UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2008-2009
De invloed van vrijwilligers op de kwaliteit van de jaarrekeningen van vzw’s uit de sector van de dienstverlening en gezondheidszorg.
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen
Nicolas De Baets Joren Vanlerberghe onder leiding van Prof. dr. Johan Christiaens
II
PERMISSION Ondergetekenden verklaren dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Nicolas De Baets Joren Vanlerberghe
III
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2008-2009
De invloed van vrijwilligers op de kwaliteit van de jaarrekeningen van vzw’s uit de sector van de dienstverlening en gezondheidszorg.
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen
Nicolas De Baets Joren Vanlerberghe onder leiding van Prof. dr. J. Christiaens IV
Woord vooraf Een voorwoord schrijven geeft ons de mogelijkheid de mensen te bedanken die ons geholpen hebben met het realiseren van dit werk. In de eerste plaats wensen we onze promoter Prof. dr. Johan Christiaens te bedanken voor het aanvaarden van onze masterproefaanvraag en het duidelijk uitleggen van de bedoeling. Daarnaast willen we zeker ook doctoranda Elke Demeulenaere bedanken voor het kritisch nalezen van dit werk en voor de ideeën en de tijd die ze vrijmaakte voor ons. Eveneens willen we Sandra Verbruggen bedanken voor het ter beschikking stellen van haar gegevensbestanden. Vervolgens willen we ook Vinciane Hendrichs bedanken voor het gratis ter beschikking stellen van de lijst van vzw’s die hun jaarrekeningen hebben ingediend bij de Nationale Bank Zeker en vast willen we alle vzw’s bedanken die onze enquête hebben beantwoord. En als laatste, maar zeker niet onbelangrijk, onze ouders en Pauline De Baets voor het overlezen van dit werk.
Nicolas Joren
V
Inhoudstafel Inhoud Inleiding ................................................................................................................................................ 1 1 Achtergrond ...................................................................................................................................... 2 1.1 Definitie van de non-profit sector .............................................................................................. 2 1.2 Hervorming van de Belgische non-profit sector ........................................................................ 3 1.3 Motieven van vrijwilligers .......................................................................................................... 6 2 Onderzoekskader .............................................................................................................................. 7 2.1 Onderzoeksvragen...................................................................................................................... 7 2.1.1 Algemene onderzoeksvraag ................................................................................................ 7 2.1.2 Vorig onderzoek................................................................................................................... 7 2.1.3 Hypothesen ........................................................................................................................ 10 2.2 Methodologie ........................................................................................................................... 11 2.2.1 Populatie en steekproef .................................................................................................... 11 2.2.2 Beschrijving dataverzameling ............................................................................................ 12 3 Analyse ............................................................................................................................................ 13 3.1 Afhankelijke variabele .............................................................................................................. 13 3.1.1 Compliance index .............................................................................................................. 13 3.1.2 Samenstelling van de compliance index ........................................................................... 14 3.2 Onafhankelijke variabelen........................................................................................................ 17 3.2.1 Percentage vrijwilligers...................................................................................................... 18 3.2.2 Administratief vrijwilligers & Operationeel vrijwilligers ................................................... 18 3.2.3 Externe hulp ....................................................................................................................... 19 3.2.4 Grootte............................................................................................................................... 19 VI
3.2.5 Educatie ............................................................................................................................. 21 3.2.6 Aard van de educatie ......................................................................................................... 21 3.2.7 Financieel vrijwilliger ......................................................................................................... 21 3.2.8 Ervaring .............................................................................................................................. 22 4 Regressieanalyse ............................................................................................................................. 22 4.1 Beschrijvende statistiek ........................................................................................................ 22 4.2 Testen assumpties ................................................................................................................ 25 4.3 Resultaten regressieanalyse ................................................................................................. 29 5 Conclusie ......................................................................................................................................... 32 Algemeen besluit ............................................................................................................................... 34 Bibliografie ......................................................................................................................................... 36 Bijlagen ................................................................................................................................... bijlage1.1
VII
Lijst van tabellen en figuren
Tabel 1: Samenstelling compliance index…………………………………………………………………………………….17 Tabel 2: Beschrijvende statistiek van de steekproef…………………………………………………………………….23 Tabel 3: Beschrijvende statistiek van de compliance index………………………………………………………….24 Tabel 4: Overzicht van de variabelen in de regressieanalyse……………………………………………………….25 Tabel 5: Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit……………………………………………………………………….26 Tabel 6: Tolerance en VIF…………………………………………………………………………………………………………….27 Tabel 7: Pearson correlatie………………………………………………………………………………………………………...28 Tabel 8: Casewise diagnostics……………………………………………………………………………………………………..29 Tabel 9: Anova-analyse van het regressiemodel………………………………………………………………………...30 Tabel 10: Regressieanalyse algemene resultaten………………………………………………………………..………30 Tabel 11: Regressieanalyse: detail……………………………………………………………………………………………...31
VIII
Inleiding De non-profit sector in België zorgt voor een belangrijke bijdrage aan de Belgische economie. Naast een bijdrage van 5% aan het BBP, zorgt deze sector eveneens voor 19.2% van de totale tewerkstelling in VTE (Mertens, Adam, Defourny, Marée, 1999:4). Deze sector onderging in België enkele boekhoudkundige hervormingen naar aanleiding van de wet van 2 mei 2002. Een gevolg van deze hervorming is dat de jaarrekeningen van de vzw’s sinds 2006 publiekelijk beschikbaar zijn. Voorgaand onderzoek naar de kwaliteit van deze jaarrekeningen werd reeds gevoerd en toonde aan dat er een grote variantie bestond in de kwaliteit van de jaarrekeningen. Ook werden enkele beïnvloedende factoren ontdekt. Eén factor kreeg in het verleden echter weinig aandacht, namelijk de invloed van vrijwilligers. Nochtans zijn er in de non-profit sector in België 100 000 (VTE) vrijwilligers actief (ibidem)!
Deze masterproef gaat na of de grote variantie die bestaat bij de kwaliteit van de jaarrekeningen van vzw’s, veroorzaakt zou kunnen zijn door de invloed die vrijwilligers hebben. Hieruit wordt de onderzoeksvraag afgeleid: Wat is de invloed van vrijwilligers op de kwaliteit van de jaarrekeningen van vzw’s uit de sector van de dienstverlening en gezondheidszorg? Deze vraag wordt onderzocht aan de hand van een lineaire regressie. De afhankelijke variabele in deze regressie is de compliance index. Deze index meet de kwaliteit van de jaarrekeningen aan de hand van 14 dummy variabelen. De onafhankelijke variabelen die verband houden met de onderzoeksvraag in dit onderzoek zijn: het percentage vrijwilligers, het percentage administratieve vrijwilligers en het percentage operationele vrijwilligers. Dit werd aangevuld met 6 controle variabelen.
De structuur van dit onderzoek ziet er als volgt uit: We beginnen met de beschrijving van de achtergrond waarin dit onderzoek kadert. In dat hoofdstuk wordt eerst de non-profit sector gedefinieerd, waarna de hervorming en de link met NPM besproken worden. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een korte beschrijving van de motieven van vrijwilligers. In het volgende hoofdstuk wordt dieper ingegaan op voorgaand onderzoek, zowel onderzoek in verband met de kwaliteit van de jaarrekeningen in de non-profit sector, als onderzoek over de mogelijke invloed van vrijwilligers. Het tweede hoofdstuk eindigt met een bespreking van de gebruikte 1
methodologie. Vervolgens wordt er in hoofdstuk 3 ingegaan op de afhankelijke en de onafhankelijke variabelen die de regressieanalyse zal bevatten. Hier worden ook de hypothesen verder gespecificeerd. Hoofdstuk 4 begint met de beschrijvende statistiek, daarna wordt ingegaan op de resultaten van de regressieanalyse. In hoofdstuk 5 worden enkele conclusies geformuleerd op basis van de resultaten van de regressieanalyse. Tenslotte wordt afgesloten met een algemeen besluit.
1 Achtergrond De laatste decennia onderging de publieke sector ingrijpende veranderingen, zowel in de ontwikkelde als in de minder ontwikkelde landen. Deze veranderingen hebben zowel gevolgen voor het management als voor de financiële rapportering in de publieke sector. Ook de Belgische publieke sector onderging de laatste jaren enkele veranderingen. De meest opvallende verandering was de boekhoudkundige hervorming bij de gemeenten, waar de traditionele cameralistische boekhouding vervangen werd door een meer bedrijfsgerichte accrual accounting. Een gelijkaardige verandering in de boekhoudregels vond in 2002 plaats in de non-profit sector in België.
In dit deel zal eerst de non-profit sector gedefinieerd worden. Daarna bespreken we de hervormingen en leggen we de link met New Public Management. Tenslotte geven we een overzicht van de motieven van vrijwilligers.
1.1 Definitie van de non-profit sector Om de non-profit sector te definiëren wordt gebruik gemaakt van de structurele-operationele definitie van Salamon, Sokolowski en List (2003:7-8). Volgens deze auteurs moeten organisaties aan vijf kenmerken voldoen om tot de non-profit sector te behoren: (1) een organisatie structuur hebben, (2) privaat zijn, maar mag wel gesubsidieerd worden, (3) geen winstoogmerk hebben, (4) zelfbesturend zijn en (5) vrijwillig lidmaatschap hebben. De non-profit sector in België bestaat naast vzw’s ook uit andere verenigingen, zoals kinderopvangcentra, wijkcomités,… Deze verenigingen zijn echter niet onderworpen aan een publicatieverplichting, waardoor onderzoek naar de kwaliteit van hun financiële rapportering moeilijker wordt. 2
Bijgevolg wordt in dit onderzoek abstractie gemaakt van deze verenigingen en wordt de nonprofit sector gelijk gesteld aan de verenigingen met rechtspersoonlijkheid (Mertens, Adam, Defourny, Marée, 1999:4)
De non-profit sector zorgt voor een belangrijk bijdrage aan de Belgische economie. In 1995 zorgden de vzw’s voor 12,5% van de totale gesalarieerde arbeid in België. Daarnaast had deze sector eveneens een aandeel van 5% in het Belgisch BBP. Dat komt overeen met een vierde van het aandeel van de industriesector in België (idem, 1999:5). In 1998 zorgden de vzw’s voor 19.5% van de totale gesalarieerde tewerkstelling in VTE. Wel dient opgemerkt te worden dat deze cijfers ook de tewerkstelling bevatten in de feitelijke verenigingen zoals wijkcomités, enz. (Pacolet, Defourny, Stoobant, Alaluf, 2001).
1.2 Hervorming van de Belgische non-profit sector De hervorming van de Belgische non-profit sector kwam tot uiting in de herziening op 2 mei 2002 van de wet die de boekhoudkundige verplichtingen van vzw’s regelt. Deze herziening onderwerpt de vzw’s aan een boekhoudrecht dat vergelijkbaar is met het boekhoudrecht dat sinds 1975 geldt voor ondernemingen en vennootschappen (Christiaens, Vanhee, Verbruggen, Milis, 2008:5).
Een eerste belangrijke verplichting is het toepassen van accrual accounting vanaf 1 januari 2006. De introductie van dit nieuwe accounting systeem is gemotiveerd door een aantal zwakheden van het oorspronkelijke accounting systeem, namelijk de cameralistische methode (Van Peteghem & Christiaens, 2005:4). Deze methode was onder andere niet in staat om informatie te verstrekken over de financiering van het vermogen. Om dat probleem op te lossen werd, naar het voorbeeld van de private sector, accrual accounting ingevoerd. Het grote verschil tussen accrual accounting en de oorspronkelijke cameralistische boekhouding is de timing waarop de transacties geboekt worden (Tiron Tudor & Mutiu, 2006:1-2). Het voordeel van accrual accounting is dat de gegevens nauwkeuriger en in de juiste periode worden geregistreerd, waardoor de financiële staten een beter beeld geven van de financiële positie van de vzw’s.
3
Een tweede verplichting tengevolge van de herziening in 2002, is de publicatieverplichting. Deze verplichting heeft vooral betrekking op de grote en zeer grote vzw’s. Deze vzw’s werden verplicht om ieder boekjaar een volledige (voor de zeer grote vzw’s) of een verkorte versie (voor grote vzw’s) van hun jaarrekening neer te leggen bij de Nationale Bank van België. Dat moet gebeuren binnen de dertig dagen na de goedkeuring van de jaarrekening door de Algemene Vergadering. Een bijkomende verplichting voor de zeer grote vzw’s is het aanstellen van een commissaris.
In de literatuur kunnen meerdere oorzaken gevonden worden voor de veranderingen die doorgevoerd werden in de non-profit sector. De eerste oorzaak, die het meest naar voor wordt geschoven, is de nood aan meer accountability. Volgens Gibelman en Gelman (2004:273-257) zijn de vele schandalen in de non-profit sector een reden voor de nood aan meer accountability. Deze auteurs doen eveneens enkele voorstellen over hoe deze accountability verhoogd kan worden. Dat kan op drie mogelijke manieren, namelijk (1) het oprichten van watchdog, (2) het invoeren van ethische codes en (3) meer overheidscontrole (ibidem).
Naast Gibelman en Gelman wijzen ook Mook, Handy en Quarter (2007) erop dat meer overheidscontrole de accountability kan verhogen. Volgens deze auteurs zorgt de veranderde methode van het toekennen van subsidies hiervoor. De overheid stapt immers meer en meer af van core financing en gaat richting project financing. Deze projectfinanciering gaat eerder over kortetermijncontracten. Naast de permanente subsidiëring gaat men meer en meer op zoek naar interessante projecten. Om in aanmerking te komen moeten organisaties duidelijker communiceren over de potentiële financiële resultaten van hun projecten (idem, 2007:59).
Ook Lindenberg (2001) wijst op het feit dat er nood is aan meer accountability bij vzw’s. Het aantal donoren en de middelen die deze donoren ter beschikking stellen aan de vzw’s worden steeds schaarser. Bijgevolg eisen deze donoren steeds meer financiële duidelijkheid en meer bewijzen van de impact die de acties van de organisaties hebben. Door deze ontwikkeling volstaat het niet meer om als vzw alleen maar goede intenties en een sterke waardeoriëntatie te hebben. Als ze hun strategie niet aanpassen en meer efficiëntie en accountability promoten, dreigen ze van deze middelen afgesloten te worden. 4
Een tweede reden voor het doorvoeren van de hervormingen in de non-profit sector wordt gegeven door Robbins, Turpin en Polinski (1993). Door de hervormingen wordt de boekhoudkundige wetgeving uniformer. Door de vergelijkbaarheid van de financiële data te verhogen, zullen de externe gebruikers (zoals potentiële investeerders) efficiëntere beslissingen kunnen nemen op basis van deze gegevens. Bij het verhogen van de uniformiteit in de accountingstandaarden moet men echter ook rekening houden met de negatieve effecten die hiervan het gevolg kunnen zijn. Door het opleggen van rigide boekhoudkundige richtlijnen aan alle sectoren, kan de boekhouding mogelijk niet meer in staat zijn om de sectorspecifieke gegevens weer te geven (idem, 1993:160).
Deze verandering en de andere wijzigingen van de non profit sector worden vaak onder de noemer New Public Management (NPM) aangeduid (Christiaens, Windels, Vanslembrouck, 2004). Onder NPM verstaat Hood (1995) het verminderen van de verschillen tussen de publieke en private sector en het verleggen van de nadruk van proces accountability naar accountability op basis van resultaten. Met dit idee associeert Hood (1995:95-97) een zevental doctrines:
1) grotere disaggregatie van de organisatie in zelfsturende units, 2) het verhogen van de concurrentie tussen de publieke organisaties onderling en tussen de publieke en private organisaties, 3) het gebruik van private management methoden in de publieke organisaties, 4) grotere discipline in het gebruik van middelen, 5) meer actieve controle door zichtbare managers, 6) het gebruik van meer expliciete en meetbare standaarden, 7) meer gebruik van controle aan de hand van vooraf gespecificeerde outputmaatstaven.
De hervorming van de vzw wetgeving kan onder meer geplaatst worden onder het verhogen van de competitie. Een voorbeeld hiervan is de grotere concurrentie tussen de non-profit organisaties voor het bekomen van overheidssubsidies (Mook, Handy, Quarter, 2007:59)
5
1.3 Motieven van vrijwilligers De literatuur in verband met vrijwilligers is zeer uitgebreid en bevindt zich voornamelijk in het domein van de sociologie en psychologie. Het is in dit onderzoek niet de bedoeling om al deze theorieën uitgebreid aan bod te laten komen. We zullen alleen maar kort aanhalen wat de motieven van vrijwilligers kunnen zijn om zich belangeloos in te zetten voor een organisatie.
McNeela (2008) onderzocht dit in de sectoren zorg en gezondheidszorg. Deze studie bracht aan het licht dat er vier hoofdthema’s bestaan voor het beginnen en doorgaan met vrijwilligerswerk: (1) motief, (2) persoonlijke band met de organisatie of bestaansreden, (3) voordelen en als laatste (4) de kansen of uitdagingen die zich voordoen bij het uitvoeren van vrijwilligerswerk (idem, 2008:135). Ook minder recente studies hebben de motieven van vrijwilligers onderzocht. Deze studies beperkten zich vooral tot twee mogelijke aanleidingen tot vrijwilligerswerk: het egoïstische standpunt of het altruïstische standpunt (Frisch & Gerard, 1981; Latting, 1990; Clary et al. 1998). Er wordt echter meer en meer afgestapt van deze opdeling. Ook MacNeela (2008) haalde in haar studie reeds aan dat deze opdeling nogal arbitrair is: “The key issue seems to be not whether volunteering is ego inspired or altruistic, but rather to identify the principles of benefit maximizing and cost minimizing across the variety of ways in which volunteering takes place” (idem, 2008:137).
Belangrijk voor dit onderzoek is het feit dat geen enkel van deze onderzoeken sprak over beweegredenen in de trend van: verbeteren van de transparantie, verbeteren van het boekhoudkundige beleid. Daaruit kan worden afgeleid dat er bij de meeste vrijwilligers andere prioriteiten naar voor komen om zich in te zetten als vrijwilliger.
6
2 Onderzoekskader 2.1 Onderzoeksvragen Hieronder wordt eerst de algemene onderzoeksvraag geformuleerd. Vervolgens zullen we aan de hand van vorig onderzoek op zoek gaan naar factoren die een invloed kunnen uitoefenen op de kwaliteit van de jaarrekeningen. 2.1.1 Algemene onderzoeksvraag In deze studie wensen we de invloed te meten die vrijwilligers uitoefenen op de boekhoudkundige administratie. Deze studie maakt gebruik van de jaarrekeningen die publiek beschikbaar zijn. We bekomen volgende onderzoeksvraag: Wat is de invloed van vrijwilligers op de kwaliteit van de jaarrekeningen van vzw’s uit de sector van de dienstverlening en gezondheidszorg? 2.1.2 Vorig onderzoek Ten eerste geven we hieronder een overzicht van enkele studies met betrekking tot de financiële rapportering van non-profit organisaties en ten tweede beschrijven we kort vorig onderzoek met betrekking tot vrijwilligers. 2.1.2.1 Vorig onderzoek met betrekking tot financiële rapportering Veel studies binnen het domein van de disclosure- of compliancekwaliteit bevinden zich binnen het domein van de overheden (Robbins & Kenneth, 1986; Joners & Pendlebury, 1991; Lin, Baxter, Murphy, 1993; Allen & Sanders, 1994; Christiaens, 1999; Christiaens & Van Peteghem, 2007; etc.). Er werd echter veel minder onderzoek verricht naar de compliancekwaliteit van non-profit organisaties. Specifiek voor België is er bovendien weinig beschikbaar over de kwaliteit van de financiële rapportering van vzw’s, omdat de vzw’s vóór de wetswijziging geen jaarrekeningen moesten indienen. Hierdoor zijn de jaarrekeningen bij de Nationale Bank van België voor de meeste vzw’s nog maar twee jaren beschikbaar (nl. 2006 en 2007) (Nationale Bank van België, 2009).
Wel maakten Verbruggen, Christiaens en Milis (2008) al gebruik van de Belgische gegevens: ze onderzochten of de resource dependence theory de compliance met rapportering standaarden kon verklaren. De auteurs gingen in deze studie na of vzw’s die afhankelijker zijn van 7
overheidssubsidies betere niveaus van compliance hebben. Deze hypothese wordt ondersteund door de resource dependence theory ontwikkeld door Pfeffer en Salancik (1978) die stellen dat “een organisatie meer beïnvloed wordt naarmate de grotere afhankelijkheid van de externe organisatie” (idem, 1987:59-60). De overheid is in België immers grotendeels de regelgever inzake de boekhoudkundige regeling van vzw’s en tevens ook de grootste fondsenverstrekker (Verbruggen et al., 2008:3). Verbruggen et al. (2008) vonden een significant positief verband tussen de afhankelijkheid van overheidssubsidies en de kwaliteit van hun financiële rapportering. De auteurs vonden eveneens een significant positief verband tussen de grootte van de onderneming, het gebruik van een auditor en het professionalisme van de organisatie en de kwaliteit van de financiële rapportering. De compliance index kwam gemiddeld 14.5 op 19 uit. Bovendien bleek er een grote variantie te bestaan tussen de ondernemingen (Verbruggen et al. 2008:12). De compliance index die de auteurs gebruikten is specifiek toegepast op de Belgische jaarrekening en regulaties en werd daarom grotendeels gebruikt in deze studie (zie infra).
Daarnaast zijn er ook studies beschikbaar uit het buitenland met betrekking op de financiële rapportering van non-profit organisaties. Keating en Frumkin (2000) analyseerden de financiële rapportering van de non-profit sector in de Verenigde Staten. De auteurs stelden vast dat de beschikbaarheid van de informatie in orde is, maar dat de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de informatie slecht is (mathematische fouten, verwisselde getallen, informatie op verkeerde lijnen ingevuld, etc. (idem, 2000:10)). De auteurs stellen dan ook het volledige boekhoudsysteem voor non-profits in vraag. Relevant voor deze masterproef is de verklaring van deze anomalieën, meer specifiek bij de beschrijving van de slechte werking van het interne boekhoudsysteem bij kleinere non-profit organisaties. Deze organisaties zijn immers sterk gelimiteerd door beperkte middelen en kunnen daardoor niet de nodige interne werknemers aanwerven of de nodige middelen. Hierdoor wordt de boekhouding uitgevoerd door een vrijwilliger en wordt veelal gewerkt met een gratis boekhoudprogramma dat geen auditspoor nalaat. Sommige non-profit organisaties houden een cash-boekouding bij (= cameralistisch) en zetten deze dan om in accrual boekhouding om de jaarrekeningen te kunnen invullen (idem, 2000:9).
8
Deze studie van Keating & Frumkin (2000) kan worden gespiegeld aan de Belgische situatie. De bruikbaarheid van het standaardformulier voor vzw’s van de Nationale Bank van België kan immers ook in vraag gesteld worden. Het verschil met het standaardformulier van de private sector is immers minimaal. Krishnan, Yetman en Yetman (2006:399) beschreven dat de financiële rapportering van non-profit sector eerder onbevredigend is en ook Lee (2004:178) beschreef dat de kwaliteit van de jaarrekeningen van vzw’s eerder aan de lage kant ligt. 2.1.2.2 Vorig onderzoek met betrekking tot de invloed van vrijwilligers De literatuur omtrent de motivatie en beweegredenen van vrijwilligers is omvangrijk en is grotendeels al beschreven onder het vorige hoofdstuk. Toch willen we nog enkele relevante studies vermelden met betrekking tot de invloed van vrijwilligers.
In verband met hun invloed is de studie van Wilderom en Miner (1991) interessant voor dit onderzoek. De auteurs onderzochten de graad van professionalisme bij vrijwilligers in voluntary agencies (organisaties waar vrijwilligers samenwerken met betaald personeel) en voluntary groups (organisaties waar enkel vrijwilligers actief zijn). De auteurs onderzochten of er verschillen waren tussen deze groepen op vlak van hiërarchie, professionalisme, entrepreneurship en groepssystemen.
Deze studie concludeerde dat vrijwilligers een
verhoogde graad van professionalisme ontwikkelen wanneer vrijwilligers samenwerken met betaalde werknemers. Aangezien de grote en zeer grote vzw’s kunnen worden getypeerd als voluntary agencies (Piqueur, 2008:6) kan er dus een hogere graad van professionalisme bij vrijwilligers verwacht worden dan in het geval van voluntary groups (Wilderom & Miner, 1991). Maar binnen voluntary agencies blijven vrijwilligers significant lager scoren op maatstaven van professionalisme, hiërarchie en entrepreneurship, dan op maatstaven die groepssystemen definiëren (idem, 1991: 375).
Als laatste vermelden we de masterproef van Piqueur (2008). In deze masterproef onderzocht de auteur de invloed van vrijwilligers op de kwaliteit van de jaarrekeningen in de sector sport, cultuur en vrije tijd. Volgens dat onderzoek heeft het aantal vrijwilligers geen invloed heeft op de kwaliteit van de jaarrekeningen. Als de groep vrijwilligers echter werd verfijnd tot administratief vrijwilligers (houden zich bezig met de papiermolen van de vzw) en operationeel vrijwilligers (houden zich bezig met de kerntaken van de vzw), vond de auteur wel een negatief 9
verband tussen het percentage administratief vrijwilligers en de kwaliteit van de jaarrekeningen (Piqueur, 2008:27). In deze masterproef nam de auteur echter een nogal ambigue positie in: hij verwachtte een negatieve invloed van het percentage vrijwilligers, een neutrale invloed van het percentage operationele vrijwilligers en een positieve invloed van het percentage administratieve vrijwilligers (Piqueur, 2008:16)
In deze masterproef zal dit standpunt niet gevolgd worden. De studie van Wilderom en Miner (1991) toont inderdaad een verhoogde graad van professionalisme bij de vrijwilligers werkzaam in voluntary agencies aan ten opzichte van vrijwilligers werkzaam in voluntary groups. Maar binnen de groep van voluntary agencies bleven vrijwilligers significant lager scoren op professionalisme en entrepreneurship. Deze masterproef verschilt ook nog op ander vlakken van Piqueur (2008). Wij baseren ons immers op een andere sector, meer bepaald op de dienstverlening en de gezondheidszorg. 2.1.3 Hypothesen Uit bovenstaande literatuur blijkt dat er een grote variantie bestaat in de kwaliteit van de jaarrekeningen van non-profit organisaties. De oorzaak van deze variantie is echter niet duidelijk.
Wel kunnen we op basis van de onderzoeken in vorig onderzoek reeds een aantal hypothesen afleiden met betrekking tot factoren die een invloed kunnen hebben op deze variantie. Een eerste factor is de grootte van de organisatie. Uit Verbruggen et al. (2008) blijkt dat kleine ondernemingen jaarrekeningen van een lagere kwaliteit voortbrengen. Bijgevolg werd in dit onderzoek als hypothese aangenomen dat de grootte van de vzw een positieve invloed zal uitoefenen op de kwaliteit. Ook blijkt uit vorig onderzoek dat het professionalisme van de organisatie een positieve invloed uitoefent op de kwaliteit van de financiële rapportering. Het professionalisme van het financieel departement zal in dit onderzoek opgenomen worden onder de variabelen externe hulp en ervaring van de financieel verantwoordelijke. Bijgevolg kan in dit onderzoek als hypotheses met betrekking tot deze variabelen aangenomen worden dat ze een positieve invloed uitoefenen. In verband met de invloed van vrijwilligers op de kwaliteit van de jaarrekeningen kunnen we eveneens een hypothese afleiden uit vorig onderzoek. Uit de studie van Wilderom en Miner (1991) blijkt immers dat vrijwilligers significant lager scoren op 10
maatstaven van professionalisme, hiërarchie en entrepreneurship dan op maatstaven die groepssystemen definiëren. Bijgevolg kan als hypothese aangenomen worden dat vrijwilligers een negatieve invloed zullen hebben.
De hypothesen aangenomen in dit onderzoek zullen verder in dit onderzoek nog uitgebreider aan bod komen.
2.2 Methodologie 2.2.1 Populatie en steekproef Om de invloed van de vrijwilligers op de kwaliteit van de jaarrekeningen te kunnen onderzoeken dient een sector gevonden te worden waar voldoende organisaties en actieve vrijwilligers aanwezig zijn. Deze masterproef onderzoekt de invloed in de sectoren gezondheidszorg en dienstverlening. Deze sectoren zijn samen goed voor 16,3% van alle vzw’s in België (Mertens et al., 1999:7). Daarnaast zorgen beide sectoren samen eveneens voor bijna de helft (46.8%) van de totale tewerkstelling in de non-profit sector in België. Ook is 55 % van het totaal aantal vrijwilligers actief in de Belgische non-profit sector, tewerkgesteld in de sector maatschappelijke dienstverlening. In de gezondheidszorg is dit 0.4 % van het totaal aantal vrijwilligers (Salamon et al., 2003:8). De socio-culturele sector werd reeds onderzocht in de masterproef van Piqueur (2008).
Om te bepalen welke vzw’s tot de te onderzoeken populatie behoren, kan gebruik gemaakt worden van de ‘international classification of nonprofit organizations’ (Salamon & Anheiner 1996). Volgens het ICNPO zullen wij ons beperken tot groep 3 en 4. Deze groepen komen overeen met de codes 86 tot 88 in de NACE-BEL 2008.
De Nationale Bank van België heeft een lijst ter beschikking gesteld van alle vzw’s uit de sectoren dienstverlening en gezondheidszorg die in 2006 hun jaarrekening ingediend hebben. Zo wordt een populatie van 2523 vzw’s bekomen. In navolging van Piqueur (2008:20) werden in dit onderzoek de vzw’s met Franstalige jaarrekeningen uit deze lijst verwijderd om taalproblemen met de enquêtes te vermijden. Op deze manier werd de populatie afgeslankt tot 1200 vzw’s. Hieruit werd een steekproef genomen van 200 vzw’s. 11
2.2.2 Beschrijving dataverzameling In deze masterproef is er nood aan twee soorten data om een antwoord te kunnen formuleren op de algemene onderzoeksvraag: namelijk (1) de jaarrekeningen en (2) het aantal vrijwilligers in de vzw’s.
De jaarrekeningen van de vzw’s zijn beschikbaar via de website van de Nationale Bank van België. Deze zijn echter enkel beschikbaar in PDF-formaat waardoor statistische verwerking ervan niet mogelijk is. Om dit mogelijk te maken, moeten deze gegevens omgezet worden in een SPSS-bestand. Sandra Verbruggen heeft ons een spss-bestand ter beschikking gesteld dat alle nodige gegevens bevat van de ingediende jaarrekeningen. Dit databestand bleek echter niet volledig overeen te stemmen met de lijst van de Nationale Bank van België. Van de ontbrekende vzw’s hebben we bijgevolg de nodige gegevens zelf aangevuld.
Om het aantal vrijwilligers in de vzw’s te weten te komen, werd in dit onderzoek gebruik gemaakt van enquêtes. De reden hiervoor is het ontbreken van een databank met sluitende gegevens over het aantal vrijwilligers per bedrijf. Ook werd het gebruik van enquêtes om gegevens te verzamelen over vrijwilligers al in eerdere onderzoeken gebruikt (Piqueur, 2008). Daarnaast wijzen Loose, Gijselinckx, Dujardin en Marée (2007:19) erop dat er twee grote benaderingswijzen zijn om vrijwilligerswerk te meten: enquêtes naar de organisaties en enquêtes naar de individuen. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van enquêtes naar de organisaties, omdat de gegevens die we hiermee bekomen betrouwbaarder zijn dan deze die we zouden bekomen bij de individuen (ibidem). Bovendien is het financieel interessanter om de organisaties te contacteren in plaats van elke vrijwilliger individueel (Loose, Gijselinckx, Dujardin, Marée, 2007:20).
Voor het opstellen van de vragenlijst die gebruikt is in dit onderzoek, hebben we ons gebaseerd op de vragenlijst van Piqueur (2008) en op De Pelsmacker en Van Kenhove (2006: 143-168). Op 9 februari 2009 werd deze enquête opgesteld en werd een pretest uitgevoerd. We hebben de leesbaarheid van de enquête laten testen door kennissen. Hierna hebben we onze vragenlijst opgestuurd naar drie vzw’s, met de vermelding dat indien iets niet duidelijk was of niet relevant 12
bleek te zijn, dit aangeduid en becommentarieerd moest worden. Hierop kregen we één reactie, namelijk van Vereniging Ons Tehuis, met betrekking tot een vraag die aangepast moest worden. Op 17 februari 2009 werden onze enquêtes opgezonden per post. Tegen woensdag 4 maart 2009 hadden we 73 enquêtes terug. Diezelfde dag werd een rappel verzonden via e-mail naar de vzw’s die nog niet geantwoord hadden. Uiteindelijk werden 91 enquêtes teruggestuurd, waarvan twee enquêtes onbruikbaar bleken omdat deze onvoldoende waren ingevuld. De uiteindelijke responsgraad van ons onderzoek ligt dus op 44,5%.
3 Analyse In dit hoofdstuk worden de afhankelijke en onafhankelijke variabelen van de regressieanalyse, gebruikt in dit onderzoek, besproken.
3.1 Afhankelijke variabele 3.1.1 Compliance index Om de invloed van de vrijwilligers te meten op de kwaliteit van de financiële rapportering moet in eerste instantie de kwaliteit kunnen gemeten worden. In deze scriptie wordt de kwaliteit gemeten aan de hand van een index, analoog met voorgaand onderzoek. Zo pasten Krishnan & Schauer (2000) de index toe om via de kwaliteit van de geauditeerde jaarrekeningen de auditkwaliteit na te gaan.
In deze studie maken we gebruik van een index die gebaseerd is op Ingram’s disclosure index (Ingram , 1984). Deze disclosure index werd reeds (al dan niet aangepast) gebruikt in voorgaand gelijkaardig onderzoek (Jones and Pendlebury, 1991; Allen & Sanders, 1994). De index die gebruikt wordt in dit onderzoek is een compliance index (Christiaens, 1999). Een compliance index meet in hoeverre de financiële rapportering in overeenstemming is met de boekhoudkundige eisen, zowel de impliciete als de expliciete, van de Vlaamse regering. Met de impliciete eisen worden de eisen bedoeld waaraan volgens de overheid wel aan moet voldaan zijn, maar waarmee de controles van de Nationale Bank niet echt rekening mee houden (Christiaens, Windels, Vanslembrouck, 2004).
13
De hier gebruikte compliance index is gebaseerd op Christiaens (1999:21), die de graad van overeenstemming evalueerde na de gemeentelijke hervormingen in 1995. We hebben in navolging van de auteur een ‘simple’ index geconstrueerd, wat wil zeggen dat alle elementen eenzelfde gewicht krijgen (Christiaens, 1999:24). Om de compliance te meten, worden zeven categorieën gedefinieerd, namelijk: tijdigheid, volledigheid, toerekeningprincipe, classificatie, entiteitsprincipe, relevantie en vergelijkbaarheid. De indeling in dit onderzoek is gebaseerd op Verbruggen, Christiaens en Milis (2008:19-20). 3.1.2 Samenstelling van de compliance index 3.1.2.1 Tijdigheid In deze categorie wordt nagegaan of aan de wettelijk voorziene tijdsperiodes voldaan werd. Dit wordt gemeten aan de hand van twee elementen. Het eerste element controleert of de jaarrekening binnen de zes maanden na afloop van het boekjaar werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering (Christiaens, 1999:26-27; Verbruggen, Christiaens, Milis, 2008:19). Daarnaast zegt de wet ook dat de jaarrekening moet ingediend zijn binnen de dertig dagen na deze goedkeuring. Dat wordt nagegaan door het tweede element (Christiaens, 1999:26-27; Verbruggen, Christiaens, Milis, 2008:19). 3.1.2.2 Volledigheid Aan de hand van deze categorie wordt gecontroleerd of de jaarrekeningen volledig zijn. Een eerste element dat zeker gecontroleerd moet worden als we de volledigheid nagaan, is de aanwezigheid van crediteuren en debiteur (Verbruggen, Christiaens, Milis, 2008:20). Als deze niet aanwezig zouden zijn, zou dit een indicatie zijn dat de organisatie geen dubbele boekhouding voert. Een tweede element is de aanwezigheid van de sociale balans (Verbruggen, Christiaens, Milis, 2008:20). Deze aanwezigheid is echter alleen maar verplicht als het personeel, uitgedrukt in VTE, groter is dan 20. Indien dit niet het geval is, zal de dummy variabele altijd een waarde 1 krijgen. Het volgende element is de ontsluiting van de waarderingsregels (Christiaens, Vanhee, Verbruggen, Milis, 2008:51). De waarderingsregels zijn heel belangrijk voor de interpretatie van de gegevens in de jaarrekening. Dat is zeker het geval bij vzw’s waar schenkingen in activa frequent voorkomen. Hierbij is het van groot belang om te weten hoe deze gewaardeerd werden (Christiaens, Vanhee, Verbruggen, Milis, 2008). Om van een volledige jaarrekening te kunnen spreken, moet er ten vierde eveneens bijkomende uitleg 14
over de voorzieningen aanwezig zijn (Christiaens, 1999:26-27; Verbruggen, Christiaens, Milis, 2008:20). Het is vanzelfsprekend dat wanneer geen voorzieningen zijn opgenomen in de balans, geen bijkomende uitleg kan worden verwacht. In navolging van Verbruggen, Christiaens en Milis (2008:19) wordt deze dummyvariabele als volgt ingedeeld: 0 als er voorzieningen aanwezig zijn, maar geen verdere uitleg. De dummy variabele krijgt de waarde 1 als er ofwel voorzieningen aanwezig zijn en de bijkomende uitleg, ofwel indien er helemaal geen voorzieningen aanwezig zijn (en dus bijgevolg ook geen verdere uitleg). Naast deze elementen wordt eveneens getest of het gemiddeld aantal personeelsleden in VTE vermeld werd in de toelichtingen van de jaarrekeningen. 3.1.2.3 Toerekeningsprincipe Een belangrijk kenmerk van accrual accounting is het toewijzen van de kosten en opbrengsten aan de juiste periodes (Christiaens, 1999:26-27; Verbruggen, Christiaens, Milis, 2008:20). Een indicatie hiervan is het gebruik van overlopende rekeningen. Er wordt dus nagegaan of er in de balans een bedrag bij overlopende rekeningen van het actief of passief staat. Indien beide rekeningen niet ingevuld zijn, neemt de dummy variabele de waarde 0 aan, indien minstens één rekening een bedrag vermeldt neemt de variabele de waarde 1 aan. 3.1.2.4 Classificatie Onder deze categorie maken we gebruik van enkele logische testen, zoals tekentesten. Het gebruik van de juiste tekens en juiste rekeningen is immers cruciaal in het boekhoudkundig systeem (Verbruggen, Christiaens, Milis, 2008:20). Een eerste test controleerde of zowel de activa als de passiva het juiste teken hadden en of deze gelijk zijn aan elkaar (Verbruggen, Christiaens, Milis, 2008:20). Indien aan beide voorwaarden voldaan is, werd er een waarde 1 gegeven aan deze variabele. Eveneens werd gecontroleerd of de bezoldigingen die voorkomen in de resultatenrekeningen mathematisch correct werd uitgesplitst in de toelichting (Verbruggen, Christiaens, Milis, 2008:20). Als laatste wordt bekeken of overgedragen winst en verlies het juiste teken hebben en of deze niet samen voorkomen (Christiaens, 1999:26-27; Verbruggen, Christiaens, Milis, 2008:20). 3.1.2.5 Entiteitsprincipe Een onderneming kan slechts bestaan als er kapitaal aanwezig is. Specifiek bij de vzw’s werd dit in de jaarrekeningen fondsen van de verenigingen genoemd. Hierbij wordt nagegaan of deze 15
post wel degelijk aanwezig is (Christiaens, Vanhee, Verbruggen, Milis, 2008:49-50; Verbruggen, Christiaens, Milis, 2008:20). 3.1.2.6 Relevantie Het gebruik van euro’s of duizenden euro’s is afhankelijk van de verplichting om een verkorte of volledige jaarrekening te gebruiken. Om dit overzichtelijk te houden moet dit duidelijk vermeld worden op de eerste pagina (Verbruggen, Christiaens, Milis, 2008:19). 3.1.2.7 Vergelijkbaarheid Om de jaarrekeningen te kunnen vergelijken over de tijd moeten de gegevens van het vorig boekjaar vermeld zijn (Christiaens, 1999: 26-27; Verbruggen, Christiaens, Milis, 2008:19).
Item Tijdigheid
Maatstaf
Bron
Tijdig goedgekeurd door de
Dummy variabele:
Christiaens (1999: 26-27);
Algemene Vergadering
ja=1, te laat=0
Verbruggen, Christiaens, Milis (2008:19)
Volledigheid
Tijdig ingediend na
Dummy variabele:
goedkeuring
ja=1, te laat=0
Debiteuren en crediteuren
Dummy variabele:
Verbruggen, Christiaens, Milis
aanwezig
ja=1, neen=0
(2008:20)
Aanwezigheid sociale
Dummy variabele:
Verbruggen, Christiaens, Milis
balans
ja=1, neen=0
(2008:20)
Aanwezigheid
Dummy variabele:
Christiaens, Vanhee,
waarderingsregels
ja=1, neen=0
Verbruggen, Milis (2008:51)
Aanwezigheid bijkomende
Dummy variabele:
Verbruggen, Christiaens, Milis
informatie voorzieningen.
ja=1, neen=0
(2008:20); Christiaens (1999: 26-27)
Aanwezigheid gemiddeld
Dummy variabele:
personeel (9087)
ja=1, neen=0
Toerekenings-
Aanwezigheid
Dummy variabele:
Christiaens (1999: 26-27);
principe
overlopende rekeningen
ja=1, neen=0
Verbruggen, Christiaens, Milis (2008:20)
16
Assets en liabilities correct
Classificatie
Dummy variabele:
Verbruggen, Christiaens,
ja=1, neen=0
Milis (2008:20)
Correcte uitsplitsing
Dummy variabele:
Verbruggen, Christiaens,
bezoldigingen (62 = 620-
ja=1, neen=0
Milis (2008:20)
Overgedragen
Dummy variabele:
Christiaens (1999: 26-27);
winst/verlies correct
ja=1, neen=0
Verbruggen, Christiaens,
>624)
Milis (2008:20)
Entiteitsprincipe
Aanwezigheid “Fondsen
Dummy variabele:
Christiaens, Vanhee,
van de vereniging”
ja=1, neen=0
Verbruggen, Milis (2008:49-50); Verbruggen, Christiaens, Milis (2008:20)
Relevantie
Vergelijkbaarheid
Duizenden euro’s of euro’s
Dummy variabele:
Verbruggen, Christiaens, Milis
vermeld?
ja=1, neen=0
(2008:19)
Gegevens vorig boekjaar
Dummy variabele:
Christiaens
aanwezig
ja=1, neen=0
Verbruggen, Christiaens, Milis
(1999:
26-27);
(2008:19)
Tabel 1: Samenstelling compliance index
3.2 Onafhankelijke variabelen Aan de hand van een lineaire regressie (ordinary least squares) analyse wordt het effect van twee variabelen en zes controlevariabelen gemeten op hun invloed op de afhankelijke variabele (zijnde de kwaliteit van de jaarrekeningen die gemeten werd aan de hand van de compliance index). Ten eerste gaat deze studie het effect van het percentage vrijwilligers na en ten tweede het effect van het aandeel administratieve vrijwilligers ten opzichte van het totaal aantal vrijwilligers
en het aantal operationele vrijwilligers ten opzichte van het totaal aantal
vrijwilligers. Verder wordt onze regressie analyse nog aangevuld met zes controlevariabelen, namelijk: externe hulp, grootte van de vzw, educatie van de financieel verantwoordelijke, aard van educatie van de financieel verantwoordelijke, de ervaring van de financieel 17
verantwoordelijke en als laatste het al dan niet vrijwillig uitoefenen van de job van financieel verantwoordelijke. 3.2.1 Percentage vrijwilligers Deze variabele meet het aantal vrijwilligers dat actief is in de onderneming, gemeten als percentage op het totaal aantal vrijwilligers en betaalde werknemers. We voorspellen dat wanneer er meer vrijwilligers zijn, de kwaliteit van de jaarrekeningen er zal op achteruitgaan. Hoewel Piqueur (2008) geen significant verband vond tussen het percentage vrijwilligers en de kwaliteit van de jaarrekeningen, gaan wij er toch van uit dat het percentage vrijwilligers een negatieve invloed zal hebben. De studie van Wilderom en Miner (1991) toont immers aan dat vrijwilligers significant lager scoren op maatstaven van professionalisme, hiërarchie en entrepreneurschip dan op maatstaven die groepssystemen definiëren.
H1: Het percentage vrijwilligers beïnvloedt de compliance index op een negatieve manier. 3.2.2 Administratief vrijwilligers & Operationeel vrijwilligers De operationele taken van vrijwilligers kunnen zeer uiteenlopend zijn en zijn vaak sterk verbonden met de kerntaken van de non-profit organisatie. Vrijwilligers kunnen echter ook ingezet worden op een administratief niveau. Het indelen van vrijwilligers in groepen naargelang de uitgevoerde taak is reeds in vorige studies toegepast (Seippel, 2002). Volgens de studie van Mook, Handy en Quarter (2007), die de non-profit sector in Canada hebben geanalyseerd, hebben 66% van de organisaties drie tot zeven verschillende vrijwilligerstaken te managen, 19% van de organisaties hebben zelfs acht of taken meer te managen. De groep vrijwilligers is divers en niet alle vrijwilligers mogen over dezelfde kam geschoren worden. Sommige vrijwilligers helpen immers alleen maar op operationeel vlak, wat de invloed op de jaarrekeningen eerder beperkt maakt. Daarom wordt het percentage vrijwilligers verder gespecificeerd. De opsplitsing die hier gebruikt wordt, werd reeds door Piqueur (2008:16-17) gebruikt. De variabele Admin_vrijw meet het percentage administratieve vrijwilligers ten opzichte van het totaal aantal vrijwilligers. In tegenstelling tot Piqueur (2008) voorspellen we dat hoe hoger het percentage administratieve vrijwilligers ligt, hoe lager de kwaliteit van de jaarrekeningen zal zijn (zie supra:p9). De variabele Operat_vrijw meet het percentage
18
operationele vrijwilligers ten opzichte van het totaal aantal vrijwilligers. Hier voorspellen we geen invloed op de jaarrekeningen.
H2a: Het percentage administratief vrijwilligers beïnvloedt de compliance index op een negatieve manier. H2b: Het percentage operationeel vrijwilligers beïnvloedt de compliance index niet. 3.2.3 Externe hulp Grote vzw’s zijn niet verplicht om een beroep te doen op externe hulp, maar kunnen er toch vrijwillig voor kiezen om hulp in te schakelen. Deze externe hulp kan van uiteenlopende aard zijn, nl. accountant, externe auditor, enz. Zeer grote vzw’s daarentegen zijn wel verplicht om een beroep te doen op externe financiële hulp nl. via commissarissen. In navolging van Christiaens (1999), Christiaens & Van Peteghem (2007) en Piqueur (2008) zullen ook wij een dummy variabele gebruiken (1 als er een beroep wordt gedaan op externe hulp, 0 indien er geen beroep wordt gedaan op externe hulp). Er wordt dus abstractie gemaakt van de frequentie en de gespendeerde tijd (Piqueur 2008:17). We voorspellen dat wanneer externe hulp werd aangeboden, de jaarrekeningen van een hogere kwaliteit zullen zijn. Dat is in overeenstemming met Christiaens (1999) en Christiaens & Van Peteghem (2007), waar de variabele “professionele hulp” het sterkste verband toonde met de compliance score. Ook Krishnan, Yetman en Yetman (2006:416) vonden dat een externe accountant de betrouwbaarheid en het nut van de financiële rapportering van non-profits verhoogde. Belangrijk is dat het om betaalde externe hulp gaat, aangeboden aan marktconforme vergoeding. In het andere geval wordt de externe hulp geïnterpreteerd als een vorm van vrijwilligerswerk.
H3:Betaalde externe hulp zal de compliance index positief beïnvloeden. 3.2.4 Grootte De grootte van de vzw kan de compliance index beïnvloeden. Hoe groter de vzw, hoe meer deze in de aandacht staat en hoe transparanter deze zal moeten rapporteren. De vzw moet zich immers kunnen verantwoorden tegenover de verzamelde fondsen (Jegers en Houtman, 1993: 271). Het gebruik van de grootte als controlevariabele werd reeds in eerdere studies toegepast 19
(Christiaens, 1999; Krishnan & Schauer, 2000; Verbruggen et al. 2008). Bovendien blijkt uit de meta-analyse van Ahmed en Courtis (1999:48-49) dat omvang een significante verklarende variabele is voor het niveau van disclosure in jaarrekeningen. De grootte van de vzw wordt gemeten aan de hand van twee variabelen ( Verbruggen et al., 2008:9). 3.2.4.1 Natuurlijk logaritme van het balanstotaal Als eerste variabele wordt het natuurlijk logaritme van het balanstotaal van de vzw genomen. Een betere variabele om de grootte van de non-profit organisatie te meten zou de omzet geweest zijn (Krishnan & Schauer, 2000: 14). Dat is echter niet mogelijk in ons onderzoek, aangezien wij werken met grote vzw’s die, in tegenstelling tot zeer grote vzw’s, verkorte jaarrekeningen mogen indienen. In deze verkorte jaarrekeningen is de vermelding van de omzet niet verplicht. Daarom zijn we dus genoodzaakt om een andere variabele te nemen die de grootte van de vzw meet. Balanstotaal is een geschikt alternatief en werd toegepast in verschillende studies (Cooke, 1989; Hossain, Perera & Rahman, 1995; Inchausti, 1997; Piqueur, 2008). We nemen het natuurlijke logaritme om de invloed van zeer grote getallen wat af te zwakken (Krishnan & Schauer, 2000:14; Verbruggen, Christiaens, Milis, 2008:9). We voorspellen een positieve invloed op de kwaliteit van de jaarrekeningen, zoals reeds in verschillende eerdere studies aangetoond werd (Krishnan & Schauer, 2000; Hossain et al. 1995).
H4: De grootte van de onderneming, gemeten aan de hand van balanstotaal zal de compliance index positief beïnvloeden. 3.2.4.2 Verbonden Ondernemingen Een tweede variabele om de grootte van de onderneming te meten is het aantal verbonden ondernemingen. Hiermee wordt gekeken naar de groep van vzw’s, want de individuele vzw kan klein zijn op zich, maar toch behoren tot een grote groep. Deze groepering van vzw’s is zichtbaarder voor het publiek en kan eisen stellen aan hun leden. Zowel bij Piqueur (2008) als bij Verbruggen, et al. (2008) bleek dit een significante factor te zijn die de compliance index positief beïnvloedde bij vzw’s.
H5: De grootte van de onderneming, gemeten aan de hand van het aantal verbonden ondernemingen, zal de compliance index positief beïnvloeden. 20
3.2.5 Educatie Deze variabele gaat de opleiding van de financieel verantwoordelijke na. De opleiding van de financieel verantwoordelijke kan de compliance index beïnvloeden. Christiaens (1999) en Christiaens & Van Peteghem (2007) hebben de opleiding van stafmedewerkers gebruikt in hun studie en vonden een niet significante, maar positieve invloed. Deze categorische variabele zal de waarde 0 aannemen indien de financieel verantwoordelijke ongeschoold is, 1 voor secundair onderwijs, 2 voor hoger onderwijs korte type, 3 voor hoger onderwijs lange type en 4 voor universitair niveau. (Piqueur, 2008: 18)
H6: De hogere graad van opleiding van de financieel verantwoordelijke zal de compliance index positief beïnvloeden. 3.2.6 Aard van de educatie Met deze variabele wordt nagaan of de financieel verantwoordelijke een economische opleiding heeft genoten. Deze dummy variabele zal 0 aannemen indien de verantwoordelijke een diploma van andere aard heeft, 1 indien het diploma economisch is van aard. We vermoeden dat de verantwoordelijke met een economische opleiding de kwaliteit van de jaarrekeningen positief zal beïnvloeden. Deze variabele werd nog niet eerder in studies toegepast, wel gebruikte Christiaens (1999) een vergelijkbare variabele, nl. het aantal stafmedewerkers per gemeente die afgestudeerd zijn van de provinciale ‘administration school’ (idem, 1999:30).
H7: Indien de aard van opleiding van de financieel verantwoordelijke economisch is, zal de compliance index positief beïnvloed worden. 3.2.7 Financieel vrijwilliger We voorspellen dat indien de financieel verantwoordelijke een vrijwilliger is, deze de kwaliteit van de jaarrekeningen negatief zal beïnvloeden. Immers, een vrijwilliger is minder professioneel dan een betaalde werknemer (Wilderom & Miner, 1991). Eventuele invloeden van de ervaring van de financieel vrijwilliger of de scholing worden door de andere variabelen gemeten.
H8: Indien de financieel verantwoordelijke een vrijwilliger is, zal dit de compliance index negatief beïnvloeden. 21
3.2.8 Ervaring De laatste controlevariabele is de ervaring van de financieel verantwoordelijke. Dit is de persoon die de vragenlijst heeft ingevuld. In de enquête werd gevraagd of de persoon vroegere ervaring had binnen een financieel departement van een profit organisatie en we vroegen eveneens of de persoon momenteel gelijktijdig met de functie binnen de non-profit organisatie een functie uitoefent binnen een financieel departement van een profit organisatie. Indien de persoon op minstens één van deze vragen een positief antwoord geeft, wordt dit als relevante ervaring beschouwd en neemt de dummyvariabele de waarde 1 aan. Ervaring als onafhankelijke variabele werd reeds in verschillende andere studies toegepast (Christiaens, 1999:30-31; Christiaens & Van Peteghem, 2007:381; Piqueur, 2008:18).
H9: De ervaring van de financieel verantwoordelijke zal de compliance index positief beïnvloeden.
4 Regressieanalyse Om de invloed van deze onafhankelijke variabelen op de compliance index te onderzoeken, werd in dit onderzoek, zoals reeds vermeld, gebruik gemaakt van een lineaire regressie (ordinary least squaries). De toepassing van deze regressie gebeurde aan de hand van SPSS. In het deel dat volgt zal eerst de beschrijvende statistiek gegeven worden. Vervolgens wordt het regressiemodel op een aantal assumpties getest. Als laatste worden de resultaten van de regressieanalyse weergegeven. 4.1 Beschrijvende statistiek In deze paragraaf zullen we de beschrijvende statistiek van de steekproef, de afhankelijke variabelen en de onafhankelijke variabelen weergeven. 4.1.1 Beschrijvende statistiek van de steekproef. De waarden van de analyse van de steekproef worden weergegeven in tabel 2. Uit de resultaten valt onmiddellijk op dat er grote variantie bestaat binnen de steekproef. Ten eerste zien we dat het minimum van het balanstotaal 1000 keer kleiner is dan het maximum van het balanstotaal. Het is dus duidelijk dat er binnen de steekproef een omvangrijk verschil bestaat 22
tussen kleine vzw’s en grote vzw’s (gemeten aan de hand van het balanstotaal). Wanneer het totaal aantal werknemers binnen de vzw bekeken wordt, kan dezelfde trend ontdekt worden. Binnen de steekproef zitten immers vzw’s met heel weinig werknemers, maar eveneens vzw’s die een groot aantal werknemers tewerkstellen. Ook kan dezelfde trend terugvonden worden in het aantal vrijwilligers en (in mindere mate) het aantal vrijwilligers in VTE. Bovendien kan er worden opgemerkt dat veel vrijwilligers weinig tijd spenderen binnen de organisatie: de mediaan van het aantal dagen dat een vrijwilliger actief is binnen de onderneming is immers minder dan 1 dag per week (0 is de code voor minder dan 1 dag).
Beschrijvende Statistiek steekproef balanstotaal N
Valid
aantal_wn
Aantal_vrijwl
vrijwilFTE
a
Tijd_gemvrijwll
89
83
87
89
58
0
6
2
0
31
Mean
5,7038E6
81,2714
21,4253
3,0236
,4655
Median
1,5103E6
32,6000
3,0000
,4000
,0000
1,01818E7
120,13936
62,60036
11,70238
,84221
Minimum
58659,00
4,00
,00
,00
,00
Maximum
51460000,00
686,50
544,00
108,80
3,00
Missing
Std. Deviation
a
Indien de gemiddelde vrijwilligers minder dan 1 dag per week werkt binnen het bedrijf: aantal vrijwilligers*0.10, indien
gemiddeld 1 dag: aantal vrijwilligers*0.2, gemiddeld 2 dagen: aantal vrijwilligers*0.4, gemiddeld 3 dagen: Aantal vrijwilligers*0.6, gemiddeld 4 dagen: aantal vrijwilligers*0.8 en gemiddeld 5 dagen: aantal vrijwilligers*1. (Piqueur, 2008: 21)
Tabel 2: Beschrijvende statistiek steekproef 4.1.2 Beschrijvende statistiek van de compliance index De compliance index bestaat uit 14 dummy variabelen (zie supra). In tabel 3 hebben we deze dummy variabelen van de compliance index uitgesplitst en geven we de percentages weer per item. De gemiddelde score van de compliance index is 11,61 op 14 met een standaarddeviatie van 1,28. Deze waarden liggen in de lijn van vorig onderzoek.
Uit tabel 3 kan worden afgeleid dat veel vzw’s hun jaarrekeningen op tijd laten goedkeuren door de algemene vergadering, maar dat de neerlegging bij de Nationale Bank van België in 38% van de gevallen te laat gebeurd. Vervolgens is te zien dat de jaarrekeningen meestal goed scoren op volledigheid. Toch zijn er enkele posten die blijkbaar moeilijker zijn voor een nonprofit organisatie, namelijk uitleg in verband met de gebruikte waarderingsregels en 23
bijkomende uitleg over de voorzieningen. Toerekeningsprincipe heeft een relatief hoge score, 87.4% vermelde overlopende rekeningen in zijn jaarrekeningen. De vzw’s uit de steekproef hebben weinig moeite om de juiste rubriek te gebruiken of de rubriek te voorzien van het correcte teken (classificatie). Het laagste percentage in deze rubriek is de uitsplitsing van de bezoldiging in de toelichting. Geen enkele vzw heeft op de eerste pagina van de jaarrekeningen verkeerd of onduidelijk aangegeven of de jaarrekeningen in euro’s of duizenden euro’s zijn opgemaakt. Ten slotte is er nog het relatief lage percentage met betrekking tot het invullen van het vorige boekjaar (73,03 %). De reden hiervoor is dat de invulling van vorig boekjaar geen verplichting is, maar het verhoogt wel de vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen (Piqueur, 2008: 23). Beschrijvende statistiek compliance index (a) Compliance ‘item’ Percentage met score 1 Tijdigheid goedkeuringAV 96,63 neerleggingok 61,80 Volledigheid Crediteuren_debuteuren 97,75 sociale_balans 96,63 Waarderingsregels 49,44 voorzieningenuitleg 71,91 aanwezigheidFTE 93,26 Toerekeningprincipe Overlopende_rek 87,64 Classificatie TekenActiefPassief 100,00 TekenWinst_verlies 96,63 Bezoldiging 79,03 Aanwezigheid gemiddeld personeel 93,26 Entiteitsprincipe fondsenonderneming 58,43 Relevantie jaarrekineuro 100 Vergelijkbaarheid Vorig_boekjaar 73,03 (a)
Percentage met score 0 3,37 38,20 2,25 3,37 50,56 28,09 6,74 12,36 0,00 3,37 20,07 7,74 41,57 0,00 26,07
Eigen berekening, uitgevoerd in Excel, gebaseerd op de gegevens uit de steekproef.
Tabel 3: Beschrijvende statistiek van de compliance index
24
4.2 Testen assumpties Dit onderzoek maakt gebruik van lineaire regressie. Het model is als volgt opgesteld:
Compliance index = ß0 + ß1 percent_vrijw + ß2 percent_operatvrijw + ß3 percent_adminvrijw + ß4 externe_hulp+ ß5 ln_balans + ß6 verbond_ond + ß7 educatie + ß8 aard_educatie + ß9 Fin_vrijw + ß10 ervaring
Een overzicht van de gebruikte variabelen en de verwachte richting is terug te vinden in onderstaande tabel (tabel 4). Concept
variabele
invloed vrijwilligers
Aantal vrijwilligers / (betaald personeel +
verwacht richting
vrijwilligers)
Percent_vrijw
-
Operationele vrijwilligers / totaal vrijwilligers
Operat_vrijwilliger
niet sign
Administratieve vrijwilligers / totaal vrijwilligers
Admin_vrijwilliger
-
invloed externe hulp
Gebruik van betaalde externe hulp
externe_hulp
+
grootte van de VZW
Natuurlijk logaritme balanstotaal
ln_balance
+
Aantal verbonden VZW’s
Vebond_Ondern
+
Invloed
financieel Opleiding
verantwoordelijke
Aard opleiding Vrijwillig of betaald Ervaring
Educatie Aard_educatie Fin_vrijwilliger Ervaring
+ + +
Tabel 4: Overzicht van de variabelen in de regressieanalyse
Eerst en vooral moeten een aantal assumpties voldaan zijn voor de regressieanalyse daadwerkelijk kan worden doorgevoerd. Een eerste test is de controle van de normaliteit van de residuen. Vervolgens testen we de gegevens op homoscedasticiteit, multicollineariteit en tenslotte op het al dan niet bestaan van outliers. 4.2.1 Normaliteit van de residuen Indien de residuen niet normaal verdeeld zijn, kan een regressieanalyse niet uitgevoerd worden. De residuen in dit onderzoek vertonen op het histogram ongeveer een normale verdeling en ook het p-p plot vertoont ongeveer een 45° helling. Hieruit kan worden besloten dat de residuen normaal verdeeld zijn. Dat kan nog eens bevestigd worden aan de hand van de 25
Kolmogorov-Smirnov test. In tabel 5 kunnen we de resultaten zien van de Kolmogorov-Smirnov test op een normale verdeling. Hieruit kan inderdaad besloten worden dat de residuen normaal verdeeld zijn (p= 0.971).
One-Sample Kolmogorov-Smirnov Test
Standardized Residual
N
89
Normal Parameters
a,,b
Mean Std. Deviation
Most Extreme Differences
,0000000 ,94146887
Absolute
,052
Positive
,036
Negative
-,052
Kolmogorov-Smirnov Z
,488
Asymp. Sig. (2-tailed)
,971
a. Test distribution is Normal. b. Calculated from data.
Tabel 5: kolmogorov-Smirnov test op normaliteit
4.2.2 Homocedasticiteit Onder deze assumptie wordt nagegaan of de variantie van de residuen onafhankelijk is van de waarde van de afhankelijke variabele. Dat kan worden nagegaan aan de hand van de scatterplot en de partial regression plots. Indien deze een specifiek patroon vertonen is er een probleem van homocedasticiteit. In dit onderzoek vertonen de plots echter nergens een specifiek patroon en kan er dus worden besloten dat er geen problemen van homocedasticiteit is. 4.2.3Multicollineariteit Hierbij wordt nagegaan of er tussen de onafhankelijke variabelen een correlatie bestaat. Dat gebeurt aan de hand van vier testen: de pearson correlatie, de condition index, de tolerance en als laatste worden de waarden van de variance inflation factors (VIF) bekeken. De correlatiematrix geeft de pearson correlatie weer die bestaat tussen de onafhankelijke variablelen (tabel 7) . Wanneer deze groter is dan 0.6 is dit problematisch. Dat is voor één variabele het geval, namelijk operationeel vrijwilligers. Indien er wordt gekeken naar de tolerance waarden zijn er geen problemen, alle waarden zijn immers groter dan 0,10 (tabel 6). De vif waarden dienen 26
kleiner te zijn dan 2. Hier zijn er twee variabelen die een probleem kunnen vormen, namelijk percentage vrijwilligers en operationeel vrijwilligers (tabel 6). De condition index vormde enkel een probleem bij de variabele Ln-balans.
Coefficients Collinearity Statistics Model 1
Tolerance
VIF
Percent_vrijw
,476
2,101
Operat_vrijwilliger
,482
2,076
Admin_vrijwilliger
,646
1,548
externe_hulp
,761
1,314
Fin_vrijwilliger
,755
1,324
Educatie
,870
1,149
Aard_educatie
,740
1,352
Ervaring
,686
1,459
Vebond_Ondern
,848
1,179
ln_balance
,758
1,318
Tabel 6 : Tolerance en VIF
27
Tabel 7: Pearson correlatie
28
Enkel de variabele ‘percentage operationeel vrijwilligers’ vormt een probleem op verschillende testen in verband met de multicollineariteit. Aangezien we geen invloed verwachten van deze variabele op de compliance index en aangezien de R² changed niet significant is wanneer we deze variabele verwijderden, is het mogelijk deze variabele weg te laten uit het regressiemodel. 4.2.4 uitschieters Een eerste belangrijke indicator voor het bestaan van uitschieters is het bekijken van de casewise diagnostics van spss. Deze vermelden cases 49, 84 en 87 als mogelijke uitschieters. Ook op de scatterplot is duidelijk te merken dat alle drie de cases duidelijk een afwijkende ligging hebben. Uit tabel 8 blijkt eveneens dat de drie cases een gestandaardiseerde risiduwaarde hebben groter dan 2. Aangezien cases 49 en 87 de twee grootste uitschieters blijken te zijn, worden deze verwijderd uit de verdere analyse. Casewise Diagnostics
a
Case Number
Std. Residual
Complianceindex Predicted Value
Residual
49
2,075
14,00
11,4597
2,54028
84
-2,273
8,00
10,7828
-2,78278
87
-2,413
8,00
10,9545
-2,95455
a. Dependent Variable: Complianceindex
Tabel 8: casewise diagnostics
4.3 Resultaten regressieanalyse Hieronder worden de resultaten van de lineaire regressie vermeld. Eerst vermelden we de anova, waarna de algemene resultaten worden vermeld van de regressieanalyse en ten slotte worden de details van de regressieanalyse besproken.
Na het testen van de assumpties verkrijgen we onderstaand model: Compliance index = ß0 + ß1 percent_vrijw + ß2 percent_adminvrijw + ß3 externe_hulp+ ß4 ln_balans + ß5 verbond_ond + ß6 educatie + ß7 aard_educatie + ß8 Fin_vrijw + ß9 ervaring
De anova-analyse kan teruggevonden worden in tabel 9. Het eerste model is de regressie uitgevoerd met enkel de controlevariabelen, in het tweede model worden de variabelen opgenomen die met de onderzoeksvraag van dit onderzoek te maken hebben. Er kan 29
opgemerkt worden dat het eerste model niet significant is, p = 0,074. Het tweede model daarentegen is wel significant met een p waarde van 0,047. Vervolgens kan in tabel 10 de desbetreffende R² en de adjusted R² van beide modellen worden teruggevonden. Het toevoegen van de verklarende variabelen verhoogt de adjusted R² van 0,71 naar 0,097.
ANOVA Model
Sum of Squares
1
Regression
2
df
Mean Square
18,561
7
2,652
Residual
107,922
79
1,366
Total
126,483
86
24,241
9
2,693
Residual
102,242
77
1,328
Total
126,483
86
Regression
F
Sig.
1,941
,074
a
2,028
,047
b
a. Predictors: (Constant), ln_balance, Educatie, Fin_vrijwilliger, externe_hulp, Aard_educatie, Vebond_Ondern, Ervaring b.
Predictors:
(Constant),
ln_balance,
Educatie,
Fin_vrijwilliger,
externe_hulp,
Aard_educatie,
Vebond_Ondern, Ervaring, Percent_vrijw, Admin_vrijwilliger
Tabel 9: Anova-analyse van het regressiemodel
Model Summaryc Change Statistics
Model 1 2
R
R Square
Adjusted R
Std. Error of the
R Square
Square
Estimate
Change
F Change
df1
df2
Sig. F Change
,383
a
,147
,071
1,16880
,147
1,941
7
79
,074
,438
b
,192
,097
1,15231
,045
2,139
2
77
,125
a. Predictors: (Constant), ln_balance, Educatie, Fin_vrijwilliger, externe_hulp, Aard_educatie, Vebond_Ondern, Ervaring b. Predictors: (Constant), ln_balance, Educatie, Fin_vrijwilliger, externe_hulp, Aard_educatie, Vebond_Ondern, Ervaring, Percent_vrijw, Admin_vrijwilliger c. Dependent Variable: Complianceindex
Tabel 10: Regressieanalyse: algemene resultaten
30
In tabel 11 kunnen dan tenslotte de details gevonden worden van de regressie analyse. Uit deze gegevens kan opgemaakt worden dat er in model 1 slechts één significante variabele aanwezig is op het 95% betrouwbaarheidsniveau, namelijk het natuurlijk logaritme van het balanstotaal (Ln_balance). In model 2 zijn er drie variabelen significant op het 95% betrouwbaarheidsniveau. Opnieuw is het natuurlijk logaritme van het balanstotaal significant (Ln_balance), daarnaast zijn ook nog de variabelen financieel vrijwilliger (Fin_vrijwilliger) en de variabele administratief vrijwilliger (Admin_vrijwilliger) significant. Als het betrouwbaarheidsniveau slechts 90% is, zijn er geen bijkomende significante variabelen. Coefficients
a
Standardized Unstandardized Coefficients Model 1
B (Constant)
8,977
1,487
,263
,265
-1,428
Educatie Aard_educatie
t
Sig. ,000
,108
,991
,325
,887
-,178
-1,611
,111
-,207
,149
-,153
-1,382
,171
-,190
,293
-,077
-,647
,519
Ervaring
,395
,332
,146
1,188
,238
Vebond_Ondern
,067
,109
,069
,614
,541
ln_balance
,226
,094
,270
2,405
,019
(Constant)
8,731
1,472
5,931
,000
,111
,272
,046
,409
,683
-2,161
,949
-,269
-2,278
,026
Educatie
-,191
,148
-,141
-1,288
,201
Aard_educatie
-,073
,296
-,029
-,246
,807
Ervaring
,355
,329
,132
1,079
,284
Vebond_Ondern
,081
,108
,083
,750
,455
ln_balance
,236
,094
,281
2,506
,014
-,159
,137
-,135
-1,161
,249
,225
,111
,253
2,021
,047
Fin_vrijwilliger
externe_hulp Fin_vrijwilliger
Percent_vrijw Admin_vrijwilliger (a)
Beta
6,037
externe_hulp
2
Std. Error
Coefficients
Dependent Variable: Complianceindex
Tabel 11: regressieanalyse: detail
31
5 Conclusie Uit deze resultaten kunnen enkele conclusies getrokken worden. We beginnen met de beschrijvende statistiek van de compliance index, waarna er enkele conclusies getrokken worden uit de regressieanalyse.
Ten eerste kan uit de beschrijvende statistiek van de compliance index enkele opmerkelijke zaken geconcludeerd worden. Zowat de helft van de vzw’s scoren slecht op het vermelden waarderingsregels en fondsen van de onderneming in de jaarrekeningen. Een reden voor deze lage percentages kan zijn dat waarderingen en waarderingsregels voor veel vzw’s iets onbekend is, dit is immers iets typisch voor accrual boekhouden. Veel vzw’s gebruikten vroeger immers cameralistische methoden bij het voeren van de boekhouding (zie supra). Activa werd dus niet gespreid over meerdere jaren en vzw’s moesten dan ook geen rekening houden met waarderingsregels. Bovendien rapporteerden 12,36% van de ondernemingen geen overlopende rekeningen, wat eveneens wijst op een probleem met de acrual boekhoudingprincipes. “Een reden voor de lage score bij de rekening ‘fondsen van de onderneming’ kan gevonden worden dat vroegere sectorspecifieke regelingen (voor de wetswijziging) hieromtrent geen openbaarmakingen eiste” (Verbruggen et al. 2008: 12).
Ten tweede kan ook uit de regressieanalyse enkele belangrijke conclusies getrokken worden. Vooreerst zien we dat het model bij de anova-analyse een significantie heeft van 0,047, aangezien deze kleiner is dan 0,05 is dit een zinvol model. De R² neemt een waarde aan van 0,191 en een f-waarde van 2,028 (zie supra: tabel 10). Hoewel deze f-waarde significant is, is de verklarende kracht van dit model laag, maar dit is in lijn met eerder gevoerd onderzoek (Christiaens, 1999; Christiaens & Van Peteghem 2004; Verbruggen, 2008). Als er specifiek gekeken wordt naar de bijdrage van de verklarende variabelen (percentage vrijwilligers en administratief vrijwilligers) kan er worden opgemerkt dat de R² changed slechts 0,045 bedraagt, wat dus zeer laag is. Bovendien is deze verandering niet significant (zie supra: tabel 10).
Uit de resultaten van de regressieanalyse komen drie significante variabelen tot uitdrukking op het 95% betrouwbaarheidsniveau. Een eerste variabele is de grootte van de vzw, gemeten aan de hand van het natuurlijk logaritme van het balanstotaal (ln_balance). Deze varabele heeft een 32
positieve invloed, wat in lijn is met onze hypothese en tevens in lijn met vorig onderzoek (Verbruggen, 2008; Krishnan & Schauer, 2000; Hossain et al. 1995). Een tweede variabele is de negatieve invloed op de jaarrekeningen wanneer de financieel verantwoordelijke een vrijwilliger is (Fin_Vrijwilliger). De negatieve invloed is eveneens in lijn met de geformuleerde hypothese. Als laatste significante variabele op 95% betrouwbaarheidsniveau is de positieve invloed die administratieve vrijwilligers uitoefenen op de kwaliteit van de jaarrekeningen. Dat is in strijd met onze eerder geformuleerde hypothese. Een reden voor deze tegenstrijdigheid kan gevonden worden in de studie van Matusik en Hill (1998). De auteurs vermelden dat er voordelen kunnen ontstaan door het combineren van vrijwilligerswerk en betaald werk (bv grotere diversiteit van vaardigheden). Ook Piqueur (2008) verwachtte een positieve invloed van het percentage administratief vrijwilligers op de kwaliteit van de jaarrekeningen. Alle ander variabelen
zijn
zowel
op
het
95%
betrouwbaarheidsniveau
als
op
het
90%
betrouwbaarheidsniveau niet significant. Opmerkelijk is de niet significante invloed van de externe hulp, intuïtief zou men immers verwachten dat de kwaliteit van de jaarrekeningen zou moeten stijgen, aangezien dit de bedoeling is van het inroepen van externe hulp. Bovendien vond Verbruggen (2008) een positieve invloed van een externe auditor op de kwaliteit van nonprofit organisaties Ook het percentage vrijwilligers heeft geen significante invloed op de kwaliteit van de jaarrekeningen.
Zoals reeds vermeld stijgt de verklarende waarde van ons model slechts met 0,045 door het toevoegen van de verklarende variabelen van onze onderzoeksvraag. Deze stijging is niet significant (p= 0,125) waardoor er besloten kan worden dat de invloed van vrijwilligers op de kwaliteit van de jaarrekening geen of slechts zeer geringe invloed heeft.
33
Algemeen besluit In dit onderzoek werd getracht de invloed na te gaan van vrijwilligers op de kwaliteit van de jaarrekeningen van vzw’s. We hebben ons in dit onderzoek beperkt tot de sectoren dienstverlening en gezondheidszorg. De onderzoeksvraag luidde dan ook als volgt: Wat is de invloed van vrijwilligers op de kwaliteit van de jaarrekeningen van vzw’s uit de sector van de dienstverlening en gezondheidszorg?
Om de kwaliteit van de financiële rapportering te meten hebben we ons gebaseerd op de jaarrekeningen die beschikbaar zijn bij de Nationale Bank van België. Op deze jaarrekeningen werd een compliance index toegepast. Deze index gaat na in hoeverre de jaarrekeningen in overeenstemming zijn met de boekhoudkundige eisen van de wet van 2002. Daarnaast werden gegevens verzameld met betrekking tot het aantal vrijwilligers aan de hand van een enquête. Deze gegevens werden omgezet in drie variabelen, namelijk (1) het percentage vrijwilligers op het totaal aantal werknemers, (2) het percentage administratieve vrijwilligers en (3) het percentage operationele vrijwilligers. Met behulp van een regressieanalyse werd de invloed van deze variabelen en enkele controlevariabelen nagegaan op de compliance index. De controlevariabelen gebruikt in dit onderzoek zijn, (1) het gebruik van betaalde externe hulp, (2) de grootte van de vzw, (3) de ervaring van de financieel verantwoordelijke, (4) de educatie van de financieel verantwoordelijke, (5) de aard van de educatie van de financieel verantwoordelijke en (6) of de financieel verantwoordelijke zijn/haar functie vrijwillig uitoefent. Uit de resultaten van de regressieanalyse is gebleken dat er drie variabelen een verklarende factor vormen voor de kwaliteit van de jaarrekeningen. De eerste variabele is het percentage administratieve vrijwilligers. Opmerkelijk is dat dit een positieve invloed heeft op de kwaliteit. Dat is tegenstrijdig met de hypothese die in dit onderzoek werd aangenomen. Een mogelijke verklaring hiervoor bleek uit de studie van Matusik en Hill (1998). Volgens deze auteurs kunnen er voordelen ontstaan door het combineren van vrijwillige werknemers en betaalde werknemers. De tweede variabele die significant is, is de grootte van de vzw gemeten aan de hand van het natuurlijk logaritme van het balanstotaal. De invloed van deze variabele ligt wel in de lijn van de hypothese. Er werd verwacht dat hoe groter de vzw is, hoe meer aandacht hij krijgt en dus hoe transparanter deze moet rapporteren (Jegers en Houtman, 1993: 271). Dat werd bevestigd door de regressieanalyse. De derde variabele die een invloed heeft, is het feit 34
dat de financieel verantwoordelijke zijn job vrijwillig of betaald uitoefent. Uit de resultaten blijkt dat indien hij/zij de job vrijwillig uitoefent, dit een negatieve invloed zal hebben op de kwaliteit van de jaarrekening. Ook dat is in lijn met de hypothese. De overige variabelen hebben geen significante invloed op de kwaliteit van de financiële rapportering.
We moeten rekening houden met een aantal beperkingen in dit onderzoek. Ten eerste werden in dit onderzoek enkel vzw’s behandeld in de sectoren dienstverlening en gezondheidszorg. Deze resultaten mogen dus niet zomaar veralgemeend worden naar de totale non-profit sector in België. Ook werd abstractie gemaakt van de feitelijke verenigingen. Een tweede beperking is het feit dat we beroep deden op een enquête om gegevens te verzamelen met betrekking tot het aantal vrijwilligers. Volgens Loose, Gijselinckx, Dujardin en Marée (2007:19) zijn de gegevens verzameld aan de hand van een enquête bij de organisaties betrouwbaarder dan deze bij de vrijwilligers zelf. Toch kunnen er een aantal fouten optreden bij het gebruik van een enquête, zoals volgorde-effecten, meetfouten, etc. Hierdoor kunnen de verzamelde gegevens afwijkend zijn van de realiteit.
Ook bij de resultaten van de regressieanalyse dient nog een opmerking gemaakt te worden in verband met de verklarende waarde. Wanneer we de verklarende waarde van regressieanalyse met enkel controlevariabelen vergelijken met de verklarende waarde van de regressieanalyse met alle variabelen (verklarende- en controlevariabelen), kan er worden opgemerkt uit tabel 10 (p29) dat de verklarende waarde slechts lichtjes stijgt. Uit dezelfde tabel blijkt eveneens dat deze verandering in R² niet significant is. Hieruit kan worden besloten dat de verklarende variabelen slechts weinig bijdragen tot de verklaring van de variantie van de compliance index.
Er kan dus worden besloten dat de invloed van vrijwilligers geen of slechts zeer geringe invloed heeft op de kwaliteit van de jaarrekeningen. De grote variantie die bestaat in de kwaliteit van de jaarrekeningen tussen de verschillende vzw’s heeft dus andere oorzaken, die mogelijkheden geven tot verder onderzoek.
35
Bibliografie Allen, A.; Sanders, G.D. (1994). Financial Disclosure in US municipalities: Has the Governmental Accounting Standards Board Made A Difference?, Financial Accountability & Management, 10 (3): 175-186
Christiaens, J. (1999). Financial accounting reform in Flemish municipalities: an empirical investigation, Financial Accountabaility & Management, 15 (1): 21-40
Christiaens J.; Van Peteghem V. (2004). Governmental accounting reform: evolution of the implementation in Flemish municipalities, working paper, august 2004
Christiaens, J.; Windels, P.; Vanslembrouck, S. (2004). Accounting and Management Reform in Local Authorities: A Tool for Evaluating Empirically the Outcomes, working paper
Christiaens, J.; Tahon, N.; Van De Velde, G.; vander Linden, M. (2005). De jaarrekening opstellen en neerleggen, Wolters Kluwer België
Christiaens, J.; Van Peteghem, V.; (2007). Governmental accounting reform: evolution of the implementation in Flemish municipalities, Financial Accountability & Management, 23 (4): 375399
Christiaens J.; Vanhee C.; Verbruggen S.; Milis K. (2008). Verenigingen en stichtingen: vergelijkend en empirisch onderzoek van de boekhoudregelingen, Die Keure, Brugge
Clary, E. G.; Snyder, M.; Ridge, D.M.; Copeland, J.; Stukas, A. A.; Haugen, J.; Miene, P. (1998). Understanding and assessing the motivations of volunteers: A functional approach, Journal of personality and social psychology, 74: 1516
36
Cooke, E.; (1989). Disclosure in the corporate annual reports of Swedish companies, Accounting and business research, 19 (74): 133-124 De Pelsmacker P.; Van Kenhove P.; (2006). Marktonderzoek, methoden en toepassingen, Pearson Ecucation Benelux
Frisch, M. B.; Gerard, M. ( 1981 ). Natural helping systems: A survey of Red Cross volunteers, American Journal of Community Psychology, 9 (5): 567-579.
Gibelman, M.; Gelman, S. (2004). A loss of credibility: Patterns of wrongdoing among Nongovernmental Organizations, Voluntas, 15 ( 4): 355-381
Hood C. (1995). The New Public Management in the 1980s: Variations on a Theme, Accounting, Organizations and Society, 20 ( 2/3): 93-109
Hossain, M.; Perera, M. H. B.; Rahman, A.R.; (1995). Voluntary disclosure in the annual reports of new Zealand companies, Journal of international financial management and accounting, 6, (1): P69-87 Ingram, R.W. (1984). Economic incentives and the choice of state government accounting practices, Journal of accounting research, 22 (1): 226-144
Jegers, M. ; Houtman, C. (1993). Accounting Theory and compliance to accounting regulations: The case of hospitals, Financial Accountability & Management, 9(4): 267-279
Jones R.; Pendlebury M. (1982). Uniformity v. Flexibility in the Published Accounts of Local Authorities: the UK Problem and Some European Solutions, Accounting and Business research, 12(46): 129-135
Jones R.; Pendlebury M. (1991). The published Accounts of local Authorities, Revisited, Financial Accountabiliy and Management, 7 (1): 15-33
37
Keating, E.; Frumkin, P. (2000). Reengineering nonprofit Financial accountability: toward a more reliable foundation for regultion, Working paper WP-00-26. September 2000
Krishnan, J.; Schauer P.C. (2000). The differentiation of quality among auditors: evidence from the not-for-profit sector, Auditing: A Journal of Practice and Theory, 19 (2): 9-25
Krishnan, R.; Yetman, M.D.; Yetman, R.J. (2006). Expense misreporting in nonprofit organizations, The accounting review, 81 (2): 399-420.
Latting, J. K. (1990). Motivational differences between Black and White volunteers, Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 19 (2): 121-135
Lee, M.; (2004). Public Reporting, A Neglected Aspect of Nonprofit Accountability, nonprofit management & leadership, 15 (2): 169-185
Lindenberg, M. (2001). Are we at the cutting edge or the blunt edge?, Nonprofit management and leadership, 11 (3): 247-270
Loose, M.; Gijselinckx, C.; Dujardin, A.; Marée, M. (2007). De meting van het vrijwilligerswerk in België, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 61p
MacNeela, P. (2008). The Give and Take of Volunteering: Motives, Benefites, and Personal Connectionas among Irish Volunteers, Voluntas, 1 ( 2): 125-139
Marée, M.; Gijselinckx, C.; Loose, M.; Rijpens, J.; Franchois, E. (2008). Verenigingen in België. Een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de sector – editie 2008, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 82P
Matusik, S. ; Hill, C. (1998). The utilization of contingent work, knowledge creation, and competitive advantage, Acedemy of management review, 23 (4) : 680-697
38
Mertens, S.; Adam, S.; Defoumy, J.; Marée, M.; Pacolet, J.; Vandeputte, I. (1999). De Private nonprofitsector in België , Resultaten van een pilootonderzoek: statistisch overzicht en aanzet tot een internationale vergelijking, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 22P
Mook, L.; Handy, F.; Quarter, J. (2007). Reporting Volunteer Labour at the Organizational Level: A study of Canadion Nonprofits, Voluntas, 18 (1): 1-17
Nationale Bank van Belgie, 2009 URL: <www.nbb.be>
Pacolet, j.; Defourny, j.; Stroobant, M.; Alaluf, M. (2001). De non-profitsector in Belgie, konging boudewijnstichting, Brussel, 51p
Perrin J. (1998). From Cash to Accruals in 25 Years, Public Money & Management, 18 (2): 7-10
Peteghem Van V.; Christiaens J. (2005). Government reforms: consequences for determining the “financial equilibrium”, Working Paper
Pfeffer, J.; Salancik, G.R. ( 1987). The external control of organizations: A resource dependene perspective, Stanford university Press.
Piqueur, X. (2008). De invloed van vrijwilligers op de kwaliteit van de financiële rapportering van Vzw’s, masterproef aan de faculteit economie en bedrijfskunde Universiteit Gent
Robbins, A.W.; Turpin, R.; Polinski, P. (1993). Economic incentives and accounting choice strategy by nonprofit hospitals, Financial Accountability & Management, 9 (3): 159-175.
Salamon, L.; Anheiner, H. (1996). The international classification of nonprofit organizations: ICNPO-revision 1, working paper of the Johns Hopkins Comparative Nonprofit Sector Project
Salamon, L.M; Wojciech Sokolowski, S.; List, R. (2003). Global Civil Society An overview, the Johns Hopkins university, Baltimore, 64P 39
Seippel O. (2002). Volunteers and professionals in Norwegian sport organizations, Voluntas 13 (3): 253-270
Snyder, M.; Omoto, A. M. (1992). Volunteerism and society’s response to the HIV epidemic, Current, Directions in Psychological Science, 1 (4): 113–116.
Tiron Tudor A.; Muttu A. (2006). Cash versus Accrual Accounting in Public Sector, Working Paper
Verbruggen, S.; Christiaens, J.; Milis, K. (2008). Can resource dependence explain quality of notfor-profits’ Financial statements?. Proceedings of the international Conference on Accounting, Audititng & Management in Public Sector Reforms Amsterdam, 3-5 September 2008.
Wilderom, C.P.M.; Miner, J.B. (1991). Defining voluntary groups and agencies within organization science, Organization science, 2 (4): 366-38
40
Bijlagen
Bijlage1: enquête Deze vragenlijst dient ingevuld te worden door de financiële verantwoordelijke van de organisatie. Naam van de vzw: …………………………………………………………………………………….
Deel 1 Vul aan: 1 Wat is de kernactiviteit van de vzw? ………………………………………………………………………………………………………………………………… 2
Hoeveel betaalde (marktconform) werknemers staan er op de payrol van de vzw:
...................... Kruis het juiste antwoord aan (slechts 1 antwoord mogelijk) 3 Wordt er in uw organisatie beroep gedaan op vrijwilligers? Ja Nee (ga naar vraag 8)
Vul aan: 4 Op hoeveel vrijwilligers kan de vzw beroep doen: ...................... Kruis het juiste antwoord aan (slechts 1 antwoord mogelijk) 5 Wat is de procentuele verhouding aan vrijwilligers binnen uw vzw op het totaal aantal werkkrachten (vrijwilligers en betaalde werkkrachten)? 0 à 20% 20% à 40% 40% à 60% 60% à 80% 80% à 100%
Bijlage1. 1
6 Als u weet dat een betaald werkkracht 38 u per week werkt, hoeveel tijd per week werkt ‘de gemiddelde vrijwilliger’ in uw vzw. minder dan 1 dag per week ongeveer 1 dag per week ongeveer 2 dagen per week ongeveer 3 dagen per week ongeveer 4 dagen per week ongeveer 5 dagen per week of meer (fulltime)
7 Wij maken het onderscheid tussen operationele vrijwilligers (Houden zich bezig met de kernactiviteit van de vzw) en administratieve vrijwilligers (Houden zich bezig met de papiermolen: boekhouding, administratie en andere ondersteunende taken) Wat is de procentuele verhouding tussen operationele en administratieve vrijwilligers binnen uw vzw? 80% à 100% operationele vrijwilligers en 0 à 20% administratieve vrijwilligers 60% à 80% operationele vrijwilligers en 20 à 40% administratieve vrijwilligers 40% à 60% operationele vrijwilligers en 40 à 60% administratieve vrijwilligers 20% à 40% operationele vrijwilligers en 60 à 80% administratieve vrijwilligers 0% à 20% operationele vrijwilligers en 80 à 100% administratieve vrijwilligers
8 Doet de vzw beroep op externe hulp bij het opstellen en voorbereiden van de financiële rapportering? Ja Nee (ga naar vraag 10)
9
Hoe wordt deze externe hulp aangeboden? Onbetaald Tegen een kleine vergoeding Tegen een marktconforme vergoeding
Bijlage1. 2
Deel 2 Vul aan: 10 Wat is de precieze benaming van uw functi e binnen de vzw? ……………………………………………………………….
Kruis het juiste antwoord aan (slechts 1 antwoord mogelijk) 11 Beoefent u deze functie vrijwillig of ontvangt u een vergoeding? Vrijwillig (U ontvangt geen, of een kleine vergoeding.) Betaald (U ontvangt een marktconforme verloning.)
12 Beoefent u naast uw functie als financieel verantwoordelijke binnen de vzw nog andere financiële posities in niet vzw organisatie? Ja Nee
13 Heeft u vroegere werkervaring binnen het financieel departement van een niet vzw organisatie? Ja Nee
14
Wat is uw hoogst behaalde diploma? Geen Secundair onderwijs Hoger onderwijs – korte type Hoger onderwijs – Lange type Universiteit Andere:…………………………………
15
Wat is de aard van uw diploma? Economisch en/of Boekhoudkundig Andere: …………………………………………
Bijlage1. 3