Van Wmo-raad naar Adviesraad Sociaal Domein? Handreiking bij het bepalen van de koers rond advies, inspraak en zeggenschap na de decentralisaties
AVI-toolkit 19 Maart 2015
Inhoudsopgave
1. Inleiding ............................................................................................................................................... 3 2. Vijf mogelijkheden ............................................................................................................................... 4 3. Van Wmo-raad naar Adviesraad Sociaal Domein ............................................................................... 7 Bijlage: ontwikkelingen rond en in Wmo-raden ..................................................................................... 12
Leeswijzer Het programma Aandacht voor iedereen en de Koepel van Wmo-raden hebben deze handreiking ontwikkeld om Wmo-raden en andere partijen te ondersteunen in hun koersbepaling in 2015. Eerst worden vijf mogelijkheden gegeven voor Wmo-raden om zich door te ontwikkelen. Daarna volgt een inzichtelijk routeplan om te komen tot een Adviesraad Sociaal Domein. In een aparte bijlage staan recente ontwikkelingen rond en in Wmo-raden beschreven.
Auteurs
Inge van Dommelen, Koepel van Wmo-raden
Henk Beltman, kennismakelaar Aandacht voor iedereen
Met dank aan de meelezers: Karin Sok (MOVISIE) en Anne Burgers, Ester Anker, Janpeter Hazelaar, Mariëtte Teunissen, Jannie Soepboer en Joke Stoffelen (AVI-adviseurs)
Aandacht voor iedereen Het programma ‘Aandacht voor iedereen’ heeft als doel het toerusten van Wmo-raden en belangenbehartigers. Een onderdeel van het programma is het beschikbaar stellen van bruikbare informatie en hulpmiddelen waarmee Wmo-raden, belangenbehartigers en cliëntenraden hun adviesrol beter kunnen vervullen als gemeenten hun beleid ontwikkelen. De Adviseurs Versterking Wmo kunnen helpen bij het gebruik van deze hulpmiddelen. De toolkit die hieruit ontstaat, wordt verspreid via de communicatiekanalen van het programma en de website van Aandacht voor iedereen. Nadere informatie is te verkrijgen bij de kennismakelaar Henk Beltman (
[email protected]) en op de website www.aandachtvooriedereen.nl.
2
1. Inleiding Wmo-raden bezinnen zich op hun koers, hun rol en hun taken. Er gebeurt immers veel rond Wmo-raden wat vraagt om een andere invulling van de adviesrol. Zo kan het werkterrein en de samenstelling van Wmo-raden veranderen doordat de Wmo zich nu richt op een brede groep burgers maar ook door de toenemende regionale samenwerking van gemeenten enerzijds en de ontwikkeling van de sociale wijkteams anderzijds. Volgens de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet zijn gemeenten verplicht om ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, te betrekken bij de uitvoering van deze wetten. Gemeenten kunnen echter zelf bepalen hoe ze hun advies, inspraak en zeggenschap regelen.
Een belangrijke vraag waarmee Wmo-raden op dit moment geconfronteerd worden, is: willen wij ons werkterrein uitbreiden naar het brede sociale domein? En zo ja, hoe gaan wij contacten onderhouden met de nieuwe doelgroepen van de Participatiewet en de Jeugdwet? En zijn onze huidige leden voldoende deskundig om die nieuwe beleidsgebieden te kunnen duiden of trekken zij zich terug? Deze handreiking heeft als doel Wmo-raden een hulpmiddel te geven om in te kunnen spelen op deze ontwikkelingen. De handreiking heeft dus niet als doel een breed overzicht te bieden van allerlei andere mogelijkheden voor burgerparticipatie, zoals burgerplatforms. Het is geschreven vanuit het perspectief van de Wmo-raad, maar zeker ook relevant voor andere adviesraden of voor belangenorganisaties.
3
2. Vijf mogelijkheden Een Wmo-raad kan op verschillende manieren inspelen op de actuele ontwikkelingen. Drie factoren lijken bepalend voor de keuze van een Wmo-raad: de eigen ambitie (wat wil men aan de samenleving toevoegen), de kwaliteiten van de leden (zijn zij capabel om de ambitie te realiseren) en de tijd (hoeveel tijd willen de leden in de Wmo-raad investeren).
De cliënten- en burgerparticipatie is in 2015 volop in ontwikkeling. Wmo-raden zullen daarbij moeten bepalen wat de koers en rol van de raad zal zijn. In dit hoofdstuk schetsen wij vijf varianten van de richting waarin de Wmo-raad zich kan ontwikkelen. Bij elke variant laten we de voor- en nadelen zien. Of deze voor- en nadelen zich zullen voordoen is uiteraard afhankelijk van de lokale situatie.
1. Doorontwikkelen huidige Wmo-raad In deze variant blijft de Wmo-raad zelfstandig, concentreert zich op haar rol van adviesraad naar de gemeente op het gebied van de Wmo en ontwikkelt zich hierin verder door. Er vindt geen uitbreiding plaats naar de Jeugdwet en de Participatiewet en er wordt niet samengegaan met andere adviesraden. Voor deze Wmo-raad zijn twee vragen zijn van belang. In de eerste plaats hoe ze haar adviesrol beter kan vervullen. In de tweede plaats of zij een meer initiërende rol wil vervullen als het gaat om burgerparticipatie in het algemeen. De adviesrol kan beter worden vervuld door goed te bedenken op welke wijze en op welk moment de raad invloed wil uitoefenen. Bijvoorbeeld door in werkgroepen mee te denken in de beleidsontwikkeling en door meer contacten te leggen met de gemeenteraad. Het versterken van burgerparticipatie kan bijvoorbeeld door als procesbewaker goed te volgen of de gemeente het burgers daadwerkelijk mogelijk maakt om te participeren. Of door te gaan functioneren als een lokaal coördinatiepunt voor burgerparticipatie, als een centrum voor het initiëren, bewaken en bevorderen van burger- en cliëntenparticipatie. Het voordeel van deze variant is dat de Wmo-raad zich doorontwikkelt. Bij deze koers blijft het beroep op de tijdsinvestering van de leden beperkt, er is weinig extra deskundigheid of aanpassing van de samenstelling van de raad nodig, de interne werkwijze en spelregels met de gemeente hoeven niet te veranderen, er is tijd beschikbaar voor verdieping in de gevolgen van de invoering van de Wmo, er wordt geïnvesteerd in het betrekken van cliënten en burgers (de achterban) bij de eigen activiteiten. Het nadeel is dat de Wmo-raad niet inspeelt op de uitbreiding van het gemeentelijk takenpakket. Er zijn immers veel overlappingen tussen de drie wetten. Veel gemeenten kiezen daarom voor een meer integrale benadering waarbij de levensgebieden van de burger in samenhang worden bekeken door bijvoorbeeld de sociale wijkteams. De Wmo-raad die op de huidige manier blijft functioneren, wordt een deeladviesraad voor een beperkt terrein van het sociale domein. Als de raad kiest voor een meer naar buiten gerichte houding om burgerparticipatie te vergroten, vraagt dat om het vermogen om het leggen van meer verbindingen in de samenleving.
4
2. Samenwerken met andere adviesraden In deze variant blijft de Wmo-raad zelfstandig, maar gaat veel meer samenwerken met andere adviesraden, zoals de cliëntenraad Wet werk en bijstand of de nieuwe raden in het kader van de Participatiewet. Die samenwerking kan op verschillende manieren gebeuren, bijvoorbeeld periodiek overleg van de voorzitters, wederzijds informeren over adviezen, gezamenlijk voorbereiden en geven van adviezen via gezamenlijke thematische werkgroepen. Het voordeel is dat de Wmo-raad, met behoud van haar zelfstandigheid, haar kennis over de Wmo meer afstemt of combineert met de kennis van adviesraden op andere beleidsterreinen. Daardoor wordt de advisering vanuit cliënten- en burgerperspectief naar de gemeente meer integraal en door de krachtenbundeling ook veel krachtiger. Verder blijft de herkenbaarheid voor de eigen achterban groter. Het nadeel is dat samenwerken veel tijd en energie kost van de deelnemers en gepaard kan gaan met afstemmingsproblemen zoals planningsproblemen, beperkte tijd voor advisering, verschillen in kennis en stijl van adviseren, verschil tussen burger- en cliëntenperspectief, tegengestelde belangen en discussie over het voorzitterschap.
3. Opgaan in een brede Adviesraad Sociaal Domein De Wmo-raad besluit in deze variant om samen te gaan met andere adviesraden op het sociaal domein, zoals de cliëntenraden Wet werk en bijstand. Zo kan een nieuwe, integrale adviesraad op het gehele sociale domein tot stand komen. Die nieuwe raad wordt soms Adviesraad Sociaal Domein en soms Participatieraad genoemd. Het voordeel is dat er integraal advies kan worden gegeven op het sociaal domein vanuit cliënten- en burgerperspectief. Er kan meer gebruik worden gemaakt van de kennis en contacten van de leden van de samengevoegde raden, er is meer draagvlak in de samenleving, en daardoor een grotere legitimiteit. En de nadelen van het veelvuldige afstemmen van de variant ‘samenwerken met andere adviesraden’ worden voorkomen. Een nadeel kan zijn dat de stem van de ervaringsdeskundige cliënt wegvalt tegenover beter opgeleide en mondiger burgers. De kennis van zaken en manier van denken van beide groepen verschillen vaak. Het kan een moeizaam proces zijn om beide invalshoeken te combineren. Verder zal het veel tijd en energie kosten om deze raad te doen functioneren. Er zijn immers veel overleggen en werkgroepen nodig, gezien de vele verschillende thema’s die behandeld moeten worden. Het kan een grote en logge raad worden. Het scenario is denkbaar dat de raad als het ware professionaliseert tot een zodanige schaal dat nauwelijks meer van cliënten- en burgerparticipatie gesproken kan worden.
4. Vormen van een Raad voor Cliëntenparticipatie en een Raad voor Burgerparticipatie In deze variant adviseert de Wmo-raad aan de gemeente om twee raden in te stellen, namelijk een Raad voor Cliëntenparticipatie (Raad voor Cliënten) en een Raad voor Burgerparticipatie (Raad voor Burgers). De Raad voor Cliëntenparticipatie adviseert vanuit het perspectief van de cliënten die ervaringen met de uitvoering van de wet hebben opgedaan. Deze raad bestaat uit gebruikers van voorzieningen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. De Raad voor Burgerparticipatie adviseert vanuit het algemene burgerperspectief over maatschappelijke ontwikkelingen op het sociale domein. Deze raad is samengesteld uit burgers die zich betrokken voelen bij de lokale gemeenschap en willen meedenken over de inrichting van de samenleving.
5
Het voordeel van deze opzet is tweeërlei. Enerzijds heeft de ervaringsdeskundige cliënt een duidelijke eigen inbreng in de advisering aan de gemeente. Anderzijds kunnen betrokken burgers meer op beleidsmatig niveau een inbreng leveren, bijvoorbeeld wisselend per onderwerp. Gemeenten krijgen in deze variant meer gerichte advisering, zowel vanuit de gebruikers als vanuit betrokken burgers. Het nadeel is de keerzijde van het voordeel: het uiteen gaan lopen van de participatie van cliënten en burgers. Dit nadeel kan ondervangen worden doordat beide raden periodiek adviezen en activiteiten afstemmen en van elkaars deskundigheid en netwerk gebruik maken.
5. Oprichten van een Regionale Adviesraad Sociaal Domein De Wmo-raad neemt het initiatief tot, of neemt deel aan, de oprichting van een Regionale Adviesraad Sociaal Domein, samen met andere Wmo-raden en cliëntenraden. Deze nieuwe regionale raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de diverse lokale Wmo-raden en (eventueel) andere cliëntenorganisaties. De raad adviseert over het regionale beleid van de gemeenten, zoals het inkoopbeleid, samenwerking met zorgverzekeraars en regionaal arbeidsmarktbeleid. De lokale Wmoraden (al dan niet ontwikkeld tot Adviesraden Sociaal Domein) blijven adviseren op lokaal niveau. Het voordeel van een regionale raad is krachtenbundeling vanuit cliënten- en burgerperspectief en daardoor meer invloed op de beleidsvorming door de gemeenten. Naarmate gemeenten meer samenwerken, verschuift de beleidsvorming immers meer naar het regionale niveau. De dreigende vermindering van effectieve invloed als gevolg van de regionalisering wordt in deze variant tegengegaan. Het nadeel is dat het basisidee van de Wmo – lokaal maatwerk – in de verdrukking kan komen. De Wmo heeft immers als het doel het vergroten van de zelfredzaamheid en lokale participatie van kwetsbare burgers. Bovenal zal de taakverdeling tussen de regionale raad en de lokale raden, met de daarmee gepaard gaande competentiekwesties, waarschijnlijk veel energie en tijd kosten. Met welke onderwerpen houdt de regionale raad zich bezig, heeft zij zelfstandig bevoegdheden of moet zij eerst overleggen met de lokale Wmo-raden voordat zij een advies uitbrengt? Dergelijke vragen zullen spelen bij de oprichting van een regionale raad. Er zijn minder vergaande varianten in de regionale samenwerking dan de oprichting van een regionale raad. Een variant die in de regio Nijmegen wordt verkend, is de vorming van een Regionaal Coördinatiepunt van Burgerparticipatie dat bestaat uit een groot netwerk van burgers en cliëntenorganisaties zoals Wmo-raden, cliëntenraden van instellingen, cliënten- en patiëntenorganisaties. Dit netwerk adviseert over het regionale beleid en over specialistische vormen van zorg die regionaal gecontracteerd moeten worden. Het regionale coördinatiepunt coördineert het meedenken van al die cliëntenorganisaties, onder meer via het instellen van themagroepen en het op allerlei manieren betrekken van burgers, en het onderhoudt de contacten met bestuurders op regionaal niveau.
6
3. Van Wmo-raad naar Adviesraad Sociaal Domein Verwacht wordt dat in 2015 de meeste Wmo-raden zullen opgaan in een brede Adviesraad Sociaal Domein of een Participatieraad. In veel gemeenten zijn dergelijke adviesraden al ingesteld of ze worden ingesteld. Vaak vinden gemeenten het werken met één adviesraad efficiënter en het zou ook beter passen bij de integrale benadering van de ondersteuningsvraag van de burger. In de praktijk wordt het werkterrein van de Wmo-raad vaak uitgebreid met de Participatiewet en de Jeugdwet. Zo worden bijvoorbeeld cliëntenraden van de Wet werk en bijstand samengevoegd met de Wmo-raad.
Wmo-raden staan voor de vraag hoe zij zich tegenover de ontwikkeling naar een Adviesraad Sociaal Domein willen opstellen en wat de consequenties zijn voor samenstelling, spelregels met de gemeente, intern functioneren en contact met de samenleving. Hieronder geven wij negen aandachtspunten die een Wmo-raad bij een eventuele overgang naar een Adviesraad Sociaal Domein kan gebruiken. Het is als het ware een globaal ‘spoorboekje’ met actiepunten op weg naar een goed functioneren van de nieuwe raad. Uiteraard verschillen de uitgangsposities per gemeente. Bijvoorbeeld: is er wel of geen Wmo-raad, zet de gemeente andere vormen van participatie in, is er een burgerplatform enz.
1. Vooraf: bepaal als Wmo-raad je eigen ambitie De eerste vraag betreft de ambitie van de Wmo-raad zelf. Wil de Wmo-raad haar werkterrein uitbreiden van de Wmo naar de Jeugdwet en de Participatiewet? Inhoudelijk en gedacht vanuit de gemeente is er een logica voor een integrale benadering, maar de Wmo-raad dient zich zelf ook te bezinnen of zij die uitbreiding wil en aankan. Enkele vragen bij die keuze: -
Wat ziet de Wmo-raad als haar missie en taak: wat wil zij bijdragen aan de samenleving? Wil de Wmo-raad het initiatief nemen voor de oprichting van een Adviesraad Sociaal Domein? Wat ziet de Wmo-raad als haar rol: adviseren naar de gemeente, behartigen van de belangen van kwetsbare burgers, initiëren van burgerparticipatie in brede zin, of combinaties daarvan? Is er globaal zicht op de diverse (nieuwe) doelgroepen die komen door de uitbreiding met de Jeugdwet en de Participatiewet? Is samengaan met andere raden eenvoudig te realiseren of zal het moeilijk tot stand komen gezien de lokale cultuur en verhoudingen?
Voor de huidige Wmo-raadsleden persoonlijk is de vraag van belang of zij een rol willen vervullen in de nieuwe raad en of zij zich daartoe capabel achten. Of trekken zij zich terug als er een nieuwe, brede Adviesraad Sociaal Domein wordt gevormd?
7
2. Analyseer de huidige situatie In veel gemeenten bestaan er verschillende vormen van cliëntenparticipatie naast elkaar. Zoals: Wmoraad, cliëntenraad Wet werk en bijstand, cliëntenraad Wet sociale werkvoorziening en ouderenraden. Soms hechten deze adviesraden aan hun zelfstandig bestaan als (advies)raad, bijvoorbeeld om inhoudelijke redenen, wegens de specifieke achterban en uit statusgevoelens. Zo zijn de cliëntenraden Wet werk en bijstand – of de nieuwe raden in het kader van de Participatiewet – geneigd aan hun eigen zelfstandig bestaan vast te houden omdat zij vinden dat zij wat betreft samenstelling en onderwerp sterk verschillen van de Wmo-raden. De Wmo-raad moet zich van de opvattingen van andere raden vergewissen bij het uitzetten van een koers voor de omgang met de andere raden. Zeker bij samengaan, maar ook bij het komen tot andere vormen van samenwerking. Ook de visie van de gemeente is uiteraard belangrijk: wil zij één integrale raad of laat zij ruimte open voor alternatieven, zoals het zelfstandig voortbestaan van de afzonderlijke raden of het instellen van nieuwe raden, zoals een Raad voor Cliëntenparticipatie en een Raad voor Burgerparticipatie. Daarom zal de Wmo-raad pas in en na dialoog met de gemeente tot een bepaalde ambitie, vorm en werkwijze komen.
3. Ontwikkel een plan van aanpak De overgang van de Wmo-raad naar een brede Adviesraad Sociaal Domein vraagt om een concreet plan van aanpak. Met dat plan van aanpak kan uiteraard pas worden begonnen als de gemeente haar visie heeft bepaald en een opdracht heeft geformuleerd aan bijvoorbeeld de Wmo-raad, al dan niet met vertegenwoordigers van andere organisaties. Enkele onderdelen van dat plan: -
Instellen van een gezamenlijke werkgroep met vertegenwoordigers van de verschillende betrokken raden en organisaties. Wederzijds kennis nemen als huidige raden van elkaars cultuur, netwerken en werkwijzen. Inventariseren met welke doelgroepen de raad te maken krijgt, wat hun kenmerken zijn enz. Ontwikkelen van een gezamenlijke visie: wat wil de nieuwe raad bijdragen aan de samenleving? Uitwerken van de route om te komen tot een nieuwe raad: procedure om te komen tot de samenstelling, inhoudelijke prioriteiten, faciliteiten zoals ondersteuning en vergoedingen.
8
4. Denk na over de gewenste samenstelling van de nieuwe raad In het proces van de overgang van de Wmo-raad naar een Adviesraad Sociaal Domein kunnen de volgende vragen gesteld worden over de samenstelling van de nieuwe raad: -
Willen de huidige leden van de samen te voegen raden allen over naar de nieuwe raad? Worden er gesprekken gevoerd met de huidige leden over de vraag of zij over de vereiste kwaliteiten beschikken? Wordt er een functieprofiel opgesteld waaraan de leden van de nieuwe raad moeten voldoen, bijvoorbeeld beleidsmatige capaciteiten of vermogen tot netwerken? Wordt er een nieuwe, onafhankelijke voorzitter aangesteld? Wat is de gewenste samenstelling van de nieuwe raad: ervaringsdeskundigen, onafhankelijke burgers, beleidsexperts of combinaties? Hoeveel tijd en energie willen de leden investeren in hun werk voor de nieuwe raad, wordt er een minimum aan uren gesteld, kortom wat zijn de verwachtingen over het functioneren van de leden van de raad?
5. Kijk goed naar de werkwijze van de nieuwe raad Gezien het grote aantal werkgebieden en doelgroepen is het zinvol dat de nieuwe raad goed onderzoekt hoe zij wil functioneren. Bijvoorbeeld hoe het proces van het tot stand komen van een advies verlopen moet. Dienen er bijvoorbeeld standaard werkgroepen voor de verschillende beleidsvelden te komen die conceptadviezen opstellen? Een andere mogelijkheid, als zich actuele thema’s voordoen waarop snel kennis nodig is, is het instellen van ad hoc groepen waaraan betrokken en deskundige burgers deelnemen. Ten slotte is het de vraag is wie het proces van advisering gaat coördineren en zorgt voor het advies: is dat de rol van de voorzitter? Een ander punt in de werkwijze is de vraag of de raad volledig vertrouwt op de informatieverschaffing door de gemeente, of ook zelf informatie wil ophalen uit de samenleving. Bijvoorbeeld door het onderhouden van contacten met doelgroepen, uitvoeren van onderzoeken, houden van spreekuren enz. Verder zal de raad ook goed het moment moeten bepalen waarop zij invloed wil gaan uitoefenen en de wijze waarop. Bijvoorbeeld: meer aan het begin van het beleidsproces en niet alleen via het college van B en W, maar ook via gesprekken met de gemeenteraad. Ten slotte is het een vraag of de raad zelf thema’s wil agenderen vanuit cliënten- en burgerperspectief (bijvoorbeeld vanuit signalen uit de samenleving) of passief de gemeentelijke agenda wil volgen.
6. Bekijk welke ondersteuning de nieuwe raad nodig heeft De nieuwe raad heeft brede kennis nodig van het gehele sociale domein om goed te kunnen adviseren aan de gemeente. Bevordering van de inhoudelijke deskundigheid van de leden op de vele onderwerpen zal daarom waarschijnlijk nodig zijn. Verder zal de nieuwe raad haar maatschappelijke inbedding dienen te vergroten om voldoende input te krijgen voor haar adviestaak. Daarom zal zij diverse manieren moeten opbouwen om contact te hebben met doelgroepen (thematische bijeenkomsten, spreekuren, website). Om deze redenen heeft de nieuwe raad waarschijnlijk behoefte aan meer faciliteiten (secretariële en beleidsinhoudelijke ondersteuning) en een groter budget.
9
7. Stel met de gemeente de spelregels vast De gemeente is opdrachtgever van de Wmo-raad, en dus dienen er heldere spelregels in de omgang vastgesteld te worden. Enkele aandachtspunten: -
Wordt de raad voldoende door de gemeente geïnformeerd? Is er een herkenbare aanspreekpersoon voor de raad bij de gemeente? Krijgt de raad een terugkoppeling van wat er met de adviezen is gedaan? Stelt de gemeente faciliteiten beschikbaar, waaronder een budget waarmee de raad experts kan inschakelen, onderzoeken laten uitvoeren en haar deskundigheid vergroten?
Verder zal de raad moeten bekijken of zij zelfstandig contacten met de gemeenteraad wil onderhouden en zo ja, op welke wijze. Zowel de gemeenteraad als de nieuwe Adviesraad Sociaal Domein houden zich immers bezig met het beleid en de uitvoering van de desbetreffende wetten op sociaal gebied. Wie doet wat, wat is ieders rol? Een bijeenkomst waarbij de beide raden met elkaar kennis maken, enkele belangrijke inhoudelijke thema’s bediscussiëren en elkaars rol bespreken, lijkt zinvol.
8. Bepaal hoe je als raad contact met de samenleving wilt onderhouden Een belangrijke aandachtpunt voor de nieuwe adviesraad is het onderhouden van contacten met de achterban. De eerste vraag is wie als de ‘achterban’ wordt beschouwd: kwetsbare burgers, doelgroepen, de samenleving als geheel? En vindt de raad het haar taak om zoveel mogelijk burgers te bereiken, of vertrouwen de leden meer op hun eigen contacten? Er zijn verschillende manieren om als raad contact op te bouwen met cliënten: -
Opzoeken op plaatsen waar de mensen verblijven, de zogenaamde ‘vindplaatsen’. Organiseren van informele ontmoetingen, bijvoorbeeld pizzameetings. Beleggen van open avonden en spreekuren. Beleggen van thematische avonden, bijvoorbeeld over onafhankelijke cliëntondersteuning. Verdelen onder de leden van het onderhouden van contacten met belangrijke doelgroepen. Gebruikmaken van de sociale media, bijvoorbeeld via een eigen website, Facebook of Twitter.
9. Wees u bewust van de beperkingen van een formele adviesraad De nieuwe Adviesraad Sociaal Domein moet veel beleidsgebieden omvatten. Het is de vraag wat van vrijwilligers mag worden gevraagd: zij zijn geen beleidsexperts. Verder bestaat het risico dat de adviesraad wordt ingeweven in het beleids- en vergadercircuit en als een semi-gemeentelijk orgaan wordt gezien. Daardoor bestaat het risico dat een formele adviesraad minder relevant wordt voor burgers die specifiek voor hun eigen belang willen opkomen en weinig waarde hechten aan afgewogen adviezen van een in hun ogen afstandelijk adviesorgaan. Ten slotte is formele participatie - via een raad die over beleidstukken adviseert - slechts één manier van participatie door burgers bij het publieke domein. Er worden steeds meer andere vormen van participatie ontwikkeld, zoals medezeggenschap van burgers in de wijk en tal van burgerinitiatieven.
10
Ook flexibele en innovatieve manieren blijven nodig om de geïsoleerde en kwetsbare burgers in de gelegenheid te stellen om mee te denken. Denk daarbij bijvoorbeeld aan pizzameetings, gesprekken door lotgenoten of focusgroepen.
11
Bijlage: ontwikkelingen rond en in Wmo-raden Er zijn diverse ontwikkelingen op het gebied van cliënten- en burgerparticipatie en bij Wmo-raden die relevant zijn voor Wmo-raden bij het bepalen van hun koers. In deze bijlage zijn de belangrijkste ontwikkelingen kort samengevat.
a. Ontwikkelingen cliënten- en burgerparticipatie Versplintering Cliëntenparticipatie dreigt onoverzichtelijk te worden voor de burger en cliënt aangezien het speelt op verschillende niveaus en er verschillende wetten van toepassing zijn. Participatie is aan de orde op de niveaus van de wijk, de gemeente en de regio: op elke niveau heeft beleidsbeïnvloeding het meeste effect? En met de decentralisaties dient er op drie belangrijke wetten (Wmo, Jeugdwet en Participatiewet) een vorm van participatie van cliënten te zijn. Integraal advies Met de groeiende integrale aanpak van het sociale domein (bijvoorbeeld via sociale wijkteams) neemt ook de behoefte van gemeenten aan een integrale benadering van participatie. Veel gemeenten geven daarom de voorkeur aan één formeel adviesraad die integraal advies geeft. Daarnaast introduceren gemeenten overigens ook nieuwe vormen van cliëntparticipatie en burgerraadpleging: referenda, apart consulteren van doelgroepen, focusgroepen enz. Sociale wijkteams Met het toenemend belang van sociale wijkteams neemt de noodzaak van beleidsbeïnvloeding op dat niveau toe. Echter, burgers of bewoners van een wijk zijn nog nauwelijks betrokken bij de sociale wijkteams, zoals het benoemen van medewerkers en het opstellen van een beleidsplan. Dit terwijl de sociale wijkteams voor de cliënten steeds belangrijker worden. Regionale samenwerking Gemeenten werken op regionaal niveau steeds meer samen, bijvoorbeeld op het gebied van inkoopbeleid en de arbeidsmarktregio’s. Gemeenteraden, maar zeker Wmo-raden, zijn bij deze besluitvorming in kleine kring tussen wethouders niet of nauwelijks betrokken. Hier dreigt een ‘democratisch gat’ dat het nut van advies op gemeentelijk niveau erg beperkt. Burgerinitiatieven Burgers nemen steeds vaker zelf het heft in handen door burgerinitiatieven op te zetten. Bijvoorbeeld door de oprichting van zorgcoöperaties en het in eigen beheer nemen van een bibliotheek of zwembad. De verhouding tussen deze ‘doe-democratie’ en de traditionele representatieve democratie van gemeenteraden moet zich nog uitkristalliseren. Ook veel Wmo-raden moeten hun houding tegenover dergelijke burgerinitiatieven nog bepalen. Belangenbehartiging en participatie Naarmate de gevolgen van de invoering van de nieuwe wetten zich doen voelen, zullen gebruikers van voorzieningen krachtiger voor hun eigen belangen opkomen. Mensen willen invloed uitoefenen op beleid dat voor hen betekent of zij meer of minder ondersteuning (huishoudelijke hulp, begeleiding) krijgen. De afstand tussen specifieke belangenbehartiging en de beleidsmatige en op het algemene burgerperspectief gerichte advisering van Wmo-raden kan daardoor groter worden.
12
Cliënten- en patiëntenorganisaties Diverse specifieke cliënten- en patiëntenorganisaties (zoals de Nederlandse Vereniging voor Autisme en de vereniging Hersenletsel.nl) maken geleidelijk de omslag naar lokale/regionale belangenbehartiging. Het is de vraag hoe zij zich zullen verhouden tot de Wmo-raden. Relatie gemeenteraden en Wmo-raden/Adviesraden Sociaal Domein Gemeenteraden zoeken steeds vaker zelf contact met burgers, onder meer om de gevolgen van de invoering van de nieuwe wetten goed te kunnen monitoren. Aangezien de Wmo-raden dat ook willen doen, neemt de vraag naar een goede afstemming tussen de gemeenteraad en de Wmo-raad toe.
b. Ontwikkelingen binnen Wmo-raden Ook binnen Wmo-raden spelen diverse ontwikkelingen. Hieronder beschrijven we een aantal ontwikkelingen op de gebieden van samenstelling, contact met de achterban, spelregels met de gemeente en interne werkwijze. Samenstelling De samenstelling van de Wmo-raden verandert. Er zijn steeds minder cliënten en vertegenwoordigers van specifieke doelgroepen en steeds meer oudere, goed opgeleide, betrokken burgers. De vraag is of de Wmo-raad met die gewijzigde samenstelling nog voldoende geworteld is in de samenleving. Verder is het de vraag of de competenties en contacten van leden voldoende zijn om de uitdagingen van de nieuwe wetten aan te kunnen: zijn zij op de hoogte van de nieuwe beleidsterreinen en de burger die daarmee te maken hebben? Contact met de achterban Het contact met de achterban is een moeilijk punt bij veel Wmo-raden. Zij hebben soms het gevoel onvoldoende te weten wat er leeft bij de bevolking, terwijl dat een voorwaarde is om vanuit cliëntenen burgerperspectief te kunnen adviseren. Aan de ene kant is het opbouwen van contact moeilijk want mensen organiseren zich minder in groepen en sommige groepen (eenzame ouderen, slachtoffers huiselijk geweld) zijn moeilijk bereikbaar. Aan de andere kant is volledige representativiteit onmogelijk en zijn er voldoende manieren om cliënten te bereiken, als er tijd en energie in wordt gestoken. Spelregels met de gemeente Wat betreft de spelregels met de gemeente blijkt dat Wmo-raden in een vroegtijdiger stadium bij de beleidsvorming worden betrokken en goed worden geïnformeerd. Een risico is dat de Wmo wordt ingeweven in het gemeentelijk beleidsproces en onvoldoende afstand bewaart tot de gemeente. Bovenal is het effect van de advisering in de eindfase soms nog onduidelijk: verandert het gemeentelijk beleid er daadwerkelijk door of is de advisering een verplicht nummer? Werkwijze van de raad Als het gaat om de interne werkwijze dreigen de faciliteiten van de Wmo-raden onder druk te komen. Aan de ene kant moeten gemeenten bezuinigingen, aan de andere kant neemt de behoefte aan een ruimer budget van Wmo-raden toe: bijvoorbeeld voor deskundigheidsbevordering van de leden, mogelijkheid tot raadplegen van externe experts of meer onafhankelijke ondersteuning.
13
Hoe helpt Aandacht voor iedereen? Aandacht voor iedereen helpt Wmo-raden, belangenbehartigers, cliëntenraden en gemeenten bij de voorbereiding op de transformaties in het sociale domein. De Adviseurs Versterking Wmo van het programma kunnen ondersteuning bieden bij inhoud en processen op lokaal niveau bij deze veranderingen. De koepel van Wmo-raden en het programma Aandacht voor iedereen hebben deze handreiking samengesteld als hulpmiddel voor Wmo-raden, andere adviesraden en belangenorganisaties bij het bepalen van hun koers in de discussie over cliënten- en burgerparticipatie. De adviseurs van Aandacht voor iedereen kunnen Wmo-raden en andere organisaties in deze discussie bijstaan, bijvoorbeeld door het houden van workshops. In de loop van het jaar organiseren de Koepel van Wmo-raden en Aandacht voor iedereen bijeenkomsten waar zowel de vraag naar de koersbepaling van de Wmo-raden als de inhoudelijke agendasetting besproken zullen worden.
Programma Aandacht voor iedereen De handreiking ‘Van Wmo-raad naar Adviesraad Sociaal Domein?’ is een uitgave van programma Aandacht voor iedereen. Het programma is opgezet om Wmo-raden en belangenbehartigers te informeren over de transitie en de transformatie AWBZ-Wmo en over hun rol daarbij. Aandacht voor iedereen wordt gefinancierd door het ministerie van VWS. De bij het programma betrokken landelijke organisaties zijn: CSO, Ieder(in), Koepel Wmo-raden, LPGGz, Mezzo, NPCF, Oogvereniging, Per Saldo en Zorgbelang Nederland. Aandacht voor iedereen werkt nauw samen met het Transitiebureau van VNG en VWS. Voor meer informatie over Aandacht voor iedereen en over de activiteiten en de ondersteuningsmogelijkheden die het programma kan bieden, kunt u contact opnemen met het programmasecretariaat: Programma Aandacht voor iedereen Postbus 1038 3500 BA Utrecht T 030 291 6622
[email protected] www.aandachtvooriedereen.nl
14