Universitair Medisch Centrum Groningen
Jaarverslag
09
Universitair Medisch Centrum Groningen
Jaarverslag 2009
Bouwen aan de toekomst van gezondheid
Gezond en actief ouder worden In alle kernactiviteiten van het UMCG is gezond en actief ouder worden een belangrijk speerpunt. Regionaal participeert het UMCG in het Healthy Ageing Network Northern Netherlands (HANNN), het kennis- en ontwikkelingscluster op het gebied van gezond ouder worden. HANNN heeft als doel innovaties en fundamentele doorbraken te realiseren die de condities voor gezond ouder worden structureel verbeteren en langs die weg economische activiteiten in Noord-Nederland stimuleren. Het biedt voor losse initiatieven een overkoepelend perspectief, plaatst ze in een Noord-Nederlandse strategie en biedt een (inter)nationaal podium. In het UMCG ligt in alle kernactiviteiten de focus inhoudelijk op het centrale thema ‘Gezond en actief ouder worden’ ofwel ‘Healthy Ageing’.
5 15 25 35 45 55 65 75 85 95
Healthy Ageing fungeert daarbij als paraplu waaronder de verschillende projecten plaatsvinden:
Patiëntenzorg > Een centrum voor diagnostiek, behandeling en zorg gericht op ouderen met een complexe zorgvraag: het UMCG Centrum Ouderengeneeskunde (UCO). > Het voorbereiden van een partikelfaciliteit waarmee kanker doelgericht kan worden bestraald, zonder schade toe te brengen aan gezond weefsel.
Onderzoek > Het UMCG werkt aan één van de grootste multidimensionale biobanken ter wereld met een uniek drie-generatie-onderzoeksontwerp met een looptijd van 30 jaar: LifeLines. > Het oprichten van een nieuw Europees topinstituut voor fundamenteel onderzoek naar de biologie van veroudering: European Research Institute on the Biology of Ageing (ERIBA).
Onderwijs en opleidingen > Het verzorgen van een aanvullende opleiding voor artsen, verpleegkundigen ‘HEALTHY AGEING’ /
en paramedici op het gebied van ouderenzorg GEZONDgericht EN ACTIEF op multidisciplinaire OUDER WORDEN samenwerking in de keten.
Gezond en actief ouder worden begint al voor de geboorte. Erfelijke factoren, levensstijl, voedingspatroon en omgevingsfactoren
> Het inbouwen van Healthy Ageing in albeïnvloeden het onderwijs en alle opleidingen de ontwikkeling van gezondheid. die het UMCG verzorgt.
Over de invloed van deze factoren en hoe ze zich tot elkaar verhouden, is nieuwe kennis nodig. Wij kiezen ervoor deze thematiek de
basis te laten zijn voor > Het doorontwikkelen van het Wenckebach Skills Center.
onze drie kerntaken:
onderzoek, patiëntenzorg en onderwijs & opleidingen.
INHOUD Voorwoord Raad van Bestuur Voorwoord Raad van Toezicht
6 9
1. UITGANGSPUNTEN VAN DE VERSLAGGEVING
10
2. PROFIEL VAN HET UMCG 2.1 Algemene identificatiegegevens 2.2 Structuur van het concern 2.3 Kerngegevens 2.3.1 Kernactiviteiten en nadere typering 2.3.2 Kerncijfers 2.4 Samenwerkingsrelaties
11 11 11 13 13 16 19
3. BESTUUR, TOEZICHT, BEDRIJFSVOERING EN MEDEZEGGENSCHAP 3.1 Normen voor goed bestuur 3.2 Raad van Bestuur 3.3 Raad van Toezicht 3.4 Bedrijfsvoering 3.5 Cliëntenraad 3.6 Medezeggenschap
22 22 22 24 27 32 33
4. BELEID, INSPANNINGEN EN PRESTATIES 4.1 Meerjarenbeleid 4.2 Algemeen beleid 4.2.1 Patiëntenzorg 4.2.2 Innovatie en ontwikkeling 4.2.3 Onderwijs en opleidingen 4.2.4 Bouw & Infrastructuur 4.3 Algemeen kwaliteitsbeleid 4.4 Kwaliteitsbeleid ten aanzien van patiënten / cliënten 4.4.1 Kwaliteit van zorg 4.4.2 Klachten 4.4.3 Veiligheid 4.5 Kwaliteit ten aanzien van medewerkers 4.5.1. Personeelsbeleid 4.5.2 Kwaliteit van het werk 4.6 Samenleving 4.6.1 Taken in de regio 4.6.2 Milieu 4.6.3 Bereikbaarheid 4.6.4 Sponsoring 4.7 Financieel beleid
36 36 38 38 41 46 52 53 56 58 61 66 67 67 70 72 73 76 78 78 79
5. FINANCIEEL JAARVERSLAG (VERKORTE JAARREKENING) 5.1 Vaststellen en goedkeuren van de jaarrekening 5.2 Verkorte jaarrekening 5.3 Personalia 5.3.1 Raad van Bestuur 5.3.2 Raad van Toezicht 5.4 Verkorte enkelvoudige jaarrekening 2009 5.5 Verkorte geconsolideerde jaarrekening 2009 BIJLAGES Bijlage 1. Subsidies en Prijzen Bijlage 2. UMCG in het nieuws Bijlage 3. WBMV functies Bijlage 4. Legitimering academische component
82 82 83 83 83 86 88 98 100 100 104 108 110
‘HEALTHY AGEING’ GEZOND EN ACTIEF OUDER WORDEN Gezond en actief ouder worden begint al voor de geboorte. Erfelijke factoren, levensstijl, voedingspatroon en omgevingsfactoren beïnvloeden de ontwikkeling van gezondheid. Over de invloed van deze factoren en hoe ze zich tot elkaar verhouden, is nieuwe kennis nodig. Wij kiezen ervoor deze thematiek de basis te laten zijn voor onze drie kerntaken: patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs & opleidingen.
Voorwoord Raad van Bestuur Met veel genoegen bieden wij u het jaarverslag 2009 aan van het Universitair Medisch Centrum Groningen, het UMCG. Naast patiëntenzorg richt het UMCG zich op onderwijs en onderzoek (O&O) en opleiding. De activiteiten op het gebied van O&O en patiëntenzorg vinden veelal geïntegreerd plaats. Internationalisering, onderzoek naar veroudering en de ontwikkeling van biobanken zijn op dit terrein belangrijke ontwikkelingen waarin het UMCG pro-actief opereert. Voor onze primaire activiteiten patiëntenzorg, O&O en opleiding is als centraal thema gekozen voor ‘Healthy Ageing’ (gezond en actief ouder worden). In het onderzoek naar gezond en actief ouder worden, wordt niet alleen uitgegaan van de vraag waarom mensen chronische ziekten krijgen, maar is in belangrijke mate aandacht voor het basale onderzoek naar de vraag waarom sommige mensen ook nog op oudere leeftijd gezond zijn, terwijl anderen al op jeugdige leeftijd met ziekte te maken krijgen. De hiermee opgedane kennis is erop gericht ziekten te voorkomen of het moment waarop de ziekte zich manifesteert, uit te stellen. De missie en visie van het UMCG wordt ondermeer vertaald in projecten als ERIBA (European Research Institute on the Biology of Ageing), LifeLines - een grootschalig cohortonderzoek onder de bevolking van Noord-Nederland -, ouderenzorg en onderzoek naar de haalbaarheid van partikeltherapie, als aanvulling op de conventionele bestralingstherapieën, in Groningen. Op al deze terreinen zijn in 2009 verdere stappen gezet.
Bereikte resultaten Onze medewerkers werken dagelijks hard aan het verwezenlijken van onze ambities. In het voorliggende jaarverslag blikken wij terug op de wijze waarop wij deze ambities hebben vormgegeven en de behaalde resultaten. Op het gebied van onderzoek hebben we de opwaartse lijn betreffende de wetenschappelijke impact van onze publicaties en het wervend vermogen gecontinueerd. De keuze voor Healthy Ageing als overkoepelend thema, waaronder de uitbouw van het project LifeLines, leidt tot nieuwe onderzoeksprojecten en financieringsstromen. Voor LifeLines zijn in 2009 subsidies verworven voor het bouwen van een cryobank en het verder uitbouwen van het cohort in de periode tot en met 2015. De vooraanstaande positie van ons onderwijs is in 2009 behouden. Dit blijkt uit de titel ‘beste geneeskundige opleiding’ volgens de Keuzegids Hoger Onderwijs. Ook zijn het afgelopen jaar in het onderwijs en in de opleidingen diverse initiatieven gestart, waaronder het organiseren van seminars, om de lijn van Healthy Ageing zichtbaar te maken in deze kerntaken. Op het gebied van patiëntenzorg blijft sprake van een groei in aantal patiënten en patiëntenzorgactiviteiten. Door gericht beleid is in 2009 daarbij een verkorting van de ligduur bereikt. Na uitgebreide discussie is het Medisch Beleidsplan tot stand gekomen. In 2009 kregen we daarnaast een vergunning voor congenitale hartafwijkingen. Bij de patiëntenzorg zijn patiëntveiligheid en -tevredenheid randvoorwaarden. Op basis van inspectiebezoeken, interne audits en klanttevredenheidsonderzoeken zijn op dit terrein in 2009 verdere verbeteringen ingezet. Tot slot is in 2009 een groei in opleidingsplaatsen gerealiseerd, zowel voor medisch
6
UMCG | JAARVERSLAG 2008
specialisten alsook voor gespecialiseerde functies binnen de verpleegkundige en paramedische beroepsgroepen. Hierdoor leveren wij een belangrijke bijdrage aan het voorkomen van een tekort aan voldoende gekwalificeerd personeel in deze beroepen. Andere belangrijke resultaten in 2009 zijn de oprichting van het Verpleegkundig Expertisecentrum en de voorbereidingen om te komen tot een Adviesraad voor dit expertisecentrum, het opstellen van een Medisch Beleidsplan en de realisatie van diverse nieuwbouwprojecten. De behaalde resultaten blijken ook uit het feit dat het UMCG in 2009 weer veelvuldig in het nieuws was, zowel nationaal als internationaal. Zoals u gewend bent van ons zijn in dit jaarverslag enkele van deze nieuwsfeiten opgenomen. Deze nieuwsfeiten zijn een uiting van het feit dat in 2009 op onze kerntaken belangrijke resultaten zijn geboekt.
Toekomst Healthy Ageing is het verbindende thema in onze activiteiten op het gebied van patiëntenzorg, onderzoek, onderwijs en opleidingen. De opwaartse lijn in onderzoeksprestaties afgelopen jaren willen wij continueren. Speerpunten hierbij zijn talentontwikkeling, LifeLines en ERIBA. Op het gebied van onderwijs willen we de komende jaren onze vooraanstaande positie behouden. De introductie van de Engelstalige bachelor in het afgelopen jaar en van selectie bij de instroom van studenten ondersteunen ons daarbij. Van ons mag daarnaast worden verwacht dat wij blijvend invulling geven aan patiëntveiligheid en -tevredenheid en onze prestaties op deze terreinen ook transparant maken voor onze belanghebbenden. Het Medisch Beleidsplein vormt daarbij het richtsnoer voor de keuzes die we maken in de groei van patiëntenzorgactiviteiten. Wij willen een vooraanstaand opleidingsinstituut blijven, zowel voor medisch specialisten als voor andere zorgopleidingen. Bij het opleiden van medisch specialisten is, naast de toekenning, de regiobehoefte de komende jaren een bepalende factor, maar ook de intrede van kwaliteitsindicatoren. Naast het opleiden van medisch specialisten zullen we in samenwerking met de regio blijven investeren in opleidingen in gespecialiseerde functies, zoals anesthesie-medewerkers en OK-assistenten. Op al onze kerntaken zullen we de samenwerking in de regio verder intensiveren. Daarnaast is de verdere internationalisering, vooral op het gebied van onderzoek een speerpunt. Onze ambities zullen we moeten realiseren in een omgeving waarin door de val van het kabinet sprake is van onzekerheid over de (toekomstige) financiering van de curatieve sector en het doorvoeren van marktwerking. Ook worden wij – mede als gevolg van de economische en kredietcrisis – geconfronteerd met landelijke bezuinigingen op de zorg. Dezelfde onzekerheid geldt ook voor de financiering van onderwijs en onderzoek. Bij verdere bezuinigingen ontkomen we er niet aan keuzes te maken welke activiteiten wel en welke niet worden gecontinueerd. Hierbij geldt de randvoorwaarde dat het UMCG zal staan voor de curatieve zorg die niet elders in de regio beschikbaar is in het kader van onze unieke brede (publieke) functie van topreferente zorg.
7
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Kortom de realisatie van onze ambities zal plaatsvinden in een omgeving waarin sprake is van landelijke bezuinigingen, prestatiebekostiging en toenemende eisen van belanghebbenden. Met name in de zorg ontkomen we er door landelijke bezuinigingen niet aan dat personeelsreducerende maatregelen in 2010 nodig zijn. De uitdaging voor het UMCG is om de ambities waar te maken in deze veranderende omgeving. Onze prestaties in de afgelopen jaren geven echter voldoende vertrouwen dat we deze uitdaging aankunnen. Deze prestaties zijn gerealiseerd door de inzet en expertise van onze medewerkers die wij hiervoor zeer erkentelijk zijn. Wij verwachten dan ook in de komende jaren verder te kunnen bouwen aan de toekomst van de gezondheid.
Bert Bruggeman, Voorzitter Raad van Bestuur
8
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Voorwoord Raad van Toezicht Op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is de Raad van Toezicht belast met het houden van een voortdurend toezicht op al wat het Universitair Medisch Centrum Groningen aangaat. Concrete wettelijke bevoegdheden bestaan uit het benoemen en ontslaan van de leden van de Raad van Bestuur, het goedkeuren danwel instemmen met het bestuursreglement, de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag. De Raad van Toezicht neemt bij de uitoefening van zijn taken de Governancecode voor de UMC’s in acht. Het jaarverslag en de jaarrekening over 2009 heeft de Raad van Toezicht in haar vergadering d.d. 27 mei 2010 goedgekeurd. In paragraaf 3.3 van dit jaarverslag wordt gerapporteerd over de samenstelling en de verrichte toezichthoudende activiteiten van de Raad van Toezicht. Naast de goedkeuring aan de in de WHW genoemde documenten heeft de Raad van Toezicht in 2009 ondermeer aandacht besteed aan risicomanagement, bezetting topkader, patiëntveiligheid, ontwikkeling van clinical governance en het Medisch Beleidsplan, ICT governance, governance structuur LifeLines en ontwikkelingen in het kader van Healthy Ageing. Per 1 februari 2010 is mevrouw De Boer teruggetreden uit de Raad van Toezicht in verband met het verstrijken van de maximale zittingstermijn. Wij zijn mevrouw De Boer zeer erkentelijk voor de wijze waarop zij de afgelopen jaren invulling heeft gegeven aan haar toezichthoudende rol, waarvan de laatste jaren als voorzitter van onze Raad. Teneinde te kunnen voorzien in de door het vertrek van mevrouw De Boer ontstane vacature is de Raad van Toezicht in de tweede helft van 2009 gestart met de werving van een nieuw lid en heeft eind 2009 een kandidaat voorgedragen bij de minister van OCW. Om te komen tot de profielschets voor de opvolger van mevrouw De Boer heeft de Raad van Toezicht de thans aanwezige kwaliteiten en deskundigheden in de Raad van Toezicht tegen het licht gehouden. Op grond daarvan is geconstateerd dat governancedeskundigheid ontbreekt in de Raad van Toezicht. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft mevrouw mr. Leonor Lindner per 1 april 2010 benoemd tot lid van de Raad van Toezicht van het UMCG. Zij heeft bijzondere expertise op het gebied van corporate governance. Ontwikkelingen in de samenleving, wet- en regelgeving en landelijke bezuinigingen stellen hoge eisen aan het UMCG. Binnen de ingezette koers van Healthy Ageing is het adequaat anticiperen op deze ontwikkelingen door het UMCG noodzakelijk. De Raad van Toezicht voelt zich daarbij nauw betrokken. De Raad van Toezicht is verheugd te constateren dat in een voortdurend wijzigende omgeving de ingezette koers op basis van het thema Healthy Ageing in 2009 verder is vormgegeven en verankerd binnen de organisatie. De Raad van Toezicht spreekt zijn waardering uit voor de goede wijze waarop medewerkers van het UMCG hieraan afgelopen jaar hebben bijgedragen,
Hans Alders, Voorzitter Raad van Toezicht
9
UMCG | JAARVERSLAG 2009
1 Uitgangspunten van de verslaggeving Voor dit jaarverslag volgt het UMCG het stramien uit de Jaarverantwoording Zorginstellingen 2009, opgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het UMCG richt zich op een brede groep belanghebbenden en geïnteresseerden. Om deze redenen zijn de verschillende verantwoordingsaspecten van het UMCG in één verslag geïntegreerd. In het verslag besteden we ruime aandacht aan onze kerntaken: patiëntenzorg, onderzoek, onderwijs en opleiding. Bij het opstellen van dit verslag zijn de adviezen en uitkomsten van benchmarks van diverse interne en externe gremia, die wij mochten ontvangen naar aanleiding van ons jaarverslag over 2008, meegenomen. Ook dit jaar ontvangen wij graag uw aanbevelingen over dit jaarverslag. Deze kunt u richten aan UMCG, UMC-staf Communicatie, Postbus 30.001, 9700 RB te Groningen dan wel aan
[email protected]. In dit verslag is een verkorte versie van de wettelijk verplichte jaarrekening opgenomen. De jaarrekening en het zogenaamde digitale maatschappelijke verslag (DigiMW) en de bijlagen zijn integraal gedeponeerd en opvraagbaar bij www.jaarverslagenzorg.nl. De IGZ (Inspectie voor de Gezondheidszorg) prestatie-indicatoren over 2009 zijn op 14 april 2010 bij www.ziekenhuizentransparant.nl en opgenomen op www.umcg.nl. De jaarrekening is conform wettelijke voorschriften gecontroleerd door de externe accountant. Voor de overige gegevens geldt geen wettelijke controleplicht. Deze gegevens zijn veelal wel intern onderdeel van de planning & control-cyclus, waarin diverse waarborgen op het gebied van administratieve organisatie en interne controle zijn opgenomen. In het deel ‘Financieel jaarverslag’ wordt zowel verantwoording over het UMCG (de enkelvoudige jaarrekening) als ook over de gelieerde entiteiten (de geconsolideerde jaarrekening) afgelegd. Dit is in overeenstemming met de Regeling Jaarverslaglegging Zorginstellingen, waarin de plicht tot consolidatie van rechtspersonen, die tot een groep behoren, is vastgelegd. De overige verantwoordingsaspecten, waaronder de niet financiële outputparameters van de kerntaken richten zich alleen op het UMCG. Deze verantwoordingsaspecten zijn opgenomen in dit jaarverslag.
10
UMCG | JAARVERSLAG 2009
2 Profiel van het UMCG 2.1
Algemene identificatiegegevens
Het Universitair Medisch Centrum Groningen, het UMCG, is gevestigd op Hanzeplein 1 in Groningen. Verdere gegevens zijn te vinden op onze website www.umcg.nl.
2.2
Structuur van het concern
Juridische structuur De publiekrechtelijke rechtspersoon Academisch Ziekenhuis Groningen (AZG) handelt sinds 2005 onder de naam UMCG. Het UMCG is een samenwerkingsverband tussen het AZG en de Faculteit Medische Wetenschappen (FMW), onderdeel van de Rijksuniversiteit Groningen. Naast het UMCG wordt de UMCG-groep gevormd door een aantal aan het UMCG verbonden groepsmaatschappijen, waarin een beleidsbepalende invloed kan worden uitgeoefend, te weten: • Hanze Stichting • Stichting Academische Huisartsenpraktijk • Stichting Thomassen à Thuessink • Stichting BEA (Bewegen en Ademhalen) • Stichting Duizendpoot • Stichting voor Erfelijkheidsvoorlichting • Stichting Pathologisch Laboratorium Assen/Emmen • Stichting Prenatale Screening Noord-Oost Nederland • Stichting RAV/AZG • Stichting Triade • Stichting Zorgaanbod Hanzekliniek • GIL Bravo ’96 B.V. • GIL Bravo ’99 B.V. • GIL Bravo ’01 B.V. • GIL Bravo ’02 B.V. • RAV/AZG B.V. • Verloskundige Stadspraktijk B.V. • UMCG Services B.V.
Organisatorische structuur/bestuursmodel Het UMCG is een lijnorganisatie met decentraal integraal management, dat handelt binnen de door de Raad van Bestuur afgegeven kaders. Het organogram van het UMCG is in figuur 1 weergegeven. Er zijn zes sectoren: ‘Langdurige zorg en vaten’, ‘Kortdurende zorg en buik’, ‘Kinderen, voortplanting, revalidatie, psychiatrie’, ‘Oncologie’, ‘Ondersteunende specialismen’ en ‘Ontwikkeling en overdracht’. Elke sector heeft een directie en eigen ondersteuning in de vorm van een bedrijfsbureau. De overige ondersteuning vindt plaats door de UMC-staf, Bouw & Infrastructuur en Ondersteunende Diensten.
11
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Raad van Toezicht
Ondernemingsraad O & O-raad Stafconvent
Raad van Bestuur CRAZ
Ondersteunende Diensten
UMC-staf
Bouw & Infrastructuur
Sector A
Sector B
Sector C
Sector D
Sector E
Sector F
Langdurige zorg, Vaten
Kortdurende zorg, Buik
Kinderen, Voortplanting, Revalidatie, Psychiatrie
Oncologie
Ondersteunende Specialismen
Ontwikkeling en Overdracht
FIGUUR 1
ORGANOGRAM UMCG 2009
Medezeggenschapsstructuur De medezeggenschap van medewerkers vindt plaats via de Ondernemingsraad (OR) van het UMCG, die op grond van de Wet op de Ondernemingsraden is ingesteld. De sectoren hebben hun eigen medezeggenschapsorgaan – Onderdeelcommissies (OC) – met een zelfstandig advies- en instemmingsrecht. Studenten hebben een stem via de O&O-raad (Onderzoek- en Onderwijsraad). De O&O-raad bestaat uit veertien leden. Hiervan zijn zeven student, de andere zeven leden zijn personeelsleden waarvan vier gekozen leden uit de OR, en drie leden uit de OC’s. Patiënten oefenen medezeggenschap uit via de Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen, de CRAZ (zie ook paragraaf 3.5 Cliëntenraad). Medisch specialisten oefenen hun invloed uit via het Stafconvent.
Toelatingen Zorginstellingen die zorg willen aanbieden die op grond van de Zorgverzekeringswet of AWBZ voor vergoeding in aanmerking komt, hebben een toelating in het kader van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) nodig. Daarmee kan worden nagegaan of de instelling aan bepaalde eisen voldoet. Het UMCG is een toegelaten instelling met instellingsnummer 1435.
12
UMCG | JAARVERSLAG 2009
2.3
Kerngegevens
2.3.1
Kernactiviteiten en nadere typering
Het UMCG heeft vooral een taak en positie als kennisorganisatie die een geïntegreerd beleid voert inzake de drie kernactiviteiten: patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs en opleiding. Voor de typering en kerncijfers van onderzoek verwijzen we naar paragraaf 4.2.2. Een toelichting op onderwijs en opleiding is opgenomen in paragraaf 4.2.3. De wisselwerking tussen deze activiteiten maakt het mogelijk dat er topreferente zorg geboden kan worden waarbij het gehele noordoosten van Nederland ons werkgebied vormt. Door ons totaalpakket van zorg en intensieve kennisinfrastructuur bieden we als eindpunt van verwijzing relatief veel complexe diagnostiek en veel complexe behandelingen aan patiënten. De patiënten van het UMCG met veel voorkomende medische klachten komen vooral uit de provincie Groningen. Voor bijzondere functies komen patiënten uit de rest van Nederland. Het UMCG heeft alle poortspecialismen in huis met uitzondering van Klinische Geriatrie, is voor patiëntenzorg ook een algemeen ziekenhuis en heeft een Traumacentrum en een Revalidatiecentrum. Bijzonder is dat het UMCG alle orgaantransplantaties bij volwassenen en kinderen uitvoert. Ook worden gecombineerde transplantaties uitgevoerd.
2009
2008
Aantal erkende bedden (inclusief wiegen)
1.339
1.339
Bedbezetting op basis van erkende bedden
74%
75%
Eerste polikliniekbezoeken
138.171
133.843
Eerste administratieve consulten
180.957
175.289
Totaal consulten
509.867
494.233
41.644
40.824
Dagbehandelingen
25.010
22.638
.
waarvan gewoon
22.444
19.997
.
waarvan zwaar
2.566
2.635
35.412
34.411
324.954
329.751
9,2
9,6
.
waarvan centrale spoedopvang
Klinische opnames Verpleegdagen Gemiddelde verpleegduur (inclusief Revalidatie en Psychiatrie)
TABEL 1
13
KERNCIJFERS PATIËNTENZORG
UMCG | JAARVERSLAG 2009
CATEGORIE
VERGUNNING
JA/NEE
Transplantaties
Niertransplantatie
Ja
Harttransplantatie
Ja
Longtransplantatie
Ja
Levertransplantatie
Ja
Pancreastransplantatie
Ja
Transplantatie van de dunne darm
Ja
Haematopoëtische stamceltransplantaties
Ja
Transplantatie van de eilandjes van Langerhans
Ja
Radiotherapie
Ja
Bijzondere Neurochirurgie
Ja
Hartchirurgie
Openhartoperatie (OHO)
Ja
Automatic implantable cardiovector defibrillator (AICD)
Ja
Ritmechirurgie
Ja
Percutane transluminale coronaire angioplastiek (PTCA)
Ja
Klinisch genetisch onderzoek en erfelijkheidsadvisering
Ja
In vitro fertilisatie (IVF)
Ja
Neonatale intensive care unit (NICU)
Ja
Congenitale hartafwijkingen
Ja
TABEL 2
VERGUNNINGEN OP GROND VAN ARTIKEL 2 WET OP BIJZONDERE MEDISCHE VERRICHTINGEN
PER EINDE VERSLAGJAAR
AANWIJZING
JA/NEE
Pediatrische intensive care unit (PICU)
Ja
Hemofiliebehandeling
Ja
Traumazorg
Ja
Pijnrevalidatie en revalidatietechnologie
Ja
HIV-behandelcentra (Humaan immunodeficiëntie virus)
Ja
Cochleaire implantaties
Ja
Uitnameteams orgaandonatie
Ja
Epilepsiechirurgie
Nee
Pijnkenniscentrum
Ja
Brandwondencentrum
Nee
TABEL 3
14
AANWIJZINGEN OP GROND VAN ARTIKEL 8 WET OP BIJZONDERE MEDISCHE VERRICHTINGEN PER EINDE VERSLAGJAAR
UMCG | JAARVERSLAG 2009
‘HEALTHY AGEING’ GEZOND EN ACTIEF OUDER WORDEN Gezond en actief ouder worden begint al voor de geboorte. Erfelijke factoren, levensstijl, voedingspatroon en omgevingsfactoren beïnvloeden de ontwikkeling van gezondheid. Over de invloed van deze factoren en hoe ze zich tot elkaar verhouden, is nieuwe kennis nodig. Wij kiezen ervoor deze thematiek de basis te laten zijn voor onze drie kerntaken: patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs & opleidingen.
2.3.2 Kerncijfers GEMIDDELDE
OPNAMES
2009
VERSCHIL
VERPLEEGDUUR 2008
T.O.V.
2009
2008
2008
Interne Geneeskunde
2.074
2.140
10,3
10,9
-0,6
Longziekten
1.662
1.577
9,6
9,4
0,2
179
190
12,0
11,3
0,6
Reumatologie &
Klinische Immunologie
Maag-Darm-Lever ziekten
901
791
10,1
10,9
-0,9
Kindergeneeskunde
3.598
3.594
8,4
8,7
-0,3
Heelkunde
5.288
5.069
8,4
8,9
-0,5
661
715
4,9
4,7
0,2
Urologie
1.314
1.279
4,8
5,1
-0,3
Obstetrie en Gynaecologie
3.249
3.042
5,2
5,4
-0,1
Cardiologie
4.816
4.944
4,8
4,3
0,5
Cardiothoracale Chirurgie
1.212
976
16,4
16,1
0,3
Plastische Chirurgie
Dermatologie
198
175
14,5
17,1
-2,6
1.758
1.706
4,9
5,0
-0,1
666
630
4,2
3,9
0,3
Neurochirurgie
1.606
1.544
7,2
7,9
-0,7
Neurologie
Keel- Neus- en Oorheelkunde Mondheelkunde
1.728
1.522
8,9
9,1
-0,1
Oogheelkunde
475
376
2,4
2,5
-0,1
Radiotherapie
196
159
1,9
2,5
-0,6
1.201
1.224
8,8
8,7
0,1 -7,2
Orthopedie Anesthesiologie
30
33
17,0
24,3
618
685
16,4
16,1
0,4
1.103
1.119
5,4
5,5
-0,1
34.533
33.490
7,5
7,7
-0,3
Revalidatie
531
497
83,9
94,2
-10,3
Psychiatrie
348
424
66,2
57,3
9,0
35.412
34.411
9,2
9,6
-0,4
Hematologie Medische Oncologie SUB TOTAAL
TOTAAL
TABEL 4
OPNAMES EN VERPLEEGDUUR PER SPECIALISME IN 2008 EN 2009
16
UMCG | JAARVERSLAG 2009
EERSTE
DAGBEHANDELING
POLIBEZOEK
2009
2008
2009
2008
Interne Geneeskunde
1.743
1.851
10.489
9.547
577
454
4.018
3.902
Longziekten Reumatologie & Klinische Immunologie
896
963
1.547
1.305
Maag-Darm-Lever ziekten
2.748
1.802
1.345
1.228
175
186
434
435
Kindergeneeskunde
2.061
2.195
8.236
8.479
Heelkunde
1.514
1.409
18.872
17.996
Plastische Chirurgie
469
519
2.872
2.818
Urologie
263
268
3.664
3.581
Obstetrie en Gynaecologie
1.701
1.550
10.291
10.069
Cardiologie
1.287
1.263
9.097
9.100
7
4
933
1.017
Dermatologie
680
896
5.749
6.171
Keel- Neus- en Oorheelkunde
806
759
7.675
7.162
Mondheelkunde
458
512
9.933
10.005
Neurochirurgie
408
399
2.491
2.451
Neurologie
961
795
8.716
8.314
Klinische Geriatrie / Ouderengeneeskunde
Cardiothoracale Chirurgie
Oogheelkunde
5.180
4.117
9.459
9.164
Psychiatrie
58
50
2.545
2.633
Radiotherapie
29
21
3.764
3.538
639
510
6.443
6.242
Orthopedie Anesthesiologie
2
6
1.777
1.824
Revalidatie
30
48
3.465
3.075
Sportgeneeskunde
66
157
2.553
2.114
1.480
1.439
1.152
1.089
772
459
651
584
25.010
22.632
138.171
133.843
Hematologie Medische Oncologie TOTAAL
TABEL 5
17
DAGBEHANDELING EN EERSTE POLIKLINIEKBEZOEK PER SPECIALISME
UMCG | JAARVERSLAG 2009
AANTAL DBC’S
INTER-
REGULIERE COLLEGIAAL
ZORG
CONSULT
VERVOLG
TOTAAL
10.945
113
8.080
19.138
SPECIALISME Oogheelkunde KNO – heelkunde
7.418
393
3.981
11.792
20.883
173
3.091
24.147
Plastische Chirurgie
3.919
32
238
4.189
Orthopedie
7.143
83
1.831
9.057
3.662
115
2.665
6.442
13.637
0
1.533
15.170
Heelkunde
Urologie Gynaecologie Neurochirurgie
3.141
47
875
4.063
Dermatologie
6.506
341
2.698
9.545
Interne Geneeskunde
10.519
862
9.901
21.282
Kindergeneeskunde
7.758
603
5.288
13.649
Maag-Darm-Lever ziekten
2.569
42
1.694
4.305
11.960
1.062
3.581
16.603
Longgeneeskunde
3.540
320
2.884
6.744
Reumatologie
1.498
84
2.993
4.575
870
5
295
1.170
Revalidatie
4.160
658
1.644
6.462
Cardiothoracale Chirurgie
3.525
Cardiologie
Allergologie
3.512
0
13
Psychiatrie
65
19
0
84
Neurologie
9.057
490
3.345
12.892
446
296
84
826
Audiologie
3.736
1.176
4.912
Radiotherapie
4.224
0
3.954
8.178
686
0
30
716
Anesthesiologie
1.770
225
75
2.070
Klinische Genetica
4.183
90
3
4.276
147.807
6.053
61.952
215.812
Klinische Geriatrie / Ouderengeneeskunde
Radiologie
TOTAAL
TABEL 6
DBC’S IN 2009
MEDEWERKERS
TABEL 7
IN FTE
IN AANTALLEN
8.220
10.823
PERSONEELSBEZETTING 2009 (ABSOLUTE STAND PER 31-12-2009)
18
UMCG | JAARVERSLAG 2009
2.4
Samenwerkingsrelaties
Het UMCG maakt, samen met de andere UMC’s, deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De NFU heeft als algemene doelstelling het behartigen van de gezamenlijke belangen van de UMC’s. Daartoe worden gemeenschappelijke beleidsvisies en standpunten ontwikkeld op alle terreinen die de acht UMC’s aangaan. Uit wettelijk oogpunt onderhoudt het UMCG contacten met verschillende ministeries (Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen; Volksgezondheid, Welzijn en Sport; Economische Zaken). Ook de contacten met de toezichthouders: Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) kennen een wettelijke basis. Met de zorgverzekeraars wordt overleg gevoerd over de omvang van verrichtingen van het UMCG (A segment) en de prijzen voor de B-DBC’s. Ook worden met zorgverzekeraars afspraken gemaakt over zorgvernieuwingsprojecten en projecten op het gebied van patiëntenparticipatie. Voor het verwerven en verantwoorden van verkregen onderzoekssubsidies vindt frequent overleg plaats met collectebusfondsen, industrie, ZonMW en het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN). In paragraaf 3.4 Bedrijfsvoering, worden bij Treasury contacten met kapitaalverschaffers behandeld. De gemeente Groningen is een belangrijke gesprekspartner voor het UMCG. In het verleden is afgesproken dat het UMCG zich zou blijven vestigen in de binnenstad van Groningen. Dit schept verplichtingen over en weer. De bereikbaarheid, maar ook de uitbreiding van het UMCG en daarmee het bestemmingsplan van de buurt zijn terugkerende onderwerpen in het overleg. De duurzame relatie tussen het UMCG en de Stad blijkt ook uit het Akkoord van Groningen. Dit is een samenwerkingsverband van de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool, het UMCG en de gemeente Groningen. Door samen op te trekken vanuit een eenduidige visie en een gemeenschappelijke agenda willen de organisaties de positie van Groningen als dé kennis- en innovatiestad van Noord-Nederland verder ontwikkelen. In Akkoord 2.0 zijn twee speerpunten benoemd: Energie en Healthy Ageing. Healthy Ageing (zie ook paragraaf 4.1) is het onderwerp waar het UMCG, de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool Groningen, de gemeente Groningen en de provincie Groningen gezamenlijk op focussen. Alle betrokken organisaties en bedrijven nemen deel aan het Healthy Ageing Network Northern Netherlands (HANNN). Voor diverse projecten op het gebied van Healthy Ageing zijn in het verslagjaar EU- en FES-subsidies verworven. In het kader van het stimuleren van innovaties wordt ondermeer samengewerkt met de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij en de Stichting Business Generator. In de patiëntenzorg wordt steeds vaker gezocht naar samenwerking. Deze samenwerking is veelal in regionaal verband met andere ziekenhuizen of met individuele instellingen georganiseerd. Voorbeelden hiervan zijn: • •
19
LabNoord: De eerder uitgesproken intentie van de afdeling Laboratoriumgeneeskunde (UMCG) en LabNoord om samen te werken, is in 2009 verder uitgewerkt. Het onderzoeken van de samenwerkingsmogelijkheden met de Ommelander Ziekenhuis Groep.
UMCG | JAARVERSLAG 2009
• • • • • •
Ouderenzorg (Oost-Groningen): De ouderenzorg in Oost-Groningen krijgt vorm. Er is een stuurgroep ingesteld met een brede participatie van o.a. de Eveangroep, Menzis, de provincie Groningen, de gemeentes Appingedam, Vlagtwedde en Pekela, GGD Groningen en de Ommelander Ziekenhuis Groep. In 2010 zullen projecten verder worden uitgewerkt. Deze projecten passen binnen het zogenaamde Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO). Samenwerking met het Scheperziekenhuis Emmen op het gebied van Radiotherapie: Op basis van een eerder uitgesproken intentie is een businesscase opgesteld, om te komen tot een vestiging van de afdeling Radiotherapie (UMCG) te Emmen. De uitwerking van de business case vindt in 2010 plaats. UMCGroningen Thuis: Particura, onderdeel van de Eveangroep, werkt sinds 1 mei 2009 samen met het UMCG op 50%:50% basis in de UMCGroningen Thuiszorg BV. De samenwerking met de Hoven in Winsum is geformaliseerd; een intentieverklaring is ondertekend. Er wordt een fonds opgericht, waaruit de gezamenlijke activiteiten bekostigd worden. Voor het UMCG is vooral de werkplaatsfunctie van belang. De samenwerking past binnen de plannen op het gebied van Healthy Ageing. De samenwerking met de huisartsenpost (Doktersdiensten Groningen): Op het terrein van het UMCG komt een huisartsenpost voor avond-, nacht- en weekendzorg. De financiering van de nieuwbouw is mede mogelijk door participatie van zorgverzekeraar Menzis in het project. De spoedeisende patiëntenstroom is onderwerp van gesprek geweest en zal verder moeten worden uitgewerkt. De zelfverwijzende patiënt op de CSO zal in principe naar de huisartsenpost worden doorverwezen, maar wanneer evident is dat een opname volgt, of wanneer de toestand van de patiënt het medisch gezien niet toelaat, zal het UMCG de patiënt toch behandelen. Samenwerking op regionaal niveau vindt verder plaats op het gebied van Pathologie en Genetica.
Ook op het gebied van onderwijs en opleiding werkt het UMCG samen. • In het klinisch onderwijs is de samenwerking met het Martiniziekenhuis in Groningen afgelopen jaren versterkt door gezamenlijk de verantwoordelijkheid te gaan dragen voor de opleiding van de junior co-assistenten. Aanleiding was de te zware belasting van de klinische afdelingen van het UMCG met junior co-assistenten in het eerste jaar van de masteropleiding. • In 2009 is de IC (intensive care) Academie UMCG opgericht. De IC-Academie is een samenwerkingsverband van de Intensive Care Volwassenen van ziekenhuizen in de regio en het Wenckebach Instituut (UMCG). Het doel van de IC-Academie is het opleiden van voldoende kundig en gekwalificeerd personeel voor Intensive Care afdelingen in de regio Noord- en Oost Nederland. De IC-Academie ondersteunt de professional bij de ontwikkeling van zijn kwaliteiten. De academie bundelt alle opleidingsactiviteiten rond de Intensive Care Volwassenen: voor intensivisten, artsen en IC-verpleegkundigen. Belangrijke pijler van de IC-Academie is de multidisciplinaire aanpak. Samenwerking op het gebied van onderzoek vindt plaats in een aantal grootschalige landelijke samenwerkingsprojecten, o.a. in het kader van de Top Instituten (zie paragraaf 4.2.2). Het UMCG neemt bovendien deel aan diverse Europese projecten binnen KP 6 en KP 7 en biobank initiatieven. In het kader van Healthy Ageing en het basale onderzoek naar veroudering heeft het UMCG sterke banden met de Mayo Clinic (Rochester, Minnesota, USA). Dit uit zich vooral in wetenschappelijke samenwerking en onderzoeksfinanciering. De Noaber Foundation is een belangrijke co-financier van het verouderingsonderzoek m.n. in
20
UMCG | JAARVERSLAG 2009
de Mouse Clinic for Ageing Research van de unieke Alliance for Healthy Ageing, waarin UMCG/RUG, Mayo Clinic en Vita Valley (non-profit organisatie voor zorginnovatie) samenwerken.
Overige samenwerking in de regio betreft het overleg met de huisartsen in de regio. Huisartsen zijn in 2009 gevraagd naar hun mening en ervaringen met het UMCG. De respons was 37%. Het onderzoek leverde een aantal actiepunten op voor het UMCG, waaraan inmiddels hard wordt gewerkt. Weliswaar betrof het niet allemaal nieuwe zaken, maar het bleek toch zinvol om de mening van huisartsen te kwantificeren. Veel huisartsen vinden de toegangstijden en wachtlijsten van het UMCG te lang. Ook vinden huisartsen dat de onderlinge samenwerking tussen specialisten beter kan. Andere aandachtspunten waren de nazorg na ontslag van een patiënt, de telefonische bereikbaarheid en de snelheid van berichtgeving. Samengevat leverde het onderzoek gerichte verbeterpunten op waar het UMCG mee verder kan. Daarbij is het prettig om te merken dat veel huisartsen aangeven dat zij bereid zijn te investeren in de relatie met het UMCG. Als traumacentrum vervult het UMCG een belangrijke rol in de regio, zowel op het gebied van het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) alsook op het gebied van Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO) betreffende rampenopvang. Wij verwijzen in dit kader naar paragraaf 4.6 Samenleving. Een Convenant tussen de ziekenhuizen in de regio Groningen, Friesland en Drenthe heeft tot doel om te komen tot een gezamenlijke aanpak van de arbeidsmarktproblematiek van OK-assistenten, anesthesiemedewerkers en IC-verpleegkundigen, opdat hierdoor voldoende gekwalificeerd personeel binnen de regio wordt opgeleid en behouden. Verdere ontwikkelingen in de UMCG-organisatie betreffen het verder organisatorisch vormgeven en inrichten van (het project) LifeLines met diverse vestigingen in de provincies Friesland, Groningen en Drenthe. In Friesland, Groningen en Drenthe is een samenhangend netwerk ontstaan van ketenzorgpartners uit de acute zorg die elkaar vinden in het optimaliseren van de keten. Het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) is de initiatiefnemer hier. Meer informatie hierover is te vinden in paragraaf 4.6.1 Taken in de regio.
21
UMCG | JAARVERSLAG 2009
3
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering
en medezeggenschap
3.1
Normen voor goed bestuur
Het UMCG voldoet aan de Governancecode UMC’s uit 2008 (zie www.nfu.nl). Deze is gebaseerd op de Zorgbrede Governancecode, maar doet recht aan de specifieke functies van de Universitair Medische Centra, zoals de topreferente functie en onderwijs en onderzoek. In februari 2009 is de klokkenluidersregeling definitief vastgesteld en in werking getreden. Daarmee voldoet het UMCG aan alle governance bepalingen.
3.2
Raad van Bestuur
In het bestuursreglement UMCG, in 2009 goedgekeurd door de Raad van Toezicht, zijn de specifieke taken voor het UMCG, zoals die voortkomen uit de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), opgenomen. De Raad van Bestuur is voor onbepaalde tijd benoemd door de Raad van Toezicht en bestaat uit vier leden: • dhr. drs. L.C. Bruggeman (voorzitter) • dhr. mr. J.F.M. Aartsen • dhr. drs. Fr. C. A. Jaspers • dhr. prof. dr. F. Kuipers (decaan) Het UMCG kent een bestuursmodel gebaseerd op gezamenlijke verantwoordelijkheid. Nieuwe nevenfuncties worden ter goedkeuring aan de Raad van Toezicht voorgelegd, belangenverstrengeling wordt op deze manier voorkomen. De nevenfuncties zijn onderling bekend. In gevallen waarbij belangenverstrengeling zou kunnen spelen, treedt het betreffende Raad van Bestuur lid terug bij de besluitvorming. De bezoldiging van de leden van de Raad van Bestuur past binnen de salarisschaal leden Raad van Bestuur, zoals vastgesteld door de minister van OCW. Op basis van richtlijnen NVZD en met inachtneming van advies van de Commissie Simons is door de Raad van Toezicht de bezoldiging vastgesteld. Inkomsten van de leden van de Raad van Bestuur uit nevenfuncties komen ten gunste van het UMCG. Wij verwijzen in dit kader ook naar hoofdstuk 5 Financieel jaarverslag. Taken en bevoegdheden van Raad van Bestuur en Raad van Toezicht vloeien eveneens voort uit de WHW. De raden vergaderen gemeenschappelijk minstens vier maal per jaar. De begroting en jaarrekening/jaarverslag zijn vaste agendapunten in de na- resp. voorjaarsvergaderingen. In augustus presenteert de Raad van Bestuur daarnaast een halfjaarverslag aan de Raad van Toezicht, waarin expliciet aandacht wordt besteed aan risicomanagement. De Raad van Toezicht wordt op de hoogte gehouden van eventuele verstoringen van de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld bij een ICT-calamiteit). Belangrijke publicaties van de IGZ en de ministeries worden actief ter informatie aangeboden. Tenslotte worden de Polsslag en Triakel, algemene informatievoorziening voor alle UMCG-medewerkers, aan de Raad van Toezicht gestuurd.
22
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Raad van Bestuurvergaderingen Vaste bespreekpunten op de bestuursvergaderingen zijn het strategisch beleid van het UMCG, de organisatieontwikkeling, de regiosamenwerking en de maatschappelijke verbanden, kwaliteit en patiëntveiligheid, personeel, financiën, onderwijs, opleiding en onderzoek, ICT beleid, internationale samenwerking en renovatie en bouw van faciliteiten ten behoeve van de taken van het UMCG. Op al deze terreinen zijn besluiten genomen, die voor een deel en afhankelijk van hun aard zijn voorgelegd ter instemming of advisering aan de daarvoor bestaande gremia. Al deze onderwerpen worden in dit jaarverslag behandeld. De Raad van Bestuur heeft de werkgroep bestuurlijk/professionele verhoudingen ingesteld, die de bestuurlijk professionele verhoudingen tussen Raad van Bestuur en (para)medici in beeld heeft gebracht. Het conceptadvies van de werkgroep is besproken op een themabijeenkomst van Raad van Bestuur, Stafconvent en sectordirecteuren. Vervolgens is een definitief advies uitgebracht aan de Raad van Bestuur. Dit advies wordt als onderlegger gebruikt om ook de bestuurlijk professionele verhoudingen met andere zorgprofessionals binnen het UMCG te definiëren. Een eerste maatregel die voortvloeit uit het advies is dat de jaargesprekken tussen Raad van Bestuur en afdelingshoofden, maar ook tussen alle professionals in onze organisatie nadrukkelijk ook over verantwoordelijkheid op het gebied van het professioneel handelen gaan. Daarbij wordt niet alleen ingegaan op het eigen functioneren van de professionals ten opzichte van patiënten en collega’s, maar ook op het waarnemen/signaleren van disfunctionerende collega’s. Het is de bedoeling om dit advies in 2010 te implementeren.
Overleg met Stafconvent De Raad van Bestuur heeft doorgaans vierwekelijks overleg met het Stafconvent en tweewekelijks met het Conventbestuur. Het accent van de besprekingen ligt met name op het gebied van patiëntenzorg en patiëntveiligheid, de opleidingen en het onderzoek, maar evenzeer op de bezuinigingsmaatregelen en de bestuurlijke verhoudingen. Ook de notitie bestuurlijk/ professionele verhoudingen werd samen met leden van het Stafconvent voorbereid en uitvoerig besproken. In 2009 heeft een werkgroep bestaande uit leden van het Stafconvent en de Raad van Bestuur gewerkt aan een Medisch Beleidsplan. Dit Medisch Beleidsplan is begin 2010 aangeboden aan de Raad van Bestuur. Uitgangspunt in dit beleidsplan is dat het UMCG inzet op de academische functies (topklinisch, topreferent), maar wel afhankelijk van de ontwikkelingen in de financiering van de Nederlandse gezondheidszorg. Een belangrijk onderdeel van het beleidsplan is het samenstellen van een zorgportfolio per afdeling op basis van een vier-kwadrantenmodel, zodat er naast een breed palet aan patiëntenzorg ook financieel evenwicht valt te bereiken door de casemix van hoogwaardige en goed betaalde zorg.
Overleg met sectordirecteuren In het tweewekelijkse overleg van de Raad van Bestuur met sectordirecteuren worden onderwerpen besproken die breed van aard zijn en sectoroverstijgend. In voor- en najaar zijn kaderbrief en beleidsbrief vaste bespreekpunten. De bezuinigingsmaatregelen en de effecten van de Lean Six Sigmaprogramma’s waren ook dit jaar veel besproken agendapunten. Op het gebied van patiëntenzorg is met name gesproken over de bedrijfshulpverlening, het kwaliteitsbeleid, waaronder de rapportages van de Commissie Centrale Incident Melding en de klanttevredenheid.
23
UMCG | JAARVERSLAG 2009
In 2009 is het UMCG door de IGZ gevisiteerd op de peri- en postoperatieve zorg (TOP II en TOP III). De uitkomsten hiervan hebben geleid tot een plan van aanpak dat in dit overleg is afgestemd en vervolgens is uitgevoerd. Het beleid voor de mogelijke uitbraak van een grieppandemie is met de sectordirecteuren afgestemd. Het Medisch Beleidsplan en de rapportage over bestuurlijk/professionele verantwoordelijkheden werden besproken. Zo ook de samenwerking in de regio zoals op het gebied van radiotherapie, ouderenzorg en de huisartsenpost. Ook de bereikbaarheid in samenhang met het parkeren voor medewerkers, de lobby voor een tramhalte bij het UMCG en het contact met de buurt werd besproken met de sectordirecteuren.
ICT-governance Na voorbereidingen in 2008 heeft de Raad van Bestuur in 2009 de ICT-governance vastgesteld. Op dit moment vindt er in de ontwikkeling een verschuiving plaats van ICT als faciliteit naar ICT als strategisch instrument voor de zorg. In lijn met de ICT-governance vraagt dit om een grote interactie met de sectoren en een directe lijn van de (project)directeur ICT met de Raad van Bestuur en bijbehorend mandaat. De ICT projecten zijn opgenomen in een masterplan. De Stuurgroep Zorginformatisering adviseert de Raad van Bestuur over prioritering van de projecten in het masterplan, binnen de gestelde financiële kaders. De Raad van Bestuur wijkt slechts gemotiveerd af van het advies. De Stuurgroep Onderzoeksinformatisering is in 2009 ingesteld om advies uit te brengen aan de Raad van Bestuur aangaande ICT-faciliteiten ten behoeve van het onderzoek. De relatie en samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen op het gebied van ICT-voorzieningen is een nadrukkelijk aandachtspunt.
3.3
Raad van Toezicht
Op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is de Raad van Toezicht belast met het houden van een voortdurend toezicht op al wat het Universitair Medisch Centrum Groningen aangaat. Concrete wettelijke bevoegdheden zijn o.a. het benoemen en ontslaan van de leden van de Raad van Bestuur, het goedkeuren danwel instemmen met het bestuursreglement, de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag.
Onderwerpen van bespreking In het jaar 2009 heeft de Raad van Toezicht vijf keer vergaderd, telkens in aanwezigheid van de Raad van Bestuur. Belangrijke onderwerpen van bespreking waren in 2009: risicomanagement, bezetting topkader, patiëntveiligheid, financiering grote projecten, ontwikkelingen in het toezicht, begroting 2010, jaarrekening 2008, ontwikkeling clinical governance en Medisch Beleidsplan, ICT governance en governance structuur LifeLines, beloningscode zorgsector, invulling topkader UMCG, ontwikkelingen in de bekostiging van de patiëntenzorg en ontwikkelingen in het kader van Healthy Ageing. De Raad van Toezicht besprak deze strategische onderwerpen aan de hand van informatie die geleverd werd door de Raad van Bestuur. In 2009 was het onderwerp risicomanagement of risicobeperking een dominant thema, gericht op alle terreinen, van patiëntenzorg tot personeelsbeleid. De Raad van Toezicht heeft in 2009 aan alle in de WHW genoemde formele documenten
24
UMCG | JAARVERSLAG 2009
‘HEALTHY AGEING’ GEZOND EN ACTIEF OUDER WORDEN Gezond en actief ouder worden begint al voor de geboorte. Erfelijke factoren, levensstijl, voedingspatroon en omgevingsfactoren beïnvloeden de ontwikkeling van gezondheid. Over de invloed van deze factoren en hoe ze zich tot elkaar verhouden, is nieuwe kennis nodig. Wij kiezen ervoor deze thematiek de basis te laten zijn voor onze drie kerntaken: patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs & opleidingen.
goedkeuring gegeven. Het gaat hier om de begroting voor 2010, de jaarrekening en het jaarverslag over 2008 en een (vooral technische) wijziging van het bestuursreglement UMCG.
Jaargesprekken De Raad van Toezicht heeft in het voorjaar de jaarlijkse individuele jaargesprekken met de leden van de Raad van Bestuur gevoerd. In deze gesprekken wordt gebruik gemaakt van een stramien, waarin plaats is voor terugblikken en vooruitblikken en waarbij ingegaan wordt op de samenwerking met de andere leden van de Raad van Bestuur.
Nieuw lid De Raad van Toezicht is in de tweede helft van 2009 gestart met de werving van een nieuw lid, om te voorzien in de vacature die per 1 februari 2010 zou ontstaan als gevolg van het verstrijken van de maximale zittingstermijn van mevrouw De Boer. Om te komen tot de profielschets voor de opvolger van mevrouw De Boer heeft de Raad van Toezicht de thans aanwezige kwaliteiten en deskundigheden in de Raad van Toezicht tegen het licht gehouden. De minister van OCW heeft enkele jaren geleden per brief gevraagd aan Raden van Toezicht van UMC’s om bij voorkeur vrouwelijke kandidaten voor te dragen voor vacatures in het toezichthoudend orgaan. Het profiel voor een kandidaat lid voor de Raad van Toezicht was daarmee dus een vrouwelijke jurist, met toezichthoudende ervaring. Vanwege het feit dat de minister van OCW benoemt en daarmee open werven en selecteren lastig is, heeft de Raad van Toezicht ervoor gekozen om de eigen netwerken van de leden te benutten voor het aanspreken van potentiële kandidaten. Er zijn enkele kandidaten die aan het profiel voldeden benaderd en uiteindelijk is mevrouw mr. Leonor Lindner net voor de jaarwisseling 2009/2010 voorgedragen bij de minister. Per 1 april 2010 heeft zij haar functie aanvaard. Deze gang van zaken is typerend voor de wijze waarop de Raad van Toezicht vooral door het aantrekken van nieuwe leden tracht te voorzien in eventuele leemten in de deskundigheid van de raad. In aanvulling daarop zal vanaf 2010 een introductieprogramma voor nieuwe leden worden ontwikkeld en uitgevoerd. De Raad van Toezicht borgt de onafhankelijkheid van zijn leden zo, dat bij het doen van een voordracht voor de benoeming van een nieuw lid altijd geverifieerd wordt of de kandidaat geen banden heeft met andere UMC’s of ziekenhuizen c.q. banden met de Raad van Bestuur van het UMCG. De leden van de Raad van Toezicht van het UMCG ontvangen voor hun werk geen andere beloning dan de door de minister van OCW voor hen vastgestelde bezoldiging. De Raad van Toezicht kent op dit moment één commissie en dat is de Auditcommissie. Deze bestaat uit de leden van de Raad van Toezicht en staat onder voorzitterschap van prof. dr. L. Koopmans, vicevoorzitter van de Raad van Toezicht. Renumeratie is een verantwoordelijkheid van de gehele Raad van Toezicht, welke jaarlijks wordt geëvalueerd. De Raad van Toezicht treedt op als renumeratiecommissie . De Auditcommissie heeft in 2009 een keer vergaderd over de jaarrekening en jaarverslag 2008 en heeft daarover advies uitgebracht aan de Raad van Toezicht. Bij dit advies zijn ook het accountantsverslag en de managementletter van de externe accountant betrokken. De externe accountant heeft deelgenomen aan het overleg van de Auditcommissie.
26
UMCG | JAARVERSLAG 2009
3.4
Bedrijfsvoering
Resultaten 2009 Verdere inbedding risicomanagement | Uitrol van Lean Six Sigma programma | Voorbereidingen getroffen voor nieuwe prestatiebekostiging (DOT) | Project BurgerServiceNummer geïmplementeerd | Bijna alle afdelingen aanwezig op Zorgdomein Integraal risicomanagement Risicomanagement staat in directe relatie met de missie, visie en ambities van het UMCG. Dit betekent dus ook dat risicomanagement binnen het UMCG een brede scope heeft aansluitend bij de ambities van onze organisatie. Het UMCG onderschrijft het belang van adequaat risicomanagement. Enerzijds vanuit een intrinsieke motivatie om haar doelstellingen te willen realiseren, waarbij aandacht voor risicomanagement noodzakelijk is en anderzijds vanwege het toenemende belang van externe stakeholders, blijkend uit wijzigende (nationale) regelgeving op het gebied van corporate governance en eisen van toezichthouders, zoals de IGZ. Het monitoren van de mate waarin het UMCG haar doelstellingen realiseert, vindt op een breed gebied plaats. Deze monitoring heeft betrekking op • de bedrijfsvoering (financiën, personeel, ICT) • patiëntenzorg (productie, patiëntveiligheid, kwaliteit) • onderzoeksresultaten • onderwijs, opleidingen • klanttevredenheid. Sinds 2009 zijn in dat kader prestatie-indicatoren (PI’s) geïntroduceerd, waarover binnen de planning & control-cyclus door bedrijfsonderdelen gerapporteerd wordt aan de Raad van Bestuur. Met de gerichte aandacht voor en sturing op (gevraagde) prestaties zijn de risico’s, die het leveren van deze prestaties kunnen frustreren of dwarsbomen, beter in beeld gekomen. Dit komt ondermeer naar voren door aandacht voor risicomanagement in de planning & controlcyclus en bij nieuwe beleidsinitiatieven (business cases). Zo rapporteren sectoren per kwartaal over de belangrijkste geïdentificeerde risico’s en getroffen maatregelen. Bij business cases wordt van de organisatieonderdelen gevraagd aandacht aan risicomanagement te besteden middels een risicoparagraaf en - indien noodzakelijk - scenarioanalyses. Ook bij interne audits (financiële, ICT en kwaliteitszorg) wordt in toenemende mate aandacht geschonken aan de wijze waarop organisatieonderdelen vorm hebben gegeven aan risico-identificatie, beheersingsmaatregelen en monitoring. Uiteindelijk is integraal risicomanagement een lijnverantwoordelijkheid, vereist het een structurele en systematische aanpak en raakt het alle niveaus en medewerkers in de organisatie. Eind 2009 is het UMCG een project gestart om deze lijnverantwoordelijkheid in samenwerking met de sectoren verder te verankeren. Naar verwachting zal dit project eind 2010 afgerond zijn. In 2010 wordt hierbij vooral aandacht gegeven aan ICT en patiëntveiligheid.
27
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Financiering zorg
1 DOT: DBC’s op weg naar transparantie
In het jaar 2009 zijn verdere stappen gezet naar meer marktwerking in de zorg en de ombuiging van functionele bekostiging naar output financiering. Het B-segment in de zorg waarin vrije onderhandeling met zorgverzekeraars plaats vindt over de prijzen is verder uitgebreid. Gelijktijdig is het voornemen om de definities van de zorgproducten te wijzigen met een reductie in het aantal zorgproducten (van 30.000 DBC-producten naar 3.000 DOT1-producten). Dit betekent organisatiebreed veranderingen. Projectgroepen treffen voorbereidingen om op DOT-registratie over te gaan en brengen de impact van de wijzigingen in kaart. De wijzigingen hebben impact op bijvoorbeeld de interne en externe informatievoorziening, onderhandelingen met zorgverzekeraars, het registratieproces en interne sturing. In 2009 is gestart met het opdoen van ervaring met een nieuw interne budgetteringssysteem om de wijze van externe financiering aan te laten sluiten met de interne financiering. De voorgenomen ombuiging naar output financiering betekent dat inkomsten minder vast en gegarandeerd zijn; opbrengsten worden directer afhankelijk van geleverde prestaties. Dit betekent dat het UMCG meer risico loopt op fluctuaties in de inkomsten welke in het gekozen besturingsmodel doorvertaald worden naar de resultaat verantwoordelijke eenheden. Het sturen op prestaties en de daarbij behorende inzet van middelen, wordt daarmee steeds belangrijker. In 2010 zal deze systematiek verder ontwikkeld worden waarbij aansluiting wordt gezocht met de voorgenomen bekostiging op basis van DOT-zorgproducten. De trend naar meer marktwerking in de zorg dwingt het UMCG een goede analyse beschikbaar te hebben van de kostprijzen van de verschillende zorgproducten. Nu er steeds meer met zorgverzekeraars wordt onderhandeld over de tarieven is het essentieel om inzicht te hebben in de kostprijzen. Ook in het kader van de zorgportfolio, waarbij keuzes worden gemaakt in de productmix, is het essentieel om over goede kostprijzen te beschikken. Inmiddels zijn over een aantal jaren kostprijzen bekend en is het systeem door onderhoud steeds verfijnder geworden. Toch moeten we constateren dat de uitkomsten niet in alle gevallen aan de verwachtingen voldoen. De informatie over kostprijzen is niet alleen nuttig in discussies over de veranderende externe financiering, het biedt ook aanknopingspunten om verbeteringen in de bedrijfsvoering te realiseren. In 2010 zal de kostprijssystematiek meer decentraal belegd worden zodat het dichter bij de afdeling komt te staan.
Economische/kredietcrisis en Treasury Als gevolg van de kredietcrisis en de voorgenomen wijzigingen in de financiering van de zorg, zijn financiële instellingen hogere risico-opslagen gaan hanteren voor financiering van zorginstellingen. Het treasurybeleid van het UMCG, zoals is opgenomen in het Treasurystatuut, is gericht op het beheersbaar houden van (rente)risico’s, waarbij wordt gestreefd naar het minimaliseren van rentekosten en het optimaliseren van renteopbrengsten. Het treasurybeleid richt zich tegelijkertijd op een optimale financieringsstructuur waarbij gestreefd wordt naar een gewenste verhouding tussen vaste activa en lang vermogen. De looptijden van financieringsbehoefte en -middelen worden gematcht met een voldoende spreiding van aflossingen en renteherziening. Door het financieringsoverschot werden in de afgelopen jaren investeringen gefinancierd met kort vreemd vermogen. Nu deze financieringsoverschotten verrekend worden met zorgverzekeraars heeft het UMCG in 2009 een herfinanciering doorgevoerd waarbij nieuw lang vreemd vermogen is aangetrokken. Met deze herfinanciering is er een betere financieringsverhouding ontstaan tussen vaste activa en lang vermogen. De ruimte die hiermee is ontstaan in de liquiditeit is aangewend voor de gedeeltelijke verrekening van de overdekking van zorgverzekeraars. In 2010 zal verdere verrekening van de overdekking plaats vinden.
28
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Voor het volgen van de financieringsbehoefte wordt periodiek gebruik gemaakt van een liquiditeitsprognose en een meerjaren kasstroomoverzicht.
Planning & control-cyclus De (financiële) besturingsfilosofie van het UMCG gaat uit van decentrale resultaatverantwoordelijkheden, waarbij de controlfunctie in belangrijke mate is gedecentraliseerd bij de sectoren. Jaarlijks maakt de Raad van Bestuur afspraken over de doelstellingen en de middelen (budget) met de desbetreffende organisatie-eenheid. Elke organisatie-eenheid heeft een exploitatiebudget en een investeringsbudget. Dit budget is deels variabel op basis van outputparameters. Per kwartaal rapporteert de resultaatverantwoordelijke eenheid aan de Raad van Bestuur over de budgetuitputting in relatie tot de realisatie van de doelstellingen. Periodiek vindt beleidsmatig overleg plaats tussen sectordirecteuren, afdelingshoofden en Raad van Bestuur. Uitgangspunt voor de bedrijfsvoering is de beleids- en planning & control-cyclus (zie figuur 2). Ook binnen een sector vindt een afgeleide (decentrale) planning & control-cyclus plaats waarbij afdelingen/zorgfaciliteiten periodiek verantwoording afleggen over de bereikte resultaten aan de sectordirectie. Voor de jaargesprekken tussen de afdelingshoofden/directeuren en de Raad van Bestuur is een nieuw format geïmplementeerd, waarin de nadruk ligt op concrete resultaten van de kerntaken, gerelateerd aan de prestatie-indicatoren. Tijdens het jaargesprek worden afspraken gemaakt voor het jaar erop, zowel over de bedrijfsvoering als over de bijdrage aan de kerntaken. Op deze manier wordt de bedrijfsvoering integraal onderdeel van de jaarlijkse evaluatie van het functioneren. Eenzelfde, meer concreet format wordt gebruikt door medisch specialisten, onderzoekers en medewerkers. Hiermee wordt voor de medici aansluiting gemaakt met het IFMS (Individueel Functioneren van Medisch Specialisten) welke door de Orde van Medisch Specialisten wordt voorgestaan. In 2010 start een pilot betreffende de zorgportfoliomatrix. In de zorgportfoliomatrix wordt inzichtelijk gemaakt in welke mate activiteiten bijdragen aan financieel rendement, medisch inhoudelijk van strategisch belang zijn en bijdragen aan onderzoek, onderwijs en opleiding.
29
UMCG | JAARVERSLAG 2009
KADERBRIEF
INDIENEN JAARPLAN EN BEGROTING
BUDGETBRIEF
CONSOLIDEREN
BEGROTING EN BELEIDSBRIEF
INTERN VERANTWOORDEN
RAPPORTAGES
AFREKENING
EXTERN VERANTWOORDEN
JAARVERANTWOORDING
FIGUUR 2
BELEIDS- EN PLANNING & CONTROL CYCLUS
Informatiemanagement is een belangrijke succesfactor voor de bedrijfsvoering van het UMCG. De verschillende bedrijfsvoeringaspecten zijn geïntegreerd in de planning & controlcyclus. Teneinde een adequate control mogelijk te maken wordt periodiek via Business Intelligence tools informatie aan de verschillende organisatie-eenheden verstrekt. Steeds meer afdelingen en sectoren binnen het UMCG maken gebruik van de balanced scorecard voor hun management informatie. Het gebruik van deze systematiek wordt gestimuleerd. Het UMCG zal in 2010 deze methodiek breder gaan gebruiken. Ook thema’s als risicomanagement, patiëntveiligheid, kwaliteit en patiënttevredenheid zullen dan meer geïntegreerd worden in de planning & control-cyclus. Een specifiek element in de bedrijfsvoering is de aandacht voor een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) betreffende registratie en facturatie van DBC’s/ zorgproducten. Elk jaar dienen poortspecialismen een interne bestuursverklaring aan de Raad van Bestuur op dit gebied af te geven. Hierin worden ook verbetermaatregelen benoemd, die een poortspecialisme treft naar aanleiding van geconstateerde tekortkomingen. De voortgang en realisatie van deze verbetermaatregelen wordt bewaakt via de planning & control-cyclus en getoetst via interne audits. In het algemeen kan worden geconcludeerd, dat het UMCG na het implementeren van een aantal verbeteringen, voldoet aan de eisen zoals gesteld in de Regeling AO/IC inzake DBC-registratie en -facturering. Gezien de invoering van steeds verdergaande outputfinanciering wordt een juiste, volledige en tijdige basisregistratie steeds belangrijker. Ter voorbereiding op de DOT-bekostiging wordt in het bijzonder aandacht besteed, zowel centraal als decentraal, aan het op orde brengen en/of houden van de basisregistraties.
30
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Lean Six Sigma programma Het Lean Six Sigma programma, dat in 2007 is ingezet om primaire en ondersteunende processen te analyseren en verbeteren, is gecontinueerd. Tot nu toe zijn 135 projecten uitgevoerd, door ruim 80 medewerkers die als projectleider (black belt of green belt) in de methodiek zijn opgeleid. Met deze projecten is intussen minimaal €15 miljoen bespaard. Tevens is vooral op het vlak van de patiëntenlogistiek de kwaliteit verhoogd (kortere wachttijden). De speerpunten van het programma lagen in 2009 op het verkorten van de ligduur en een efficiëntere taakinrichting voor verpleegkundigen. Ook in 2010 zijn dit de belangrijkste onderwerpen van het programma.
Ondersteuning bedrijfsvoering door ICT Het UMCG streeft er voortdurend naar om de bedrijfsvoering adequaat te ondersteunen met geautomatiseerde systemen. Wettelijke eisen vormen hierbij een belangrijk kader. In 2009 is belangrijke voortgang geboekt met de projecten Elektronisch Voorschrijf Systeem, Ordermanagement, Digitaal verwijzen naar het UMCG, Digitale patiëntbrieven naar verwijzers en de verdere ontwikkeling van het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) van het UMCG en Poliplus. In 2009 zijn vrijwel alle afdelingen binnen het UMCG aangesloten op Zorgdomein. Hierdoor kunnen huisartsen digitaal verwijzen naar het UMCG en hebben ze inzicht in zorgpaden en wachttijden. Daarnaast is in 2009 het burgerservice nummer (BSN) ingevoerd. Ook zijn succesvolle pilotprojecten uitgevoerd om zorgtrajecten bij o.a. KNO en Neurologie te ondersteunen en binnenkomende correspondentie te digitaliseren. In de technische infrastructuur zijn continue uitbreidingen (o.a. opslagsystemen) en vervangingen (o.a. netwerkbekabeling) uitgevoerd. De toenemende informatisering vereist blijvende aandacht voor de betrouwbaarheid en systeembeveiliging. In 2009 is verder gewerkt aan de informatiebeveiliging; er is een stuurgroep Informatiebeveiliging gestart en het UMCG heeft een plan van aanpak aan de toezichthouder (IGZ) aangeleverd waarin is aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan informatiebeveiliging en de norm NEN7510. Het UMCG heeft het voornemen in 2010 de methodiek voor risicoanalyses en voor de classificatie van gegevens vastgesteld te hebben.
ICT programma 2010 Voor 2010 zijn, naast de continuering van de projecten uit 2009, drie speerpunten gedefinieerd: een robuuste infrastructuur, doorontwikkeling van het EPD en papierloos werken. Wettelijke verplichtingen leiden onder andere tot de noodzaak tot invoering van een Identity & Access Management systeem, waarmee ook het role based access van UMCG-medewerkers en de UZI-pas voor aanmelden op de informatiesystemen wordt ondersteund. Met betrekking tot de implementatie van een nieuw EPD-systeem wordt een pakket van eisen en wensen opgesteld. Dit pakket komt voort uit de strategische ICT-doelstellingen. Daar waar het voordeel biedt, worden ervaringen van andere UMC’s gebruikt.
Grieppandemie De dreigende grieppandemie met het H1N1-virus heeft veel voorbereidend werk met zich meegebracht. Door het UMCG Outbreak Management Team is een inventarisatie uitgevoerd van uitbreidingcapaciteit van beademingsbedden en zijn scenario’s opgesteld voor inzet van medewerkers als (een deel van) de electieve ingrepen bij patiënten zou worden afgezegd. In samenwerking met het ministerie van VWS, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), het Regionale Overleg Acute Zorgketen (ROAZ), de Geneeskundige Hulpverlening bij
31
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Ongevallen en Rampen (GHOR) en huisartsen zijn draaiboeken opgesteld. Er heeft overleg plaatsgevonden binnen de NFU over het maken van afspraken op landelijk niveau. De Raad van Bestuur heeft besloten de aankoop van zes beademingsmachines en toebehoren zoals monitoren naar voren te halen, om zes extra IC‑bedden bij nood in gebruik te kunnen nemen. Voor de spoedopvang is een plan gemaakt om op te schalen. Verder zijn de Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen (CRAZ) en de zorgverzekeraar geïnformeerd en is Zorgbelang betrokken bij de voorbereidingen. Er heeft overleg plaatsgevonden met de regioziekenhuizen. In augustus hebben alle afdelingen continuïteitsplannen aangeleverd. Van de met H1N1-griep opgenomen patiënten is ongeveer een derde deel IC-behoeftig gebleken. Onder hen waren naar verhouding veel kinderen. In het Beatrix Kinderziekenhuis zijn maatregelen in de electieve zorg nodig gebleken en zijn er extra bedden in gebruik genomen. Naast de jaarlijkse griepvaccinatie van medewerkers is ook voor de H1N1-griep gevaccineerd. Dit betrof alleen die medewerkers die patiëntgerelateerde werkzaamheden verrichten. Het vaccinatiepercentage van personeel in de directe patiëntenzorg bedroeg ruim 80%.
3.5
Cliëntenraad
De Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen (CRAZ) is de cliëntenraad van het UMCG. De CRAZ bestaat uit ongeveer 50 leden, afkomstig uit evenveel patiëntenorganisaties en behartigt zowel in het UMCG als voor de gezamenlijke UMC’s de belangen van patiënten. Viermaal per jaar vergadert de CRAZ samen met (een afvaardiging uit) de Raden van Bestuur. De NFU vergoedt de leden van de CRAZ vacatiegeld en reiskosten en biedt personele ondersteuning in de vorm van een secretaris en secretariaat. De CRAZ adviseert per UMC, altijd vanuit het perspectief van de patiënt, op onder meer kwaliteit en veiligheid van patiëntenzorg, de (nieuw)bouw, het benoemen van leden van de Raad van Bestuur en de organisatorische en financiële ontwikkelingen van een UMC. Dit gebeurt door het instellen van (ad hoc) commissies bestaand uit CRAZ-leden die over competenties dan wel ervarings- en/of locatiedeskundigheid beschikken passend bij het onderwerp. Bovendien worden aan een dergelijke commissie de lokale ‘aandachtspersonen’ toegevoegd de (twee) CRAZ-leden die tot taak hebben de lokale gebeurtenissen van een UMC te volgen en een klankbord zijn voor het betreffende UMC. De CRAZ adviseert de UMC’s gezamenlijk over onder andere de kwaliteit van patiëntenzorg, de positie van de patiënt bij medisch wetenschappelijk onderzoek en de digitalisering van de gezondheidszorg. De dialoog tussen de UMC’s en de CRAZ geeft een goede impuls aan de patiëntgerichtheid van het beleid. Voorbeelden zijn de aandacht voor regievoering n.a.v. de kaderregeling hoofdbehandelaarschap en de aandacht voor de door patiënten beleefde veiligheid n.a.v. het Veiligheid Management Systeem. Algemeen geldt dat de adviezen onder de aandacht blijven omdat zij worden gevolgd in het (reguliere) overleg van de aandachtspersonen met de Raad van Bestuur. NFU-brede adviezen worden geagendeerd in de CRAZ. In de CRAZ zijn verschillende commissies op deelgebieden van het UMCG actief. De Bouwcommissie van de CRAZ overlegde met het Management Team van de Centrale Spoedopvang (CSO) over de nieuwbouw/verbouw van de spoedopvang. Verder liet de Bouwcommissie zich informeren over het stedenbouwkundig plan voor de bouwplannen op het voormalig Bodenterrein. De commissie Klachtenregelingen sprak met de betrokken medewerkers uit het gehele
32
UMCG | JAARVERSLAG 2009
klachtentraject in het UMCG: eerste klachtopvang, klachtenfunctionaris en klachtencommissie. Op basis van het uitgebrachte advies kon worden geconcludeerd dat de regeling goed functioneert. Een delegatie uit de CRAZ nam deel aan de themabijeenkomst Patiënttevredenheid. De CRAZ kent geen commissie van vertrouwenslieden In 2009 jubileerde de CRAZ. In het kader van het tweede lustrum bezocht een groep medewerkers uit het UMCG de jubileumviering, die in het teken stond van patiëntveiligheid: ‘Veiligheid en vertrouwen’. Ieder UMC kreeg daar een thema toebedeeld, waarmee het komend jaar verder wordt gewerkt. Het UMCG werd bedacht met het thema ‘Beeldvorming en transparantie’.
3.6
Medezeggenschap
Ondernemingsraad Met het veranderen van de structuur van het ziekenhuis, is ook de organisatie van de medezeggenschap veranderd. Naast een centrale Ondernemingsraad en een O&O-raad op UMCG-niveau zijn er nu zeven Onderdeelcommissies (OC’s) ingesteld, die de medezeggenschapstaken op sectorniveau (+ UMC-staf, B&I en Ondersteunende diensten) behartigen. In mei 2009 zijn voor deze medezeggenschapsorganen nieuwe leden gekozen en benoemd voor een periode van drie jaar. Door de installatie van de OC’s is het aantal leden van de OR teruggebracht van 25 naar 15 leden. In 2009 zijn de volgende adviesaanvragen en instemmingsverzoeken behandeld in het overleg met de Ondernemingsraad: • Afronding van de reorganisatie naar de nieuwe organisatie (sectorvorming): advies aanvragen sectorplan A en sectorplan E. De OR heeft positief geadviseerd. Opmerkingen in de adviezen worden grotendeels overgenomen. • Adviesaanvraag over het samenwerkingsverband van UMCG-Radiotherapie met het Scheper Ziekenhuis Emmen. De OR heeft positief geadviseerd. Opmerkingen in de adviezen worden grotendeels overgenomen. • Instemmingsverzoek Fiscale Regeling woon-werkverkeer. De OR heeft ingestemd. • Instemmingsverzoek decentralisatie werkdrukverlichtende middelen. De OR heeft ingestemd. • Instemmingsverzoek Fiscale Regeling bedrijfsfitness. De OR heeft ingestemd. Daarnaast zijn o.a. de volgende zaken in de overlegvergaderingen aan de orde geweest: ICT-governance, Healthy Ageing, diverse initiatieven voor samenwerking in de regio, aanpak H1N1-griep in het UMCG, voorbereiding op bezuinigingsronde 2010, financieel beleid UMCG, bedrijfshulpverlening.
Onderwijs en Onderzoekraad De Onderwijs- en Onderzoekraad (O&O-raad) is het medezeggenschaporgaan voor studenten en personeel op gebied van onderwijs en onderzoek, dat als zelfstandig onderdeel naast de OR functioneert. Naast de jaarlijks terugkerende Onderwijs- en Examenreglementen heeft de O&O-raad zich in 2009 onder andere gebogen over de invoering van het Honours College. Dit is een verzwaard programma dat studenten kunnen volgen naast hun studie. Het bestaat uit een verbreding en verdieping van hun eigen vakgebied. Dit Honours Programma wordt aangeboden
33
UMCG | JAARVERSLAG 2009
naast het reeds lang bestaande en zeer succesvolle JSM (Junior Scientific Masterclass) programma. De O&O-raad heeft verder vinger aan de pols gehouden rondom de invoering van de decentrale selectie bij de studie Geneeskunde. In 2009 is de helft van de studenten voor de opleiding aangenomen via een decentrale selectieprocedure. Decentrale selectie zal per 2010 ook bij Tandheelkunde ingevoerd worden. Tot slot was het bindend studieadvies dat universiteitsbreed ingevoerd moet worden voor alle studies een hot item. Dit houdt in dat studenten in het eerste jaar van hun studie minstens 38 punten moeten halen om toegelaten te worden tot het tweede jaar en de propadeuse (60 punten) binnen twee jaar. Het niet halen van deze eisen leidt tot het bindend advies om met de studie te stoppen. Eind 2009 wordt er nog gesproken over de randvoorwaarden waarop een dergelijk plan ingevoerd kan worden bij de medische opleidingen.
34
UMCG | JAARVERSLAG 2009
‘HEALTHY AGEING’ GEZOND EN ACTIEF OUDER WORDEN Gezond en actief ouder worden begint al voor de geboorte. Erfelijke factoren, levensstijl, voedingspatroon en omgevingsfactoren beïnvloeden de ontwikkeling van gezondheid. Over de invloed van deze factoren en hoe ze zich tot elkaar verhouden, is nieuwe kennis nodig. Wij kiezen ervoor deze thematiek de basis te laten zijn voor onze drie kerntaken: patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs & opleidingen.
4 Beleid, inspanningen en prestaties 4.1
Meerjarenbeleid
Patiëntenzorg, onderwijs & opleiding en onderzoek: dat zijn de kernactiviteiten van het UMCG. En daarin wil het UMCG tot de top behoren, nu en in de toekomst. Het UMCG onderscheidt zich met topklinische en topreferente zorg en de wisselwerking die daarbij bestaat met fundamenteel, translationeel en innovatief toponderzoek. Bij het onderwijs en de opleiding tot medisch specialist is het belangrijk om vanuit de goede positie die is bereikt, steeds weer kritisch en scherp te blijven op nieuwe ontwikkelingen. Het UMCG heeft een eenduidige missie en visie. De missie laat zich kort samenvatten onder de titel ‘Bouwen aan de toekomst van gezondheid’. Inhoudelijk ligt de focus op het centrale thema ‘Gezond en actief ouder worden’ ofwel ‘Healthy Ageing’. De ambities rond de visie/missie van het UMCG zijn groot. Het UMCG wil nationaal en internationaal hét kenniscentrum zijn op dit gebied. Onder de noemer ‘Gezond en actief ouder worden’ is veel van wat er gebeurt in pre-kliniek en kliniek inhoudelijk met elkaar te verbinden. Dit geldt zowel voor het onderzoek als ook in de patiëntenzorg. In 2009 is in dit kader een extern onderzoek uitgevoerd naar de toepassing van ‘Healthy Ageing’ in de kliniek. Binnen het thema ‘ Healthy Ageing’ wordt gewerkt aan het verder uitbouwen van LifeLines, zijnde één van de grootste biobanken ter wereld met een drie-generatie-onderzoeksontwerp. Binnen LifeLines worden 165.000 personen dertig jaar gevolgd. Centraal staat de vraag waarom de een vitaal blijft, terwijl de ander al jong begint te kwakkelen en vaak zelfs meerdere aandoeningen tegelijk krijgt. Risicofactoren, zoals voeding, erfelijke aanleg, infecties, bewegen en levensstijl, worden in kaart gebracht. Kennis hierover moet leiden tot de preventieprogramma’s en nieuwe behandelingen en medicijnen. Ook de oprichting van ERIBA (European Research Institute on the Biology of Ageing) valt binnen dit thema. Evenzo de activiteiten op het gebied van ouderengeneeskunde (UMCG Centrum Ouderengeneeskunde (UCO) en Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO)). De missie van het UMCG, krijgt in de visie een drieledige invulling: • Pionieren in onderzoek - Vanuit het wetenschappelijk onderzoek wezenlijk bijdragen aan nieuwe kennis over gezondheid, preventie, ziekte en behandeling. • Kennis toetsen en delen - Nieuwe kennis toetsen in de praktijk en deze op vele manieren overdragen. • Zorgzaam voor mensen - Zorgzaam zijn voor mensen in de volle breedte: van preventie via basiszorg naar topzorg; fysiek en geestelijk, een leven lang.
Medisch Beleidsplan Eind 2009 is het Medisch Beleidsplan opgesteld en begin 2010 aangeboden aan de Raad van Bestuur. Uitgangspunt in het beleidsplan is dat het UMCG inzet op de academische functies (topklinisch, topreferent), maar wel afhankelijk van de ontwikkelingen in de financiering van de Nederlandse gezondheidszorg. Een belangrijk onderdeel van het beleidsplan is het samenstellen van een zorgportfolio per specialisme op basis van een vier-kwadrantenmodel. Hiermee wordt een afweging gemaakt tussen kosten en noodzaak deze zorg in een UMC uit te voeren, zodat er naast een breed palet aan patiëntenzorg ook financieel evenwicht valt te
36
UMCG | JAARVERSLAG 2009
bereiken door de casemix van hoogwaardige en goed betaalde zorg. In 2010 zal de zorgportfolio in een pilotproject voor enkele afdelingen worden uitgewerkt.
Bezuinigen én investeren Het UMCG wordt al gedurende enkele jaren geconfronteerd met forse financiële kortingen van overheidswege. In dit kader is het UMCG in de periode 2008-2010 gestart met een omvangrijk bezuinigingsprogramma van €40 miljoen. De bezuinigingsbaten worden enerzijds gebruikt om externe kortingen op te vangen en anderzijds voor investeringen in innovatie, zorgvernieuwing, toponderzoek en doorgaande onderwijsvernieuwing. Als gevolg van de economische en financiële crisis zijn op Prinsjesdag 2009 door de regering extra bezuinigingen aangekondigd. Dit betekent een extra taakstelling van ruim € 10 miljoen voor het UMCG. Om in 2010 een sluitende begroting te krijgen is het hierdoor noodzakelijk gebleken om het personeelsbestand met 160 fte te reduceren in de ondersteunende functies. Onze primaire taken blijven dus bij deze personeelsreductie buiten schot. In 2010 is een sociaal plan afgesloten met de vakbonden met een looptijd van drie jaar. Ook de komende jaren zal landelijk verder bezuinigd worden op de middelen die beschikbaar zijn voor patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en opleidingen. De effecten op het UMCG zijn nog niet precies bekend. Extra doelmatigheidsmaatregelen en het maken van keuzes zullen bij additionele bezuinigingen noodzakelijk zijn.
Kunstgenootschap Het Kunstgenootschap is onderdeel van de Thomassen à Thuessink stichting en houdt zich bezig met het vormen van een beleid rond de kunstcollectie van het UMCG. Het wil de activiteiten die het UMCG ontplooit rondom kunst (beheer, aankoop, exposities e.d.) zichtbaarder maken en meer structuur geven.
Lange termijn verwachtingen Het UMCG richt zich - naast topreferente en topklinische zorg - ook op de basiszorg. Op basis van het in 2009 opgestelde Medisch Beleidsplan zal bij toekomstige keuzes de nadruk liggen op de academische taken. Healthy Ageing is daarbij zowel voor de patiëntenzorg als onderzoek, onderwijs en opleidingen het verbindende thema. In de patiëntenzorg wordt de komende jaren nadrukkelijk de mogelijkheid van strategische allianties onderzocht. In het onderzoek worden de ingezette speerpunten (zie paragraaf 4.2.2), zoals LifeLines en ERIBA (European Research Institute on the Biology of Ageing), gecontinueerd en zullen deze leiden tot een toenemende wetenschappelijke output en daardoor 2e-4e geldstroom. Afdelingen worden door middel van prestatiefinanciering geprikkeld kwalitatief hoogwaardig onderzoek te doen. Het ingezette beleid betreffende kennisvalorisatie wordt gecontinueerd en zal moeten leiden tot een toename in patenten en startups. In het onderwijs verwachten we de huidige goede naam en positie te handhaven door het introduceren van een Engelstalige bachelor en selectie bij instroom (zie paragraaf 4.2.3). Ook zullen we ons voorbereiden op de effecten als de overheid het voorgenomen besluit tot opheffen van de fixus daadwerkelijk effectueert. Net als bij onderzoek zal bij onderwijs prestatiefinanciering worden ingevoerd. Bij de opleidingen tenslotte zetten wij in verband met de regiofactor in op uitbreiding van de instroom en op het voldoen aan toekomstige kwaliteitseisen voor opleidingen. Hierdoor verwachten we de goede naam als opleidingsinstituut te handhaven.
37
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Het realiseren van onze ambities moet plaatsvinden in een veranderende omgeving, waarbij (toenemende) prestatiebekostiging en bezuinigingen plaatsvinden. De komende jaren wordt de gezondheidszorg en zeer waarschijnlijk ook onderzoek en onderwijs geconfronteerd met diverse landelijke bezuinigingen. De effecten van de economische en kredietcrisis zijn nog steeds voelbaar. Daarbij worden de eisen die onze stakeholders stellen aan het UMCG steeds groter, vooral ten aanzien van de verantwoording via prestatie-indicatoren. Het UMCG heeft door het bezuinigingsprogramma dat is ingezet voor 2009 en 2010 een sluitende lange termijn begroting. De landelijke bekostiging van de gezondheidszorg zal binnen afzienbare tijd wijzigen. Het UMCG bereidt zich hier op voor en is één van de koploperziekenhuizen in dit kader op het gebied van ‘DBC’s op weg naar Transparantie’ (DOT). Op het gebied van kwaliteitsindicatoren wil het UMCG aan de wet- en regelgeving voldoen en wordt in onze organisatie geanticipeerd op de veranderingen op het gebied van verantwoording van prestatie-indicatoren. Bovendien is het UMCG actief om samen met belanghebbenden (patiëntverenigingen, zorgverzekeraars) te bepalen op welke wijze ‘goede zorg’ meet- en zichtbaar kan worden gemaakt. Het UMCG verwacht hierdoor haar huidige rol in de maatschappij de komende jaren te blijven spelen. Voorgaande ontwikkelingen hebben ook effect op ons personeel. Van hen wordt gevraagd in te spelen op deze veranderende omgeving. Leiderschapsontwikkeling, talentontwikkeling en outputsturing, onderdelen van ons P&O-beleid, ondersteunen daarbij. Het ingezette beleid terzake binnen het UMCG wordt de komende jaren gecontinueerd. Ook investeringen in ICT, waaronder de voorbereidingen op de vervanging van een EPD en de inrichting van biobankingsystemen, worden gedaan om een vooraanstaande rol op het gebied van patiëntenzorg, onderwijs, opleidingen en onderzoek te behouden.
4.2
Algemeen beleid
4.2.1
Patiëntenzorg
Resultaten 2009 Groei aantal patiënten en zorgactiviteiten | Opening nieuw multidisciplinair centrum: Slaapapneu Centrum | Ingebruikname van nieuwe Mobiele Intensive Care Unit (MICU) De primaire taak van het UMCG is het leveren van hoogwaardige medische en verpleegkundige zorg. Hierbij gaat het om reguliere behandelingen en om topklinische en topreferente zorg, zoals het volledige scala aan transplantaties. Patiëntgerichtheid is minstens zo belangrijk als de benodigde expertise. Dit is het richtsnoer als het gaat om innovatieve ontwikkelingen die de kwaliteit van de zorg verbeteren: patiënten willen een snel, efficiënt en samenhangend proces van diagnostiek, behandeling en zorg. Zorgtrajecten waarin zorgverleners uit verschillende specialismen samenwerken, worden ontworpen rondom bepaalde patiëntengroepen. Dat maakt het voor de patiënt duidelijker, minder bureaucratisch. Via patiëntenverenigingen, Zorgbelang en de CRAZ kunnen patiënten hun eisen kracht bijzetten. De invloed van belangenorganisaties op het kwaliteitsbeleid van zorgaanbieders zal in de toekomst alleen maar toenemen. Samen met Zorgbelang, categorale patiëntenorganisaties en verzekeraars voert het UMCG zorgvernieuwingsprojecten uit. Dit zijn vervolgprojecten op de projecten in het kader van de Pilot Zorginkoop in 2007. De aanpak van het UMCG
38
UMCG | JAARVERSLAG 2009
kreeg landelijke bekendheid als het ‘Groninger Model’ en wordt als inspirerend voorbeeld elders gebruikt. Ook in vervolgprojecten in het UMCG wordt deze Groninger Tripartiete Aanpak weer toegepast. De projecten die in 2009 zijn opgestart moeten leiden tot concrete verbeteringen in 2010. Eerder afgeronde zorgvernieuwingsprojecten leidden o.a. tot meer patiëntvriendelijke zorgpaden en zorgtrajecten, kortere toegangstijden, extra aandacht voor psychosociale ondersteuning en palliatieve zorg en patiëntgerichte websites. Op deze wijze zijn inmiddels verbeteringen tot stand gebracht in de chirurgische zorg voor stoma, borstkanker, prostaatkanker en de ziekte van Duchenne. In voorbereiding zijn projecten voor neurovasculaire aandoeningen, chronische darmziekten, vaataandoeningen, blaas- en nierkanker, voortplantingsgeneeskunde en een vervolgtraject prostaatkanker en stomazorg. Met meer dan 324.000 verpleegdagen en ruim 138.000 eerste polikliniekbezoeken per jaar is het UMCG één van de grootste ziekenhuizen in Nederland en de grootste werkgever in het noorden van het land.
Meer patiënten behandeld in 2009 Groei van het aantal patiënten: dat was in 2009 een belangrijke doelstelling van het UMCG. Toename van de activiteiten in de patiëntenzorg was niet alleen gewenst in het kader van de marktwerking. Ook om alle taken als opleidingsziekenhuis goed te vervullen, zijn veel patiënten nodig die reguliere patiëntenzorg behoeven. De groeidoelstelling werd gerealiseerd binnen de financiële kaders. Het aantal opnames steeg ten opzichte van 2008 met bijna 4%, het aantal polibezoeken met ruim 4% en het totale aantal dagbehandelingen zelfs met ruim 10 %. Het aantal transplantaties is op alle terreinen stabiel gebleven. Wij verwijzen in dit kader naar bijlage 3 van dit jaarverslag.
Minder verpleegdagen in 2009 Hoewel er sprake is van een groei van het aantal behandelde patiënten is het aantal verpleegdagen en de ligduur in 2009 gedaald. Het UMCG voert een gericht beleid op ligduurverkorting (ondermeer via Lean Six Sigma), welke gerealiseerd kan worden door betere afspraken in de keten.
Beddencapaciteit In 2009 is een begin gemaakt met de herindeling van bedden en een nieuwe aanpak op de spoedeisende hulp. Dit zal in 2010 worden afgerond, zodanig dat vanaf 2010 meer spoedpatiënten opgenomen kunnen worden.
UMCG neemt speciale ambulance voor IC-patiënten in gebruik In maart nam het UMCG in samenwerking met AmbulanceZorg Groningen een speciaal aangepaste ambulance in gebruik voor het vervoer van intensive care-patiënten tussen de verschillende ziekenhuizen in de regio Noord-Nederland. De Mobiele Intensive Care Unit (MICU) wordt ingezet om de Intensive Care-capaciteit in de regio optimaal te benutten. De MICU zorgt ervoor dat deze patiënten veilig kunnen worden vervoerd en dat de behandeling tijdens het vervoer ook kan doorgaan. Bij het MICU-transport wordt gebruik gemaakt van een speciaal ontwikkelde brancard (trolley) met specifieke medische apparatuur, medicatie en zuurstof. Deze MICU-trolley kan alleen in de nu ontwikkelde ambulance (MICU) worden vervoerd. Het MICU-team bestaat uit een IC-arts, een IC-verpleegkundige en een ambulancechauffeur.
39
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Het UMCG, dat in dit kader samenwerkt met de Stichting MICU Noord-Nederland, is één van de zeven MICU-centra in Nederland. Deze centra zijn verantwoordelijk voor de coördinatie van het MICU-transport in Nederland. Het MICU-centrum in Groningen is verantwoordelijk voor het transport van IC-patiënten in Groningen, Friesland en Drenthe, met uitzondering van Meppel.
Nieuw multidisciplinair centrum: slaapapneu De multidisciplinaire poli’s in het UMCG zijn het sprekende bewijs van interne samenwerkingsverbanden waardoor continuïteit van de zorg beter gewaarborgd is. Het Slaapapneu Centrum van het UMCG opende in augustus haar deuren. Mensen die lijden aan slaapapneu hebben concentratieproblemen en klachten over een slaperig en vermoeid gevoel overdag. Een vroege diagnose kan complicaties vermijden. In het Slaapapneu Centrum werkt een team van medisch specialisten van de afdelingen Longziekten, Neurologie, KNO en Kaakchirurgie nauw samen om de diagnose vast te stellen en de meest geschikte behandeling te bepalen. Patiënten worden binnen twee weken opgeroepen voor een afspraak. Op basis van het eerste gesprek vindt een slaapregistratie-onderzoek plaats. Daarnaast wordt voor alle patiënten met de diagnose slaapapneu een cardiovasculair risicoprofiel opgesteld, om de risico’s voor hart- en vaatziekten vast te stellen. De aanpak van het UMCG is bijzonder omdat de patiënt thuis slaapt en niet hoeft te worden opgenomen. Naast praktische levensstijladviezen bestaat de therapie uit het nachtelijk gebruik van een mond/neusmasker met een Continue Positieve Airway Pressure (CPAP)-apparaat of het dragen van een speciale beugel. Het is de verwachting dat de speciale beugel vanaf 2010 door zorgverzekeraars vergoed gaat worden.
Zorgtraject ‘Meniscusstraat’ Het UMCG sleepte het TopZorg predicaat van Menzis in de wacht voor de zogenaamde ‘meniscusstraat’. Hiermee beschikt het UMCG over meerdere topzorgpredikaten. In de ‘meniscusstraat’ doorlopen patiënten met een knieblessure binnen zes weken het gehele traject van diagnostiek tot en met operatie. Dit is mogelijk dankzij een nauwe samenwerking tussen de afdelingen Orthopedie, Chirurgie/Traumatologie en het Sportmedisch Centrum. Daardoor maakt het geen verschil meer waar de patiënt het ziekenhuis binnenkomt. Een verwezen patiënt wordt binnen een week gezien door een orthopeed, traumachirurg of sportarts. Vervolgens wordt binnen een week een MRI-scan gemaakt, die aansluitend door een radioloog beoordeeld wordt. Daarna gaat de patiënt door naar de orthopedisch chirurg of traumachirurg voor het vaststellen van de diagnose. Indien besloten wordt tot opereren, gaat de patiënt direct door naar het preoperatieve anesthesiespreekuur. Ook krijgt de patiënt direct instructie en adviezen van de fysiotherapeut mee voor de revalidatie na de ingreep. De patiënt verlaat het UMCG met een afspraak voor de operatie die binnen vier weken plaatsvindt.
40
UMCG | JAARVERSLAG 2009
4.2.2
Innovatie en ontwikkeling
Resultaten 2009 Toename wetenschappelijke productie | Substantiële toename externe financiering onderzoek (2e - 4e geldstroom) Ontwikkelingen Het UMCG investeert met LifeLines en ERIBA substantieel in onderzoek conform haar missie. Hierbij wordt samengewerkt met diverse partijen, zoals de Rijksuniversiteit Groningen, de provincie Groningen en het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN). De provincie Groningen, het ministerie van Economische Zaken en enkele andere partijen investeren fors in LifeLines en andere projecten die vallen onder het thema Healthy Ageing; gezamenlijk meer dan honderd miljoen euro over de komende jaren. Het ERIBA, gesteund door lokale en landelijke subsidies, maakt tevens een sprong richting realisatie van de beoogde plannen. Een belangrijke katalysator van ontwikkeling en innovatie is traditioneel het fundamenteel en klinisch wetenschappelijk onderzoek, waarbij de oncologie en cardiologie voor de wetenschappelijke productie de grootste onderzoeksgebieden zijn in het UMCG. Het UMCG beoogt versterking van het translationele onderzoek door onder andere participatie in grootschalige landelijke, veelal publiek-privaat gefinancierde, projecten (zie hieronder). Deze initiatieven hebben geleid tot een kritische massa opgebouwd met excellente onderzoeksgroepen uit de verschillende UMC’s en het bedrijfsleven. Deze kritische massa is een uitstekende voedingsbodem voor nieuwe Healthy Ageing initiatieven. Participatie in deze projecten heeft zich vertaald in substantiële toename van externe financiering (2e - 4e geldstroom) voor innovatie en ontwikkeling in het UMCG. Deelname van het UMCG in Europese projecten en biobanken, danwel in de nieuwe vorm van Joint Programmes zal de komende jaren substantieel blijven bijdragen aan deze trend. Het UMCG en de RUG zijn nauw betrokken bij talrijke publiek-privaat gefinancierde onderzoeksprojecten. De volgende landelijk gefinancierde projecten met co-investeringen van het UMCG en de RUG zijn illustratief.
41
UMCG | JAARVERSLAG 2009
TOP INSTITUTE FOOD AND NUTRITION (TIFN) Hierin zijn het UMCG en de RUG partner.
Het gaat om pre-competitief onderzoek dat moet
In 2009 zijn twee van de zeven projecten
leiden tot de ontwikkeling van innovatieve, gezonde en
die in 2008 zijn gestart afgerond. Het
smakelijke producten.
UMCG participeert actief in nieuwe plannen (TIFNnext). TOP INSTITUTE PHARMA (TI PHARMA) Hierin participeren UMCG en RUG met 14
TI Pharma richt zich op nieuwe therapieën voor de
projecten. Bovendien is het UMCG in 2009
volgende ziektegerelateerde onderzoeksthema’s:
partner geworden in twee nieuwe projecten.
hart- en vaatziekten, auto-immuunziekten, oncologie, infectieziekten en aandoeningen van het centrale zenuwstelsel.
CENTER FOR TRANSLATIONAL MOLECULAR MEDICINE (CTMM) UMCG en RUG participeren hierin in vijf
Het CTMM heeft als doel de ontwikkeling van
projecten.
molecular diagnostics en molecular imaging technologien te stimuleren. Het UMCG en de RUG participeren in projecten op het gebied van oncologie en hart- en vaatziekten.
BIOMEDICAL MATERIALS (BMM) Het UMCG levert in drie van de vijf projecten,
Het topinstituut BMM richt zich op onderzoek en
waarin het participeert de principal investigator.
ontwikkeling van biomedische materialen met als doel Nederland te positioneren als wereldleider op dit gebied en op het klinisch gebruik ervan.
IMAGING GUIDED AND TARGETED DRUG DELIVERY Twee gehonoreerde projectvoorstellen van
Het onderzoek richt zich op de ontwikkeling van
TI Pharma, CTMM en BMM gezamenlijk.
nieuwe toedieningsvormen van geneesmiddelen voor hart- en vaatziekten en kanker, waarbij de dosering verlaagd kan worden, bijwerkingen worden geminimaliseerd en de effectiviteit van de geneesmiddelen toeneemt.
NATIONAAL INITIATIEF HERSENEN EN COGNITIE (NIHC) Het UMCG participeert hierin in bescheiden
Dit initiatief richt zich op het verkrijgen van nieuwe
vorm.
inzichten in de neurale substraten van de menselijke cognitie door een geïntegreerde benadering.
CELTRANSPLANTATIE BIJ DIABETES Het UMCG voert een deel van het initiatief
Het betreft onderzoek naar transplantatie van eilandjes
uit, onder regie van het LUMC, de Universiteit
van Langerhans, opdat mensen met diabetes type 1
Twente en enkele gespecialiseerde bedrijven.
weer zelf insuline kunnen aanmaken.
42
UMCG | JAARVERSLAG 2009
PARELSNOERINITIATIEF (PSI) Het PSI realiseert een unieke samenwerking
Voor het UMCG zal centraal staan:
tussen de acht universitair medische centra, met
1. Realisatie van een landelijke biobank voor Nierfalen
als doelstelling het verzamelen van gegevens
2. Participatie in de ontwikkeling van de overige zeven
over het zieketebeloop en lichaamsmaterialen
ziektegebaseerde biobanken:
van patiënten, om hier op een later moment
•
Cerebro vasculair accident
wetenschappelijk onderzoek mee te kunnen
•
Diabetes mellitus
doen.
•
Erfelijke darmkanker
•
Inflammatoire darmziekten
•
Leukemie
•
Neurodegeneratieve ziekten
•
Reumatoïde artritis/artrose.
BIOBANKING AND BIOMOLECULAR
Het UMCG participeert met alle andere UMC’s,
RESOURCES RESEARCH
LifeLines en het PSI in een project voor het koppelen
INFRASTRUCTURE (BBMRI)
van ‘historisch verrijkte dataverzamelingen’. Vanuit het UMCG zijn vooral de afdelingen Longziekten en Genetica betrokken.
NIEUWE INSTRUMENTEN IN DE GEZONDHEIDSZORG (NIG) Een thema van NWO om Centres of Research
Er zijn drie doelstellingen:
Excellence op te richten. Hierbij is een goede en
1. Volksgezondheid: borgen van een bemensbare,
gelijkwaardige samenwerking tussen een TU en
betaalbare en veilige gezondheidszorg in Nederland
een UMC richtinggevend
2. Economie: vernieuwen van de bedrijfstak medische instrumentatie in Nederland 3. Wetenschap: Zorgen voor een sterke focus en massa op dit terrein van R&D. Het UMCG en de RUG hebben drie voorstellen voor een centrum ingediend.
Wetenschappelijke Productie en Kwaliteit De kwaliteitsborging van klinisch onderzoek is in 2009 onder de loep genomen. Een NFU-commissie zal begin 2010 hierover rapporteren en een aanscherping van kwaliteitsbeleid zal kort hierop volgen. De verbeteracties zullen binnen een duidelijk referentiekader (normen, wetgeving, best practice) worden uitgevoerd. Een directe aanleiding hiervoor is het IGZrapport over de Propatria studie (een vanuit het UMCU gecoördineerde klinische studie naar probiotica), dat in 2009 is gepubliceerd. De kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek, waarbij kwaliteit onder andere afgelezen wordt aan de hand van de kwaliteit van de wetenschappelijke publicaties, is internationaal gezien van hoog niveau (zie tabel 8) en blijft stijgen.
43
UMCG | JAARVERSLAG 2009
AANTAL PUBLICATIES
AANTAL CITATIES
CITATIESCORE
(1998-2008)
PER ARTIKEL
CPP/ FCSM
Alle UMC’s UMCG
TABEL 8
(1998-2008)
(1998-2008)
107.403
15,61
1,45
10.478
11,86
1,24
AANTAL PUBLICATIES, CITATIES EN CITATIESCORE (DE GEMIDDELDE WERELDSCORE IS 1,0.
EEN SCORE > 1,0 BETREFT EEN HOGERE SCORE DAN HET WERELDGEMIDDELDE)
Op basis van recente investeringen in hoogwaardige onderzoeksfaciliteiten en de toename van het aantal onderzoekers, wordt een toename in aantal en kwaliteit van publicaties in de komende jaren verwacht. Op grond van de stijgende inkomsten uit 2e, 3e en 4e geldstroom wordt op termijn een verdere toename van het aantal promoties verwacht. Hiermee wordt dan de eenmalige daling in het aantal promoties die zich in 2008 voordeed, na een stijgende tendens in voorliggende jaren, weer omgebogen (zie tabel 9).
AANTAL PROMOTIES EN PUBLICATIES Promoties ISI publicaties
TABEL 9
2009
2008
140
112
1.550
1.516
OVERZICHT AANTAL PROMOTIES EN ISI PUBLICATIES
In 2009 zijn er geen startups gerealiseerd. Er zijn twee octrooien verleend: • Method for histoprocessing • Beensteuninstrument en ondersteuningswerkwijze Voor zes octrooien is een eerste indiening gerealiseerd.
Organisatie van Onderzoek
1 GUIDE: Graduate School for Drug evaluation 2 BCN: Behavioral and Cognitive Sciences
3 SHARE: Graduate School
Binnen het UMCG wordt onderzoek gedaan naar de oorzaak van ziekte en naar mogelijkheden om de verkregen kennis toe te passen voor diagnose, behandeling en zorg. Het onderzoek is georganiseerd in interdisciplinaire onderzoekinstituten. Deze vorm van organisatie bevordert bij uitstek de wisselwerking tussen het fundamentele en het patiëntgerichte onderzoek, de translationele component. Er zijn vier organisatorisch en thematisch samenhangende onderzoeksgebieden: 1. Chronische Ziekten: Het onderzoek baseert zich op de idee dat nieuw inzicht in de onderliggende oorzaak van ziekten uitzicht biedt op de ontwikkeling van geneesmiddelen, terwijl onderzoek naar de werking van geneesmiddelen bij patiënten weer kennis oplevert over de mechanismen die aan ziekte ten grondslag liggen. Het onderzoek is ingebed in zes onderzoeksprogramma’s binnen het instituut GUIDE-UMCG1. 2. Neurowetenschappen: De werking van het menselijke brein. Het onderzoek is ingebed in vier onderzoeksprogramma’s binnen het instituut BCN-BRAIN2. 3. Gezondheidswetenschappen: Onderzoek naar factoren die bepalen hoe de kwaliteit van leven ontwikkelt tijdens en na ziekte. Het verwerven van inzicht in de wijze waarop deze factoren op elkaar inwerken en de effectiviteit van bestaande zorgprocessen mede bepalen, kan helpen bij het verbeteren van de zorg. Het onderzoek is ingebed in vijf onderzoeksprogramma’s binnen het instituut SHARE3.
for Health Research
44
UMCG | JAARVERSLAG 2009
‘HEALTHY AGEING’ GEZOND EN ACTIEF OUDER WORDEN Gezond en actief ouder worden begint al voor de geboorte. Erfelijke factoren, levensstijl, voedingspatroon en omgevingsfactoren beïnvloeden de ontwikkeling van gezondheid. Over de invloed van deze factoren en hoe ze zich tot elkaar verhouden, is nieuwe kennis nodig. Wij kiezen ervoor deze thematiek de basis te laten zijn voor onze drie kerntaken: patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs & opleidingen.
4. Biomaterialen: Onderzoek op het gebied van de medische biotechnologie met speciale aandacht voor biomaterialen, implantaten en methoden voor weefselregeneratie. Het onderzoek omvat vier onderzoeksprogramma’s en is ingebed in het W.J. Kolff Institute for Biomedical Engineering and Material Sciences (voorheen het BMSA instituut genoemd). Zie ook bijlage 2 UMCG in het nieuws. Bovengenoemde instituten functioneerden tot medio 2009 binnen de context van de Graduate Schools GUIDE/BMSA, BCN en SHARE. In 2009 zijn deze drie Graduate Schools gebundeld in één overkoepelende Graduate School organisatie: de Groningen Graduate School for Medical Sciences. In deze Graduate School zijn naast de promovendi-opleidingen ook de op onderzoek gerichte UMCG-(top)masteropleidingen ondergebracht op het gebied van life sciences en health sciences en het MD/PhD traject.
4.2.3
Onderwijs en opleidingen
Resultaten 2009 Consolidatie beste geneeskundeopleiding volgens Keuzegids Hoger Onderwijs | Start Engelstalige bachelor
AANTAL INGESCHREVEN
STUDENTEN
NIEUWE
(1 OKTOBER 2009)
EERSTEJAARS
2.643
410
Geneeskunde
AANTAL
Tandheelkunde
319
48
Bewegingswetenschappen
550
165
3.512
623
TOTAAL
TABEL 10 TOTAAL AANTAL STUDENTEN EN EERSTEJAARS
Onderwijs Het UMCG heeft met meer dan 3500 studenten de grootste medische faculteit van Nederland in huis. Met succes werd gewerkt aan de ambitie om studenten de best mogelijke kwaliteit in hun opleiding te bieden. De opleiding Geneeskunde consolideerde volgens de ranking van de Keuzegids Hoger Onderwijs de absolute toppositie in Nederland. De opleiding Tandheelkunde verkreeg, na een uiterst succesvol verlopen visitatieproces, accreditatie voor de nieuwe, driejarige master. Werd het jaar 2008 nog gekenmerkt door de ontwikkeling van veel nieuwe plannen, in 2009 werden de resultaten terzake geëffectueerd. Studierendement en vergroting van betrokkenheid van studenten bij de opleiding blijft een prominent beleidsthema. Het beleid richt zich op door het UMCG beïnvloedbare factoren. Centraal in dit beleid staan de invoering van decentrale selectie, de start met het voeren van intakegesprekken met nieuwe studenten en toetsing van de opleiding. Bij de opleiding Geneeskunde tekende zich het eerste succes af met een stijging van het initieel
46
UMCG | JAARVERSLAG 2009
propedeuserendement (het percentage studenten dat in één jaar de volledige propedeuse succesvol afrondt) van 53% voor het cohort 2007 naar 62% voor het cohort 2008.
Selectie van studenten In het voorjaar van 2009 maakt het UMCG voor het eerst gebruik van de mogelijkheid om – naast de loting – studenten via selectie toe te laten tot de opleiding Geneeskunde. Meer dan 900 aspiranten hebben meegedaan en een persoonlijk dossier ingestuurd. De dossiers werden op drie aspecten beoordeeld: de breedheid van de vooropleiding, activiteiten naast de schoolopleiding en motivatie voor/affiniteit met de Geneeskundeopleiding in Groningen. Na een selectiedag hebben circa 150 studenten via deze procedure een plaats in de opleiding bemachtigd. Vanaf het komend studiejaar zal ook de opleiding Tandheelkunde, volgens eenzelfde systematiek, decentraal selecteren.
International Bachelor in Medicine De start van het eerste cohort studenten in de ‘International Bachelor in Medicine, Global Health Profile’ (IBMG) in september 2009, past binnen het streven van het UMCG studenten in een internationale omgeving op te willen leiden. De Engelse voertaal van deze opleidingsvariant maakt het mogelijk om ook buitenlandse uitwisselingsstudenten te ontvangen. Voor de samenstelling van het studentencohort was decentrale selectie nodig, omdat hoge eisen gesteld worden aan de Engelse taalvaardigheid. Van de 150 decentraal geselecteerde studenten zijn 60 in de International Bachelor ingestroomd, waaronder bijna 30 buitenlanders. Naast deze studenten volgen ook studenten uit het samenwerkingsproject met de overheid van Saoedi-Arabië deze variant.
G2010+ In de vernieuwde structuur (G2010+) wordt meer ruimte gegeven aan minorenprogramma’s en Healthy Ageing. Het profiel verandert niet, wel zijn er binnen het curriculum meer mogelijkheden voor maatwerk voor de individuele student. Hierdoor krijgt de student meer ruimte om te excelleren.
Docentenopleiding De basisopleiding van docenten kreeg eind 2009 een structurele inbedding. De Raad van Bestuur besloot het project ‘Naar Professionalisering in het Medisch Onderwijs’ (PMO) een structurele inbedding in het Onderwijsinstituut te geven. De samenwerking met het Universitair Onderwijs Centrum van de RUG (UOCG) en met de opleiding Farmacie werd bestendigd. In een traject van twee jaar volgen docenten een opleiding die afgerond wordt met het verkrijgen van het BKO-certificaat (basiskwalificatie onderwijs). Na de instroom van 18 en 22 docenten in resp. eind 2007 en 2008, zijn eind 2009 23 docenten gestart in het derde BKOcohort. De eerste certificaten zullen in het voorjaar van 2010 uitgereikt worden door de rector magnificus van de RUG.
Opleiding Het Wenckebach Instituut van het UMCG is hét centrum voor opleiding en bij- en nascholing van professionals in de zorg in het UMCG en in Noord- en Oost-Nederland. Het aanbod van opleidingen en bij- en nascholingen, het aantal deelnemers en het aantal (externe)
47
UMCG | JAARVERSLAG 2009
opdrachtgevers is in 2009 gegroeid. Landelijke en regionale samenwerkingsverbanden zijn geïntensiveerd. In het UMCG is het Wenckebach Instituut onderdeel van sector F (Ontwikkeling en Overdracht). Binnen het Wenckebach Instituut functioneren diverse schools: UMCG Postgraduate School of Medicine en UMCG School of Nursing and Health.
INSTROOM STUDENTEN Beroepsopleidingen anesthesiemedewerker en operatieassistent Verpleegkundige vervolgopleidingen
AANTAL 71 237
DEELNEMERS Postacademisch onderwijs
5.542
Bij- en nascholingen
2.370
STAGIAIRS Werk- en afstudeerstages Masterstudenten Geneeskunde
1.100 700
TABEL 11 INSTROOM STUDENTEN, AANTAL DEELNEMERS EN STAGIAIRS IN 2009
Speerpunten van opleidingsbeleid Speerpunten van het beleid in 2009 waren de ondersteuning bij innovatie van medische vervolgopleidingen, de IC-Academie, patiëntveiligheid, chronische zieken en Healthy Ageing, leiderschapsontwikkeling en voortijdig schooluitval.
Innovatie medische vervolgopleidingen De UMCG Postgraduate School of Medicine heeft de opleiders van de medische vervolgopleidingen ondersteund bij de invoering van kwaliteitsinstrumenten als Korte Klinische Beoordeling (KKB), 3600 feedback en de proefvisitatie. Hiermee is het UMCG in Nederland koploper op dit gebied. Een proefvisitatie geeft inzicht in gewenste veranderingen in de opleiding, zodat die nog voor de werkelijke visitatie doorgevoerd kunnen worden. De school heeft een kwaliteitssysteem ontwikkeld voor de Onderwijs- en Opleidingsregio (OOR) Noord- en Oost-Nederland. De belangrijkste doelen van het kwaliteitssysteem zijn bewaking van een goed leerklimaat, goede opleidingen en goede opleiders.
Patiëntveiligheid In het kader van patiëntveiligheid heeft het Wenckebach Instituut samen met afdelingen van het UMCG scholingen ontwikkeld voor verpleegkundigen en artsen. Een paar voorbeelden: herken de vitaal-bedreigde patiënt op de verpleegafdeling, pijnmanagement en kwetsbare ouderen. De scholingen zijn gericht op vermeerdering van kennis én op het aanpassen van de werkwijze en inbedding in de organisatie van de afdeling. In navolging van anesthesiologen zijn in 2009 ook andere disciplines gestart met Crew Resource Management trainingen in het Wenckebach Skills Center. Bij deze manier van multidisciplinair simulatieonderwijs trainen de deelnemers naast medische en verpleegkundige vaardigheden vooral communicatieve vaardigheden.
48
UMCG | JAARVERSLAG 2009
In het Wenckebach Skills Center oefenen medici chirurgische vaardigheden op humaan weefsel. Voor het weefsel wordt een nieuwe preservatiemethode toegepast. Bij deze nieuwe methode behoudt het lichaam de oorspronkelijke weefselconsistentie, blijft soepel en verandert niet of nauwelijks van kleur. Door de blijvende soepelheid zijn meerdere vormen van vaardigheidsonderwijs mogelijk. Groot voordeel is dat het oefenen meer overeenkomt met de werkelijke situatie.
Chronisch zieken en Healthy Ageing In aansluiting bij Healthy Ageing is de UMCG School of Nursing and Health in 2009 gestart met twee verpleegkundige vervolgopleidingen op het gebied van chronisch zieken: diabetesverpleegkunde en endoscopieverpleegkunde met de differentiaties maag-darmlever en longen. De school heeft de opleidingen samen met de Stichting Specifieke Scholing Verpleegkundigen (SSSV) in Bunnik ontwikkeld. De opleidingen zijn voor verpleegkundigen die intramuraal of extramuraal werken. In 2009 heeft de school vervolgopleidingen voor stomaverpleegkunde en mamma care ontwikkeld.
Voortijdig schooluitval De UMCG School of Nursing and Health is op veel fronten betrokken bij de problematiek rond voortijdig schooluitval en tekort aan zorgprofessionals in de toekomst. De school werkt mee aan pilots en projecten in regionale en lokale samenwerkingsverbanden. Rode draad van de projecten is de beroepskeuze van de student. Als studenten een bewuste en gefundeerde keuze voor een beroepsopleiding maken, is de kans dat ze voortijdig stoppen kleiner. De projecten voor vmbo-, havo- en mbo-scholieren bieden de mogelijkheid een kijkje achter de schermen van het UMCG te nemen: hoe werkt de organisatie, welke beroepen zijn er en wat houdt dat beroep in. Medewerkers kunnen via het EVC-traject dingen die ze tijdens het werk leerden laten verzilveren in een diploma, certificaat of getuigschrift. EVC staat voor Erkenning van Verworven Competenties. Competenties zijn talenten, kwaliteiten of vaardigheden. Doelgroep is afdelingsassistenten, facilitair medewerkers, helpenden, verzorgenden. In samenwerking met Duizendpoot zijn langdurig werklozen opgeleid tot zorgassistent, die een baan in het UMCG hebben gevonden.
Leiderschapsontwikkeling Het Wenckebach Instituut heeft in samenwerking met P&O een programma Leiderschapsontwikkeling ontwikkeld. Het programma is voor leidinggevenden én voor medewerkers die aan hun persoonlijk leiderschap willen werken. In het programma ligt de nadruk op outputsturing. Bij output-sturing formuleert de leidinggevende het probleem, geeft kaders aan en stimuleert de medewerker een oplossing te bedenken. De leidinggevende geeft ruimte en stuurt op resultaat. De loketfunctie coaching en intervisie van het expertisecentrum is uitgebreid met een specifiek aanbod voor medici.
Verpleegkundig Expertisecentrum Het Verpleegkundig Expertisecentrum komt tegemoet aan de toenemende behoefte aan een referentiepunt op het gebied van de verpleegkundige beroepsinhoud. Vanuit dit centrum, dat is ondergebracht bij de UMCG School of Nursing and Health, worden projecten ondersteund en geïnitieerd met als doel kennisverspreiding, beroepsinhoudelijke ontwikkelingen en verzelfstandiging van de verpleging.
49
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Een van de eerste zaken die voortvarend ter hand zijn genomen is de ondersteuning van de protocollen werkgroep in het UMCG. Ook is er een communicatie kanaal ontwikkeld naar de (uitvoerende) verpleegkundige door middel van het bijscholingsblad Nurse Academy. Dit landelijke blad heeft een eigen UMCG-uitgave, met daarin een voorwoord van een UMCG-bestuurder en een katern met mededelingen uit het expertisecentrum en inhoudelijke artikelen over een actueel onderwerp (bijvoorbeeld patiëntveiligheid), vertaald naar de UMCG-organisatie.
Vervolgopleidingen OOR Noord- en Oost-Nederland In opdracht van het Bestuurlijk Overleg OOR NO (Onderwijs- en Opleidings Regio’s Noorden Oost-Nederland) is in 2009 een vervolgonderzoek onder opleiders uitgevoerd naar de behoefte aan opleidingsplaatsen in het Noorden. Binnen het Bestuurlijk Overleg OOR NO zijn alle Teaching Hospitals in deze regio op het niveau Raad van Bestuur vertegenwoordigd, onder voorzitterschap van het UMCG. Dit onderzoek is een vervolg op het eerder gepubliceerde onderzoek naar het belang van regionale factoren bij de planning van de opleidingscapaciteit. Dit onderzoek - getiteld ‘De R-factor Revised’ laat zien dat in Noord- en Oost-Nederland een grote behoefte is aan meer opleidingsplaatsen voor medisch specialisten. In de komende tien jaar stijgt het aantal benodigde specialisten in deze regio namelijk sterker dan in de andere delen van Nederland. Op initiatief van het UMCG is de opleiding spoedeisende geneeskunde opgenomen in het reguliere programma. In de regio Noord- en Oost-Nederland, die de vier noordelijke en oostelijke provincies omvat, zorgen enkele factoren ervoor dat er meer specialisten nodig zijn dan in de andere regio’s. Op dit moment zijn er in de regio Noord ruim 50% meer openstaande vacatures voor medisch specialisten dan in de andere regio’s. De mobiliteit van medisch specialisten naar de Randstad is groter dan omgekeerd naar de regio Noord en Oost. Verder zijn er op dit moment in de regio Noord en Oost relatief veel oudere specialisten actief; hierdoor zullen in het komende decennium veel specialisten stoppen met hun werkzaamheden. Tevens gaan steeds meer specialisten in deeltijd werken, met name vrouwen. Deze trend zal zich de komende jaren versterken. Doordat op dit moment relatief meer vrouwen dan in de andere regio’s de opleiding tot medisch specialist volgen, is deze trend de komende jaren in Noord en Oost sterker. Verder zorgt de vergrijzing voor een extra zorgvraag; gezien de relatief grote hoeveelheid senioren, leidt dit in de regio tot een extra grote behoefte aan medisch specialisten.
1 De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en de Orde van Medisch Specialisten zijn verenigd in de stichting BOLS.
Mede op grond van dit onderzoek wordt vanuit de OOR NO Nederland gepleit voor een andere verdeling van opleidingsplaatsen. De OOR NO pleit ervoor dat bij de verdeling van de opleidingscapaciteit, die landelijk door het ministerie van VWS in het kader van het Opleidingsfonds beschikbaar is gesteld, naast de hierboven genoemde aspecten, beleidsmatig rekening wordt gehouden met aspecten als adherentie, studentenaantallen en grootte van de opleidingsregio. Op grond van deze variabelen opteert de OOR NO voor een zesde deel van het landelijk quotum. Het onderzoek is aangeboden aan diverse bij de planning van opleidingsplaatsen in Nederland betrokken partijen, alsmede aan het ministerie van VWS. Voor de landelijke planning van de instroom van artsen in opleiding tot specialist (aios) in 2010 zijn deze argumenten in het BOLS 1 (Bestuurlijk Overleg Lichtvoetige Structuur) ingebracht en vervolgens door VWS overgenomen.
50
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Leerhuisoverleg en overleg voorzitters Centrale Opleidingscommissie Binnen de kaders van de OOR NO treffen de hoofden van de ‘Leerhuizen’ elkaar een aantal keren per jaar om de voortgang en ontwikkeling van de samenwerking in de regio inhoudelijk te bespreken en zo mogelijk te faciliteren. In dit kader is een gemeenschappelijk fonds ingesteld, waaruit inhoudelijke ontwikkelingen op het gebied van de opleiding van aios kunnen worden gefinancierd. Deze initiatieven worden eerst inhoudelijk getoetst door het voorzittersoverleg van de Centrale Opleidingscommissie. Op initiatief van het Leerhuizenoverleg heeft de OOR NO in 2009 een eigen website of opleidingsetalage ontwikkeld: www.oornoordoost.nl. De etalage biedt toekomstige aios informatie over de medische, tandheelkundige, sociaal-geneeskundige en klinischtechnische vervolgopleidingen in de OOR. Welke ziekenhuizen werken samen, hoe zijn de curricula opgebouwd, welke differentiaties zijn mogelijk en welke voorzieningen hebben de samenwerkende ziekenhuizen. Voor zittende aios, opleiders en bestuurders geeft de website informatie over cursussen, kwaliteitsbeleid, capaciteit en implementatie van opleidingsplannen. De etalage wordt geleidelijk uitgebreid met informatie over de kwaliteit van de opleidingen op basis van de ‘toolbox’ kwaliteitsinstrumenten en de landelijk vastgestelde prestatie-indicatoren. De etalage geeft dan inzicht hoe de opleidingen scoren op de prestatie-indicatoren leerklimaat, opleidingsgroep en opleiding. In 2009 zijn voorbereidingen getroffen voor een digitale nieuwsbrief van de OOR NO.
Proefdieronderzoek binnen het UMCG In Groningen valt zowel het dierexperimenteel onderzoek van de universiteit (RUG) als dat van het universitair medische centrum (UMCG) onder één vergunninghouder: het College van Bestuur van de RUG. Biomedisch onderzoek wordt aan de Rijksuniversiteit Groningen verricht in een speciaal onderzoeksgebouw van de Centrale Dienst Proefdieren (CDP), een facilitair instituut van de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen en de Faculteit Medische Wetenschappen dat gevestigd is op het terrein van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Dierexperimenteel onderzoek bij de RUG wordt aangevraagd en deels uitgevoerd door onderzoekers van de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen en de Faculteit Medische Wetenschappen (UMCG). Beide faculteiten hebben de missie hoogstaand wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Om de kwaliteit van het dierexperimenteel onderzoek op een hoog niveau te houden zijn voorzieningen op hoog niveau van belang. Daarom zijn duidelijke keuzes gemaakt over de omvang en de plaats van de proefdiervoorzieningen. Om proefdieronderzoek op een professionele wijze uit te voeren, met inachtneming van een optimaal beleid ten aanzien van het welzijn van proefdieren, is in april 2009 een nieuw gebouw door de CDP in gebruik genomen: een uitstekend geoutilleerde faciliteit waarbij bij de bouw en inrichting ook rekening is gehouden met mogelijk verder aangescherpte regelgeving in de toekomst. Als facilitair instituut heeft de CDP de volgende taken: • Verzorging proefdieren • Onderhoud foklijnen • Faciliteren onderzoeksgroepen (bijv. inzetten apparatuur en experimenteer operatiekamers) • Biotechnische ondersteuning (lichte dierexperimentele ingrepen tot uiterst complex) • Onderwijs (bijv. art. 9/12 cursus, basiscursus microchirurgie, laparoscopie cursus)
51
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Voor de huisvesting van proefdieren en uitvoer van experimenten wordt gebruik gemaakt van verschillende units. Voorbeelden zijn: • SPF (specific pathogen free): alle foklijnen zijn hier gehuisvest • Quarantaine: dieren met een afwijkende microbiologische status zijn hier gehuisvest en ook de experimenten met deze dieren vinden in deze unit plaats • DM2/ML2: virusexperimenten vinden plaats in deze unit • DM3/ML3: een unit waar gewerkt kan worden met humane pathogenen (bijv. influenza). • Isotopen-unit: bij gebruik van tracers, isotopen en bij bestraling van proefdieren wordt gewerkt in de isotopen-unit Voor het gebruik van deze units worden verschillende protocollen gebruikt m.b.t. de uitvoer van experimenten. Deze hebben betrekking op bijv. veilig werken, apparatuurgebruik en functionaliteit van de unit. Voor de uitvoer van dierexperimenteel onderzoek is een goedgekeurde DEC (DierExperimentenCommissie)-aanvraag nodig. Hierna worden de geplande dierexperimenten in detail vastgelegd in een werkprotocol waarna de daadwerkelijke uitvoer kan starten.
4.2.4 Bouw & Infrastructuur In 2009 is gewerkt aan de nieuwe polikliniek Oncologie. Het ruwe casco is gereed gekomen, en eind 2009 is een begin gemaakt met de verdere inrichting van de ruimte. Datzelfde geldt voor de nieuwe polikliniek tussen de beddenhuizen L en K. Het pand Bloemsingel 1, met de monumentale gevel, is gerenoveerd en ingericht voor het LifeLines-project. In de nieuw gerealiseerde laboratoria wordt onderzoek gedaan. De begane grond en 1e verdieping van het gebouw zijn ingericht als stafhuisvesting voor ICT. Het Centraal Medisch Archief (CMA) is in 2009 verhuisd. Het CMA heeft de oude locatie onder de polikliniek Radiologie verlaten, en heeft een nieuw onderkomen in het Logistiek Centrum Eemspoort gekregen. In datzelfde Logistiek Centrum is een tijdelijke vriezeropslag voor het LifeLines-project gerealiseerd. Om tegemoet te komen aan de steeds toenemende vraag voor het stallen van fietsen, is in de kelder onder beddenhuis E een nieuwe stalling voor bijna 500 fietsen gerealiseerd. Daarvoor zijn eerst in een ander deel van het keldercomplex van het UMCG ruimtes geschikt gemaakt voor de archieven van Pathologie en de Apotheek. Ook zijn in de aanpalende voormalige wasserijkelder 170 extra fietsenstallingen gekomen. Om voor de Rijksuniversiteit Groningen een bouwplek gereed te maken voor het ERIBA-gebouw, waar het European Research Institute on the Biology of Ageing een plek krijgt, is begonnen met de sloop van een deel van de aanbouw van Psychiatrie. Om de functies die in die aanbouw gehuisvest waren een nieuwe plek te geven, zijn delen van de hoogbouw verbouwd, en is in de tuin van het Zusterhuis een sporthal verrezen, waar patiënten psychomotorische therapie krijgen. Deze sloop en verbouw zijn een voorschot op de vervangende nieuwbouw voor Psychiatrie en Kinder- en Jeugdpsychiatrie. De planvorming omtrent die nieuwbouw is in 2009 verder gevorderd. Verder is de Meldkamer van de Energiecentrale naar de serre van het Poortgebouw verhuisd, en heeft datzelfde Poortgebouw, één van de oudste gebouwen op het UMCG-terrein, nieuwe kozijnen gekregen. Ook is het gezichtsbepalende groene hek aan de Oostersingel, dat al stamt uit het begin van de 19e eeuw, in oude luister hersteld.
52
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Naast deze duidelijk zichtbare projecten is er ook op technisch, en dus wat minder zichtbaar, gebied veel gebeurd. Zo is bijvoorbeeld een groot deel van de regelkasten in de kelders van het UMCG vervangen. Deze regelkasten zijn een belangrijk onderdeel van het beheerssysteem van het UMCG-complex. Ook is in 2009 de nodige apparatuur vervangen, in bijvoorbeeld de hartcatheterisatie-kamers, op het PET-centrum en bij Nucleaire Geneeskunde.
4.3
Algemeen kwaliteitsbeleid
Resultaten 2009 Kaders kwaliteit vastgesteld | Kwaliteitszorgsystemen ontwikkeld Van het UMCG wordt verwacht dat er aantoonbaar kwaliteit wordt geleverd. De criteria waaraan de zorg(verlening) moet voldoen zijn wettelijk geregeld in de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Kern van die wet is dat zorgaanbieders zorg leveren die doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht is en afgestemd op de reële behoefte van de patiënt. Bovendien moet de zorg verantwoord zijn: veilig, doelmatig, doeltreffend en cliëntgericht. Sinds het Amerikaanse rapport To err is human waarin sprake is van 100.000 vermijdbare doden per jaar en het vergelijkbare Nederlandse rapport van het EMGO/Nivel (1.700 vermijdbare doden) staat patiëntveiligheid nog prominenter in de belangstelling. De tolerantie voor fouten en schade neemt af, de Inspectie houdt scherp toezicht en ook de Onderzoeksraad voor de Veiligheid kan een onderzoek instellen in ziekenhuizen.
Centrale Beleidsgroep Kwaliteit
In 2009 heeft de Raad van Bestuur de discussie rondom kwaliteit een impuls gegeven door een ‘Centrale Beleidsgroep Kwaliteit’ in het leven te roepen met als taak kaders te formuleren en deze te koppelen aan de initiatieven die nu al binnen het UMCG lopen. De Centrale Beleidsgroep heeft hiertoe de notitie UMCG Kaders kwaliteit, een praktische invulling opgesteld. Deze is besproken met het Stafconvent, de sectordirecteuren en met de OR en de CRAZ. Samengevat zijn de kaders: • Kwaliteit wordt aantoonbaar geleverd vanuit de plan, do, check en act gedachte. • De bedrijfsvoering is op orde. • De interne (zorg)keten moet op orde zijn. • Integrale aanpak van kwaliteit en veiligheid binnen het UMCG. • Kwaliteit en patiëntveiligheid blijken uit cultuur en gedrag.
Kwaliteitszorgsysteem Binnen het UMCG hebben de verpleegafdelingen de opdracht gekregen een eigen kwaliteitszorgsysteem te ontwikkelen. Een kwaliteitszorgsysteem bevat alle informatie die voor een afdeling relevant is. Alle afspraken, beleidsstukken, protocollen, procesbeschrijvingen zijn hierin opgenomen. Aangezien een afdeling onderdeel uitmaakt van een sector en van het UMCG is het voor de afdeling van belang om zich vooral te richten op de afspraken rondom het primaire proces. Immers alle UMCG-brede zaken zijn voor alle afdelingen hetzelfde, zoals P&O-richtlijnen, afspraken rondom ICT, e.d. Indien een afdeling het wenst, kan ze haar kwaliteitszorgsysteem extern laten certificeren. Een afdeling die het conform de standaardafspraken heeft beschreven, voldoet minimaal aan de norm voor ISO 9001.
53
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Audits Audits geven een wezenlijke input voor verbetertrajecten, zowel binnen een afdeling als op UMCG niveau. Daarnaast is een audit de basis voor de toetsing of het UMCG handelt conform gemaakte afspraken binnen beroepsverenigingen en afgegeven vergunningen. Binnen het UMCG zijn 92 Interne Kwaliteit Audits uitgevoerd in 2009. Voor het eerst is in het UMCG een Interne Clinical Audit uitgevoerd bij de afdeling Chirurgie. De Apotheek heeft een vergunning voor GMP (Good Manufacturing Practice). De volgende onderdelen van het UMCG zijn gecertificeerd:
REGELING
ISO
ISO
CERTIFICATIE
ONDERDELEN UMCG
9001
22000
ARBODIENSTEN
HKZ
CCKL
Functiecentrum longfunctie & allergologie
x
Hemodialyse
x
x
Kaakchirurgie
x
Orthodontie
x
x
Mobiel Medisch Team
x
Beatrixoord Voedingsdienst
x
Genetica
x
x
Voortplantingsgeneeskunde
x
x
Universitair Centrum Psychiatrie
x
x
Radiotherapie
x
x
Dagcentrum
x
Apotheek
x
x
Centrale Sterilisatie Afdeling
x
Laboratoriumcentrum
x
x
Medische Microbiologie
x
Aanvraag
2010
& Moleculaire Beeldvorming
x
Operatieve Dagbehandeling
x
Operatieve Zorg Organisatie
x
Sectie Pathologie
x
Radiologie
x
Trial Coordination Center (TCC)
x
Wenckebach Instituut
x
Arbeid & Gezondheid
x
FD/ Beveiliging & Toegangsbeheer
x
FD/ Voedingszorg
x
x
ICT-beheer
x
Inkoop
x
Medische Techniek
x
Obstetrie & Gynaecologie
Nucleaire Geneeskunde
Pathologie en Medische Biologie -
Epidemiologie -
TABEL 12 GECERTIFICEERDE ONDERDELEN UMCG
54
UMCG | JAARVERSLAG 2009
‘HEALTHY AGEING’ GEZOND EN ACTIEF OUDER WORDEN Gezond en actief ouder worden begint al voor de geboorte. Erfelijke factoren, levensstijl, voedingspatroon en omgevingsfactoren beïnvloeden de ontwikkeling van gezondheid. Over de invloed van deze factoren en hoe ze zich tot elkaar verhouden, is nieuwe kennis nodig. Wij kiezen ervoor deze thematiek de basis te laten zijn voor onze drie kerntaken: patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs & opleidingen.
4.4
Kwaliteitsbeleid ten aanzien van patiënten / cliënten
Resultaten 2009 Het melden van fouten, ongevallen en near-accidents neemt toe Patiëntveiligheid raakt direct aan de primaire taak en de verantwoordelijkheid zorg te dragen voor een goede patiëntenzorg. Het ministerie van VWS heeft de ziekenhuizen in verband daarmee een aantal verplichtingen opgelegd, zoals de tien VMS (Veiligheid Management Systeem) thema’s. Doel is om de resultaten van een zorginstelling op het gebied van patiëntveiligheid publiekelijk inzichtelijk te maken. Binnen het UMCG is het kwaliteitsbeleid ten aanzien van patiënten/cliënten gericht op het (verder) vormgeven van het VMS. Het VMS is gebaseerd op de normen van NEN-NTA 8009 en de handreiking InViZie, Inspectie-instrument Veiligheid Management Systeem in Ziekenhuizen, fase 1 van instrumentontwikkeling, opgesteld door het RIVM. Het VMS kent de volgende aspecten: Beleid (Raad van Bestuur), leiderschap, cultuur (medewerkers), patiëntenparticipatie, prospectieve risico-inventarisatie, incident meld systeem en retrospectieve risico-inventarisaties, monitoren van uitkomsten en rapportage en verbeteren veiligheid van de zorgverlening. De ontwikkelingen op de verschillende aspecten van het VMS worden hierna toegelicht.
Tien VMS thema’s De landelijke verplichtingen zijn eind 2007 door de Raad van Bestuur aangegrepen om in het UMCG als onderdeel van het kwaliteitsbeleid een Veiligheid Management Systeem (VMS) in 2008 in te voeren. De afdelingen binnen het UMCG moeten een VMS invoeren. Op voorstel van het Stafconvent is per thema een afdelingshoofd als ‘trekker’ benoemd. Het is de afspraak dat afdelingen en zorgfaciliteiten gezamenlijk invulling geven aan het verbeterplan. Eind 2009 is geconstateerd dat de voortgang van de verschillende thema’s achter loopt bij de landelijke planning. Door de Raad van Bestuur is in dit kader het projectmanagement verzwaard teneinde een snellere en effectieve invoering van de tien thema’s te bevorderen.
56
UMCG | JAARVERSLAG 2009
TIEN VMS THEMA’S
VERANTWOORDELIJKE
AFDELING
1.
Voorkomen van ziekenhuisinfecties na een operatie
Medische Microbiologie in
samenwerking met de IC’s +
(groot) snijdend specialisme
2.
Voorkomen van schade bij patiënten met sepsis
Hematologie / IC’s
3.
Vroegtijdig herkennen van patiënten met bedreigde vitale functies
Chirurgie / IC’s
4.
Voorkomen van medicatiegerelateerde fouten, met gerichte aandacht
voor de momenten van overdracht
Apotheek
5.
Interne Geneeskunde
Voorkomen van vermijdbare schade bij de oudere patiënt.
en Geriatrie 6.
Voorkomen van sterfte ten gevolge van een acuut myocardinfarct
Cardiologie
7.
Voorkomen van onnodig lijden van patiënten door pijn
Neurologie in samenwerking
met Anesthesiologie 8.
Voorkomen van incidenten bij het bereiden en toedienen
van high risk medicatie
Apotheek
9.
Algemene chirurgie
Voorkomen van verwisseling van patiënten en bij patiënten.
10. Voorkomen van nierinsufficiëntie bij gebruik van contrastmiddelen
Apotheek in samenwerking
en medicatie
met Radiologie
TABEL 13 TIEN THEMA’S IN HET VEILIGHEID MANAGEMENT SYSTEEM
Veiligheid Management Systeem en Incident Meld Systeem Een onderdeel van het VMS is het Incident Meld Systeem (IMS). Om zorgverleners te stimuleren (bijna) incidenten te melden en te bespreken is het beleidskader Veilig (Incident) Melden opgesteld. Met een Decentrale Incident Meldingen (DIM)-Commissie wordt ernaar gestreefd het melden in de eigen werkomgeving van (bijna) incidenten te doen toenemen.
1 FONA: Fouten, Ongevallen en Near-Accidents.
Er zijn in het UMCG 56 DIM’s. Alle afdelingen met patiëntenzorg hebben een DIM. In 2008 heeft de overgang plaatsgevonden van FONA1 naar CIM2/DIM en in 2009 voor het Centrum voor Revalidatie van MIP3 naar CIM/DIM. Vijf afdelingen werken in 2009 nog niet met het elektronische IMS. Deze meldingen zijn niet in het IMS meegeteld.
2 CIM: Centrale Incident Meldingen-Commissie
20094
3 MIP: Meldingen
Incidenten Patiëntenzorg
Valincidenten
2008
316
219 448
Medicijnincidenten + bloed
1.399
stelling tot de vooraf-
Overige incidenten + behandeling
1.670
375
gaande jaren ook de
TOTAAL
3.385
1.042
4 In 2009 zijn in tegen-
meldingen van Revalidatie meegenomen. In 2008 kende Revalidatie nog een MIP commissie, waar
TABEL 14 MELDINGEN IN HET IMS
415 meldingen zijn binnen gekomen.
De afgelopen jaren is het aantal meldingen van fouten, ongevallen en near-accidents gestaag toegenomen, gemiddeld met circa 22% per jaar. In 2009 is echter sprake van een toename van 300%. Dit vindt voornamelijk haar oorzaak in het sneller melden van incidenten en de reikwijdte van het IMS. Het bewustzijn voor verbetermogelijkheden is met het aantal meldingen vergroot, en daarmee de kans dat ernstige fouten voorkomen kunnen worden. Er wordt veel voorlichting gegeven door de diverse commissies over het nut van het melden
57
UMCG | JAARVERSLAG 2009
van incidenten, waarbij duidelijk wordt gemaakt dat het functioneren van de commissie van deze meldingen afhankelijk is en de medewerkers zelf kunnen werken aan het verbeteren van de patiëntveiligheid. Een commissie kan besluiten tot een gesprek met de melder of tot het vragen van informatie. In zeer ernstige gevallen geeft de commissie aan dat de melding mogelijk als calamiteit bij het bestuur van de afdeling en bij de directeur van dienst gemeld moet worden. De DIM’s analyseren zelf hun meldingen en nemen maatregelen om herhaling te voorkomen. Daarnaast wordt gekeken of verbetertrajecten op bredere basis noodzakelijk zijn.
Leiderschap en cultuur In 2009 is in het medewerkersonderzoek van het UMCG voor medewerkers in het primaire proces een vragenlijst opgenomen gericht op patiëntveiligheid. De analyse van de uitkomsten en het initiëren van verbetermaatregelen vindt in 2010 plaats.
Risicoanalyses Naast retrospectieve risicoanalyses aan de hand van calamiteiten (m.b.v. PRISMA analyses) zijn in 2009 ook enkele prospectieve risicoanalyses uitgevoerd, zoals uitval van buizenpost.
4.4.1
Kwaliteit van zorg
Resultaten 2009 Wacht- en toegangstijden nog te lang | Rapportage van patiënttevredenheid via interne prestatieindicatoren De Kwaliteitswet Zorginstellingen geeft het UMCG de plicht tot jaarlijkse verantwoording over het gevoerde kwaliteitsbeleid en de kwaliteit van de geleverde zorg. Bij indicatoren gaat het om de ‘Basisset Prestatie-indicatoren 2009 Ziekenhuizen’ en de ‘Kwaliteitsindicatoren Zichtbare Zorg Ziekenhuizen 2009’. Deze zijn opgenomen in de planning & control-cyclus. Het landelijke project ‘Zichtbare Zorg Ziekenhuizen’ is eind 2008 van start gegaan. Dit project heeft als doel de kwaliteit van geleverde zorg binnen een ziekenhuis zichtbaar te maken en indien mogelijk te kunnen vergelijken met de geleverde kwaliteit binnen andere ziekenhuizen. Om de kwaliteit concreet te maken zijn indicatoren opgesteld. Een indicator kan gericht zijn op een aandoening, en daarbij heel concreet naar zowel behandelresultaten vragen, als naar de wijze waarop de zorg rond deze aandoening georganiseerd is. Indicatoren werden door steeds meer partijen opgesteld en uitgevraagd (IGZ, zorgverzekeraars). Het project ‘Zichtbare Zorg Ziekenhuizen’ heeft zich daarom tevens als doel gesteld indicatoren en hun uitvraag vanuit verschillende gremia te bundelen. Dit is een geleidelijke integratie en resulteert in een jaarlijkse uitbreiding van het aantal indicatoren dat uitgevraagd wordt. Binnen het UMCG is in 2009 de projectgroep ‘Zichtbare Zorg’ opgericht. Deze projectgroep heeft als taak de indicatoren gecoördineerd uit te vragen. Binnen de organisatie wordt duidelijk wie verantwoordelijk is voor welke indicatoren en hoe communicatielijnen lopen. Naast het op tijd kunnen leveren van de resultaten heeft men ook als doel de knelpunten in benodigde
58
UMCG | JAARVERSLAG 2009
registraties te inventariseren, te analyseren en te verbeteren. Met de resultaten legt het UMCG als zorgaanbieder verantwoording af richting overheid (IGZ), zorgverzekeraars en cliënten. Daarnaast wil het UMCG de indicatoren ook gebruiken als middel om de interne kwaliteit te verbeteren. Door opname van de indicatoren in de planning & control-cyclus, kunnen indicatoren deel gaan uitmaken van kwartaalrapportages en wordt duidelijk hoe het UMCG de interne bedrijfsvoering aan moet passen aan de externe ontwikkelingen. Tevens wordt aandacht besteed aan een zorgvuldige feedback met het landelijke bureau Zichtbare Zorg inzake mogelijkheden, onmogelijkheden en verbeterpunten rond indicatoren en de uitvraag ervan.
Patiënttevredenheid Om de beste zorg te kunnen verlenen en om de zorg nog verder te verbeteren is het van belang dat het UMCG de wensen en behoeften van patiënten kent. Daarnaast wordt ook door toezichthouders vanwege transparantie-eisen grote waarde gehecht aan het oordeel van patiënten. Voor de UMC’s is de Kernvragenlijst Patiënttevredenheid Academische Ziekenhuizen (KPAZ) ontwikkeld om de patiënttevredenheid te kunnen meten en deze zowel intern als met andere UMC’s te kunnen vergelijken. Tot vorig jaar werd dit onderzoek elke twee jaar gehouden. Vanaf 2009 echter zal deze vragenlijst jaarlijks door de poortspecialismen worden gebruikt. De laatste meting heeft plaatsgevonden in het najaar van 2009. De resultaten hiervan worden in de loop van 2010 verwacht. Binnen het UMCG lopen daarnaast nog diverse andere projecten die gericht zijn op het meten en verbeteren van de patiëntenzorg. Zo zetten sommige afdelingen de hospitality scan van de Facilitaire Dienst in. Bovendien lopen er nog diverse zorgvernieuwingsprojecten waarin de patiënt actief betrokken wordt bij zorgverbetering. Uit de metingen komt naar voren dat vooral aan de thema’s informatie, overdracht, afstemming van zorg en aan nazorg nog meer aandacht moet worden gegeven. Om hier structureel verbeteringen in aan te brengen en om klanttevredenheid een gegarandeerde plaats te bieden in de werkprocessen, is een plan van aanpak opgesteld met zeven concrete criteria voor patiënttevredenheid: • Goede informatie over afspraken en mondeling gegeven informatie na ontslag wordt schriftelijk aan de patiënt meegegeven • Goede informatie voor de patiënt waar deze terecht kan met vragen na ontslag of polikliniekbezoek • Goede informatie voor de patiënt voorafgaand aan polikliniekbezoek • Tijdige informatie aan de huisarts • Wachttijd in de polikliniek maximaal 15 minuten • Toegangstijd voor 1e polikliniekbezoek maximaal drie weken • Goede telefonische bereikbaarheid van de polikliniek Ziekenhuisbreed is afgesproken dat deze criteria gehanteerd zullen worden en op dezelfde manier gemeten zullen worden. Aan de hand hiervan zijn intern prestatie-indicatoren afgesproken, die via de planning & control-cyclus worden gerapporteerd.
Wacht- en toegangstijden Bij goede zorg hoort eveneens dat de toegangstijden tot de polikliniek en de wachttijden voor een behandeling tot een minimum beperkt worden. Toegangstijd is de periode tot het eerste polikliniekbezoek. De wachttijd is de periode vanaf het besluit tot behandeling tot de behandeling plaatsvindt. Voor de wachttijden neemt het UMCG de zogenaamde Treeknormen als uitgangspunt. Dat betekent dat tachtig procent van de patiënten
59
UMCG | JAARVERSLAG 2009
binnen vier tot zeven weken geholpen kan worden: vier weken voor toegang tot de polikliniek, zes weken voor behandeling in dagopname en zeven weken voor een klinische opname. In de praktijk blijkt het echter niet altijd mogelijk binnen deze Treeknormen de zorg te leveren. Dit wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door spoedoperaties en oncologische aandoeningen, die de planning van de meer electieve opnames verstoren. Verder is de patiëntenzorg in het UMCG voor een belangrijk deel van topklinische en topreferente aard en hierdoor minder voorspelbaar. Zowel de toegangstijden als de wachttijden zijn in 2009 ten opzichte van 2008 en 2007 toegenomen. Er kunnen tussen specialismen grote onderlinge verschillen bestaan. De wachtlijsten voor dagbehandeling zijn erg wisselend. Voor sommige specialismen bestaat een lange wachtlijst. Het UMCG werkt steeds meer samen met zorginstellingen in de regio om op die manier te proberen de patiënten sneller te helpen. Voorbeelden zijn de knie-operaties in de Hanzekliniek, de samenwerking met Emmen en de consulten door kindercardiologen in de regio bij vermoeden van aangeboren hartafwijkingen.
2009
2008
5,3
4,8
4,0
Wachttijden klinische opnamen
15,7
13,2
14,4
Wachttijden dagbehandeling
10,1
8,8
6,2
Toegangstijd polikliniek
2007
TABEL 15 GEMIDDELDE WACHT- EN TOEGANGSTIJDEN IN WEKEN
Medisch Ethische Toetsingscommissie Als patiënten deelnemen aan wetenschappelijk onderzoek, is dat onderzoek vooraf beoordeeld door de Medisch Ethische Toetsingscommissie. De Medisch Ethische Toetsingscommissie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (METc UMCG) is erkend door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) en ingesteld door de Raad van Bestuur van het UMCG. Op grond van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO) is de METc UMCG bevoegd om oordelen uit te spreken over de protocollen voor wetenschappelijk onderzoek waarbij een of meer medewerkers van het UMCG op enigerlei wijze zijn betrokken. Bij de beoordeling weegt de METc UMCG de wetenschappelijke aspecten van een onderzoeksvoorstel af tegen de bezwaren en de risico’s voor de deelnemers aan een wetenschappelijk onderzoek. De beoordeling van bepaalde soorten medisch-wetenschappelijk onderzoek is voorbehouden aan de CCMO. Naast de bovengenoemde wettelijke taak adviseert de METc UMCG de Raad van Bestuur van het UMCG over de uitvoerbaarheid van een wetenschappelijk onderzoek met mensen in het UMCG dat door een andere erkende commissie reeds positief is beoordeeld. Een wetenschappelijk onderzoek met mensen mag niet eerder aanvangen dan nadat een bevoegde commissie een positief oordeel heeft uitgesproken over het onderzoeksprotocol en de uitvoering ervan. Op grond van de Embryowet heeft de METc UMCG o.a. een adviserende taak met betrekking tot het ter beschikking stellen van geslachtscellen door een donor voor kunstmatige bevruchting bij anderen. Dit voor zover deze geslachtscellen bij de donor op een invasieve wijze worden verkregen.
60
UMCG | JAARVERSLAG 2009
In 2009 heeft de METc UMCG tienmaal een verzoek gekregen tot het geven van advies inzake de Embryowet.
AANTAL ONDERZOEKSVOORSTELLEN Ingediend Ingediend o.g.v. de embryowet Goedgekeurd o.g.v. de embryowet
2009
2008
368
357
10
11
8
11
TABEL 16 ONDERZOEKSVOORSTELLEN INGEDIEND BIJ DE METC
4.4.2
Klachten
Resultaten 2009 Het aantal klachten stabiliseert | Een kwart van de klachten over communicatie met artsen | De helft van de klachten over de polikliniek Klachtenprocedure Wanneer een patiënt een klacht heeft over de verleende zorg of andere zaken die het UMCG betreffen, zijn er verschillende mogelijkheden om een klacht in te dienen. Veel klachten worden in eerste instantie geuit in de vorm van vragen. Wanneer klachten of opmerkingen direct en open met de betrokken medewerkers besproken worden, kan meteen naar een oplossing worden gezocht of kunnen eventuele misverstanden worden rechtgezet. Wanneer op afdelingsniveau de onvrede van de patiënt niet kan worden weggenomen of de klacht meer van algemene aard is, kan de patiënt via de Klachtopvang zijn klacht kenbaar maken. De medewerkers van de Klachtopvang bieden een luisterend oor en geven nader advies over de manier waarop de patiënt het probleem of de klacht kan aankaarten. Vaak vinden patiënten het kunnen uiten van hun verhaal voldoende. Zo mogelijk speelt de Klachtopvang een bemiddelende rol. Wanneer dit niet tot het gewenste resultaat leidt of indien de klager een formelere weg wil bewandelen, komt de Klachtenfunctionaris in beeld. De Klachtenfunctionaris (een onafhankelijke medicus, die niet in dienst van het ziekenhuis is) bemiddelt tussen klager en beklaagde. Alle schriftelijke klachten worden in eerste instantie door de Klachtenfunctionaris ter hand genomen voor bemiddeling. De klachtbrief wordt aan de betrokken afdeling voorgelegd en het afdelingshoofd wordt om een reactie gevraagd. Hiervan maakt de Klachtenfunctionaris een verslag en arrangeert bemiddeling. Als laatste mogelijkheid binnen het UMCG kan een klacht worden voorgelegd aan de Klachtencommissie van het UMCG. Het staat de klager overigens vrij om de klacht door een andere instantie dan de Klachtencommissie te laten behandelen. De Klachtencommissie is ingesteld op grond van de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector en is multidisciplinair samengesteld. De commissie telt zes leden. De voorzitter van de Klachtencommissie is jurist en is niet werkzaam in het UMCG. Er is een extern lid benoemd op voordracht van Zorgbelang. In de Klachtencommissie hebben daarnaast medewerkers van het UMCG zitting: twee medisch specialisten, een psycholoog en een verpleegkundige.
61
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Het secretariaat wordt verzorgd door een jurist. De Klachtencommissie van het UMCG trad in 2009 ook op als Klachtencommissie voor het Dialyse Centrum Groningen, het Instituut voor Hyperbare Geneeskunde te Hoogeveen, de Stichting Zorgaanbod Hanzekliniek en Hanzevision BV, beide te Groningen. Na ontvangst van een klacht stelt de commissie een onderzoek in. Alle betrokkenen (kunnen) worden gehoord. Als het onderzoek is afgerond doet de Klachtencommissie uitspraak. De klager, de Raad van Bestuur en de betrokken medewerker(s) of afdeling worden hierover geïnformeerd. De Klachtencommissie kan de Raad van Bestuur adviseren bepaalde maatregelen te nemen ter voorkoming van soortgelijke klachten in de toekomst. Binnen zes weken na de uitspraak van de commissie geeft de Raad van Bestuur haar schriftelijke reactie aan de klager. Begin 2009 deed de CRAZ een onderzoek naar de klachtenprocedures in de UMC’s. De procedure in het UMCG werd als laagdrempelig, zorgvuldig en toegankelijk beoordeeld. Ook in 2009 zijn door bemiddeling bijna alle schriftelijke klachten tot een goed resultaat gebracht. Vijf klachten zijn door de Klachtenfunctionaris voorgelegd aan de Klachtencommissie als niet bemiddelbaar. Om de kennis over klachtenafhandeling bij medewerkers te vergroten geeft de Klachtenfunctionaris adviezen aan afdelingen en individuele medewerkers. Ook nodigen afdelingen/faciliteiten de Klachtenfunctionaris uit om een bijdrage te leveren aan opleidingsactiviteiten voor verschillende UMCG-medewerkers. De gehele procedure rond de klachtopvang in het UMCG (Klachtopvang, Klachtenfunctionaris, Klachtencommissie) is vastgelegd in het klachtenreglement (november 1998). De klachtenregeling wordt uitvoerig in een brochure en op de website van het UMCG uitgelegd.
AANTAL KLACHTEN / KLACHTBRIEVEN
2009
2008
2007
Behandeld door de Klachtopvang
228
240
167
Behandeld door de Klachtenfunctionaris
247
235
205
1 In 2007 is ook nog een
Afgehandeld door de Klachtenfunctionaris door bemiddeling
241
234
2091
aantal klachten uit 2006
Behandeld door de Klachtenfunctionaris op advies van de Klachtopvang
64
65
37
afgehandeld.
TABEL 17 AANTAL KLACHTEN AFGEHANDELD DOOR DE KLACHTOPVANG EN DE KLACHTENFUNCTIONARIS
Door de grotere mondigheid en meldingsbereidheid van patiënten, samenhangend met het verschijnsel van individualisering was een groei van het aantal klachten te verwachten. Dit beeld laat nu stabilisatie zien. Zowel bij de Klachtopvang als bij de Klachtenfunctionaris wordt ruim de helft van het aantal klachten (resp. 58% en 66%) door de patiënt zelf ingediend. De overige klachten worden ingediend door (in afnemende volgorde) ouders/verzorgers, echtgenoot/partner, familie/ kinderen en externe betrokkenen. Naast de klachtenprocedures bestaat de mogelijkheid om een schadeclaim in te dienen. Wanneer een patiënt in het UMCG schade heeft geleden, dan kan hij schriftelijk een schadeclaim indienen. In deze brief wordt vermeld wat er is gebeurd en waaruit de schade bestaat. Als er sprake is van financiële schade dient ook een overzicht van de kosten te worden bijgevoegd. De brief wordt gericht aan de Raad van Bestuur van het UMCG.
62
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Aard van de klachten
KLACHTOPVANG
KENMERKEN
2009
2008 2007
KLACHTENFUNCTIONARIS 2009
2008
2007
Artsen Bejegening, communicatie en voorlichting
25
26
26
21
25
20
Medisch technisch handelen
12
12
14
20
22
17
Medische organisatie
8
8
10
18
14
18
Organisatorisch
9
12
13
Verpleegkundigen Bejegening, communicatie en voorlichting
6
6
5
5
4
3
Verpleegkundig handelen
2
3
1
4
6
7
Overig personeel Bejegening, communicatie en voorlichting
7
6
5
3
Overig technisch handelen
9
11
0
0
2
Hotelfunctie Bezoekersfaciliteiten, parkeren, ziekenhuisinrichting
10
4
5
5
3
3
Administratief Brieven, machtigingen
6
9
9
3
3
1
Financieel Kosten tijdens verblijf, kosten verrichtingen
3
3
2
10
8
7
10
6
8
5
8
7
Patiëntveiligheid in het geding
3
2
12
Toegangstijden en wachttijden
TABEL 18 KENMERKEN VAN KLACHTEN INGEDIEND BIJ DE KLACHTOPVANG EN DE KLACHTENFUNCTIONARIS (%)
Zoals de laatste jaren steeds het geval is, is de bejegening en communicatie door artsen het meest voorkomende onderwerp van een klacht. De hotelfunctie liet bij de klachtopvang een stijging zien van vier naar tien procent. Dit wordt veroorzaakt door de vele klachten over de verhoging van de parkeertarieven in 2009 en vooral over het niet tijdig communiceren van deze wijziging. Ook kwamen klachten binnen over het roken in de nabijheid van de ingangen van het ziekenhuis. Medio 2009 is er een aanscherping van het rookbeleid in het ziekenhuis uitgevoerd, door de bouw van overdekte rookplekken nabij de hoofdingang.
KLACHTOPVANG
SETTING
2009
KLACHTENFUNCTIONARIS 2009
2008
2007
1
4
4
4
5
7
Polikliniek
59
61
55
46
50
43
Kliniek
28
28
23
41
42
44
Algemeen
11
7
18
9
3
6
Dagbehandeling
2008 2007
TABEL 19 PROCENTUELE VERDELING VAN KLACHTEN, INGEDIEND BIJ DE KLACHTOPVANG EN DE KLACHTENFUNCTIONARIS.
63
UMCG | JAARVERSLAG 2009
De meeste klachten komen van de polikliniek, direct gevolgd door de kliniek. Er hebben zich geen noemenswaardige verschuivingen voorgedaan in de setting waarin klachten ontstaan. Het aantal klachten dat geregistreerd wordt onder ‘algemeen’ heeft geen relatie met een specifieke afdeling, maar heeft betrekking op bijvoorbeeld administratieve procedures: niet zelf afspraken kunnen maken; gewenste persoonsregistratie anders dan conform de BSN-regels. De toename bij ‘algemeen’ kan worden verklaard door de klachten over de wijzigingen in de tarieven van de parkeergarages in 2009. Voor uitleg hierover verwijzen wij naar paragraaf 4.6 Samenleving. De meeste klachten die binnen komen bij de Klachtenfunctionaris kunnen met een goede uitleg schriftelijk worden afgehandeld. In 2009 was daarna iets meer dan voorheen een bemiddelingsgesprek tussen klager en behandelaars nodig. In 2009 heeft de afhandeling van een klacht gemiddeld 28 werkdagen in beslag genomen. In 2008 was dit 32 dagen. Een aantal afdelingen kwam in 2009 beduidend sneller met hun reactie. De Klachtenfunctionaris constateert: • Klagers worden kritischer op de financiële aspecten van de zorg door het verplichte eigen risico. Er is toenemend discussie over de juistheid van de inhoud van declaraties. • De inhoud en de toonzetting van de klachtbrieven nemen in assertiviteit en scherpte toe in de loop der jaren. De klager is in het algemeen goed geïnformeerd over zijn rechten en heeft ook meestal een duidelijk beeld van hetgeen hij beoogt met de klachtbrief. Steeds vaker komen klagers terug op de afhandeling van hun klacht met kritiek en aanvullende vragen. In 2009 heeft de Klachtencommissie acht brieven ontvangen. In 2008 en 2007 waren dat er resp. tien en drie. Van de acht klachtbrieven waarvan de behandeling in 2009 is afgerond, kan het volgende overzicht worden gegeven. De Klachtencommissie heeft er één gegrond geacht, vier ongegrond en drie deels gegrond. De Klachtencommissie heeft naar aanleiding van de klachtbrieven een aantal adviezen aan de Raad van Bestuur gegeven ter voorkoming van soortgelijke klachten in de toekomst. • De organisatie rondom de bereikbaarheid van artsen kritisch bekijken zodat in gevallen dat gevraagd wordt naar het advies van een arts hierop antwoord wordt gegeven en indien nodig medische zorg wordt verleend. • De communicatie en voorlichting bij een onderbreking van de behandeling verbeteren en indien een procedure anders verloopt dan een patiënt gewend is hierover een heldere uitleg geven. • Op afdelingsniveau prioritering van bedden plaats laten vinden, zodat zoveel mogelijk rekening gehouden kan worden met de individuele behoeften en omstandigheden van de patiënt. • Bespreking van door een klager in het meldingsformulier genoemde punten binnen de afdeling. • Het bespreken van een nieuw of aangepast protocol met de gehele medische staf van een afdeling voordat patiënten volgens dit nieuwe protocol worden behandeld. • Het in een breder gremium bekend maken van de gang van zaken rondom de behandeling van een patiënt. • Het informeren over de uitkomsten van een FONA-procedure. Dit punt is niet door de Raad van Bestuur overgenomen, omdat het een intern kwaliteitsinstrument betreft.
64
UMCG | JAARVERSLAG 2009
‘HEALTHY AGEING’ GEZOND EN ACTIEF OUDER WORDEN Gezond en actief ouder worden begint al voor de geboorte. Erfelijke factoren, levensstijl, voedingspatroon en omgevingsfactoren beïnvloeden de ontwikkeling van gezondheid. Over de invloed van deze factoren en hoe ze zich tot elkaar verhouden, is nieuwe kennis nodig. Wij kiezen ervoor deze thematiek de basis te laten zijn voor onze drie kerntaken: patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs & opleidingen.
4.4.3 Veiligheid Op het gebied van patiënttevredenheid en patiëntveiligheid is in 2009 een tweetal themabijeenkomsten georganiseerd, die in nauw overleg tussen Raad van Bestuur, Stafconvent en directeuren zijn voorbereid. De CRAZ en andere patiëntenbelangengroeperingen zijn bij deze bijeenkomsten direct betrokken. Het UMCG participeert in het landelijke programma patiëntveiligheid, het Veiligheidsprogramma van het ministerie van VWS. In het kader van de patiëntveiligheid zijn in afstemming met het Stafconvent en de sectordirecteuren de reglementen voor het veilig incidentmelden vastgesteld. Het gaat om het reglement Decentrale Incidenten Meldingcommissie (DIM) en het reglement Centrale Incidenten Meldingcommissie (CIM). De veiligheidstaken die het UMCG in de regio heeft, staan beschreven in paragraaf 4.6 (Samenleving). In 2009 heeft de IGZ het UMCG nogmaals geïnspecteerd op TOP II en TOP III: het operatieve en postoperatieve zorgproces. De uitkomsten van deze, gunstig verlopen, visitatie zijn binnen de organisatie uitvoerig besproken. Naar aanleiding hiervan zijn de procedures op het gebied van kledingvoorschriften, overdracht en verslaglegging, registratie en bewaking van onderhoud van apparatuur aangescherpt. Na afstemming met het Stafcovent is de kaderregeling hoofdbehandelaarschap op 30 maart 2009 door de Raad van Bestuur vastgesteld. Op grond hiervan stellen de afdelingen een voor hun specifieke situatie passende regeling vast en rapporteren daarover aan de sectordirecteuren. Het hoofdbehandelaarschap wordt in Poliplus vastgelegd in de digitale decursus. Op geleide van de ervaringen met het hoofdbehandelaarschap zal een betere vastlegging in Poliplus gerealiseerd worden.
Pandemische Influenza 2009 De eerste Nederlandse patiënt met het pandemisch H1N1-influenza A-virus die behandeling in een ziekenhuis nodig had, is opgenomen geweest in het UMCG. Mede door de landelijke vaccinatiecampagne is een echte griepgolf achterwege gebleven. De voorbereidingen in het UMCG zijn afdoende gebleken. Daarnaast had het UMCG in de drie noordelijke provincies een coördinerende rol bij de opvang van de pandemie, vooral wat betreft de klinische en intensive care bedden. De effecten voor de bedrijfsvoering staan beschreven in Hoofdstuk 3.
Bedrijfshulpverlening In 2009 is centraal verdere invulling gegeven aan het vernieuwde beleidskader Veiligheid en Bedrijfshulpverlening. In oktober is de operationele basiseenheid BHVUMCG uitgebreid met een vijfde BHV-er, de zogenaamde ploegleider en is de directe beschikbaarheid van de BHV-ers gegarandeerd. Daarvoor moesten vijf extra onderhoudstechnici bij Bouw & Infrastructuur worden aangesteld en 25 BHV-ers worden opgeleid tot ploegleider. Alle BHV-ers zijn formeel aangewezen voor hun BHV-rol met bijbehorende verantwoordelijkheid voor hun opleiding- en oefenprestatie. De Brandweer Groningen heeft in totaal elfmaal met de BHV op het UMCG-terrein geoefend. De bedrijfshulpverlening moest in totaal 281 maal in actie komen en hierbij deden zich geen ernstige calamiteiten voor. Er was sprake van 60% ongewenst automatisch brandalarm. Maatregelen om dit (in de toekomst) te voorkomen, zijn inmiddels genomen. Op lokaal niveau is gestart met het organiseren van lokale hulpverlening. Binnen alle sectoren is het belang van een afdelingsnoodplan en de lokale hulpverleningsorganisatie aan de orde
66
UMCG | JAARVERSLAG 2009
geweest en hebben de sectoren de coördinatie op zich genomen. De eerste aandacht richt zich hierbij op de lokaties met (bedgebonden) patiënten en gevaarlijke stoffen. In 2009 zijn op negen lokaties in totaal 219 medewerkers opgeleid tot lokale hulpverlener.
Preventie Het UMCG is bezig met een revisie van de gebruiksvergunningen. In verband daarmee zijn in 2009 onvolkomenheden in de voorgeschreven brandpreventieve voorzieningen, als brandcompartimentsscheidingen en vluchtwegaanduidingen hersteld. Ook zijn in elke gang ontruimingsplattegronden opgehangen en is hieraan bekendheid gegeven via intranet. In mei 2009 zijn alle vluchtwegen inclusief de plattegronden gecontroleerd en voor de hulpverleningsdiensten is bij iedere (brandweer)ingang een map met aanvalsplattegronden geplaatst. Uit veiligheidsoverwegingen heeft het UMCG in mei in overleg met de Brandweer besloten de ingebouwde vertragingstijd van doormelding naar de Brandweer, bij een automatisch brandalarm, op te heffen. Het aantal keren dat de Brandweer Groningen moest uitrukken op automatische brandmeldingen UMCG is daardoor opgelopen van twee naar tien. In 2010 zal met de aangepaste organisatie van de lokale hulpverlening en de uitbreiding en vervanging van brandbeveiligingsinstallaties opnieuw in overleg met de Brandweer een vertragingstijd worden overwogen.
ICT storing Op 17 november 2009 heeft het UMCG te maken gehad met een ICT-storing als gevolg van een menselijke fout. De gehele organisatie ondervond gevolgen hiervan. Patiënten met uitstelbare zorg moesten naar huis worden gestuurd. Operaties zijn doorgegaan. Er worden lessen getrokken uit de gebeurtenissen, zoals een betere beschikbaarheid van de noodprocedure buiten het gangbare ICT-netwerk.
4.5
Kwaliteit ten aanzien van medewerkers
Resultaten 2009 Medewerkers geven het UMCG als werkgever gemiddeld het cijfer 7,3 | Focus op leiderschapsontwikkeling en talentmanagement | Sturen op resultaat 4.5.1
Personeelsbeleid
Het personeelsbeleid van het UMCG vormt voor het bereiken van de doelstellingen van de organisatie een belangrijk (beleids)instrument. De missie van het personeelsbeleid is dat ‘deskundige, bevlogen en betrokken medewerkers op de juiste plaats in de organisatie de juiste dingen doen’. Belangrijke thema’s in dit beleid om de missie te bereiken, zijn: leiderschap en arbeidsmarktcommunicatie. Uit het medewerkeronderzoek (zie paragraaf 4.5.2.) blijkt dat in het algemeen de UMCG-medewerkers behoorlijk tevreden zijn met hun werk: ze geven het rapportcijfer 7,3.
67
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Persoonlijk Budget In de CAO is afgesproken dat medewerkers geboren na 1950 een persoonlijk budget opbouwen vanaf 2008 dat in 2010 besteed kan worden. Voorwaarden aan de besteding zijn dat het bijdraagt aan de duurzame inzetbaarheid van de medewerker en aan de persoonlijke ontwikkeling voor de huidige danwel toekomstige loopbaan. Met de belastingdienst is door de NFU afgesproken dat de UMC’s zelf monitoren of een besteding belast of onbelast toegekend wordt. Omdat hierdoor leidinggevenden een belangrijke rol krijgen bij de besteding van het persoonlijk budget zijn in het najaar per sector meerdere workshops georganiseerd. Medewerkers worden begin 2010 verder geïnformeerd over het persoonlijk budget.
Organisatieontwikkeling In 2009 heeft de vorming van de nieuwe UMCG-organisatie zijn vervolg gekregen. In de sectoren hebben nieuwe procedures en werkwijzen hun beslag gekregen. Begin 2009 zijn alle deelplannen van sectoren definitief goedgekeurd en geïmplementeerd. Voor groepen medewerkers bracht dit een plaatsing in andere sectoren met zich mee, met name voor diverse facultaire medewerkers. Samenhangend met de afronding van de sectorvorming zijn in mei verkiezingen gehouden voor de nieuwe Ondernemingsraad en Onderdeelcommissies. Daarmee is ook het proces van omvorming van de medezeggenschapsstructuur in het UMCG afgerond.
Arbeidsmarkt Er is een fundamentele verandering gaande van de wijze waarop mensen zich oriënteren op een mogelijke nieuwe werkgever en op vacatures. Internet en diverse netwerken spelen daarin een belangrijke rol. In twee jaar tijd gingen we van 500 naar 2.000 unieke bezoekers per dag op ‘werken.umcg.nl’. Met de toenemende rol van internet in het sollicitatieproces is een helder en geloofwaardig profiel van het UMCG belangrijker dan ooit te voren. We willen graag dat potentiële sollicitanten het UMCG echt leren kennen: via hun sociale en professionele netwerken is er altijd wel iemand die iemand kent bij het UMCG. De acties in 2010 zullen derhalve gefocust zijn op het optimaal gebruiken van deze nieuwe media. Zo zijn in 2009 vooral wervingscampagnes via e-mail succesvol geweest (bijv. Radiotherapie).
Beschikbaarheid personeel Het aantal UMCG-medewerkers is de afgelopen periode blijven groeien. In september 2008 is de tienduizendste medewerker geregistreerd. Om grip te krijgen op de instroom van nieuwe medewerkers is per 1 september 2008 een selectieve vacaturestop ingesteld. Voor de aanstelling van nieuwe medewerkers of de verlenging van tijdelijke contracten moet toestemming worden gevraagd aan een vacaturecommissie. Actieve werving voor bijvoorbeeld aios, schaars personeel en extern gefinancierd (onderzoeks-)personeel blijft wel mogelijk. Deze selectieve vacaturestop is gecontinueerd in 2009. Doel van deze maatregel is de instroom van nieuwe medewerkers selectief te beperken, met behoud van de kwaliteit en de afgesproken omvang van patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek. Uit evaluatie blijkt dat er een duidelijk waarneembare daling geweest is van de instroom op functies gefinancierd uit de eerste geldstroom, in vergelijking met dezelfde periode een jaar daarvoor. De beschikbaarheid van personeel in de gezondheidszorg staat tegelijkertijd onder druk. Ook het UMCG heeft voor sommige functies en/of in sommige onderdelen te maken met schaarste. Met name IC-verpleegkundigen en OK-assistenten zijn moeilijk te werven. Met de ziekenhuizen in de regio zijn afspraken gemaakt om extra op te leiden. Om de onderbezetting
68
UMCG | JAARVERSLAG 2009
in de tussenliggende periode op te kunnen vangen heeft het UMCG de grote stap gemaakt om OK-assistenten in het buitenland te werven. In oktober 2009 en in januari 2010 zijn dertien OK-assistenten uit India gearriveerd. Zij blijven hier drie jaar. Het aannemen van Indiase medewerkers is niet onopgemerkt voorbijgegaan. Er was mediaaandacht en er zijn Kamervragen gesteld. Het UMCG heeft zijn opvattingen door middel van een briefwisseling met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport medegedeeld. In deze discussie is enigszins onderbelicht gebleven dat de keuze voor de buitenlandse medewerkers werd ingegeven door naast schaarste op de Nederlandse arbeidsmarkt, ons commitment om voldoende zorg, omgeven met voldoende kwaliteitsgaranties te kunnen blijven aanbieden.
Leiderschapsontwikkeling/Talentmanagement In 2009 zijn stappen gezet om Talentmanagement als logisch onderdeel van leiderschapsontwikkeling verder vorm en inhoud te geven in het UMCG. Er bestaan al vele ontplooiingsmogelijkheden en keuzeprogramma’s zoals tenure track, voor medewerkers in het UMCG. Met Talentmanagement wil het UMCG vanuit het perspectief van de organisatie (welk talent hebben we nu en in de toekomst nodig) op een gestructureerde wijze voor alle beroepsgroepen, talent definiëren, ontdekken, ontwikkelen en gericht inzetten. Er is een begin gemaakt met het in kaart brengen van talent en het benoemen van kritische functies. Dit zijn functies die voor het UMCG van extra belang zijn om bij het vacant komen een opvolger als het ware direct klaar te hebben staan. Om de kwaliteit van instroom van nieuwe medewerkers in leidinggevende functies te borgen, wordt bij de selectie gebruik gemaakt van een assessment. Met een leiderschapsprogramma samen met de Baak en ontwikkelassessments worden leidinggevenden geprikkeld om hun eigen talenten verder te ontwikkelen. In de Food for Thought lezingen krijgt de UMCG-visie op leiderschap meer ‘handen en voeten’. Experts spiegelen hun visie aan die van het UMCG en aan actuele ontwikkelingen in Nederland.
Vrouwelijk talent De focus op ontwikkeling van vrouwelijk talent heeft in 2009 zijn vervolg gekregen. Het UMCG wil als werkgever aantrekkelijk zijn en blijven voor (vrouwelijk) talent en deze talenten optimaal benutten. De Raad van Bestuur heeft hiertoe een aantal maatregelen genomen. In 2009 heeft het UMCG het Charter ‘Talent naar de Top’ ondertekend. Hiermee gaat het UMCG de verplichting aan om meer vrouwen naar de top van de organisatie te laten doorstromen. De in 2008 gestelde streefcijfers voor ondermeer vrouwelijke hoogleraren en UHD’s passen goed in de verplichtingen van het Charter. In 2009 is een eerste ronde van het mentorprogramma succesvol afgesloten. Zestien vrouwelijke UMCG-mentees zijn gematcht met hoogleraren om loopbaangerelateerde thema’s te bespreken. De mentee bepaalde welke thema’s besproken werden met de mentor. Uit de evaluatie bleek dat zowel mentees als mentoren het mentorprogramma als een zeer waardevol instrument beschouwen. Voor 2010 wordt een nieuwe ronde voorbereid. Ook binnen het thema leiderschap is aandacht voor het zogenoemde genderawareness. Door het Rosalind Franklin Fellowship (RFF) programma 2004-2007 wordt uitvoering gegeven aan het streven het aantal vrouwelijke wetenschappers met een vaste aanstelling te vergroten. Er zijn tien vrouwen op dit programma aangesteld. Vier in de eerste ronde (2006) en zes in de tweede ronde (2007/2008). Daarmee zijn alle plaatsen vervuld met talentvolle kandidates. In 2010 volgt een nieuwe ronde van het RFF programma. In het Tenure Trackprogramma, het programma voor getalenteerde wetenschappers, zitten 35 deelnemers, van wie 21 vrouwen (incl. de Rosalind Franklin Fellows). Van de Tenuretrackers
69
UMCG | JAARVERSLAG 2009
zijn er in december 2009 inmiddels tien benoemd tot adjunct hoogleraar.
NFU project Idealoog Het NFU-project ‘Idealoog’ biedt mogelijkheden om gedurende de looptijd van de CAO-projecten uit te voeren die bijdragen aan het verder ontwikkelen van een ‘volwassen arbeidsrelatie’. Binnen het UMCG zijn in 2009 onder de vlag van leiderschap vijf projecten gestart. In 2010 worden opnieuw twee projecten geïnitieerd, waaronder ‘het jaargesprek’. Hiermee is de toegekende subsidie volledig benut (looptijd 2009-2011). Op afdelingsniveau, Medische Oncologie , Radiologie en Dermatologie, zijn drie projecten gestart. ‘Operationeel leidinggeven op basis van een volwassen arbeidsrelatie’ en ‘Outputsturing binnen een werkeenheid’ zijn UMCG-brede projecten.
4.5.2 Kwaliteit van het werk In het UMCG wordt veel aandacht besteed aan de zorg voor veilig en gezond werken. Inspanningen zijn gericht op preventie, opvang en nazorg, verzuimbegeleiding, reïntegratie en gezondheidsbevordering. Specifieke deskundigheid en ondersteuning zijn beschikbaar op het gebied van gezond werken, werkbeleving, ergonomie (ook bij (ver)bouw), veiligheid, arbeidshygiëne en infectiepreventie. De effectindicator ziekteverzuim laat een trendbreuk zien. Na een dalende trend in het verzuim gedurende voorgaande jaren is het verzuimpercentage in 2009 met 0,4%-punt gestegen naar 4,1%. Mogelijke verklaringen hiervoor kunnen zijn een verlaging van de verzuimdrempel door de H1N1-griepepidemie en een toename van de werkdruk. Het UMCG weet dat gezonde en gemotiveerde medewerkers effectiever zijn in het verrichten van hun werk. De beste zorg, onderzoek, opleiding en onderwijs wordt geleverd door medewerkers, die zich competent weten in hun vak en onder stimulerende en motiverende omstandigheden hun werk kunnen uitoefenen. De zorg voor kwaliteit van arbeid wordt geboden door gezondheidsbevordering, preventie en beheersing van arbeidsrisico’s. In 2009 is het aantal beoordelingen door de UWV van arbeids(on)geschiktheid gelijk gebleven. Het merendeel betrof situaties waarin de medewerker volledig arbeidsongeschikt werd beoordeeld. Het aantal beoordelingen waarin geen recht op een uitkering werd vastgesteld, is afgenomen.
70
UMCG | JAARVERSLAG 2009
2009
2008
2007
Verzuimpercentage 1 UMCG totaal
4,1%
3,7%
3,9%
1 Excl. het verzuim
Meldingsfrequentie UMCG totaal
1,62
1,59
1,64
>365 dagen, excl. gravida
Aantal medewerkers dat gedeeltelijk arbeidsongeschikt werd verklaard
0
2
1
Aantal medewerkers dat geheel arbeidsongeschikt werd verklaard
9
62
7
2
3
1
11
11
9
0
0
3
Gemelde accidentele blootstellingen aan patiëntenmateriaal
159
165
157
Werkverboden infectieziekten
1423
Aantal beoordelingen waar de UWV heeft bepaald dat er geen recht is op een WIA-uitkering Totaal aantal beoordelingen WIA-uitstroom
Aantal vaccinaties influenza (exclusief vaccinaties H1N1)
3.529
404 2.446
465 1.858
(4,3% ziekteverzuim incl. verzuim >365 dagen en excl. grav.) 2 Waarvan bij vijf beoordelingen de medewerker duurzaam en bij een beoordeling de medewerker tijdelijk arbeidsongeschikt werd verklaard. 3 Inclusief werkverboden i.v.m. H1N1
Aantal vaccinaties H1N1, 1e ronde (vaccinatiegraad doelgroep)
5.060 (86%)
Aantal vaccinaties H1N1, 2e ronde (vaccinatiegraad doelgroep)
3.840 (65%)
4 Inclusief drie werkverboden i.v.m. het niet tijdig afronden van de screening infectieziekten
TABEL 20 ZIEKTEVERZUIM, WAO/WIA, ACCIDENTEN, WERKVERBODEN EN VACCINATIES
bij aanstelling 5 Inclusief
Diverse afdelingen hebben een risico-inventarisatie en -evaluatie opgestart of uitgevoerd met behulp van het digitale Risico-inventarisatie & Evaluatie (RI&E)-instrument van de NFU. Hiermee wordt de zelfwerkzaamheid van afdelingen gestimuleerd. Het UMCG voert actief beleid op het gebied van infectiepreventie. Zo is er het hepatitis B vaccinatieprogramma, de jaarlijkse aanbieding van griepvaccinaties en de reguliere screening van nieuwe medewerkers, stagiaires, gasten en eerstejaars studenten op TBC, MRSA en hepatitis B. In 2009 is speciale aandacht en inspanning gegaan naar het realiseren van een maximale vaccinatiegraad van medewerkers tegen H1N1, in het belang van de gezondheid van de medewerker en de patiënt. Het UMCG beschikt nu over een netwerk van rond de 100 ergocoaches verspreid over alle verpleegafdelingen. Twee keer per jaar wordt de basiscursus ergocoach georganiseerd en twee keer per jaar een netwerkbijeenkomst waarin best practices worden uitgewisseld. Ook twee keer per jaar wordt een bijeenkomst georganiseerd voor het uitspitten van specifieke tilproblemen. Er is in 2009 een start gemaakt met opleiden van ergocoaches met niet patiëntgebonden taken. Het regionale netwerk ‘Kerngroep Ergocoaches’ van Zorgplein Noord, waarin het UMCG participeert, organiseert jaarlijks een themadag voor alle ergocoaches van Noord-Nederland. In 2009 is gewerkt aan het verder vullen van de Arbocatalogus van de UMC’s. De Arbocatalogus bevat de tussen de werkgever en de werknemer overeengekomen maatregelen en best practices om arborisico’s te kunnen beheersen en het ontstaan van gezondheidsklachten te voorkomen. In 2010 wordt ingezet op het verhogen van de bekendheid bij alle gebruikersgroepen van dit hulpmiddel bij het zorgen voor een optimale kwaliteit van arbeid.
Medewerkeronderzoek In september 2009 heeft in het UMCG het medewerkeronderzoek ‘Tevreden & Betrokken’ plaatsgevonden. Van alle medewerkers heeft 54% zijn mening gegeven over o.a. werkomstandigheden, samenwerking met collega’s en andere beroepsgroepen, inhoud van het werk, ontwikkelingsmogelijkheden, mate waarin initiatief binnen de organisatie wordt
71
UMCG | JAARVERSLAG 2009
24 werkverboden i.v.m. het niet tijdig afronden van de screening infectieziekten bij aanstelling
aangemoedigd en talenten worden benut, communicatie en overlegstructuren. Uit dit onderzoek komt zinvolle sturingsinformatie over hoe tevreden medewerkers zijn over het werkgeverschap en over welke bijdrage medewerkers zelf leveren aan het bereiken van doelen. In november 2009 zijn de resultaten van het onderzoek bekend gemaakt en hebben medewerkers en leidinggevenden van teams de beschikking gekregen over hun resultaten. In het algemeen zijn de UMCG-medewerkers met een rapportcijfer van 7,3 behoorlijk tevreden met hun werk. UMCG-ers vinden hun werk zinvol (8,3) en afwisselend (7,7). 67% van alle medewerkers valt in de groep ‘betrokken medewerkers’. Bij onderwerpen als patiëntgerichtheid, multidisciplinaire samenwerking en efficiëntie en doelmatigheid zijn nog verbeteringen te behalen. Medewerkers moeten hun werk goed kunnen doen, dat betekent: verder investeren in beslissingsbevoegdheid op de werkvloer door meer eigen verantwoordelijkheid en door meer ruimte te geven om te doen waar men goed in is. Er zijn duidelijke verschillen te zien tussen organisatieonderdelen en beroepsgroepen. Interessant is echter dat geen enkel organisatieonderdeel een onvoldoende scoort op de vraag over algemene tevredenheid. Wel zijn er beroepsgroepen die een onvoldoende geven, met name de verpleegkundigen, medici en arts-assistenten. Zij ervaren over het algemeen een hogere werkdruk dan andere groepen medewerkers. Ook geven zij aan dat er niet altijd even efficiënt gewerkt kan worden. De uitkomsten zijn niet herleidbaar tot individuen gepubliceerd op intranet. Ze zijn hiermee een stimulans om scores daadwerkelijk te verbeteren. Op dit moment worden de resultaten in de organisatie door leidinggevenden en medewerkers zelf besproken en worden plannen gemaakt om verbeteringen te realiseren. Om de voortgang van verbeteringen en het behalen van resultaten te kunnen volgen, wordt in de beleids- en begrotingscyclus opgenomen waar organisatieonderdelen op focussen.
Vertrouwenspersonen De drie vertrouwenspersonen van het UMCG hebben 62 klachten behandeld, een stijging van 70% vergeleken met het verslagjaar 2008. Een klacht kan door een of meerdere medewerkers zijn ingediend. Evenals vorige jaren werden de vertrouwenspersonen voornamelijk benaderd met klachten die direct betrekking hadden op de stijl van leidinggeven van hun leidinggevende. Dit betreft ruim de helft van de klachten. Door de grote diversiteit aan klachten is voor de stijging vooralsnog geen verklaring te geven.
4.6
Samenleving
Met de missie ‘Bouwen aan de toekomst van gezondheid’ richt het UMCG de focus op levensprocessen, levenslijnen en de gevolgen van veroudering. Niet alleen in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek maar ook in de kliniek, in de organisatie van de zorg en in preventie. Investeren in kennis op het gebied van veroudering heeft een multipliereffect: economische groei en producten die zorgen voor een gezondere bevolking die langer zelfstandig kan leven. Door de specifieke bevolkingskenmerken en de focus van het UMCG op chronische ziekten en veroudering is Noord-Nederland de incubator bij uitstek voor innovatieve vormen van preventie, innovatieve behandeling en zorg en innovatieve bedrijven. Innovaties in de zorg hebben een grote economische betekenis in de regio. Samenwerking met lokale partners is daarom van groot belang. Wij verwijzen in dit kader naar paragraaf 2.4. De maatschappelijke taken van het UMCG vinden hun meest praktische vertaling in de samenwerking en afstemming met de regio. Omgang met de regio krijgt in de praktijk
72
UMCG | JAARVERSLAG 2009
een belangrijke impuls vanuit medische, verpleegkundige en andere beroepsgroepen die inhoudelijk tot verdere samenwerking komen bij de invulling van zorgketens. Bestuurlijk wordt de samenwerking in de keten gestimuleerd en ondersteund met meerjarige samenwerkingsverbanden en diverse samenwerkingsvormen (zie paragraaf 2.4). Als traumacentrum vervult het UMCG in de regio nog specifieke wettelijke taken die in paragraaf 4.6.1 zijn toegelicht. De maatschappelijke rol van het UMCG blijkt verder uit diverse duurzaamheidaspecten. In paragraaf 4.6.2 t/m 4.6.4 lichten we onze activiteiten, dilemma’s en resultaten ter zake toe.
4.6.1 Taken in de regio Traumacentrum: Acute Zorg Netwerk Noord Nederland 2009 Onder de paraplu van het Acute Zorg Netwerk Noord Nederland kan een viertal aandachtsgebieden worden onderscheiden die onder regie van het UMCG, in relatie tot de functie van Traumacentrum, worden opgepakt.
Traumacentrum: zorgtaak en bijzondere taken In 2009 is een start gemaakt met de visitatie van de ziekenhuizen in Noord-Nederland. De visitatie levert voor de ziekenhuizen een werkbaar document op, dat een bijdrage kan leveren aan verbetering van de kwaliteit van zorg. Het bespreken en vastleggen van de verantwoordelijkheden in de prehospitale zorgverlening heeft geleid tot een regionaal protocol, waaraan de diverse partners in de acute zorg hebben bijgedragen. De UMCG-richtlijnen Traumatologie zijn beschikbaar gesteld aan de regio. De traumaregistratie is kwalitatief verbeterd; op basis van steekproeven wordt getracht de registratie zo zuiver mogelijk te maken. Het is het Traumacentrum als eerste centrum gelukt het volledige pakket aan registratie voor 2008 in de landelijke database te krijgen. De cijfers van 2009 zullen halverwege 2010 gereed zijn. Er is gestart met een ketenbrede vorm van casusbesprekingen. In 2009 zijn de vijf acute zorgketens gekozen als onderwerp voor de regionale besprekingen. De evaluaties zijn positief.
Traumacentrum: Mobiel Medisch Team De ontwikkelingen rondom het nachtvliegen hebben ertoe geleid dat halverwege het jaar 2009 gedurende de avond en nacht ook een Mobiel Medisch Team (MMT)-verpleegkundige aan het team is toegevoegd. Hierdoor is het volledige MMT 24 uur per dag paraat geworden. In de loop van 2009 is veel aandacht besteed aan het opleiden en trainen van het MMT-personeel, dit ter voorbereiding op het uitvoeren van nachtvluchten. Hieraan zit, vanwege de magere subsidiering vanuit het ministerie van VWS wel een financieel risico. Na een EU-aanbesteding zal de dienst ook de komende jaren door de ADAC (Duitsland) worden geleverd. Patiëntveiligheid heeft in 2009 hoog op de agenda gestaan. Dit heeft geleid tot het instellen van een DIM-commissie die meldingen systematisch verwerkt, onderzoekt en aanbevelingen doet voor verbeteracties. In 2009 is de externe audit van Det Norske Veritas wederom met goed gevolg afgesloten. Het MMT heeft ook met positief gevolg twee interne audits afgesloten.
73
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Acute Zorg: Regionaal Overleg Acute Zorg De Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ)-vergaderingen die vier maal per jaar plaatsvinden in Friesland, Groningen en Drenthe worden goed bezocht en gaandeweg is een samenhangend netwerk ontstaan van ketenzorgpartners uit de acute zorg die elkaar vinden in het optimaliseren van de keten. Uit een evaluatieronde blijkt dat alle partners unaniem de meerwaarde van een ROAZ onderkennen. Naast actuele onderwerpen rondom de acute zorg is er dit jaar wederom veel aandacht voor de vijf acute zorgketens conform een 9-stappen methodiek. Deze methodiek vraagt veel van de ketenpartners maar heeft al geleid tot intensivering van de samenwerking en verbetering van de keten. In Groningen is daarnaast een zesde keten gestart rondom de kwetsbare oudere patiënt. Ten behoeve van de borging van de ketenafspraken heeft het Traumacentrum een door ZonMw gefinancierd onderzoek opgezet naar de effecten van deze methodiek. Ook is in Groningen een extra werkgroep gestart die de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de Acute Zorg in de regio heeft onderzocht. Er is een notitie opgesteld die eind 2009 is aangeboden aan minister Klink.
Rampenopvang: Programma Cycloon De drie GHOR-bureaus en het Traumacentrum werken in het Programma Cycloon nauw samen om de voorbereiding op crises en rampen in de regio te optimaliseren. Er is een plan van aanpak en een beleidsdocument opgesteld aan de hand waarvan de ketenpartners hun jaarplannen voor het Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO) kunnen opstellen. Het opzetten van een goed programma en het inrichten van de verschillende platforms (ziekenhuizen, huisartsen, ambulancevoorziening, GGD/GHOR en GGZ) vragen veel tijd en een gedegen voorbereiding. Daar is het jaar 2009 goed voor benut. De basis ligt er nu en het is gelukt om alle ketenpartners in grote lijnen op gelijk niveau op te leiden en te trainen.
Ziekenhuisinformatie rampen- en opvangplan (ZiROP) Binnen het UMCG is met ingang van 1 april 2008 een implementatietraject voor het Opleiden, Trainen en Oefenen in de rampenopvang gestart. Het doel is de kwaliteit van de voorbereiding op rampen te verbeteren. Nevendoelstelling is om de geleerde lessen te delen met de regio (traumacentrumfunctie). De in april 2008 gestarte HMIMS® incompany training die er op hoofdlijnen als volgt uitzag: responsiecollege over het basisdocument ZiROP, oefenen met managementtools, oefening van casuïstiek en een ETS (Emergo Train System®)-training, heeft in 2009 een vervolg gehad met een zelf ontwikkelde ‘incompany training’ voor zowel leden van het crisisbeleidsteam als voor de leden van de ondersteunende teams. Deze trainingsessies zijn eind 2009 gehouden in de vorm van een ééndaagse ZiROP-management training voor deze sleutelfiguren UMCG. De inhoud van dit programma kwam grotendeels overeen met de HMIMS incompany training. Het ZiROP van het UMCG is in zijn definitieve versie besproken in het sectordirecteurenoverleg en zal begin 2010 ter vaststelling worden aangeboden aan de Raad van Bestuur.
Ouderenzorg In het kader van het Nationaal Programma Ouderenzorg, een programma van ZonMw, in samenwerking met de NFU en in opdracht van het ministerie van VWS neemt het UMCG voor de regio Noord het voortouw in de vorming van een regionaal netwerk ouderenzorg. Hierin ontmoeten alle betrokkenen in de zorg en ondersteuning van ouderen met complexe problematiek elkaar: zorgaanbieders, verzekeraars, gemeenten, woningcorporaties en niet in de
74
UMCG | JAARVERSLAG 2009
‘HEALTHY AGEING’ GEZOND EN ACTIEF OUDER WORDEN Gezond en actief ouder worden begint al voor de geboorte. Erfelijke factoren, levensstijl, voedingspatroon en omgevingsfactoren beïnvloeden de ontwikkeling van gezondheid. Over de invloed van deze factoren en hoe ze zich tot elkaar verhouden, is nieuwe kennis nodig. Wij kiezen ervoor deze thematiek de basis te laten zijn voor onze drie kerntaken: patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs & opleidingen.
laatste plaats de kwetsbare ouderen zelf. Hun behoeften en zorgvragen staan centraal. In de regio Noord (Groningen, Friesland, Drenthe en een deel van Overijssel) wonen naar schatting 300.000 mensen van 65 jaar en ouder. Het percentage ouderen is in de regio Noord hoger dan in de rest van Nederland. In 2009 is een website ontwikkeld voor het netwerk, www.npo.umcg.nl. Naast de website wordt een digitale nieuwsbrief verspreid onder de leden en andere belangstellenden van het netwerk. Deze nieuwsbrief is inmiddels tweemaal verschenen. Met een netwerksubsidie voor het UMCG kan het UCO (UMCG Centrum Ouderengeneeskunde) als initiatiefnemer de kwetsbaarheid, de complexiteit van de zorgvraag en het welbevinden van ouderen onderzoeken. Het UCO heeft hier een meetinstrument voor ontwikkeld.
4.6.2 Milieu Met betrekking tot de vergunning Wet Milieubeheer hebben zich in 2009 geen grote wijzigingen voorgedaan. Naar aanleiding van het in 2008 gestarte overleg met de Milieudienst over de bouw van een nieuwe gassenopslag is de vergunning aangepast en is gestart met de bouw. In 2009 zijn plannen gemaakt voor de bouw van een nieuw afvalstoffendepot. Het ‘Afvalwaterbemonsteringsplan UMCG’ is geëvalueerd met de gemeentelijke Milieudienst. De situatie van het bemonsteringspunt aan de Oostersingel is in 2009 zodanig aangepast, dat de verschillende stromen die daar samenkomen beter te onderscheiden zijn. Punt van aandacht hierbij is nu de wijze van bemonstering van de verschillende stromen.
Energie, gas en water Het UMCG heeft een eigen warmtekrachtcentrale, waarmee deels in de eigen energiebehoefte wordt voorzien. De hoeveelheid benodigde opgewekte elektrische energie die niet door het UMCG zelf is gebruikt, wordt aan het openbare net geleverd. Ten opzichte van 2008 is de energieopwekking licht toegenomen en het elektriciteitsverbruik iets gedaald. Het gasverbruik van de motoren en de ketels is ten opzichte van 2008 toegenomen met respectievelijk 1,2% en 1,0%. Het waterverbruik is met 0,4% gedaald.
2009
%
2008
2007
Elektriciteitsopwekking in kWh
24.121.956
+ 0.5
24.012.404
22.411.659
Elektriciteitsverbruik in kWh
44.710.218
+ 0.4
44.879.456
43.017.923
Gasverbruik motoren in m³
8.311.252
+ 1.2
8.215.352
7.562.071
Gasverbruik ketels in m³
6.879.901
+ 1.0
6.248.287
5.732.513
324.772
- 0.4
326.195
285.509
Waterverbruik in m³
TABEL 21 OPWEKKING EN VERBRUIK ELEKTRICITEIT, GAS EN WATER IN HET UMCG
Het UMCG heeft in 2004 een convenant gesloten met Senter Novem over energie-efficiency. Dit convenant loopt tot 2020. Deze derde meerjarenafspraak (MJA3) is uniek omdat het de UMC’s gezamenlijk, als afzonderlijke branche betreft. Elke vier jaar worden plannen ingediend die getoetst worden door Senter Novem. Momenteel brengt het UMCG het Energie Efficiency Plan 2009 - 2012 ten uitvoer. Het MJA3 eist een energie-efficiencyverbetering van 2% per jaar. Bouw & Infrastructuur was in het kader van Lean Six Sigma al bezig met energieefficiencyverbetering. De totale besparing over het lopende vierjarenplan (2009 - 2012) is berekend op 13,5%. Voor 2009 kan al uitgegaan worden van een besparing van 2%.
76
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Emissiehandel Het UMCG beschikt over zoveel emissierechten dat deze in 2009 voor de bedrijfsvoering (van haar energiecentrale) toereikend waren. Het was in 2009 niet nodig om emissierechten aan te kopen. Ook voor 2009 beschikte het UMCG over een goedgekeurd monitoringsprotocol CO2- en NOx-emissie. Op basis hiervan is de verificatie 2009 uitgevoerd. Er zijn geen overtredingen geconstateerd.
Afval Afvalstoffen worden ingezameld conform de UMCG-richtlijnen. Registratie van de hoeveelheid per afvalstroom vindt plaats op het Centraal Afvaldepot van het UMCG en het afvaldepot op locatie Beatrixoord. Er hebben zich in 2009 incidenten voorgedaan met de afvoer van specifiek ziekenhuisafval. Bij controle door de afvalverwerker is driemaal een minimale hoeveelheid straling gemeten. De hoeveelheid straling was zo gering dat niet gesproken kan worden van een radioactieve besmetting. Verder is in een lading oud ijzer, bij controle door de schrootverwerker, straling gemeten. Het betrof hier een capsule met radioactief jodium in een afgevoerde loodhouder. Ook hier is geen gevaar voor de volksgezondheid geweest. Door de Inspectie van VROM is proces verbaal opgemaakt.
HOEVEELHEID EN AARD VAN HET AFVAL
2009
2008
Categorie 1: Zure anorganische afvalstoffen in oplossing
7.079
6.545
Categorie 2: Alkalische anorganische afvalstoffen in oplossing
3.797
1.237
Categorie 3: Halogeenarme organische afvalstoffen
23.959
17.032
Categorie 4: Halogeenrijke organische afvalstoffen
2.161
1.924
187
102
Categorie 5: Bijzondere afvalstoffen Categorie 6: Afvalstoffen met buitengewone risico’s Specifiek Ziekenhuisafval Huishoudelijk afval/bedrijfsafval
0
0
391.054
449.166
1.676.780
1.581.839
Papier en karton (excl. containers)
390.376
329.157
Swill (voedselresten)
141.229
112.030
Glas, gescheiden naar kleur
41.960
59.903
Overig afval
94.680
71.715
TABEL 22
AFGEVOERDE AFVALSTROMEN DOOR HET UMCG IN KILOGRAMMEN
In tegenstelling tot voorgaande jaren is voor 2009 ook de afvalproductie van Beatrixoord in tabel 22 geregistreerd. Hierdoor is de stijging van afvalcategorie 2 te verklaren. De stijging in categorie 3 is naar alle waarschijnlijkheid veroorzaakt door een aantal bulk afvoeracties van laboratoria. De daling bij het Specifiek Ziekenhuisafval komt doordat Sanquin delen van het proces heeft gecentraliseerd. Toename in papier en karton is te verklaren door verdergaande invoering van gescheiden inzameling. De toename van Swill komt door de integratie van de gegevens van Beatrixoord en het nieuwe restaurant De Brug.
Extern toezicht In het kader van veiligheid- en milieu-aspecten wordt door externe instanties toezicht gehouden op de wijze waarop het UMCG voldoet aan wet- en regelgeving. In dat kader zijn
77
UMCG | JAARVERSLAG 2009
er in 2009 inspectiebezoeken afgelegd door de Brandweer Groningen, de Milieudienst, het Verificatiebureau Energie-efficiency en de Brandverzekeraar. Er zijn tijdens deze inspecties geen ernstige tekortkomingen aangetroffen, maar wel een aantal aandachtspunten in het kader van brandveiligheid genoemd, waar het UMCG zich in 2010 op moet richten. Naast bovengenoemd handhavingstoezicht vindt er periodiek overleg plaats met Brandweer, Milieudienst en Ruimtelijke Ordening over lopende bouw- en verbouwprojecten en overige ontwikkelingen.
4.6.3 Bereikbaarheid Omdat het UMCG midden in de stad ligt, is een goede bereikbaarheid per openbaar vervoer en per auto voor zowel patiënten, bezoekers als medewerkers essentieel. In 2009 was het UMCG genoodzaakt de parkeertarieven van de parkeergarages te verhogen. De parkeertarieven waren tot dan toe lager dan die in de omgeving. Winkelend publiek kon op die manier oneigenlijk gebruik maken van de parkeergarages. Dit ging ten koste van de parkeergelegenheid voor patiënten en bezoekers. Om dit te voorkomen was een tariefaanpassing helaas noodzakelijk. Sinds februari 2009 zijn de parkeerterreinen in de directe nabijheid van het UMCG opgeheven. Reden is de ontwikkeling van het Bodenterrein voor toekomstige nieuwbouw. Sindsdien kunnen medewerkers parkeren op parkeerterreinen langs de toegangswegen van de stad Groningen. De parkeerterreinen zijn verbonden met een bus die langs het UMCG rijdt. Veel werknemers maken van deze gelegenheid gebruik. De plannen van de gemeente voor een tramlijn in de stad zijn in een vergevorderd stadium. Het UMCG tracht te bewerkstelligen dat de tramlijn langs het UMCG komt te lopen. Voor een goede bereikbaarheid voor personeel, patiënten en bezoekers is dat gewenst.
4.6.4 Sponsoring Door de technologische ontwikkelingen op het gebied van patiëntenzorg en onderzoek wordt continu geïnvesteerd in adequate apparatuur. Soms is de apparatuur die wordt vervangen nog bruikbaar voor andere doeleinden, bijvoorbeeld onderwijs en opleiding, dan wel voor gezondheidszorg in andere landen. De commissie inname apparatuur laat de apparatuur die wordt vervangen, keuren en stelt vast of alternatieve aanwending mogelijk is. In 2009 is in dit kader medische apparatuur en medisch meubilair aan stichting Medic geschonken. Deze stichting verstrekt medische hulpgoederen en diensten aan behoeftigen in economisch achtergebleven gebieden, zoals Afrika, Oost-Europa, Azië en Zuid- en Midden-Amerika. In het UMCG treden twee arts-onderzoekers op als ambassadeurs namens deze stichting. Verder werden incidentele verzoeken voor andere stichtingen, voornamelijk via personeel van het UMCG, daar waar mogelijk gehonoreerd. Omdat de activiteiten van het UMCG direct of indirect impact hebben op medewerkers, studenten, patiënten en omwonenden, investeert het UMCG in de dialoog met deze belanghebbenden. Voorbeelden in dit kader zijn het verzorgen van voorlichting voor patiëntenverenigingen, het ondersteunen van congressen en seminars en het leveren van een bijdrage aan studentenverenigingen van de medische faculteit en de personeelsvereniging. Het UMCG besteedt jaarlijks circa € 200.000 aan deze activiteiten. Voor belangstellenden en patiënten organiseert het UMCG jaarlijks de Medische Publieksacademie.
78
UMCG | JAARVERSLAG 2009
4.7
Financieel beleid
Het UMCG heeft geen winstoogmerk. Dit geldt evenzo voor de entiteiten die gelieerd zijn aan onze organisatie. Wel voert het UMCG een financieel beleid gericht op het voldoen aan (solvabiliteits)eisen van financiers.
Resultaatanalyse Het enkelvoudige resultaat over 2009 bedraagt € 4,7 miljoen (2008: € 2,6 miljoen). Het resultaat is ten opzichte van 2008 derhalve toegenomen met € 2,1 miljoen. De bedrijfsopbrengsten zijn ten opzichte van 2008 toegenomen met circa € 63 miljoen. De lasten zijn ook gestegen en wel met circa € 61 miljoen; € 53 miljoen bedrijfslasten en € 7 miljoen (saldo) financiële baten en lasten. De stijging van de opbrengsten wordt vooral veroorzaakt door toename van de rijksbijdrage, de DBC-opbrengsten in het B-segment en de overige bedrijfsopbrengsten. De toename van de rijksbijdrage is met name het gevolg van hogere parameters bij het verdeelmodel van O&O. De toename van de DBC-opbrengsten in het B-segment is enerzijds het gevolg van de overheveling van DBC’s uit het A-segment naar het B-segment en anderzijds groei in het B-segment. De toename van de overige bedrijfsopbrengsten is met name het gevolg van hogere doorbelaste kosten (externen en projecten). De stijging van de bedrijfslasten komt vooral door de toename in de personele kosten. Dit is het gevolg van een toenemend aantal fte’s, samenhangend met de stijging van het activiteitenniveau van het UMCG in 2009 en de salarisverhogingen volgens de CAO-UMC 2008-2011.
Solvabiliteit Het UMCG beschikt eind 2009 over een eigen vermogen van € 109,1 miljoen (2008 € 104,4 miljoen). Het eigen vermogen uitgedrukt als percentage van de totale bedrijfsopbrengsten bedraagt eind 2009 12,7% (2008 13,1%). Het lagere percentage ontstaat doordat de baten in verhouding meer zijn gestegen dan het resultaat. In het kader van de financiële integratie van de Faculteit Medische Wetenschappen (FMW) en het Academisch Ziekenhuis Groningen (AZG) tot het UMCG per 2007 is de afspraak met de Rijksuniversiteit Groningen gemaakt dat de bestemmingsreserves betreffende FMW, zoals verantwoord in de jaarrekening van de Rijksuniversiteit Groningen, dienen om eventuele (toekomstige) exploitatietekorten in de O&O-middelen van het UMCG op te vangen. In 2009 heeft het UMCG in dit kader ook een garantstellingverklaring van de Rijksuniversiteit Groningen ontvangen voor een maximumbedrag ter hoogte van deze bestemmingsreserves ten behoeve van kapitaalverschaffers inzake O&O-investeringen. Ultimo 2009 bedraagt deze (niet uit de balans blijkende) garantie circa € 15 miljoen. Het weerstandsvermogen, zijnde het eigen vermogen en de voorzieningen bedraagt eind 2009 21,3% (2008 19,9%) van de bedrijfsopbrengsten. Het hogere percentage is het gevolg van de (hogere) voorzieningen welke zijn gevormd voor verliesgevende projecten en voor groot onderhoud als gevolg van wijzigingen in de DHAZ-regelgeving (Decentralisatie Huisvesting Academische Ziekenhuizen).
79
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Liquiditeit en werkkapitaal Het totaal aan liquide middelen bedraagt ultimo 2009 € 112 miljoen (ultimo 2008 € 91 miljoen). Het werkkapitaal, zijnde het verschil tussen de vlottende activa (voorraden, debiteuren, liquide middelen) en de vlottende passiva (crediteuren en overige kortlopende schulden) bedraagt ultimo 2009 € 9 miljoen positief. In 2008 was sprake van een negatief werkkapitaal ad. € 88 miljoen. De verbetering van het werkkapitaal met € 97 miljoen is grotendeels het gevolg van het aantrekken van nieuwe langlopende leningen ter waarde van € 100 miljoen. Hierdoor is een verschuiving opgetreden van korte naar lange financiering.
Financiering In 2009 heeft een herfinanciering plaats gevonden ter versteviging van de financieringsstructuur op de balans. De financiering van de vaste activa vindt ultimo 2009 voor 102% plaats met lang (eigen en vreemd) vermogen. Ultimo 2008 was dit 81%. Daarnaast was de herfinanciering mede noodzakelijk vanwege de aflossing van een deel van het financieringssaldo.
Investeringen De investeringen in 2009 lagen op een gemiddeld meerjarenniveau. De boekwaarde van de vaste activa bedraagt ultimo 2009 € 462 miljoen tegenover € 460 miljoen ultimo 2008. Voor een nadere toelichting op de investeringen wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van dit verslag. Voor het komende jaar staan verschillende bouwprojecten gepland. Voorbeelden zijn de voorbereidende werkzaamheden van en aanpassingen infrastructuur rond het Bodenterrein, verplaatsen gassenstation, fietsenkelder, patio Oncologie, afbouw poli Oncologie en bouwrijp maken, gedeeltelijke sloop en infrastructurele aanpassingen, voor nieuwbouw ERIBA. Daarnaast vindt een aantal verbouwprojecten plaats alsmede renovatieprojecten en staan enkele grote investeringen in apparatuur gepland, waaronder lineaire versnellers en ICT. In 2010 zal naar verwachting in totaal circa €50 miljoen in bouw en medische apparatuur worden geïnvesteerd. Het UMCG financiert deze investeringen middels daartoe beschikbaar gestelde externe middelen, zoals DHAZ, en hiervoor intern bestemde middelen.
Toekomstige financiële ontwikkelingen Het UMCG is in 2008 gestart met een omvangrijk bezuinigingsprogramma. Er zijn maatregelen getroffen die betrekking hebben op doelmatiger werken, inkoopvoordelen en nieuwe funding. Er wordt gebruik gemaakt van de Lean Six Sigma methode om in dit kader werkprocessen door te lichten en waar nodig te veranderen. De genomen maatregelen hebben ook in 2009 tot bezuiniging geleid en/of tot efficiënter werken waardoor met dezelfde middelen meer zorg geleverd kon worden en hogere inkomsten gegenereerd. In 2009 heeft dit circa € 15 miljoen opgeleverd. In 2010 worden wederom bezuinigingen opgelegd vanuit de overheid waardoor subsidies en zorginkomsten gekort worden. Om de begroting 2010 sluitend te krijgen is het noodzakelijk om te snijden in de personele kosten. In 2010 wordt een bezuinigingsprogramma opgestart waarin een reductie van 160 fte op ondersteunende functies plaats zal vinden. De begroting 2010 is sluitend, waarbij rekening is gehouden met de voorgenomen reductie op ondersteunende functies alsmede overige effecten van het bezuinigingsprogramma en de noodzakelijke investeringen in innovatie. De toekomstige financiële situatie zal in belangrijke mate worden beïnvloed door de effecten van het voorgenomen bezuinigingsprogramma van de ministeries van VWS en OCW, dat mede het gevolg is van de economische crisis.
80
UMCG | JAARVERSLAG 2009
De verwachting is dat de komende jaren nog meer kortingen opgelegd zullen worden waardoor nog meer bezuinigingen noodzakelijk zijn. Met het voorgenomen bezuinigingsprogramma wordt echter een gezonde financiële uitgangspositie gecreëerd.
81
UMCG | JAARVERSLAG 2009
5 Financieel jaarverslag (verkorte jaarrekening) 5.1
Vaststellen en goedkeuren van de jaarrekening
Bestuursverklaring en vaststelling jaarrekening De Raad van Bestuur van het UMCG verklaart hierbij dat de jaarrekening 2009 van het UMCG naar waarheid en in overeenstemming met de richtlijnen, zoals deze in 2009 van toepassing waren, is opgesteld. De jaarrekening is vastgesteld door de Raad van Bestuur in zijn vergadering van 4 mei 2010. Groningen, 4 mei 2010
Drs. L.C. Bruggeman Voorzitter Raad van Bestuur
Goedkeuring jaarrekening De door de Raad van Bestuur vastgestelde jaarrekening 2009 is goedgekeurd door de Raad van Toezicht van het UMCG in zijn vergadering van 27 mei 2010. Het toezicht door de Raad van Toezicht heeft zich in formele zin beperkt tot het beleid en de gang van zaken bij de publiekrechtelijke rechtspersoon AZG (handelend onder de naam UMCG) inclusief de geconsolideerde rechtspersonen en heeft zich niet uitgestrekt tot de gebieden die tot de verantwoordelijkheid van andere in de jaarrekening genoemde rechtspersonen behoren. Groningen, 27 mei 2010
J.G.M. Alders, Voorzitter Raad van Toezicht
82
UMCG | JAARVERSLAG 2009
5.2
Verkorte jaarrekening
In paragraaf 5.4 en 5.5 van dit jaarverslag is een verkorte enkelvoudige jaarrekening en een verkorte geconsolideerde jaarrekening opgenomen. Beide verkorte jaarrekeningen zijn verkorte versies van de volledige jaarrekening 2009 van het Universitair Medisch Centrum Groningen. De verkorte jaarrekeningen bevatten niet alle informatie die in de volledige jaarrekening 2009 wordt verstrekt en dienen dan ook te worden gelezen in combinatie met de volledige jaarrekening, alsmede paragraaf 4.7 van dit verslag. De volledige jaarrekening 2009 van het Universitair Medisch Centrum Groningen is gedeponeerd bij het ministerie van VWS en opvraagbaar via de website www.jaarverslagenzorg.nl. Deze jaarrekening is eveneens beschikbaar via onze website www.umcg.nl.
5.3
Personalia
5.3.1 Raad van Bestuur Samenstelling Raad van Bestuur per 31 december 2009 Dhr. drs. L.C. Bruggeman (voorzitter) Dhr. drs. Fr.C.A. Jaspers Dhr. mr. J.F.M. Aartsen Dhr. prof. dr. F. Kuipers (decaan)
Overzicht nevenfuncties leden Raad van Bestuur per 31 december 2009 Drs. L.C. Bruggeman Functies samenhangend met de hoofdfunctie: Gelieerde organisaties (onderdeel van geconsolideerde jaarrekening): • Stichting Triade (voorzitter) • Stichting Regionale Ambulancevoorziening UMCG (RAV/AZG) (voorzitter) • Stichting voor Erfelijkheidsvoorlichting (voorzitter) • Stichting Pathologisch Laboratorium Assen/Emmen (voorzitter) • Stichting UMCGThuis (voorzitter) • Stichting Zorgaanbod Hanzekliniek (voorzitter) Niet gelieerde organisaties: • Bestuur Nederlandse Federatie van UMC’s (NFU) • Bestuurscommissie Sturing en Financiering (S&F, NFU) (voorzitter) • Stichting DBC Onderhoud, Utrecht • Adviesraad Gezondheidszorg ING • Stichting Wetenschappelijk Onderzoek naar Zorgvernieuwing in de Verpleging en Verzorging • Stichting Academische Zorg Thuis • Stuurgroep Akkoord van Groningen Overige nevenfuncties niet gelieerd aan de hoofdfunctie: • Curatorium Post Master Controllersopleiding RUG (PMCO) (voorzitter) • Stichting Marketing Groningen (voorzitter) • Raad van Advies van het Centrum Zorg en Bouw (TNO)
83
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Drs. Fr.C.A. Jaspers Functies samenhangend met de hoofdfunctie: Gelieerde organisaties (onderdeel van geconsolideerde jaarrekening): • Stichting Thomassen à Thuessink (voorzitter) • Stichting Triade • Stichting Regionale Ambulance Voorziening UMCG (RAV/AZG) • Stichting Zorgaanbod Hanzekliniek Niet gelieerde organisaties: • Bestuurlijk Overleg Onderwijs en Opleidingsregio Noord-Oost Nederland (OOR-NO) (voorzitter) • College Medische Vervolgopleidingen (NFU) (voorzitter) • Commissie Zorg met Technologie (NFU en drie TU’s) (voorzitter) • Commissie Internationale Zaken (NFU) • Bestuurscommissie Opleidingen & Patiëntenzorg (O&P, NFU) • College Arbeidszaken Academische Ziekenhuizen (CAAZ, NFU) • Stichting Business Generator, Groningen (voorzitter) • Stichting Hanzeplein, Academie voor Gezondheidszorg, Groningen (voorzitter) • Stichting Opleiding Spoedeisende Geneeskunde (SOSG) (voorzitter) • Raad van Commissarissen Stichting Nederlands Instituut voor de Accreditatie van de Zorg (voorzitter) • Raad van Toezicht van de Stichting Healthy Ageing Network Northern Netherlands (vicevoorzitter) • Centraal College Medische Specialismen (KNMG) • Centraal College Tandheelkundige Specialismen (NMT) • Klankbordgroep Advies Numerus Fixus (RVZ) • Museumcommissie van het Universiteitsmuseum van de RUG • Raad van Advies van College van Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg (CBOG) • Stichting Kinderoncologie Groningen Overige nevenfuncties niet gelieerd aan de hoofdfunctie: • Algemeen Bestuur Waterschap Noorderzijlvest, Groningen • Jury Hedy d’Anconaprijs voor excellente zorgbouw 2010 van SfA en TNO • Stichting Platform voor Groningen Architectuur en Stedenbouw (GRAS) • Stuurgroep Architecture in Health: Innovatieplatform Architectuur en Zorg
Mr. J.F.M. Aartsen Functies samenhangend met de hoofdfunctie: Gelieerde organisaties (onderdeel van geconsolideerde jaarrekening): • Stichting Academische Huisartsenpraktijk (voorzitter) • Stichting Pathologisch Laboratorium Assen/Emmen • Stichting Regionale Ambulance Voorziening UMCG (RAV/AZG) • Stichting UMCGThuis Niet gelieerde organisaties: • Bestuurscommissie Sturing en Financiering (S&F, NFU) • Stichting Academische Zorg Thuis • Stuurgroep Ouderenzorg • Begeleidingscommissie Rijksbijdrage Werkplaatsfunctie • Landelijke Vereniging van Traumacentra (Bestuur algemene ledenvergadering)
84
UMCG | JAARVERSLAG 2009
‘HEALTHY AGEING’ GEZOND EN ACTIEF OUDER WORDEN Gezond en actief ouder worden begint al voor de geboorte. Erfelijke factoren, levensstijl, voedingspatroon en omgevingsfactoren beïnvloeden de ontwikkeling van gezondheid. Over de invloed van deze factoren en hoe ze zich tot elkaar verhouden, is nieuwe kennis nodig. Wij kiezen ervoor deze thematiek de basis te laten zijn voor onze drie kerntaken: patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs & opleidingen.
Prof. dr. F. Kuipers Functies samenhangend met de hoofdfunctie: Niet gelieerde organisaties: • Bestuurscommissie Onderwijs en Onderzoek (O&O, NFU) • Top Instituut Food & Nutrition • Jury for the Inbev-Baillet Latour Health Prize • Scientific Committee European Atherosclerosis Society (EAS) • Wetenschappelijke Raad ‘Dutch Atherosclerosis Society’
5.3.2 Raad van Toezicht Samenstelling en benoemingstermijnen Raad van Toezicht per 31 december 2009 Mw. M. de Boer, lid sinds februari 2002 en voorzitter sinds juni 2007 voorzitter Dhr. prof. dr. L. Koopmans, lid vanaf februari 2007 en vicevoorzitter sinds september 2008 Dhr. J.G.M. Alders, lid vanaf november 2007 Dhr. prof. dr. B. Witholt, lid vanaf juni 2007 Mw. prof. dr. H.J. Völker-Dieben, lid vanaf maart 2009 Op grond van de WHW is de benoemingsperiode voor een lid Raad van Toezicht vier jaar. De maximale benoemingstermijn is acht jaar.
Nevenfuncties (commissariaten, adviesfuncties) leden Raad van Toezicht per 31 december 2009 Mw. M. de Boer • Voorzitter Adviesraad voor de Wadden • Voorzitter Raad van Commissarissen WPG Uitgevers • Voorzitter WETSUS Instituut voor watertechnologie • Voorzitter Raad van Commissarissen Omrin • Voorzitter Raad van Toezicht Wageningen Universiteit • Vicevoorzitter Adviescommissie Water • Chairperson Governing Board Unesco-IHE • Lid strategische adviescommissie innovatiebeleid • Lid Raad van Commissarissen Shell Nederland • Lid Raad van Toezicht Staatsbosbeheer • Voorzitter Begeleidingscommissie Planbureau voor de Leefomgeving • Lid Adviescommissie stichting GAK • Voorzitter Adviesraad PBL Prof. dr. L. Koopmans • Em. Hoogleraar Economie van de Gezondheidszorg aan de Rijksuniversiteit Groningen • President-commissaris Rabobank Nederland • President-commissaris Arriva Nederland • President-commissaris Siers Groep • Vicevoorzitter Raad van Commissarissen KIWA • President-commissaris TSS • Commissaris Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij
86
UMCG | JAARVERSLAG 2009
• Voorzitter bestuur stichting TBI • Bestuurder Unilever Trust Office • Voorzitter Raad van Toezicht Fries Museum en Princessehof J.G.M. Alders • Voorzitter Energiened en Energiezaak • Voorzitter cooperatiebestuur PGGM (tot 31-12-2009) • Voorzitter bestuur Pensioenfonds Zorg en Welzijn • Lid Raad van Toezicht Rijksuniversiteit Groningen • Lid Raad van Commissarissen Lysias Consulting Group • Voorzitter Raad van Commissarissen Stichting Nationale Sporttotalisator • Voorzitter Raad van Toezicht Groninger Forum • Lid Raad van Advies Arriva • Procesregisseur implementatie Convenant Gewasbescherming • Onafhankelijk voorzitter van partijen bij overleg luchthavens Schiphol, Eindhoven en Lelystad • Ambassadeur project Ontwikkelingsmogelijkheden lange termijn Schiphol i.r.t. Lelystad • Voorzitter taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen • Voorzitter Raad van Commisarissen AOG • Lid commissie Alders, Bakker in Doets inzake Blauwe Stad • Voorzitter Overleg Goederen Vervoer en Overleg Personen Vervoer • Lid dagelijks bestuur VNO/NCW • Lid Taskforce CCS (afvang, transport en opslag 2) • Voorzitter overleg toekomst farmacie Mw. prof. dr. H.J. Völker-Dieben • Penningmeester stichting Erfgoed Oud Poelgeest Prof. dr. B. Witholt • Oprichter Biosa B.V. • Partner IMEnz Bio engineering B.V. • Lid Raad van Toezicht Gilde Healthcare Fonds • Partner Ecocatal GmbH, Duitsland • Partner Enzyscreen B.V. • Lid Raad van Toezicht Netherlands Genomics Initiative • Lid Adviesraad Noord Tech Venture • Adviseur Life Science programma’s ministerie van Economische Zaken • Lid jury DSM Science and Technology Awards, Zwitserland • Lid internationale adviescommissie VSNU
87
UMCG | JAARVERSLAG 2009
5.4
Verkorte enkelvoudige jaarrekening 2009
Enkelvoudige balans per 31 december 2009
ACTIVA
PASSIVA
(x € 1.000)
(x € 1.000)
2009
2008
Vaste activa
2009
2008
Eigen vermogen
Materiële vaste activa
460.166
458.851
Financiële vaste activa
1.633
1.293
461.799
460.144
Kapitaal Collectief gefinancierd gebonden vermogen Niet-collectief gefinancierd vrij vermogen
Vlottende activa Voorraden
6.650
Onderhanden werk uit hoofde van DBC’s
51.327
Voorzieningen
3.475
3.475
98.565
94.772
7.045
6.164
109.085
104.411
74.353
54.346
6.027
Langlopende schulden
287.119
213.532
49.053 Kortlopende schulden
Vorderingen en overlopende activa
119.925
143.528
Liquide middelen
112.239
91.171
Schulden uit hoofde van financieringsoverschot
36.602
155.821
290.141
289.779
Kortlopende schulden en overlopende passiva
244.781
221.813
281.383
377.634
TOTAAL ACTIVA
751.940
88
749.923
UMCG | JAARVERSLAG 2009
TOTAAL PASSIVA
751.940
749.923
Enkelvoudige resultatenrekening over 2009 (x € 1.000)
2009
2008
Bedrijfsopbrengsten Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten
413.505
413.134
Opleidingsfonds
43.730
40.839
Academische component
81.462
77.930
153.010
138.495
DBC opbrengsten B-segment
43.230
23.284
Niet-gebudgetteerde zorgprestaties
17.885
14.470
107.719
90.179
860.541
798.331
536.843
495.023
43.550
36.002
Rijksbijdrage
Overige opbrengsten Bedrijfslasten Personeelskosten Afschrijvingen immateriële en materiële vaste activa Overige bedrijfskosten
269.309
265.318
849.702
796.343
10.839
1.988
Financiële baten en lasten
-6.165
605
Resultaat uit gewone bedrijfsvoering
4.674
2.593
–
–
4.674
2.593
Bedrijfsresultaat
Buitengewone baten en lasten RESULTAAT BOEKJAAR
89
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Toelichting op de enkelvoudige balans MATERIËLE VASTE ACTIVA (x € 1.000)
2009
2008
325.161
324.347
Machines en installaties
63.492
66.237
Andere vaste bedrijfsmiddelen, technische en administratieve uitrusting
60.224
62.276
11.289
5.991
460.166
458.851
Bedrijfsgebouwen en terreinen
Materiële vaste bedrijfsactiva in uitvoering en vooruitbetalingen op materiële vaste activa
In boekjaar 2009 is voor € 50 miljoen geïnvesteerd in o.a. aanschaf apparatuur en inventaris (€ 24,5 miljoen), technische instandhouding (€ 11,3 miljoen), aanpassen c.q. vervangen SER en PIA (€ 1,5 miljoen), bouw poli oncologie (€ 1,0 miljoen), verbouw pand Bloemsingel 1 (€ 1,7 miljoen) en kleine werken ten laste van DHAZ-kader (€ 3,7 miljoen). Met het ministerie van OCW is de zogenoemde convenantsbouw definitief afgesloten en afgerekend per 31-12-2003. Op de vigerende budgetten resteerde destijds een bedrag van € 7,1 miljoen, bestemd voor een aantal kleinere projecten. Hiervoor is een opgave gedaan aan het ministerie. Van 2004 t/m 2008 is er in totaal € 6,1 miljoen besteed. In 2009 was de besteding € 0,4 miljoen, zodat voor de jaren vanaf 2010 een bedrag resteert van € 0,6 miljoen. Onder de materiële vaste activa zijn begrepen de inventarissen O&O, voorzover aangeschaft ná 1-1-2007. Deze activa zijn gefinancierd door de RUG en hebben per 31-12-2009 een boekwaarde van € 8,0 miljoen.
FINANCIËLE VASTE ACTIVA (x € 1.000)
2009
2008
305
85
Overige vorderingen
1.328
1.208
1.633
1.293
Deelnemingen
De post deelnemingen betreft onder andere een 100%-participatie in vier B.V.’s die kostbare apparatuur en inventarissen aan het UMCG verhuren. Onder de overige vorderingen is een lening u/g opgenomen. Dit betreft een vordering op het pensioenfonds ABP.
90
UMCG | JAARVERSLAG 2009
ONDERHANDEN WERK (x € 1.000)
2009
2008
Onderhanden werk DBC’s A-segment
101.707
90.000
Onderhanden werk DBC’s B-segment
15.000
5.300
Af: voorziening onderhanden werk
-500
-500
Af: voorschotten zorgverzekeraars inzake DBC’s
-64.880
-45.747
51.327
49.053
De toename van het onderhanden werk in het A-segment wordt veroorzaakt door zowel een prijs- als hoeveelheidseffect. De toename van het onderhanden werk in het B-segment is met name het gevolg van de uitbreiding van het B-segment in 2009. De ontvangen voorschotten van zorgverzekeraars worden gesaldeerd met de post onderhanden werk en niet als separate post onder de kortlopende schulden en overlopende passiva verantwoord.
VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA (x € 1.000) Vorderingen op debiteuren Vorderingen op groepsmaatschappijen
2009
2008
44.717
65.962
2.733
1.285
62.811
50.735
-
16.350
Vooruitbetaalde posten
2.494
2.118
Nog te ontvangen posten
7.170
7.078
119.925
143.528
Nog te factureren Rekening courant met GIL Bravo B.V.’s
Op het saldo van de debiteuren is ultimo 2009 een voorziening voor mogelijke oninbaarheid in mindering gebracht van € 7,1 miljoen (2008: € 5,1 miljoen).
91
UMCG | JAARVERSLAG 2009
VOORZIENINGEN (x € 1.000)
SALDO PER
1-JAN-2009 31-DEC-2009
DOTATIE ONTTREKKING
SALDO PER
Voorziening uit hoofde van claims, geschillen en rechtsgedingen
1.861
151
27
1.985
Voorzieningen sociaal beleid
31.562
8.392
9.834
30.120
Voorziening voor groot onderhoud
20.923
20.569
4.244
37.248
–
10.000
5.000
5.000
54.346
39.112
19.105
74.353
Voorziening voor verliesgevende projecten
De voorziening uit hoofde van claims, geschillen en rechtsgedingen betreft een voorziening uit hoofde van de verzekering van medische aansprakelijkheid. Deze heeft betrekking op verplichtingen inzake nog niet afgewikkelde schadezaken voor zover het UMCG een financieel risico loopt. In de voorziening sociaal beleid zijn verplichtingen opgenomen in het kader van reorganisaties en verplichtingen aan het personeel, waaronder jubileaverplichtingen, de WIA, seniorenregelingen en wachtgeld. Voorzichtigheidshalve is hiervoor een voorziening gevormd. De te verwachten onderhoudskosten zijn bepaald op basis van een daarvoor ontwikkeld risicobeheerssysteem. Op basis van het meerjarenonderhoudsplan is de omvang van de voorziening per balansdatum bepaald. In deze voorziening zijn ook de nog te verwachten kosten inzake onderhoud van infrastructurele werken opgenomen, waaronder ICT. De voorziening voor verliesgevende projecten betreft een voorziening voor projecten, waarvoor mogelijk de toegekende subsidies niet geheel toereikend zullen zijn voor de dekking van de totaal begrote kosten.
LANGLOPENDE SCHULDEN (x € 1.000)
2009
2008
Stand per 1 januari
138.973
156.601
Bij: nieuwe leningen
100.000
220
Af: aflossingen
-25.573
-17.648
Stand per 31 december
213.400
138.973
Overige langlopende schulden
73.719
74.559
287.119
213.532
Onder de overige langlopende schulden zijn opgenomen de egalisatierekeningen à fonds perdu financiering, kapitaallasten i.v.m. rentenormering OCW en aandeel OCW in DHAZ-middelen.
92
UMCG | JAARVERSLAG 2009
KORTLOPENDE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA (x € 1.000)
2009
2008
-
2.786
Schulden aan kredietinstellingen Te betalen interest
2.263
1.769
Crediteuren
22.314
23.565
Aflossingsverplichtingen langlopende leningen
12.808
17.222
Belastingen en sociale premies
22.647
19.636
Schulden terzake pensioenen
6.818
6.073
Nog te betalen salarissen
2.024
1.784
35.113
33.775
Rekening-courant groepsmaatschappijen
5.424
3.812
OTO-gelden
1.158
-
134.212
111.391
244.781
221.813
Te betalen vakantiegeld en -dagen
Overige schulden
Niet uit de balans blijkende activa en verplichtingen Het saldo verplichtingen inzake de gesloten contracten voor nieuw- en verbouwprojecten en technische instandhouding bedraagt ultimo 2009 € 9,1 miljoen. Het UMCG heeft zich als borg garant gesteld voor leningen die door RAV/AZG zijn aangegaan voor een totale restschuld ultimo 2009 van € 3,6 miljoen inclusief het kortlopende deel. Het UMCG heeft zich verplicht om € 0,6 miljoen bij te dragen in de kosten die de Gemeente Groningen moet maken om de riolering en kabels en dergelijke onder de Antonius Deusinglaan te verleggen.
93
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Toelichting op de enkelvoudige resultatenrekening (x € 1.000)
2009
2008
6.617
5.576
Niet-gebudgetteerde zorgprestaties Zorgprestaties tussen instellingen Zorgprestaties derde compartiment
350
10
Overige zorgprestaties
10.918
8.884
17.885
14.470
105.648
83.826
Overige bedrijfsopbrengsten Overige dienstverlening Overige subsidies
2.071
6.353
107.719
90.179
Personeelskosten Lonen en salarissen
404.782
376.976
Sociale lasten
29.869
26.398
Pensioenpremie
60.558
60.480
Andere personeelskosten
25.283
19.943
Personeel niet in loondienst
16.351
11.226
536.843
495.023
Overige bedrijfslasten Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten
21.608
20.339
Algemene kosten
60.088
47.088
145.622
158.213
27.005
27.339
Huur en leasing
2.877
2.506
Dotaties en vrijval voorzieningen
2.942
1.454
Patiënt- en bewonersgebonden kosten Onderhoud en energiekosten
Overige kosten
94
UMCG | JAARVERSLAG 2009
9.167
8.379
269.309
265.318
‘HEALTHY AGEING’ GEZOND EN ACTIEF OUDER WORDEN Gezond en actief ouder worden begint al voor de geboorte. Erfelijke factoren, levensstijl, voedingspatroon en omgevingsfactoren beïnvloeden de ontwikkeling van gezondheid. Over de invloed van deze factoren en hoe ze zich tot elkaar verhouden, is nieuwe kennis nodig. Wij kiezen ervoor deze thematiek de basis te laten zijn voor onze drie kerntaken: patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs & opleidingen.
Bezoldiging bestuurders en toezichthouders Toepasselijk bestuursmodel: Eindverantwoordelijke Raad van Bestuur met Raad van Toezicht
Samenstelling van het bestuur: Drie- of meerhoofdig met voorzitter De bezoldiging van de bestuurders en gewezen bestuurders over het jaar 2009 is als volgt:
L.C. BRUGGEMAN FR.C.A. JASPERS
In dienst als bestuurder vanaf
J.F.M. AARTSEN
F. KUIPERS
1-07-87
1-09-92
1-05-08
1-09-08
ja
ja
ja
ja
Voorzitter in het verslagjaar
ja
nee
nee
nee
Aantal maanden als voorzitter in het verslagjaar
12
0
0
0
Maakt nog steeds deel uit van het bestuur Uit dienst als bestuurder
Aard van de (arbeids)overeenkomst
aov onb.t.
aov onb.t.
aov onb.t.
aov onb.t.
Toegepaste salarisregeling
anders
anders
anders
anders
Deeltijdfactor (percentage)
100
100
100
100
235.051
224.349
196.073
191.467
Waarvan verkoop verlofuren
0
0
0
0
Waarvan nabetalingen voorgaande jaren
0
0
0
0
Bruto onkostenvergoeding
3.970
3.970
4.500
4.500
Werkgeversbijdrage sociale lasten
2.922
2.922
5.647
5.493
Werkgeversbijdrage pensioen, VUT, FPU
Bruto-inkomen, incl.VT, EJU en andere vaste toelagen
35.555
33.859
28.138
27.505
Ontslagvergoeding
0
0
0
0
Bonussen
0
0
0
0
277.498
265.101
234.357
228.965
Cataloguswaarde auto van de werkgever
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Eigen bijdrage auto van de werkgever
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Totaal inkomen
96
UMCG | JAARVERSLAG 2009
Toelichting: Het beloningsbeleid van de Raad van Toezicht heeft tot doel goede kandidaten aan te trekken, te motiveren en te behouden. De beloningsstructuur is afgestemd op de complexiteit en zwaarte van de functie. Het vaste brutosalaris wordt conform het voorgaande vastgesteld en zonodig aangepast. De richtlijnen van de NVZD worden hierbij als uitgangspunt genomen, met inachtneming van het advies van de commissie Simons. Bonussen of tantièmes worden niet uitgekeerd omdat de Raad van Toezicht hecht aan een adequate, vaste beloningsstructuur. De specificatie van de bezoldiging is conform het voorgeschreven model van VWS. Alle inkomsten uit nevenwerkzaamheden komen ten gunste van het UMCG. In 2009 betrof dit een bate van € 26.700. In 1999 heeft de Raad van Toezicht met de toenmalige leden van de Raad van Bestuur een regeling getroffen op grond waarvan deze leden vervroegd kunnen uittreden.
De bezoldiging van de leden van de Raad van Toezicht over het jaar 2009 is als volgt:
NAAM
FUNCTIE
BEZOLDIGING 1
1) In 2009 is door de Minister van OCW
15.461
met terugwerkende
M. de Boer
Voorzitter (tot 1 februari 2010)
L. Koopmans
Vicevoorzitter en voorzitter Audit Committee
6.5472)
voor toezichthouders
J.G.M. Alders
Lid (voorzitter vanaf 1 februari 2010)
8.083
aangepast. Vanaf 2009
H.J. Völker-Dieben
Lid (vanaf 1 maart 2009)
6.736
B. Witholt
Lid
8.083
kracht de beloning
geldt een beloning van € 15.000 voor de voorzitter en € 10.000 voor een lid. Eventuele nabetaling vindt in 2010 plaats. 2) Bezoldiging is inclusief BTW
97
UMCG | JAARVERSLAG 2009
5.5 Verkorte geconsolideerde jaarrekening 2009
Geconsolideerde balans per 31 december 2009
ACTIVA
PASSIVA
(x € 1.000)
(x € 1.000)
2009
2008
2009
Vaste activa
Eigen vermogen
Materiële vaste activa
492.227
490.484
Kapitaal
Financiële vaste activa
5.313
4.313
497.540
494.797
Collectief gefinancierd gebonden vermogen Niet-collectief gefinancierd vrij vermogen
3.475
3.475
107.503
103.004
34.707
32.148
145.685
138.627
74.817
54.803
Liquide middelen
119.492
100.322
Langlopende schulden
290.857
212.091
Vlottende activa
2008
Voorzieningen
Voorraden
6.652
Onderhanden werk
6.040
52.325
49.799
Vorderingen
123.616
144.083
Liquide middelen
119.492
100.322
302.085
300.244
Kortlopende schulden
Schulden uit hoofde van financieringsoverschot 42.464
165.018
Overige kortlopende schulden
245.802
224.502
288.266
389.520
799.625
795.041
TOTAAL ACTIVA
799.625
98
795.041
UMCG | JAARVERSLAG 2009
TOTAAL PASSIVA
Geconsolideerde resultatenrekening over 2009 (x € 1.000)
2009
2008
Bedrijfsopbrengsten Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten
451.551
447.900
Opleidingsfonds
43.730
40.839
Academische component
81.462
77.930
153.010
138.495
DBC opbrengsten B-segment
43.230
23.284
Niet-gebudgetteerde zorgprestaties
20.189
16.511
Overige opbrengsten
97.969
82.647
891.141
827.606
557.937
515.346
48.000
38.960
Overige bedrijfskosten
272.162
268.752
878.099
823.058
Bedrijfsresultaat
13.042
4.548
Financiële baten en lasten
-6.073
370
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening
6.969
4.918
-
-
6.969
4.918
Rijksbijdrage
Bedrijfslasten Personeelskosten Afschrijvingen immateriële en materiële vaste activa
Buitengewone baten en lasten RESULTAAT BOEKJAAR
99
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 1 SUBSIDIES EN PRIJZEN
100
BIJLAGE 1 SUBSIDIES EN PRIJZEN Subsidies € 40 miljoen FES-bijdrage voor LifeLines-onderzoek UMCG en € 34 miljoen voor LifeLines en ERIBA van de Provincie Groningen en het ministerie van Economische Zaken Het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) ontvangt een bijdrage van € 40 miljoen uit de FES-gelden voor het LifeLines-onderzoek. LifeLines is een groot wetenschappelijk onderzoek dat minimaal dertig jaar lang de ontwikkeling in gezondheid volgt van maar liefst 165.000 personen in drie generaties in de drie noordelijke provincies. Met deze forse financiële injectie gaat het UMCG een biobank-faciliteit realiseren voor LifeLines. Hiermee is het mogelijk om de gegevens van de deelnemers aan LifeLines op een geavanceerde manier op te slaan en toegankelijk te maken voor wetenschappelijk onderzoek. Daarbij gaat het zowel om het bewaren van verzameld lichaamsmateriaal als om digitale opslag van data. Dit initiatief is een enorme impuls voor Noord-Nederland. Dit geld is afkomstig uit het Fonds Economische Structuurversterking, dat bestemd is voor financiering van economische investeringsprojecten. Dit kabinetsbesluit kwam tot stand op basis van de beoordelingen van het Centraal Planbureau en de Commissie van Wijzen. Het UMCG en de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) ontvangen een bijdrage van € 34 miljoen van de Provincie Groningen en het ministerie van Economische Zaken voor het LifeLinesonderzoek en ERIBA. Het college van Gedeputeerde Staten heeft een principebesluit genomen om € 17 miljoen beschikbaar te stellen (€ 13 miljoen voor LifeLines, € 4 miljoen voor ERIBA). Het ministerie van EZ verdubbelt dit bedrag zodat de totaalbijdrage komt op € 34 miljoen (€ 26 miljoen voor LifeLines, € 8 miljoen voor ERIBA). In totaal is met LifeLines een investering van ruim € 95 miljoen gemoeid. ERIBA (European Research Institute on the Biology of Ageing) wordt een topinstituut voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek naar veroudering. De focus daarbij ligt op de biologische mechanismen van veroudering. In 2010 zullen UMCG en RUG starten met de bouw van dit nieuwe instituut en wordt gestart met het aantrekken van (internationale) topwetenschappers op het gebied van veroudering. Voor ERIBA is in totaal € 49 miljoen gereserveerd.
Economische ontwikkeling Noord-Nederland De belangrijkste motieven om juist in LifeLines en ERIBA te investeren komen voort uit een brede afweging op basis van verschillende criteria. De LifeLines-biobank fungeert als vliegwiel voor het ontwikkelen van meer lifescience-, food- en onderwijsactiviteiten in NoordNederland en levert hierdoor een belangrijke bijdrage aan het economisch potentieel van Noord-Nederland; bovendien is het een katalysator van de Healthy Ageing-onderzoeksstroom (gezond en actief ouder worden) van het UMCG. De investeringen in de lifesciences in NoordNederland en dan met name LifeLines (medische biobank) in combinatie met ERIBA spelen de komende decennia een essentiële rol in het creëren van hoogwaardige werkgelegenheid op regionaal en nationaal niveau. Naar verwachting zullen beide initiatieven samen in het komende decennium ten minste 600 hoogwaardige arbeidsplaatsen in Noord-Nederland genereren. De regionale economische structuurversterking leidt bovendien tot een versteviging van de nationale en internationale kennisinfrastructuur. In samenwerking met het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) worden de mogelijkheden tot aanvullende financiering vanuit de drie noordelijke provincies verder uitgewerkt.
100
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 1 SUBSIDIES EN PRIJZEN
101
€ 11 miljoen voor transplantatie bij diabetes type 1 UMCG werkt samen in studie naar eilandjestransplantatie Mensen met diabetes type 1 kunnen dankzij transplantatie van eilandjes van Langerhans weer zelf insuline aanmaken. Door een tekort aan orgaandonoren en het nog niet optimaal kunnen benutten van de eilandjes is deze behandeling echter slechts voor een kleine groep patiënten toegankelijk. Om deze celvervangingstherapie verder te ontwikkelen en beschikbaar te maken voor een groter aantal patiënten komt € 11 miljoen beschikbaar, waarvan een groot deel uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES). Het Leids Universitair Medisch Centrum is (LUMC) coördinator van dit onderzoek naar celvervangingstherapie. Het UMCG is een van de academische centra die bij het onderzoek is betrokken. Met de subsidie zal onderzoek worden gedaan naar het gebruik van biomaterialen om eilandjestransplantatie te verbeteren en naar factoren die insulineproducerende cellen helpen overleven. Het onderzoek naar celvervangingstherapie duurt vier jaar en start in 2010. De uitkomsten van het onderzoeksprogramma komen niet alleen ten bate van de huidige groep van diabetespatiënten die voor transplantatie in aanmerking komt. Het programma is ook gericht op de toekomst, als het mogelijk wordt om eilandjes te kweken uit stamcellen. Het UMCG beschikt sinds enkele jaren over een vergunning voor de transplantatie van de eilandjes van Langerhans. Het werkt hierbij nauw samen met het LUMC dat zich, naast de eilandjestransplantatie, ook richt op het isoleren en bewaren van de insulineproducerende cellen uit de alvleesklier van donoren.
€ 15 miljoen voor onderzoek naar prostaatkanker Een consortium van onderzoeksgroepen van drie UMC’s ontvangt een subsidie van € 7,5 miljoen van CTMM (Center for Translational Molecular Medicine). De subsidie is bestemd voor een groot onderzoek naar prostaatkanker, waarvoor in totaal € 15 miljoen beschikbaar is. Het onderzoek richt zich vooral op nieuwe biomarkers die de diagnose prostaatkanker beter mogelijk maken en de agressiviteit van de ziekte beter voorspellen. Ook probeert het onderzoek een methode te vinden die uitzaaiingen nauwkeuriger zichtbaar kan maken en de effecten van de behandeling sneller weer kan geven. Het onderzoek staat onder leiding van Erasmus MC en UMCG; ook UMC St Radboud en het NKI (Nederlands Kanker Instituut) zijn betrokken bij het onderzoek, dat in totaal elf partners kent. Het onderzoek duurt vijf jaar en is eind 2009 gestart.
Nieuwe imaging-technieken In het onderzoek wordt met innovatieve methoden in bloed, urine of weefsel gezocht naar nieuwe biomarkers die kunnen bijdragen aan een betere diagnose en voorspelling van agressiviteit van prostaatkanker. Het onderzoek richt zich verder op het beter meten van effecten van therapie bij vergevorderde prostaatkanker. De bloedspiegel van PSA wordt ook gebruikt om te bepalen of de prostaattumor reageert op een behandeling. Vooral in vergevorderde prostaatkanker is PSA minder geschikt om vast te stellen of de behandeling effect heeft op uitzaaiingen. Artsen hebben daarvoor een methode nodig die uitzaaiingen zichtbaar kan maken (‘imaging’). Vernieuwende en nauwkeurige imaging-technieken worden in het onderzoek ontwikkeld die al vroeg tijdens behandeling een mogelijk effect op prostaatkankercellen in het gehele lichaam zichtbaar kunnen maken. In de toekomst wordt hiermee tijdige aanpassing van het behandelplan op individuele basis mogelijk. Deze studies zijn mogelijk omdat Nederland een aantal unieke prostaatkanker-biobanken heeft,
101
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 1 SUBSIDIES EN PRIJZEN
102
die door dit onderzoek verder uitgebreid gaan worden. De verwachting is dat PCMM-onderzoek een belangrijke bijdrage levert aan de kwaliteit van leven van een groeiend aantal mannen met prostaatkanker.
UMCG krijgt € 12 miljoen subsidie voor onderzoek naar hartfalen Het UMCG heeft een subsidie van € 12 miljoen ontvangen voor een groot internationaal onderzoek naar genetische factoren en eiwitten in het bloed, die de effectiviteit van medicatie kunnen voorspellen bij patiënten met hartfalen. Het doel van dit onderzoek is dat per individuele patiënt met hartfalen de meest effectieve medicatie kan worden verstrekt, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de betreffende patiënt. De subsidie is beschikbaar gesteld door de Europese Commissie. Het onderzoek staat onder leiding van dr. A. Voors van de afdeling Cardiologie van het UMCG. Het wordt uitgevoerd in diverse Europese ziekenhuizen. Het onderzoek richt zich vooral op de vraag welke kenmerken bepalen of medicatie wel of niet effectief is bij mensen met hartfalen.
€ 15 miljoen subsidie voor borstkankeronderzoek Een onderzoeksconsortium onder leiding van het UMCG krijgt € 15 miljoen subsidie van het Center for Translational Molecular Medicine (CTMM). Met dit geld zal onderzoek worden gedaan naar moleculaire beeldvorming voor de verbetering van de diagnostiek en de behandeling van borstkanker. Het Mammoth-onderzoek onder leiding van prof. dr. E.G.E. de Vries, is een van de acht projecten waaraan CTMM in totaal € 100 miljoen heeft toegekend. Het Mammoth-onderzoek richt zich op de ontwikkeling van innovatieve beeldvormende technieken om veranderingen in tumoren te ontdekken - zoals zuurstoftekort, de vorming van nieuwe bloedvaten en veranderingen in de activiteit van groeifactorreceptoren - die het ontstaan en beloop van borstkanker bepalen. Door verschillende moleculen voor deze zogenoemde ‘markers’ te ontwikkelen en ze te koppelen aan een fluorescerende of radioactieve stof, zijn deze beter te ontdekken. Hierdoor is het mogelijk de vroege opsporing van borstkanker te verbeteren en specifiek op de individuele patiënt toegesneden therapieën te ontwikkelen. Optische fluorescerende beeldvorming zou de screening in de toekomst kunnen verbeteren. Hierbij wordt een fluorescerende signaalvloeistof in de bloedbaan gespoten die zich bij voorkeur hecht aan de tumorcellen, waardoor de tumor beter gedetecteerd kan worden. Optische fluorescerende moleculaire beeldvorming is een veelbelovende techniek voor screening omdat het patiëntvriendelijk, snel en niet-radioactief is. Daarnaast kan het opsporen van uitzaaiingen waarschijnlijk nog preciezer.
Mandema-stipendia Twee recent gepromoveerde artsen van het UMCG, dr. Martin de Borst en dr. Terry Derks, respectievelijk in opleiding tot internist en kinderarts, hebben de eerste Mandemastipendia ter waarde van € 100.000 ontvangen. Deze persoonsgebonden beurs ondersteunt artsonderzoekers bij het combineren van hun opleiding tot medisch specialist met het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek.
102
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 1 SUBSIDIES EN PRIJZEN
103
Prijzen De Edgar Doncker Prijs voor de Kindergeneeskunde 2008 is toegekend aan prof. dr. Pieter Sauer, hoogleraar kindergeneeskunde. Sauer krijgt de prijs van € 125.000 vanwege zijn baanbrekend onderzoek naar de oorzaken van overgewicht bij jonge kinderen. Tineke Oldehinkel, adjunct hoogleraar sociale psychiatrie en psychiatrische epidemiologie, en Mels van Driel, uroloog/seksuoloog, hebben respectievelijk de UMCG-Onderzoeksprijs en de UMCG-Onderwijs- & Opleidingsprijs gewonnen. Zij ontvingen de prijs uit handen van prof. dr. Folkert Kuipers, decaan en lid Raad van Bestuur UMCG, op 15 oktober tijdens de jaarlijkse UMCG-Onderwijs- en Onderzoekdag. Gert-Jan Pepping, docent Bewegingswetenschappen, werd door de aanwezigen verkozen als Docent van het Jaar. Drie jonge, veelbelovende wetenschappers uit Groningen kregen een subsidie uit het Rubiconprogramma van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Dat waren dr. Morris Swertz, dr. Johan Gibcus en dr. Michiel Rienstra. In totaal dienden in deze ronde 130 jonge onderzoekers een aanvraag in, waarvan er - over alle universiteiten en onderzoeksinstituten - 35 werden gehonoreerd. Zes jonge UMCG-onderzoekers hebben van NWO een Veni-subsidie ontvangen. Nog niet eerder kregen zo veel UMCG’ers de jaarlijkse Veni-subsidie. Jonge wetenschappers kunnen hiermee gedurende drie jaar ideeën ontwikkelen en onderzoeken. De subsidie bedraagt maximaal € 250.000 per onderzoeker voor: Rudolf de Boer, Edwin Bremer, Lude Franke, Jingyuan Fu, Valeria Gazzola en Peter van der Meer. Sandra Dijkstra en Willie van den Berg zijn door Libelle uitgeroepen tot Beste Verpleegkundigen van Nederland. Voor hun inspanningen voor zieke kinderen én hun ouders ontvingen zij woensdag 28 oktober Libelle’s Gouden ‘Croc’. Beide verpleegkundigen werken op de Kinder Intensive Care van het Beatrix Kinderziekenhuis van het UMCG. Willie en Sandra ontwikkelden samen met Jump, het jeugdfonds van de Nederlandse Hartstichting, een dagboekje voor ouders van kinderen die langdurig op de IC moeten verblijven. De European Society for Medical Oncology (ESMO) heeft dit jaar de ESMO Award uitgereikt aan Liesbeth de Vries, hoogleraar Medische Oncologie in het UMCG. Deze prestigieuze Award wordt uitgereikt aan diegene die een bijzondere bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van de oncologie in Europa en die een belangrijke rol heeft gespeeld in het presenteren van het specialisme oncologie in de internationale gemeenschap. Prof. dr. Liesbeth de Vries werkt als hoofd van de afdeling Medische Oncologie in het UMCG. Zij werkt in haar onderzoek vooral aan methoden om persoonlijke, individuele behandelingen voor kankerpatiënten mogelijk te maken. Zij gebruikt daarvoor interdisciplinair onderzoek om de diagnose en behandeling van borstkanker en andere ziektebeelden te verbeteren. Verder doet zij veel onderzoek naar moleculaire technieken om in geval van bijvoorbeeld borstkanker precies de plaats te kunnen bepalen waar de medicatie het meest effectief is. Tweemaal is de ‘UMCG-kikker’ uitgereikt aan mensen die door hun bijzondere persoonlijke inzet een grote bijdrage hebben geleverd aan het verwezenlijken van de doelstellingen van het UMCG. Prof. dr. Maarten Slooff heeft een zeer belangrijke bijdrage geleverd aan één van de speerpunten van het UMCG, de transplantatiegeneeskunde. Mevrouw C. de Boer heeft de UMCG-kikker ontvangen voor jarenlange bijdragen aan het kindergala.
103
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 2 UMCG IN HET NIEUWS
104
BIJLAGE 2 UMCG IN HET NIEUWS Instituut voor Biomaterialenonderzoek BMSA Groningen wordt W.J. Kolff Institute Kolff ontwikkelde in het stadsziekenhuis van Kampen, waaraan hij van 1941 tot 1950 verbonden was als internist, de kunstmatige nier, voorloper van de hedendaagse nierdialyse. Dankzij de uitvinding van Kolff kunnen honderdduizenden nierpatiënten over de hele wereld in leven blijven. Kolff kwam naar Kampen vanuit Groningen, waar hij in de periode 1938-1940 als artsassistent onder professor Leo Polak Daniels, hoofd van de interne afdeling van het Academisch Ziekenhuis Groningen, zijn eerste experimentele onderzoekswerk naar een kunstmatige nier had gedaan. In Kampen zette hij daar zijn pionierswerk voort. Op 11 september 1945 redde hij als eerste medicus ter wereld een nierpatiënt het leven met zijn zelfgebouwde kunstmatige nier. De kunstnier van Kolff geldt als het begin van de mondiale biomedische techniek die in 65 jaar tijd verantwoordelijk was voor het redden of veraangenamen van 20 tot 30 miljoen mensenlevens. Kolff emigreerde in 1950 naar Amerika, waar hij gedurende 45 jaar vanuit eerst Cleveland (tot 1967) en later Salt Lake City (tot 1997) zou uitgroeien tot de belangrijkste pionier op dit gebied. Na zijn kunstnier (1942) was hij tevens uitvinder van het kunsthart (1957) en droeg hij significant bij aan de ontwikkeling van diverse andere kunstmatige organen en medischtechnische uitvindingen, waaronder de hart-longmachine, kunstmatig zien en kunstledematen. Kolff kreeg voor zijn pionierswerk 13 eredoctoraten en 127 internationale prijzen. Namens het UMCG stelt de directeur van het nieuwe W.J. Kolff Institute, prof. dr. ir. Henk Busscher, bijzonder trots te zijn dat zijn onderzoeksinstituut de naam Kolff mag dragen. Professor Kolff is een van de grootste uitvinders en meest veelzijdige wetenschappers die Nederland in de twintigste eeuw heeft voortgebracht. Hij was de allergrootste op het gebied van biomedische techniek en hij heeft heel veel Nederlandse onderzoekers die door de jaren heen bij hem werkten gestimuleerd met zijn enthousiasme en zijn wijze van denken. De wortels van zijn carrière liggen hier in Groningen, dus het is in meer dan een opzicht mooi dat zijn naam terugkeert in deze stad. Busscher hoopt dat wetenschappers worden geïnspireerd en gestimuleerd door de naam van Kolff.
Afstemming zorg patiënten met niet-aangeboren hersenletsel Het UMCG - Centrum voor Revalidatie en drie organisaties op het gebied van gehandicaptenondersteuning - De Noorderbrug, MEE Groningen en MEE Drenthe - tekenden in april een overeenkomst voor afstemming en samenwerking op het gebied van de zorg en ondersteuning voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Het doel van deze samenwerking is mensen met NAH zo goed en zo snel mogelijk te helpen. NAH als gevolg van een CVA, hersenkneuzing, -tumor of -ontsteking kan grote gevolgen hebben voor het dagelijks leven van de patiënt. Stoornissen in motoriek, spraak of taal zijn hiervan het meest herkenbaar. Daarnaast ondervinden mensen met NAH ‘onzichtbare’ gevolgen van het hersenletsel: veranderingen in denken, emoties en gedrag. Deze patiënten kunnen voor behandeling terecht bij het Neurorevalidatieteam van het UMCG - Centrum voor Revalidatie. De samenwerking tussen De Noorderbrug en het UMCG - Centrum voor Revalidatie is nu geformaliseerd. MEE Groningen en MEE Drenthe sluiten hier ook bij aan. De drie partijen zullen elkaars deskundigheid en expertise benutten en respecteren. Ook zullen ze de onderlinge contacten en wederzijdse doorverwijzing soepel, actief en efficiënt laten verlopen. De keuzevrijheid van de cliënt zelf staat hierbij altijd centraal. Door de patiënt sneller en beter
104
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 2 UMCG IN HET NIEUWS
105
informatie en advies te geven over zorgmogelijkheden, onderzoek, diagnostiek en praktische zaken, kan de patiënt eerder en beter een keuze maken om al dan niet gebruik te maken van het aanbod. Dit is een voorbeeld van ketenzorg die ook door zorgverzekeraars erg gewenst wordt.
UMCG start met veelbelovende nieuwe techniek bij kankeroperaties met fluorescerende vloeistof Het UMCG startte in februari een klinisch onderzoek waarbij fluorescerende kleurstoffen tijdens kankeroperaties worden gebruikt. Deze fluorescerende kleurstof maakt de lymfeklier of tumor lichtgevend zodat de chirurg precies kan zien welk weefsel hij moet wegnemen. De verwachting is dat in de toekomst hierdoor het aantal (her-)operaties en bestralingen bij borstkanker, en later ook bij andere vormen van kanker, zal verminderen. Op 25 februari hebben chirurgen van het UMCG de techniek voor het eerst in Nederland toegepast bij twee patiënten met borstkanker. Patiënten met borstkanker kiezen vaak voor een zogenaamde borstsparende operatie. Tijdens deze operatie verwijdert de chirurg alleen het tumorweefsel om een volledige borstamputatie te voorkomen. Het probleem hierbij is dat de chirurg tijdens de operatie niet kan zien wat tumorweefsel danwel gezond weefsel is. De chirurg baseert zich tijdens de operatie op eerder gemaakte foto’s en scans. Het is belangrijk te weten of alle tumorcellen zijn verwijderd voor het bepalen van de juiste behandeling en prognose. Daarom onderzoekt de patholoog het weggenomen weefsel. Als deze constateert dat de snijvlakken kankercellen bevatten, zijn niet alle kankercellen weggenomen en moet de patiënt bestraald of zelfs opnieuw geopereerd worden. Met de nieuwe techniek wordt dat mogelijk voorkomen. De chirurg maakt de lymfeklieren en tumoren zichtbaar met een fluorescerende kleurstof en een lichtgevoelige camera. Het licht dat de fluorescerende stof produceert in het weefsel is niet met het blote oog te zien. Het licht heeft een bepaalde golflengte die alleen met een speciale lichtgevoelige camera is waar te nemen. Deze camera is aangesloten op een monitor, waarop de chirurg precies kan zien welk weefsel is aangetast. Het UMCG start als eerste in Nederland met de toepassing van deze nieuwe techniek bij patiënten met borstkanker. Een multidisciplinair team bestaande uit medici, natuurkundigen, tumorimmunologen en chemici heeft het mogelijk gemaakt dat deze techniek vanuit het laboratorium nu op de mens toegepast kan worden. De nieuwe operatievorm is een belangrijke stap in de chirurgische oncologie. Ook biedt de techniek perspectief voor de behandeling van andere soorten kanker, zoals huidkanker en kanker van het maagdarmkanaal. De verwachting is dat hierdoor de chirurgische behandeling van kanker revolutionair gaat veranderen.
UMCG aangewezen als congenitaal hartcentrum Hartinterventies bij kinderen en volwassenen met een aangeboren hartafwijking mogen alleen uitgevoerd worden in speciale centra. Het UMCG is een van de vier centra in Nederland met een vergunning. De Commissie Kinderhartinterventies die dit jaar de kwaliteit van chirurgische en catheterinterventies bij kinderen en volwassenen met aangeboren hartafwijking onderzocht, heeft de minister geadviseerd van de vijf bestaande centra voor aangeboren hartafwijkingen er drie een vergunning tot 2012 te geven: het ErasmusMC, het LUMC en het UMCG. Het UMCU heeft later een voorlopige vergunning gekregen. De kwaliteit van de interventies, de hoeveelheid interventies, het relatief grote aantal volwassenen met een aangeboren hartafwijking, dat hier behandeld wordt, de uitstekende interne samenwerking tussen de specialismen zijn sterke punten van het UMCG. De kwaliteitscriteria zijn flink aangescherpt. Tot 2012 krijgen de vier centra de gelegenheid te voldoen aan alle criteria.
105
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 2 UMCG IN HET NIEUWS
106
Nieuw gen luchtwegovergevoeligheid geïdentificeerd Artsen en onderzoekers van het UMCG hebben een geheel nieuw gen (Protocadherine 1; PCDH1) geïdentificeerd dat een hoger risico geeft op luchtwegovergevoeligheid. Het is voor het eerst dat het verband tussen dit gen en luchtwegovergevoeligheid is gelegd. Mensen die hier last van hebben, lopen een groter risico om astma te krijgen. Dit blijkt uit een langdurig onderzoek onder leiding van Gerard Koppelman, kinderlongarts van het UMCG. Door de American Thoracic Society werd deze ontdekking al aangemerkt als een van de meest belangrijke wetenschappelijke doorbraken op het gebied van longziekten. Luchtwegovergevoeligheid is de benauwdheid die ontstaat door het inademen van bijvoorbeeld koude lucht of rook. Bij sommige mensen leidt dit tot reactie en samentrekken van de spieren rond de luchtwegen, die daardoor minder doorgankelijk worden. Het is bekend dat luchtwegovergevoeligheid een van de grootste risicofactoren voor astma is. Vanaf 2005 zijn in zeven verschillende centra (naast het UMCG verscheidene centra in de Verenigde Staten en Engeland) in totaal 6000 patiënten bestudeerd. Al deze centra hadden in eerdere studies bij hun patiënten al luchtwegovergevoeligheid vastgesteld. Door genetisch onderzoek is komen vast te staan dat het gen PCDH1 het hogere risico op luchtweggevoeligheid veroorzaakt. Het gen PCDH1 komt tot expressie via de epitheelcellen in de luchtwegen of via ontstekingscellen. Verlies van deze beschermende epitheellaag in de luchtwegen zou kunnen leiden tot de toegenomen gevoeligheid van de luchtwegen. Deze uitkomst geeft meer inzicht in de zeer vroege stadia van luchtwegbenauwdheid.
Wervingscampagne voor zaaddonoren Het UMCG begon in 2009 een campagne die tot meer zaaddonoren moet leiden. Aanleiding hiervoor is het teruglopend aantal zaaddonoren sinds 2004; toen werd een wetswijziging van kracht waardoor het anonieme donorschap werd opgeheven. Kinderen die via kunstmatige inseminatie zijn verwekt, kunnen nu op 16-jarige leeftijd via de Stichting Donorgegevens hun donorvader opsporen. De campagne ‘Doe het voor een ander’ wijst mannen op de mogelijkheid om paren te helpen bij het vervullen van hun kinderwens. Ook via huisartsen wil het UMCG deze groepen benaderen. Het UMCG beschikt over een van de tien spermabanken in Nederland. Omdat het aantal donoren op dit moment gering is, kan slechts een beperkt aantal vrouwen behandeld worden met donorzaad. Iedere man die zaaddonor wil worden, krijgt een screening op eventueel aanwezige erfelijke afwijkingen. Daarna komen de donoren na overleg eenmaal per twee weken in het UMCG voor een donatie. Afhankelijk van de afspraken over het aantal vrouwen dat zwanger mag worden en de snelheid waarmee de zwangerschappen ontstaan, zijn de donoren een tot twee jaar aan het UMCG verbonden. Donoren van het UMCG dragen bij aan het ontstaan van maximaal vijf gezinnen. Bij een hernieuwde kinderwens krijgt een gezin het zaad van dezelfde donor. Hierdoor zijn de kinderen in een gezin echte biologische broers en zussen.
Gynaecologen-in-opleiding verplicht op cursus ‘omgaan met spoedgevallen’ Artsen die net gestart zijn met hun specialisatie-opleiding tot gynaecoloog, gaan verplicht een cursus volgen waarin zij leren hoe om te gaan met de belangrijkste complicaties die zich tijdens de bevalling kunnen voordoen. Gynaecologen in Nederland pleiten ervoor dat alle gynaecologen-in-opleiding in Nederland eerst deze cursus volgen, voordat ze zelfstandig dienst kunnen doen in een ziekenhuis. De SAVE’R cursus, zoals deze training heet, werd in Nederland
106
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 2 UMCG IN HET NIEUWS
107
voor het eerst op 6 april gegeven in het Wenckebach Skills Center van het UMCG. Bij veel calamiteiten bij een bevalling is het nodig om direct, vaak binnen enkele minuten, in te grijpen. Een onervaren gynaecoloog-in-opleiding die nog onvoldoende praktische ervaring heeft kunnen opdoen, heeft dan geen tijd om te wachten op de superviserende gynaecoloog, die in veel gevallen ’s avonds en ’s nachts van huis moet komen. In de cursus wordt aandacht besteed aan de verloskundige calamiteiten waarbij het meestal noodzakelijk is om binnen tien minuten in te grijpen, zoals overmatig bloedverlies, eclampsie, ernstige hypertensie (hoge bloeddruk), het klem zitten van de navelstreng, etc. De artsassistent doet theoretische kennis op, maar de cursus bestaat vooral uit simulatie-training. Hierbij beleeft de cursist een complicatie als het ware echt met behulp van een levensechte simulatiepop. De arts-assistent leert de meest voorkomende crisissituaties kennen en leert in deze situaties snel zelfstandig beslissingen te nemen en te handelen. De cursus is samengesteld door gynaecologen uit Amsterdam, Veldhoven en Groningen.
Niertransplantatie voor 83-jarige Een 83-jarige man heeft in december in het UMCG een succesvolle niertransplantatie ondergaan. De patiënt maakt het zeer goed. Hij is met zijn 83 jaar de oudste patiënt ooit die in Nederland een nieuwe nier heeft ontvangen. De ontvangen donornier was afkomstig van een persoon ouder dan 70. In het landelijk niertransplantatieprogramma is bepaald dat een oudere (boven 65 jaar) uitsluitend een nier van een oudere donor ontvangt; het ‘Oud-voor-oudprogramma’. Zo wordt voorkomen dat een nier van een 20-jarige donor in een tachtigjarige wordt getransplanteerd. Volgens artsen van het UMCG bewijst de succesvolle transplantatie dat er vooral niet te rigide moet worden omgegaan met leeftijdsgrenzen. Het besluit of een patiënt wel of niet in aanmerking kan komen voor een transplantatieorgaan moet niet afhangen van diens kalenderleeftijd, maar ook van de lichamelijke conditie en de levensverwachting. In 2009 kregen ongeveer 750 mensen in Nederland een donornier, van wie 110 in het UMCG. Het betreft zowel afzonderlijke niertransplantaties als niertransplantaties in combinatie met pancreas (alvleesklier) en lever. In het UMCG zijn ongeveer 1500 getransplanteerden onder controle. In Nederland staan ongeveer 1000 mensen op de wachtlijst voor een transplantatienier.
Minister Klink Op 14 juli heeft minister Klink een succesvol bezoek gebracht aan het UMCG. De minister is bijgepraat over de kennisontwikkeling op het gebied van Healthy Ageing, op Europees niveau inzake samenwerking en subsidiewerving (ERIBA) en over fundamenteel onderzoek door topwetenschappers. De minister heeft er op gewezen dat het van belang is om Healthy Ageing onder de aandacht te brengen van een breder publiek, waaronder de minister-president en de fractievoorzitters van de Tweede Kamer.
107
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 3 WET OP BIJZONDERE MEDISCHE VERRICHTINGEN
108
BIJLAGE 3 WBMV FUNCTIES WBMV FUNCTIE BEENMERGTRANSPLANTATIES Autoloog-harvest Autoloog AML en niet AML Autoloog nazorg AML en niet AML Allogeen selectie Allogeen Allogeen nazorg
KLINISCH 2009 2008 30 58 5 26
POLIKLINISCH 2009 2008
21 54 28
31 2 54 26 22
HARTCHIRURGIE EN INTERVENTIECARDIOLOGIE Open hartoperaties PTI’s Cardiovasculaire stents Catheterablatie ICD
1.044 1.868 2.800 280 350
INTENSIVE CARE Beademingsdagen Opnames Neonatale IC Opnames Pediatrische IC
8.013 618 1.013
8.137 587 792
1.139 317
115 51 57 2 31 52 58 1 3
469 20 431 1 80 7
IN VITRO FERTILISATIE IVF behandelingen IVF transport
882 1.761 2.507 292 390
ORGAANTRANSPLANTATIES Niertransplantaties - waarvan (her)transplantatie nier - levende donor Levertransplantaties Dunne darm transplantaties (Hart-)longtransplantaties Jaarkaarten niertransplantaties Pre-fase levertransplantaties Nazorg levertransplantaties Pre-fase (hart-)longtransplantaties Nazorg (hart-)longtransplantaties Harttransplantaties Pre-fase harttransplantaties Nazorg harttransplantaties
108
UMCG | JAARVERSLAG 2009
132 62 63 1 33 37 55 4 17
220 344
38 3 49 28 8
366 570
1.024 261
341 16 407 7 74
8
BIJLAGE 3 WET OP BIJZONDERE MEDISCHE VERRICHTINGEN
NIERFUNCTIE Hemodialyses Hemodialyses incl. EPO CAPD CAPD incl. EPO CCPD excl. EPO CCPD incl. EPO GEHOOR Cochleaire implantaten bij volwassenen Nazorg bij volwassenen Cochleaire implantaten bij kinderen Nazorg bij kinderen RADIOTHERAPIE Teletherapie Brachytherapie NEUROCHIRURGIE Thalamusstimulatie Neurostimulator
109
UMCG | JAARVERSLAG 2009
2.484 1.051 86 43 10 37 6
2.698 1.081 158 106 1 34 2 6
109
131 2.955 9 238 51
88 3.032 3 2
179 36
257 182
251 144
3.463 19
27 45
39 34
3.189 10
BIJLAGE 4 LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT
110
BIJLAGE 4 LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT Inleiding Deze bijlage is bedoeld om de legitimering / verantwoording van de academische component verder vorm te geven. Hiervoor komen in deze bijlage de volgende onderwerpen aan de orde. 1. definitie academische component 2. doel legitimering / verantwoording academische component 3. wijze van verantwoording 4. legitimeringcyclus 5. verantwoording academische component.
Definitie academische component De academische component bestaat uit twee onderdelen, te weten topreferente zorg (TRF) en ontwikkeling en innovatie (O&I). De definitie en de landelijke omvang van de twee onderdelen (cijfers 2009) zijn als volgt: 1. TRF: Budget landelijk circa € 467 miljoen bedoeld voor zeer specialistische patiëntenzorg gepaard gaande met bijzondere diagnostiek en behandeling. Het betreft een last resort functie waarbij het vaak om tertiaire verwijzing gaat (huisarts – algemeen ziekenhuis – academisch ziekenhuis). Topreferente zorg vereist een infrastructuur waarbinnen vele disciplines samenwerken ten behoeve van de patiëntenzorg en die gekoppeld is aan fundamenteel patiëntgericht onderzoek. 2. O&I: Budget landelijk circa € 138 miljoen bedoeld voor de R&D-functie wat betekent ontwikkelingen bedenken, uitproberen en testen. Deze ontwikkelingen hebben betrekking op de direct patiëntgebonden zorg, organisatie van zorg, aspecten die met voeding te maken hebben of bijvoorbeeld patiëntenvoorlichting. Ook de exportfunctie van kennis behoort tot deze taken.
Doel legitimering / verantwoording academische component Het ministerie van VWS heeft met de NFU en Zorgverzekeraars Nederland afspraken gemaakt over de wijze waarop de UMC’s inzicht bieden in en verantwoording afleggen over de inzet van de middelen die worden ontvangen voor de academische component. Elk UMC legt, naar analogie van voorgaande jaren, afzonderlijk een kwantitatieve en kwalitatieve verantwoording af over de besteding 2009 bij het ministerie van VWS. Deze afspraken worden in 2010 geëvalueerd. Dit kan betekenen dat de legitimering in de jaarrekening 2010 op andere wijze wordt vormgegeven. Bij de huidige ontwikkelingen naar meer transparantie in de zorg past een heldere maatschappelijke verantwoording van de academische component. Zo is overeengekomen dat de NFU ieder jaar per UMC achteraf inzicht zal bieden in de aanwending van middelen, onderscheiden naar de twee onderdelen. De onderdelen TRF en O&I dienen dusdanig transparant te worden dat sprake is van een maatschappelijke legitimering van de aanwending van de middelen. Behalve verantwoording over de benutting van de middelen is het van belang dat ondoelmatige aanwending en te eenzijdige inzet van de middelen wordt voorkomen. Daarnaast dient tijdig zicht te komen op de mogelijke doorwerking naar de reguliere zorg van de resultaten bereikt
110
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 4 LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT
111
met de academische component. Het ministerie van VWS bepaalt de budgettaire omvang van de academische component en de ontwikkeling daarin. Voor het ministerie van VWS is het van belang inzicht te krijgen in wat er op hoofdlijnen met de academische component wordt gedaan, wat is te verwachten aan nieuwe zorg, hoe kwijten de UMC’s zich van hun academische taken. Daarnaast is het voor VWS van belang om te bezien of er accenten moeten worden gelegd, gelet op de beleidsthema’s die VWS benadrukt zou willen zien, mede in relatie met activiteiten die gevraagd worden van ZonMW en of andere implementatie ondersteunende organisaties. Zorgverzekeraars maken weliswaar geen afspraken over de academische component, maar willen onder meer vanwege de nauwe relaties met de rest van de zorg wel op de hoogte en betrokken zijn bij de wijze van besteding van de middelen. Voor verzekeraars is het belangrijk om ten behoeve van hun inkoop van zorg in beeld te houden of patiënten die dat nodig hebben gebruik kunnen maken van de ‘last resort’ functie. Om de betrokkenheid van verzekeraars en VWS goed vorm te geven is een goede legitimering door de UMC’s onontbeerlijk.
Wijze van verantwoording De academische component is als een vorm van lumpsumbekostiging vastgesteld. Dit is in lijn met het Convenant zoals gesloten tussen VWS, NVZ, Orde, ZN en NFU in oktober 2000 over de invoering van de DBC-systematiek. Dit is niet voor niets geweest. Bij TRF en I&O bestaat er geen eenduidig verband tussen de besteding van middelen en het resultaat. Voor de TRF geldt dat sprake is van gecompliceerde zorgvragen, die vaak zeldzaam zijn, zich presenteren in de vorm van meerdere problemen tegelijk en waarvan de behandeling een onvoorspelbaar verloop kent. Dit betekent dat protocollering niet altijd mogelijk is, de inzet van personeel en materieel per patiënt sterk kan verschillen en specifieke deskundigheid vraagt en deze inzet tevens moeilijk voorspelbaar is. Tot slot is het voor de TRF van belang dat infrastructuur en kennis beschikbaar zijn, ook al is een 100% efficiënte inzet niet haalbaar. Voor de O&I geldt min of meer hetzelfde. Deze functie leunt grotendeels op de aanwezige patiëntenzorg, het fundamenteel onderzoek, de cultuur en organisatie van een innovatief bedrijf. Synergie en integratie van activiteiten en personen is van belang bij het genereren van vraagstellingen, de ontwikkelactiviteiten zelf en het testen en toepasbaar maken ervan in de praktijk. Sommige ontwikkelingen behelzen nieuwe vormen van zorg, in andere gevallen is sprake van verbetering van bestaande behandelingen. Het ‘eindproduct’ is daarmee niet altijd even afgebakend. Door deze kenmerken is een directe toerekening naar activiteiten alleen mogelijk tegen zeer hoge kosten. De kenmerken van zowel de TRF als de O&I functie belemmeren een parameterisering vooraf en een kostentoerekening achteraf. Toch dient een vorm van verantwoording plaats te vinden waarbij helder is dat de middelen maatschappelijk verantwoord zijn ingezet. In deze legitimering worden hiervoor indicatoren beschreven die inzicht geven in een legitieme besteding van de middelen. Allereerst wordt in de volgende paragraaf de jaarlijkse legitimeringcyclus beschreven.
Legitimeringscyclus De NFU biedt ieder jaar per UMC achteraf inzicht in de besteding van de middelen voor de academische component, verdeeld over de blokken topreferente zorg en ontwikkeling en innovatie. De plannen van de UMC’s op het gebied van onderzoek en innovatie en op het
111
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 4 LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT
112
gebied van de topreferente zorg worden ook vooraf toegelicht. Het geld van deze twee blokken wordt aan de hand van een jaarlijkse cyclus gelegitimeerd. Deze cyclus start lokaal in het overleg met zorgverzekeraars en eindigt in een landelijke setting om vervolgens voor een volgend jaar weer vertaald te worden naar de lokale situatie. De jaarlijkse cyclus wordt afgerond met een landelijk overleg tussen NFU, ZN en VWS om conclusies te trekken ten aanzien van de ‘export’ van ontwikkelingen (brede implementatie van de in de UMC’s bewezen innovaties in de zorg) en over de beleidsthema’s voor het volgende jaar. Schematisch ziet bovenstaande er als volgt uit.
LOKAAL OVERLEG
LANDELIJKE SETTING
VERANTWOORDING JAARDOCUMENT
In het kader van de landelijke setting heeft op 12 december 2007 een werkconferentie plaatsgevonden. Het beoogde doel, nadere concretisering van de vier afgesproken lijnen voor legitimering van de academische component, is behaald. De vier lijnen van legitimering zijn de Portal, de TRF case review committee, de ‘pressure cooker’ en het format voor de lokale legitimering via het jaardocument. De Portal bevat bruikbare informatie (zorginhoudelijke beschrijvingen) over topreferente zorg voor geïnteresseerde patiënten, overheid, zorgverzekeraars en verwijzers. De TRF case review comittee geeft een inhoudelijk oordeel over de mate van TRF, de toepasbaarheid van het instrument en de betrouwbaarheid van de verzamelde gegevens en over de relevantie en proportionaliteit van de methode. De pressure cooker moet zicht geven op het proces van doorvertalen (en belemmeringen hierin) van uitontwikkelde zorg naar bekostiging via reguliere zorgprestaties. In het format ten behoeve van het jaardocument wordt aandacht besteed aan de legitimering van de besteding van de middelen van de academische component aan topreferente zorg en aan innovatie en ontwikkeling. De UMC’s nemen in het jaarverslag de rapportage op die zij gebruiken voor de bespreking in het lokale overleg. In de werkconferentie van oktober 2006 is afgesproken dat vanaf 2007 deze verantwoording naast kwalitatief ook een meer kwantitatief karakter zal krijgen. De afspraken over de verantwoording academische component zijn ook vastgelegd in de nota Publieke functies van de UMC’s in een marktomgeving, die de ministeries van VWS en OCW op 20 december 2006 aan de Tweede Kamer hebben aangeboden.
Verantwoording academische component Onderstaand wordt per onderdeel van de academische component de definitie en indicatoren (outputparameters) aangegeven. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar kwantitatieve en kwalitatieve parameters.
112
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 4 LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT
113
Ontwikkeling en Innovatie (O&I) Omvang Landelijk € 138 miljoen; UMCG € 19 miljoen.
Definitie O&I betreft de zogenaamde R&D-functie van de zorg. Dit betekent dat ontwikkelingen worden bedacht, uitgeprobeerd en uitgetest. Deze ontwikkelingen hebben betrekking op de direct patiëntgebonden zorg, maar ook bijvoorbeeld op de organisatie van de zorg. Ook de exportfunctie van kennis behoort hiertoe.
Outputparameters In de nota Publieke functies van de UMC’s in een marktomgeving van december 2006 staan de ijkpunten opgenomen waarmee de UMC’s het onderdeel O&I van de academische component inzichtelijk maken.
Algemeen Het UMCG heeft een belangrijke taak in de ontwikkeling en innovatie van aspecten betreffende de directe patiëntenzorg. Speerpunten zijn het ontwerp en de implementatie van nieuwe zorgvormen en –trajecten, de samenwerking met ketenpartners, de samenwerking met en participatie van patiëntenverenigingen, en de ontwikkeling van nieuwe, op elkaar afgestemde functies voor werkenden in de zorg. Het UMCG fungeert daarmee als één van de bedrijfslaboratoria van de Nederlandse gezondheidszorg waar nieuwe dingen worden bedacht, uitgeprobeerd, gevalideerd en vervolgens zowel binnen als buiten de eigen instelling geïmplementeerd,. Een belangrijke katalysator van ontwikkeling en innovatie is het fundamenteel en klinisch wetenschappelijk onderzoek. Overigens strekt die innovatieve rol zich ook uit over andere terreinen die buiten dit bestek vallen, zoals het medisch onderwijs, de medische opleidingen, overige zorgopleidingen en ICT.
Visie Het UMCG heeft zich uitgesproken over en gecommitteerd aan een visie onder de titel ‘Bouwen aan de toekomst van gezondheid’, een visie waar de oplossing van maatschappelijke vragen rond gezondheid en de (toekomstige) inrichting van de zorg centraal staan. Deze visie heeft ondermeer vorm gekregen door middel van het thema ‘gezond ouder worden’. Het is een visie die uitgaat van de sterke punten van het UMCG en van de unieke regio en relatief stabiele samenstelling van de bevolking van waaruit de instelling opereert. Dit maakt het bijvoorbeeld mogelijk om in longitudinaal onderzoek duizenden mensen langdurig te screenen en in hun gezondheidsontwikkeling te volgen (project ‘LifeLines’), waarbij alle parameters worden betrokken die op de gezondheid van mensen inwerken: genetisch, biologisch, leefgewoonten, omstandigheden, etc. Het resultaat moet zijn dat in het UMCG niet alleen een schat aan kennis voorhanden is over ziek zijn en beter worden maar ook over gezond zijn en gezond blijven. Met het oog hierop wordt bij het UMCG een expertisecentrum ingericht waarin bestaand en nieuw onderzoek rond dit thema wordt gebundeld en waar onderzoeksresultaten toepasbaar worden gemaakt voor preventie en zorg. Naast voorfinanciering door het UMCG uit de academische component wordt er op onderdelen een gedeeltelijke financiering gezocht bij collectebusfondsen, NWO/ZonMW, Europese subsidieprogramma’s en bij het bedrijfsleven.
113
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 4 LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT
114
Meestal gaat het dan om financieringsvormen waarbij het UMCG door middel van matching met ‘eigen’ middelen mee-investeert. Het UMCG beoogt daarnaast versterking van het translationele onderzoek. De meest belangrijke drijfveer hierachter is participatie in grootschalige landelijke (Parelsnoer, TIP, CTMM, BMM, TIGO etc.) en Europese projecten (BBMRI, EATRIS, COPACETIC etc.). Deze drijfveer valt samen met substantiële co-investeringen, zoals middelen uit de de academische component, in zowel de lokale infrastructuur als koppelingen met regionale en landelijke infrastructuren . Internationalisering, bestaande uit het gericht zoeken van samenwerking op bovenstaande gebieden is daarnaast een integraal onderdeel van deze visie. De landelijke en Europese grootschalige projecten trekken veel internationale onderzoekers naar Groningen. De inkomende mobiliteit wordt tevens gedreven door de schaarste op de arbeidsmarkt. De strategische samenwerkingen en allianties die recentelijk zijn gesloten tussen het UMCG en toonaangevende buitenlandse instellingen hebben tevens een positief effect op de uitwerking van dit aspect van de visie.
Toelichting op Ontwikkeling en Innovatie Onderstaand worden een aantal aspecten van de ontwikkelings- en innovatietaak van het UMCG nader toegelicht. Vanuit behaalde resultaten in het verleden worden de resultaten voor 2009 gepresenteerd.
METc goedgekeurde onderzoeksprojecten De Medisch Ethische Toetsingscommissie van het UMCG (METc UMCG) is een door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) erkende commissie. Dit houdt in dat de METc UMCG bevoegd is om oordelen uit te spreken over protocollen voor wetenschappelijk onderzoek met mensen die door één of meer medewerkers van het UMCG worden geëntameerd of waarbij deze betrokken zijn. De bevoegdheid om oordelen uit te spreken is gebaseerd op de Wet Medisch-Wetenschappelijk Onderzoek met mensen (WMO). Met een wijziging van de WMO per 1 maart 2006 is de EU-richtlijn Goede Klinische Praktijken (2001/20/EG) in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Hierdoor is met betrekking tot de beoordeling van wetenschappelijk onderzoek met mensen een onderscheid aangebracht tussen geneesmiddelenonderzoek en niet-geneesmiddelenonderzoek. Om geneesmiddelenonderzoek te mogen beoordelen worden extra eisen aan een erkende commissie gesteld. De METc UMCG voldoet aan deze eisen. De implementatie van de EU-richtlijn Goede Klinische Praktijken (2001/20/EG) heeft, bij de beoordeling van geneesmiddelenonderzoek, mede tot gevolg gehad dat het aantal en de omvang van door de METc UMCG te beoordelen documenten fors is toegenomen. Bij de beoordeling weegt de METc UMCG de wetenschappelijke aspecten van een onderzoeksvoorstel af tegen de bezwaren en de risico’s voor de deelnemers aan een wetenschappelijk onderzoek. De beoordeling van bepaalde soorten medisch-wetenschappelijk onderzoek is voorbehouden aan de CCMO. Naast de bovengenoemde wettelijke taak adviseert de METc de Raad van Bestuur van het UMCG over de uitvoerbaarheid van een wetenschappelijk onderzoek met mensen in het UMCG dat door een andere erkende commissie reeds positief is beoordeeld. Een wetenschappelijk onderzoek met mensen mag niet eerder aanvangen dan nadat een bevoegde commissie een positief oordeel heeft uitgesproken over het onderzoeksprotocol en de uitvoering ervan.
114
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 4 LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT
• •
115
In 2008 zijn in totaal 357 onderzoeksvoorstellen bij de METc UMCG ingediend. In 2009 werden 368 onderzoeksvoorstellen ingediend bij de METC en zijn 166 WMO-oordelen uitgesproken.
Ontwikkelingen Het UMCG investeert met LifeLines en Healthy Aging substantieel in onderzoek conform haar missie. De toekenning van € 40 miljoen vanuit de FES-gelden, gevolgd door nog eens € 26 miljoen vanuit Gedeputeerde Staten in Groningen en het ministerie van Economische Zaken maakt LifeLines een werkelijkheid, waarbij de totale financiering circa € 95 miljoen zal bedragen. Ook het ERIBA (European Research Institute on the Biology of Ageing), gesteund door een subsidie van € 8 miljoen van Gedeputeerde Staten in Groningen en het ministerie van Economische Zaken, plus Koers Noord en provinciale co-financiering (€ 9 miljoen) maakt een sprong richting realisatie van beoogde plannen. Een belangrijke katalysator van ontwikkeling en innovatie is het fundamenteel en klinisch wetenschappelijk onderzoek. Het UMCG beoogt versterking van het translationele onderzoek door onder andere participatie in grootschalige landelijke projecten (PSI, TIP, CTMM, BMM, TIFN, BBMRI). Deze initiatieven hebben geleid tot een kritische massa opgebouwd met excellente onderzoeksgroepen uit de verschillende UMC’s en het bedrijfsleven. Participatie in grote publiek-private projecten heeft zich vertaald in substantiële toename van externe financiering voor innovatie en ontwikkeling in het UMCG. Participatie van het UMCG in Europese projecten, danwel Europese equivalenten van grootschalige Nederlandse consortia op de ESFRI-lijst, danwel in de nieuwe vorm van Joint Programmes zullen de komende jaren substantieel blijven bijdragen aan deze trend. Het UMCG en de RUG zijn nauw betrokken bij talrijke publiek-privaat gefinancierde onderzoeksprojecten. De volgende landelijk gefinancierde projecten met co-investeringen van het UMCG en de RUG zijn illustratief. LifeLines is tevens bij een aantal van deze initiatieven betrokken. 1.
2.
3.
Top Institute Food and Nutrition (TIFN): het UMCG (en de RUG) zijn sinds 2007 partner in dit topinstituut. Er zijn in 2008 zeven projecten van start gegaan, waarvan er in 2009 twee zijn afgerond. Het TIFN krijgt als geheel een vervolgfinanciering van € 40 miljoen uit de FES-gelden voor 2011 tm 2014 onder de noemer TIFNnext (Food and Nutrition Delta). Het UMCG participeert actief in de nieuwe plannen. Top Institute Pharma (TI Pharma): In het Top Institute Pharma participeren het UMCG en de RUG met 14 bij het UMCG ondergebrachte projecten in een samenwerkingsverband tussen bedrijven, universitaire medische centra en universiteiten. Deze 14 projecten vertegenwoordigen een projectomzet van ruim € 17 miljoen. Daarnaast is het UMCG in 2009 partner geworden van (voor het UMCG) twee nieuwe projecten. TI Pharma richt zich op de volgende ziektegerelateerde onderzoekthema’s: hart- en vaatziekten, auto-immuunziekten, oncologie, infectieziekten en aandoeningen aan het centrale zenuwstelsel. De mid-term review laat zien dat het Topinstituut Pharma met haar publiek-private samenwerking van uitzonderlijke waarde is voor het medischfarmaceutisch onderzoek in Nederland. Een onafhankelijk comité heeft dan ook geadviseerd voor continuering van het Topinstituut in deze vorm. Center for Translational Molecular Medicine (CTMM): binnen het CTMM participeert het UMCG/RUG in vijf projecten op het gebied van oncologie en hart- en vaatziekten. Hierin staan centraal de ontwikkeling van medische technologieën om nieuwe, op de persoon toegesneden behandelingen mogelijk te maken. Het betreft een landelijke investering van € 150 miljoen. In 2009 is € 15 miljoen toegekend aan het consortium
115
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 4 LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT
116
Mammoth (met als principal investigator prof. dr. E.G.E. de Vries) als onderdeel van een tweede tranche van landelijke investeringen (€ 100 miljoen). Ook het consortium Prostate Cancer is in 2009 van start gegaan met inbreng vanuit het UMCG. 4. BioMedical Materials (BMM): dit topinstituut richt zich op onderzoek en ontwikkeling van biomedische materialen en heeft zich ten doel gesteld Nederland als wereldleider te positioneren op het gebied van biomedische materialen en het klinische gebruik daarvan. Het UMCG participeert inmiddels in vijf BMM-projecten, waarvan in drie projecten het UMCG de principal investigator is. 5. In het kader van een gezamenlijke call van de Topinstituten Pharma, CTMM en BMM is in 2009 € 28 miljoen beschikbaar gekomen voor onderzoeksvoorstellen Imaging Guided and Targeted Drug Delivery. Recent is bekend geworden dat van de drie door UMCG/ RUG gezamenlijk ingediende projectvoorstellen, er twee zijn gehonoreerd. 6. In 2009 is tevens het project Hersenen en Cognitie van start gegaan met een landelijke subsidie van € 20 miljoen. Het UMCG zal hier in bescheiden vorm in participeren. Het project is onderdeel van het Nationaal Initiatief Hersenen & Cognitie. 7. Transplantatie bij diabetes (€ 11 miljoen totaal). Financiering: FES-gelden (€ 7 miljoen als onderdeel van € 10 miljoen financiering TIGO), Diabetesfonds (€ 1 miljoen), en betrokken partners (€ 3 miljoen). Het UMCG zal een deel van dit initiatief uitvoeren. 8. Parelsnoerinitiatief (PSI): in het PSI zal vanuit Groningen de realisatie van een landelijke biobank Nierfalen centraal staan. Daarnaast zal er actief geparticipeerd worden in de ontwikkeling van de overige zeven ziekte-gebaseerde biobanken. Begin 2010 zal de eerste verzameling van gegevens en monsters van start gaan. In 2009 zijn financiële modellen ontwikkeld voor biobanking als brede faciliteit in het UMCG. In de loop van 2010 zal een nieuw biobanking informatie systeem, een gezamenlijk initiatief van het PSI, LifeLines en de betrokken afdelingen, in gebruik worden genomen. 9. BBMRI: het BBMRI heeft € 22,5 miljoen subsidie ontvangen voor het koppelen van ‘historisch verrijkte’ dataverzamelingen. Alle UMC’s participeren in dit project inclusief LifeLines. 10. NWO-thema ‘Nieuwe Instrumenten in de Gezondheiszorg’: op initiatief van FOM, STW, ICTRegie en ZonMW wordt gewerkt aan een NWO thema ‘Nieuwe Instrumenten in de Gezondheidszorg’ (NIG). Dit initiatief moet leiden tot een forse eenmalige impuls om ‘Centres of Research Excellence’ (CRE) op te richten. Deze CRE’s zijn publiek-private samenwerkingen waarbij een goede en gelijkwaardige samenwerking tussen een TU en UMC richtinggevend is. Het NIG heeft drie doelen: 1. Bijdragen aan de volksgezondheid: borgen van een bemensbare, betaalbare en veilige gezondheidszorg in Nederland. 2. Bijdragen aan de economie: vernieuwen van de bedrijfstak medische instrumentatie in Nederland. 3. Bijdragen aan de wetenschap: Zorgen voor een sterke focus en massa op dit R&D-terrein. Eind 2009 hebben UMCG en RUG gezamenlijk drie centrumvoorstellen ingediend.
Wetenschappelijke Productie en Kwaliteit De kwaliteitsborging van klinisch onderzoek is in 2009 opnieuw onder de loep genomen. Een landelijke commissie zal begin 2010 hierover rapporteren en een lokale implementatie, aanscherping van kwaliteitsbeleid zal kort hierop volgen. De verbeteracties zullen binnen een duidelijk referentiekader (normen, wetgeving, best practice) worden uitgevoerd. Aanleiding hiervan is met name het IGZ rapport over de Propatria studie (een vanuit het UMCU gecoördineerde klinische studie), dat in 2009 is gepubliceerd.
116
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 4 LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT
117
De kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek, waarbij kwaliteit onder andere afgelezen kan worden aan de hand van de geleverde producten zoals bijvoorbeeld de wetenschappelijke publicaties, is internationaal gezien van hoog niveau (zie tabel hieronder) en blijft stijgen.
AANTAL
AANTAL CITATIES
PUBLICATIES
PER ARTIKEL
CPP/FCSM
(1998– 2008)
(1998-2008)
(1998-2008)
107.403
15,61
1,45
10.478
11,86
1,24
Alle UMC’s UMCG
CITATIESCORE
AANTAL PUBLICATIES, CITATIES EN CITATIESCORE (DE GEMIDDELDE WERELD-SCORE IS 1,0. EEN SCORE > 1,0 BETREFT EEN HOGERE SCORE DAN HET WERELDGEMIDDELDE)
Op basis van recente investeringen en de toename van het aantal onderzoekers, wordt een toename van het aantal publicaties verwacht. Ook zijn extra promovendi beurzen uitgereikt, zodat ook op termijn een toename van het aantal promoties wordt verwacht. Hiermee wordt dan de eenmalige daling in het aantal promoties dat zich in 2008 voordeed, na een stijgende tendens in voorliggende jaren, weer omgebogen (zie tabel hieronder).
AANTAL PROMOTIES EN PUBLICATIES
2009
Promoties
140
ISI publicaties
1.550
2008 112 1.516
OVERZICHT AANTAL PROMOTIES EN ISI PUBLICATIES
OPGAAF OMZET 2E, 3E, 4E GELDSTROOOM 2009 T.B.V. AANVRAAG ACADEMISCHE COMPONENT 2009
PROJECTEN
AANTAL 2009 OMZET 2009 (€)
NWO
99
KNAW
4
171.368
128
15.003.670
59
3.548.193
Collectebusfondsen
164
6.261.136
Bedrijven
467
6.700.093
41
4.390.654
402
5.873.758
1364
47.009.610
Overheid (ministerie en overige Nederlandse overheid gelieerd) Europese Unie
Topinstituten Overig (w.o. stichtingen) TOTAAL
5.060.738
BOVENSTAANDE IS EXCLUSIEF Doelmatigheid UMCG/Zorg
117
UMCG | JAARVERSLAG 2009
22
418.897
BIJLAGE 4 LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT
118
Organisatie van Onderzoek Binnen het UMCG wordt onderzoek gedaan naar de oorzaak van ziekte en naar mogelijkheden om de verkregen kennis toe te passen voor diagnose, behandeling en zorg. Het onderzoek is georganiseerd in interdisciplinaire onderzoekinstituten. Deze vorm van organisatie bevordert bij uitstek de wisselwerking tussen het fundamentele en het patiëntgerichte onderzoek, de translationele component. Er zijn vier organisatorisch en thematisch samenhangende onderzoeksgebieden: 1. Chronische Ziekten: Het onderzoek baseert zich op de idee dat nieuw inzicht in de onderliggende oorzaak van ziekten uitzicht biedt op de ontwikkeling van geneesmiddelen, terwijl onderzoek naar de werking van geneesmiddelen bij patiënten weer kennis oplevert over de mechanismen die aan ziekte ten grondslag liggen. Het onderzoek is ingebed in zes onderzoeksprogramma’s binnen het instituut GUIDE-UMCG. 2. Neurowetenschappen: De werking van het menselijk brein. Het onderzoek is ingebed in vier onderzoeksprogramma’s binnen het instituut BCN-BRAIN. 3. Gezondheidswetenschappen: Onderzoek naar factoren die bepalen hoe de kwaliteit van leven ontwikkelt tijdens en na ziekte. Het verwerven van inzicht in de wijze waarop deze factoren op elkaar inwerken en de effectiviteit van bestaande zorgprocessen mede bepalen, kan helpen bij het verbeteren van de zorg. Het onderzoek is ingebed in vijf onderzoeksprogramma’s binnen het instituut SHARE. 4. Biomaterialen: Onderzoek op het gebied van de medische biotechnologie met speciale aandacht voor biomaterialen, implantaten en methoden voor weefselregeneratie. Het onderzoek omvat vier onderzoeksprogramma’s en is ingebed in het W.J. Kolff Institute for Biomedical Engineering and Material Sciences (voorheen het BMSA instituut genoemd). Bovengenoemde instituten functioneerden tot 2009 binnen de context van de Graduate Schools GUIDE/BMSA, BCN en SHARE. In 2009 zijn deze drie Graduate Schools gebundeld in één overkoepelende Graduate School organisatie, genaamd de Groningen Graduate School for Medical Sciences. In deze Graduate School zijn naast de promovendi opleidingen ook de op onderzoek gerichte UMCG (top)masteropleidingen ondergebracht op het gebied van life sciences en de health sciences en het MD/PhD traject.
Vermarkten van kennis Met regelmaat zijn producten van de ontwikkelfunctie van het UMCG commercieel interessant en worden ze met of door private partijen verder gebracht. In dat geval spreekt men van kennisvalorisatie. Kennisvalorisatie omvat contract- en contactonderzoek in samenwerking met private partners, maar ook de verkoop of licentiering van patenten en de vorming van zogenoemde spin-outbedrijven. De hieruit voortvloeiende gelden maken extra investeringen in fundamenteel onderzoek mogelijk. Lokaal worden deze activiteiten sinds eind 2007 ondersteund door de Stichting Business Generator Groningen, (SBGG, gefinancierd middels de SKE-regeling). Daarnaast bestaan veel van de landelijke grootschalige projecten uit publiekprivate samenwerkingen in de pre-concurrentiële sfeer. Hetzelfde geldt voor veel van de Europees gefinancierde consortia. Deze initiatieven bieden op termijn een breed scala aan mogelijkheden voor kennisvalorisatie.
118
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 4 LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT
119
Topreferente zorg (TRF) Omvang Landelijk € 467 miljoen; UMCG € 62 miljoen.
Definitie Topreferente zorg is voor patiënten die zijn aangewezen op schaarse kennis, kunde en infrastructuur en voor wie de zorg in directe verbinding staat met het fundamenteel en toegepast wetenschappelijk onderzoek. Deze zeer specialistische patiëntenzorg gaat gepaard met bijzondere diagnostiek en behandeling, en waarvoor geen verdere doorverwijzing meer mogelijk is. Patiënten worden hiervoor specifiek naar een UMC als last resort verwezen. Topreferente zorg in het UMCG is in meerdere opzichten complex. Vaak is de aandoening zeldzaam, presenteert deze zich bij de patiënt in de vorm van meerdere problemen tegelijk en kent de behandeling ervan een onvoorspelbaar verloop. Dat resulteert in een grote ‘zorgzwaarte’: het te doorlopen zorgtraject is veelal uniek per patiënt en moet telkens nauwgezet op maat worden ontworpen, uitgevoerd, tussentijds bijgesteld en grondig geëvalueerd. Voor topreferente zorg is dan ook bijzondere expertise noodzakelijk. Die kan alleen ontstaan vanuit een sterke interactie tussen patiëntenzorg en (klinisch) wetenschappelijk onderzoek en de infrastructuur (inclusief apparatuur, bijvoorbeeld voor stereotactische radiotherapie tijdens operatie’s) zoals het UMCG die onderhoudt. Topreferente zorg heeft innovatieve trekken en is ten opzichte van activiteiten in de reguliere zorg relatief duur. In de praktijk gaat het bij topreferente zorg vaak om verlieslatende activiteiten in de zorg, die zonder bijplussen vanuit de academische component niet uitvoerbaar zijn. Bepaalde vormen van topreferente zorg kunnen in de tijd uitontwikkelen en evolueren naar min of meer reguliere zorg, al dan niet gereguleerd via de WBMV (Wet op Bijzondere Medische Verrichtingen).
Outputparameters Kwantitatief Het is van groot maatschappelijk belang vast te stellen of de topreferente zorg in Nederland enerzijds voldoende is geconcentreerd en anderzijds wel voldoende geografisch is gespreid. De concentratie is van belang voor de instandhouding van de kennisinfrastructuur die nodig is voor deze vormen van zorg. De spreiding is van belang om deze vormen van zorg ook bereikbaar te laten zijn voor iedere Nederlander. De UMC’s garanderen gezamenlijk dat er voor iedere vorm van topreferente zorg tenminste één UMC beschikbaar is dat de benodigde zorg kan leveren. Het UMCG heeft, zonder andere UMC’s in de directe nabijheid, in een relatief groot adherentiegebied (de drie Noordelijke provincies, Twente, de kop van Overijssel en de kop van Noord Holland) een belangrijk aandeel in topreferente zorg. De legitimering van de TRF is mede gebaseerd op het TRF case review committee. Door de NFU is een audit-commissie ingesteld, die in elk UMC een beeld moet vormen van de herkomst van de patiënten en die een deskundig oordeel moet geven op de vraag of het een topreferente patiënt betreft. Daarmee geeft de audit-commissie dus zicht op de omvang van het aantal topreferente patiënten per UMC. In het najaar van 2007 zijn door de Case
119
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 4 LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT
120
Review Committee (CRC) bezoeken afgelegd aan de afdelingen Neurologie van het AMC en het UMC Utrecht. Middels een medical audit van de CRC is het topreferente aandeel van de patiëntenzorg in beeld gebracht. Ter voorbereiding op deze audits is een instrument ontwikkeld dat is toegepast op een steekproef van 2x100 statussen van (gerandomiseerde) patiënten vanuit een organisatorische eenheid (dagbehandeling versus kliniek) en met een nader omschreven diagnose (subarachnoidale bloeding en herseninfarct). De CRC heeft de resultaten van de scores gebruikt ter voorbereiding op het bezoek aan de afdelingen. De CRC heeft: • een inhoudelijk oordeel gegeven over de mate van TRF • een oordeel gegeven over de toepasbaarheid van het instrument en de betrouwbaarheid van de verzamelde gegevens • een oordeel gegeven over relevantie en proportionaliteit van de methode. Tijdens de jaarlijkse conferentie is een terugkoppeling gegeven van de bevindingen. Daaruit bleek dat zeker nog nadere uitwerking nodig is en dat kan worden aangesloten bij de ontwikkeling van de portal door daarop aantallen, infrastructuur en wetenschappelijke publicaties te koppelen aan de beschrijvingen. Kwalitatief Na een eerdere werkconferentie van de NFU met het ministerie van VWS, ZN en het ministerie van OCW op 27 oktober 2006 is besloten De Lijst van TRF’s te verbeteren. Dit door beschrijvingen aan de lijst toe te voegen en te beginnen met een Portal. Ter voorbereiding op die werkconferentie hadden de UMC’s in 2006 ongeveer 80 beschrijvingen gemaakt. De betiteling per TRF was vrijgelaten. Tevens was afgesproken het aantal TRF’s per huis voorlopig tot 100 te beperken. De enige indeling was een groepering in 20 hoofddiagnosegroepen (vrijwel conform ICD-10). De meeste beschrijvingen volgen min of meer de indeling die was gevraagd, maar kunnen ook afwijkend zijn. Het resultaat is een groot aantal TRF’s waarvan circa 10% met een beschrijving. Om zicht te hebben en te houden op de concentratie en spreiding van topreferente zorg in Nederland, is door de NFU gekozen voor een Portal voor patiënten en verwijzers. Via deze Portal kunnen topreferente patiënten worden verwezen naar het UMC, dat in de gewenste topreferente functie uitblinkt. Er is gewerkt naar een Portal dat voor geïnteresseerde patiënten bruikbare informatie bevat (inclusief verwijzingen naar elders te vinden gegevens). Dit betekent dat de beschrijvingen zorginhoudelijk georiënteerd en gemakkelijk leesbaar zijn en dus niet bijvoorbeeld kwantitatief of financieel. De verdere formattering is behaald door te kijken naar de betiteling van de TRF en de beschrijvingen. Een en ander biedt tegelijkertijd (aan de overheid, zorgverzekeraars en verwijzers) een overzicht van de topreferentiefuncties. Deze portal wordt momenteel nog verder vervolmaakt.
Voorbeelden van topreferente zorg Hieronder volgt een aantal voorbeelden binnen het UMCG van specifieke technologie en specifieke expertise op het terrein van topreferente zorg.
1. Aangeboren en verworven afwijkingen van het steun-en bewegingsstelsel bij kinderen Het UMCG is op het gebied van de multidisciplinaire kinderorthopedie een topreferente kliniek. Er zijn speciale multidisciplinaire spreekuren voor Spina Bifida (SB) (een ‘open rug’), Cerebrale Parese (CP, vroeger bekend als ‘spasticiteit’), skeletdysplasie (groeistoornissen van de botten), aangeboren afwijkingen van de benen (onderste extremiteiten) en voor het syndroom van Marfan en andere erfelijke bindweefselaandoeningen. De kinderorthopedie speelt een belangrijke rol in deze multidisciplinaire spreekuren.
120
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 4 LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT
121
In het UMCG functioneert een oncologisch centrum, waarin de kinderorthopedie een belangrijke inbreng heeft. Het UMCG geldt als centrum voor de behandeling van afwijkingen aan de wervelkolom, zowel aangeboren als verworven. Voor kinderen en adolescenten met scoliose (zijdelingse verkrommingen van de ruggengraat) en andere afwijkingen van de wervelkolom functioneert het UMCG niet alleen als regionaal maar ook landelijk als referentie centrum. Betrokken disciplines zijn: kinderneurologie, kindergeneeskunde, kinderrevalidatie, kinderneurochirurgie, kinderurologie, oncologie, kinderreumatologie en kinderorthopedie. Er functioneert een sarcoom groep: de afdelingen orthopedie, chirurgie, interne oncologie, radiotherapie, radiologie, pathologie en kinderoncologie. Bij de tweewekelijkse CP-spreekuren zijn betrokken: kindergeneeskunde, kinderneurologie, kinderrevalidatie en kinderorthopedie. Bij het Marfan-spreekuur (eens in de twee maanden) zijn betrokken: kindercardiologie, kinderoogheelkunde, klinische genetica en kinderorthopedie. De patiënten bezoeken op één dag alle betrokken deelspecialisten. Deze geven na onderling overleg een geïntegreerd advies. Bij het skeletdysplasie spreekuur (eens in de twee maanden) zijn betrokken de klinisch geneticus, kinderrevalidatie, kinderorthopedie en indien gewenst een kinderendocrinoloog. Voor de kinderreumatologie vormt het UMCG een verwijscentrum.
2. Blaarziekten: epidermolysis bullosa (EB) en auto-immuunblaarziekten (pemphigus, pemfigoïd, dermatitis herpetiformis) Epidermolysis bullosa is een ernstige aangeboren huidaandoening met blaarvorming na stoten, wrijven of slikken, zowel op de huid als op de slijmvliezen. De aandoening gaat gepaard met zeer uitgebreide, complexe en ingrijpende problematiek die een multidisciplinaire benadering vraagt. De aandoening kan zich uiten in een overstelpend aantal problemen, zoals littekenvorming, kwellende jeuk, pijn, mondverkleining, slokdarmvernauwing, luchtpijpvernauwing, groeiachterstand, bloedarmoede en vergroeiingen van de handen, met als gevolg problemen als bijvoorbeeld vermoeidheid, niet goed kunnen ademhalen of slikken, slechte conditie en achterstand in zowel de motorische als psychosociale ontwikkeling. Sinds 1992 bestaat er in het UMCC het multidisciplinaire EB-team met als doel het bieden van optimale en snelle diagnostiek en behandeling aan EB-patiënten. Het EB-team heeft het grootste aantal betrokken disciplines van alle andere multidisciplinair werkende teams in Nederland. Naast de interdisciplinaire behandeling, is ook de continuïteit van zorg gewaarborgd door een care manager in het UMCG samen met een consulent EB via de patiëntenvereniging DEBRA Nederland. Voor patiënten met pemphigus en bulleus pemfigoid biedt het Centrum voor Blaarziekten wekelijkse consultaties met multidisciplinaire benadering, snelle diagnostiek en uitgebreide patiënteneducatie. 95% van de patiënten met blaarziekten in het UMCG ontvangt topreferente zorg. Bij de zorg zijn de volgende specialisten/disciplines betrokken: dermatoloog, verpleegkundig consulent, plastisch chirurg, revalidatie-arts, kinderarts, internist, kno-arts, orthopedisch chirurg, gastro-enteroloog, tandarts, kaakchirurg, oogarts, klinisch geneticus, anesthesioloog, pijnconsulent, diëtiste, ergotherapeut, logopediste, psycholoog, maatschappelijk werker, orthopedisch schoenmaker. Vanuit het laboratorium en de fundamentele disciplines zijn betrokken: biochemie, pathologie en immunologie. Voorkomen: De incidentie van EB is naar schatting 1 op de 20.000 geboorten per jaar. In het UMCG zijn er tot augustus 2008 306 patiënten met EB geregistreerd van wie 40 met de zeer ernstige vorm en waarvan er 12 nog in leven zijn. Het UMCG behandelt naar schatting 90% van alle patiënten in Nederland met EB voor diagnostiek en behandeling. In Nederland leven ongeveer 725 mensen met EB en worden er jaarlijks 20 kinderen met EB geboren. In 2008 waren er voor de autoimmuunblaarziekten 103 klinische consulten, waarvan 42 (41%) van buiten
121
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 4 LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT
122
het eigen adherentiegebied. Voor de laboratorium diagnostiek geldt dat er 168 patiënten zijn gediagnosticeerd waarvan 76 (45%) van buiten het eigen verzorgingsgebied. De desmogleïne ELISA diagnostiek voor pemphigus geldt dat het UMCG 100% van alle verwijzingen heeft.
3. ICSI/IUI, MESA/PESA en TESE, bijzondere vormen van IVF ICSI Als de kwaliteit van het zaad zodanig slecht is dat verwacht mag worden dat er bij de gewone IVF geen bevruchtingen tot stand komen, of als bij IVF al is gebleken dat de eicellen niet bevrucht raken, kan tot ICSI worden besloten. ICSI staat voor Intra Cytoplasmatische Sperma Injectie. Dit is een techniek waarbij in het laboratorium in iedere rijpe eicel die is verkregen één zaadcel naar binnen wordt gebracht. Om voor ICSI in aanmerking te komen moeten de uitslagen van de testen op hepatitis-B en HIV bij man en vrouw negatief zijn. Verder moet de man een chromosomenonderzoek hebben laten verrichten om een eventuele erfelijke oorzaak van de slechte kwaliteit van zijn zaad te kunnen aantonen of uitsluiten. Mocht er een chromosomale afwijking worden gevonden, dan is een gesprek op de polikliniek erfelijkheidsvoorlichting aangewezen om de consequenties voor het kind te bespreken. IUI (Intra-uteriene inseminatie) IUI is een methode waarbij met een dun slangetje zaad in de baarmoeder (intra-uterien) van de vrouw wordt gebracht (inseminatie). Dit gebeurt nadat uit het zaad van de partner de best bewegende zaadcellen zijn geïsoleerd. Het zaad wordt eerst nagekeken onder de microscoop. Daarna wordt getracht de levende zaadcellen te scheiden van zowel de vloeistof waarin ze zaten als van de dode zaadcellen, dit kan enkele uren duren. Het aantal levende en goed beweeglijke zaadcellen bepaalt of de test goed is. De uitslag van de test is meestal na enkele dagen verwerkt. De behandeling wordt maximaal zes maal gedaan. De volgende stap na IUI is de IVF-behandeling. MESA/PESA en TESE Soms worden er geen zaadcellen in het sperma aangetroffen (azoöspermie). Dit betekent niet altijd dat er geen zaadcellen worden geproduceerd. Er kan namelijk ergens een afsluiting in de zaadleiders of in de epididymis (de bijbal) zitten waardoor de zaadcellen niet naar buiten kunnen komen. Soms is de productie van zaadcellen zo minimaal dat er ook sprake is van azoöspermie. Als er een afsluiting wordt verwacht kan MESA (Microchirurgische Epididymale Sperma Aspiratie) worden uitgevoerd om aan zaadcellen te komen. Hierbij wordt via een operatieve ingreep vocht uit de bijbal gezogen. Een andere techniek om vocht uit de bijbal te zuigen is PESA (Percutane Epididymale Sperma Aspiratie). Hierbij worden zaadcellen uit de bijbal verkregen door middel van een punctie door de huid. Wanneer in het vocht dat met MESA/PESA wordt verkregen geen zaadcellen worden aangetroffen dan kan besloten worden tot TESE (TEsticulaire Sperma Extractie). Hierbij wordt een stukje weefsel (biopt) uit de testikel gehaald. Onder de microscoop wordt vervolgens de zaadproductie beoordeeld en worden jonge zaadcellen uit dat weefselstukje geïsoleerd. Met MESA/PESA of TESE wordt meestal maar een klein aantal zaadcellen verkregen. Daarom kan er alleen met een ICSI behandeling een kans op bevruchting en zwangerschap worden verkregen en niet met ‘gewone’ IVF. Zaadcellen die via MESA/PESA of TESE worden verkregen, kunnen worden ingevroren voor later gebruik. Het voordeel hiervan is dat de ingreep bij de man dus los van de ICSI behandeling van de vrouw kan worden uitgevoerd. Bovendien is het dan zeker dat er zaadcellen zijn voor de bevruchting. In Nederland is TESE nog niet toegestaan. MESA/PESA wordt alleen in het kader van een onderzoek uitgevoerd in een aantal centra, waaronder het UMCG.
122
UMCG | JAARVERSLAG 2009
BIJLAGE 4 LEGITIMERING ACADEMISCHE COMPONENT
123
UMCG | JAARVERSLAG 2009
123
COLOFON Samenstelling en redactie UMC-staf Ontwerp, opmaak en fotografie Gravis Ontwerpers Productie Drukkerij Tienkamp
© Universitair Medisch Centrum Groningen, 2010
Hanzeplein 1 Postbus 30 001, 9700 rb Groningen
Universitair Medisch Centrum Groningen
20