Vakwerk!
Bloembinden en -schikken
Bloembinden en -schikken Informatieboek Deel 2
Koos van Ee
eerste druk, 2006
Artikelcode: 21134.2 Colofon Auteur(s): Koos van Ee Illustraties: Verbaal - Bureau voor Visuele Communicatie, Jan van Doesburg, Koos van Ee, René Teunissen Onderwijskundige: Studio Maan, Manon Limmen Redactie: Studio Maan, Brigitte Meinen Resonans: Ineke de Haan, Maikel van der Velden
Het Ontwikkelcentrum heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Bent u desondanks van mening dat we u hebben benadeeld, dan kunt u contact met ons opnemen. © 2006 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum.
4
BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN ■ ■ ■
Inleiding Hoofdstuk 1 gaat over de omgang met de klant. Hoe kom je erachter wat hij wil? Hoe adviseer je de klant over de verzorging van de bloemen en planten? Verder wordt behandeld hoe je de kosten van het werk berekent en wat planten nodig hebben om goed te kunnen groeien en bloeien. Figuur 0.1
In hoofdstuk 2 leer je welke materialen je kunt gebruiken voor een ondergrond. Het hoofdstuk gaat ook over vormen, kleuren, geuren en structuren van bloemen en materialen. Figuur 0.2
■ ■ ■ BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN
5
Hoofdstuk 3 behandelt bijzondere bloemen en planten. Je leert hoe je die bloemen en planten op een creatieve manier kunt vastzetten. Ook staat in dit hoofdstuk hoe je bloemwerk voor speciale dagen maakt en hoe je daarbij rekening houdt met de symbolische betekenis. Figuur 0.3
In hoofdstuk 4 leer je over het reilen en zeilen in de winkel. Waar koop je materialen in? Hoe beheer je de voorraad? Hoe maak je een goede etalage? Ook worden zaken die te maken hebben met de Arbowet behandeld. Figuur 0.4
6
BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN ■ ■ ■
Inhoud
Inleiding 5 1
Wat wenst de klant? 8 1.1 Kijken, luisteren en opschrijven 10 1.2 Plannen en uitvoeren 13 1.3 Prijs en kostprijs 15 1.4 Advies geven bij snijbloemen 20 1.5 Groeien en bloeien 25 1.6 Gezond en ziek 32 1.7 Afsluiting 36
2
Maak het mooi met ondergronden 38 2.1 Materialen voor ondergronden 40 2.2 Speciale ondergronden 44 2.3 Spelen met vormen 46 2.4 Kleurrijk versieren 52 2.5 Voelen en ruiken 58 2.6 Afsluiting 63
3
Een 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
4
Hoe werkt het in de winkel? 86 4.1 Welke winkel past bij jou? 88 4.2 Waar koop je het in? 91 4.3 Beheer de voorraad 95 4.4 Niet alleen bloemen 99 4.5 Afsluiting 103
bloemetje of plantje speciaal 64 Anders vastgemaakt 66 Bijzondere bloemen en planten 70 Symboliek in bloemwerk 76 Afscheid en herdenken 81 Afsluiting 84
Trefwoordenlijst 107
■ ■ ■ INHOUD
7
1
8
WAT WENST DE KLANT? ■ ■ ■
Wat wenst de klant?
De klant is koning. Dit gezegde ken je waarschijnlijk wel. Zo zijn er tientallen spreekwoorden en gezegden over zaken waar je in de winkel mee te maken kunt krijgen. Figuur 1.1
■ ■ ■ WAT WENST DE KLANT?
9
1.1
Kijken, luisteren en opschrijven
Een boeketje voor thuis op tafel. Een plantje voor oma. Een apart cadeau voor een verjaardag. Bloemwerk voor een jubileumfeest. Elke klant heeft een andere wens. Als bloemist probeer je die wensen te vervullen. De klant komt binnen
In een bloemenwinkel is altijd van alles te doen: bloemen winkelklaar maken, planten verzorgen, boeketten maken, afstoffen, de etalage netjes maken. Waar je ook mee bezig bent, als er een klant binnenkomt, geef je daar alle aandacht aan. De klant zorgt voor omzet. Je moet als verkoper dan ook altijd de tijd nemen voor de klant. oogcontact
Als de klant binnenkomt, zoek je eerst oogcontact. Vervolgens groet je de klant. Het is belangrijk dat de klant zich welkom voelt in de winkel.
Figuur 1.2 Zorg dat de klant zich welkom voelt!
Vragen 1.1
a b c
Noem drie werkzaamheden in de bloemenwinkel die er altijd zijn. Waarom is het belangrijk dat je de tijd neemt voor de klant? Beschrijf wat je doet als een klant de winkel binnenkomt.
Verkoopgesprek
Als je een klant begroet hebt, moet je erachter zien te komen wat de klant precies wil. De ene klant wil eerst even rond kijken, de andere wil direct geholpen worden.
10
KIJKEN, LUISTEREN EN OPSCHRIJVEN ■ ■ ■
Je gaat een verkoopgesprek aan. Je spreekt de klant aan en vraagt waar je hem of haar mee kunt helpen. Vervolgens luister je goed naar wat de klant vertelt. Daar neem je voldoende tijd voor. Elke klant begroet je bij binnenkomst. Vervolgens help je de klanten in volgorde van binnenkomst. Sommige klanten willen advies. Je stelt dan vragen en geeft informatie. Soms stelt een klant een vraag die je niet kunt beantwoorden. In dat geval informeer je bij een collega of die het antwoord wel weet. Figuur 1.3 Geef advies als de klant daarom vraagt.
Vragen 1.2
a b c
Bedenk drie verschillende vragen die je een klant kunt stellen, nadat je hem/haar begroet hebt. Waarom is het begroeten van iedere klant zo belangrijk? Wat doe je met een vraag die je niet direct kunt beantwoorden?
Bestelling
Regelmatig vraagt een klant of er bloemwerk gemaakt en bezorgd kan worden. Dat kan een klant in de winkel doen, maar ook via de telefoon, de fax of e-mail. Als verkoper vraag je de klant dan voor welke gelegenheid het bloemstuk is en wat het mag kosten. Je maakt afspraken over de bezorgdatum en -tijd, de manier van betalen, (eventueel het factuuradres) en het bezorgadres. Je vult de bestelbon in en noteert alle (nood)zakelijke gegevens. Je controleert of je alles goed hebt opgeschreven. Ook je eigen naam zet je op de bestelbon. ■ ■ ■ KIJKEN, LUISTEREN EN OPSCHRIJVEN
11
Als laatste zorg je ervoor dat de bestelling op de juiste plaats komt: op het planbord, in het verzamelbakje, in de agenda of in de computer. Figuur 1.4 De klant kan ook telefonisch bestellen.
Vragen 1.3
a b c d
Noteer vier manieren hoe een klant een bestelling door kan geven. Welke gegevens horen op de bestelbon te staan? Hoe controleer je de gegevens bij een telefonische bestelling? Hoe kun je de bestellingen bewaren?
Nee-verkoop? Liever niet!
Soms wil een klant iets dat je niet direct kunt leveren. Een speciale vaas of een bloemstuk met bijzondere bloemen of materialen. Hoe ga je daar mee om? Je kunt ‘nee verkopen’. Dat wil zeggen dat je de klant meedeelt dat je het niet hebt en/of niet kunt leveren en het daarbij laten. Maar je kunt ook samen met de klant zoeken naar een alternatief. Je verkoopt en verdient dan toch iets en je zorgt dat de klant tevreden de deur uitgaat. Als je zo’n gesprek hebt met de klant, let dan goed op de gezichtsuitdrukking van de klant. De klant mag niet het gevoel krijgen dat hij iets opgedrongen krijgt. Als je toch nee moet verkopen, geef dit dan door aan de bedrijfsleiding.
12
KIJKEN, LUISTEREN EN OPSCHRIJVEN ■ ■ ■
Figuur 1.5 Zoek samen met de klant naar alternatieven.
Vragen 1.4
a b c
Wat is een ‘nee-verkoop’? Geef twee redenen waarom een verkoper liever geen nee verkoopt. Hoe kun je voorkomen dat de klant het gevoel krijgt dat hem/haar iets opgedrongen wordt?
1.2
Plannen en uitvoeren
In een bloemisterij werk je meestal niet alleen. Ook moet je dagelijks verschillende werkzaamheden uitvoeren, moeten bestellingen op tijd af zijn en moet je op tijd materialen inkopen. Een bloemist moet dus goed kunnen plannen en organiseren. Plannen
Of je nu een plan maakt voor een bloemstuk of voor de versiering van een groot gebouw: de stappen zijn voor een groot deel dezelfde.
oriëntatie schetsplan
Stappen bij een bestelling 1 Oriëntatie: wat wil de klant? Welke stijl, kleur, prijs, grootte, materialen wil de klant en welke mogelijkheden zijn er? 2 Een schetsplan maken. 3 Het definitieve plan maken (een materialenlijst, begroting en tijdsplanning). 4 Overleg met de klant. 5 Materialen regelen. 6 Materialen op de juiste tijd verzamelen. 7 Het werk maken. ■ ■ ■ PLANNEN EN UITVOEREN
13
8 Het werk controleren 9 Het werk afleveren/opleveren. 10 Afrekenen. Als je altijd al deze stappen doorloopt, is de kans dat er iets mis gaat kleiner. Figuur 1.6 Een goed plan voorkomt fouten.
Vragen 1.5
a b c
Waarom is een goede planning belangrijk? Uit welke twee delen bestaat de oriënterende stap? Waarom is het verstandig om altijd alle stappen te nemen bij het plannen?
Organiseren
werkoverleg
14
In een bloemisterij werk je meestal samen met collega’s. De één regelt de inkoop, de ander beheert de plantenafdeling, een derde is verantwoordelijk voor de binderij, et cetera. Als er veel werk is in de binderij, is de hulp van andere collega’s nodig. Daarom is het belangrijk dat er overlegd wordt en dat het werk goed georganiseerd wordt. Veel bedrijven werken daarom met een planbord voor het werk en hebben werkoverleg. Dit verbetert de kwaliteit van het werk.
PLANNEN EN UITVOEREN ■ ■ ■
Figuur 1.7 Goed organiseren is belangrijk.
Figuur 1.8 Samenwerken is niet altijd handig!
Vragen 1.6
a b c d
Hoe wordt in veel bedrijven de werkverdeling zichtbaar gemaakt? Wat is het doel van regelmatig werkoverleg? Welk werk kun je beter alleen doen? Waarom is een taakverdeling binnen een bedrijf belangrijk?
1.3
Prijs en kostprijs
Een bloemist koopt bloemen, planten, potten en vazen in. Hij betaalt daarvoor de inkoopprijs. In de winkel verkoopt hij ze voor een hogere prijs, de verkoopprijs. Een bloemist moet voldoende winst maken om alle kosten te kunnen betalen.
■ ■ ■ PRIJS EN KOSTPRIJS
15
Inkoopprijs en verkoopprijs
opslagpercentage
Een bloemist koopt bloemen, planten, potten en vazen in op de veiling, bij de grossier of bij de groothandel. De prijs die hij daar betaalt, is de inkoopprijs. Je gebruikt de inkoopprijs voor het berekenen van de verkoopprijs. Je doet dit meestal door de inkoopprijs met een bepaald percentage te verhogen. Dit is het opslagpercentage, ofwel de winstopslag. De verkoopprijs van een product is de inkoopprijs plus het opslagpercentage.
Figuur 1.9
Vragen 1.7
a b c
De inkoopprijs van een doos met zes vazen is € 9,-. Wat is de inkoopprijs van één vaas? Het opslagpercentage is 150 %. Wat is de verkoopprijs van één vaas? Waarom zit er een groot verschil tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs?
Opslagpercentage
De hoogte van het opslagpercentage is afhankelijk van de soort productgroep. Enkele voorbeelden: – Kwetsbare bloemen zijn maar kort verkoopbaar en hebben daarom een hoog opslagpercentage. – Potten, schalen en bakken verouderen niet zo snel. Het opslagpercentage is meestal laag. – Trendy reclame-artikelen worden snel verkocht en hebben daarom een redelijk laag opslagpercentage. – Bij kwetsbaar glas heb je meer breuk: bij je opslagpercentage houd je daar rekening mee. Verder verwerkt de bloemist in het opslagpercentage de kosten die hij heeft voor zijn winkel en de BTW.
16
PRIJS EN KOSTPRIJS ■ ■ ■
Figuur 1.10 De hoogte van het opslagpercentage hangt van het type artikel af.
Winst
De bloemist moet met de verkoop van artikelen winst maken. Als hij geld overhoudt, gaat het immers goed met zijn zaak. Om te kunnen berekenen of er winst is gemaakt, moet je dus weten wat de inkoopprijs is geweest en voor welke prijs het artikel verkocht is. Het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs is de winst. Kosten
Je kunt de winst niet zomaar in je zak steken. Je moet er allerlei kosten van betalen, zoals personeelskosten, vervoerskosten, stroomkosten en huur. Vragen 1.8
a b c
Welke kosten bereken je in het opslagpercentage? Waarom is het opslagpercentage bij elke bloemist anders? Leg uit wat de winst van een bloemist is.
BTW aan de klant
In het opslagpercentage is ook de BTW verrekend die de klant moet betalen. BTW betekent Belasting over de Toegevoegde Waarde. Dat is een belasting van de overheid van 6 of 19%. De bloemist berekent twee verschillende BTW-tarieven over zijn producten. Bloemen, planten, takken en boeketten vallen onder het lage tarief. De overige producten (vazen bijvoorbeeld), steekwerk en diensten vallen onder het hoge tarief.
■ ■ ■ PRIJS EN KOSTPRIJS
17
Figuur 1.11 De bloemist heeft te maken met een hoog en laag BTW-tarief.
Als je bedrijven als klant hebt, moet je de BTW apart op de afrekening vermelden. Zij mogen de betaalde BTW namelijk weer bij de belasting verrekenen. Omzetbelasting
De BTW die de klant betaalt, moet de bloemist afdragen aan de overheid. De bloemist betaalt zelf ook BTW, namelijk als hij iets koopt bij de groothandel. Daar is hij namelijk de klant. De bloemist moet elk kwartaal de BTW van de groothandel en van de klanten opgeven bij de belastingdienst. Hij mag de BTW die hij zelf betaald heeft, aftrekken van de BTW die de klant aan hem heeft betaald. Het verschil is het bedrag dat hij aan de belastingdienst moet betalen of het bedrag dat hij terugkrijgt. Dit noem je ook wel omzetbelasting. Vragen 1.9
a b c d
Met welke twee BTW-tarieven heeft de bloemist te maken? Welke artikelen/diensten vallen onder het lage tarief? Zakelijke klanten willen meestal een BTW-bon. Waarom is dat? Leg uit wat met omzetbelasting bedoeld wordt.
Bezorg- en administratiekosten bezorgkosten
administratiekosten
18
PRIJS EN KOSTPRIJS ■ ■ ■
Het bezorgen van bloemwerk kost tijd en benzine: geld dus. Je berekent deze bezorgkosten meestal apart door aan de klant. De klant weet dan wat precies wat het bezorgen kost. Als je op rekening verkoopt, betaalt de klant nadat je de rekening verstuurd hebt. Hier bereken je ook meestal een extra bedrag voor: administratiekosten.
Figuur 1.12 Bezorgen van producten kost extra tijd en benzine.
Vragen 1.10
a b c
Waarom zet je de bezorgkosten meestal apart op de rekening? Wat is een nadeel van het verkopen op rekening? Hoe probeert de bloemist die extra kosten te beperken?
Prijzen
De wet schrijft voor dat je producten moet prijzen. Van alle producten in de verkoopruimte moet je duidelijk kunnen zien wat de verkoopprijs is. Je kunt producten op verschillende manieren prijzen. Je kunt: – de producten stickeren; – losse prijskaartjes bij de artikelen plaatsen; – een duidelijke prijslijst neerzetten of ophangen. Het is ook belangrijk dat je de producten correct prijst. Een product met een verkeerde (te lage) prijs moet je aan de klant meegeven voor die prijs. Figuur 1.13 Producten kun je op verschillende manieren prijzen.
■ ■ ■ PRIJS EN KOSTPRIJS
19
Vragen 1.11
a b c
Noem drie manieren hoe je een artikel kunt prijzen. Waarom moet je altijd zorgvuldig prijzen? Waarom is het prijzen van alle artikelen noodzakelijk?
1.4
Advies geven bij snijbloemen
Een verkeerde behandeling kan van een mooi boeket in korte tijd een verlept stel bladeren maken. Je moet een klant daarom een goed en deskundig verzorgingsadvies geven. Sommige bloemen en planten vragen een speciale verzorging. Voorbeelden daarvan zijn heesters, bolbloemen, gerbera, mimosa en bouvardia. Snijbloemenvoedsel bacteriedoder
Een boeket lever je af met een zakje snijbloemenvoedsel. Snijbloemenvoedsel bestaat uit een bacteriedoder en suiker. Er zijn verschillende soorten snijbloemvoedsel. Je moet de juiste voeding aan de klant meegeven. Je adviseert de klant om thuis nog een klein stukje van de stelen af te snijden. Daarnaast moet de klant de bladeren die in het water komen te hangen eraf halen.
Figuur 1.14 Bladeren die in het water komen, gaan rotten.
Vragen 1.12
a b c
20
Welke drie verzorgingsadviezen geef je de klant bij een mooi boeket? Waarom is het belangrijk dat de klant thuis een stukje van de stelen afsnijdt? Waaruit bestaat snijbloemenvoedsel?
ADVIES GEVEN BIJ SNIJBLOEMEN ■ ■ ■
Heesters
Heesters zijn bloemen met houtige stelen. Deze stelen nemen minder snel water op dan kruidachtige stelen. Ook vormen ze snel een kurklaagje op de wond. Opnieuw aansnijden is heel belangrijk. Heesters moet je ook geleidelijk laten wennen aan drogere of warmere lucht. Voor heesters is speciaal snijbloemenvoedsel verkrijgbaar. Figuur 1.15 De heester syringa heeft een houtige steel.
Vragen 1.13
a b c
Hoe kun je heesters herkennen? Waarom is het opnieuw aansnijden bij heesters erg belangrijk? Welk advies geef je bij de verkoop van een boeket met heesters als het buiten koud is?
Bolbloemen
Bolbloemen zijn bloemen afkomstig uit bollen en knollen. Ze worden vaak zonder water verhandeld. Je moet ze dan ook eerst goed op laten trekken. Dat doe je door ze rechtop in het water te ■ ■ ■ ADVIES GEVEN BIJ SNIJBLOEMEN
21
zetten en in een koele ruimte te plaatsen. Het witte stukje aan de onderkant van de steel neemt moeilijk water op. Bolbloemen zijn meestal snel gegroeid. Ze gebruiken in de huiskamer veel water. Narcissen geven slijm af waar andere bloemen niet tegen kunnen. Je moet ze uit laten slijmen. Veel stelen van bolbloemen groeien na het afsnijden door en worden langer. Houd daar bij steekwerk rekening mee. Ook voor bolbloemen is er speciale voeding. Figuur 1.16 Het slijm van de narcis is giftig voor andere bloemen.
Vragen 1.14
a b c d
22
Wat zijn bolbloemen? Wat wordt bedoeld met ‘het laten optrekken van de bloemen’? Waarom snijd je het witte stukje aan de onderkant van de steel meestal weg? Welke hinderlijke eigenschap heeft de narcis?
ADVIES GEVEN BIJ SNIJBLOEMEN ■ ■ ■
Gerbera
Gerbera heeft een harige steel. Deze steel is extra gevoelig voor verstopping door bacteriegroei. De steel is net onder de bloem ook veel zachter dan aan de onderkant. Andere voorbeelden van bloemen met behaarde stelen zijn helianthus, campanula, echinops en lathyrus. Deze bloemen zet je in een klein laagje water. Je mag ze ook niet strak tegen elkaar zetten. Doe je dat wel, dan blijft er vocht tussen de bloemen zitten, waardoor de stelen onder de bloem snel wegrotten. Figuur 1.17 Bloemen met een harige steel zet je in een klein laagje water.
Vragen 1.15
a b c
Waarom moet je bloemen met een harige steel in een klein laagje water zetten? Noem drie bloemen met een harige steel. Waarom mag je gerbera’s niet strak tegen elkaar zetten?
■ ■ ■ ADVIES GEVEN BIJ SNIJBLOEMEN
23
Mimosa (acacia) en bouvardia
Mimosa en bouvardia hebben speciale voeding nodig. Mimosa moet je in het plastic enkele uren in warm water zetten. De knoppen komen anders niet goed open. Bij bouvardia moet je het water bijvullen met water met speciale voeding. Het blad zal anders snel lelijk worden. Als je mimosa en bouvardia goed behandelt, staan ze lang. Figuur 1.18 Bouvardia moet je bijvullen met water en speciale voeding, anders hangt het blad snel slap.
Vragen 1.16
a b c
Hoe behandel je mimosa? Wat moet je de klant adviseren bij bouvardia? Waarom is een goed advies bij deze bloemen erg belangrijk?
Bloemen en fruit ethyleen
24
Rijpend fruit, rottende stelen, vergelende bladeren en uitgebloeide bloemen geven een gas af. Dit gas heet ethyleen. Het zorgt ervoor dat bloemen sneller rijp (oud) worden. Ook uitlaatgassen en brandende kaarsen geven ethyleen af. Veel zomerbloemen en dianthus zijn erg gevoelig voor ethyleen. Deze bloemen worden bij de kweker daarom voorbehandeld met een ethyleenremmende stof.
ADVIES GEVEN BIJ SNIJBLOEMEN ■ ■ ■
Figuur 1.19 Dianthus is gevoelig voor ethyleen.
Vragen 1.17
a b c d e
Wat is ethyleen? Noem drie bronnen van ethyleen. Bloemen die buiten staan aan een drukke weg verleppen snel. Hoe komt dat? Waarom worden veel bloemen door de kweker voorbehandeld? Waarom is het niet handig om een kistje appels in de koelcel bij bloemen te bewaren?
1.5
groeifactoren
Groeien en bloeien
Kamerplanten staan langer in de huiskamer dan een boeket of bloemstuk. Een plant heeft bepaalde zaken nodig om goed te kunnen groeien en bloeien. Om een goed advies te kunnen geven moet je iets weten over de groeifactoren van de plant. De groeifactoren zijn licht, water, voeding, zuurgraad, warmte en luchtvochtigheid. Fotosynthese
Planten maken hun eigen voedsel (suiker). In het bladgroen maakt de plant suiker. Dat maakt ze van water en koolzuurgas. Daarbij is licht nodig. Als afvalstof geeft de plant zuurstof af. Dit proces heet fotosynthese.
■ ■ ■ GROEIEN EN BLOEIEN
25
Figuur 1.20 Fotosynthese
Vragen 1.18
a b c
Hoe heet het proces waarbij de plant suiker maakt? Waarvan maakt de plant suiker? Wat is daarbij nodig als energiebron?
Licht
Planten hebben licht nodig om te groeien. Ook voor de bladgroenvorming is licht nodig. Planten groeien naar het licht toe. Een plant die te weinig licht krijgt, maakt grote slappe cellen en is gevoeliger voor ziekten. Langzaam put de plant uit. Uiteindelijk zal ze doodgaan. Met lampen kun je op een donkere plaats toch planten laten groeien.
26
GROEIEN EN BLOEIEN ■ ■ ■
Figuur 1.21 Met speciale lampen kun je op donkere plaatsen toch planten laten groeien.
Vragen 1.19
a b c
Waarvoor heeft een plant licht nodig? Noem twee dingen. Waarom worden planten op een donkere plaats eerder ziek? Hoe kun je op een donkere plaats toch planten laten groeien?
Water
waterbehoefte
Water is nodig bij de fotosynthese. Water zorgt ook voor het transport van voeding in de plant en voor koeling in warme perioden. De waterbehoefte verschilt per plant. Algemeen geldt dat een plant meer water nodig heeft: – bij droge lucht; – bij een hoge temperatuur; – bij rijke bloei; – in de zomer (meer licht); – in stenen potten (poreus). Te veel water is meestal dodelijk voor de plant. Als de wortels onder water staan, stikken ze. ■ ■ ■ GROEIEN EN BLOEIEN
27
Ook is koud water (< 15 graden) slecht voor de wortels. Figuur 1.22 Heesterachtige soorten zoals hortensia dompel je om alle fijne wortels van water te voorzien.
Vragen 1.20
a b c d
Leg uit op welk manier water voor koeling van de plant zorgt. Waarom is de waterbehoefte van elke plant anders? Noem vier situatie waarin de plant meer water gebruikt. Waarom is te veel water dodelijk voor de plant?
Voeding
mineralen hoofdelementen spoorelementen
Voor de opbouw van de plant heeft de plant suikers nodig. Die kan de plant voor een deel zelf maken via fotosynthese. Daarnaast heeft de plant mineralen nodig voor de opbouw. Die mineralen haalt ze met het water uit de (pot)grond. Van de hoofdelementen zoals stikstof (N), fosfor (P) kali (K), magnesium (Mg) en calcium (Ca) heeft de plant vrij veel nodig. De spoorelementen, zoals ijzer (Fe), mangaan (Mn), borium (B), zink (Zn), zijn maar in kleine hoeveelheden nodig. Voor de voeding van kamerplanten gebruik je meestal een samengestelde meststof. Hierin zitten hoofdelementen en spoorelementen.
28
GROEIEN EN BLOEIEN ■ ■ ■
Figuur 1.23 Een samengestelde meststof bevat hoofdelementen en spoorelementen.
Vragen 1.21
a b c d
Hoe ‘eet’ een plant? Noem vijf hoofdelementen. Wat zijn spoorelementen? Waarom gebruik je voor kamerplanten meestal een samengestelde meststof?
Zuurgraad
pH
De plant haalt met haar wortels de voeding uit de grond. De voedingselementen moeten dan opgelost zijn in het water. In een iets zure grond lossen ze makkelijk op. De zuurgraad van een grond kun je meten met een pH-meter. De beste pH voor de meeste planten ligt tussen 5-7. Is de pH hoger, dan heeft de plant moeite om spoorelementen op te nemen. Als dat het geval is, zie je dit aan de plant: ze krijgt dan gele bladeren. Een te zure grond (te lage pH) is ook niet goed. Dan sterven de wortels af.
■ ■ ■ GROEIEN EN BLOEIEN
29
Figuur 1.24 Met een pH-meter kun je de zuurgraad van het water in de grond meten.
Vragen 1.22
a b c
Wat meet je als je de pH meet? Waarom hebben de meeste planten het liefst een iets zure grond? Waarmee meet je de zuurgraad van de grond?
Temperatuur optimale temperatuur minimumtemperatuur
30
De temperatuur waarbij een plant het beste groeit, noem je de optimale temperatuur. De optimale temperatuur is afhankelijk van de herkomst van de plant. Beneden de minimumtemperatuur groeit de plant niet meer. Het is dan te koud voor de plant. Als de temperatuur hoger wordt, verdampt de plant water om zichzelf te koelen. Als de plant dan niet genoeg water op kan nemen, zal ze verbranden.
GROEIEN EN BLOEIEN ■ ■ ■
Figuur 1.25 Een tropische plant heeft een hogere optimale temperatuur dan een plant uit een koel klimaat.
Vragen 1.23
a b c
Leg uit wat een optimale temperatuur is voor een plant. Waarom gebruikt een plant in de zomer meer water dan in de winter? Waarom zal de minimumtemperatuur voor een viooltje lager liggen dan voor een orchidee?
Luchtvochtigheid RV
hygrometer
In de lucht zit altijd een bepaalde hoeveelheid waterdamp. Dit is de relatieve luchtvochtigheid, afgekort RV. In Nederland is de RV meestal redelijk hoog. In de woestijn is er een heel lage RV. Bij een hoge RV verdampt een plant minder water dan bij een lage RV. Als de de RV te laag is, zullen veel planten slap gaan hangen. De RV kun je meten met een hygrometer.
Figuur 1.26 Opgewarmde lucht is droog en heeft een lage RV.
■ ■ ■ GROEIEN EN BLOEIEN
31
Vragen 1.24
a b c
Wat is de RV? Hoe kun je de RV meten? Waarom is de plek boven de verwarming slecht voor veel planten?
1.6
Gezond en ziek
Van een plant heb je langer plezier dan van een boeket. Planten die je verkoopt, moeten dan ook gezond zijn. Ze kunnen kwetsbaar zijn door bijvoorbeeld verkeerde voeding of een foute behandeling of last hebben van schadelijke beestjes. Planten mogen geen ‘verborgen gebreken’ hebben. Schimmels en bacteriën
De meeste ziekten bij planten worden veroorzaakt door schimmels en bacteriën. Schimmels en bacteriën besmetten de bladeren, stengels of wortels van de plant. De plant krijgt dan meestal een vlekkerige kleur. meeldauw roest bacterierot
32
GEZOND EN ZIEK ■ ■ ■
Bij meeldauw krijgt de plant een stoffig, wit uiterlijk. Roest geeft oranje vlekjes, vooral aan de onderkant van het blad. Bacterierot laat hele stukken van de plant wegrotten. Als planten hier eenmaal mee aangetast zijn, kun je ze het beste weggooien.
Figuur 1.27 Bij botrytis (smet, smeul, smucht) zie je grijs schimmelpluis op vochtige delen.
Vragen 1.25
a b c d
Waardoor worden de meeste ziekten bij een plant veroorzaakt? Hoe ziet een plant met meeldauw eruit? Hoe ziet een plant met bacterierot eruit? Wat is een ‘versmeulde’ plant?
Schadelijke diertjes
roetdauw
Een plant kan ook last hebben van schadelijke beestjes. Schadelijke beestjes kunnen in grote getale aanwezig zijn. Ze eten de plant langzaam op of zuigen haar leeg. Ook brengen ze soms virusziekten over. Sommige beestjes geven een kleverige substantie af. Hierop groeit een zwarte schimmel: roetdauw. Met chemische middelen of biologische middelen kun je proberen de beestjes uit te roeien of te verdrijven.
■ ■ ■ GEZOND EN ZIEK
33
Figuur 1.28 De meest voorkomende schadelijke diertjes bij planten.
Vragen 1.26
a b c d
Welke schade veroorzaken schadelijke diertjes bij planten? Noem vijf voorbeelden van schadelijke diertjes. Geef een voorbeeld van een biologisch middel. Waarom kun je beestjes bij kamerplanten beter niet chemisch bestrijden?
Virusziekten virus
Naast schimmels en bacteriën kunnen planten ook ziek worden door een virus. De plant krijgt dan gele vlekken of kringen op de bladeren. Ook kan ze vergroeiingen krijgen. De ziekte zit in de cellen van de plant. De plant is niet te genezen. Het enige wat je kunt doen is de plant weggooien. Een virus wordt overgebracht door schadelijke diertjes of door een vuile snoeischaar of een vies mes.
Figuur 1.29 Een viruszieke plant laat gele vlekken of ringen op het blad zien of krijgt vergroeiingen.
Vragen 1.27
34
GEZOND EN ZIEK ■ ■ ■
a b c
Wat zie je bij een viruszieke plant? Wat kun je doen aan een viruszieke plant? Waardoor kan een plant besmet worden met een virusziekte?
Verkeerde voeding voedingsziekte
Een plant kan letterlijk ziek zijn van te veel of te weinig voeding. Dit noem je voedingsziekte. Bij te veel voeding krullen bladeren naar boven en sterven jonge wortels af. Bij gebreksziekten zie je vaak geelverkleuringen. Gebreksziekten gaan ook vaak samen met een verkeerde pH.
Figuur 1.30 Bij een plant met gebreksziekten zie je vaak geelverkleuringen.
Vragen 1.28
a b c
Leg uit wat een voedingsziekte is. Wat zie je bij een plant die te veel voeding krijgt? Waaraan herken je veel gebreksziekten?
Verkeerde behandeling
Een plant die kan groeien onder ideale omstandigheden zal niet snel ziek worden. Maar in sommige omstandigheden doet de plant het niet goed en loopt ze wel de kans om ziek te worden. De – – – – – –
volgende omstandigheden zijn voor elke kamerplant slecht: lang in het donker staan; op de tocht staan; grote temperatuurschommelingen in korte tijd; met natte bladeren dicht tegen elkaar staan; plotseling in fel zonlicht staan; vaak aangeraakt worden (langslopende klanten).
■ ■ ■ GEZOND EN ZIEK
35
Figuur 1.31 Een plant houdt niet van tocht!
1.7
Afsluiting
Als bloemenverkoper wil je graag dat een klant tevreden de winkel verlaat. Daarvoor moet je goed kijken en goed luisteren naar de wensen van de klant. Door het stellen van vragen kun je meer te weten komen over de werkelijke wensen van de klant. Speciale wensen van de klant vragen extra tijd en voorbereiding. Bij een bestelling van de klant is het belangrijk dat je alles zorgvuldig noteert. Natuurlijk is het ook belangrijk dat je de bestelling zorgvuldig uitvoert. Ook een goede berekening van de kosten hoort hierbij. In een bloemisterij werk je meestal niet alleen. Ook moet je dagelijks verschillende werkzaamheden uitvoeren, moeten bestellingen op tijd af zijn en moet je op tijd materialen inkopen. Een bloemist moet dus goed kunnen plannen en organiseren. Een bloemist koopt bloemen, planten, potten en vazen in. Hij betaalt daarvoor de inkoopprijs. In de winkel verkoopt hij ze voor een hogere prijs, de verkoopprijs. Een bloemist moet voldoende winst maken om alle kosten te kunnen betalen. De verkoopprijs van een product is: inkoopprijs + opslagpercentage. Het opslagpercentage is afhankelijk van de soort productgroep. In het opslagpercentage is ook de BTW verrekend die de klant moet betalen. De bloemist heeft te maken met een hoog en laag BTWtarief.
36
AFSLUITING ■ ■ ■
De wet schrijft voor dat je producten moet prijzen. De klant moet altijd goed kunnen zien wat iets kost. Alle producten in de verkoopruimte moeten geprijsd zijn. Een verkeerde behandeling kan van een mooi boeket in korte tijd een verlept stel bladeren maken. Je moet daarom een goed en deskundig verzorgingsadvies geven. Als bloemen speciale voeding nodig hebben, geef je dat erbij. Bij een plant geef je ook advies. Om een goed advies te kunnen geven moet je iets weten over de groeifactoren van de plant. De groeifactoren zijn licht, water, voeding, zuurgraad, warmte en luchtvochtigheid. Sommige bloemen en planten vragen een speciale verzorging. Voorbeelden daarvan zijn heesters, bolbloemen, gerbera, mimosa en bouvardia. Een verkeerde behandeling, voedingsfouten en ziekten kunnen een prachtige plant in enkele dagen veranderen tot eentje die geschikt is voor de vuilnisbak.
■ ■ ■ AFSLUITING
37
2
38
Maak het mooi met ondergronden
MAAK HET MOOI MET ONDERGRONDEN ■ ■ ■
Als je bloemwerk maakt, kies je bewust voor bepaalde bloemen en een bepaalde ondergrond. Bloemen kies je vanwege de kleur, de vorm, de geur, de structuur of een combinatie daarvan. De keuze voor de ondergrond hangt met een aantal dingen samen. Er zijn heel veel soorten ondergronden te koop. Figuur 2.1
■ ■ ■ MAAK HET MOOI MET ONDERGRONDEN
39
2.1
Materialen voor ondergronden
Bloemwerk staat meestal niet zo maar op tafel. Je zet of maakt het in een schaal, vaas of bak van een bepaald materiaal. Voorbeelden daarvan zijn glas, keramiek, metaal, riet en kunststof. Deze materialen hebben allemaal een heel eigen karakter. Je zorgt dat de vorm, de aard, de kleur en de sfeer van je bloemwerk passen bij de ondergrond. Glas kristal
Glas wordt gemaakt van zand, soda en kalksteen (mergel). Bij kristal zit er loodmenie in plaats van kalksteen doorheen. Kristal is dan ook steviger en veel duurder. Het klinkt ook mooier als je er tegen tikt. Glas en kristal hebben een aantal speciale eigenschappen waar je rekening mee moet houden. Glas en kristal zijn: – breekbaar; – meestal doorzichtig; – hard en meestal glanzend; – gevoelig voor kalkaanslag; – gevoelig voor roestplekken als je ijzerdraad gebruikt; – gevoelig voor aanslag door sommige houdbaarheidsmiddelen; – kwetsbaar bij het neerzetten (één zandkorrel kan al krassen geven).
Figuur 2.2 Een van de manieren om glas te maken is glasblazen.
Vragen 2.1
40
a b c
Wat zijn de grondstoffen voor glas? Noem drie verschillen tussen glas en kristal. Waar moet je altijd op letten als je een vaas op tafel zet?
MATERIALEN VOOR ONDERGRONDEN ■ ■ ■
Keramiek
Een pot, schaal, vaas of bak kan gemaakt zijn van gebakken klei. Dit noem je keramiek. Als je de klei mengt met gebakken kleischilfers krijg je de ruwe chamottestructuur.
glazuren
Keramiek, of aardewerk, dat gebakken is bij een temperatuur lager dan 1150 °C laat nog water door (poreus). Door het te glazuren maak je het waterdicht. Ook kun je het een mooie kleur geven door te glazuren. Aardewerk dat gebakken is bij een temperatuur tussen de 1150-1350 °C noem je hardgebakken klei. Potten van hardgebakken klei zijn waterdicht en kunnen ook buiten blijven staan met vorst. Dit aardewerk heet ook wel steengoed.
Figuur 2.3 Natte klei kun je vormen door te draaien of te gieten.
■ ■ ■ MATERIALEN VOOR ONDERGRONDEN
41
Vragen 2.2
a b c d
Wat is keramiek? Waarom wordt aardewerk meestal geglazuurd? Welke potten kun je ook in de winter buiten laten staan? Waardoor krijg je de chamottestructuur in het aardewerk?
Metaal
Er zijn veel soorten metaal waar ondergronden van gemaakt kunnen worden: koper, zink, lood, tin, aluminium, ijzer, brons en messing. Metalen kunnen oxideren (roesten). Dat gebeurt vooral in combinatie met water, plantensappen en lucht. Lood moet je altijd verwerken met handschoenen, omdat het giftig is. Metalen ondergronden zijn trendgevoelig. Figuur 2.4 Metalen ondergronden hebben een moderne, stoere uitstraling.
Vragen 2.3
a b c
Noem vijf metalen die je kunt gebruiken als ondergrondmateriaal. Wat is een eigenschap van metaal waar je altijd rekening mee moeten houden? Wat doe je met overgebleven loodreepjes?
Riet en mandwerk
Riet, hout en andere natuurlijke bast- en vezelmaterialen worden al heel lang gebruikt als ondergronden. Deze materialen kunnen slecht tegen water en zijn meestal ook niet waterdicht. Als je ze gebruikt voor een ondergrond, moet je plastic aan de binnenkant gebruiken of een gesloten binnenpot. Zo voorkom je waterschade.
42
MATERIALEN VOOR ONDERGRONDEN ■ ■ ■
Alle taaie, natuurlijke vezels zijn te verwerken tot manden of schalen. Materialen die veel gebruikt worden, zijn wilgenteen, kokosvezel, bamboe, rotan, raffia, salim, sisal en berkenbast. Ook als decoratiemateriaal kun je deze materialen gebruiken. Figuur 2.5 Een natuurlijke schikstijl past goed bij mandwerk.
Vragen 2.4
a b c
Noem twee nadelen van manden van vezelmaterialen. Waarom worden manden vaak in een vegetatieve schikstijl opgemaakt? Hoe kun je waterschade voorkomen als je mandwerk gebruikt?
Kunststof
Kunststof is in allerlei vormen, kleuren en maten te krijgen. Het is stevig, licht, waterdicht en goedkoop. Kunststof ondergronden zijn bij uitstek geschikt voor trendy toepassingen. Kunstenaars bedenken allerlei bijzondere vormen van verschillende materialen.
■ ■ ■ MATERIALEN VOOR ONDERGRONDEN
43
Figuur 2.6 Een trendy toepassing van kunststof
Vragen 2.5
a b
Noem drie eigenschappen van kunststof. Waarom is kunststof zo geschikt voor trendy toepassingen?
2.2
Speciale ondergronden
Een bloemist gebruikt vaak steekschuim om bloemwerk te maken. Voor rouwwerk en wandstukken zijn er kant-en-klare ondergronden van steekschuim te koop. Voor bruidsboeketjes zijn er speciale houdertjes. Soms gebruik je een ondergrond die niet standaard is. Die moet je dan zelf maken. Wandstukhouder en graftakhouder
Rouwbloemwerk wordt regelmatig opgepakt en vervoerd. Het moet daarom stevig zijn en mag geen water lekken. Er zijn allerlei speciale houders en kransondergronden te koop die aan die eisen voldoen. Bij deze houders is het steekschuim in een stevige, plastic constructie ingepakt. De graftakhouder wordt ook vaak als ondergrond gebruikt voor het maken van een wandstuk.
44
SPECIALE ONDERGRONDEN ■ ■ ■
Figuur 2.7 Voor rouwwerk zijn speciale ondergronden te koop.
Vragen 2.6
a b c
Welke twee speciale eisen stel je aan rouwbloemwerk? Waarom zit het steekschuim ingepakt in een plastic constructie bij een graftakhouder? Wat wordt meestal als ondergrond voor een wandstuk gebruikt?
Bridy en bridinette
Voor bruiloften en andere ‘officiële’ feesten maak je als bloemist vaak boeketjes. Deze boeketjes kun je binden met bloemendraad. Dit kost echter veel tijd en het boeket is beperkt houdbaar. Een gestoken boeketje is langer houdbaar. Je gebruikt dan een speciale houder: een bridy of een bridinette. Figuur 2.8 Een bruidsboeket moet stevig zijn.
■ ■ ■ SPECIALE ONDERGRONDEN
45
Vragen 2.7
a b c
Noem twee nadelen van een draadgebonden boeket. Wat gebruik je als ondergrond voor een gestoken boeketje? Waar moet je aan denken als je een gestoken boeketje maakt?
Verstevigen met gaas, sfagnum en plastic
Soms moet je bloemwerk maken met een bijzondere vorm. Daar moet je zelf een ondergrond voor maken. Als je alleen steekschuim gebruikt, is dat vaak niet stevig genoeg. Je verstevigt het door het in te pakken met een dun laagje sfagnum. Vervolgens zet je dat vast met wikkeldraad of kippengaas. Ook kun je het inpakken met plastic (huishoud)folie. Figuur 2.9 Met steekschuim en sfagnum kun je allerlei ondergronden maken.
Vragen 2.8
a b c
Noem twee voorbeelden wanneer je zelf een ondergrond zou maken. Hoe kun je steekschuim verstevigen? Wat is een voordeel van het inpakken van steekschuim in folie?
2.3
Spelen met vormen
Ondergronden en bloemwerk zijn er in allerlei vormen. De cirkel, driehoek of rechthoek kun je in elke schikking terug vinden. Ook in elke bloem of blad kun je een van deze grondvormen herkennen. Bij decoratief schikken speel je met deze vormen.
46
SPELEN MET VORMEN ■ ■ ■
Figuur 2.10 Door te spelen met vormen krijg je een spannend bloemwerk.
Cirkel
De cirkel zie je veel: ronde bloemen en bladeren en ronde schikkingen. Ook zijn gebogen en grillige lijnen eigenlijk stukjes van een ronde vorm. Figuur 2.11 De biedermeier is een ronde schikking.
Binnen de schikking zitten ronde vormen vaak in het midden. Ronde vormen hebben ruimte nodig.
■ ■ ■ SPELEN MET VORMEN
47
Figuur 2.12 Grillige en gebogen lijnen hebben in een schikking ruimte nodig.
Vragen 2.9
a b c
Geef vijf voorbeelden van ronde bloemen. Wat is het bekendste voorbeeld van een ronde schikking? Waarom zet je grillige takken meestal ‘vrij’ in een bloemstuk?
Driehoek
Ook driehoekige bloemen en bladeren zie je volop. Een driehoek heeft drie punten. Een van de punten wijst altijd naar boven. Evenwicht, of balans, is bij een driehoekige schikking belangrijk. Een klassieke driehoekige schikking steek je helemaal vol. Een modernere schikking laat ruimte zien.
48
SPELEN MET VORMEN ■ ■ ■
Figuur 2.13 Evenwicht is bij een driehoekige schikking belangrijk.
■ ■ ■ SPELEN MET VORMEN
49
Figuur 2.14 Een klassieke driehoekige schikking steek je helemaal vol.
Vragen 2.10
a b c
Geef vijf voorbeelden van driehoekige materialen. Waaraan herken je een klassieke driehoekschikking? Hoe zorg je voor evenwicht in je schikking?
Rechthoek
In je bloemwerk gebruik je vaak rechthoekige vormen om een horizontale kijklijn te maken. In de natuur kom je niet zoveel rechthoekige materialen tegen. Je kunt ze wel maken. Bijvoorbeeld door stukken stengel naast elkaar te gebruiken. Ook door materialen om te buigen krijg je rechthoekige vormen. Een schaal of bak is wel vaak een rechthoek.
50
SPELEN MET VORMEN ■ ■ ■
Figuur 2.15 Je gebruikt rechthoekige vormen om een horizontale kijklijn te maken.
Vragen 2.11
a b
Waardoor lijken rechthoekige materialen vaak onnatuurlijk? Hoe kun je een horizontale kijklijn maken?
Ritme
Herhaling heeft een bepaalde kracht. Ook bij bloemwerk maak je soms bewust gebruik van herhaling. Dit noem je ritme. Je kunt ritme toepassen als je bloemwerk maakt in een brede schaal. Ook bij een zaalversiering gebruik je vaak een aantal dezelfde versieringen. Ritme geeft rust.
■ ■ ■ SPELEN MET VORMEN
51
Figuur 2.16 Herhaling op vaste afstanden straalt rust uit.
Vragen 2.12
a b c
Wat is ‘ritme’? Hoe gebruik je ritme bij het versieren van een ruimte? Leg uit waarom ritme in bloemwerk de aandacht trekt.
2.4 kleur
52
KLEURRIJK VERSIEREN ■ ■ ■
Kleurrijk versieren
Kleur is de breking van licht. Zonder licht, geen kleur. Bloemen en kleuren horen bij elkaar. De kleur van een bloemwerk bepaalt voor een belangrijk deel de sfeer van het werk. Het maakt een heel verschil of je warm oranje gebruikt of koel blauw. Een zachte, roze kleur roept ook een heel ander gevoel op dan een felle gele.
Figuur 2.17 Zoveel bloemen, zoveel kleuren
Kleurencirkel hoofdkleuren
Als je met kleur werkt, gebruik je daarbij altijd een kleurencirkel. Er zijn drie hoofdkleuren: geel, rood en blauw. Met deze kleuren zijn alle andere kleuren te maken. De mengkleuren staan tussen de hoofdkleuren in de cirkel. Je kunt de cirkel verdelen in twee helften. De koude en de warme kant.
Figuur 2.18 De kleurencirkel met de hoofdkleuren rood, geel en blauw
Vragen 2.13
a b
c
Wat zijn de drie hoofdkleuren? Welke kleuren ontstaan er als je de volgende kleuren mengt: – rood en geel; – blauw en geel; – blauw en rood. Waarom heten de hoofdkleuren zo?
■ ■ ■ KLEURRIJK VERSIEREN
53
Tegenstelling en contrast
De blauw-paarse kant van de kleurencirkel noem je de koude kant. Deze kleuren geven een koel en zakelijk gevoel. De geel-rode kant is de kant met de warme kleuren. Het zijn de kleuren van vuur en zon. Gebruik je kleuren van beide helften in een schikking, dan heb je een warm-koudtegenstelling. Figuur 2.19 Een warmkoudcontrast
Er zijn nog veel meer contrasten mogelijk. Twee kleuren die recht tegenover elkaar in de kleurencirkel liggen, vormen ook een contrast of tegenstelling. Als je contrasterende bloemkleuren gebruikt, komen de afzonderlijke bloemen goed tot hun recht.
54
KLEURRIJK VERSIEREN ■ ■ ■
Figuur 2.20 Een kleurtegenstelling
■ ■ ■ KLEURRIJK VERSIEREN
55
Figuur 2.21 Een hard-zacht- of licht-donkercontrast
Vragen 2.14
a b c
Waarom ervaar je de kleuren rood, oranje en, geel als warme kleuren? Geef een voorbeeld van bloemen met een koud-warmcontrast. Wat is een licht-donkercontrast?
Harmonie
Als je kleuren gebruikt die naast elkaar in de kleurencirkel liggen, noem je dat harmonie. Deze kleuren passen goed bij elkaar en versterken elkaar. De afzonderlijke bloemen en de kleuren vallen dan wel minder op.
56
KLEURRIJK VERSIEREN ■ ■ ■
Figuur 2.22 Een warme harmonie van kleuren
Vragen 2.15
a b
Leg uit wat een harmonieus kleurgebruik inhoudt. Wat is het effect van kleurharmonie op de afzonderlijke kleuren van de bloemen?
Pasteltinten
Pasteltinten zijn zachte kleuren. Pasteltinten maak je door een kleur te mengen met wit of zwart. De kleur wordt dan zachter. Ton-sur-ton
Als je verschillende tinten van een kleur bij elkaar zet, bijvoorbeeld een boeket in allerlei tinten roze, noem je dit ton-sur-ton.
■ ■ ■ KLEURRIJK VERSIEREN
57
Figuur 2.23 Verschillende tinten van één kleur: ton-sur-ton
Vragen 2.16
a b c
Wat zijn pasteltinten? Wat is ton-sur-ton? Een klant vraagt om een geel ton-sur-ton boeket. Welke bloemen kun je daarvoor gebruiken?
2.5
Voelen en ruiken
Je kunt iets om een aantal redenen mooi vinden. Zo kan een vaas prachtig van kleur en vorm zijn. De structuur kan je aan aanspreken of de zachtglanzende uitstraling van het glazuur. Maar ook de geur van de bloemen of hoe iets voelt, maakt soms dat je er voor valt.
58
VOELEN EN RUIKEN ■ ■ ■
Compositiefactoren
Kleur, vorm en lijnenspel kunnen maken dat je iets mooi vindt. Een bloem koop je soms heel bewust vanwege de geur. Sommige bladeren, mosjes en bloemen gebruik je, omdat ze een mooie structuur of textuur hebben. Kleur, lijn en vorm, geur, structuur en textuur vormen samen de compositie. Je noemt ze de compositiefactoren. Figuur 2.24 Sommige bloemen, zoals de passiebloem, hebben een prachtig lijnenspel.
Vragen 2.17
a b c
Wat zijn compositiefactoren? Noem vier compositiefactoren. Noem een bloem met een mooie kleur en een mooi lijnenspel.
Textuur en structuur
Mosjes voelen heel zacht, fluwelig aan. Een blad van monstera heeft een mooi glad, leerachtig uiterlijk. Een brassica (sierkool) voelt wasachtig aan. Als je deze dingen benoemt, heb je het over de textuur. Textuur is hoe een materiaal aanvoelt. Een distel is prikkelig en warrig. Een ranonkel heeft heel dunne bloemblaadjes die in een strakke kogel tegen elkaar zitten. Als je het over deze dingen hebt, heb je het over de structuur. Structuur is hoe een materiaal is opgebouwd.
■ ■ ■ VOELEN EN RUIKEN
59
Figuur 2.25 Materialen met verschillende structuren en texturen
Vragen 2.18
a b c
Wat is textuur? Geef een voorbeeld van een gladde structuur en/of textuur. Welk materiaal heeft een mooie structuur? Leg uit waarom je dat vindt.
Rust en onrust
Warrige structuren maken bloemwerk onrustig. Gladde en regelmatige structuren zorgen voor rust in een bloemwerk. Door te spelen met structuur en textuur kun je ervoor zorgen dat een bloemwerk boeiend blijft. Gebruik je weinig verschillende structuren en/of texturen, dan wordt een bloemwerk snel saai. Gebruik je veel structuren en/of texturen door elkaar, dan heb je kans dat het bloemwerk onrustig en rommelig wordt.
60
VOELEN EN RUIKEN ■ ■ ■
Figuur 2.26 Regelmatige structuren stralen rust uit.
Vragen 2.19
a b
Geef een voorbeeld van een materiaal met een onrustige structuur. Hoe kun je voorkomen dat je bloemwerk onrustig wordt?
Bloemengeuren
Een heerlijk geurende roos. De kamer gevuld met de geur van een enkele tak van de sering. Hoe iets ruikt, vergeet je niet snel. Geuren roepen associaties en herinneringen op.
■ ■ ■ VOELEN EN RUIKEN
61
Figuur 2.27 Sommige bloemen ruiken heerlijk, zoals de sering.
Vragen 2.20
a b c
Wat is het grote verschil tussen echte bloemen en een bloemenschilderij? Wat is een speciale eigenschap van geur? Welke bloemen vind je lekker ruiken en welke bloemen niet lekker?
Geurende kruiden
Niet alleen bloemen geuren. Ook de bladeren en stengels van planten hebben soms een speciale geur. Lavendel ruikt bijvoorbeeld erg sterk. Gebruik dit in een boeket, en je voegt een Frans sfeertje aan je bloemwerk toe. Bij een diner mag de bloemengeur de eetlust niet bederven. Niet iedereen vindt alle geuren even lekker ruiken. Bij het bestellen van bloemwerk voor speciale momenten moet je daarom altijd vragen of er bloemen zijn die een speciale geurherinnering hebben.
62
VOELEN EN RUIKEN ■ ■ ■
Figuur 2.28 Sommige bloemen of bladeren, zoals die van lelie en rozemarijn, geuren heel sterk. Niet iedereen vindt dat lekker.
Vragen 2.21
a b c
Noem drie voorbeelden van geurende stengels en bladeren. De bloemen van de allium gebruik je meestal niet voor tafelversieringen. Waarom is dat? Er zijn mensen die voor hun bruiloft geen lelies willen. Wat kan daarvan de reden zijn?
2.6 Vragen 2.22
Afsluiting
Welke woorden ontbreken? Neem de zinnen over en vul de goede woorden in. a b c d e f g h i j k l m n o p q
Glas wordt gemaakt van zand, kalksteen en ... Een pot of vaas van gebakken klei, noem je ... Veel metalen kunnen lelijk worden door ... Een ... schikstijl past goed bij mandwerk. Een speciale houder voor rouwbloemwerk heet een ... Een gestoken feestboeketje kun je maken in een ... Steekschuim kun je verstevigen met gaas, plastic folie en ... Drie grondvormen zijn ... , ... en ... Herhaling op een bepaalde afstand noem je ... De drie hoofdkleuren zijn ... , ... en ... De geel-rode kant van de kleurencirkel is de ... kant. De blauw-paarse kant van de kleurencirkel is de ... kant. Een ander woord voor tegengestelde kleuren is ... Kleuren die naast elkaar in de kleurencirkel staan, noem je ... Als je verschillende tinten van één kleur met elkaar mengt, krijg je ... Een mosje heeft een hele zachte ... Warrige structuren maken bloemwerk ... ■ ■ ■ AFSLUITING
63
3
64
Een bloemetje of plantje speciaal
EEN BLOEMETJE OF PLANTJE SPECIAAL ■ ■ ■
Speciale dagen. Elke periode van het jaar heeft er wel een paar. Voor die dagen maak je speciaal bloemwerk. Op de activiteitenkalender van bloemist ‘Vergeet mij niet’ zie je dat. Figuur 3.1
■ ■ ■ EEN BLOEMETJE OF PLANTJE SPECIAAL
65
3.1
Anders vastgemaakt
Veel bloemwerk maak je met steekschuim of bloemendraad. Soms gebruik je een lijmtechniek om de materialen vast te maken. Maar je kunt materialen ook op een andere manier vastzetten. Bijvoorbeeld door ze te klemmen, weven, wikkelen of vlechten of door spelden of prikkers te gebruiken. Klemmen
Om bloemwerk stevig vast te zetten, hoef je niet altijd steekschuim toe te passen. In een glazen bak kun je het bloemwerk ook vastzetten door het te klemmen met stukken tak of stenen. Andere mogelijkheden om stevig werk te krijgen, zijn knikkers of buigbare metalen te gebruiken. Let op: Lood is giftig en slecht voor het milieu. Houd daar rekening mee. Figuur 3.2 Hier is gebruik gemaakt van de techniek ‘klemmen’.
Vragen 3.1
a b c
Wat houdt de klemtechniek in? Welke materialen kun je gebruiken om te klemmen? Waar moet je rekening mee houden als je met lood werkt?
Weven, vlechten en wikkelen weefsel
66
Met dunne, langwerpige, stevige materialen kun je een weefsel maken waar je allerlei andere materialen tussen kunt verwerken. Je kunt materialen ook invlechten. Je moet er wel voor zorgen dat de bloemen water kunnen krijgen. Met steekbuisjes kun je bloemen op verschillende plaatsen van water voorzien. Ranken en takken van
ANDERS VASTGEMAAKT ■ ■ ■
slingerplanten kun je in elkaar draaien. Je krijgt dan een stevige en ‘ingewikkelde’ constructie. Figuur 3.3 Gebruik steekbuisjes om bloemen van water te voorzien.
Vragen 3.2
a b
Welke materialen kun je gebruiken voor weven, vlechten of wikkelen? Hoe kun je bloemen op verschillende plaatsen van water voorzien?
Spelden en stokjes kleursteekschuim
Als je bloemwerk maakt met steekschuim werk je het steekschuim meestal netjes weg. Behalve als je kleursteekschuim gebruikt natuurlijk. Je kunt de hulpmaterialen waarmee je steekschuim vastzet ook laten zien. Zo zijn er bijvoorbeeld mooie spelden om bladeren vast te maken. Ook kun je met stokjes stevige stengels, bloemen en vruchten aan elkaar vastmaken.
■ ■ ■ ANDERS VASTGEMAAKT
67
Figuur 3.4 Met spelden kun je bladeren aan elkaar vastmaken.
Vragen 3.3
a b c
Welk steekschuim werk je niet weg? Waarmee kun je bladeren aan elkaar vastmaken? Welke materialen kun je met stokjes aan elkaar vastzetten?
Sierdraad, gaas en weefsels
Er zijn allerlei mooie materialen te koop waarmee je je bloemwerk op een mooie manier stevig kunt maken: sierdraad, gaas, weefsels, kunststof bindband, t-raps, kleurknijpers et cetera. Creatief gebruik van nieuwe materialen maakt bloemwerk trendy en aantrekkelijk.
68
ANDERS VASTGEMAAKT ■ ■ ■
Figuur 3.5 Bloemwerk kun je op verschillende manieren stevig maken.
Vragen 3.4
a b c
Geef een voorbeeld van een zichtbare combinatietechniek. Geef vijf voorbeelden van mooie bevestigingsmaterialen. Waarom is een creatieve toepassing van nieuwe materialen belangrijk voor een bloemenspeciaalzaak?
Prikkers ikebana kenzan
De ikebana, Japanse bloemsierkunst, maakt al heel lang gebruik van klemtechnieken. Ze gebruiken ook speciale prikkers. De kenzan bijvoorbeeld is een prikker van koperen spijkers in lood. Je kunt ze gebruiken om bloemwerk in een schaal of pot te steken. Je snijdt de materialen eerst met een platte punt aan. Daarna klem je ze tussen de spijkers.
■ ■ ■ ANDERS VASTGEMAAKT
69
Figuur 3.6 De ikebana maakt gebruik van een speciale prikker: de kenzan.
Vragen 3.5
a b c
Wat is ikebana? Welke techniek wordt al lang gebruikt in de Japanse bloemsierkunst? Wat is een kenzan?
3.2
Bijzondere bloemen en planten
Tegenwoordig zijn er bloemen en planten te koop die van heel ver komen. Bijvoorbeeld uit tropische wouden. Deze bijzondere materialen hebben een speciale behandeling nodig. Exotische bloemen
Exotische bloemen komen vaak uit warme, tropische streken. Het zijn kwetsbare en dure materialen. Als je ze gebruikt in een schikking, geef je ze de hoofdrol. Exotische bloemen bewaar je meestal niet in de koelcel. Ze worden bij een te lage temperatuur snel bruin/zwart.
70
BIJZONDERE BLOEMEN EN PLANTEN ■ ■ ■
Figuur 3.7 Exotische materialen geef je in een schikking de hoofdrol.
Vragen 3.6
a b
Wat zijn exotische bloemen? Waarom mag je de meeste exotische bloemen niet in de koelcel zetten?
Epifyten
Epifyten zijn planten uit tropische wouden. Ze groeien op de takken en stammen van bomen. Meestal hebben ze de vorm van een koker. Na de bloei sterft het uitgebloeide deel af en vormt de plant een nieuwe scheut. Epifyten bloeien pas na enkele jaren. Epifyten vragen een vochtige, vezelige grond. Je kunt ze water geven op de grond, maar ook via de koker. Je kunt ze op een mooie manier verwerken door ze met sfagnum op grillige stammen te binden.
■ ■ ■ BIJZONDERE BLOEMEN EN PLANTEN
71
Figuur 3.8 Bind epifyten met sfagnum op grillige stammen. Zo krijg je een bijzonder bloemstuk.
Vragen 3.7
a b c
Wat zijn epifyten? Noem drie eigenschappen van een epifyt. Hoe kun je een vegetatief epifytenarrangement maken?
Orchideeën
Orchideeën hebben heel opvallende bloemen. Je ziet ze in alle kleuren, vormen en maten. Verder hebben orchideeën dikke, behaarde wortels en vaak stevige bladeren. Ze komen meestal uit een vochtig klimaat. Soms groeien ze net als epifyten op takken en stammen. Orchideeën hebben een rustperiode en een groei- en bloeiperiode. Ze vragen een luchtige en vezelige potgrond. Veel voeding in een keer is dodelijk voor de meeste orchideeën. Na de bloei verpot je de orchidee. Gebruik een potgrond die met organische mest bemest is. Bij voorkeur met bloedmeel of beendermeel.
72
BIJZONDERE BLOEMEN EN PLANTEN ■ ■ ■
Figuur 3.9 Orchideeën hebben dikke behaarde wortels en vaak stevige bladeren.
Vragen 3.8
a b c
Waaraan kun je een orchidee herkennen? Geef je orchideeën water met een meststof? Leg je antwoord uit. Geef een voorbeeld van een geschikte meststof voor orchideeën.
Vleesetende planten
Vleesetende planten hebben in hun bloemen of bladeren een vangsysteem. Ze vangen daarmee insecten en andere kleine beestjes. Ze verteren de beestjes met de vloeistof die ze afscheiden. Dat is de voeding voor de plant. Vleeseters komen uit een vochtige omgeving. De bloemen hebben meestal een bijzondere vorm. De kleur is meestal groen-geelbruinrood. Je moet ze regelmatig water geven.
■ ■ ■ BIJZONDERE BLOEMEN EN PLANTEN
73
Figuur 3.10 De bloemen van vleesetende planten hebben meestal een bijzondere vorm.
Vragen 3.9
a b c
Wat is het kenmerkende van vleeseters? Waarom moet je vleeseters regelmatig water geven? Waarom worden vleeseters meestal mooi gevonden?
Varens
Varens zijn bijzonder door hun mooie bladstructuren. Buiten komen planten voor op vochtige plaatsen. Ze staan meestal in de schaduw. De wortels van varens mogen niet uitdrogen. Ze vragen een grove vezelige grond en een vochtige lucht (hoge RV). Als ze in fel zonlicht staan, zal het blad snel geel verkleuren. Figuur 3.11 Varens hebben prachtige bladstructuren.
74
BIJZONDERE BLOEMEN EN PLANTEN ■ ■ ■
Vragen 3.10
a b c
Wat is bijzonder aan een varen? Waarom kunnen varens op een wat minder lichte plaats staan? Wat gebeurt er als je een varen in een raamkozijn op het zuiden zet?
Kuipplanten
Kuipplanten zijn planten die je in potten zet op het terras of balkon. Je kunt er allerlei planten voor gebruiken. De wortels moet wel tegen een beetje droogte en warmte kunnen. Ze hebben snel een watertekort, doordat ze in een pot staan en vaak in de volle zon staan. Als de planten niet winterhard zijn, moet je ze in de winter binnen zetten. Figuur 3.12 De bloemist verkoopt allerlei kuipplanten voor terras of balkon.
Vragen 3.11
a b c
Wat zijn kuipplanten? Welke eigenschap moet een kuipplant hebben? Kuipplanten worden goed verkocht. Hoek komt dat denk je?
Giftige planten
Sierplanten zijn niet om op te eten. Sommige planten zijn zelfs schadelijk voor de gezondheid. Met kinderen moet je daar goed op letten. Kinderen stoppen van alles in hun mond. Vooral planten met giftige zaden of bessen zijn gevaarlijk voor kinderen. De meest giftige planten in de bloemenzaak zijn aronskelk, datura, ricinus, ligustrum, digitalis, delphinium, convallaria, hedera, lonicera, taxus, nerium, lupinus, helleboris en aconitum. Ook zijn er nogal wat planten waarvan het sap irriteert of blaren kan vormen, vooral bij warm weer. Dat zijn diefenbachia, euphorbia, ranunculus, tanacetum, caspicum en ranunculus.
■ ■ ■ BIJZONDERE BLOEMEN EN PLANTEN
75
Figuur 3.13 Sommige planten zien er onschuldig uit, maar zijn het niet. Ook de convallaria (lelietjevan-dalen) is giftig!
Vragen 3.12
a b c
Noem drie planten die schadelijk zijn voor de gezondheid. Welk advies geef je ouders met kleine kinderen als ze een oleander (nerium) willen kopen? Waar moet je rekening mee houden als je met euphorbia werkt?
3.3
Symboliek in bloemwerk
In bloemwerk wordt veel symboliek toegepast. De Japanse bloemsierkunst gebruikt al heel lang plantaardige materialen om religieuze gevoelens uit te drukken. De schikking heeft naast de sierwaarde een symbolische betekenis. Ook kerstwerk bevat veel symboliek. Tegenwoordig zie je dat ook bij bloemwerk voor Pasen, hemelvaartsdag, Pinksteren, Allerheiligen/Allerzielen, doop en communie. In al dit bloemwerk speelt de betekenis van de materialen een belangrijke rol. Goede vrijdag en Pasen
Pasen valt op de eerste zondag ná de eerste volle maan óp of ná het begin van de lente (21 maart). Christenen herdenken dan de opstanding van Jezus. De vrijdag daarvoor is het Goede vrijdag. Op deze dag wordt de kruisdood van Jezus herdacht. 76
SYMBOLIEK IN BLOEMWERK ■ ■ ■
Voor bloemwerk op Goede vrijdag gebruik je een doornenkroon, kruiden en een houten kruis als symbolen van het lijden. Judaspenning staat voor het loon van Judas, de verrader. De opstanding uit het graf op de paaszondag staat voor nieuw leven. Dat kun je verbeelden met gele voorjaarsbloemen, paastak en stenen (de weggerolde grafsteen). Figuur 3.14 Stenen, voorjaarsbloemen en geurige kruiden in een kerkelijke paasversiering.
Vragen 3.13
a b c
Wat wordt op Goede vrijdag herdacht? Noem drie materialen die je met Goede vrijdag kunt gebruiken. In paasbloemwerk gebruik je voorjaarsbloemen, kronkeltakken en eieren. Wat is de symboliek van deze materialen?
Hemelvaartsdag en Pinksteren
Veertig dagen na Pasen is het hemelvaartsdag. De christelijke kerken vieren dan het naar de hemel gaan van de opgestane Jezus. Vijftig dagen na Pasen is het Pinksteren. Met Pinksteren wordt de uitstorting van de Heilige Geest, het verkrijgen van de kracht van God, gevierd. In bloemwerk hiervoor kun je een vuurpijl of geelrode bloemen (als teken van vuur) en windhalm en andere fijne materialen (als teken van wind) gebruiken.
■ ■ ■ SYMBOLIEK IN BLOEMWERK
77
Figuur 3.15 Geelrode bloemen en fijne materialen als teken van vuur en wind.
Vragen 3.14
a b c
Wanneer is het Hemelvaartsdag en wanneer is het Pinksteren? Wat wordt er met Hemelvaartsdag gevierd? Welke materialen zijn geschikt om met Pinksteren te gebruiken?
Allerheiligen en Allerzielen
Allerheiligen en Allerzielen zijn gedenkdagen van de roomskatholieke kerk. Op deze dagen, 1 en 2 november, worden de overledenen herdacht. De kerk heeft deze gedenkdagen ingevoerd als vervanging voor het oude Keltische Halloween op 31 oktober. Halloween is het feest van de geesten (van overledenen). Het wordt in de Engelse en Amerikaanse cultuur nog steeds gevierd. Ook in Nederland is er de laatste jaren meer aandacht voor Halloween. Met Allerzielen worden de graven versierd met bloemwerk. Voor dit bloemwerk gebruik je vooral witte bloemen. Dit staat voor de lege graven bij de terugkomst van Jezus. Ook kun je lilium en chrysantheum gebruiken.
78
SYMBOLIEK IN BLOEMWERK ■ ■ ■
Figuur 3.16 Witte chrysanten worden al heel lang gebruikt bij Allerheiligen en Allerzielen.
Vragen 3.15
a b c
Voor wie is Allerzielen een gedenkdag? Welke materialen gebruik je veel voor bloemwerk voor Allerzielen? Waar komt Halloween vandaan?
Doop
De doop is een ritueel dat uit de Bijbel komt. Bij de doop word je besprenkeld met water of erin ondergedompeld. Dopen is het schoonwassen van verkeerde dingen. Door de doop behoor je ook tot de geloofsgroep van Jezus (kerk of gemeente). Voor bloemwerk bij de doop gebruik je witte bloemen als symbool van reinheid. De witte iris staat symbool voor de witte duif die in de Bijbel bij de doop van Jezus wordt genoemd.
■ ■ ■ SYMBOLIEK IN BLOEMWERK
79
Figuur 3.17 De witte iris: symbool voor de witte duif
Vragen 3.16
a b
Wat houdt ‘dopen’ in? Welke bloemen gebruik je bij een doopritueel?
Belijdenis of communie doen
Als je belijdenis of communie doet, vertel je aan de kerk of gemeente dat jij gelooft in de leer van de kerk of gemeente en dat die leer belangrijk is voor jou. Je wordt bij belijdenis of communie doen volledig lid van de geloofsgroep. Je kunt dit verbeelden met een krans of kring van twaalf bloemen. Het getal twaalf staat voor de twaalf discipelen uit de Bijbel.
80
SYMBOLIEK IN BLOEMWERK ■ ■ ■
Figuur 3.18 Een krans of kring van twaalf bloemen: symbool voor de twaalf discipelen
Vragen 3.17
a b
Wat houdt belijdenis of communie doen in? Hoe kun je de betekenis van belijdenis of communie verbeelden?
3.4
Afscheid en herdenken
Veel begrafenissen en crematies zijn bloemrijke gebeurtenissen. Ook het herdenken van een periode met veel verdriet doe je vaak met bloemen. Bij een afscheid van een naast familielid of een vriend(in) gebruik je vaak rouwstukken en kransen met een lint. In het bloemwerk kun je iets speciaals van de overledene verwerken. Rouwstuk of graftak
Bloemwerk bij rouw maak je vaak op bestelling. Bij het opnemen van de bestelling moet je de tijd nemen om de klant zijn verhaal te laten doen.
klassieke stijl
Het meeste rouwwerk maak je voor oudere mensen. Vaak vragen de nabestaanden dan ook een bloemwerk in een klassieke stijl. Als je gevraagd wordt om iets persoonlijks in het bloemwerk te verwerken, zet je dat centraal in de schikking. Rouwwerk moet direct mooi zijn. Gebruik daarom open bloemen. Maak het bloemwerk stevig. Het moet meestal een paar keer vervoerd worden.
■ ■ ■ AFSCHEID EN HERDENKEN
81
Figuur 3.19
Vragen 3.18
Een klassiek rouwstuk met lint (links) en een moderne rouwversiering met een persoonlijk voorwerp erin.
a b c d
Wat is belangrijk bij het opnemen van een bestelling voor rouwwerk? Wat is een klassieke graftak? Waar plaats je een persoonlijk voorwerp in de schikking? Noem drie dingen waar je op let bij het maken van rouwwerk.
Lint
Lint kun je in allerlei materialen en kleuren krijgen. Er komen nog steeds nieuwe vormen bij. Je moet er altijd voor zorgen dat het lint goed vast zit. Wapperende linten blijven snel ergens achter haken. Lint kun je gebruiken om: – er een tekst op te zetten; – een kleur extra te benadrukken; – extra versieringen te maken in de vorm van lussen en krullen; – iets mee vast te maken aan het bloemwerk.
82
AFSCHEID EN HERDENKEN ■ ■ ■
Figuur 3.20
Vragen 3.19
Lint is in veel soorten en kleuren te krijgen.
a b
Noem vier redenen om lint te gebruiken. Waarom moeten linten altijd extra goed vast zitten?
Rouwkrans ajourkrans
Een ajourkrans is een los opgestoken ring van bloemen op een ondergrond van steekschuim. Het eindeloze van de ring staat symbool voor het doorgaan van het leven. Je maakt ajourkransen niet alleen bij herdenkingen, maar ook voor een uitvaart (begrafenis of crematie).
Figuur 3.21 Een los opgestoken ajourkrans
bladkrans
Een andere vorm van een rouwkrans is de bladkrans met een toef. Ook deze krans kun je maken bij herdenkingen en voor een uitvaart. Bij een bladkrans met toef laat je de lijn van de bloemen meelopen ■ ■ ■ AFSCHEID EN HERDENKEN
83
in de lijn van de krans. Verder moet de kleur van het lint passen bij de bloemen en moet de tekst op het lint leesbaar zijn. Figuur 3.22 Bij een krans met toef laat je de lijn van de bloemen meelopen in de lijn van de krans.
Vragen 3.20
a b c d
Wat is een ajourkrans? Wat is de symboliek van de krans? Waar let je op als je een toef op een bladkrans maakt? Noem twee aandachtspunten als je lint gebruikt.
3.5 Vragen 3.21
a
Afsluiting
Maak de puzzel. Schrijf de antwoorden op kladpapier.
Figuur 3.23 2
1
3
4
5 6
8
7
9 10
11
12
13
14
15
84
AFSLUITING ■ ■ ■
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Planten in pot op het balkon Bloemwerk vastzetten met stenen of takken Planten met mooie bladstructuren Japanse bloemsierkunst De diepere betekenis Plant die groeit op bomen in het tropische regenwoud 31 oktober Plant die voeding haalt uit insecten Niet om op te eten; schadelijk Plant uit een ver land Plant met mooie opvallende bloemen Rond bloemwerk bij overlijden Dit kun je doen met dunne, langwerpige, stevige materialen Bloemstuk bij begrafenis Bloemenprikker uit de Japanse bloemensierkunst
■ ■ ■ AFSLUITING
85
4
86
Hoe werkt het in de winkel?
HOE WERKT HET IN DE WINKEL? ■ ■ ■
Als je gaat werken in een bloemenwinkel, verkoop je niet alleen bloemen en planten. Je krijgt ook te maken met inkoop, voorraadbeheer en wettelijke regels rond de werkplek. Figuur 4.1
■ ■ ■ HOE WERKT HET IN DE WINKEL?
87
4.1
Welke winkel past bij jou?
De speciaalzaak, de marktkraam, de shop bij de benzinepomp, de supermarkt, het tuincentrum: bloemenverkooppunten zijn er in allerlei soorten. Elke winkelsoort heeft zijn eigen inrichting en sfeer, heeft zijn eigen verkoopplaatsen en maakt op zijn eigen manier reclame. Winkelformule
Stel dat je gaat stagelopen of gaat werken in de bloemensector. Het is dan belangrijk dat je een plek vindt die bij je past. In een speciaalzaak benader je de klanten heel anders dan op de markt. Ook het werk dat je moet doen kan heel verschillend zijn. Op de markt maak je veel boeketjes. In een tuincentrum zul je vaker een plant bij een pot of een pot bij een plant moeten zoeken. In een speciaalzaak neem je de tijd voor een praatje met de klant. In de shop bij de benzinepomp heb je daar meestal geen tijd voor. Hoe jij bent en hoe je omgaat met de klant, moet passen bij de winkelformule. De winkelformule is het op elkaar afstemmen van een aantal dingen, namelijk: – de winkelinrichting; – het assortiment; – de klantbenadering; – de uitstraling van de winkel; – de locatie van de winkel. Figuur 4.2 Ook je kleding moet passen bij de winkelformule.
Vragen 4.1
88
a b c
Leg uit wat bedoeld wordt met winkelformule. Waarom moet ook je kleding passen bij de winkelformule? Waarop let je als je op zoek gaat naar een stage- of werkplek?
WELKE WINKEL PAST BIJ JOU? ■ ■ ■
Locatie verkooppunt
De locatie (plaats) van het verkooppunt moet passen bij de winkelformule. Bij een verkooppunt bij een ziekenhuis verkoop je veel boeketjes. De klant heeft meestal niet veel tijd. Je zorgt dan ook dat de boeketten klaar staan. De klant kan zo snel een keuze maken. Zo’n winkel hoeft niet groot en sjiek te zijn. Een kiosk op een plek waar de klant langs loopt, is een prima locatie. Voor bruidswerk ligt dat anders. Bruidswerk zoekt een klant het liefst uit in een winkel die sfeervol is ingericht en waar hij/zij rustig kan kiezen uit de mogelijkheden. Deze locatie ziet er heel anders uit dan die voor de ziekenhuiskiosk.
Figuur 4.3 In een kiosk bij het ziekenhuis zet je geprijsde boeketten klaar, zodat de klant snel een keuze kan maken.
Vragen 4.2
a b
Geef een voorbeeld van een locatie die past bij de winkelformule. Waarom moet de winkelformule passen bij de locatie?
Winkelinrichting
Als je een bloemenwinkel gaat inrichten, moet je rekening houden met de volgende factoren. – De vloer moet goed tegen water kunnen en mag niet glad worden. ■ ■ ■ WELKE WINKEL PAST BIJ JOU?
89
– – – – –
De bloemen mogen nooit in de zon, op de tocht of boven de verwarming staan. Je moet de planten water kunnen geven. De sfeer van de inrichting moet passen bij de formule van de winkel. Het afrekenpunt, de kassa, moet duidelijk herkenbaar zijn. De werkruimte/binderij moet voldoen aan de eisen die voor een werkruimte gelden (Arbowet).
Figuur 4.4 Met goede verlichting komen de bloemen en planten beter uit.
Vragen 4.3
a b c d
Welke twee eisen stel je aan de vloer van een bloemenzaak? Waar moet je op letten bij het plaatsen van bloemen in de winkel? Waarom moet de kassa duidelijk herkenbaar zijn? Wat is de Arbowet?
Etaleren en presenteren
Er – – –
zijn drie zaken die je helpen om je verkoop te verbeteren: de winkelpresentatie; de etalage; reclame.
Een mooie winkelpresentatie verkoopt zichzelf. De bloemen en planten komen ook beter tot hun recht. De etalage is het visitekaartje van je zaak. Een aantrekkelijke etalage lokt klanten naar binnen. Ook via reclame lok je mensen naar je winkel. Mond-op-mondreclame is de beste vorm van reclame: het kost niets en werkt het beste. Je reclame, etalage en winkelpresentatie moeten passen bij de formule van de winkel. Een speciaalzaak zal veel tijd (en geld) besteden aan een sfeervolle inrichting en een mooie etalage. Een 90
WELKE WINKEL PAST BIJ JOU? ■ ■ ■
kiosk kiest eerder voor aanbiedingen en zal weinig geld besteden aan aankleding en reclame. Een groot tuincentrum geeft weer geld uit aan reclame via folders en advertenties. Figuur 4.5 Een sfeervolle presentatie hoort bij een speciaalzaak.
Vragen 4.4
a b c d
Wat voor soort bloemenwinkel zou jij willen hebben? Leg uit hoe jij je winkel zou presenteren. Wat is belangrijk als je reclame gaat maken? Wat is mond-op-mondreclame?
4.2
Waar koop je het in?
Als je iets wilt verkopen zul je het eerst moeten inkopen. Bloemen en planten koop je in bij de veiling, groothandel of grossier. Hulpmaterialen, potten, schalen, bakken en decoratiemateriaal koop je in bij de groothandel of op beurzen. De inkoop vraagt nogal wat tijd van de bloemist. Veiling keurmeester
bemiddelingsbureau
Op de veiling koop je grote partijen bloemen en planten. De keurmeester controleert vooraf of de kweker de kwaliteit van de bloemen en planten goed heeft ingevuld op de aanvoerbrief. Het kopen gaat met via de veilingklok. De veilingklok geeft de prijs van hoog naar laag aan. Dit heet veilen op afslag. De koper die als eerste de klok stilzet, is de koper. Je kunt ook kopen via het bemiddelingsbureau. De veiling bemiddelt dan tussen koper en kweker.
■ ■ ■ WAAR KOOP JE HET IN?
91
Figuur 4.6 De veilinghal in bedrijf
Vragen 4.5
a b c
Hoe verloopt de verkoop op de veiling? Wat is de taak van de keurmeester? Waarom worden heel grote partijen vaak via het bemiddelingsbureau verkocht?
Groothandel
Voor veel bloemisten zijn de partijen die op de veiling verkocht worden te groot. Zij willen van de verschillende materialen maar een paar bossen of bakjes hebben. Deze bloemisten kopen in bij de groothandel. Bij de groothandel kun je in korte tijd een heel sortiment bloemen en planten inkopen voor een redelijke prijs. Je kunt ook bepaalde bloemen bestellen. De volgende morgen koopt de groothandel die dan voor je op de veiling.
92
WAAR KOOP JE HET IN? ■ ■ ■
Figuur 4.7 De bloemen staan bij de groothandel in een gekoelde ruimte.
Ook hulpmaterialen, potten, vazen, schalen, inpakmateriaal en decoratiemateriaal koop je vaak bij de groothandel. Figuur 4.8 Een groothandel voor hulpmaterialen, potten, vazen, schalen, inpakmateriaal en decoratiemateriaal
Vragen 4.6
a b c
Wat is de belangrijkste reden dat veel bloemisten hun bloemen inkopen bij de groothandel? Geef nog een voordeel van kopen bij de groothandel. Welke producten worden nog meer bij de groothandel gekocht?
Grossier
Een bloemist wil natuurlijk het liefst verse bloemen verkopen. Je moet dan verschillende keren per week bloemen inkopen. Als de afstand tussen de winkel en de veiling of groothandel groot is, kost ■ ■ ■ WAAR KOOP JE HET IN?
93
lijnrijder
het inkopen van bloemen veel tijd. De oplossing voor dit probleem is de grossier. De grossier is een groothandel die zijn voorraad in de vrachtauto heeft. Hij rijdt enkele malen per week een vaste route langs de bloemisten. Een grossier noem je ook wel lijnrijder.
Figuur 4.9 Inkopen bij de grossier
Vragen 4.7
a b c
Wat is het kenmerkende van een grossier? Wat is het grote voordeel van inkopen bij een grossier? Waarom noem je een grossier ook wel lijnrijder?
Beurs of tentoonstelling
Als je in het bloemistenvak zit, doe je er goed aan regelmatig een beurs of tentoonstelling te bezoeken. Je blijft op de hoogte van de laatste trends en je kunt er ideeën opdoen voor de inrichting van je zaak, voor de winkelpresentaties en voor de etalages. Vaak zijn er speciale beursaanbiedingen. Verder kom je er vakgenoten tegen waarmee je van gedachten kunt wisselen.
94
WAAR KOOP JE HET IN? ■ ■ ■
Figuur 4.10 Op beurzen en tentoonstellingen zie je de laatste trends.
Vragen 4.8
a b
Noem twee redenen waarom het belangrijk is om regelmatig beurzen en tentoonstellingen te bezoeken. Waarom is een gesprek met vakgenoten belangrijk?
4.3 voorraad
Beheer de voorraad
Als je een winkel hebt, heb je voorraad. De voorraad bestaat uit alle producten in de zaak die bedoeld zijn voor de verkoop plus de producten die je nodig hebt bij de verkoop. Je moet je voorraad goed beheren. Voorraad kun je opslaan op verschillende plaatsen: in het magazijn, in de koelcel en in (en voor) de winkel. Magazijn
voorraadlijsten
Draad, steekschuim en dozen met ondergronden (vazen en potten) sla je op in stellingen of in kasten. Meestal staan deze materialen in een aparte ruimte: het magazijn. Je moet goed weten wat er in het magazijn aanwezig is. Daar gebruik je voorraadlijsten voor. Op voorraadlijsten houd je bij wat je op voorraad hebt. Als je een product uit de voorraad haalt, streep je het af op de lijst. Als je producten inkoopt en ze in het magazijn zet, schrijf je ze erbij.
■ ■ ■ BEHEER DE VOORRAAD
95
Een magazijn moet je regelmatig opruimen en schoonmaken. Daarmee voorkom je onder andere dat producten in een vergeethoekje raken. Figuur 4.11 Een magazijn hoort overzichtelijk en schoon te zijn.
Vragen 4.9
a b c
Waarvoor gebruik je een magazijn? Hoe weetje wat er in het magazijn aanwezig is? Waarom moet je het magazijn regelmatig opruimen?
Koelcel
optrekken
Een koelcel gebruik je om snijbloemen een tijdje in te bewaren. Ook bloemwerk voor trouw- en rouwgelegenheden laat je in de koelcel even optrekken (volzuigen met water). De bloemen worden wel ouder in de koelcel en zullen sneller uitbloeien. De volgende regels gelden voor een goed gebruik van de koelcel. – Sla nooit fruit op in de koelcel. – Maak de koelcel regelmatig goed schoon, anders krijg je schimmels. – Verwijder uitgebloeide bloemen direct (vanwege de ethyleen). – Maak emmers regelmatig goed schoon. – Laat bloemen uit de koelcel altijd eerst even wennen aan de hogere ‘buitentemperatuur’.
96
BEHEER DE VOORRAAD ■ ■ ■
Figuur 4.12 Sla nooit fruit op in een koelcel.
Vragen 4.10
a b c d
Waarom mag je de koelcel alleen gebruiken om bloemen heel kort te bewaren? Geef drie regels die gelden voor het gebruik van de koelcel. Waarom moet je bloemen uit de koelcel eerst even laten wennen aan een hogere temperatuur? Waarom mag je in een koelcel voor bloemen nooit appels opslaan?
Voorraad in de winkel
Het klinkt misschien raar, maar veel voorraad staat in de winkel. De materialen die je in de winkel presenteert, noem je de winkelvoorraad. Je kunt de voorraad op verschillende manieren presenteren. Bloemen zet je vaak op kleur. Voor potten, vazen en schalen gebruik je meestal stellingen.
winkeldochters
De winkelvoorraad moet je regelmatig schoonmaken en weer opnieuw presenteren. Beschadigde en kapotte artikelen zet je weg. Sommige producten blijven jaren onverkocht. Deze artikelen noem je winkeldochters. De artikelen die niet zo goed lopen, probeer je met korting te verkopen.
■ ■ ■ BEHEER DE VOORRAAD
97
Figuur 4.13
Vragen 4.11
Je kunt de winkelvoorraad op verschillende manieren presenteren.
a b c
Hoe kun je een bloemenpresentatie overzichtelijk maken? Waarom gebruik je voor het presenteren van potten, vazen en schalen meestal stellingen? Hoe kun je winkeldochters proberen te verkopen?
Voorraad vóór de winkel
Met een mooie buitenpresentatie van bloemen en planten kun je klanten de winkel in lokken. Geurende materialen zijn daarvoor bij uitstek geschikt. Een goed verzorgde buitenpresentatie is ook reclame voor je winkel. buitenpresentatie
98
Je moet bij een buitenpresentatie rekening houden met de volgende zaken. – Alle producten moeten goed bereikbaar zijn. – De looproute moet vrij blijven. – Weer en wind kunnen de artikelen beschadigen. – Je moet de presentatie snel op kunnen bouwen en af kunnen breken. – Je moet de presentatie controleren en je moet er toezicht op houden.
BEHEER DE VOORRAAD ■ ■ ■
Figuur 4.14 Een mooie buitenpresentatie nodigt mensen uit om naar binnen te gaan.
Vragen 4.12
a b c
Waarom zijn geurende materialen zo geschikt voor de buitenpresentatie? Waarom is een goed verzorgde buitenpresentatie een goed reclamemiddel? Noem vijf eisen die je stelt aan een buitenpresentatie.
4.4
Niet alleen bloemen
Als bloemist heb je niet alleen met bloemen te maken. Er zijn wettelijke afspraken en regels over veiligheid, milieu, werkomstandigheden, openingstijden en arbeidstijden waar je mee te maken krijgt en waar je je aan te houden hebt. Veel van die afspraken en regels staan in de Arbowet. Veiligheid
Als je een winkel hebt, ben je verantwoordelijk voor de veiligheid van de klanten, het personeel en jezelf. Een klant moet veilig de winkel in en uit kunnen lopen. Zorg daarom voor veilige schone vloeren en trappen. Voorkom dat tafels en stellingen scherpe hoeken hebben. Arbowet
In de Arbowet staan allerlei regels over arbeidsomstandigheden. De werkplekken in de winkel en de binderij moeten bijvoorbeeld goed verlicht zijn. Daarnaast moeten tafels en dergelijke in hoogte verstelbaar zijn. Dat zijn zaken waar de werkgever voor moet zorgen. ■ ■ ■ NIET ALLEEN BLOEMEN
99
Er zijn ook dingen waar je je als werknemer aan moet houden. Zo mag je bijvoorbeeld niet even op een stoel gaan staan om iets van een hoge plank te pakken. Je moet dan een trapkrukje gebruiken. Voor een bloemist en het personeel gelden regels voor werktijden, veilig werken en het werken met gevaarlijke stoffen. Ook stagiaires moeten zich aan die regels houden. Figuur 4.15 Je mag maximaal 6 kg met één hand tillen. Een grote container met bloemen en water til je dus met twee handen.
Vragen 4.13
a b
Aan welke twee eisen moet de vloer in een bloemenzaak voldoen? Wat regelt de Arbowet?
Milieu
Je produceert in een bloemenzaak veel afval. Groenafval houd je apart van het overige afval. Ook papier gaat meestal in een andere bak. Restanten van lood horen bij het chemisch afval. Glas gooi je ook niet bij het gewone afval, omdat dat gevaarlijk kan zijn. Dat houd je dus ook apart. Schoonmaakmiddelen bevatten vaak gevaarlijke stoffen. Kijk goed naar de symbolen en lees de gebruiksaanwijzing. Je moet ook opletten als je met een lijmpistool werkt. De dampen die bij het lijmen vrijkomen zijn giftig.
100
NIET ALLEEN BLOEMEN ■ ■ ■
Figuur 4.16 Schoonmaakmiddelen kunnen gevaarlijke stoffen bevatten. Bekijk de symbolen en lees de gebruiksaanwijzing.
Vragen 4.14
a b c d
Noem drie verschillende afvalsoorten. Waarom moeten loodresten bij het chemisch afval? Glasscherven houd je altijd apart. Waarom doe je dat? Hoe kom je te weten wat de felgekleurde waarschuwingssymbolen betekenen?
Wettelijke afspraken en regels Winkelsluitingswet
Werk- en rusttijdenwet
Een winkel mag maar beperkt open zijn. In de Winkelsluitingswet staat dat een winkel open mag zijn van 06.00 uur tot 22.00 uur op maandag tot en met zaterdag. Op zondag mag de winkel maximaal 12 keer per jaar open zijn. Dit is verder afhankelijk van de gemeentelijke regels. Hoe lang je achter elkaar mag werken is geregeld in de Werk- en rusttijdenwet. De werktijden zijn gebonden aan je leeftijd. In de Collectieve Arbeidsovereenkomst, de CAO, zijn afspraken gemaakt over loon, verzekering, overwerk en vrije dagen.
■ ■ ■ NIET ALLEEN BLOEMEN
101
Figuur 4.17 De openingstijden van de winkel moeten duidelijk zijn aangegeven.
Vragen 4.15
a b c
d
Als je werkt in een bloemenwinkel, ben je dan verplicht om op zondag te werken? Wat betekenen de letters CAO? Je moet stage lopen bij een bloemist, Hij vraagt of je ’s morgens om 08.00 uur kan beginnen. Het is die dag ook koopavond en de bloemist wil dat je doorgaat tot 21.00 uur. Doe je dat? Hoe weet je wat de openingstijden van een bloemenzaak zijn?
Organisaties belangenorganisaties
Als bloemist heb je te maken met allerlei organisaties. Er zijn verschillende belangenorganisaties die de belangen van de bloemist behartigen. Organisaties waar een bloemist mee te maken heeft, zijn onder andere: – VBW: een belangenvereniging van en voor de bloemisten. – Aequor: stelt vast of bedrijven geschikt zijn als opleidingsbedrijf voor stagiaires. – BBH - Bloemenbureau Holland: maakt over de hele wereld reclame voor bloemen en planten. – KvK - Kamer van Koophandel: registreert bedrijven, geeft informatie over en aan bedrijven. – Fleurop/Teleflora: regelen de gezamenlijke verkoop van bloemwerk. De Fleurop en de Teleflora zijn bedrijven die de gezamenlijke verkoop van bloemwerk regelen.
102
NIET ALLEEN BLOEMEN ■ ■ ■
Dat werkt als volgt. Een klant bestelt een bloemstuk bij de bloemist in zijn woonplaats voor iemand in een andere plaats. Fleurop of Teleflora belt vervolgens in die plaats een bloemist op die is aangesloten bij Fleurop of Teleflora. Deze Fleurop- of Teleflorabloemist voert de opdracht uit. Figuur 4.18 Bij een Fleuropbloemist kun je bloemen bestellen voor iemand aan de andere kant van het land.
Vragen 4.16
a b c
Noem vijf organisaties waar een bloemist lid van kan zijn. Hoe kom je snel te weten wat een organisatie doet? Waarom zijn veel bloemisten lid van Fleurop of Teleflora?
4.5
Afsluiting
Als je gaat werken in een bloemenwinkel, verkoop je niet alleen bloemen en planten. Je krijgt ook te maken met de inkoop, voorraadbeheer en wettelijke regels rond je werkplek. Bloemenverkooppunten zijn er in allerlei soorten: de speciaalzaak, de marktkraam, de shop bij de benzinepomp, de supermarkt, het tuincentrum. Elke winkelsoort heeft zijn eigen inrichting en sfeer, heeft zijn eigen verkoopplaatsen en maakt op zijn eigen manier reclame. Elke winkel kenmerkt zich door een eigen keuze voor: – de winkelinrichting; – het assortiment; – de klantbenadering; – de uitstraling van de winkel; – de locatie van de winkel. ■ ■ ■ AFSLUITING
103
Het op elkaar afstemmen van deze dingen noem je de winkelformule. Als je een bloemenwinkel gaat inrichten, moet je rekening houden met de volgende factoren. – De vloer moet goed tegen water kunnen en mag niet glad worden. – De bloemen mogen nooit in de zon, op de tocht of boven de verwarming staan. – Je moet de planten water kunnen geven. – De sfeer van de inrichting moet passen bij de formule van de winkel. – Het afrekenpunt, de kassa, moet duidelijk herkenbaar zijn. – De werkruimte/binderij moet voldoen aan de eisen die voor een werkruimte gelden (Arbowet). Er – – –
zijn drie zaken die je helpen om je verkoop te verbeteren: de winkelpresentatie; de etalage; reclame.
Als je iets wilt verkopen zul je het eerst moeten inkopen. Bloemen en planten koop je in bij de veiling, groothandel of grossier. Hulpmaterialen, potten, schalen, bakken en decoratiemateriaal koop je in bij de groothandel of op beurzen. Als je in het bloemistenvak zit, doe je er goed aan regelmatig een beurs of tentoonstelling te bezoeken. Je blijft op de hoogte van de laatste trends. Je kunt er ideeën opdoen voor de inrichting van je zaak, voor de winkelpresentaties en voor de etalages. Vaak zijn er speciale beursaanbiedingen. Verder kom je er vakgenoten tegen waarmee je van gedachten kunt wisselen. Als je een winkel hebt, heb je voorraad. De voorraad bestaat uit alle producten in de zaak die bedoeld zijn voor de verkoop plus de producten die je nodig hebt bij de verkoop. Je moet je voorraad goed beheren. Voorraad kun je opslaan op verschillende plaatsen: in het magazijn, in de koelcel en in (en voor) de winkel. De werkvoorraad sla je op in het magazijn. Dit magazijn moet altijd zorgvuldig beheerd worden. De winkelvoorraad presenteer je zo, dat de prijs van de artikelen altijd duidelijk is. De koelcel gebruik je
104
AFSLUITING ■ ■ ■
om bloemwerk even goed te houden. Een mooie buitenpresentatie is een aandachtstrekker voor de winkel. Als bloemist heb je niet alleen met bloemen te maken. Er zijn wettelijke afspraken en regels over veiligheid, milieu, werkomstandigheden, openingstijden en arbeidstijden waar je mee te maken krijgt en waar je je aan te houden hebt. Veel van die afspraken en regels staan in de Arbowet. Als bloemist heb je te maken met allerlei organisaties. Er zijn verschillende belangenorganisaties die de belangen van de bloemist behartigen.
■ ■ ■ AFSLUITING
105
106
AFSLUITING ■ ■ ■
Trefwoordenlijst
A
F
administratiekosten 18
fotosynthese 25
ajourkrans 83
fruit 24
Allerheiligen 78 Allerzielen 78
G
Arbowet 99
gaas 46, 68 gerbera 23
B
giftige planten 75
bacteriedoder 20
glas 40
bacteriën 32
glazuren 41
bacterierot 32
Goede vrijdag 76
belangenorganisaties 102
graftak 81
belijdenis 80
graftakhouder 44
bemiddelingsbureau 91
groeifactoren 25
bestelling 11
groothandel 92
beurs 94
grossier 93
bezorgkosten 18 biologische middelen 33
H
bladkrans 83
halloween 78
bloemengeuren 61
harmonie 56
bolbloemen 21
heesters 21
bouvardia 24
hemelvaartsdag 77
bridinette 45
herdenken 81
bridy 45
hoofdelementen 28
BTW 17
hoofdkleuren 53
buitenpresentatie 98
hygrometer 31
C
I
CAO 101
ikebana 69
chemische middelen 33
inkoopprijs 16
cirkel 47
invlechten 66
communie 80 compositiefactoren 59
K
contrast 54
kenzan 69 keramiek 41
D
keurmeester 91
doop 79
klassieke stijl 81
driehoek 48
klemmen 66 kleur 52
E
Kleurencirkel 53
epifyten 71
kleursteekschuim 67
etaleren 90
koelcel 96
ethyleen 24
kosten 17
exotische bloemen 70
kristal 40
■ ■ ■ TREFWOORDENLIJST
107
kruiden 62
relatieve luchtvochtigheid 31
kuipplanten 75
riet 42
kunststof 43
ritme 51 roest 32
L
roetdauw 33
licht 26
rouwkrans 83
lijmtechniek 66
rouwstuk 81
lijnrijder 94
RV 31
lint 82 locatie 89
S
luchtvochtigheid 31
schadelijke diertjes 33 schetsplan 13
M
schimmels 32
magazijn 95
sfagnum 46
mandwerk 42
sierdraad 68
meeldauw 32
snijbloemenvoedsel 20
metaal 42
spelden 67
milieu 100
spoorelementen 28
mimosa 24
stickeren 19
mineralen 28
stokjes 67
minimumtemperatuur 30
structuur 59 symboliek 76
N nee-verkoop 12
T temperatuur 30
O
tentoonstelling 94
omzetbelasting 18
textuur 59
oogcontact 10
toef 83
opslagpercentage 16
ton-sur-ton 57
opslagpercentage 16 optimale temperatuur 30
V
optrekken 96
varens 74
orchideeën 72
veiligheid 99
organiseren 14
veiling 91 veilingklok 91
P
verkoopgesprek 10
Pasen 76
verkoopprijs 16
pasteltinten 57
verkooppunt 89
pH 29
virus 34
Pinksteren 77
virusziekten 34
plannen 13
vlechten 66
plastic 46
vleesetende planten 73
presenteren 90
voeding 28
prijskaartjes 19
voedingsziekte 35
prijslijst 19
voorraad 95
prijzen 19
voorraadlijsten 95
prikkers 69 W
108
TREFWOORDENLIJST ■ ■ ■
R
wandstukhouder 44
rechthoek 50
water 27
waterbehoefte 27
winkelformule 88
weefsel 66
winkelinrichting 89
weefsels 68
winkelsluitingswet 101
werkoverleg 14
winst 17
wettelijke afspraken 101 weven 66
Z
wikkelen 66
zuurgraad 29
winkeldochters 97
■ ■ ■ TREFWOORDENLIJST
109
110
TREFWOORDENLIJST ■ ■ ■