). 2. ‘Deeldagen’ in de wijk (Oosterhout) – zonder geld, er is een ontmoeting waar mensen goederen kunnen delen. Dit is door wijkbewoners geïnitieerd. Hier heeft geen sociaal werker een rol in gespeeld (zou wel kunnen als aanjager?). 3. Acceptatie van groepen in de samenleving (voorbeeld: met een hele groep mensen met een verstandelijke beperking in de schouwburg gaan zitten – in plaats van bij elkaar te gaan zitten waardoor dat wellicht een negatief effect heeft (meningen waren verdeeld!) -> in plaatst van de vraag naar acceptatie -> hoe kun je de ander betrekken! 4. Moeten we ons richten op de ‘kwetsbare ander’ of op ‘de niet- kwetsbare ander’ (wat is kwetsbaar?) – hoe mobiliseer je omstanders, burgers, betrokkenen? 5. Welke houding kunnen we verwachten van de student van nu als het gaat om maatschappelijk bewustzijn en maatschappelijke betrokkenheid? (naar aanleiding van een discussie over generatiekenmerken en ook levensfase, los van generatiekenmerken). 6. Om deze dilemma’s te snappen en waar te nemen zouden studenten ook geschoold moeten worden in filosofie en levensbeschouwing. 7. Wanneer vindt het werkveld dit ‘vonken’ goed genoeg? Als er inzicht is in de eigen opvattingen en ervaringen, kwaliteiten en zwakkere kanten. Het inzicht is het belangrijkste, he product mag mislukken! Lef, signaleren, pro-actieve houding. Stevige houding. Dit zouden elementen voor de toetsing moeten zijn. Het voorbeeld van signaleren en daarbij een mooi voorstel doen wordt afgezet tegen de moeizame opdrachtformulering (innovatieve maatregelen etc… er moet een opdracht van de opdrachtgever zijn… vaak star geïnterpreteerd door opleiding en student… te veel ‘vinkjes’?) Hoe leer je ‘zorg voor het zelf’ aan (voert al terug op Griekse oudheid maar ook nu nog in allerlei literatuur te vinden)? 8. Werk aan een verhoogd maatschappelijk bewustzijn. 9. Nu conditioneren we in de opleiding ‘vinkgedrag’. We mogen meer inzetten op ‘Vonken’. 10. Wat kunnen we weglaten uit het curriculum? Dit is een lastige vraag om te beantwoorden en brengt wel een probleem ter berde: hoeveel is genoeg en wat is wezenlijk? 11. De ontwikkeling als persoon moet centraal staan! Het vak vereist een maatschappelijk- en zelfbewuste houding. Dialoogsessie Project Intensieve ondersteuning Verslag inleidende workshop en antwoorden per dialoogvraag. Inleiding door Clementine over het project Intensieve ondersteuning van aanstaande jonge ouders uit ‘probleemgezinnen’ door inzet van stagiaires. Door in een vroeg stadium preventief jonge aanstaande ouders te ondersteunen op alle leefgebieden krijgen deze ouders vaardigheden aangeleerd waardoor hopelijk in een latere stadium grote problemen worden voorkomen. Stagiaires gaan met de aanstaande ouders mee naar verschillende instanties(verloskundige, gemeente, eventueel schuldeisers, huisvestiging 2
enz), zij wijzen de weg. Op deze manier is tevens de context van deze aanstaande ouders uit probleemgezinnen beter in kaart te brengen. De stagiaires worden door een professional begeleid maar moeten dus ook veel zelf uitzoeken. Leren door ervaren. Stagiaires blijven in principe in het gezin tot het moment dat het kind naar school gaat.
Welke praktijkdilemma’s zien we in het sociaalagogische werkveld? Er wordt gewerkt vanuit wat er niet goed gaat, niet vanuit creatief kijken naar mogelijkheden. Leidraad lijkt te zijn dat er voldaan moet worden aan resultaten op papier terwijl de cliënt vraagt om flexibiliteit, passende alternatieven. Maar ook: op welke wijze kan de begeleiding of ondersteuning van cliënten goedkoper worden, waar is preventief werken nuttig en haalbaar?
Hoe en waartoe moet de student opgeleid worden in het actuele werkveld? Welke eigenschappen moeten startende professionals hebben om mee te kunnen draaien in het werkveld van de jeugdzorg? Stressbestendig Creatief Makkelijk contact kunnen maken Concreet en simpel uitleg kunnen geven Doorpakken Met elkaar is besproken of dit puur karaktereigenschappen zijn die je hebt of niet hebt of dat dit houdingsaspecten zijn die ook aan te leren zijn. Men was het er over eens dat deze houdingsaspecten voor een groot deel wel aan te leren zijn door veel te oefenen in gesimuleerde/drama situaties. Nog beter is het als studenten in een buitenschoolse omgeving zelf kunnen ervaren wat nodig is om cliënten, die tegen veel problemen aanlopen, te kunnen ondersteunen en begeleiden. Als de student op zichzelf is aangewezen stimuleert dit het creatief denken. Zien, horen, meemaken, mensen in beweging zien maakt dat je niet vanuit een (theoretisch) plaatje kijkt. De werkelijkheid is niet in één plaatje te vangen. De opleidingen zouden meer van de praktijk gebruik moeten maken. We zetten de ervaring die de student zelf meeneemt uit de praktijk te weinig in het onderwijs als leerervaring in.
3
3 lagen die elkaar versterken
kennis
reflectie
ervaring
Het gaat om 3 lagen:
De stagiaire/startende professional hoeft niet alles te weten maar moet wel zelf op zoek kunnen en durven gaan. Dit is een belangrijke competentie. Je moet mensen kunnen benaderen, achter de voordeur kunnen komen. In een gezin waar een groot aantal problemen zijn is dat niet altijd eenvoudig. Het duurt een tijd voordat er een vertrouwensband is opgebouwd. Geduld, aansluiten en respect zijn hierbij belangrijke competenties. Daarnaast moet de professional goed kunnen samenwerken met andere instanties, de sociale kaart kennen en kennis hebben over ontwikkelingstaken/opgaven en opvoedingstaken/opgaven.
Welke scholingsbehoefte hebben docenten en professionals? In het werkveld worden overal zelfsturende teams opgezet. De vraag is hoe er voorkomen kan worden dat dit allemaal kleine zelfwerkende teams worden waar de verbinding tussen ontbreekt. Professionele teams moeten de capaciteit hebben om te blijven samenwerken. Docententeams zouden meer moeten kijken hoe het HBO-onderwijs intensiever samen kan werken met het werkveld? Studenten leren op verschillende manieren en in verschillende tijdspanne. Door de vaste handleidingen en een vaste structuur van lessen worden studenten echter gedwongen allemaal op dezelfde manier te leren. Docenten zouden meer moeten doen met de verschillende leerstijlen van studenten. Studenten zijn nog erg jong. Kunnen zij de cliënt dan wel aangeven welke alternatieven er allemaal zijn in het geval dat de cliënt tegen problemen aanloopt of gewoon nog niet bedacht heeft wat er nodig is (BV. client moet leren dat hij bij de belasting doorgeeft dat hij geen werk meer heeft)? Kunnen de jonge professionals altijd nieuwe impulsen aandragen. Dit vereist het vermogen tot creatief denken!
4
Waar in de opleiding ‘leren’ studenten creatief te denken? Dit vermogen ontwikkelen ze wel enigszins bij het uitvoeren van het afstudeeronderzoek en soms tijdens hun stageperiode. Belangrijk is dat studenten /stagiaires de ruimte krijgen om te sparren over hun werkzaamheden/handelen. De vraag is: Mogen studenten buiten de kaders, creatief denken bij onze opleidingen? Mogen docenten creatief aansturen en beoordelen? In hoeverre heerst er een angstcultuur in het werkveld en in het onderwijs? Er moet immers resultaat behaald/bewezen worden. Wat beoordelen wij als docent echt: de inhoud of schriftelijke vaardigheden (verslag)?
In hoeverre kun je studenten zelf aan laten geven waarop ze getoetst willen worden of in andere woorden hoe kun je studenten zelf laten nadenken over wat volgens hen belangrijk is in het contact met cliënten? In het onderwijs wordt veel geregistreerd, verslagen beoordeeld. Interessanter is om de student meer in de praktijk te zien handelen en dan te beoordelen of het voldoende professioneel handelen betreft. Wie bepaalt hoe er getoetst moet worden, hoe vaak dit moet gebeuren en welke toetsvorm het beste is? Uitvoerende docenten lijken het niet altijd eens te zijn met de huidige hoeveelheid toetsen en met de vorm. Hoe kan er gezorgd worden dat er in alle lagen van het onderwijs de beoordeling van de creatieve ontwikkeling van een student meegenomen wordt in de toetsvormen? Wij pleiten er voor om in het onderwijs en bij de toetsing ons niet te laten leiden door Angst maar te kijken vanuit het motto: Anders doen, grenzen uitproberen. Uit het bovenstaand komt voort dat de scholingsbehoefte voor de docent en de professional is: Hoe kun/durf je zelf creatief te denken en te zijn, hoe leer je anderen aan om creatief te denken en flexibel te zijn, echt te doen wat werkt bij die student of cliënt? Advies:
Meer interactie tussen werkveld en opleidingen. Cliënten (ouders) meer betrekken bij het onderwijs. Ex-cliënten laten vertellen wat er voor nodig is om een ex-cliënt te worden Motto voor de jeugdzorg en onderwijs zou moeten zijn: Doe dat wat nodig is. Nu is het (officieuze) uitgangspunt vaak: Dit kan niet en dit kan niet.
Verslag door Suzanne Laagland, Dries de Moor en Conny van der Stolk
5