bijlage 19 agendapunt 10c
Vergadernotitie voor de Drechtraad van 16 juni 2010
datum 16 april 2010 steller Marije Klink
Onderwerp
Verordening inburgering Drechtsteden
doorkiesnummer 078-6398237 e-mail
[email protected]
Bijlagen 1. Verordening inburgering Drechtsteden inclusief toelichting Gevraagde beslissing Vaststellen van de verordening inburgering Drechtsteden inclusief toelichting. Verdere procedure Cliëntenraad d.d. 20 april 2010 Adviescommissie Welzijn, Zorg en Inkomen d.d. 19 mei 2010 Ter vaststelling in de Drechtraad d.d. 16 juni 2010 Mocht de bespreking bij de Cliëntenraad of de bespreking bij de Adviescommissie Welzijn, Zorg en Inkomen nog tot aanpassingen leiden, dan zal dit separaat volgen. De nieuwe leden van de Bestuurscommissie van de Sociale Dienst Drechtsteden zullen in mei 2010 de instemming op de verordening (door de oude bestuursleden) nog dienen te bekrachtigen. Communicatie Na instemming door de Drechtraad vindt publicatie plaats via Drechtstedennieuws. De verordening kan tevens worden ingezien bij de Sociale Dienst Drechtsteden. Financiële consequenties --Toelichting De Wet Inburgering geeft aan in hoeverre de Drechtraad nadere regels dient te stellen in een verordening. Voor de Wet Inburgering (WI) is dit geregeld in de artikelen 8, 19 vijfde lid, 23 vijfde lid, 24 a vijfde lid en 35. De huidige verordening Inburgering is door de Drechtraad op 21 maart 2007 vastgesteld en werkt terug tot 1 januari 2007. De Wet inburgering (WI) is per 1 januari 2007 in werking getreden. De WI draagt gemeenten op om voor een aantal onderwerpen bij verordening regels te stellen. Het gaat dan over: regels omtrent de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen (artikel 8 WI); regels omtrent het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI); regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI); regels over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI); regels met betrekking tot het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).
Vrijwillige inburgeraars Per 19 december 2009 is de WI gewijzigd. Er is een paragraaf toegevoegd inzake het gemeentelijk aanbod aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a t/m 24f). De wijziging in de WI betekent ook een wijziging voor de verordening. In de verordening zullen regels moeten worden gesteld die gelden voor de vrijwillige inburgeraars (artikel 24a, vijfde lid WI). Inburgeringstermijn Per 19 december 2009 is de WI eveneens op dit onderdeel gewijzigd. Voor oudkomers en asielgerechtigden was de inburgeringstermijn 5 jaar. Dit is gewijzigd naar 3,5 jaar. In de verordening dient dit eveneens aangepast te worden. Persoonlijk inburgeringsbudget Daarnaast dient de verordening geactualiseerd te worden op het punt van het persoonlijk inburgeringsbudget. Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aangeboden worden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt. Hiertoe zijn in de nieuwe verordening regels gesteld. Termijn van terugbetalen De inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening is vastgesteld, is een eigen bijdrage verschuldigd van € 270,00. In de verordening staan regels over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening is vastgesteld, welke regels in ieder geval betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen. Voorheen was bepaald dat de eigen bijdrage in 18 termijnen kon worden terugbetaald. Dit is gewijzigd naar 5 termijnen. Overig De Wet Inburgering gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige. Het staat de inburgeraar dan ook vrij de inburgering zelf te regelen. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting). Opgemerkt wordt dat elke gemeente de keuze heeft in het werken met een stelsel. Er zijn 2 mogelijkheden: het aanbodstelsel en het vaststellingsststelsel. Het huidige stelsel, waarmee gewerkt wordt is het aanbodstelstel. Met dit stelsel wordt een inburgeringsaanbod gedaan aan de inburgeringsplichtige dat wel of niet door hem/haar kan worden geaccepteerd. Op het moment dat hij/zij dit aanbod niet accepteert, wordt de klant meegedeeld dat hij/zij dan zelf moet zorgdragen voor de inburgering en per welke datum het examen moet zijn behaald. Artikel 19a, eerste lid, WI geeft de bevoegdheid om bij verordening te bepalen dat er geen voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige, maar deze direct wordt vastgesteld. Dit wordt ook wel het vaststellingsstelsel genoemd. Als met dit stelsel wordt gewerkt is de inburgeringsplichtige direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening. Beoordeeld is of de huidige werkwijze, het aanbodstelsel, aanpassing behoeft naar het vaststellingsstelsel. Gekozen is om het huidige stelsel te blijven hanteren, omdat: het aanbodstelsel het beste aansluit bij de visie achter de wet, namelijk de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige; het aanbodstelsel goed aansluit bij de visie van de SDD (uw partner in zelfstandigheid).
-
blijkt dat zeer weinig inburgeringsplichtigen het aanbod dat door de SDD wordt gedaan, weigeren; blijkt dat wanneer gekozen wordt voor het vaststellingstelsel, dit stelsel voor alle inburgeringsplichtigen die voor een voorziening in aanmerking komen gaat gelden. Het is niet mogelijk om voor bepaalde groepen te werken met het vaststellingstelsel en voor andere groepen met het aanbodstelsel. De keuze voor het vaststellingstelsel houdt dus in dat het aanbodstelsel wordt verlaten. Dit is niet wenselijk, aangezien er ruim voldoende inburgeringsplichtigen zijn die de inburgering uitstekend zelf kunnen verzorgen.
Wijzigingen in de verordening Voor de volledigheid wordt kort aangegeven in welke artikelen de wijzigingen hebben plaatsgevonden: Artikel 2: ‘vrijwillige inburgeraars’ toegevoegd. Hoofdstuk 2, titel: ‘taalkennisvoorziening’ toegevoegd. Artikel 4, lid 3: nieuw, licht kort toe waaruit een voorziening kan bestaan. Artikel 5: persoonlijk inburgeringsbudget is toegevoegd. Artikel 6: de termijn van terugbetalen is gewijzigd naar 5. Artikel 9, lid 1 b: ‘taalkennisvoorziening toegevoegd. Artikel 9, lid 1 d: ‘of Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II’ toegevoegd. Hoofdstuk 5, artikelen 11 t/m 18 zijn nieuw en hebben betrekking op regels rondom vrijwillige inburgering. Voorgesteld wordt om de verordening in te laten gaan 1 dag na publicatie. Daarbij wordt tevens de eerdere verordening ingetrokken.
De Drechtraad; gelezen het voorstel van de bestuurscommissie; gelet op de behandeling in de adviescommissie werk, zorg en inkomen van 19 mei 2010 en het bijbehorend advies aan de Drechtraad; gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet Inburgering 3n artikel 4,27., derde lid, van het Besluit inburgering; overwegende dat de Drechtraad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het vaststellen van een voorziening of taalkennisvoorziening ten behoeve van inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de Drechtraad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd; BESLUIT vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING INBURGERING DRECHTSTEDEN
HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN EN INFORMATIEVERSTREKKING Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. Het Drechtstedenbestuur: Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Drechtsteden; b. De Drechtraad: het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Drechtsteden als bedoeld in artikel 8 van de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden; c. De bestuurscommissie: de bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden als bedoeld in de verordening bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden, bestaande uit de wethouders sociale zaken van de deelnemende gemeenten. d. De wet: de wet Inburgering; 2. De in de Wet Inburgering en de daarop berustende regelingen gebruikte definities en begrippen zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 2 De Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars 1. De bestuurscommissie draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over: a. de rechten en plichten voor de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraars uit hoofde van de wet; b. het beleid en de rol van het openbaar lichaam Drechtsteden; c. de betrokken (potentiële) partijen; d. de financiële faciliteiten; e. het inburgeringsaanbod in de Drechtsteden f. het handhavingsbeleid van het openbaar lichaam Drechtsteden betreffende de vaststelling van de inburgeringsplicht en sanctioneren; g. de vrijstellings- en ontheffingsmogelijkheden; h. de toegang tot de voorzieningen. 2. Informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraars aan wie een voorziening wordt aangeboden vindt eveneens plaats tijdens de oproep zoals bedoeld in artikel 25 van de wet.
3. De bestuurscommissie maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen: a. de lokale serviceloketten van de in de Sociale Dienst Drechtsteden samenwerkende gemeenten; b. de websites van de Drechtsteden en Sociale Dienst Drechtsteden, met verwijzing naar de landelijk relevante websites; c. folders of brochures; d. het beschikbaar stellen van de relevante informatie aan intermediaire organisaties. 4. Informatieverstrekking vindt in elk geval plaats op verzoek van de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar. HOOFDSTUK 2 DOELGROEPEN EN SAMENSTELLING VAN DE VOORZIENING OF TAALKENNISVOORZIENING Artikel 3 Aanwijzen van doelgroepen De bestuurscommissie wijst groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan zij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria: a. de motivatie om in te burgeren; b. het nieuw instromen in een uitkering, als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder a, van de wet; c. de afstand tot de arbeidsmarkt; d. de mate waarin taalkennis een belemmering vormt voor reïntegratie en participatie; e. het hebben van een opvoedingstaak. Artikel 4 De samenstelling van de voorziening 1. De bestuurscommissie stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige. 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling in het kader van de Wet werk en bijstand of een uitkering op grond van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen sociale zekerheidswet of sociale zekerheidsregeling wordt aangeboden, draagt de bestuurscommissie er zorg voor dat de voorziening wordt afgestemd op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling en deze niet belemmert. 3. Een voorziening of een taalkennisvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten: a. Nederlandse taal; b. kennis Nederlandse samenleving; c. participatie in de samenleving door middel van werkervaring of maatschappelijke stage; d. persoonlijke effectiviteit; e. computervaardigheden; f. begeleiding door taalcoach; g. maatschappelijke begeleiding. Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget 1. De bestuurscommissie behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget bij wijze van uitzondering, als beschikbare trajecten niet passend zijn. 2. De bestuurscommissie keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma: naar het oordeel van de bestuurscommissie passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten: a. In het bezit is van keurmerk inburgering
3. De bestuurscommissie keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening: naar het oordeel van de bestuurscommissie passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten: a. In het bezit is van keurmerk inburgering 4. Als de bestuurscommissie de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluiten de bestuurscommissie en de inburgeringsplichtige een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf. Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in beginsel in één keer geïnd. 2. Op verzoek van de inburgeringsplichtige wordt de eigen bijdrage in ten hoogste 5 maandelijkse termijnen geïnd. 3. Voor een inburgeringsplichtige die een WWB uitkering geniet, wordt de eigen bijdrage verrekend met de uitkering. Artikel 7 Opleggen van verplichtingen 1. De bestuurscommissie stelt bij beschikking de verplichtingen vast van de inburgeringsplichtige aan wie een aanbod, als bedoeld in artikel 19 eerste en tweede lid van de wet, is gedaan. 2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichtingen kunnen onder meer bestaan uit: a. het deelnemen aan de voorziening of taalkennisvoorziening en het uitvoeren van de daaruit voorvloeiende werkzaamheden; b. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider en/of klantmanager van de Sociale Dienst Drechtsteden; c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken; d. voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door de bestuurscommissie wordt bepaald; e. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan. HOOFDSTUK 3 HET VASTSTELLEN VAN EEN VOORZIENING OF TAALKENNISVOORZIENING Artikel 8 De inhoud van de beschikking Het besluit tot vaststelling van de voorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval: a. een beschrijving van de voorziening of taalkennisvoorziening; b. een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige; c. de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald; d. de termijnen en wijze van betaling; en e. in geval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt. HOOFDSTUK 4 DE BESTUURLIJKE BOETE Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen 1. De bestuurscommissie legt de inburgeringsplichtige die tevens een uitkeringsgerechtigde is, een boete op ter hoogte van: a. 10% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van een maand indien de inburgeringsplichtige geen gehoor geeft aan de oproep van de bestuurscommissie, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, genoemd in artikel 25, tweede lid van de wet;
b. 20% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van een maand indien de inburgeringsplichtige onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of bedoeld in artikel 7 van deze verordening; c. 20% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van een maand indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald; d. 30% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van twee maanden indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door de bestuurscommissie op grond van artikel 31, eerste lid, onderdeel1, artikel 32 of artikel 33 van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen of Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft behaald; e. De hoogte van de boete wordt verdubbeld indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de bekendmaking van een besluit waarbij een boete is opgelegd op grond van het genoemde onder a of b opnieuw schuldig maakt aan een in deze leden genoemde verwijtbare gedraging doe tot eenzelfde of hogere boete leidt; f. Indien de boete op grond van dit artikel meer bedraagt dan het in artikel 34 van de wet genoemde maximum bedrag, wordt de boete vastgesteld op dit maximum bedrag; g. De van toepassing zijnde bijstandsnorm is de norm die geldt ten tijde van de gedraging waarvoor de boete wordt opgelegd. 2. De bestuurscommissie legt geen bestuurlijke boete op indien voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd op grond van artikel 18, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, dan wel indien voor dezelfde gedraging een boete of maatregel kan of moet worden opgelegd op grond van een van de bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 19 eerste lid, onderdeel a, aan te wijzen sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen. 3. De vaststelling van het boetebedrag voor een inburgeringsplichtige die geen uitkeringsgerechtigde is, vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid. Daarbij wordt de netto bijstandsnorm, die zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, als uitgangspunt genomen. Artikel 10 Afstemming van de bestuurlijke boete 1. De bestuurscommissie ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete indien de inburgeringsplichtige niets kan worden verweten. 2. de hoogte van de bestuurlijke boete bedoeld in artikel 10 van deze verordening wordt afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. 3. Bij de afstemming bedoeld in het tweede lid wordt rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding heeft plaatsgevonden. HOOFDSTUK 5 HET AANBIEDEN VAN EEN VOORZIENING AAN VRIJWILLIGE INBURGERAARS Artikel 11 Aanwijzen van de doelgroepen De bestuurscommissie wijst de groepen vrijwillige inburgeraars aan waaraan zij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria: a. de motivatie om in te burgeren; b. het nieuw instromen in een uitkering, als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder a, van de wet; c. de afstand tot de arbeidsmarkt; d. de mate waarin taalkennis een belemmering vormt voor reïntegratie en participatie; e. het hebben van een opvoedingstaak. Artikel 12 De samenstelling van de voorziening 1. De bestuurscommissie bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.
2. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten: a. Nederlandse taal; b. kennis Nederlandse samenleving; c. participatie in de samenleving door middel van werkervaring of maatschappelijke stage; d. persoonlijke effectiviteit; e. computervaardigheden; f. begeleiding door taalcoach; g. maatschappelijke begeleiding. Artikel 13 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget 1. De bestuurscommissie behandelt het verzoek van de vrijwillige inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget bij wijze van uitzondering, als beschikbare trajecten niet passend zijn. 2. De bestuurscommissie keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma: naar het oordeel van de bestuurscommissie passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten: a. In het bezit is van keurmerk inburgering 3. De bestuurscommissie keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening: naar het oordeel van de bestuurscommissie passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten: a. In het bezit is van keurmerk inburgering 4. Als de bestuurscommissie de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet, waarin de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget is opgenomen, heeft gesloten, sluiten de bestuurscommissie en de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf. Artikel 14 De inning van de eigen bijdrage 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 5 termijnen betaald. 2. De bestuurscommissie legt in de overeenkomst de termijnen van betaling vast. Indien overeen gekomen is dat de bestuurscommissie de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de overeenkomst, bedoeld in artikel 16 vastgelegd. Artikel 15 Opleggen van verplichtingen De bestuurscommissie kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opnemen: a. het deelnemen aan de voorziening; b. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider; c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken; d. voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat in de overeenkomst wordt neergelegd; e. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de overeenkomst kan worden voldaan;
Artikel 16 De inhoud van de overeenkomst De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van wet bevat in ieder geval: a. een beschrijving van de voorziening; b. een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar; c. de datum waarop aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen; d. de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen, en indien van toepassing: e. de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage. Artikel 17 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of onvoldoende nakomt, kan de bestuurscommissie hem de volgende sancties opleggen: 1. De bestuurscommissie legt de vrijwillige inburgeraar die tevens uitkeringsgerechtigde is, een boete op ter hoogte van: a. 10% van de voor de vrijwillige inburgeraar vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van een maand indien de inburgeraar geen gehoor geeft aan de oproep van de bestuurscommissie, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, genoemd in artikel 25, tweede lid van de wet; b. 20% van de voor de vrijwillige inburgeraar vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van een maand indien de inburgeraar onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of bedoeld in artikel 6 van deze verordening; c. 20% van de voor de vrijwillige inburgeraar vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van een maand indien de inburgeraar niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald; d. 30% van de voor de vrijwillige inburgeraar vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van twee maanden indien de inburgeraar niet binnen de door de bestuurscommissie op grond van artikel 31, eerste lid, onderdeel1, artikel 32 of artikel 33 van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen of Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft behaald; e. De hoogte van de boete wordt verdubbeld indien de vrijwillige inburgeraar zich binnen twaalf maanden na de bekendmaking van een besluit waarbij een boete is opgelegd op grond van het genoemde onder a of b opnieuw schuldig maakt aan een in deze leden genoemde verwijtbare gedraging doe tot eenzelfde of hogere boete leidt; f. Indien de boete op grond van dit artikel meer bedraagt dan het in artikel 34 van de wet genoemde maximum bedrag, wordt de boete vastgesteld op dit maximum bedrag; g. De van toepassing zijnde bijstandsnorm is de norm die geldt ten tijde van de gedraging waarvoor de boete wordt opgelegd. 2. De bestuurscommissie legt geen bestuurlijke boete op indien voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd op grond van artikel 18, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, dan wel indien voor dezelfde gedraging een boete of maatregel kan of moet worden opgelegd op grond van een van de bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 19 eerste lid, onderdeel a, aan te wijzen sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen. 3. De vaststelling van het boetebedrag voor een vrijwillige inburgeraar die geen uitkeringsgerechtigde is, vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid. Daarbij wordt de netto bijstandsnorm, die zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, als uitgangspunt genomen. Artikel 18 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar De bestuurscommissie stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN Artikel 19 Hardheidsclausule De bestuurscommissie kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien de toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 20 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie. 2. Bij het inwerking treden van deze verordening wordt de volgende verordening ingetrokken: ‘verordening inburgering Drechtsteden’ van 21 maart 2007. Artikel 21 Citeertitel De verordening wordt aangehaald als “Verordening Inburgering Drechtsteden”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Drechtraad van 16 juni 2010.
De coördinerend griffier,
De voorzitter,
Algemene toelichting De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 18 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting). Daarnaast is in de WI ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een voorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een voorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een voorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden. In de verordening wordt gesproken over ‘voorziening’. Hieronder wordt zowel de voorziening als de taalkennisvoorziening begrepen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. De bestuurscommissie moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. Het ligt voor de hand dat de bestuurscommissie ook toezicht houdt of de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar wordt nagekomen en indien dat niet het geval is zo nodig maatregelen neemt. In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen: 1. De informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 8 en artikel 24f WI). 2. Het aanbieden van een voorziening en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI). 3. Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI). 4. Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f WI). 5. Het persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI). Deze verordening is bestemd voor gebruik door de Sociale Dienst Drechtsteden. De Sociale dienst maakt onderdeel uit van een gemeenschappelijke regeling. De taken en bevoegdheden die in de WI en diverse andere wetten - waaronder de Algemene Wet Bestuursrecht – toegedeeld zijn aan de colleges van burgemeester en wethouders, respectievelijk de gemeenteraad komen binnen deze gemeenschappelijke regeling te liggen bij de bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden (kortweg: bestuurscommissie) en de Drechtraad. Hoewel dus in andere wet- en regelgeving sprake is van college en gemeenteraad, en dit dus formeel juridisch de juiste begrippen zijn, is voor de leesbaarheid in deze verordening en de toelichting, telkens volstaan met het noemen van de eerdergenoemde bestuursorganen. Voor de verdeling van taken en bevoegdheden wordt verder verwezen naar de Gemeenschappelijke regeling Drechtsteden en de verordening bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden.
Ad 1. Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen Artikel 8 en 24f WI bepalen dat de Drechtraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars over de rechten en plichten uit hoofde van de wet. Ad 2. Regels met betrekking tot het aanbieden van voorzieningen aan inburgeringsplichtigen Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een voorziening of een taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De Drechtraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening: 1. nieuwkomers; 2. nieuw- en oudkomers die algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) of een uitkering die is aangewezen in het Besluit inburgering ontvangen; 3. oudkomers die gemotiveerd zijn tot volgen van een voorziening of taalkennisvoorziening 4. nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar. Een voorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een voorziening kan ook een duale voorziening zijn. Dit is een voorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI). De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de voorziening. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI). De WI draagt de Drechtraad op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het vaststellen van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld. Het gaat om dezelfde onderwerpen als bij het aanbieden van een voorziening (artikel 19a, tweede lid, onderdeel b, WI). - De procedure die door de bestuurscommissie wordt gevolgd voor het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI). - De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI). - De vaststelling door de bestuurscommissie van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). - De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door de bestuurscommissie en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). Ad 3. Het vaststellen van de bedrag van de bestuurlijke boete Artikel 35 Wi draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Ad 4. Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de WI wordt geregeld dat de bestuurscommissie aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor
een (duale) voorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening. Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, de bestuurscommissie een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit de bestuurscommissie met hem een overeenkomst. De Drechtraad stelt in een verordening in ieder geval regels over de procedure die de bestuurscommissie volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, WI). Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24 e, derde lid, WI). De Drechtraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24 e, tweede lid, WI). Artikel 24f WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door de bestuurscommissie en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Ad 5. Het persoonlijk inburgeringsbudget Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan de bestuurscommissie een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt. Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan de bestuurscommissie. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. De bestuurscommissie heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij de bestuurscommissie indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van de bestuurscommissie (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). De bestuurscommissie beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf. Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een voorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI en artikel 24a, vijfde lid. WI).
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begripsomschrijvingen Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt (eerste lid, onderdeel c). Een voorziening kan zowel een (duale) voorziening als een taalkennisvoorziening inhouden. Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 Wi en 24f dat de Drechtraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot voorzieningen. De Wi draagt de Drechtraad op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van voorzieningen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld: De procedure die door de bestuurscommissie wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi). De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi). De vaststelling door de bestuurscommissie van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi). De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraars voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door de bestuurscommissie en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi). Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen De bestuurscommissie kan aan alle inburgeringsplichtigen een aanbod doen voor een voorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, eerste lid, WI). De bestuurscommissie is echter verplicht een voorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een voorziening aan geestelijke bedienaren. Op grond van artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI moet de Drechtraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt de bestuurscommissie opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een voorziening kan worden aangeboden. Bovendien wordt in dit artikel vastgelegd binnen welke kaders de bestuurscommissie tot zijn keuze van doelgroepen moet komen. Het is van belang dat deze kaders (in casu het aanwijzen van groepen waaraan een voorziening wordt aangeboden) niet te eng te definiëren. De bestuurscommissie zal binnen deze kaders gedurende een aantal jaren groepen moeten kunnen aanwijzen. Het alternatief is dat de verordening op dit onderdeel steeds opnieuw moet worden gewijzigd. Een andere reden om de kaders niet te strak vast te stellen is dat gemeenten op dit moment wellicht geen duidelijk zicht hebben op de precieze omvang van bepaalde mogelijke doelgroepen (bijvoorbeeld oudkomers zonder werk of uitkering). Te strenge criteria zouden wel eens kunnen leiden tot het niet benutten van de beschikbare middelen voor het aanbieden van voorzieningen. De criteria zijn nader uitgewerkt in de inburgeringsagenda die door de bestuurscommissie is vastgesteld.
Artikel 4 De samenstelling van de voorziening In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door de bestuurscommissie van een passende (duale) voorziening of taalkennisvoorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen de bestuurscommissie de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen. In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze de bestuurscommissie een passende voorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen: De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit. De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen. De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen. Voor de mogelijkheden van het aanbieden van duale voorzieningen wordt verwezen naar de toelichting bij het Besluit inburgering. De samenstelling van de voorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de voorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven. In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de voorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een voorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert. De Wet inburgering bepaalt dat de voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, Wi). Indien in deze specifieke situatie geen reintegratievoorziening wordt aangeboden, kan de bestuurscommissie derhalve geen voorziening aanbieden. De bestuurscommissie is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde voorziening (artikel 20, tweede lid, Wi). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt de bestuurscommissie op om er voor te zorgen dat de voorziening wordt afgestemd op de reintegratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan de bestuurscommissie (kunnen) worden verstrekt, zal de bestuurscommissie afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 Wi). In de wet is geregeld waaruit een voorziening of taalkennisvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweed taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, Wi). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, Wi). Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget Op grond van artikel 19, tweede lid, WI kan de bestuurscommissie de voorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 WI moet de Drechtraad bij verordening regels stellen over de procedure die door de bestuurscommissie wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een
persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget. In het eerste lid legt de gemeente vast op welke wijze verzoeken van inburgeringsplichtigen om toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget worden behandeld. Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet de bestuurscommissie het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren. Het tweede en derde lid van dit artikel leggen de twee criteria vast aan de hand waarvan de bestuurscommissie het voorstel voor het volgen van respectievelijk een inburgeringsprogramma en een taalkennisvoorziening goedkeurt. De eerste eis is dat het inburgeringsprogramma naar het oordeel van de bestuurscommissie passend is om de inburgeringsplichtige voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. De taalkennisvoorziening dient gericht te zijn op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding (MBO 1 en 2). - Het tweede vereiste is dat het inburgeringsprogramma of de taalkennisvoorziening wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de eis of de eisen die de verordening aan inburgeringsbedrijven stelt. Artikel 4.27, derde lid, Besluit inburgering bepaalt dat de Drechtraad bij verordening bepaalt wie met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringsplichtige sluit. Dit kan de inburgeringsplichtige zijn, de bestuurscommissie, de inburgeringsplichtige, een andere partij of een combinatie van de hiervoor genoemde partijen. In het vierde lid van dit artikel wordt dit geregeld, waarbij de raad zelf een keuze zal moeten maken. Het kan van belang zijn de partijen in de verordening niet te eng te definiëren. Dat kan bijvoorbeeld van belang zijn, indien de gemeente samen met werkgevers inburgering op de werkvloer organiseert of wil gaan organiseren. Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door de bestuurscommissie en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, Wi). In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, Wi maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat de bestuurscommissie de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als de bestuurscommissie wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de voorziening. Artikel 7 Opleggen van verplichtingen Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, Wi dat bepaalt dat de Drechtraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan de bestuurscommissie om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. De bestuurscommissie legt in de beschikking tot de toekenning van de voorziening deze verplichtingen vast. Artikel 8 De inhoud van de beschikking Het besluit tot het toekennen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.
In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, Wi). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt. De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, Wi). Deze termijn is drieënhalf jaar (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 6 van de verordening. Lid 1, sub ‘e’ heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien de bestuurscommissie een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet de bestuurscommissie in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 Wi). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. De bestuurscommissie kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de voorziening van start gaat). De precieze datum waarop de voorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de voorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen. Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen Artikel 35 Wi draagt de Drechtraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De bestuurscommissie kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen. Wij hebben gekozen voor een lager bedrag dat door veel gemeenten wordt gehanteerd en getracht zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de gehanteerde systematiek van de Verordening Wet Werk en Bijstand In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en voorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of – regeling. Artikel 37 Wi bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat de bestuurscommissie in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen op grond van de Wi, maar dit moet doen op grond van de WWB . Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt de bestuurscommissie hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in lid 1 sub ‘f’, van de verordening. Op grond van artikel 32 Wi moet de bestuurscommissie in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt lid 1 sub ‘d’ van artikel 9 het mogelijk dat de bestuurscommissie een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt € 1.000 (artikel 34, onderdeel d, Wi). Ook in dat geval
zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen. De maximumboete geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige. Lid 1 sub ‘e’ biedt de bestuurscommissie de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 Wi worden genoemd. Artikel 10 Afstemming van de bestuurlijke boete De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. De bestuurscommissie zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Hierbij kan bijvoorbeeld sprake zijn als betrokkene het leervermogen ontbeert om het inburgeringsexamen te halen. Het beschikken over onvoldoende leervermogen is op zich geen grond om de inburgeraar van zijn inburgeringsplicht te ontslaan. De inburgeraar moet eerst voldoende inspanningen hebben geleverd; bijvoorbeeld daadwerkelijke deelname aan de cursus voordat hier van sprake kan zijn. Bovendien moet de bestuurscommissie daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, Wi). Deze bepaling brengt met zich mee dat de bestuurscommissie bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. Artikel 11 Aanwijzen van de doelgroepen In dit artikel worden de criteria genoemd op grond waarvan de bestuurscommissie categorieën vrijwillige inburgeraars kan aanwijzen die bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening of taalkennisvoorziening. Het ligt voor de hand om bij vrijwillige inburgeraars dezelfde criteria te hanteren als bij inburgeringsplichtigen (artikel 3 van de verordening). Artikel 12 De samenstelling van de voorziening Zie de toelichting bij artikel 4 van de verordening. Artikel 13 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget Zie de toelichting bij artikel 5 van de verordening. Artikel 14 De inning van de eigen bijdrage Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening of taalkennisvoorziening is overeengekomen een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van deze bijdrage is geregeld in artikel 23, tweede lid, WI. Artikel 24f bepaalt dat de Drechtraad bij verordening regels moet stellen over de eventuele inning van de eigen bijdrage door de bestuurscommissie en de mogelijkheid van betaling in termijnen. Artikel 15 van deze verordening is de uitwerking van deze verplichting. Artikel 15 Opleggen van verplichtingen In dit artikel zijn de verplichtingen voor een vrijwillige inburgeraar neergelegd die de bestuurscommissie kan opnemen in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als de verplichtingen die de bestuurscommissie kan opnemen in de beschikking waarmee een voorziening voor een inburgeringsplichtige wordt vastgesteld (zie artikel 8 van de verordening). Artikel 16 De inhoud van de overeenkomst De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening zal dezelfde onderwerpen bevatten als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen.
Artikel 17 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst Op grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die de bestuurscommissie kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt. Gedacht kan worden aan de volgende soorten sancties: een maximale boete, waarbij het bedrag van de boete vergelijkbaar is met of lager dan de bestuurlijke boetes die de bestuurscommissie kan opleggen als een inburgeringsplichtige de verschillende verplichtingen niet nakomt; een maximale boete in de vorm van een bepaald percentage van de kosten van de voorziening, waarbij de maximale hoogte van de boetebedragen vergelijkbaar is met of lager dan de bestuurlijke boetes die de bestuurscommissie kan opleggen als een inburgeringsplichtige de verschillende verplichtingen niet nakomt. Naast het opleggen van sancties, hebben gemeenten ook de mogelijkheid om prestaties te belonen, bijvoorbeeld in de vorm van een bonus als een vrijwillige inburgeraar aan het inburgeringsexamen of staatsexamen heeft deelgenomen of daarvoor geslaagd is. Ook de bonussen kunnen in de overeenkomst worden opgenomen. Artikel 18 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar Artikel 24f WI draagt de bestuurscommissie op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel van de verordening is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze de bestuurscommissie de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt. Artikel 19 Hardheidsclausule Dit artikel spreekt voor zich. Artikel 20 Inwerkingtreding Dit artikel spreekt voor zich, met dien verstande dat de boetebepaling niet met terugwerkende kracht in werking (kunnen) treden. Artikel 21 Citeertitel Dit artikel spreekt voor zich.