UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2008 – 2009
Economische aspecten van werknemerscriminaliteit
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Bedrijfseconomie
Hervé De Waele onder leiding van Prof. Dr. Ignace De Beelde
II
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2008 – 2009
Economische aspecten van werknemerscriminaliteit
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Bedrijfseconomie
Hervé De Waele onder leiding van Prof. Dr. Ignace De Beelde III
PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding.
Hervé De Waele
IV
Voorwoord Drie jaar na het behalen van de graad van Licentiaat/Master in de Criminologische Wetenschappen aan de Universiteit van Gent werd deze eindverhandeling geschreven met het oog op het behalen van de graad van Master in de Bedrijfseconomie. Graag wil ik bij deze enkele mensen danken die hebben bijgedragen tot het tot stand komen van deze masterproef. Eerst en vooral wil ik mijn promotor Prof. Dr. Ignace De Beelde danken voor de deskundige begeleiding, advies en opmerkingen. Verder een woord van dank aan alle mensen die mij te woord hebben gestaan. Tenslotte wens ik mijn familie te bedanken en in het bijzonder Bénédicte die steeds een grote steun is geweest. Gedaan te Oordegem op 18-05-2009.
V
Inhoudstafel 1.
2.
3.
4.
Hoofdstuk 1: Inleidende beschouwingen
1
1.1
Inleiding en afbakening van het begrip
1
1.2
Probleemstelling en beperkingen
3
Hoofdstuk 2: Definiëring en vormen van werknemerscriminaliteit
5
2.1
Vaak gebruikte definities
5
2.2
Waarom plegen werknemers diefstal?
7
2.3
Persoonskenmerken
10
2.4
Sociale, culturele en economische factoren
12
2.5
Vaak voorkomende vormen en technieken
12
2.6
Besluit
14
Hoofdstuk 3: Impact op economie en ondernemingen
15
3.1
Inleiding
15
3.2
Overzicht geschatte kosten
16
3.3
Gevolgen voor getroffen ondernemingen
18
3.4
Besluit
22
Hoofdstuk 4: Voorkomen en/of detecteren van werknemerscriminaliteit
23
4.1
Inleiding
23
4.2
Controlemechanismen en technieken
23
4.3
Sanctionering
29
4.4
Omgaan met de buitenwereld
30
4.5
Besluit
30
5.
Hoofdstuk 5: Algemeen besluit
31
6.
Bibliografie
IX
VI
Gebruikte afkortingen ACFE = Association of Certified Fraud Examiners CAO = Collectieve Arbeidsovereenkomst CEO = Chief Executive Officer CFO = Chief Financial Officer CV = Curriculum Vitae EVRM = Europees Verdrag inzake Rechten van de Mens MCB = Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven R/C = Rekening-Courant ROI = Return of Investment
VII
Lijst van opgenomen figuren en tabellen Tabellen Tabel 1: Vereenvoudigde schematische voorstelling balans (verkort schema)
6
Tabel 2: Verlies per sector op jaarbasis
17
Tabel 3: Onderscheid financiële audit en fraude-onderzoek
25
Figuren Figuur 1: Aantal voorbeelden van misdrijven tegen (en voor) de onderneming
3
Figuur 2: Percentage getroffen ondernemingen
7
Figuur 3: Fraudedriehoek
8
Figuur 4: Motieven voor diefstal (persoonlijk)
8
Figuur 5: Motieven voor diefstal (extern)
9
Figuur 6: Vraagcurve op markt
17
Figuur 7: Classificatie ondernemingen op basis van rendabiliteit en liquiditeit
19
Figuur 8: Relatie tussen liquiditeit, solvabiliteit, rendabiliteit en toegevoegde waarde
20
Figuur 9: Percentage negatief beïnvloede stakeholders
21
Figuur 10: Gevolgen van werknemerscriminaliteit (percentages)
21
VIII
Hoofdstuk 1: Inleidende beschouwingen 1.1 Het
Inleiding en afbakening van het begrip onderzoek
naar
criminele
gedragingen
gepleegd
door
werknemers
tegen
ondernemingen en overheid heeft pas begin jaren 1960 een aanzet gekregen door Edwin Sutherland’s alombekende werk “White collar crime” (Sutherland, 1961). Het centrale thema in deze studie vormde de (financiële) criminaliteit gepleegd door hogere ambtenaren; vandaar de benaming witteboordencriminaliteit. Voorheen werd er aan dit fenomeen relatief weinig aandacht geschonken, grotendeels omdat fraude in principe een verdoken vorm van criminaliteit is.
De “traditionele” criminaliteitsfenomenen zoals geweldpleging, inbraak,
moord, drugdelicten, … zijn immers veel zichtbaarder aanwezig en waarneembaar 1 en laten een grotere indruk na dan de verduistering van geld of goederen op de werkvloer. Het is ook vanuit deze optiek dat tot de jaren 1960 er maatschappelijk veel meer aandacht uitging naar de klassieke fenomenen, dan zeg maar naar de keurige ambtenaar die vanop zijn bureau geld verduisterde van de onderneming waarvoor hij werkte. Vaak werden deze delicten ook niet bij de autoriteiten aangegeven
(Hollinger, 1997). Nochtans wordt in
studies algemeen aanvaard dat het belang van economische criminaliteit deze van traditionele criminaliteit ver overstijgt (Merckx, 2003). Zo zouden street crimes jaarlijks in de U.S. een waarde vertegenwoordigen van ca. 3 à 4 miljard USD, terwijl dit voor economische delicten merkelijk hoger ligt: ca. 200 miljard USD per jaar 2 . moeten
we
echter
vaststellen
witteboordencriminaliteit schaars is.
dat
het
wetenschappelijk
Tot op heden
onderzoek
naar
Ook over de precieze afbakening van het begrip
bestaat er vast en zeker geen eenduidigheid. Er worden vaak eindeloze discussies gevoerd over een concrete omschrijving van het begrip.
Dit heeft grotendeels te maken met het
standpunt van waaruit het fenomeen wordt omschreven: economen zullen een andere invulling geven dan men vanuit criminologisch oogpunt zal doen. De laatste jaren kunnen we in ieder geval waarnemen dat er groeiende aandacht uitgaat naar de onderneming als slachtoffer. Zo werd er enkele jaren geleden in Nederland een “Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven” ingevoerd. Bedoeling is om jaarlijks een beeld te vormen van de feiten
en
trends
Ondernemingen
inzake
én
aard
overheid
en
omvang
worden
dus
van
criminaliteit
attenter,
en
gaan
in
het
vaker
bedrijfsleven. controles
of
controlemechanismen implementeren op de werkvloer.
1
Hiermee bedoelen we niet dat de frequentie van traditionele vormen van criminaliteit hoger ligt dan die van
financiële criminaliteit, maar dat de laatste vorm gewoonweg fysisch veel minder waarneembaar is. 2
In de literatuur bestaan er aanzienlijke verschillen over deze schattingen; de meeste gaan van 10 miljard USD tot
400 miljard USD (per jaar).
Gezien de grootheid van de economische delicten kan dit ernstige consequenties hebben voor de betrokken ondernemingen.
Organisaties beginnen zich meer en meer bewust te
worden van deze problematiek.
Steeds vaker wordt er gebruik gemaakt van een
zogenaamde “code of conduct” of deontologische code. Zoals we verder zullen zien, hebben deze instrumenten echter vrij weinig impact. Andere, meer concrete controlemechanismen en/of controletechnieken zoals bvb. interne en externe audits of camerabewaking zijn in veel gevallen efficiënter. Vaak zijn ondernemingen zelf niet goed op de hoogte van bepaalde achterliggende mechanismen van werknemerscriminaliteit en gaan ze bijgevolg onvolledige analyses voeren (Staelens et al., 1999). In deze eindverhandeling zal “white collar crime” op zich niet centraal komen te staan, noch zal er veel aandacht worden geschonken aan georganiseerde criminaliteit. Strikt genomen is werknemerscriminaliteit immers niet gelijk aan witteboordencriminaliteit, maar kan deze laatste deel uit maken van het ruimere begrip werknemerscriminaliteit. Het zijn zeker en vast niet enkel personen met een hoge status binnen een bedrijf die misdrijven tegen de onderneming plegen, en waarvan de onderneming zelf het slachtoffer is.
Ook de arbeiders
of blue collars kunnen in de fout gaan. Anderzijds kan er ook door de eigenaar zelf worden gefraudeerd, en dit kan men niet zozeer als werknemerscriminaliteit omschrijven. Ondernemingscriminaliteit en werknemerscriminaliteit onderscheiden zich duidelijk van elkaar. De eerste vorm wordt gepleegd door een private onderneming met als enige intentie de economische positie van de onderneming te verstevigen, of aan te houden (Vande Walle, 2002). Het is het management dat de criminaliteit pleegt, met een duidelijk doel voor ogen. Qua daderschap en finaliteit is er dus een groot verschil met criminaliteit gepleegd door werknemers. Georganiseerde criminaliteit kan men dan weer kort omschrijven als een criminele organisatie die gericht is op het planmatig plegen van misdrijven 3 .
In tegenstelling tot
ondernemingscriminaliteit is er geen legaal kader aanwezig van waaruit de personen de (economische) delicten plegen. Ook georganiseerde criminaliteit zal in deze verhandeling niet aan bod komen.
De focus daarentegen zal komen te liggen op diefstal van
bedrijfsactiva, zowel vaste als vlottende activa. In economische kringen is er weinig materiaal voorhanden.
Nochtans hebben economen
belang bij de studie van dit onderwerp; financiers, klanten en andere stakeholders kunnen een negatieve indruk krijgen en afhaken. We kunnen tot slot stellen dat er vooral vanuit de criminologie informatie, onderzoeksmethoden, e.d. aangeleverd worden.
3
In 1992 werd in België de definitie van het Duitse Bundeskriminalamt (BKA) overgenomen.
2
Figuur 1: Aantal voorbeelden van misdrijven tegen (en voor) de onderneming Diefstal bedrijfsactiva
Inbreuken milieuwetgeving Vandalisme, diefstal
Werknemers
Directie
Derden
Incorrecte uurroosters
Fraude om onderneming
indienen
rooskleuriger voor te stellen
Bovenstaande figuur geeft enkele voorbeelden weer van misdrijven tegen maar ook ten gunste van de onderneming. Diefstal kan bvb. zowel door werknemers als (lagere) directie. Ook het topmanagement kan frauderen om de onderneming als financieel sterker voor te stellen dan dat ze in realiteit is. Bovenstaande voorbeelden zij louter ter illustratie en dienen om aan te tonen dat dezelfde misdrijven door verschillende stakeholders kunnen gepleegd worden en andere enkel toe te schrijven zijn aan bvb. de eigenaars.
1.2
Probleemstelling en beperkingen
Zoals in de inleiding reeds werd aangehaald, is het doel van deze eindverhandeling om ook dieper in te gaan op de economische impact van diefstal van bedrijfsactiva op de getroffen bedrijven.
Daarom zal voornamelijk werknemersdiefstal centraal komen te staan.
“Werknemerscriminaliteit” op zich is erg ruim en omvat bijvoorbeeld ook geweld op de werkvloer,
ongewenste
seksuele
(informatiecriminaliteit), … .
gedragingen,
diefstal
van
belangrijke
gegevens
Ook deze aangehaalde vormen van criminaliteit hebben
ongetwijfeld consequenties op het functioneren van een onderneming, denken we maar aan het verlies van arbeidstijd. Naast een directe economische impact heeft werknemerscriminaliteit ook vanzelfsprekend een impact op de reputatie en het imago van de organisatie waar de werknemer tewerkgesteld is of was.
Dit is meteen ook een beperking: betrokken bedrijven of
instellingen gaan niet snel openbaar maken dat er diefstal of fraude werd gepleegd binnen hun voorziening omwille van de negatieve publieke reacties. Het verlies aan reputatie of imago kan immers zeer nefast zijn voor de omzet en het aantrekken van investeerders. Concreet zullen volgende onderzoeksvragen aan bod komen: 1. Welke werknemers plegen diefstal en waarom? We gaan dieper in op kenmerken zoals leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en functie.
Verder kijken we naar mogelijke
beweegredenen of motieven. 3
2. Wat is de impact op de getroffen organisatie en op de economie?
Een tweede
onderzoeksvraag die we zullen behandelen, gaat zich richten op mogelijke consequenties van het plegen van werknemerscriminaliteit, zowel aan de zijde van de onderneming als aan de zijde van de globale economie. Vooral hier zal het economische aspect aan bod komen. 3. Een volgende onderzoeksvraag zal proberen een licht te werpen op concrete acties die kunnen ondernomen worden en instrumenten die bedrijven kunnen hanteren om bepaalde onregelmatigheden
te
voorkomen
of
in
te
dijken:
Welke
maatregelen
kunnen
ondernemingen nemen ter preventie en/of detectie van werknemerscriminaliteit? 4. Wat kunnen ondernemingen doen als sanctionering, en wat kunnen zij doen wanneer een
voorval publiekelijk kenbaar werd geraakt? Wanneer er delicten werden vastgesteld en er eventueel een dader of daders werd(en) geïdentificeerd, hebben ondernemingen duidelijk een aantal keuzemogelijkheden, die vaak afhangen van de ernst van de inbreuken, of de kost die zal gepaard gaan met het voeren van jarenlange processen. Het is duidelijk dat ondernemingen niet uit eigen beweging in de media gaan verkondigen dat er intern werd gefraudeerd of werd gestolen.
Bij de laatste tweeledige onderzoeksvraag zal er in
hoofdstuk 4 even stil gestaan worden; een gedeelte wordt gewijd aan hoe getroffen ondernemingen hier het best mee omspringen. Via een literatuurstudie zal gepoogd worden om op gestelde onderzoeksvragen een antwoord te bieden. Een empirisch onderzoek werd achterwege gelaten gezien er enerzijds vrij veel (academische) bronnen aanwezig zijn 4 die op omstandige manier technieken en andere controlemechanismen aanbrengen, en anderzijds wegens de terughoudendheid tot respons van getroffen ondernemingen.
De lezer kan doorheen de logisch opgebouwde
hoofdstukken een antwoord vinden op aangehaalde onderzoeksvragen.
4
Zoals in punt 1.1 werd aangehaald, worden deze bronnen vooral vanuit het criminologische (onderzoeks)domein
aangeleverd.
4
Hoofdstuk 2: Definiëring en vormen van werknemerscriminaliteit 2.1
Vaak gebruikte definities
Werknemerscriminaliteit is een ruim begrip en verwijst op zich naar het overtreden van de op één of andere manier vastgelegde set van regels.
Deze regels kunnen vervat zijn in het
arbeidsrecht zoals het arbeidsreglement en/of –contract, CAO’s, … . Doch zal het in vele gevallen niet enkel gaan om een inbreuk op het arbeidsrecht, maar ook op de strafwetgeving. Het is duidelijk dat het gaat om een inbreuk op bestaande regelgeving. Werknemersdiefstal
maakt
logischerwijze
deel
uit
van
het
bredere
concept
werknemerscriminaliteit. In feite kan men werknemerscriminaliteit opsplitsen in drie grote deeldomeinen (Sieh, 1987): -
Werknemersdeviantie: de overtreding van formele of informele werkplaatsnormen zoals te laat komen, privé-telefoons plegen, …
-
Werknemersdiefstal: de diefstal van bedrijfsactiva zoals geld en afgewerkte producten.
-
Overige: druggebruik, beschadiging en vandalisme, geweld, …
Een andere opdeling is deze tussen property deviance en production deviance (Clark en Hollinger, 1983).
Property deviance is in se voor een deel gelijk aan werknemersdiefstal.
Materiële zaken toebehorende aan een onderneming worden weggenomen of beschadigd ten voordele van de werknemers. Production deviance staat voor alles wat bijdraagt tot het niet efficiënt gebruik van (arbeids)tijd. Het is duidelijk dat productiedeviantie een afbreuk aan kwaliteit van de arbeidstijd met zich meebrengt. De definitie die Marc Cools geeft aan werknemerscriminaliteit (Cools, 1994) verschaft een vrij omstandige omschrijving: “Werknemerscriminaliteit is het geheel van strafbare
gedragingen, als criminaliteit tegen bedrijfsactiva, gepleegd door werknemers in grote bedrijven tengevolge van de hierin criminogene bedrijfscultuur en die repressief worden beslecht binnen een complementaire interne private conflictbeslechting of binnen de klassieke strafrechtsbedeling.” “arbeidsrechtelijke
Verder
gezagsverhouding”
te
dient
er
bestaan.
tussen
dader
Tenslotte
en “richt
slachtoffer
de
een
benoemde
criminaliteit zich tegen bedrijfsactiva zoals goederen, personeel en informatie”. Toch willen we meteen enkele opmerkingen meegeven. Cools heeft het in de definitie over
grote bedrijven.
In kleine bedrijven wordt er ongetwijfeld ook werknemerscriminaliteit
gepleegd. Er wordt meteen ook de link gemaakt met de criminogene bedrijfscultuur. Zoals we zullen zien, vormen delinquente gedragingen door het management en andere
5
werknemers een mogelijke motivatie, maar zeker niet de meest aangehaalde.
Andere
aspecten zoals de eigen financiële situatie wegen zwaarder door dan aanzet tot diefstal. Vooreerst is het belangrijk om bedrijfsactiva nader te omschrijven en te situeren binnen de onderneming. Onderstaand schema geeft een beknopt overzicht van de indeling van activa en passiva. Tabel 1: Vereenvoudigde schematische voorstelling balans (verkort schema) ACTIVA
PASSIVA
VASTE ACTIVA
EIGEN VERMOGEN
I. Oprichtingskosten
I. Kapitaal
II. Immateriële vaste activa
II. Uitgiftepremies
III. Materiële vaste activa
III. Herwaarderingsmeerwaarden
IV. Financiële vaste activa
IV. Reserves V. Overgedragen winst of verlies
VLOTTENDE ACTIVA
VI. Kapitaalsubsidies
V. Vorderingen op meer dan één jaar VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering
VOORZIENINGEN EN UITGESTELDE
VII. Vorderingen op ten hoogste één jaar
BELASTINGEN
VIII. Geldbeleggingen
VII. A. Voorzieningen voor risico's en kosten
IX. Liquide middelen
B. Uitgestelde belastingen
X. Overlopende rekeningen SCHULDEN VIII. Schulden op meer dan één jaar
IX. Schulden op ten hoogste één jaar
X. Overlopende rekeningen
Bron: Handboek boekhouden (De Lembre), 2007
Kijken we naar de actief-zijde van de balans, dan vallen onder II. Materiële vaste activa zaken zoals Installaties, machines en uitrusting (code 23) 5 , Meubilair en rollend materieel (code 24), Overige materiële vaste activa (code 26), … .
IX. Liquide middelen omvat o.a.
Kredietinstellingen R/C (code 55), of beter gekend als “bank”, verder ook Kassen (code 57). Onder VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering vinden we o.a. Grond- en hulpstoffen (code 30/31), Gereed product (code 33), Goederen in bewerking (code 32).
Onder deze
rekeninggroepen vinden we bedrijfsactiva die vaak het voorwerp vormen van diefstal. Na bvb. een inventarisatie zal men deze verliezen constateren. machines, producten, …
Ontvreemding van geld,
heeft dus onvermijdelijk een invloed op bovenvermelde
rekeninggroepen.
5
De “codes” staan respectievelijk voor de eerste 2 cijfers die rubrieken krijgen op het wettelijke rekeningstelsel. Het
“twee-digit” niveau stelt telkens een rekeningroep voor die o.m. gebruikt wordt in de balans en resultatenrekening, en toelaat snel verbanden te leggen.
6
Wanneer de onderneming bij het afsluiten van het boekjaar haar resultatenrekening opstelt, zal de ontvreemde bedrijfsactiva hier onmiskenbaar een impact op hebben. Vooral bij kleine ondernemingen zullen bepaalde verliezen er meer uitspringen (en makkelijker te duiden zijn) dan bij grote organisaties.
2.2
Waarom plegen werknemers diefstal?
Nu dat recente onderzoeken en voorvallen aantonen dat fraude en diefstal een ernstig probleem zijn, kan deze problematiek ook op de aandacht van economen rekenen. Voorheen kwam de aandacht voornamelijk vanuit het criminologische onderzoeksdomein. Als er door het management gefraudeerd wordt, is dit vaak om de economische en sociale positie van de onderneming te verstevigen. Het waarom is in vele gevallen duidelijk. Bij werknemersdiefstal is dit niet zo. Studies worden uitgevoerd om mogelijke motieven aan te tonen waarom werknemers in de fout gaan. In een recente bevraging van 337 zelfstandige winkeluitbaters met personeel in loondienst werd er nagegaan of zij reeds met stelende werknemers geconfronteerd werden (Review of Optometry, 2008). Slechts 35% van de respondenten kende geen diefstal door personeel. Een aanzienlijk deel (31%) had reeds te maken gehad met diefstal van bedrijfsactiva van verschillende aard.
Geld, monturen, lenzen, en andere dure en kleine zaken zijn samen
goed voor respectievelijk 19% en 10%. Figuur 2: Percentage getroffen ondernemingen
Bron: Review of Optometry (2008)
Uit bovenstaande figuur kan men afleiden dat slechts een derde van de bevraagde zelfstandigen nog niet te maken heeft gehad met stelende werknemers. Twee derde is reeds het slachtoffer geweest van diefstal door eigen personeel. Uit het onderzoek van Ernst&Young blijkt dat gemiddeld 50% tot 65% van de bevraagde ondernemingen reeds te kampen heeft gehad met diefstal. Over de frequentie (enkelvoudig, meervoudig of herhaald slachtofferschap) spreekt het onderzoek zich niet uit. Waarom begaan zoveel werknemers misdrijven tegen de onderneming waarvoor zij werken? Zoals we zullen zien, kunnen er verschillende beweegredenen of motieven spelen bij 7
werknemers voor het begaan van diefstal.
Over het algemeen zijn onderzoekers het er over
eens dat er drie belangrijke elementen dienen aanwezig te zijn vooraleer iemand fraude pleegt: druk, opportuniteit en rationalisatie.
Men spreekt in dit geval van een
fraudedriehoek. Dit wordt schematisch weergegeven op onderstaande figuur: Figuur 3: Fraudedriehoek Druk
Opportuniteit
Rationalisatie
Bron: Independent Forensic Auditors, 2003
Onder druk verstaat men enerzijds persoonlijke redenen zoals geldnood en hebzucht, en anderzijds externe redenen zoals een lage binding met de onderneming, frustratie, … . De tweede component van de fraudedriehoek bestaat uit opportuniteit.
Een bepaalde
werknemer moet in een situatie terechtkomen waar het voor hem of haar mogelijk is om fraude of andere onregelmatigheden te begaan.
Hieronder verstaan we toegang tot
bepaalde bedrijfsactiva, al dan niet gecombineerd met de afwezigheid van efficiënte controlemechanismen. Een laatste element die in beschouwing dient genomen te worden is rationalisatie.
De
delinquente werknemer gaat verschoningsgronden zoeken voor de al dan niet gepleegde diefstal. Traditionele excuses zijn hier: compensatie voor de eigen lage verloning, reactie op de hoge lonen van de directie of overdreven levensstijl, … . Onderstaande grafiek toont een aantal van de meest voorname persoonlijke redenen waarom werknemers gingen frauderen: Figuur 4: Motieven voor diefstal (persoonlijk):
Bron: Economic crime survey 2007 door PriceWaterhouseCoopers
8
De voornaamste reden is hebzucht bij de werknemers, gevolgd door een lage persoonlijke terughoudendheid of ingebouwde rem.
Werknemers beseffen dat ze te ver gaan, maar
kunnen zichzelf niet weerhouden om activa te verduisteren. Het voor zichzelf ontkennen dat men diefstal pleegt en de eigen levensstijl zijn eveneens vaak aangehaalde motieven.
De minst aangehaalde beweegreden is de “weelde” van de
werkgever. Werknemers zijn hier van mening dat hun werkgever toch voldoende geld of middelen ter beschikking heeft en bijgevolg een klein deel hiervan niet zal missen 6 . Naast persoonlijke redenen spelen er natuurlijk ook een aantal externe redenen, m.a.w. redenen die toelaten dat fraude wordt of werd gepleegd. Dit heeft voornamelijk te maken met een gebrekkige controle op de werkvloer. Figuur 5: Motieven voor diefstal (extern)
Bron: Economic crime survey 2007 door PriceWaterhouseCoopers
Een onvoldoende controle op de werkvloer en lage betrokkenheid bij het uitgevoerde werk of de onderneming zelf zijn de grootste motiveringen tot fraude. Onder ‘uitschakelen controle’ verstaan we dat bepaalde werknemers de bevoegdheid of toegang bezitten om bepaalde controlemechanismen uit te schakelen of te omzeilen. In de literatuur zijn er naast deze motieven enkele verschillende verklaringsmodellen terug te vinden. Cools geeft een verklaring aan de hand van vier modellen (Cools, 1994): Socialisatiemodel Werknemers dienen zich te houden aan de door de bedrijfsleiding opgelegde set van regels en normen. Wanneer een bepaalde werknemer onder druk komt te staan, kan dit zich uiten
6
Als er door het management geld of andere acitva wordt ontvreemd, dan dient er een betere afstemming te
gebeuren tussen de doelstellingen van managers en de onderneming. Dit is wat in de Angelsaksische literatuur
algemeen als de “property rights approach” wordt omschreven: een agent (bvb. manager) wordt door een principal (eigenaar of aandeelhouder) aangeduid om op te treden in naam van de eigenaar of aandeelhouders en te zorgen voor winstmaximalisatie.
9
in criminele gedragingen. Anderzijds kan de ondergeschikte net te weinig afwisseling of werklast ondervinden, en zal zich bijgevolg zelf gaan verrijken. Andere
factoren
spelen
natuurlijk
ook
een
rol:
weinig
of
geen
uitzicht
op
carrièremogelijkheden, het management die zelf criminele gedragingen stelt, weinig interpersoonlijke relaties met andere werknemers, … Arbeidsethisch model In het tweede model komt de focus te liggen op de gangbare opvattingen over eigendom en beloning. Wanneer een werknemer van mening is dat zijn prestaties niet voldoende genoeg verloond worden, zal deze zichzelf bepaalde zaken toe-eigenen. Op die manier vindt een vorm van “compensatie” plaats, of een “informele” beloning. Normatief model In een maatschappij bestaan er steeds geldende waarden en normen. Delinquenten begaan inbreuken op deze waarden en normen, omdat plegers van misdrijven in principe sociaal niet correct functioneren. Delinquenten hebben zich deze gangbare regels niet voldoende eigen gemaakt.
Een gebrek aan sociale controle versterkt dit; op de werkvloer doen zich talrijke
situaties voor waar er een inadequate sociale controle voorhanden is. Politiek model Het laatste model legt de nadruk op het sociale overleg. Wanneer sociaal overleg vastloopt, kunnen werknemers de toevlucht nemen tot delinquente gedragingen, om hun eisen kracht bij te zetten. Deze gedragingen kunnen bestaan uit bvb. diefstal en beschadiging, maar ook productiedeviantie komt uiteraard vaak voor.
2.3
Persoonskenmerken
Een belangrijk aspect van economische criminaliteit betreft uiteraard de persoonskenmerken van plegers. Een aantal variabelen zoals leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, functie, … maar ook de huidige economische situatie kunnen ons een mogelijke verklaring bieden waarom personen overgaan tot deviantie op de werkvloer.
Door onderzoek heeft men enkele
vaststellingen kunnen doen (Bussman, 2007): Leeftijd Vaak is het zo dat vooral jongeren en jonge volwassenen criminaliteit plegen. Dikwijls gaat het om “kleine diefstal”: producten uit een magazijn, winkel, warenhuis, … . Hiervoor zijn er natuurlijk een aantal verklaringen. Enerzijds kan men stellen dat jongeren in mindere mate een
gevoel
van
verantwoordelijkheid
hebben.
Door
dit
onderontwikkeld
verantwoordelijksheidsbesef gaan zij sneller over tot diefstal van bedrijfsactiva. Anderzijds 10
hebben oudere werknemers een grotere anciënniteit opgebouwd dan hun jongere collega’s. De vrees voor ontslag op latere leeftijd betekent een rem op delinquente gedragingen. Bovendien kunnen werknemers die langere tijd in dienst werken een grotere betrokkenheid vertonen in hun werk. Wanneer men specifiek naar werknemersdiefstal kijkt, zijn er echter een aantal tegenstrijdige bevindingen. Uit het onderzoek van PriceWaterhouseCoopers van 5.400 CEO’s blijkt dat bij 72% van de delicten de werknemer een leeftijd heeft van 31-50 jaar. Geslacht Klassiek gaat men er vanuit dat misdrijven plegen een mannenzaak is. Maar gaat dit ook op voor diefstal op de werkvloer? We kunnen deze lijn inderdaad doortrekken naar economische delicten: uit studies is gebleken dat maar liefst 85% van de stelende werknemers van het mannelijke geslacht is. Uiteraard is dit sterk afhankelijk van de sector: in de zorgsector is er veel meer vrouwelijk personeel aan het werk dan bvb. de petroleumsector. Afhankelijk van de bevraagde sector zal men dus andere bevindingen bekomen. Opleidingsniveau Voor de derde factor, nl. opleidingsniveau zijn er geen eenduidige cijfers voorhanden. Men kan hier spreken over een spreiding van misdrijven over de verschillende scholingsgraden. Werknemersdiefstal is m.a.w. niet uitsluitend aan laagopgeleide of hoogopgeleide individuen toe te schrijven. Men kan wel een lichte daling van diefstal of fraude waarnemen naarmate het opleidingsniveau stijgt. Functie De laatste factor hangt ietwat samen met het opleidingsniveau.
Verschilt de mate van
betrokkenheid voor bepaalde functies bij werknemerscriminaliteit?
Net zoals bij de
voorgaande factor kan men gepleegde misdrijven niet toeschrijven aan een bepaalde categorie van werknemers. Er worden zowel in lagere als hogere niveaus onregelmatigheden begaan. Veel hangt ook af van de structuur van de onderneming. Globaal kan men stellen dat hoe belangrijker de uitgeoefende functie binnen de onderneming is, hoe groter de kans op ernstige delicten en hoe belangrijker de impact is. Type arbeidsovereenkomst Men kan een aantal “typen” van overeenkomsten onderscheiden: bepaalde en onbepaalde duur, een deeltijdse en voltijdse tewerkstellingsbreuk.
Personen met een contract van
bepaalde duur gaan sowieso een lagere binding met een onderneming vertonen. 11
Werknemers met een deeltijds contract gaan in vergelijking met hun voltijdse collega’s meer diefstal plegen: tot 33% meer (Flynn, 1995).
2.4
Sociale, culturele en economische factoren
Delinquent gedrag hangt vaak samen met de sociaal-economische en culturele omgeving waarin men zich bevindt. Uitspraken hierover blijven steeds gevoelig. Werknemersdiefstal is inherent aan het kapitalistisch systeem, en bepaalde specifieke omgevingsfactoren kunnen een verklaring geven. In landen waar het de gewoonte is om bepaalde functionarissen e.d. om te kopen, zal de graad van werknemersdiefstal natuurlijk gevoelig hoger liggen. Deze samenlevingen hebben als het ware een hogere tolerantie; inbreuken op de wet worden er weinig of niet beteugeld. Onderzoekers dienen daarom rekening te houden met de culturele achtergrond van een maatschappij (Gobert & Punch, 2003). In landen of samenlevingen waar er een strenge (juridisch-strafrechtelijke) regulering aanwezig is, zal men eerder geneigd zijn om de wetgeving na te leven.
Overtredingen
zullen er aanzienlijk minder plaatsvinden. Hoe dan ook moet men voorzichtig omspringen om zomaar het onderscheid te maken tussen ontwikkelde en onderontwikkelde landen. Een laatste belangrijke dimensie vormt de economische (leef)situatie. Werknemersdiefstal kan een reactie zijn op een moeilijke omstandigheden of zelfs een economische crisis, zoals die nu wereldwijd het geval is.
Veranderende markttoestanden mogen daarom niet buiten
beschouwing worden gelaten.
2.5
Vaak voorkomende vormen en technieken
Na hierboven een aantal beweegredenen te hebben bekeken, kunnen we dieper ingaan op vaak gebruikte methoden en technieken.
Stelende of frauderende werknemers hopen
natuurlijk dat hun daden onopgemerkt blijven. Als men spreekt over werknemersdiefstal, welke bedrijfsactiva of passiva worden dan het meest gestolen? Welke technieken worden bovendien het vaakst toegepast, in de hoop de gepleegde misdrijven onopgemerkt te houden? De meest voorkomende vormen zijn ongetwijfeld: het onterecht of oneigenlijk gebruik van bedrijfsmiddelen voor persoonlijke verrijking (of van derden), corruptie en omkoping, boekhoudkundige fraude, witwassen, het stelen of inkijken van gevoelige data, diefstal van identiteitsgegevens, indienen van overdreven onkostennota’s, … . Aanwijzingen of signalen die kunnen wijzen op oneerlijke werknemers zullen in hoofdstuk 4 aan bod komen.
12
Bepaalde vormen van diefstal of fraude zijn vaak terugkerend (Independent Forensic Auditors, 2003).
We bespreken hier in principe vormen van diefstal van mensen in
loondienst, en niet van het topmanagement 7 : Bij cash: -
Ontvreemding: cash wordt gestolen na registratie in de boekhouding (van de onderneming).
-
Afromen: net zoals bij ontvreemding wordt er cash gestolen, maar vóór registratie in het boekhoudsysteem.
-
Frauduleuze betalingen: worden in de boekhouding gemaskeerd als legitieme betalingen.
Hieronder vallen overfacturatie, persoonlijke aankopen, overdreven
terugbetalingen, verloning van “spookwerknemers”, betalingen aan nepbedrijven, … -
Techniek van het “slepen”: het aanwenden van de ontvangst van een bepaalde klant voor een andere klant. Men boekt bvb. de ontvangst van klant B als een ontvangst van klant A, een ontvangst van klant C als van klant B enzovoort. De oorspronkelijke ontvangst van klant A werd reeds verduisterd. Meestal stemmen de bedragen niet overeen en wordt het ontvreemde bedrag hoger. Het kan geruime tijd duren voordat deze foutieve boekingen worden opgemerkt, en is bovendien lastig om uit te spitten.
-
Valse informatie op echte cheques vermelden.
Bij voorraden en andere activa: -
Oneigenlijk gebruik: persoonlijk werk verrichten tijdens de werkuren, kopies maken, apparatuur gebruiken, …
-
Ontvreemding: vervalste ontvangstnota’s aanmaken, frauduleuze verzending van goederen, …
Uiteraard zijn er nog verscheidene vormen van werknemerscriminaliteit waar er geen diefstal in de strikte zin van het woord is. Het gaat eerder om misbruik van bepaalde middelen of het gebruik van arbeidstijd voor andere doeleinden. Hier is er sprake van productiedeviantie: -
Vaak surfen op het internet gedurende de dag, downloaden van allerlei bestanden zoals muziek, filmpjes, …
7
Het gunstiger voorstellen van de boekhouding door de bedrijfsleiding komt in deze eindverhandeling niet aan
bod. Bedoeling is hier voornamelijk om investeerders aan te trekken en vertouwen te wekken. Vaak terugkomende
vormen zijn oppompen van de omzet (Worldcom), off-balance verplichtingen (Enron), activeren operationele kosten
(KPNQwest), winsten op langdurige contracten naar voren halen (Xerox), …
13
-
Constant aan de telefoon hangen.
-
Andere bezigheden hebben tijdens de werkuren zoals het lezen van boeken en tijdschriften, …
-
Lange conversaties houden met andere werknemers over zaken die niet onmiddellijk kaderen binnen de werkcontext.
-
…
Toch is het belangrijk om deze laatste vormen niet te negeren. Het productieproces kan hier aanzienlijk onder lijden, en op lange termijn nefaste gevolgen hebben voor de omzet.
2.6
Besluit
Onregelmatigheden binnen een organisatie zijn niet meer weg te denken. Gemiddeld hebben 50% tot 65% van bevraagde ondernemingen reeds te kampen gehad met diefstal. Verschillende persoonlijke en externe motieven kunnen werknemers hiertoe aanzetten. Er dienen steeds drie elementen aanwezig te zijn alvorens een persoon overgaat tot verduistering:
rationaliteit,
opportuniteit
en
druk.
Hoe
groter
de
binding
en
werktevredenheid, hoe kleiner de kans op werknemerscriminaliteit. Ondernemingen hebben er dus baat bij om hun personeel te motiveren.
Hoe belangrijker de functie hoe
omvangrijker de diefstal lijkt. Werknemers zijn zeer creatief in het bedenken van manieren om bedrijfsactiva te ontvreemden. Tenslotte is het belangrijk om de onschuldige vormen niet te negeren: het vermindert de kwaliteit van het werk en kan op lange termijn negatieve gevolgen hebben.
14
Hoofdstuk 3: Impact op economie en ondernemingen 3.1
Inleiding
Fraude en diefstal binnen een onderneming laten ongetwijfeld hun sporen na in een ruimer geheel. Ondernemingen zijn immers geen gesloten structuren, maar staan in relatie met andere actoren en maken dus logischerwijze deel uit van een economische kringloop (De Clercq, 2007.) Men kan niet langer spreken van slachtofferloze misdrijven.
Naast een
economische crisis zijn interne fraude en diefstal één van de meest problematische factoren voor ondernemingen wereldwijd. Niet enkel de reputatie, maar zelfs het voortbestaan van een onderneming komt in gevaar. Men beseft reeds gedurende lange tijd dat er enorme verliezen gepaard gaan door diefstal op de werkvloer, maar men heeft hier gewoonweg geen aandacht aan besteed (Hollinger, 1997). Het fenomeen “diefstal van activa” op zich is moeilijk meetbaar.
De meeste cijfers die
voorhanden zijn, zijn dan ook ruwe schattingen. In vele gevallen blijft de gepleegde diefstal of fraude onopgemerkt, of kent men niet de precieze omvang. In België of zelfs in Europa is er
weinig
cijfermateriaal
beschikbaar.
Het
meeste
onderzoek
heeft
tot
nu
toe
plaatsgevonden in de Verenigde Staten. De meeste schattingen gaan van 10 miljard USD tot 400 miljard USD per jaar die verloren zou gaan. In 1973 raamde de National Council on
Crime and Deliquency het totale verlies door werknemersdiefstal op 10% van het bruto nationaal product (Cools, 1994). Volgens het Justice Department zou er in de V.S. reeds vanaf eind jaren 1980 ongeveer 50 miljard USD per jaar verdwenen zijn.
Ook studies
bewijzen dit: vanaf eind jaren 1980 zou er in de V.S. jaarlijks circa 15 tot 25 miljard USD mislopen worden enkel en alleen door werknemersdiefstal of employee theft (Shephard & Dunston, 1988). Volgens de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 8 werden er in 2007 een totaal van 2 miljoen delicten geregistreerd in volgende sectoren: bouw, detailhandel, horeca, transport en zakelijke dienstverlening. De Monitor geeft aan dat ongeveer een derde van de bedrijven (32%) reeds te kampen heeft gehad met criminaliteit 9 en dus slachtoffer is geweest. Verder heeft het gevoerde onderzoek aangetoond dat men voor bovenvernoemde sectoren in 2007 kan spreken van een schadebedrag van 565 miljoen euro (Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven, 2007). Dit omvat zowel directe als indirecte schade, exclusief schade door geweldsdelicten. Zoals hieronder zal blijken is (interne) fraude en diefstal door personen in loondienst een kostelijke zaak. Kleine ondernemingen worden soms gedwongen de boeken neer te leggen,
8
De Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven heeft als doel jaarlijks inzicht te geven in het slachtofferschap van
Nederlandse bedrijven, en de maatregelen die zij nemen om de criminaliteit terug te drijven. 9
Dit zijn niet enkel werknemersdiefstallen en fraude, maar bvb. ook vandalisme, vernielingen en geweldsdelicten.
15
grote ondernemingen daarentegen kunnen dit al beter opvangen. Voornamelijk bedrijven met een beperkte liquiditeit en weinig reserves zijn minder gewapend tegen dit soort verliezen.
3.2
Overzicht geschatte kosten
Het verlies omwille van diefstal en fraude kan alarmerende hoogtes aannemen.
Volgens
onderzoek kost diefstal uit warenhuizen in Europa op jaarbasis alleen al ongeveer 29 miljard EUR, met Groot-Brittannië als koploper 10 (The Economist, 2002). Dit heeft m.a.w. een serieuze impact op de economie, en ondernemingen die rendabel willen blijven kunnen hier niet om heen. Zoals we zullen zien, blijft geen enkele sector gespaard van diefstal of fraude. Over het algemeen worden de verzekeringssector en de detailhandel het zwaarst getroffen. Algemeen gesproken kan men via twee manieren een schatting maken van het totaal aandeel aan verlies omwille van fraude, diefstal en andere onregelmatigheden: via een bottom-up of een top-down benadering (Levi, Burrows, Fleming & Hopkins, 2007). De bottom-up benadering vertrekt vanuit het perspectief van individuele ondernemingen en bedrijven.
Individuele verliezen worden in kaart gebracht om er een totaal beeld van te
vormen. Dit kan bvb. door de verliezen te wijten aan cash-diefstal te gaan bevragen aan eigenaars of directieleden. De top-down benadering vertrekt van bovenaf: economische implicaties worden vanuit een nationale invalshoek in beeld gebracht. Dit kan bvb. door bij de politiediensten, parketten en rechtbanken cijfermateriaal te gaan opvragen 11 . Onderstaand cijfermateriaal werd verkregen door de bevraging van 5.400 CEO’s, CFO’s en andere directieleden in meer dan 40 landen tijdens de periode april-juli 2007 12 . Naast een direct verlies is ook nog eens de bijkomende kost door de tijd die het management in de voorvallen steekt: onderzoeken van het voorval, voeren van een PR-campagne indien het voorval publiekelijk kenbaar werd, opzetten nieuwe controletechnieken, …
De tabel op
volgende pagina geeft enkele cijfers uit 2007 weer (relatief):
10 11
Dit betreft zowel diefstal door werknemers als door klanten.
Deze methode zal geen getrouw beeld weergeven. Vele onregelmatigheden worden namelijk nooit ontdekt of
aangegeven. 12
Men dient toch met enige omzichtigheid om te gaan met de gepubliceerde cijfers.
Bedrijven zoals
PriceWaterhouseCoopers hebben er belang bij om de weergegeven resultaten ernstiger voor te stellen zoals ze werkelijk zijn. Fraude wordt mogelijk onterecht als veel ingrijpender weergegeven.
16
Tabel 2: Verlies per sector op jaarbasis Direct verlies
Management kost
Totale kost
(USD)
(USD)
(USD)
Gemiddeld
2.420.700,00
550.356,00
2.971.056,00
Verzekeringen
4.476.717,00
1.018.114,00
5.494.831,00
Technologie
3.462.819,00
554.895,00
4.017.714,00
Ontwerp en constructie
2.919.975,00 2.605.749,00
360.313,00
481.224,00
3.086.973,00
Farmaceutische sector
2.479.047,00
357.251,00
2.836.298,00
Industriële assemblage
4.337.975,00
Entertainment en media
3.118.516,00
Detailhandel
758.851,00 300.862,00
5.096.826,00 3.419.378,00 3.280.288,00
Bron: Economic crime survey 2007 door PriceWatehouseCoopers
Sommige vormen van fraude kunnen natuurlijk niet in financiële kost gemeten worden. Voor vele gevallen zullen de respondenten ook geen exact cijfer kunnen geven, maar veeleer een schatting. Men mag zich dus zeker niet blind staren op de bekomen gegevens. Denken we maar aan verlies van reputatie en vertouwen door huidige en/of toekomstige potentiële klanten en andere stakeholders. Kijken we even naar de detailhandel. Gemiddeld lopen warenhuizen ongeveer 1,85% van hun inkomsten mis.
Dit is wat men noemt “inventory shrinkage” of “shortage” (Hollinger &
Dabney, 1995). Hierin zijn enkel de diefstal van goederen opgenomen en niet van cash. In de veronderstelling dat de detailhandel in de V.S. goed is voor een jaarlijkse omzet van 1.400 miljard USD, betekent dit respectievelijk een verlies van 10 miljard USD wegens werknemersdiefstal en 8,5 miljard USD wegens diefstal door klanten. Figuur 6: Vraagcurve op markt Prijs X
Z Y
P₁ P₀ Vraagcurve Q₁
Q₀
Hoeveelheid
Bron: The nature, extent and economic impact of fraud in the U.K., 2007.
17
Een ander aspect is wie er opdraait voor de kosten en het verlies aan inkomsten (Levi et al., 2007). Dit is een complexe vraag. Hier schuilt ondermeer het gevaar van dubbeltellingen. De situatie wordt op voorgaande figuur weergegeven. Een hoeveelheid goederen Q₀ wordt aan prijs P₀ verkocht.
Door diefstal en andere
onregelmatigheden gaat de prijs van goederen stijgen en doorgerekend worden aan de klant(en). Door de stijging van prijs P₀ naar P₁ valt de hoeveelheid verhandelde goederen terug naar Q₁. Er is echter geen totaal verlies; rechthoek Y geeft de verschuiving naar andere substituten weer. Omgekeerd wordt er door de stijging van de prijs een deel gerecupereerd. Dit wordt aangegeven door rechthoek X. De hoeveelheid aan verlies (of winst) is afhankelijk van de prijselasticiteit van de vraag. De prijselasticiteit geeft de gevoeligheid van de vraag voor prijswijzigingen aan.
ε
P V
=
% verandering in gevraagde hoeveelheid % verandering in de prijs
Er is een niet-financieel verlies of verlies aan welvaart voor de klant dat wordt weergegeven door oppervlakte Z. Tenslotte is het nettoverlies voor de economie gelijk aan X + Z.
3.3
Gevolgen voor getroffen ondernemingen
(Interne) fraude is meestal een kostelijke bedoening voor de getroffen onderneming. Fraude zorgt immers voor een verlies van netto-inkomsten. Aan de hand van onderstaand eenvoudig voorbeeld zien we waarom (Independent Forensic Auditors, 2003). Veronderstel een fictieve onderneming met een omzet van 10.000 EUR, een totale kost van 9.000 EUR en een winst van 1.000 EUR op jaarbasis: Omzet
10.000 EUR
100%
Kosten
9.000 EUR
90%
--------
---
1.000 EUR
10%
Netto inkomen 13
Deze onderneming heeft dus een winstmarge van 10%. Indien er van deze netto-inkomsten 100 EUR wordt ontvreemd, dan moet de omzet evenredig met 10% stijgen om het verlies te compenseren:
13
We veronderstellen dat dit na btw-aftrek is. Eenvoudigheidshalve werd de verschuldigde btw in de totale kost
opgenomen.
18
Netto inkomen
1.000 EUR
100%
Fraude
100 EUR
10%
-----
---
900 EUR
90%
Resterend
Om dit verlies van 100 EUR goed te maken, dient de onderneming 1.000 EUR extra om te zetten op jaarbasis. We veronderstellen nog steeds een totale kost die constant blijft op 90% van de omzet: 1.000 EUR (extra omzet) - 900 EUR (kosten) = 100 EUR netto-inkomsten. Het is duidelijk dat fraude de netto-inkomsten keldert. De fictieve onderneming moet het tienvoudige van de gestolen nettowinst genereren opdat het terug op hetzelfde peil zou terechtkomen.
Dit kan in sommige gevallen leiden tot een falende onderneming.
Een
falende onderneming kan men omschrijven als een onderneming die er niet in slaagt haar (economische en sociale) doelstellingen op continue wijze te realiseren (Ooghe en Van Wymeersch, 2008). Onderstaande figuur is een handig instrument voor de classificatie van ondernemingen op basis van rendabiliteit en liquiditeit.
Het is een instrument dat een snelle diagnose van
ondernemingen toelaat, en kan van groot belang zijn voor het bepalen van een overlevingsstrategie. In de figuur zien we twee rubrieken: liquiditeit en rendabiliteit. Rendabiliteit houdt een vergelijking in van opbrengsten en kosten van een onderneming. Aan de hand van rendabiliteitsratio’s kan men resultaten op een relatieve manier evalueren. Liquiditeit betreft de mate waarin een onderneming in staat is haar kasmiddelen te mobiliseren, en haar (kortlopende) betalingsverplichtingen na te komen. Figuur 7: Classificatie ondernemingen op basis van rendabiliteit en liquiditeit
Liquiditeit + ‐
+ 1 gezond 2 tijdelijk ziek
Rendabiliteit
‐ 3 chronisch ziek 4 stervend
Bron: Handboek financiële analyse van de onderneming (Ooghe en Van Wymeersch), 2007.
Type 1 ondernemingen hebben een gunstige liquiditeit en rendabiliteit. Dit zijn gezonde ondernemingen. Type 2 ondernemingen hebben een gunstige rendabiliteit, maar een minder goede liquiditeit.
Deze kan men tijdelijk ziek noemen.
Dit zijn typisch snelgroeiende en 19
overinvesterende ondernemingen.
Indien na verloop van tijd de liquiditeitspositie zich
herstelt, stellen er zich geen problemen. Onderneming type 3 daarentegen is chronisch ziek. rendabiliteit niet.
De liquiditeit is goed, maar de
Vaak zijn dit startende of oudere ondernemingen.
Zolang de
kasopbrengsten volstaan, is er tijd voor reorganisatie. Indien niet, zal dit faling betekenen. Type 4 tenslotte bevindt zich in een ernstige toestand, en heeft een kleine kans op overleving. Enkel een drastische verandering kan dit type redden. Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk werd aangehaald, kan diefstal van bedrijfsactiva vooral een nefaste invloed hebben op de liquiditeitspositie van een bedrijf. De relatie tussen o.a. liquiditeit en rendabiliteit wordt op onderstaande figuur weergegeven. Een daling van de liquiditeit heeft een directe invloed op solvabiliteit en rendabliteit. De toegevoegde waarde, d.i. waarde van de productie – intermediair verbruik wordt tenslotte ook beïnvloed. Figuur 8: Relatie tussen liquiditeit, solvabiliteit, rendabiliteit en toegevoegde waarde Dekking Liquiditeit
Solvabiliteit financiële verplichtingen
Cashflow na
Financiële hefboom
betalingen Rendabiliteit
Productiviteit Toegevoegde waarde Bron:
Handboek financiële analyse van de onderneming (Ooghe en Van Wymeersch)
Een onderneming waar de reputatie plots op het spel staat naar aanleiding van gepleegde fraude of corruptie, zal pogen om eventuele (financiële en strafrechtelijke) onderzoeken zo discreet en zo nauw mogelijk te voeren. Dit kan op zich ook een signaal sturen dat het management een gebrek aan integriteit heeft, en hoe het denkt over corruptie. Onderstaande figuur geeft aan welke stakeholders in negatieve mate werden beïnvloed naar 20
aanleiding van werknemerscriminaliteit (fraude, omkoping, corruptie, …). Onderstaande gegevens zijn afkomstig uit de Ernst & Young Fraud survey 2007 14 . Figuur 9: Percentage negatief beïnvloede stakeholders
Bron: Ernst & Young 10th global fraud survey (2007)
Uit deze figuur komt duidelijk naar voor dat vooral investeerders, klanten en de publieke opinie negatief worden beïnvloed.
In 54% van de gevallen waar de gepleegde
werknemerscriminaliteit door het grote publiek werd vernomen, heeft dit een negatieve impact op investeerders. Verder worden klanten wantrouwig (47%) en krijgt het publieke imago een flinke deuk (41%). Onderstaande tabel geeft nog enkele gevolgen weer die een onderneming ondergaat naar aanleiding van criminele feiten 15 . Figuur 10: Gevolgen van werknemerscriminaliteit (percentages) VS
UK
Du its lan d
Fr an kr ijk
Japan
C h in a/
A u s tr alië
Gem iddeld
Ho n g -Ko n g Bo etes en s an c ties
56
55
38
44
84
71
37
45
Niet to eg elaten to t de m ar kt
26
42
54
54
45
40
35
44
Geen g r o ei- o f
37
40
40
34
14
17
35
35
ex pan s iem o g elijkh eden To eg en o m en ko s t
54
36
30
28
14
6
57
29
Pr o c es v o o r r ec h tban k
48
43
18
22
6
0
57
29
Gev an g en is s tr af v o o r
17
32
28
22
6
10
22
21
wer kn em er s
Bron: Ernst & Young 10th global fraud survey (2007)
14
Deze gegevens werden bekomen door de bevraging van 1.186 personen in 33 landen wereldwijd die deel
uitmaken van het topmanagement van grote ondernemingen. De bevraagde personen zijn ondermeer CEO’s, CFO’s, hoofd juridische dienst, … 15
Worden in beschouwing genomen: corruptie, fraude, diefstal, omkoping en andere financiële delicten.
21
Er zijn ruwe schattingen voorhanden dat ca. 30% van de faillissementen direct of indirect te wijten zijn aan diefstal en interne fraude (Hollinger, 1997). Voorgaande figuren geven aan waarom: naast het onmiddellijke verlies verkeert de onderneming in moeilijkheden om nieuwe investeerders aan te trekken.
3.4
Besluit
De impact op de economie is aanzienlijk: schattingen gaan van 10 miljard USD tot 400 miljard USD die op jaarbasis verloren zou gaan.
Exacte cijfers weergeven, is niet
eenvoudig; het fenomeen op zich is moeilijk te meten. Vooral voor kleine ondernemingen kan diefstal van bedrijfsactiva een grote weerslag hebben. Zoals hierboven werd aangetoond dient de omzet van een onderneming aanzienlijk te stijgen, wil zij de verliezen goed maken. Vaak wordt de kost doorgerekend aan de klant(en). Als een voorval publiek kenbaar werd, is de impact des te groter. Belangrijke stakeholders zoals investeerders, klanten en financiële instanties kunnen wantrouwig worden. Zo komen expansiemogelijkheden in gevaar en kan zelfs in ernstige gevallen de toegang tot de markt ontzegd worden. Een derde van de faillissementen is direct of indirect toe te schrijven aan onregelmatigheden zoals werknemerscriminaliteit en fraude.
22
Hoofdstuk 4: Voorkomen en/of detecteren van werknemerscriminaliteit 4.1
Inleiding
“Cooking the books” lijkt alom verspreid 16 (Sanchez en Heene, 2003). Financiële auditors worden meer en meer gevraagd. Ook de technieken die door deze laatste gebruikt worden om onregelmatigheden op te sporen, evolueren constant. Zoals in de algemene inleiding werd aangehaald, bestaat er bij ondernemingen een groeiende aandacht en bewustwording van een degelijk beleid rond werknemersfraude. Het management of de directie van een onderneming heeft een aantal middelen ter beschikking, waaraan ze al dan niet bepaalde straffen of sancties kunnen verbinden. De vraag is of ze met sommige van deze middelen wel genoeg slagkracht in huis heeft. Ook dient men zeker te zijn van de intentie tot fraude of werknemersdiefstal. Er kan immers een interpretatiefout zijn in het presenteren van financiële data, of een onjuiste toepassing van de boekhoudregels door werknemers waardoor men bepaalde handelingen ten onrechte kan bestempelen als werknemerscriminaliteit. Getroffen bedrijven zien vaak een belangrijk deel van de verloren bedrijfsmiddelen nooit terug, vaak omdat het management geen tijd en bijkomende energie in jarenlange processen wenst te stoppen.
Minnelijke regelingen zijn dan ook aangewezen.
Vaak is er enige
terughoudendheid voor de implementatie van bepaalde controlemechanismen zoals elektronisch toezicht, vanwege de kost die ermee gepaard gaat. Uit onderzoek is echter gebleken dat er na een periode van zes maanden reeds sprake is van een return of
investment of ROI (Seivold, 2008).
4.2
Controlemechanismen en technieken
Vooreerst dient het management zich bewust te zijn van mogelijke tekenen of aanwijzingen dat er verduistering in het spel is. Er bestaan immers verschillende soorten signalen die kunnen wijzen op fraude of andere oneerlijke praktijken: -
Ontbrekende documenten: in de hoop dat de gepleegde fraude niet aan het licht zal komen, zal de werknemer bepaalde documenten zoals rekeninguittreksels, facturen, data-overzichten e.d. weggooien of vernietigen.
Wanneer om deze documenten
gevraagd wordt door de werkgever zal de werknemer excuses gebruiken zoals het per ongeluk weggegooid hebben, het verkeerd geklasseerd hebben, het niet grondig bekeken hebben wegens te veel werk, …
16
Deze term staat voor geknoei met de boekhouding, vooral door het management om de (economische en sociale)
positie van de onderneming te verstevigen.
23
-
Afwijkend gedrag: de frauderende of stelende werknemer kan merkwaardige gedragingen vertonen zoals het niet-opnemen van vakantiedagen, verminderde interactie en omgang met anderen, alles naar zich toe trekken ondanks een mogelijke work-overload, prikkelbaarheid, … . Dit alles uit angst dat collega’s of anderen het werk kunnen inkijken en zo de fraude zullen detecteren.
Men kan
spreken over een “veranderde persoonlijkheid”. -
Geruchten en/of klachten: vaak vormen deze een zeer belangrijke aanwijzing van mogelijk frauduleus gedrag. Zogenaamde “whistle-blowers” of “knipperlichten” dient men daarom ernstig te nemen.
-
Boekhoudkundige anomalieën: een aantal vreemde zaken in de boekhoudkundige verwerking kunnen wijzen op oneerlijk gedrag: o
overdreven onkostennota’s: kosten die niet werden gemaakt, maar toch worden doorgegeven.
o
een
aantal
vaak
voorkomende
bankrekeningnummers
die
voor
zeer
uiteenlopende betalingen en overschrijvingen worden gebruikt. o
voorraadverschillen: goederen die ontbreken, foutieve inventarisaties, … .
o
kasverschillen: een belangrijke aanwijzing kan erin bestaan dat er op regelmatige basis kasverschillen optreden. Wanneer dit gedurende maanden of jaren voorkomt, kan dit vrij nefast zijn voor een onderneming.
De
liquiditeit kan immers in belangrijke mate dalen. -
Aankoopdienst: deze kan goederen te duur aankopen, offertes doorspelen, teveel goederen aankopen, … .
-
Misbruik van tijd: werknemers die te veel overuren indienen, constant op het internet zitten of aan de telefoon hangen, … .
Eerst is het noodzakelijk het onderscheid aan te geven tussen een financiële audit en een fraude-onderzoek.
Beide verschillen immers van opzet.
Terwijl een financiële audit van
algemene aard is en tot doel heeft financiële informatie te verstrekken, ligt volgens de ACFE de finaliteit van een fraude-onderzoek duidelijk anders: bedoeling is om op aanvraag van de onderneming of overheid opzettelijk gepleegde inbreuken op te sporen.
24
Tabel 3: Onderscheid financiële audit en fraude-onderzoek
Financiële audit
Timing
Wederkerend; op
Komt slechts op
regelmatige basis
aanvraag
Omvang
Algemeen van aard
Gericht op een welbepaald
aspect
Doel
Informatieverstrekking
Opsporen en/of
(jaarrekening, …)
blootleggen fraude
Relatie
Eenzijdig van aard
Wederzijds; pogingen
om fraude aan te tonen
Methodologie
Onderzoeken van
Onderzoek van documenten en
financiële data
data‐bestanden, afnemen van
interviews
Maatstaf
Professioneel
Bekomen van bewijs‐
scepticisme van auditor(s)
materiaal om al dan niet fraude aan te tonen
Fraude‐onderzoek
Bron: Fraud Examiners Manual, Association of Certified Fraud Examiners, 2003.
Een fraude-onderzoek bestaat in principe steeds uit 4 stappen 17 (Wells, 2003): - analyseren van beschikbare data: het verzamelen en analyseren van data aan de hand van jaarrekeningen, documenten, interviews, enz. Vervolgens dient men deze gegevens aan een grondig onderzoek te onderwerpen aan de hand van de berekening van ratio’s, het traceren van bepaalde transacties, … - een fraude-theorie ontwikkelen: op basis van de resultaten van de gebruikte analyses en onderzoekingen, kan men zich eventueel reeds uitspreken van wat er gebeurd is (en wie er allemaal bij betrokken is): misbruik of diefstal van bedrijfsactiva, corruptie, … - herziening van de theorie indien nodig: als na verder onderzoek van de data de geformuleerde theorie niet waterdicht is, is het aangewezen stap 2 te hernemen. Er kunnen immers andere of bijkomende technieken gebruikt zijn door de oneerlijke werknemer. - bevestigen van de theorie: als er zwart op wit kan aangetoond worden dat er fraude werd gepleegd en welke de achterliggende mechanismen zijn of waren, kan men finale stappen
17
Voor een uitgebreid schema, zie bijlage 2.
25
ondernemen zoals het inlichten van de autoriteiten of het ontslaan van de betrokken werknemer(s). Uit onderzoek blijkt dat data-mining of data-onderzoek één van de beste manieren is om interne fraude en andere onregelmatigheden op te sporen (Seivold, 2008).
Het in detail
bekijken van allerlei documenten, al dan niet van financiële aard zoals bankafschriften, facturen, grootboeken, inventarisaties, enz. is kan bepaalde onzuivere boekhoudkundige verrichtingen, bedrieglijke bewegingen en diefstal van andere activa blootleggen. Dit kan op manuele
wijze
gebeuren
of
met
behulp
van
geautomatiseerde
applicaties
zoals
softwarepakketten. Een aantal instrumenten die een goede reputatie hebben om onregelmatigheden bloot te leggen zijn ondermeer Decision Trees, Neural networks en
Bayesian Belief Networks 18
(Kirkos, Spathis en Manolopoulos, 2007). Naast de hierboven vermelde technieken zijn er natuurlijk nog een aantal andere, meer tatsbare instrumenten die de werkgever ter beschikking heeft als mogelijke preventie tegen diefstal of om zwakke productiviteit en tijdsverlies te vermijden (De Bie, Cornil en De Meulenaer, 2003).
Het is vanzelfsprekend dat er hier sprake is van gevaar voor schending
van de privacy of persoonlijke levenssfeer.
Het is noodzakelijk de wettelijke bepalingen
hierrond te respecteren; niet alles is zonder meer toegelaten 19 . Screening van de (toekomstige) werknemer Belangrijke preventieve instrumenten zijn de pre-employement screening of de pre-
employement check door de personeelsmanager of personeelsverantwoordelijke. Bij beide vormen is het de bedoeling dat het (arbeids)verleden van de sollicitant wordt geverifieerd en onderzocht, en dat men zich een beeld van de persoon in kwestie probeert te vormen. Bij een pre-employement screening gaat men door middel van het opvragen van informatie aan overheidsdiensten (uittreksel strafregister, … ) nagaan in welke mate de sollicitant reeds in aanraking is geweest met het gerecht. Dit soort onderzoeken wordt bij ons (vaak) enkel toegepast in het kader van overheids- of vertrouwensfuncties. Een andere benaming is het
antecedentenonderzoek.
Verder kan de werkgever vorige werkgevers van de kandidaat
contacteren, in de mate dat deze werden opgenomen in het curriculum vitae . Ook andere personen uit de directe omgeving kunnen worden geïnterviewd. Het is duidelijk dat deze methodiek vrij weinig wordt toegepast, en dit om drie redenen:
18
Deze technieken worden in deze eindverhandeling niet verder toegelicht.
19
Ook dit gedeelte komt in deze masterproef slechts beknopt aan bod.
26
-
Het is tijdsrovend voor de onderneming; een zekere investering is nodig om een kwalitatief afdoend resultaat te bekomen.
-
De screening wordt vaak bekritiseerd en kan als een inbreuk gelden op de privacywetgeving.
-
De meeste ondernemingen hebben geen directe toegang tot allerlei vertrouwelijke documenten.
De pre-employement check is minder ingrijpend en wordt ook niet zo sterk bekritiseerd als voorgaande vorm 20 .
In feite bestaat de check niet meer dan uit het nagaan van de
aangeleverde informatie van de sollicitant. Er worden geen strafregisters e.d. geraadpleegd. Bedoeling is louter na te gaan of de kandidaat is voor wie hij/zij zich uitgeeft, met de opgegeven kwalificaties. Dit kan aan de hand van volgende documenten en/of methoden: -
geldig legitimatiebewijs
-
diploma’s, getuigschriften en referenties
-
bewijs goed gedrag en zeden
-
het onderzoek van zogenaamde black spots in het (arbeids)verleden
-
persoonlijk interview afnemen
Dikwijls worden er kopieën van voorgaande documenten voorgelegd en geen originele papieren. Met de huidige bureauticatoepassingen kan men deze stukken echter eenvoudig vervalsen. De personeelsmanager zou dus steeds in de mate van het mogelijke authentieke documenten dienen te vragen. In België wordt er echter weinig aandacht aan besteed, net door het wettelijke kader die de toegang tot private informatie verhindert 21 . Er is sprake van een spanningsveld tussen het informatierecht van de werkgever en het privacyrecht van de sollicitant. Nochtans is het zo dat er in een groot gedeelte van de cv’s van werknemers onwaarheden voorkomen.
Er zijn
schattingen dat ongeveer 25% van de C.V.’s leugens bevatten of onjuistheden.
Een
background check is een goeie start, maar wordt helaas door vele bedrijven niet uitgevoerd (Truninck, 2005). De screening kan men inderdaad interpreteren als een verregaande maatregel, de check is eigenlijk niet meer dan logische controle en zou consequent moeten worden toegepast in de
20
Volgens CAO 38 kan de werkgever de aflevering van gezegelde en eensluidend verklaarde afschriften van
diploma’s, getuigschriften e.d. vragen wanneer de kandidaat de zekerheid heeft te zullen worden aangeworven. 21
Een sollicitant kan zich steeds beroepen op artikel 8 EVRM en artikel 22 van de Grondwet, en vragen voor de
eerbiediging van het privé-leven.
27
mate van het mogelijke.
Beide methoden zijn niet waterdicht en kunnen uiteraard niet
garanderen dat een werknemer geen fraude of diefstal in de toekomst zal plegen.
De
persoonlijke levenssituatie van een werknemer kan ten allen tijde wijzigen, en aanleiding geven tot diefstal. Fouilleren van de werknemer en doorzoeken van de werkplaats Voor werkgevers van personen die een arbeidsovereenkomst hebben afgesloten, zijn er een aantal mogelijkheden ter controle.
Een (gevoelige) techniek bestaat uit het fysiek
doorzoeken van de werkplaats van de werknemer, en zelfs het fouilleren van de werknemer. In principe is het fouilleren voorbehouden voor politieambtenaren. Fouillering bestaat uit de betasting van het lichaam en kledij, en de controle van eventuele bagage. De werkgever zelf mag deze handelingen niet stellen. In het kader van de uitvoering van de contractuele verbintenis is dit tot op bepaalde hoogte mogelijk; naar aanleiding van een gepleegd misdrijf niet (Hendrickx, 1999). Wanneer een arbeidskracht bijvoorbeeld betrapt werd op diefstal van geld uit de kassa, kan de werkgever dus zelf geen fouillering gaan uitvoeren.
Voor een
particuliere fouillering is steeds de toestemming van de persoon in kwestie vereist. Indien deze weigert dient er m.a.w. een politieambtenaar aanwezig zijn die deze handeling wel kan stellen. Het doorzoeken van de werkplaats van een medewerker is een ander aspect. werkgevers zijn van mening dat zulk een onderzoek zonder meer mogelijk is.
Vele De
bedrijfsleiding is meestal eigenaar van de terbeschikkinggestelde infrastructuur, en is in de veronderstelling dat een zoeking zonder probleem kan. Volgens Europese rechtspraak 22 kan het begrip privé-leven echter ruim worden geïnterpreteerd, en kan het zich uitstrekken tot de werkplaats (bureau, kasten, …) van de werknemer. Voorzichtigheid is dus geboden. Doorzoeken computer, kennisname van e-mails, telefoongesprekken, internetverkeer en andere elektronische communicatiemiddelen Zoals hierboven werd aangehaald, kan het begrip privé-leven zich dus ook uitstrekken tot het bureau van de werknemer. Nochtans houden vele werkgevers zich het recht voor om kennis te nemen van e-mails, internetgedrag, telefoongesprekken, … . Indien dit niet past in de onmiddellijke professionele bezigheid van bediende of arbeider zien velen zich genoodzaakt op te treden.
22
E.H.R.M., 16 december 1992, Niemitz/Duitsland, l.c., 65.
28
Camerabewaking Een laatste sterk hulpmiddel voor de werkgever is de camera. Ook dit instrument kan op vrij veel ongenoegen rekenen, vooral door het personeel. Men kan stellen dat het een materie is die vrij voortdurend in beweging is. Recent nog werd er een wetswijziging doorgevoerd, nl. door de wet van 21 maart 2007. Deze wet voorziet dat er op drie soorten plaatsen camera’s kunnen worden aangebracht: -
Op niet besloten plaatsen zoals parken, winkelstraten, … . Deze zijn dus publiek toegankelijk.
-
Besloten plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek zoals winkelruimten en bibliotheken.
-
Besloten plaatsen niet voor het publiek toegankelijk. Dit zijn ruimten zoals bureaus, appartementen, enz.
Camera’s kan men niet zomaar plaatsen. houden 23 .
Men dient met een aantal zaken rekening te
De plaatsing van een camera dient in proportie te zijn met de beoogde
doelstelling, bvb. om diefstal op de werkvloer te vermijden. Verder dient de verwerking van de beelden passend en noodzakelijk te zijn. Tenslotte mogen er geen overvloedige beelden worden gemaakt, en zeker niet op plaatsen waar de onderneming of organisatie niet bevoegd is. Camera’s zijn dus interessant voor ondernemingen om diefstal van goederen en onafgewerkte producten e.d. te voorkomen.
Voor dubieuze boekingen en andere
administratieve delicten zijn ze natuurlijk ongeschikt.
4.3
Sanctionering
Nadat fraude, diefstal of andere misdrijven werden vastgesteld en er ook een dader werd geïdentificeerd, heeft de bedrijfsleiding een aantal mogelijke (juridische) opties.
De
onderneming kan beslissen tot ontslag van de werknemer, met daaraan eventueel gekoppeld een strafrechtelijke vervolging. Wil het management overgaan tot het ontslag om dringende reden, dan dient zij over een omvangrijk dossier te beschikken dat het ontslag rechtvaardigt. Dit is belangrijk indien de werknemer naar de arbeidsrechtbank zou stappen om de rechtmatigheid van het ontslag aan te vechten.
Er zijn natuurlijk een aantal knelpunten aanwezig.
De methode of manier
waarop het bewijs verkregen is, kan zelf een misdrijf vormen of kan niet als geldig bewijs aanvaard worden. Derhalve zijn minnelijke regelingen altijd wenselijk. Tussen werkgever en werknemers wordt een dading afgesloten waarbij zij in samenspraak een aantal zaken op
23
Voor een omstandige toelichting, zie ondermeer www.privacycommission.be.
29
papier vastleggen en waarbij duidelijk gesteld wordt dat beide partijen verder verzaken aan eventuele rechten en plichten die nog uit de arbeidsovereenkomst zouden kunnen voortkomen. Enerzijds wordt de kost van procedures uitgespaard en anderzijds is de kans kleiner dat het voorval publiek kenbaar wordt. Een deel van de gestolen activa kan zo nog gerecupereerd worden door de onderneming. Komt de werknemer in kwestie de afspraken niet na, dan kan de bedrijfsleiding nog steeds dreigen met strafrechtelijke procedures.
4.4
Omgaan met de buitenwereld
Nadat een onderneming het slachtoffer is geworden van fraude, en dit ook publiekelijk bekend geraakt werd, staat het management voor de moeilijke keuze welke de volgende stap zij zal ondernemen naar de buitenwereld toe. Fraudegevallen kunnen het imago van een bedrijf flink schade toebrengen.
Zoals in hoofdstuk drie werd aangetoond, kunnen
mogelijke investeerders en andere stakeholders afhaken.
Zoals Wells 24 ooit stelde:
“Companies are very reluctant to air their dirty laundry in public” (Wells, 2003). Of het nu om werknemersdelicten gaat of om ondernemingscriminaliteit, organisaties willen koste wat kost dit soort aandacht in de media vermijden. Zorgvuldig opgebouwde reputaties kunnen immers in een zeer korte tijd worden vernietigd; vandaar de terughoudendheid die zeer duidelijk aanwezig is. Eerlijkheid is echter een aangewezen strategie. Een beleid van openheid en oprechtheid kan op lange termijn zijn vruchten afwerpen (Sanchez en Heene, 2004).
Eerlijkheid is een
bouwsteen van vertrouwen in de maatschappij; een organisatie die een hoge mate van vertrouwen geniet, kan op allerlei voordelen rekenen en omgekeerd.
Als een bepaalde
onderneming gekend is omwille van zijn onberispelijke staat kunnen er door klanten of andere ondernemingen contracten worden afgesloten die gebaseerd zijn op vertrouwen en kunnen er allerlei frictional costs worden vermeden. Alle partijen halen er op die manier hun voordeel uit. Organisaties waar dit vertrouwen ontbreekt, zullen niet kunnen profiteren van de praktische voordelen die hun concurrenten op dat vlak wel hebben.
4.5
Besluit
Verschillende signalen zoals boekhoudkundige anomalieën, ontbrekende documenten en merkwaardig gedrag kunnen wijzen op diefstal of fraude. Financiële audits en fraudeonderzoeken zijn onmisbaar in het opsporen van gepleegde onrgelmatigheden. Het verschil tussen beide zit in de opzet en doelstelling.
Kortom: data-mining is essentieel in het
onthullen van geknoei door werknemers (of management).
24
Joseph T. Wells,voormalig FBI-agent, gespecialiseerd in economisch-financiële criminaliteit is tegenwoordig
werkzaam bij de ACFE.
30
Verder heeft de bedrijfsleiding nog een aantal andere instrumenten ter beschikking die vooral
een
preventieve
werking
bieden.
Screening
van
toekomstige
werknemers,
camerabewaking, … lijken tegenwoordig onmisbaar maar worden in feite te weinig toegepast.
Een afdoend onderzoek naar het (arbeids)verleden van sollicitanten kan niet
meer ontbreken. Nadat fraude of diefstal werd ontdekt, heeft de onderneming een aantal mogelijke opties zoals ontslag van de betrokken werknemer(s), al dan niet gepaard met een strafrechtelijk onderzoek. Naar het publiek toe is de bedrijfsleiding best oprecht en open. Vertrouwen kan een onderneming enkele belangrijke voordelen opleveren.
Bedrijven ontlenen hun
credibiliteit niet enkel uit hoge winsten, maar eerder uit een positief imago.
31
Hoofdstuk 5: Algemeen besluit Doorheen deze eindverhandeling is het duidelijk geworden dat oneerlijke werknemers een bedrijf flink schade kunnen toebrengen.
Geen enkele sector blijft gespaard.
Door de
omvang van de fraude en verlies aan inkomsten, nl. 10 - 400 miljard USD kan niemand hier nog om heen. Vooral in tijden van economische crisis kan men dit soort verliezen missen als kiespijn.
Financiële
werknemersfraude
audits
en
worden
andere
meer
en
meer
onregelmatigheden
gevraagd,
wijd
verspreid
ondermeer blijken
omdat
te
zijn.
Werknemerscriminaliteit zal men dan ook vermoedelijk nooit kwijtraken. Ondernemingen krijgen gelukkig meer aandacht voor deze problematiek.
Eenvoudige
actiemiddelen zoals het opstellen van een deontologische code maar ook meer concrete, krachtige instrumenten hebben een weg gevonden naar de werkvloer. Het moge duidelijk wezen dat vooral de implementatie van de laatste vorm een gedegen preventieve werking kan bieden. Over het algemeen zijn onderzoekers het erover eens dat er drie componenten dienen aanwezig te zijn die toelaten dat werknemers overgaan tot diefstal van activa nl. druk, opportuniteit en rationaliteit. verdere
verklaring
Een aantal interne en externe motieven kunnen ons een
bieden.
Hebzucht,
persoonlijke
levensstijl,
onvoldoende
controlemechanismen, … zetten personen aan tot dieftal van zaken van de onderneming waar zij in dienst zijn. categorie
van
Men kan deze misdrijven niet toeschrijven aan een bepaalde
werknemers:
opleidingsniveau en functie.
er
is
een
vrij
gelijkmatige
spreiding
over
leeftijd,
Men kan concluderen dat wanneer personen met een hoge
functie zoals managers onregelmatigheden plegen de impact significant kan zijn. Sommige vormen van fraude worden gepleegd om de economische en sociale positie van de onderneming te verstevigen. Cooking the books is reeds bij enkele (zeer) grote organisaties vastgesteld.
Het topmanagement stelt de onderneming voor als financieel zeer gezond,
terwijl dit in realiteit niet zo is. Onderzoekers zijn er zich van bewust dat er regelmatig wederkerende technieken opduiken en er een aantal signalen zijn die hierop kunnen wijzen.
Frauduleuze betalingen,
boekhoudkundige anomalieën, foutieve kostennota’s en diefstal van gevoelige data zijn enkele van de vaak voorkomende onregelmatigheden. Naast deze onmiddellijke vormen van fraude en diefstal zijn er een aantal op het eerste zicht onschuldig ogende bezigheden door het personeel: vaak surfen op het internet, ondernemingsmiddelen gebruiken voor persoonlijke doeleinden, tijdschriften lezen, … .
Deze vormen brengen duidelijk een
vermindering van prestatie tijdens de arbeidstijd met zich mee. Dit mag de bedrijfsleiding zeker niet uit het oog verliezen. Door de flexibilisering van de arbeidstijd wordt dit moeilijker om in de hand te houden.
32
Willekeurige onderzoeken door de werkgever kunnen een inbreuk vormen op de privacywetgeving en kunnen dus zomaar niet worden uitgevoerd.
Men dient echter in het
achterhoofd te houden dat de gevoerde onderzoeken zelf een misdrijf kunnen uitmaken. Of het kan voorkomen dat bewijsmateriaal niet aanvaard wordt in procedures voor de rechtbank. Het is vanzelfsprekend dat ondernemingen met een beperkte liquiditeit kwetsbaarder zijn voor diefstal van bedrijfsactiva dan ondernemingen met een voldoende liquiditeit en rendabiliteit, en die men dus als gezond kan omschrijven. Naast een directe kost is er ook een indirecte kost aanwezig, nl. de tijd die de werkgever in het voorval steekt. Wanneer men deze beide optelt, kan men tot aanzienlijke sommen geld komen. Intensief data-onderzoek lijkt de beste methode om oneerlijke werknemers te ontmaskeren. Financiële audits en fraude-onderzoeken zijn hier op toegespitst.
Andere instrumenten
zoals camera’s, screening van sollicitanten en het bijhouden van informatie over internetverkeer
en
telefoongesprekken
vormen
een
belangrijke
aanvulling.
Door
werknemers zelf wordt vaak met afkeer naar dergelijke controlemaatregelen gekeken. Daarom is het niet onbelangrijk om aan te geven dat de gevoerde controles ten behoeve van het ondernemingsgebeuren zijn en niet bedoeld zijn om bepaalde individuen te viseren. Hoe meer geld en middelen door ondernemingen wordt geïnvesteerd in controlemechanismen, hoe meer delicten er aan het licht komen. Dit kan op het eerste zicht paradoxaal lijken. Hier is het spreekwoord “wie zoekt, die vindt” van toepassing. Er bestaat een duidelijke terughoudendheid door het topmanagement om voorvallen publiek kenbaar te maken. Een negatief imago in de media lijkt terecht de nachtmerrie van elke CEO.
Een tweede reden voor deze terughoudendheid is de vrees dat er bijkomende
onderzoeken door bepaalde instanties zullen gebeuren en andere onregelmatigheden aan het licht zullen brengen. Eerlijkheid kan op (middel)lange termijn een aangewezen strategie zijn. Oneerlijke praktijken zal men nooit volledig kunnen bannen van de werkvloer. Waterdichte systemen bestaan jammer genoeg niet. Sensibilisering en preventieve maatregelen zijn dan ook sleutelbegrippen.
33
Bibliografie Boeken, tijdschriften, kranten en online publicaties BACIGALUPI, M., “How to deal with sticky-fingered staff”, Review of optometry, 2008, 37-46. BUSSMAN K.D., 2008, Global economic crime survey 2007 (PriceWaterhouseCoopers). URL:
(02/02/2009) CLARK, J. en HOLLINGER R.C., “Deterrence in the Workplace: Perceived Certainty, Perceived Severity, and Employee Theft”, Social Forces, 1983, 398-418. CLARK, J. en HOLLINGER R.C., Theft by employees, Massachusetts, Lexington Books, 1983, 9-10. COHEN, L. en FELSON, M., “Social change and crime rate trends: a routine activity approach”,
American Sociological Review, 1979, 588-608. COOLS, M., Werknemerscriminaliteit: strafbare gedragingen gepleegd door werknemers in
grote bedrijven, Brussel, VUB press, 1994, 59-70. DE CLERCQ, M., Economie toegelicht, Antwerpen, Garant, 2007, p. 96. FLYNN, G., “Part-time employees’ theft packs a punch”, Personnel Journal, 1995, p. 2. GOBERT J. en PUNCH M., Rethinking corporate crime, Londen, Butterworths Lexis-Nexis, 2003, 312-313. HENDRICKX, F., Privacy en arbeidsrecht, ICA reeks, Brugge, Die Keure, 1999, 86-98. HOLLINGER, R.C., “Acts against the workplace: social bonding and employee deviance”,
Deviant Behaviour, 1986, 53-75. HOLLINGER, R.C., “Neutralizing in the workplace: an empirical analysis of property theft and production deviance”, Deviant Behaviour, 1991, 169-202. HOLLINGER, R.C., Business and Crime Prevention, New York, Criminal Justice Press, 1997, 57. URL: (19/04/2009) KIRKOS, E., SPATHIS, C. en MANOLOPOULOS, Y., 2007, Data mining techniques for the detection of fraudulent financial statements. Sciencedirect: expert with applications, 2007, vol. 32, p 995-1003. URL: (20/03/2009) LEVI M., BURROWS J., FLEMING, M. H. en HOPKINS, M., The nature, extent and economic
impact of fraud in the U.K., Londen, X, 2007, 19.
IX
MERCKX, D., Sanctionering van economische criminaliteit : een geïntegreerde beleidsmatige
benadering, Antwerpen, Maklu, 2003, 37-38. OOGHE, H. en VAN WYMEERSCH, C., Handboek financiële analyse van de onderneming
(deel 1), Antwerpen, Intersentia, 2008, 391-404. SANCHEZ, R. en HEENE A., The new strategic management, New York, Wiley, 2004, 210-211. SEIVOLD, G., 2008, Loss prevention. Institute of Management and Administration. URL: (07/02/2009) SIEH, E.W., “Garment workers: perceptions of inequity and employee theft”, British Journal of
Criminology, 1987, 174-189. STAELENS F., LAMMERS E.J., DE BOT, D. e.a., Fiscale fraude : handleiding voor
risicobeheersing en sensibilisering rond georganiseerde fiscale fraude, z.pl., Ced. Samsom, 1999, 67-77. SUTHERLAND E.H., White collar crime, New York, Holt, Rinehard and Winston, 1961, 44-68. THOMPSON, R.W., “Fraud costs employers dearly”, HR Magazine, 1998, p. 10. TRUNINCK, P.A., 2005, To catch a thief.
Logistics today, juli 2005, 35-40. URL:
(19/02/2009) VAN CALSTER, P., LIPPENS R. en PONSAERS, P., “Organisaties en Organisatiecriminologie”,
Panopticon, 2004, 25-40. VANDE WALLE, G., Methodes van onderzoek naar witteboordencriminaliteit in BEYENS, K., GOETHALS, J., PONSAERS, P. en VERVAEKE, G. (ed.), Criminologie in actie, Brussel, Politeia, 2002, 257-274. WELLS, J.T., “Sherlock Holmes, CPA, Part 1”, Journal of Accountancy, 2003, 70-75.
URL:
(20-04-2009) X,
2002,
While
stocks
last.
The
Economist,
vol.
364,
nr.
8291,
p.
64.
URL:
(05/03/2009) X, 2003, The first step in uncovering fraud in the auditor’s bailiwick: analyzing financial information.
Association
of
Certified
Fraud
Examinators.
URL:
(06/03/2009) X, 2007, Ernst & Young Fraud Survey 2007. URL: (14-02-2009)
X
X, 2007, Feiten en trends inzake aard en omvang van criminaliteit in het bedrijfsleven. Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven, 2007, p. 9. URL: (19/03/2009)
XI
Bijlagen Bijlage 1: stappen in het fraude onderzoek (Wells, 2003)
Bron: Website Association of Certified Fraud Examinators (www.acfe.com)