Universitair Medisch Centrum Groningen
Jaarverslag 2011
Maatschappelijk verslag
31 mei 2012
2
INHOUD Voorwoord Raad van Bestuur Voorwoord Raad van Toezicht
4 6
1
Uitgangspunten van de verslaggeving
6
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.4
Profiel van de organisatie Algemene identificatiegegevens Structuur van het concern Kerngegevens Kernactiviteiten en nadere typering Kerncijfers Werkgebieden Samenwerkingsrelaties
8 8 8 11 11 12 18 18
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap Normen voor goed bestuur Raad van Bestuur Raad van Toezicht Bedrijfsvoering Cliëntenraad Medezeggenschap
24 24 24 27 30 36 37
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.5 4.5.1 4.5.2 4.6 4.6.1 4.6.2 4.6.3 4.6.4 4.6.5 4.6.6 4.7
Beleid, inspanningen en prestaties Meerjarenbeleid Algemeen beleid verslagjaar Patiëntenzorg Innovatie en ontwikkeling Onderwijs en opleidingen Bouw en Infrastructuur Algemeen kwaliteitsbeleid Kwaliteitsbeleid ten aanzien van patiënten/cliënten Kwaliteit van zorg Klachten Veiligheid Kwaliteit ten aanzien van medewerkers Personeelsbeleid Kwaliteit van het werk Samenleving en belanghebbenden Economische rol in de regio Taken in de regio Milieu Dialoog met belanghebbenden Bereikbaarheid Sponsoring Financieel beleid
39 39 42 42 46 54 63 65 68 72 77 80 82 82 87 89 89 90 94 97 99 99 101
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Nevenfuncties Raad van Bestuur Nevenfuncties Raad van Toezicht Legitimering academische component 2011
104 106 108
Het Financieel jaarverslag is als afzonderlijk verslag gemaakt en gedeponeerd bij www.jaarverslagenzorg.nl.
3
Voorwoord Raad van Bestuur Met veel genoegen bieden wij u het jaarverslag 2011 aan van het Universitair Medisch Centrum Groningen, het UMCG. In dit jaarverslag gaan wij in op ons beleid en de belangrijkste resultaten in 2011 op onze vier kerntaken: patiëntenzorg, onderzoek, onderwijs en opleiding. De activiteiten van het UMCG op deze vier gebieden zijn nauw met elkaar verweven. Gezond en actief ouder worden Ook in 2011 is in het verlengde van onze missie ‘Bouwen aan de toekomst van gezondheid’ heel hard gewerkt aan Healthy Ageing: gezond en actief ouder worden. Hiermee leveren we een belangrijke maatschappelijke bijdrage aan het boeken van gezondheidswinst en de beperking van de stijging van de zorgkosten als gevolg van veroudering. Onderzoeksinstituut ERIBA uniek Nieuwe behandelingen en (preventieve) maatregelen die bijdragen aan gezond ouder worden, beginnen bij fundamenteel onderzoek. Kennis over factoren die van invloed zijn op gezondheid vergaart het UMCG onder andere met ERIBA (European Institute for the Biology of Ageing), waar wetenschappers fundamenteel onderzoek doen naar verouderingsprocessen. Daarbij werkt het UMCG samen met de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), hogescholen, overheden en bedrijfsleven. Met de bouw en inrichting van het instituut en het aantrekken en faciliteren van onderzoekers, is tot en met 2014 een bedrag van € 49 miljoen gemoeid. De gekozen opzet en de hoogte van de investering maken ERIBA uniek, niet alleen voor Groningen, maar voor heel Nederland. In 2011 zijn grote stappen gezet richting de volledige realisatie van ERIBA. Eind 2011 waren 9 van de maximaal 15 onderzoeksgroepen waarvoor plaats is binnen ERIBA, geformeerd. Met andere internationale topwetenschappers zijn nog gesprekken gaande. In juni 2012 worden de eerste drie verdiepingen van het gebouw opgeleverd. De overige verdiepingen volgen over een jaar. ERIBA bewijst nu al haar waarde; uit het onderzoek van de nieuwe afdeling Verouderingsbiologie/ERIBA zijn al meerdere wetenschappelijke publicaties voortgekomen, waarvan één in Science tot een van de tien grootste wetenschappelijke doorbraken in 2011 is uitgeroepen. Focus op topreferente en complexe zorg Het UMCG focust op topreferente zorg, complexe zorg en complexe patiënten. De komende tijd maken we concrete portfoliokeuzes voor de verschillende specialismen en daarmee voor het UMCG als geheel. Tegelijkertijd maken we ons zorgen over de continuïteit van de basiszorg in Noord-Nederland. Daar maken we afspraken over met andere zorgaanbieders in de regio. Vanuit de inhoud kijken we wie welke zorg het best kan aanbieden. Daarbij zijn kwaliteit (voldoen aan de volumenormen) en doelmatigheid belangrijke criteria. Zorg waarvan de continuïteit niet is geborgd in de regio, zullen we niet afbouwen. Patiëntveiligheid hoogste prioriteit In 2011 is op het gebied van patiëntenzorg voortgang geboekt. Onze medewerkers hebben zich hier hard voor ingespannen. Maar uit signalen van toezichthouders, certificerende instanties, zorgverzekeraars en interne auditors blijkt tegelijkertijd, dat we patiëntveiligheid en communicatie en informatievoorziening naar patiënten nog verder moeten verbeteren. Bij 4
patiëntveiligheid gaat het vooral om het gebruik van protocollen, de dubbelcheck van medicatie, identificatie van de patiënt en het toepassen van de checklist voor het operatieve proces. In 2012 voeren we verschillende verbetermaatregelen door binnen deze en andere thema’s van het landelijke VMS veiligheidsprogramma. Ons motto hierbij is: ‘Ik doe het!’. Want veilige zorg is er alleen als we het allemaal doen. Hogere studierendementen en grotere instroom specialistische vervolgopleidingen Ons beleid gericht op het verhogen van de studierendementen in het onderwijs (geneeskunde, bewegingswetenschappen en tandheelkunde), dat mede in samenspraak met de RUG is ingezet, is in het studiejaar 2010/2011 aangevuld met de invoering van het Bindend Studie Advies (BSA). Het effect daarvan op de propedeuserendementen is substantieel geweest. Met de komst van het derde cohort studenten in de International Bachelor in Medicine is deze opleidingsvariant nu volgroeid. Het 'global health'profiel van de International Bachelor trekt een gemotiveerde internationale studentenpopulatie en geeft daarmee een grote impuls aan de internationalisering van het onderwijs. Het heeft ons verheugd dat de instroom in de medisch specialistische en tandheelkundige vervolgopleidingen (incl. bètavervolgopleidingen) in 2011 is uitgebreid met 25 plaatsen. Deze uitbreiding is heel belangrijk met het oog op de toekomstige beschikbaarheid van specialisten in onze regio, en dus uiteindelijk ook voor de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg van de bevolking in Noord-Nederland. Doelmatigheidsprogramma De financiële middelen voor het realiseren van onze ambities in patiëntenzorg, onderzoek, onderwijs en opleiding, nemen af en worden onzekerder. Om de nieuwe bezuinigingsmaatregelen van de ministeries van VWS en OCW te kunnen opvangen en het UMCG financieel toekomstbestendig te maken, moesten wij ingrijpende maatregelen treffen. We voeren een doelmatigheidsprogramma van € 41 miljoen uit, dat loopt van 2011 tot 2013. Dit programma ‘Klaar voor de Toekomst’ is tevens nodig om financiële ruimte te creëren voor onze beleidsmatige prioriteiten, waaronder Healthy Ageing, topreferente functie voor complexe zorg, kwaliteit en veiligheid, en een nieuw ZIS/EPD. Ambitieus in uitdagende tijden Het UMCG staat de komende jaren voor grote uitdagingen. Die gaan we niet uit de weg. Met de inzet en grote motivatie van de UMCG-medewerkers zullen we, ook in deze tijd van bezuinigingen, onze ambities als academisch kenniscentrum overeind kunnen houden en onze verantwoordelijkheid voor goede, toegankelijke zorg binnen het UMCG gestalte kunnen geven. Wij voelen ons betrokken bij de zorg in de regio en werken daarom nauw samen met andere zorgaanbieders. Wij blijven verder bouwen aan de toekomst van gezondheid. Over vijf jaar wil het UMCG nationaal en internationaal hét centrum voor Healthy Ageing zijn, waar onderzoek, zorg, opleiding en onderwijs van het hoogste niveau zijn. In de patiëntenzorg willen we ons concentreren op topreferente en complexe patiënten en hun de beste zorg bieden. Om blijvend te kunnen excelleren in patiëntenzorg en onderzoek, willen we de hoge kwaliteit van ons onderwijs en onze opleidingen handhaven. Bert Bruggeman, Voorzitter Raad van Bestuur 5
Voorwoord Raad van Toezicht Op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is de Raad van Toezicht belast met het houden van toezicht op al wat het Universitair Medisch Centrum Groningen aan gaat. Concrete wettelijke bevoegdheden bestaan uit het benoemen en ontslaan van leden van de Raad van Bestuur, het goedkeuren van het bestuursreglement, de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag. De Raad van Toezicht neemt bij de uitoefening van zijn bevoegdheden de per 1 januari 2010 vernieuwde Governancecode UMC’s in acht. Kwaliteit en Veiligheid waren ook in 2011 vaste agendapunten van het overleg van de Raad van Toezicht. In het kader van het toezicht wordt niet alleen gekeken naar hoe de systemen werken, maar ook naar de cultuur rondom patiëntveiligheid. In het UMCG wordt hard gewerkt aan verbeteringen en de Raad van Toezicht stimuleert dat waar mogelijk. De Raad van Toezicht is verheugd dat in 2011 voor het eerst de vruchten zichtbaar worden van het fundamenteel onderzoeksinstituut ERIBA. Hier wordt ook in de komende jaren nog veel van verwacht. In 2011 heeft de Raad van Toezicht zich intensief beraden op de toekomst van het UMCG en de te stellen eisen aan de Raad van Bestuur, vanwege het geplande vertrek van de voorzitter en een lid van de Raad van Bestuur in 2012. De Raad van Toezicht kiest daarbij voor continuïteit van beleid, met ruimte voor vernieuwing in het bestuur. De Raad van Toezicht heeft begin 2012 besloten de heer Aartsen, sinds 1 mei 2008 lid van de Raad van Bestuur, per 1 juli 2012 te benoemen tot voorzitter van de Raad van Bestuur. Het is de bedoeling om in 2012 twee nieuwe bestuurders aan te trekken, een medicus en een financieel deskundige. Ook de continuïteit van de financiering van het UMCG was een belangrijk issue. Nu de marktwerking steeds meer effecten krijgt en bezuinigingen elkaar opvolgen, worden scherpere keuzes noodzakelijk. De Raad van Toezicht hecht grote waarde aan het op orde hebben van de financiële huishouding. Een zorgvuldig proces om de bezuinigingen in te vullen en scherp onderhandelen met de verzekeraars en het ministerie van VWS hebben ervoor gezorgd dat het UMCG nog steeds een solide organisatie is. Voor de komende jaren zal het een grote uitdaging blijven om de rol die het UMCG nu vervult regionaal en landelijk te kunnen blijven vervullen. Samenwerkingsovereenkomsten met zorginstellingen in de regio over basiszorg zijn hierbij belangrijk. Dit zal grote inspanningen van een ieder van ons vergen.
Hans Alders, voorzitter Raad van Toezicht
6
1
Uitgangspunten van de verslaggeving
Voor dit jaarverslag volgt het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) het stramien uit de Jaarverantwoording Zorginstellingen 2011, opgesteld door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Voor een brede groep belanghebbenden en geïnteresseerden is een verkort verslag gemaakt, te vinden op www.umcg.nl. Bij het opstellen van dit verslag zijn de adviezen en uitkomsten van benchmarks van diverse interne en externe gremia, die wij mochten ontvangen naar aanleiding van ons jaarverslag over 2010, meegenomen. Ook dit jaar ontvangen wij graag uw aanbevelingen over dit jaarverslag. Deze kunt u richten aan UMCG, UMC-staf Communicatie, Postbus 30.001, 9700 RB, Groningen dan wel aan
[email protected]. De jaarrekening, het zogenaamde digitaal maatschappelijk verslag (DigiMV) en de bijlagen zijn integraal gedeponeerd en opvraagbaar bij www.jaarverslagenzorg.nl. De IGZ (Inspectie voor de Gezondheidszorg) prestatie-indicatoren over 2011 zijn bij www.ziekenhuizentransparant.nl gedeponeerd. De indicatoren Zichtbare Zorg Ziekenhuizen en de indicatoren Zichtbare Zorg Geestelijke GezondheidsZorg over 2011 zijn eveneens bij https://www.zizoportal.nl/ gedeponeerd. De IGZ- en Zichtbare Zorg indicatoren maken deel uit van dit DigiMV. De jaarrekening is conform wettelijke voorschriften gecontroleerd door de externe accountant. Voor de overige gegevens geldt geen wettelijke controleplicht. Deze gegevens zijn veelal wel onderdeel van de interne planning & control-cyclus, waarin diverse waarborgen op het gebied van administratieve organisatie en interne controle zijn opgenomen. In het deel Financieel jaarverslag wordt zowel verantwoording over het UMCG (de enkelvoudige jaarrekening) als ook over de gelieerde entiteiten (de geconsolideerde jaarrekening) afgelegd. Dit is in overeenstemming met de Regeling Jaarverslaglegging Zorginstellingen, waarin de plicht tot consolidatie van rechtspersonen, die tot een groep behoren, is vastgelegd. De overige verantwoordingsaspecten, waaronder de niet-financiële outputparameters van de kerntaken richten zich alleen op het UMCG, tenzij anders vermeld. Deze verantwoordingsaspecten zijn opgenomen in dit jaarverslag.
7
2
2.1
Profiel van de organisatie
Algemene identificatiegegevens
Naam verslagleggende rechtspersoon Adres Postcode Plaats Telefoonnummer Email adres Identificatienummer Kamer van Koophandel Internetpagina
2.2
Universitair Medisch Centrum Groningen Postbus 30.001 9700 RB Groningen 050-3616161
[email protected] 01169570 www.umcg.nl
Structuur van het concern
Juridische structuur De publiekrechtelijke rechtspersoon Academisch Ziekenhuis Groningen (AZG) handelt sinds 2005 onder de naam UMCG. Het UMCG is een samenwerkingsverband tussen het AZG en de Faculteit Medische Wetenschappen (FMW), onderdeel van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Naast het UMCG wordt de UMCG-groep gevormd door een aantal aan het UMCG verbonden groepsmaatschappijen, waarin een beleidsbepalende invloed kan worden uitgeoefend, te weten : GIL Bravo ’96 BV GIL Bravo ’99 BV GIL Bravo ‘01 BV GIL Bravo ‘02 BV Hanze Stichting RAV/AZG BV Stichting Academische Huisartsenpraktijk Stichting Thomassen à Thuessink Stichting BEA (Bewegen en Ademhalen) Stichting Duizendpoot Stichting voor Erfelijkheidsvoorlichting Stichting Pathologisch Laboratorium Assen/Emmen Stichting Prenatale Screening Noord-Oost Nederland Stichting RAV/AZG Stichting Triade Stichting Zorgaanbod Hanzekliniek UMCG Research BV UMCG Services BV Universitair Centrum voor Esthetische Chirurgie BV Verloskundige Stadspraktijk BV
8
Organisatorische structuur / bestuursmodel Het UMCG is een lijnorganisatie met decentraal integraal management, dat handelt binnen de door de Raad van Bestuur afgegeven kaders. Het organogram van het UMCG is in figuur 1 weergegeven. Er zijn zes sectoren: ‘Langdurige zorg en vaten’, ‘Kortdurende zorg en buik’, ‘Kinderen, voortplanting, revalidatie, psychiatrie’, ‘Oncologie’, ‘Ondersteunende specialismen’ en ‘Ontwikkeling en overdracht’. Elke sector heeft een directeur en eigen ondersteuning in de vorm van een bedrijfsbureau. De overige ondersteuning vindt plaats door de UMC-staf, ICT / Functioneel & Gegevensbeheer / Medische Techniek, Facilitaire Dienst en Bouw & Infrastructuur. Medezeggenschapsstructuur Op grond van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) vindt via de Ondernemingsraad (OR) van het UMCG de medezeggenschap van medewerkers plaats. De OR bestaat uit vijftien leden. Zes keer per jaar vindt er een overlegvergadering plaats tussen de OR en de Raad van Bestuur. De sectoren en de ondersteunende onderdelen hebben hun eigen medezeggenschapsorgaan — Onderdeelcommissies (OC) — met een volgens de WOR zelfstandig advies- en instemmingsrecht. De WHW (Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek) bepaalt dat het Stafconvent meewerkt aan het bestuur van het ziekenhuis overeenkomstig de in het bestuursreglement te stellen regelen. In het Stafconvent zijn de medisch specialisten vertegenwoordigd. Aan de vergaderingen nemen de afdelingshoofden deel. Het Stafconvent stelt zich ten doel om een inbreng te leveren bij de vorming van het beleid op het gebied van de patiëntenzorg, het onderzoek en het onderwijs. Het bestuur van het Stafconvent heeft tweewekelijks overleg met de Raad van Bestuur. Studenten hebben een stem via de Onderzoek- en Onderwijsraad (O&O-raad). De O&O-raad bestaat uit veertien leden. Hiervan zijn zeven student, de andere zeven leden zijn personeelsleden waarvan vier gekozen leden uit de OR, en drie leden uit de OC’s. Patiënten oefenen medezeggenschap uit via de Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen, de CRAZ. Voor organisatorische, operationele aangelegenheden, zoals de organisatie van zorg, huisvesting en dergelijke, worden in principe via Zorgbelang Groningen, patiënten(verenigingen) ingeschakeld. Toelatingen Zorginstellingen die zorg willen aanbieden die op grond van de Zorgverzekeringswet of AWBZ voor vergoeding in aanmerking komt, hebben een toelating in het kader van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) nodig. Daarmee kan worden nagegaan of de instelling aan bepaalde eisen voldoet. Het UMCG is een toegelaten instelling met instellingsnummer 1435.
9
Ondernemingsraad O&O-raad
Raad van Toezicht
Stafconvent Raad van Bestuur CRAZ
Facilitaire Dienst
UMC-staf Beleidsontwikkeling en UMCG-brede control
Bouw & Infrastructuur
ICT, Functioneel- & Gegevensbeheer, Medische Techniek
Sector A
Sector B
Sector C
Sector D
Sector E
Sector F
Langdurige Zorg, Vaten
Kortdurende Zorg, Buik
Kinderen, Voortplanting, Revalidatie, Psychiatrie
Oncologie
Ondersteunende Specialismen
Ontwikkeling en Overdracht
Figuur 1. Organogram UMCG
2.3 2.3.1
Kerngegevens Kernactiviteiten en nadere typering
Het bestuursreglement van het UMCG noemt de volgende taken voor het UMCG: Patiëntenzorg in de meest brede zin van het woord. Het verzorgen van een opleiding tot medisch specialist. Het verzorgen van medisch-wetenschappelijk onderwijs. Opleiding en bij- en nascholing van medici, althans het leveren van een bijdrage hieraan en de opleiding, bij- en nascholing van onder meer verpleegkundigen, (para)medici en ondersteunend personeel. Het bijdragen aan de ontwikkeling en het verrichten van medisch-wetenschappelijk onderzoek. Het UMCG heeft alle poortspecialismen in huis, is voor patiëntenzorg ook een algemeen ziekenhuis en heeft een erkenning voor de functies Traumacentrum en Revalidatiecentrum. Daarnaast kent het UMCG verschillende andere centra, waaronder het Universitair Sportmedisch Centrum Groningen, het Wervelkolom Centrum, het UMC Groningen Cancer Centrum, het Universitair Centrum Ouderengeneeskunde en het Universitair Centrum Psychiatrie. Het UMCG is een van de weinige ziekenhuizen in de wereld, en het enige ziekenhuis in Nederland, dat alle vormen van orgaantransplantaties verricht. Niet alleen hart-, nier-, long-, lever-, pancreas- en darmtransplantaties, maar ook gecombineerde transplantaties zoals hartlongtransplantaties, long-levertransplantaties, lever-darmtransplantaties en andere multiorgaantransplantaties worden in het UMCG uitgevoerd. Bovendien verricht het UMCG alle weefseltransplantaties zoals van kraakbeen, bot en cornea. Het UMCG onderscheidt zich van andere transplantatiecentra door het uitvoeren van drie soorten transplantaties (lever, long, en hart-long) bij kinderen. Het UMCG heeft voor de komende decennia het thema 'Healthy Ageing - gezond en actief ouder worden' als speerpunt gekozen. Als enig Universitair Medisch Centrum in Nederland kiest het UMCG ervoor 'gezond en actief ouder worden' terug te laten komen in alle kerntaken van de organisatie. Binnen het onderzoek, de patiëntenzorg, maar ook binnen onderwijs en opleidingen is speciale aandacht voor aspecten die te maken hebben met gezond ouder worden. Missie en visie Een gezonde samenleving met een bevolking die tot op hoge leeftijd actief participeert. Levensbedreigende en chronische ziekten tijdig opsporen en behandelen, en nog liever, zien te voorkomen. Het UMCG wil hieraan bijdragen en heeft daarom als missie:
‘Bouwen aan de toekomst van gezondheid’ Deze missie heeft een drieledige invulling: Pionieren in onderzoek: Vanuit het wetenschappelijk onderzoek wezenlijk bijdragen aan nieuwe kennis over gezondheid, preventie, ziekte en behandeling. Kennis toetsen en delen: Nieuwe kennis toetsen in de praktijk en deze op vele manieren overdragen. Zorgzaam voor mensen: 11
Zorgzaam zijn voor mensen in de volle breedte: van preventie via basiszorg naar topzorg; fysiek en geestelijk; een leven lang.
Focus op Gezond en Actief Ouder worden Met de missie ‘Bouwen aan de toekomst van gezondheid’ richt het UMCG de focus op levensprocessen, levenslijnen en de gevolgen van veroudering. Hoe kunnen we gezond ouder worden? Hoe kunnen we - veelal oudere - patiënten met chronische aandoeningen het best behandelen? Dat zijn de vragen die het UMCG wil beantwoorden en daarom is in wetenschappelijk onderzoek, patiëntenzorg en opleidingen de focus op ageing gelegd. Deze focus past goed bij het UMCG omdat het kan bogen op een lange traditie als het gaat om fundamenteel en klinisch translationeel wetenschappelijk onderzoek naar chronische ziekten en veroudering. Om een antwoord te krijgen op de vraag hoe we gezond ouder kunnen worden, heeft het UMCG biobanken opgericht die veel gegevens van veel zieke en gezonde mensen over langere tijd geanonimiseerd bijhouden. Binnen het LifeLines-onderzoeksprogramma worden gedurende dertig jaar 165.000 inwoners van Noord-Nederland gevolgd: kinderen, ouders en grootouders. Deze driegeneratieaanpak vanaf de start is uniek in de wereld. Voor LifeLines wordt tevens een zeer omvangrijke data-biobank ingericht met miljoenen gegevens en samples van alle deelnemers. Ook een data-biobank van dergelijke omvang is uniek in de wereld. Daarnaast doet het UMCG samen met de RUG onderzoek naar de biologische factoren die betrokken zijn bij veroudering in het European Research Institute for the Biology of Ageing (ERIBA). De realisatie van ERIBA en LifeLines zijn mogelijk dankzij verschillende subsidietoekenningen. Voor zowel ERIBA als LifeLines zijn grote subsidies toegekend van de Europese Unie uit het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) (via het Samenwerkingsverband NoordNederland) en van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Provincie Groningen vanuit de Zuiderzeelijngelden. Verder draagt het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vanuit de FES-gelden (Fonds Economische Structuurversterking) financieel bij aan LifeLines. Daarnaast leveren de RUG en het UMCG zelf een substantiële bijdrage, onder andere voor de bouw en Endowed chair.
2.3.2
Kerncijfers
Het aantal eerste polikliniekbezoeken en klinische opnames is in 2011 opnieuw toegenomen (zie tabel 1, 4 en 5). Het aantal dagbehandelingen is weliswaar minder sterk gegroeid dan in het jaar ervoor, maar laat nog altijd een stijging van bijna 10% zien (zie tabel 1 en 5). De gemiddelde verpleegduur (= het aantal verpleegdagen per opname) is in 2011 verder afgenomen. Dit is in lijn met de beleidsinzet van het UMCG om de gemiddelde verpleegduur te reduceren door betere aansluiting op thuiszorg en verpleeghuiszorg. De gewenste verschuiving van klinische naar ambulante zorg bij Psychiatrie tekent zich ook af in de cijfers. Er is weliswaar nog sprake van een toename van het aantal opnames, maar de gemiddelde verpleegduur is aanzienlijk gedaald.
12
2011
2010
1.339
1.339
73%
73%
Eerste polikliniekbezoeken
146.721
143.270
Eerste administratieve consulten
195.114
188.672
Totaal consulten - waarvan centrale spoedopvang
550.883 36.402
526.384 36.762
Dagbehandelingen - waarvan gewoon - waarvan zwaar
33.102 29.752 3.350
30.160 27.133 3.027
Klinische opnames
36.892
35.842
321.478
321.245
7,2 8,7
7,3 9,0
Aantal erkende bedden (inclusief wiegen) Bedbezetting op basis van erkende bedden
Verpleegdagen Gemiddelde verpleegduur in dagen - exclusief Revalidatie en Psychiatrie - inclusief Revalidatie en Psychiatrie Tabel 1 Kerncijfers Patiëntenzorg
13
CATEGORIE Transplantaties
VERGUNNING JA/NEE Niertransplantatie Ja Harttransplantatie Ja Longtransplantatie Ja Levertransplantatie Ja Pancreastransplantatie Ja Transplantatie van de dunne darm Ja Hematopoietische stamceltransplantaties Ja Transplantatie van de eilandjes van Langerhans Ja Stamceltherapie (voor klinisch onderzoek) Ja Radiotherapie Ja Bijzondere neurochirurgie Ja Hartinterventie chirurgie Openhartoperatie (CBAG) Ja Automatic implantable cardioverter defibrillator (AICD) Ja Ritmechirurgie Ja Percutane transluminale coronaire angioplastiek (PTCA) Ja Transkatheter hartklepvervanging (THI) Ja Left Ventricular Assist Device (LVAD) Ja Congenitale hartafwijkingen Ja Klinisch genetisch onderzoek en erfelijkheidsadvisering Ja In vitro fertilisatie (IVF) Ja Neonatale intensive care unit (NICU) Ja Mobiele intensive care unit (MICU) Ja Tabel 2 Vergunningen op grond van artikel 2 Wet op bijzondere medische verrichtingen per 31 december 2011
AANWIJZING JA/NEE Pediatrische intensive care unit (PICU) Ja Hemofiliebehandeling Ja Traumazorg Ja Pijnrevalidatie en revalidatietechnologie Ja HIV-behandelcentra (Humaan immunodeficiëntie virus) Ja Cochleaire implantaties Ja Uitnameteams orgaandonatie Ja Epilepsiechirurgie Nee Pijnkenniscentrum Ja Brandwondencentrum Nee Tabel 3 Aanwijzingen op grond van artikel 8 Wet op bijzondere medische verrichtingen per 31 december 2011
14
OPNAMES SPECIALISME
Anesthesiologie Cardiologie Cardiothoracale Chirurgie Dermatologie Heelkunde Hematologie Interne Geneeskunde Keel- Neus- en Oorheelkunde Kindergeneeskunde Longziekten Maag- Darm- Leverziekten Medische Oncologie Mondheelkunde Neurochirurgie Neurologie Obstetrie en Gynaecologie Oogheelkunde Orthopedie Plastische Chirurgie Radiotherapie Reumatologie en Klinische Immunologie Urologie SUB TOTAAL
2011 10 4.295 1.186 173 5.550 758 2.339 1.846 3.847 1.987 1.129 1.477 629 1.673 1.668 3.370 365 1.266 779 133 148 1.294 35.922
2010 7 4.315 1.187 186 5.378 600 2.200 1.866 3.765 1.801 950 1.305 645 1.567 1.836 3.275 387 1.261 727 174 202 1.288 34.922
GEMIDDELDE VERPLEEGDUUR 2011 3,2 5,0 15,2 10,8 8,1 15,2 9,9 4,6 8,4 8,8 8,7 4,9 3,8 6,4 8,0 4,6 2,3 7,5 3,8 2,5 11,2 5,0 7,2
2010 4,7 5,1 17,3 14,6 8,1 17,3 10,5 4,7 8,7 8,8 9,6 5,2 4,3 6,5 7,6 5,0 2,8 8,3 4,6 2,1 10,8 5,1 7,3
VERSCHIL T.O.V. 2010 -1,5 -0,1 -2,1 -3,8 0,0 -2,1 -0,6 -0,1 -0,3 0,0 -0,9 -0,3 -0,5 -0,1 0,4 -0,4 -0,5 -0,8 -0,8 0,5 0,4 -0,1 -0,1
494 410 48,2 60,7 Psychiatrie -12,5 Revalidatie 476 510 84,3 79,0 5,3 TOTAAL 36.892 35.842 8,7 9,0 -0,3 Tabel 4 Opnames (aantal) en verpleegduur per opname (in dagen) per specialisme in 2010 en 2011
15
SPECIALISME
DAGBEHANDELING 2011
2010
EERSTE POLIBEZOEK 2011
0 Anesthesiologie 2 1.479 2.163 Cardiologie 2.165 9.448 7 Cardiothoracale Chirurgie 31 1.240 660 Dermatologie 818 6.786 1.682 Heelkunde 1.885 17.853 1.684 Hematologie 2.077 1.169 2.227 Interne Geneeskunde 2.167 12.318 824 Keel- Neus- en Oorheelkunde 729 6.918 2.151 Kindergeneeskunde 2.521 8.960 166 Klinische Geriatrie / Ouderengeneeskunde 238 465 869 Longziekten 809 4.392 3.411 Maag- Darm- Leverziekten 3.787 1.788 1.068 Medische Oncologie 1.375 899 449 Mondheelkunde 446 9.510 224 Neurochirurgie 124 2.696 1.028 Neurologie 1.100 8.565 1.608 Obstetrie en Gynaecologie 1.622 11.370 7.318 Oogheelkunde 8.201 10.743 730 Orthopedie 898 6.665 451 Plastische Chirurgie 527 3.879 17 Psychiatrie 30 2.578 64 Radiotherapie 70 4.135 980 Reumatologie en Klinische Immunologie 1.088 1.884 32 Revalidatie 31 4.035 0 Sportgeneeskunde 2 3.199 347 Urologie 359 3.747 30.160 TOTAAL 33.102 146.721 Tabel 5 Dagbehandeling en eerste polikliniekbezoek per specialisme in 2010 en 2011
16
2010 1.711 9.287 1.066 6.196 18.812 1.055 11.551 7.700 8.957 478 4.254 1.386 766 9.775 2.564 8.445 11.182 9.681 6.360 3.490 2.563 3.820 1.803 3.776 2.867 3.725 143.270
SPECIALISME Allergologie Anesthesiologie Audiologie Cardiologie Cardiothoracale Chirurgie Dermatologie Gynaecologie Heelkunde Interne Geneeskunde Keel- Neus- en Oorheelkunde Kindergeneeskunde Klinische Genetica Klinische Geriatrie/ Ouderengeneeskunde Longgeneeskunde Maag- Darm- Leverziekten Neurochirurgie Neurologie Oogheelkunde Orthopedie Plastische Chirurgie Psychiatrie Radiologie Radiotherapie Reumatologie Revalidatie Urologie TOTAAL
TOTAAL
VERVOLG
INTER-COLLEGIAAL CONSULT
REGULIERE ZORG
AANTAL DBC’S
2011
2010
841 1.438 2.849 12.524 3.844 6.931 15.311 20.709 13.520 6.657 7.925 4.980 613
16 432 0 1.041 9 561 0 580 2.668 368 498 87 202
380 123 1.783 4.628 15 3.082 1.718 3.404 10.554 3.846 5.359 1 131
1.237 1.993 4.632 18.193 3.868 10.574 17.029 24.693 26.742 10.871 13.782 5.068 946
1.220 1.625 4.614 17.399 3.642 10.192 16.518 24.715 23.405 11.654 13.668 4.435 871
3.991 3.403 2.966 8.523 12.498 7.491 4.481 3.652 1.013 4.706 1.724 6.015 3.639 162.244
574 282 158 801 142 156 30 5 0 0 162 593 120 9.485
3.593 1.904 687 3.227 12.664 2.000 259 1.440 135 4.369 4.007 3.081 2.675 75.065
8.158 5.589 3.811 12.551 25.304 9.647 4.770 5.097 1.148 9.075 5.893 9.689 6.434 246.794
7.372 5.098 3.827 12.489 22.186 9.158 4.572 963 8.457 5.575 9.122 6.241 229.018
Tabel 6 DBC’s in 2010 en 2011
MEDEWERKERS UMCG
FTE’s 2011 8.511
AANTALLEN 2010 8.332
2011 11.279
2010 10.949
Tabel 7 Personeelsbezetting van het UMCG: 2011 (absolute stand per 31-12-2011) en 2010 (absolute stand per 31-12-2010)
17
2.3.3
Werkgebieden
Het werkgebied voor patiëntenzorg van het UMCG is afhankelijk van de functie. Voor de functie van algemeen ziekenhuis, komen patiënten met veel voorkomende medische klachten vooral uit de provincie Groningen. Voor de topklinische en topreferente functie en revalidatie is het noorden van Nederland voor het UMCG van belang. Voor kinderhartchirurgie komen er ook patiëntjes uit Duitsland in het UMCG. Voor de topreferente functie is het werkgebied van het UMCG bovendien bovenregionaal en soms zelfs internationaal georiënteerd. Het UMCG heeft vooral een taak en positie als kennisorganisatie die een geïntegreerd beleid voert inzake de vier kernactiviteiten patiëntenzorg, (medisch) onderwijs, opleiding en onderzoek. De wisselwerking tussen deze activiteiten maakt het mogelijk dat er topreferente zorg geboden kan worden. Door het totaalpakket van zorg en intensieve kennisinfrastructuur kan het UMCG als eindpunt van verwijzing veel complexe diagnostiek en behandelingen aanbieden aan patiënten. Deze kennisinfrastructuur maakt, in samenwerking met de RUG tevens de ontwikkeling en valorisatie van nieuwe zorgproducten mogelijk.
2.4
Samenwerkingsrelaties
Healthy Ageing (zie ook paragraaf 4.2.2) Healthy Ageing is het onderwerp waar het UMCG, de RUG, de Hanzehogeschool Groningen, de gemeente Groningen en de provincie Groningen gezamenlijk op focussen. Alle organisaties en bedrijven die bij Healthy Ageing betrokken zijn, nemen deel in het Healthy Ageing Network Northern Netherlands (HANNN). Om innovaties en kennisvalorisatie te stimuleren wordt onder meer samengewerkt met de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij en de Stichting Business Generator Groningen. Internationaal werkt het UMCG in het kader van Healthy Ageing samen met Mayo Clinic (Rochester, Minnesota, USA) en ScanBalt (Denemarken / Regio Baltische Zee). Voor diverse projecten op het gebied van Healthy Ageing zijn EU- en FES (Fonds Economische Structuurversterking) subsidies verworven. Het UMCG, de RUG, Mayo Clinic (USA) en VitaValley (non-profit organisatie voor zorginnovatie) hebben, met steun van Noaber Foundation, de Alliance for Healthy Aging opgericht. Het doel van de Alliance is een bijdrage te leveren aan oplossingen voor het probleem van dubbele vergrijzing in de westerse wereld. In 2011 heeft pensioenuitvoeringsorganisatie PGGM zich hierbij aangesloten. Ook vanuit LifeLines participeert het UMCG in verschillende (internationale) netwerken. LifeLines is een van de ‘founding’ partners van BBMRI-NL, de Nederlandse tak van het Europese project BBMRI (Biobanking and Biomolecular Research Infrastructures). Vanuit LifeLines is er ook een vertegenwoordiger actief in het landelijk bestuur van het Parelsnoer Initiatief (PSI) van de NFU. Daarnaast neemt LifeLines bijvoorbeeld als volledige partner deel aan NCHA (National Consortium for Healthy Ageing) met een onderzoekfocus op '(Epi)genomics in age-related diseases in the LifeLines cohort Study'.
18
Internationaal vindt vanuit LifeLines onder andere de coördinatie plaats van het Europese 7e Kader Programma BioShare-EU (Biobank Standardisation and Harmonisation for Research Excellence in the European Union). LifeLines is gestart vanuit het UMCG maar zal uiteindelijk in BV-vorm verdergaan in grotere zelfstandigheid en beter herkenbaar voor deelnemers en overige stakeholders. Het UMCG is dan 100% aandeelhouder. In 2011 zijn belangrijke stappen gezet om de governance van de LifeLinesorganisatie te vervolmaken. In 2012 krijgt een en ander zijn beslag. Patiëntenzorg Het UMCG is enerzijds een algemeen ziekenhuis voor patiëntenzorg die algemene ziekenhuizen ook leveren: basiszorg, topklinische, complexe en acute zorg. Anderzijds is het UMCG een instelling die op basis van verwijzingen van specialisten uit algemene ziekenhuizen (topreferente) zorg verleent. Met de zorgverzekeraars maakt het UMCG afspraken over prijs (B-segment), volume en kwaliteit van de basiszorg. Ook worden met zorgverzekeraars afspraken gemaakt over zorgvernieuwingsprojecten en projecten op het gebied van patiëntenparticipatie. In 2011 is daarnaast veel energie gestoken in de totstandkoming van het Hoofdlijnenakkoord (tussen de minister van VWS, zorgverzekeraars en zorgaanbieders) over beheerste groei van de uitgaven aan ziekenhuiszorg, om kortingen achteraf te voorkomen. Dit was de opmaat naar intensieve discussies met zorgverzekeraars over hoe in 2012 de sterke groei in 2011 in de patiëntenzorg te accommoderen binnen het Hoofdlijnenakkoord. In 2011 is het UMCG gestart met gesprekken met zorgverzekeraars over hun regiovisies en over samenwerkingsrelaties van het UMCG in de regio. De visies van Menzis (Groningen en Twente), De Friesland Zorgverzekeraar (Friesland) en Achmea (Drenthe en westelijk Overijssel) zijn voor het UMCG van bijzonder belang. Een bijzonder voorbeeld van dergelijke gesprekken is de betrokkenheid van het UMCG bij de heroriëntatie van het Friese zorglandschap in het project ‘Friesland voorop’. Initiatiefnemer De Friesland Zorgverzekeraar ontwikkelt gezamenlijk met specialisten, ziekenhuisdirecties, huisartsen en een vertegenwoordiging van patiëntenorganisaties scenario’s om de kwaliteit, betaalbaarheid en bereikbaarheid van de zorg te borgen voor de inwoners van Friesland. Het UMCG is bestuurlijk vertegenwoordigd in de stuurgroep en participeert in diverse expertgroepen. In de patiëntenzorg zoeken de medische professionals door de nieuwe kwaliteitseisen steeds vaker naar samenwerking met hun regionale collega’s. De Raad van Bestuur ziet het als zijn taak deze samenwerking te faciliteren. Om dit proces van samenwerken goed te begeleiden, zijn in 2011 in het UMCG afspraken gemaakt. Nakomen van deze afspraken wordt getoetst, met bijzondere aandacht voor mededingsrechtelijke aspecten. Hierbij is juridische begeleiding gezocht. Uitgangspunt voor het aangaan van samenwerkingsrelaties is, dat het UMCG zich nog nadrukkelijker wil profileren als regionaal topreferent centrum voor complexe zorg en complexe patiënten. Gevolg is, dat voor basiszorg minder capaciteit beschikbaar zal zijn. Het UMCG voelt zich wel verantwoordelijk voor de continuïteit van die basiszorg in de regio en maakt daarom samenwerkingsafspraken met regionale ziekenhuizen.
19
Een van de voorbeelden van een dergelijke samenwerking is die met Zorggroep Leveste Middenveld. In 2011 is een intentieverklaring getekend met Zorggroep Leveste Middenveld (ZLM). Het UMCG en ZLM werken specifiek samen op de volgende gebieden: Inkoop, Oogheelkunde, Pathologie, KNO (Audiologie), Cardiologie, Radiotherapie, Orthopedie en Radiologie. In 2010 is een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de Ommelander Ziekenhuisgroep (OZG). In 2011 is vanuit beide organisaties een Stuurgroep samengesteld, waarbinnen verschillende initiatieven en mogelijkheden voor verdere samenwerking zijn verkend en vervolgens in gang gezet. Vanuit dit overleg zijn plannen ontwikkeld en uitgevoerd voor samenwerking op het gebied van patiëntenzorg en van ondersteunende diensten en faciliteiten. In 2012 verkent het UMCG nauwere samenwerking met het Martini Ziekenhuis, maar ook met de andere topklinische ziekenhuizen in onze regio. De gynaecologen van het UMCG en het Martini Ziekenhuis hebben verkend of, in reactie op aangescherpte kwaliteitseisen, samenwerking op het gebied van de verloskunde tot betere zorg zou kunnen leiden. Het voorstel van de werkgroep om de verloskundige zorg te concentreren in het UMCG is een stap te ver gebleken. Wel is afgesproken om toe te werken naar één organisatie, op voorlopig twee locaties. In 2011 hebben de afdeling Thoraxchirurgie van het UMCG en de maatschap Cardiologie van het Martini Ziekenhuis afgesproken, in afstemming met de zorgverzekeraars, dat de in 2011 blijkende onverwacht sterke groei in de vraag naar ICD’s (implanteerbare cardioverter defibrillator) in het UMCG door het Martini Ziekenhuis wordt opgevangen. Ook over bepaalde andere vormen van complexe chirurgie zijn tussen de medisch specialisten van beide ziekenhuizen afspraken gemaakt. Verder werken het UMCG en het Martini Ziekenhuis reeds samen op het gebied van logistiek (Logistiek Centrum Eemspoort). De landelijke discussie over concentratie en spreiding van hoog complexe / laag volume zorg en de kwaliteits(volume)normen bespreken de betrokken medisch specialisten met hun regionale collega’s in de vorm van zogeheten Managed Clinical Networks (MCN). Vooral de chirurgisch oncologen in Noord-Nederland hebben al geruime tijd ervaring met dergelijke MCN’s. Deze MCN’s concentreren complexe verrichtingen in vooral Medisch Centrum Leeuwarden, Medisch Spectrum Twente, Isala Klinieken, UMCG en Martini Ziekenhuis, met afspraken over kwalitatief goede diagnostiek én nazorg in de daaromheen gelegen ziekenhuizen en bij overige zorgaanbieders. Daarnaast wordt met diverse andere partijen samengewerkt op het terrein van de patiëntenzorg. Voorbeelden hiervan zijn: Met de ondertekening van een samenwerkingsovereenkomst met VUmc in mei 2011 heeft het UMCG de volgende stap gezet in de ontwikkeling van zijn plannen voor een protonenfaciliteit. VUmc en UMCG gaan de bestaande samenwerking op het gebied van hoofdhalsradiotherapie uitbreiden met onderzoek gericht op het verder vaststellen van de verschillende indicaties voor protonentherapie. Het UMCG-Universitair Centrum voor Psychiatrie (UCP) is in 2011 een nauwere samenwerking aangegaan met GGZ Drenthe, met name op de terreinen bipolaire stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, ouderenpsychiatrie en depressie.
20
Cardiologen en kinderartsen van het UMCG en het Antonius Ziekenhuis in Sneek en Emmeloord werken samen in de zorg voor kinderen en volwassenen met een aangeboren (congenitale) hartafwijking. De ziekenhuizen hebben in september 2011 hiervoor een samenwerkingsovereenkomst getekend. In het najaar van 2010 hebben het UMCG, het Klinikum Oldenburg en AOK Niedersachsen een overeenkomst gesloten, die het mogelijk maakt dat Duitse patiënten met aangeboren hartafwijkingen van de deelstaat Niedersachsen, zonder gehinderd te worden door bureaucratische verzekeringstechnische voorwaarden en belemmeringen, vanuit Klinikum Oldenburg naar het Centrum voor Congenitale Hartafwijkingen van het UMCG verwezen kunnen worden voor behandeling. In 2011 heeft ook de Handelskrankenkasse (Hkk) aansluiting gezocht bij de overeenkomst met Klinikum Oldenburg en UMCG. In het verlengde van deze samenwerking wordt aan beide zijden van de Nederlands-Duitse grens ook naar andere mogelijkheden van samenwerking gezocht, bijvoorbeeld voor kinderen met hersentumoren of voor Stereotactische bestraling van Duitse patiënten in het UMCG. Het UMCG participeert in EurSafety Health-net, een Euregionaal netwerk voor patiëntveiligheid en bescherming tegen infecties. EurSafety Health-net is een majeur INTERREG IV-A project, dat is gestart in het najaar van 2009 en vijfeneenhalf jaar duurt. Sinds de zomer van 2011 jaar wordt EurSafety Health-net geleid door het hoofd van de afdeling Medische Microbiologie van het UMCG. In december 2011 vond het eerste EurSafety Healtnet symposium plaats in Groningen. Met het Integraal Kankercentrum Nederland zijn afspraken gemaakt over een vernieuwde consultfunctie. In december 2007 hebben LabNoord en het UMCG een intentieverklaring getekend om tot samenwerking te komen op het gebied van laboratoriumdiagnostiek voor de gezondheidszorg in Noord-Nederland. Na een periode van stilte als gevolg van een verkennend onderzoek van drie STZ-ziekenhuizen in het Noorden is in 2011 een vervolg gegeven aan de samenwerking. Met deelname van het Martini Ziekenhuis en het Medisch Centrum Leeuwarden wordt nu gewerkt aan een doelmatige laboratoriumorganisatie voor Noord-Nederland met concentratie van de bijzondere bepalingen in het UMCG. Als traumacentrum vervult het UMCG een belangrijke rol in de regio, zowel op het gebied van het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) alsook op het gebied van Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO) betreffende rampenopvang. In Friesland, Groningen en Drenthe is met inzet van alle partners een dekkend en goed functionerend netwerk ontstaan van ketenzorgpartners uit de acute zorg die elkaar vinden in het optimaliseren van de keten (zie ook paragraaf 4.6.2). Zowel via de Klankbordgroep Verwijzer - UMCG als via het bestuurlijk overleg met de Huisartsenkring Groningen, vindt structureel overleg met de huisartsen in de regio plaats. De Klankbordgroep Verwijzer - UMCG levert een open dialoog op tussen huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en het UMCG. De werkgroep Huisarts -UMCG koos er halverwege 2011 voor om vaker bijeen te komen. De taakstelling van deze werkgroep is om plannen ter verbetering van de samenwerking tussen huisartsen en het UMCG te ontwikkelen. De werkgroep houdt zich tevens bezig met relevante ontwikkelingen in de zorg die van invloed (kunnen) zijn op de (toekomstige) samenwerking tussen huisartsen en het UMCG. Huisartsen verwezen in 2011 27.000 maal digitaal via ZorgDomein naar het UMCG. Dit is een forse stijging ten opzichte van 2010, waarin dit 17.000 keer het geval was. Het Elektronisch Berichten Verkeer naar huisartsen werd en wordt geleidelijk verder uitgebreid, waardoor de papierstroom tussen huisartsen en het UMCG afneemt.
21
Om de nazorg voor patiënten te verbeteren heeft het UMCG een project Nazorg gestart. Vanuit dit project werkt het UMCG met de regionale ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorginstellingen aan een snellere en betere overdracht van medisch uitbehandelde patiënten naar vervolgzorg. Zorggroep Groningen heeft hiervoor in het UMCG een frontoffice ingericht. De algemene thuiszorgorganisatie umcGroningen Thuis (een samenwerking tussen het UMCG en de Stichting PartiCura (onderdeel van Evean middels een BV)) speelt als instelling voor gespecialiseerde verpleging ook een belangrijke rol in de verbeterde nazorg.
Onderzoek Publiek-private samenwerking op het gebied van onderzoek vindt onder meer plaats in een aantal grootschalige landelijke samenwerkingsprojecten, onder andere in het kader van de Top Instituten. Hiermee wordt voorgesorteerd op het nieuwe topsectorenbeleid van de overheid. Het UMCG neemt bovendien deel aan diverse Europese projecten binnen het zesde en zevende kaderprogramma (KP6 en 7) en biobankinitiatieven. Het UMCG ontplooit diverse activiteiten, onder andere in afstemming met de Universiteit Twente, Wageningen UR (University & Research centre) en de NFU, om optimaal voorbereid te zijn op Horizon 2020 (het nieuwe Europese kaderprogramma). Het UMCG participeert in twee van de acht nieuwe Centers of Research Excellence voor medische instrumentatie (zie www.IMDI.nl): CMINEN (Center of Medical Imaging North East Netherlands) en SPRINT (Smart Prevention, Rehabilitation & INtervention Technologies: Improved mobility & participation). In paragraaf 4.2.2 is meer te lezen over deze onderzoekscentra. Onderwijs en opleiding Ook op het gebied van onderwijs en opleiding werkt het UMCG samen. Enkele voorbeelden hiervan zijn: De opleiding van de junior coassistenten verzorgt het UMCG gezamenlijk met het Martini Ziekenhuis. Daarnaast worden er junior coassistenten in de regio rond Groningen geplaatst in de aan het UMCG gelieerde stageziekenhuizen in Assen, Delfzijl, Stadskanaal en Winschoten. Voor de senior coassistentschappen (tweede jaar van de masteropleiding) heeft het UMCG affiliatieovereenkomsten met de volgende ziekenhuizen: Martini Ziekenhuis, Deventer Ziekenhuizen, Medisch Spectrum Twente, Medisch Centrum Leeuwarden, Isala Klinieken, Scheperziekenhuis, Ziekenhuis Twenteborg en Sint Elisabeth Hospitaal (Curaçao). Het UMCG heeft het initiatief genomen voor de opleiding tot ziekenhuisarts. Daar wordt nu samen aan gewerkt met VUmc, het Jeroen Bosch Ziekenhuis (Den Bosch) en het Catharina Ziekenhuis (Eindhoven). Voor de ontwikkeling is een subsidieaanvraag bij VWS ingediend. Het project moet leiden tot een nieuwe profielregistratie als ziekenhuisarts, vergelijkbaar met de profielregistratie van de SEH-arts. Met de Universiteit Twente wordt een gezamenlijke vierjarige masteropleiding ontwikkeld. Een beperkte groep bachelorstudenten verwerft daarbij een masterdiploma Geneeskunde én een masterdiploma Klinische Technologie. Samen met andere faculteiten en het samenwerkingsverband ‘Sport Science Institute Groningen’ van UMCG, RUG en Hanzehogeschool, wordt een master Sport Sciences ingericht, de enige op wetenschappelijk niveau in Nederland. Belangrijke elementen van deze master zijn Healthy Ageing, Sport & Performance en Sport & Society. 22
Om de instroom van getalenteerde PhD studenten uit eigen opleiding te bevorderen, wordt er tevens gestart met een aparte, brede researchmaster Bio Medische Wetenschappen. Voorbeelden van internationale samenwerkingsverbanden op het gebied van onderwijs zijn opgenomen in paragraaf 4.2.3.
Overheid Uit wettelijk en beleidsmatig oogpunt onderhoudt het UMCG contacten met verschillende ministeries (Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, VWS, Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Sociale Zaken) en vindt overleg plaats over financiering van onderzoeksprojecten. Ook de contacten met de toezichthouders, onder andere de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de CCMO (Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek), kennen een wettelijke basis. Overige samenwerking Het UMCG maakt, samen met de zeven andere UMC’s, deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De NFU heeft als algemene doelstelling het behartigen van de gezamenlijke belangen van de UMC’s. Daartoe worden gemeenschappelijke beleidsvisies en standpunten ontwikkeld op alle terreinen die de acht UMC’s aangaan. Het UMCG is tevens lid van AMICE, een Europees netwerk van UMC’s (www.amicenetwork.com). Met de hieraan verbonden UMC’s, in met name Duitsland, Oostenrijk, België en Denemarken, deelt het UMCG kennis. Voorbeelden hiervan zijn ervaringen met complexe investeringen in bijvoorbeeld protonentherapie en vergelijkbare complexe behandelingen. Tevens toetst het UMCG in dit netwerk kritisch de wijze waarop het met kwaliteitsindicatoren, budgetteringssystemen en dergelijke in de managementpraktijk omgaat. Verder is het UMCG lid van de denktank The Advisory Board (http://www.advisory.com/International). Via deze denktank deelt het UMCG in best practices uit de USA, Australië en vele Europese landen.
23
3
3.1
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
Normen voor goed bestuur
De Governancecode UMC’s is gebaseerd op de Zorgbrede Governancecode (2010), maar doet recht aan de specifieke functies van de Universitair Medische Centra, zoals de topreferente functie en onderwijs en onderzoek. Met deze code wordt voldaan aan alle vereisten omtrent benoeming, ontslag en beloning en aan de bepalingen betreffende belangenverstrengeling. Uit een gap-analyse die de Raad van Toezicht in 2010 heeft uitgevoerd, is gebleken dat de naleving van de governancecode toen nog op twee punten te verbeteren was. Het eerste verbeterpunt was de zelfevaluatie van de Raad van Toezicht. In 2011 zijn hierover afspraken gemaakt en is de evaluatie voor het eerst uitgevoerd (zie ook paragraaf 3.3 Toezichthouders). Aan het tweede punt, de evaluatie van de relatie tussen de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht, wordt in 2012 nadere uitwerking gegeven. Het UMCG heeft, conform de verplichting in de Governancecode UMC’s, een klokkenluidersregeling vastgesteld, zodat werknemers (vermoedens van) ernstige misstanden in de organisatie op een veilige manier kunnen melden. De regeling is bekend gemaakt in de organisatie. Samenvattend heeft het UMCG in 2011 dus, met uitzondering van de evaluatie tussen Raad van Bestuur en Raad van Toezicht, voldaan aan de eisen van de Governancecode UMC’s.
3.2
Raad van Bestuur
In het bestuursreglement UMCG, in 2009 goedgekeurd door de Raad van Toezicht, zijn de specifieke taken voor het UMCG opgenomen, zoals die voortkomen uit de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). De Raad van Bestuur is voor onbepaalde tijd benoemd door de Raad van Toezicht en bestaat uit vier leden: dhr. drs. L.C. Bruggeman (voorzitter) dhr. mr. J.F.M. Aartsen dhr. drs. Fr.C.A. Jaspers dhr. prof. dr. F. Kuipers (decaan) De Raad van Bestuur kent een collectieve verantwoordelijkheid betreffende alle kerntaken. Alle nevenfuncties van de leden van de Raad van Bestuur zijn goedgekeurd door de Raad van Toezicht. Nieuwe nevenfuncties worden ter goedkeuring aan de Raad van Toezicht voorgelegd; belangenverstrengeling wordt op deze manier voorkomen. De nevenfuncties zijn onderling bekend. In gevallen waarbij belangenverstrengeling zou kunnen spelen, treedt het betreffende lid van de Raad van Bestuur terug bij de besluitvorming. De nevenfuncties zijn opgenomen in bijlage 1.
24
De bezoldiging van de leden van de Raad van Bestuur (zie ook de Jaarrekening) past binnen de salarisschaal leden Raad van Bestuur, zoals vastgesteld door de minister van OCW. Op basis van richtlijnen van de NVZD (Vereniging van bestuurders in de gezondheidszorg) heeft de Raad van Toezicht de bezoldiging vastgesteld (zie ook paragraaf 1.9.14 van de Jaarrekening). Inkomsten van de leden van de Raad van Bestuur uit nevenfuncties komen ten gunste van het UMCG. De Raad van Bestuur wordt geadviseerd door of legt verantwoording af aan de volgende commissies en adviesorganen: Raad/commissie Ondernemingsraad/O&O-raad CRAZ Klachtencommissie Centrale Incident Meldingcommissie Stafconvent METc Expertgroep Kwaliteit Stuurgroepen Zorginformatisering, Onderzoeksinformatisering, Digitale infrastructuur en EPD Verpleegkundige Adviesraad (bij het Verpleegkundig Expertisecentrum) Auditcommissie (Raad van Toezicht) Remuneratiecommissie (Raad van Toezicht)
Aanwezig Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Verwijzing/toelichting Par. 2.2 en 3.6 van dit verslag Par. 2.2 en 3.5 Par. 4.4.2 Par. 4.4 Par. 2.2 en 3.2 Par. 4.2.2 Par. 4.3 Par. 3.2
Ja
Par. 4.4.1
Ja Ja
Par. 3.3 De bezoldiging van de Raad van Bestuur past binnen de richtlijnen van de minister van OCW en is een verantwoordelijkheid van de gehele Raad van Toezicht. Tabel 8 Adviesraden Raad van Bestuur (Raad van Toezicht)
De taken en bevoegdheden van de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht vloeien eveneens voort uit de WHW. De raden vergaderen gemeenschappelijk minstens vier maal per jaar. De begroting en jaarrekening/jaarverslag zijn vaste agendapunten in de na- respectievelijk voorjaarsvergaderingen. In augustus presenteert de Raad van Bestuur daarnaast, overeenkomstig het informatieprotocol (zie paragraaf 3.3), een halfjaarverslag aan de Raad van Toezicht, waarin expliciet aandacht wordt besteed aan risicomanagement. De Raad van Toezicht wordt op de hoogte gehouden van eventuele verstoringen van de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld bij ICT-calamiteiten in deze verslagperiode). Belangrijke publicaties van de IGZ en de ministeries worden actief ter informatie aangeboden. Ten slotte worden de Polsslag en Triakel1, algemene informatievoorziening voor alle UMCGmedewerkers, aan de Raad van Toezicht gestuurd. Raad van Bestuurvergaderingen Op de bestuursvergaderingen zijn vaste bespreekpunten: het strategisch beleid van het UMCG, de organisatieontwikkeling, regiosamenwerking en de maatschappelijke verbanden; kwaliteit en patiëntveiligheid, risicomanagement, personeel, financiën (waaronder bezuinigingen), onderwijs,
1
Op 27 oktober 2011 is de laatste Triakel verschenen. Het onderzoek van UMCG-wetenschappers is sindsdien via het online wetenschapsmagazine UMCG KennisInZicht (zie www.umcg.nl) toegankelijk.
25
opleiding en onderzoek, ICT-beleid, internationale samenwerking en renovatie en bouw van faciliteiten voor de taken van het UMCG. Op al deze terreinen zijn besluiten genomen, die voor een deel en afhankelijk van hun aard zijn voorgelegd ter instemming of advisering aan de daarvoor bestaande gremia. Al deze onderwerpen worden in dit jaarverslag behandeld. Een aantal onderwerpen wordt, gezien het belang voor de organisatie, hier alvast kort toegelicht. Evenals in 2010 waren de bezuinigingen in deze verslagperiode een belangrijk punt van overleg. In 2010 werd de scope van de bezuinigingen betreffende ondersteunende functies met behulp van een extern bureau verkend en op € 25 miljoen bepaald. In 2011 zijn de deelplannen voor deze bezuinigingsronde, eveneens met behulp van een extern bureau, uitgewerkt en na interne consultatieronden zover ingevuld en vastgesteld dat met de uitvoering in 2012 kon worden gestart. De Raad van Bestuur heeft vastgesteld, dat een voorwaarde voor het realiseren van de bezuinigingen is, dat de top van de organisatie op één lijn beweegt en invulling geeft aan leiderschap. Leiderschapsontwikkeling heeft daarmee een nieuwe impuls gekregen. De Raad van Bestuur heeft in eerste instantie onderling en verder met directeuren en Conventsbestuur onder leiding van een externe deskundige vorm aan dit proces gegeven. In 2012 hebben de gesprekken een vervolg gekregen en worden eerste rondes met bestuur en afdelingshoofden binnen sectoren gemaakt. Het UMCG is in 2011 driemaal getroffen door een ICT-storing. De oorzaken daarvan zijn geanalyseerd en er zijn maatregelen getroffen. Er is een besluit genomen de dataopslag, die nu nog voor een deel binnen de eigen muren plaatsvindt, op een locatie buiten het UMCG te brengen. Daarnaast is de start gemaakt om het bestaande ziekenhuisinformatiesysteem te vervangen door een nieuw systeem. In 2011 is samen met het Erasmus MC in Rotterdam een procedure begonnen, die heeft geleid tot een eerste selectie van leveranciers en een concept Pakket van Eisen. In 2012 wordt de aanbestedingsprocedure afgerond en naar verwachting is het nieuwe ZIS en EPD (elektronisch patiëntendossier) eind 2013 geheel geïmplementeerd. De patiëntenzorg in het UMCG is eind 2011 op een negatieve manier in beeld gekomen door het uitkomen van een rapport van de Nationale ombudsman, waarin het UMCG ernstige verwijten kreeg over communicatie en informatievoorziening richting (ouders van) een patiëntje. De Raad van Bestuur heeft aangegeven de tekortkomingen in de communicatie te betreuren en heeft hiervoor zijn excuses aan de ouders aangeboden. Er zijn stappen gezet om de ouders tegemoet te komen en deze zaak voor iedereen inzichtelijk te maken en tot een oplossing te brengen. De aansprakelijkheid in deze kwestie staat ter discussie en wordt door de schadeverzekeraar van het UMCG met de ouders en hun advocaat verder uitgezocht. Over een tweede casus in de patiëntenzorg, die zich in 2011 en daarvoor afspeelde, werden begin 2012 eveneens door de Nationale ombudsman vragen gesteld. Ook hier speelde communicatie een belangrijke rol. Daarover heeft de Raad van Bestuur eerder zijn excuses aangeboden. Met de moeder van de patiënt worden afspraken gemaakt over een mogelijk afrondend gesprek. Overleg met Stafconvent De Raad van Bestuur heeft gewoonlijk om de vier weken overleg met het Stafconvent en tweewekelijks met het Conventbestuur. 26
Het accent van de besprekingen ligt met name op het gebied van patiëntenzorg en patiëntveiligheid, waaronder het Veiligheidsmanagementsysteem (VMS), de opleidingen en het onderzoek, maar evenzeer op de bezuinigingsmaatregelen en de bestuurlijke verhoudingen en regionale samenwerking. Het VMS heeft daarbij bijzondere aandacht gekregen, omdat de ziekenhuizen in Nederland eind 2012 aan eisen van de IGZ daaromtrent moeten voldoen. Daarnaast is er sterke aandacht geweest voor de regionale samenwerking. Het wordt steeds duidelijker dat bepaalde types zorg zich meer gaan concentreren, zoals de spoedeisende hulp. Daarnaast neemt de zorgzwaarte in het UMCG toe en moeten er keuzes worden gemaakt over de te verlenen zorg. Het geheel van klinisch zorgaanbod voor patiënten in de regio moet echter gewaarborgd blijven. Samenwerking in de regio is daarbij zowel voor de patiënt als de zorgaanbieders dus van groot belang. Direct aan de patiëntenzorg en het onderzoek gerelateerde onderwerpen als beddenproblematiek, de aanschaf van een nieuw ziekenhuisinformatiesysteem, de verplaatsing en aanschaf van nieuwe sterilisatieapparatuur voor het operatieve proces en de aanschaf van grootschalige vriezercapaciteit voor onderzoek werden met het Stafconvent afgestemd. In 2011 werden twee themabijeenkomsten gehouden. Het thema Zorg & Zorgonderzoek was met name bestemd voor Conventleden en directeuren. De bijeenkomst was bedoeld om een brug te slaan tussen het fundamenteel onderzoek, vooral gericht op Healthy Ageing, en onderzoek in de kliniek. Er zijn handreikingen gedaan om ook patiëntgerelateerd onderzoek binnen het UMCG op het thema Healthy Ageing een impuls te geven. De themabijeenkomst Hoofdbehandelaarschap en Regievoering was breder opgezet en ook bedoeld voor vertegenwoordigers van de CRAZ, OR en Zorgbelang. Meer hierover is te lezen in paragraaf 4.4. In maart 2012 zijn in het UMCG audits verricht om de tijdens de bijeenkomst aangedragen handvatten voor de kenbaarheid van het hoofdbehandelaarschap en het uitoefenen van de regiefunctie te monitoren. Met het Conventbestuur werden daarnaast onderwerpen als de benoeming van afdelingshoofden/hoogleraren besproken, evenals incidenten in de patiëntenzorg. De eerste stappen van de Raad van Bestuur en het Conventbestuur op het gebied van leiderschapsontwikkeling werden gezet.
3.3
Raad van Toezicht
De Raad van Toezicht van het UMCG is benoemd door de minister van OCW als toezichthouder in het UMCG. Op grond van artikel 12.12 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is de Raad van Toezicht belast met het houden van een voortdurend toezicht op al wat het UMCG aangaat. De Raad van Toezicht oefent onafhankelijk toezicht uit op het UMCG; er is geen sprake van enige belangenverstrengeling tussen de leden van de Raad van Toezicht en het UMCG en geen van de leden is oud-medewerker van het UMCG. De nevenfuncties van de leden van de Raad van Toezicht zijn onderling en bij de Raad van Bestuur bekend (zie bijlage 2).
27
De samenstelling van de Raad van Toezicht van het UMCG is in 2011 als volgt:
H. Alders, voorzitter vanaf 1 februari 2010, daarvoor lid sinds 1 november 2007 prof.dr. L. Koopmans, vice voorzitter, sinds 1 februari 2007 lid van de Raad van Toezicht, herbenoemd in 2011 prof.dr. B. Witholt, sinds 1 juni 2007 lid van de Raad van Toezicht, herbenoemd in 2011; mw. prof.dr. H.J. Völker-Dieben, sinds 1 maart 2009 lid van de Raad van Toezicht mw. mr. L. Lindner, sinds 1 april 2010 lid van de Raad van Toezicht
Mevrouw Völker-Dieben heeft ruime ervaring binnen de gezondheidszorg. Van 1996 tot haar pensionering in 2004 was zij afdelingshoofd/hoogleraar Oogheelkunde in het VU medisch centrum. De heer Witholt heeft specifieke expertise op het gebied van onderzoek en valorisatie. De heer Koopmans heeft financiële expertise en mevrouw Lindner heeft een juridische achtergrond met specifieke kennis op het gebied van governance. De heer Alders ten slotte heeft expertise op het gebied van onderwijs en onderzoek. De leden van de Raad van Toezicht dragen zelf zorg voor een voldoende mate van deskundigheid en deskundigheidsbevordering en wisselen onderling kennis uit. De bezoldiging van de toezichthouders is opgenomen in de Jaarrekening (paragraaf 1.9.15). In 2011 heeft de Raad van Toezicht vijf keer regulier vergaderd, waarbij telkens de Raad van Bestuur aanwezig was: op 7 maart, op 23 mei, op 29 augustus, op 26 oktober en op 22 december. Een extra RvT-vergadering (zonder de Raad van Bestuur) is gehouden op 11 november 2011, waarin beraadslaagd is over de opvolging van de heren Bruggeman en Jaspers van de Raad van Bestuur. De discussies in de Raad van Toezicht zijn gevoerd op basis van door de Raad van Bestuur aangeleverde documenten, maar ook op basis van de algemene ontwikkelingen die zich voor doen in de maatschappij, in het wetenschappelijk onderzoek en in de zorgsector. In het jaar 2011 is een informatieprotocol vastgesteld, gekoppeld aan de jaarkalender. In het informatieprotocol is vastgelegd welke informatie de Raad van Bestuur wanneer stuurt naar de Raad van Toezicht. Doel van dit protocol is te bewaken dat de Raad van Toezicht alle informatie heeft die nodig is om goed toezicht uit te kunnen oefenen. Over de volgende onderwerpen wordt periodiek, gestructureerd gerapporteerd: kwaliteit en veiligheid, bezuinigingen/financiële kwesties, grote projecten, risico’s en incidenten en wet-en regelgeving. Kwaliteit en veiligheid van de patiëntenzorg is een vast punt op elke agenda van de Raad van Toezicht, waar veel aandacht aan besteed wordt. Conform de afspraken in het informatieprotocol rapporteert de Raad van Bestuur hier uitvoerig over. Alle calamiteiten worden besproken. In 2011 is veel aandacht besteed aan de casussen die extern veel publiciteit hebben gekregen. De Raad van Toezicht heeft zich ervan vergewist dat de Raad van Bestuur veel aandacht heeft voor kwaliteit en veiligheid in het UMCG. Het beleid van de Raad van Bestuur is besproken met de Raad van Toezicht. Dit geldt ook voor de implementatie ervan, die de Raad van Toezicht blijft volgen. Op 7 maart 2011 heeft het jaarlijkse overleg tussen de Raden van Toezicht van RUG en UMCG plaatsgevonden. In dit overleg wordt de O&O-begroting van het UMCG goedgekeurd.
28
De Auditcommissie van de Raad van Toezicht heeft twee keer vergaderd. Op 23 mei heeft de commissie, onder leiding van de voorzitter prof. Koopmans, vergaderd in aanwezigheid van de externe accountant. Daarbij zijn het verslag van de accountant bij de jaarrekening en de jaarrekening en het jaarverslag zelf met hem besproken en heeft hij vragen van leden van de Raad van Toezicht beantwoord. In de bijeenkomst op 22 december is het treasurybeleid van het UMCG besproken. De Raad vanToezicht heeft in 2011 goedkeuring verleend aan de volgende besluiten van de Raad van Bestuur: jaarverslag en jaarrekening 2010 begroting 2012 Verder stond het jaar 2011 voor de Raad van Toezicht in het teken van de discussie over onder andere de volgende strategische onderwerpen: Beleidsbrief 2012. Hierin worden de prioriteiten voor 2012 uiteen gezet, waaronder: o Healthy Ageing als overkoepelend thema voor levensloopgeneeskunde van basaal wetenschappelijk onderzoek naar klinische toepassingen o Complexe zorg en complexe patiënten o Patiënttevredenheid o Samenhang in het onderzoek, kennisvalorisatie o Kleinschaligheid in het onderwijs en de opleiding; modernisering vervolgopleidingen Bezuinigingen/ ‘Klaar voor de toekomst’ De Raad van Toezicht heeft de bezuinigingen 2011 geëvalueerd en de plannen ‘Klaar voor de Toekomst’ 2012/2013 beoordeeld. Hoofdlijnenakkoord VWS De Raad van Toezicht heeft zich ervan vergewist dat de Raad van Bestuur maatregelen heeft genomen om de gevolgen van het Hoofdlijnenakkoord voor de financiering van de zorg die het UMCG levert op te vangen. Hierbij spelen de invoering van DOT en de afspraken met de zorgverzekeraars een belangrijke rol. Aan de hand van een portfolioselectiemethode zijn de keuzes die het UMCG moet maken besproken. Regionale samenwerking Van het UMCG wordt verwacht dat zij een regierol vervult ten aanzien van de zorg in Noord-Nederland. Ook is samenwerking met andere ziekenhuizen steeds meer ingegeven door de kwaliteitscriteria die vanuit de beroepsgroepen worden gesteld en waaraan ziekenhuizen alleen in samenwerking kunnen voldoen. Risicomanagement grote projecten De Raad van Toezicht heeft risico analyses van Lifelines en ERIBA ontvangen. Ook is een KPMG rapportage over strategische en ICT risico’s in het UMCG besproken. Opvolging heren Bruggeman en Jaspers van de Raad van Bestuur De Raad van Toezicht heeft uitvoerig stil gestaan bij het geplande afscheid van de heren Bruggeman en Jaspers van de Raad van Bestuur in 2012. Na discussie over de toekomst van het UMCG en de eisen die aan de Raad van Bestuur moeten worden gesteld, heeft de Raad van Toezicht het voornemen uitgesproken de heer Aartsen als opvolger van de heer Bruggeman te benoemen, mede met het oog op de continuïteit van beleid. De heer Jaspers zal opgevolgd worden door een medicus. De procedure om te komen tot benoeming van de heer Aartsen is in 2011 gestart en begin 2012 afgerond. De procedures om te voorzien in de vacature Jaspers en de vacature Aartsen worden in 2012 gestart. In de procedures zal een bijdrage worden gevraagd aan medezeggenschaps- en adviesorganen in het UMCG, 29
waaronder Ondernemingsraad, Stafconvent, Verpleegkundige adviesraad, CRAZ en directeuren. Zoals elk jaar heeft de voorzitter van de Raad van Toezicht ook dit jaar weer zijn halfjaarlijkse overleg met de Ondernemingsraad en met het bestuur van het stafconvent gehad. Doel van dit overleg is bijpraten over de ontwikkelingen in het UMCG. Dit overleg heeft in 2011 vooral in het teken van de bezuinigingen gestaan. De Raad van Toezicht heeft door dit overleg een goed beeld gekregen van de impact die de bezuinigingen hebben op de medewerkers van het UMCG. Verder is met de Ondernemingsraad, de CRAZ en het Stafconvent vanaf november/december 2011 uitvoerig gesproken over de opvolging van de huidige voorzitter van de Raad van Bestuur, de heer Bruggeman, in verband met diens vertrek in 2012 en over de opvolging van de heer Jaspers van de Raad van Bestuur later in het jaar 2012. Uiteraard heeft de Raad van Toezicht ook toezicht uitgeoefend op de leden van de Raad van Bestuur. In het voorjaar zijn individuele jaargesprekken gehouden door de voorzitter en de vicevoorzitter van de Raad van Toezicht met de leden van de Raad van Bestuur. In 2011 heeft voor het eerst een zelfevaluatie van de Raad van Toezicht plaatsgevonden, aan de hand van een vragenlijst. De Raad van Toezicht is tevreden over het eigen functioneren, maar is van plan de rol van sparring partner richting de Raad van Bestuur verder in te vullen. Deze zelfevaluatie zal jaarlijks worden herhaald.
3.4
Bedrijfsvoering Resultaten 2011 Zorgportfolio is door twintig medisch specialismen opgesteld Voorbereidingen op DOT & prestatiebekostiging zijn afgerond Implementatie van diverse ICT toepassingen, waaronder Portal Voorbereidingen voor vervanging EPD-ZIS zijn gestart Integreren van kwaliteits- en informatiebeveiligingsaudits
Integraal risicomanagement Risicomanagement staat in directe relatie met de missie, visie en ambities van het UMCG. Dit betekent dus ook dat risicomanagement binnen het UMCG een brede scope heeft aansluitend bij de ambities van onze organisatie. Het UMCG onderschrijft het belang van adequaat risicomanagement. Enerzijds vanuit een intrinsieke motivatie om zijn doelstellingen te willen realiseren, waarbij aandacht voor risicomanagement noodzakelijk is, en anderzijds vanwege de toenemende eisen van externe stakeholders, blijkend uit wijzigende (nationale) regelgeving op het gebied van corporate governance en eisen van toezichthouders, zoals de IGZ. Het monitoren van de mate waarin het UMCG zijn doelstellingen realiseert, vindt op een breed gebied plaats. Deze monitoring heeft betrekking op: Bedrijfsvoering (financiën, personeel, ICT, arbo & milieu). Patiëntenzorg (productie, patiëntveiligheid, kwaliteit, patiënttevredenheid).
30
Onderzoeksresultaten. Onderwijs, opleidingen.
Het UMCG werkt in dit kader met prestatie-indicatoren (PI’s), waarover binnen de planning & control-cyclus door bedrijfsonderdelen gerapporteerd wordt aan de Raad van Bestuur. Met de gerichte aandacht voor en sturing op (gevraagde) prestaties komen de risico’s, die het leveren van deze prestaties kunnen frustreren of dwarsbomen, goed in beeld. Dit komt onder meer naar voren door aandacht voor risicomanagement in de planning & controlcyclus en bij nieuwe beleidsinitiatieven (business cases). Zo rapporteren sectoren per kwartaal over de belangrijkste geïdentificeerde risico’s en getroffen maatregelen. Bij projecten wordt van de organisatieonderdelen gevraagd in de business case aandacht aan risicomanagement te besteden middels een risicoassessment en — indien noodzakelijk — scenarioanalyses. Ook bij interne audits (financiën, informatiebeveiliging, ICT, kwaliteitszorg, arbo en milieu) wordt in toenemende mate aandacht geschonken aan de wijze waarop organisatieonderdelen vorm hebben gegeven aan risico-identificatie, beheersingsmaatregelen en monitoring. Bij risicomanagement wordt in de praktijk veelal uitgegaan van drie zogenaamde verdedigingslinies. Uiteindelijk is integraal risicomanagement een lijnverantwoordelijkheid, vereist het een structurele en systematische aanpak en raakt het alle niveaus en medewerkers in de organisatie. Het lijnmanagement is daarmee de eerste verdedigingslinie. De tweede verdedigingslinie is de risk- en compliancefunctie en de derde verdedigingslinie is de audit. Deze twee elementen zijn binnen het UMCG nu nog veelal geïntegreerd. Begin 2012 zijn de voorbereidingen getroffen om de risk- en compliancefunctie meer zelfstandig vorm te gaan geven. In 2011 heeft de focus — mede gebaseerd op de uitkomsten van zijn onder meer een strategisch risicoassessment en een risicoassessment binnen de afdeling ICT, zoals eind 2010 uitgevoerd — gelegen op patiëntveiligheid en ICT. In 2011 zijn voor de patiëntveiligheid trendanalyses uitgevoerd en analyses van incidenten en calamiteiten gericht op tijdige herkenning en bijsturing. Verder zijn de voorbereidingen getroffen om de verschillende audits — waar mogelijk — te integreren. Vanaf 2012 worden de informatiebeveiliging audits geïntegreerd met de kwaliteitaudits. Daarnaast worden in 2012 in het kader van patiëntveiligheid de prospectieve risicoanalyses op basis van de gestandaardiseerde methodiek HFMEA (Healthcare Failure Mode and Effect Analysis) UMCG breed verder uitgerold. Op het gebied van ICT zijn na analyse van enkele calamiteiten verbetermaatregelen gedefinieerd en geïmplementeerd. Tevens zijn specifieke IT-audits uitgevoerd op de infrastructuur, het applicatielandschap en de beveiliging van het netwerk. Een specifiek element bij risicomanagement is het voorkomen van financiële fraude. Het UMCG heeft na risicoanalyses van het geldverkeer beheersingsmaatregelen getroffen. Zodra fraudes worden geconstateerd, worden deze gemeld aan de Raad van Bestuur en worden correctieve maatregelen genomen. In 2011 is één geval van financiële fraude geconstateerd, kleiner dan € 150. 31
Invoering DOT Met ingang van 2012 is de financiering van de gezondheidszorg gewijzigd en zijn DOT (DBC’s Op weg naar Transparantie) en prestatiebekostiging ingevoerd. Deze wijzigingen impliceren dat per 2012 de definities van de zorgproducten zijn gewijzigd met een reductie in het aantal zorgproducten (van ca. 30.000 DBC-producten naar ca. 4.000 nieuwe DBC-zorgproducten). De externe financiering is gebaseerd op deze DOTproductstructuur, waarbij drie segmenten worden onderscheiden: een vast segment, een gereguleerd segment met maximumtarieven en een vrij segment. In het vrije segment is sprake van marktwerking. Voorgaande wijziging betekent dat de wijze van externe financiering variabeler wordt: opbrengsten worden directer afhankelijker van de geleverde prestaties. De inkomsten van het UMCG worden hierdoor met een grotere onzekerheid omgeven. Landelijk is, om het effect van systeemfouten te verminderen voor 2012 en 2013, nog sprake van een transitiebekostiging. Vanuit de NFU zijn daarom de systeemfouten inzichtelijk gemaakt en afgestemd met het ministerie van VWS en de NZa. Het UMCG is in 2010 gestart met de voorbereidingen op DOT en prestatiebekostiging. In 2011 heeft een projectgroep de organisatorische en IT-aanpassingen voor de invoering van DOT ter hand genomen. Eind 2011 zijn de IT-systemen zodanig aangepast dat deze DOT-proof zijn. Ook zijn verbeteringen aangebracht in de basisregistratie (en bijbehorende administratieve organisatie en interne beheersing) en is de informatievoorziening en interne budgettering herijkt op basis van wijzigingen in de externe bekostiging. Tevens had het UMCG eind 2011 al DOT-productieafspraken met twee zorgverzekeraars gemaakt. De onderhandelingen met andere zorgverzekeraars waren begin 2012 nog gaande. Beleids- en planning & control-cyclus De (financiële) besturingsfilosofie van het UMCG gaat uit van decentrale resultaatverantwoordelijkheden, waarbij de controlfunctie in belangrijke mate is gedecentraliseerd bij de sectoren. Jaarlijks maakt de Raad van Bestuur afspraken over de doelstellingen en de middelen (budget). Primair worden afspraken gemaakt met de sectoren. Per sector worden de budgetten van afdelingen en zorgeenheden gecumuleerd vastgesteld. Daarbij heeft elke organisatie-eenheid een exploitatie- en een investeringsbudget, dat deels variabel is op basis van outputparameters. Binnen de sectoren rapporteren de eenheden per kwartaal, waarna de sectoren aan de Raad van Bestuur rapporteren. Aan de orde komt de budgetuitputting in relatie tot de realisatie van de doelstellingen op basis van de balanced scorecard (personeel, activiteiten, milieu/energiegebruik). Uitgangspunt voor de bedrijfsvoering is de beleids- en planning & control-cyclus (zie figuur 2). Voor de afdelingen wordt de beleidscyclus mede vormgegeven in een beleidsoverleg tussen het afdelingshoofd en de Raad van Bestuur in het bijzijn van de sectordirecteur. De beleidsrichtingen die daaruit volgen, dienen in de planning & control-cyclus te worden verwerkt, afhankelijk van de haalbaarheid en wenselijkheid van die plannen. Het Medisch Beleidsplan en de portfolioanalyse van de afdeling zijn daarbij de specifieke hulpmiddelen.
32
In 2011 is voor het eerst de portfolioanalyse bij twintig klinische afdelingen een integraal onderdeel van het Medische Beleidsplan geworden. In de portfolioanalyse wordt inzichtelijk gemaakt welke activiteiten van afdelingen gezien worden als strategisch belangrijk (op basis van patiëntenzorg, onderzoek, onderwijs en opleiding) en in welke mate deze activiteiten bijdragen aan het financiële resultaat. Mede op basis van een portfoliomodel kan een afdeling komen tot keuzes met betrekking tot groei, krimp en samenwerking met andere zorginstellingen. De eerste ervaringen met het portfoliomodel waren overwegend positief en worden gebruikt om het model verder te verbeteren. Vanaf 2012 wordt er gekeken naar de samenhang tussen portfolio’s van afdelingen en worden de capaciteitsknelpunten in relatie tot keuzes bepaald. Ook wordt het portfoliomodel onderdeel van de bestaande managementinformatieproducten. In het jaargesprek tussen Raad van Bestuur en afdelingshoofden/directeuren ligt de nadruk op de individuele prestatie. Deze wordt gemeten aan de concrete resultaten van de kerntaken, mede gerelateerd aan de prestatie-indicatoren in het zorgdomein. Daarmee wordt de totale bedrijfsvoering een onderdeel van de jaarlijkse evaluatie van het functioneren. Voor de Raad van Bestuur is het daarmee een indicator voor het risicomanagement van de gehele bedrijfsvoering. Door medisch specialisten, onderzoekers en medewerkers wordt een vergelijkbaar format voor het jaargesprek gebruikt. Hiermee wordt voor de medici aansluiting gemaakt met het IFMS (Individueel Functioneren van Medisch Specialisten) dat verplicht is gesteld in het kader van de herregistratie door de MSRC (Medisch Specialisten Registratie Commissie). Een specifiek element in de bedrijfsvoering is de aandacht voor een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) betreffende registratie en facturatie van DBC’s/DBCzorgproducten. Elk jaar dienen poortspecialismen een interne bestuursverklaring aan de Raad van Bestuur op dit gebied af te geven. Hierin worden ook verbetermaatregelen benoemd, die een poortspecialisme treft naar aanleiding van geconstateerde tekortkomingen. De voortgang en realisatie van deze verbetermaatregelen wordt bewaakt via de planning & control-cyclus en getoetst via interne audits. Zorgverzekeraars voeren elk jaar materiële controles uit op de gedeclareerde DBC’s. In 2011 hebben deze controles geen structurele fouten aan het licht gebracht. Over 2011 kan worden geconcludeerd dat het UMCG voldoet aan de eisen zoals gesteld in de Regeling AO/IC inzake DBC-registratie en -facturering. Het UMCG heeft dit ook in haar externe bestuursverklaring betreffende registratie en facturatie van DBC’s richting NZa als zodanig verwoord. Gezien de invoering van prestatiefinanciering per 2012 wordt een juiste, volledige en tijdige basisregistratie steeds belangrijker. De interne kaderregeling, waar voorgenoemde bestuursverklaring onderdeel van is, is begin 2012 in dit kader geactualiseerd.
33
Kaderbrief
Indienen jaarplan en begroting Budgetbrief
Consolideren Begroting en Beleidsbrief
Intern verantwoorden Kwartaalrapportages
Jaarafrekening
Extern verantwoorden Jaarverantwoording
Figuur 2 Schematische weergave van de beleids- en planning & control-cyclus in het UMCG
Lean Six Sigma programma Het Lean Six Sigma programma, dat in 2007 is ingezet om primaire en ondersteunende processen te analyseren en verbeteren, is gecontinueerd. Elk organisatieonderdeel beschikt over green en black belts. Jaarlijks worden onder leiding van de master black belt medewerkers opgeleid tot belt. In 2011 zijn twaalf medewerkers opgeleid tot green belt. In totaliteit zijn binnen het UMCG nu 109 medewerkers opgeleid in de Lean Six Sigma methodiek. In 2011 is ook het Lean Denken en Doen programma verder uitgerold, om 'continu verbeteren' door alle medewerkers te stimuleren. Vooral bij Distributie en Logistiek en op een aantal verpleegafdelingen is de methode verspreid. De speerpunten van deze programma’s lagen in 2011 op het realiseren van besparingen binnen afgebakende organisatieonderdelen, door medewerkers efficiënter in te zetten.
34
In voorgaande jaren zijn op basis van Lean Six Sigma onder meer ligduurverkorting, bezetting verpleegafdelingen en personeelsadministratieve processen beoordeeld en geoptimaliseerd. In de komende jaren wordt de methodiek gebruikt in de perioperatieve keten, bij zorgadministratieve processen, bij verpleegafdelingen en in de laboratoria. Ondersteuning bedrijfsvoering door ICT Het UMCG streeft ernaar om de bedrijfsvoering adequaat te ondersteunen met geautomatiseerde systemen. Wettelijke eisen, zoals NEN 7510 op het gebied van informatiebeveiliging (zie ook paragraaf 4.3), vormen hierbij een belangrijk kader. Door technologische en organisatorische ontwikkelingen en wijzigingen in wet- en regelgeving investeert het UMCG in nieuwe ICT-toepassingen. In 2011 zijn daarom de voorbereidingen getroffen voor de vervanging van het ZIS/EPD. Naast DOT is in 2011 het Portalproject afgerond. Het Portalproject betreft de realisatie van een nieuwe portal voor de interactieve website van het UMCG. Alle aspecten van het UMCG zoals patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek worden in één website gepresenteerd. Enkele geselecteerde patiëntgroepen kunnen binnenkort inloggen en zodoende toegang krijgen tot specifieke gegevens en communicatie met hun behandelend specialismen. Naast voorgaande projecten zijn in 2011 diverse projecten op gebied van digitalisering van patiëntbrieven, introductie SURPASS, implementatie van patiëntbanner in Poliplus en introductie werkplek op maat uitgevoerd. Het UMCG is (evenals de overige UMC’s) niet aangesloten op het landelijk schakelpunt (LSP). De overheid is afgelopen jaar gestopt met het landelijke EPD. Het LSP is als gevolg hiervan voor de duur van een jaar ondergebracht in een nieuw constructie, waarin in regionaal verband aangesloten kan worden op het 'regionale' LSP. Op het moment dat dit daadwerkelijk opportuun sluit het UMCG alsnog aan. Vooreerst is gestart met het realiseren van uitwisseling van gegevens in één op één verband met andere zorginstellingen in de Noordelijke regio. In komende jaren is de aandacht primair gericht op de vervanging van het ZIS/EPD. Daarnaast starten enkele ICT-projecten die voortvloeien uit (veranderende) wet- en regelgeving dan wel samenhangen met het verbeteren van de infrastructuur of aanschaf van apparatuur (bijvoorbeeld de bouw van een nieuw rekencentrum en de aanschaf van PACS, een digitaal archivering- en communicatiesysteem). IT Governance De ICT-strategie is rechtstreeks afgeleid van de UMCG-strategie. De ICT-strategie wordt vertaald in de projectenportfolio. De projectportfolio is onderverdeeld in zeven programmalijnen, waarvan het programma Nieuw EPD nu de belangrijkste is. De programmamanager Nieuw EPD rapporteert aan een stuurgroep die direct is opgehangen onder de Raad van Bestuur. Door deze directe sturing met korte lijnen is congruentie met de strategische doelstellingen van het UMCG geborgd. Bij het beoordelen van de overige ICT-projecten gelden criteria zoals noodzaak vanuit wet- en regelgeving, beschikbare geldmiddelen, capaciteit en aansluiting bij de strategische doelstellingen. Binnen het UMCG zijn in dit kader vier stuurgroepen actief: De stuurgroep Zorginformatisering beoordeelt binnen de door de Raad van Bestuur afgegeven kaders de verschillende projecten op het gebied van zorg en informatietechnologie en stelt prioriteiten in deze. In de stuurgroep zijn vertegenwoordigers vanuit de gebruikers (medici en directeuren sectoren) en ICT vertegenwoordigd. 35
De stuurgroep Onderzoeksinformatisering adviseert de Raad van Bestuur rond prioriteitstelling en initiatie van projecten op het gebied van onderzoek en informatietechnologie, en leidt en coördineert de uitvoering hiervan. In deze stuurgroep zijn naast de ICT-vertegenwoordigers gebruikers op gebied van onderwijs en onderzoek vertegenwoordigd. De stuurgroep Digitale infrastructuur adviseert de directeur IFM en de directeur Bouw en Infrastructuur rond prioriteitstelling en initiatie van projecten op het gebied van zorg en informatietechnologie. De stuurgroep EPD staat onder leiding van een lid van de Raad van Bestuur en kent vertegenwoordigers vanuit de gebruikers, ICT en Quality Assurance. De stuurgroep is belast met de uitvoering van het programma Nieuw EPD.
De voortgang van ICT-projecten wordt periodiek geëvalueerd op criteria kwaliteit, tijd en middelen. Deze informatie wordt aan de verschillende stuurgroepen beschikbaar gesteld vanuit de projectleiders. De stuurgroepen verantwoorden zich aan de Raad van Bestuur. De directeur IFM is verantwoordelijk voor de dagelijkse aansturing van de afdelingen ICT, Functioneel en Gegevensbeheer en Medische Techniek. Naast projecten is het beheer van ICT hierbij een belangrijk aandachtspunt, waarbij over prestaties op het gebied van betrouwbaarheid en robuustheid van de infrastructuur en beveiliging van ICT tussen Raad van Bestuur en directeur IFM concrete afspraken zijn gemaakt, die via de planning & control-cyclus worden bewaakt.
3.5
Cliëntenraad
De Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen (CRAZ) is de cliëntenraad van het UMCG. De CRAZ bestaat uit ongeveer vijftig leden, afkomstig uit evenveel patiëntenorganisaties en behartigt zowel in het UMCG als voor de gezamenlijke UMC’s de belangen van patiënten. De CRAZ wordt financieel en personeel ondersteund door de NFU. Viermaal per jaar vergadert de CRAZ samen met (een afvaardiging uit) de Raden van Bestuur. De CRAZ adviseert per UMC, altijd vanuit het perspectief van de patiënt, op onder meer kwaliteit en veiligheid van patiëntenzorg, de (nieuw)bouw, het benoemen van leden van de Raad van Bestuur en de organisatorische en financiële ontwikkelingen van een UMC. Dit gebeurt door het instellen van (ad hoc) commissies bestaand uit CRAZ leden die over competenties dan wel ervarings- en/of locatiedeskundigheid beschikken passend bij het onderwerp. Bovendien worden aan een dergelijke commissie de lokale ‘aandachtspersonen’ toegevoegd: de (twee) CRAZ-leden die tot taak hebben de lokale gebeurtenissen van een UMC te volgen en een klankbord zijn voor het betreffende UMC. De Raad van Bestuur heeft ongeveer eens per kwartaal een regulier informatief overleg met de aandachtspersonen. De CRAZ adviseert de UMC’s gezamenlijk over onder andere de kwaliteit van patiëntenzorg, de positie van de patiënt bij medisch wetenschappelijk onderzoek en de digitalisering van de gezondheidszorg. In 2011 adviseerde de CRAZ de UMC’s desgevraagd over concentratie van zorg en meer specifiek in dit kader de concentratie van kinderoncologie. De CRAZ bracht verder aan het UMCG (positief) advies uit over de klachtenregeling, de protocollen Euthanasie en Palliatieve sedatie en het Verpleegkundig Expertisecentrum.
36
Delegaties uit de CRAZ namen deel aan informatiebijeenkomsten over protonentherapie (samen met Zorgbelang Groningen en een viertal patiëntenorganisaties), de organisatie van de acute zorg en informatiebeveiliging en woonden de themabijeenkomst Hoofdbehandelaarschap en Regievoering bij.
3.6
Medezeggenschap
In het UMCG functioneert op centraal niveau een Ondernemingsraad en een O&O-raad. Er zijn zeven Onderdeelcommissies die de medezeggenschapstaken op sectorniveau behartigen. Primair heeft in 2011 in het overleg met de Ondernemingsraad het doelmatigheidsprogramma ‘Klaar voor de Toekomst’ met de daaraan gelieerde bezuinigingstaakstelling aandacht gekregen. De volgende adviesaanvragen en instemmingsverzoeken zijn behandeld in het overleg met de Ondernemingsraad: Diverse adviesaanvragen betreffende bezuinigingsplannen in het kader van ‘Klaar voor de Toekomst’. Dit advies- en besluitvormingstraject was eind 2011 nog niet afgerond. Begin 2012 heeft de OR zijn advies uitgebracht, waarna de Raad van Bestuur de implementatieplannen heeft vastgesteld. Adviesaanvraag samenwerking UMCG — Zorggroep Leveste. De OR heeft positief geadviseerd. Instemmingsverzoek over een aangepaste Integriteitscode UMCG. De OR heeft ingestemd. Instemmingsverzoek Verzuimprotocol en notitie Verzuimbeleid. De OR heeft ingestemd. Instemmingsverzoek (technische) aanpassingen in de fiscale regeling voor woonwerkverkeer UMCG. De OR heeft ingestemd. Instemmingsverzoek wijzigingen Klachtreglement UMCG. De OR heeft ingestemd. Daarnaast zijn onder andere de volgende zaken in het overleg met de OR aan de orde geweest: rapportages vacaturecommissie, invoering van de werkkostenregeling in het UMCG, het Verpleegkundig Expertisecentrum, invoeringstraject EPD, jaarverslag vertrouwenspersoon, kaderbrief 2012, financieel beleid UMCG, HRM ken- en stuurgetallen, diverse initiatieven voor regionale samenwerking, fietsstallingsbeleid UMCG-terrein, evaluatie klokkenluidersregeling UMCG, evaluatie en verbetervoorstellen werkwijze Mobiliteitspunt, jaarverslag arbeidsomstandigheden en milieuzorg 2010, plandocument, voortgang project Jaargesprek, en Talentmanagement UMCG. Onderwijs- en Onderzoekraad In 2011 heeft de O&O-raad verschillende onderwerpen aan de orde gehad. De bezuinigingen op onderwijs- en onderzoeksgebied zijn een belangrijk gespreksonderwerp (geweest). Een aantal leden uit de O&O-raad heeft ook deelgenomen aan het overleg hierover binnen de Ondernemingsraad. De belangrijkste voorwaarde die de O&O-raad daarbij stelde, is dat er gewaakt moet blijven worden over de kwaliteit van onderzoek en onderwijs. Verder zijn voorwaarden gesteld aan het goed motiveren van het opheffen van onderzoekssecties. Goede communicatie met betrokken medewerkers is daarbij erg belangrijk. De Onderdeelcommissies moeten de uitgewerkte bezuinigings-/reorganisatieplannen hierop (kunnen) toetsen. 37
Naast de bezuinigingen heeft de O&O-raad onder andere aandacht besteed aan prikincidenten en vaccinatiebeleid bij de medische opleidingen. Dit heeft ertoe geleid dat het beleid op diverse punten is aangescherpt en verhelderd. Uit de jaarlijkse bespreking van het Arbo- en milieujaarplan voor de universitaire gebouwen is gebleken dat de organisatie hiervan gaat wijzigen, en meer samenwerking en samenvoeging met de arbo-onderdelen binnen het UMCG zal plaatsvinden. De O&O-raad vindt het belangrijk dat de studentenbelangen hierbij ook voldoende aandacht blijven krijgen. De O&O-raad wordt medio 2012 verder over de voortgang geïnformeerd. Naast bovenstaande onderwerpen behandelt de O&O-raad jaarlijks de Onderwijs- en Onderzoekbegroting en de Onderwijs- en Examenreglementen van de medische opleidingen.
38
4
4.1
Beleid, inspanningen en prestaties
Meerjarenbeleid
Topkwaliteit leveren, dat is waar het UMCG als kennis- en zorginstelling voor staat. Onze ruim 10.000 medewerkers spannen zich hier dagelijks voor in. Het realiseren van onze ambitie om in de top te blijven presteren in patiëntenzorg, onderzoek, onderwijs en opleiding, is een grote uitdaging. Door de bezuinigingen van de overheid moeten wij scherpere keuzes maken en zoeken naar nieuwe geldstromen. Alleen zo kunnen wij blijven bouwen aan de toekomst van gezondheid. Verder bouwen aan de toekomst van gezondheid In de missie van het UMCG ‘Bouwen aan de toekomst van gezondheid’ staan, gezien vanuit het perspectief van het UMCG, oplossingen voor maatschappelijke vragen rond gezondheid en de (toekomstige) inrichting van zorg centraal. De focus van het UMCG is Healthy Ageing, oftewel gezond en actief ouder worden. Met deze focus kiezen we voor levensloopgeneeskunde, van basaal onderzoek tot populatiestudies en van bench-to-bedside. Keuzes die gemaakt worden in zorg, onderwijs en onderzoek liggen in deze lijn. Als speerpunten bij deze inzet op levensloopgeneeskunde zijn benoemd: oncologie, transplantatiegeneeskunde, kindergeneeskunde, psychiatrie en acute zorg. Onderzoeksinstituut ERIBA biedt het UMCG een sterke focus bij de invulling van het fundamentele biomedisch onderzoek in Groningen. Een andere belangrijke onderzoekspijler onder Healthy Ageing is het cohortonderzoek LifeLines, dat antwoord wil geven op de vraag waarom de één gezond ouder wordt terwijl de ander al op jonge leeftijd problemen krijgt met zijn gezondheid. Healthy Ageing is in eerste instantie vooral uitgewerkt binnen het onderzoeksdomein, maar krijgt nu ook een praktische vertaling in de klinische setting van het UMCG, waarbij niet alleen voor medici een belangrijke rol is weggelegd, maar ook voor verpleegkundigen. De keuze van het UMCG voor Healthy Ageing is maatschappelijk en economisch gezien zeer relevant. Dit bleek ook nadrukkelijk uit een onderzoek dat econoom Pomp in opdracht van het UMCG heeft verricht. In zijn rapport 'Gezond en actief ouder worden. De maatschappelijke baten van Healthy Ageing onderzoek' (januari 2012) concludeert Pomp dat door te investeren in preventie en gezond ouder worden, het gezondheidsverlies als gevolg van veroudering kan dalen met een derde en de kostengroei in de zorg beperkt kan blijven tot een kleine 18% van het bruto binnenlands product (BBP). Investeren in Healthy Ageing draagt bovendien bij aan extra arbeidsparticipatie, een effect dat kan oplopen tot ruim 150.000 personen in 2050. We blijven zelf stevig inzetten op Healthy Ageing de komende jaren, maar door krachten te bundelen kan nog veel meer bereikt worden. Het UMCG pleit daarom voor een nationaal programma waarin alle Healthy Ageing-inspanningen van universiteiten, universitaire medische centra en het bedrijfsleven samenkomen en dat aansluit bij het beleid van de Europese Unie.
39
Doelmatigheidsprogramma Na de bezuinigingen in 2010 die het UMCG noopten de formatie met 160 fte te reduceren, werd het UMCG in 2011 opnieuw geconfronteerd met verschillende bezuinigingen van de ministeries van VWS en OCW. Om deze te kunnen opvangen en het UMCG financieel toekomstbestendig te maken, wordt een doelmatigheidsprogramma van € 41 miljoen uitgevoerd, dat loopt van 2011 tot 2013. Dit programma ‘Klaar voor de Toekomst’ is tevens nodig om financiële ruimte te creëren voor onze beleidsmatige prioriteiten, waaronder Healthy Ageing, topreferente functie voor complexe zorg, kwaliteit en veiligheid, en een nieuw EPD. Het doelmatigheidsprogramma is als volgt opgebouwd. Vergroting van de doelmatigheid van de algemene en medische ondersteuning moet € 25 miljoen opleveren. Gedwongen ontslagen zijn hierbij helaas onontkoombaar gebleken. Het sociaal plan dat in 2010 gesloten is met de vakbonden en dat loopt tot eind 2012 , geeft de kaders voor boventalligheid aan. In 2011 zijn de voorbereidingen getroffen voor deze ingrijpende bezuinigingen. Parallel hieraan wordt met efficiencyprojecten, waaronder verhoging van inkoopvoordelen en inkomsten uit onderlinge dienstverlening, € 8 miljoen bespaard. Daarnaast moet nog eens ruim € 8 miljoen bezuinigd worden op het gebied van Onderzoek en Onderwijs. Het eerder ingezette beleid om programma’s die op afdelingen zeer effectief en efficiënt zijn gebleken in het hele UMCG door te voeren, wordt voortgezet. De budgettaire schaarste in zorg en onderzoek zal de komende jaren aanhouden. Voor de patiëntenzorg geldt dat de beschikbare groeiruimte zoals vastgelegd in het Hoofdlijnenakkoord tussen zorgaanbieders, zorgverzekeraars en de minister van VWS, zal achterblijven bij de snel groeiende zorgvraag. Daarnaast vervallen belangrijke budgetgaranties: structurele bijdragen uit de FES worden omgezet naar tijdelijke bijdragen en kortingen op de academische component en de Rijksbijdrage O&O ten gevolge van het topsectorenbeleid van de overheid worden slechts terugverdiend als initiatieven gehonoreerd worden. Lange termijn verwachtingen
Patiëntenzorg Budgettaire krapte en toenemende financiële risico’s als gevolg van de invoering van prestatiebekostiging, nopen het UMCG tot het maken van scherpere keuzes in het zorgaanbod. Maar deze keuzes zijn niet alleen noodzakelijk vanuit financieel perspectief. Ook om de kwaliteit van zorg te kunnen verbeteren is het nodig dat we een sterkere focus in ons aanbod aanbrengen. Het UMCG heeft gekozen voor een focus op topreferente zorg, complexe zorg en complexe patiënten. De komende tijd wordt deze beleidslijn verder uitgewerkt in concrete portfoliokeuzes voor de verschillende specialismen en daarmee voor het UMCG als geheel. Tegelijkertijd voelen we ons maatschappelijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg in Noord-Nederland. Als belangrijke voorwaarde bij de portfoliokeuzes is daarom gesteld, dat zorg in het UMCG niet mag worden afgebouwd als de continuïteit van die zorg niet is geborgd in de regio. Dit vergt afspraken met andere zorgaanbieders in de regio. Vanuit de inhoud wordt gekeken waar welke zorg het beste aangeboden kan worden en waar welke patiënt(engroep) het beste behandeld kan worden. Daarbij zullen kwaliteit (voldoen aan de volumenormen) en doelmatigheid belangrijke criteria zijn.
40
Via samenwerkingsovereenkomsten met noordelijke zorginstellingen over basiszorg, maar ook door deelname in de formulering van regiovisies van de zorgverzekeraars en de vorming van Managed Clinical Networks (MCN) voor hoog complexe / laag volume zorg, werkt het UMCG mee aan de herinrichting van de regionale zorg. Dit zal mede richting gaan geven aan de capaciteitsvraagstukken en -investeringen en daarmee aan de organisatie en de infrastructuur van het UMCG zelf, alsmede van invloed zijn op ons eigen portfolio. In 2011 is hiermee een start gemaakt door het opstellen van zorgportfolio’s per specialisme en samenwerking in de regio. Belangrijke investeringen de komende jaren waarover reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden, zijn de nieuwbouw voor de Psychiatrie, vernieuwing van het OK-complex en vervanging van het huidige ZIS/EPD. De voorbereidingen hiervoor zijn in volle gang. Voorts onderzoekt het UMCG de mogelijkheden voor een protonenfaciliteit in Groningen. Kwaliteit en patiëntveiligheid staan centraal in het dagelijks werk van onze zorgprofessionals. Hoewel er in de afgelopen periode veel werk is verzet, heeft dit op sommige plaatsen nog onvoldoende vertaling gekregen binnen de primaire processen. Het UMCG zet daarom stevig in op implementatie van het huidige kwaliteits- en patiëntveiligheidsbeleid. In 2012 ligt onze focus op patiëntveiligheidsprojecten en goede inrichting van het hoofdbehandelaarschap en regievoering. Eind 2012 zal ons kwaliteitssysteem, waaronder een VMS, een ISO-certificering hebben.
Onderzoek Door de bezuinigingen op publieke onderzoeksmiddelen, moet het UMCG zich meer richten op andere partners voor de financiering van onderzoeksactiviteiten. De onderzoeksinfrastructuur van het UMCG, de mensen, de laboratoria et cetera, zijn daarvoor een onmisbare voorwaarde om valorisatieactiviteiten mogelijk te maken. Om vindingen van het UMCG beter te valoriseren heeft het UMCG in 2011 een zogenoemd Center for Development and Innovation (CDI) ingericht. Het CDI initieert actief nieuwe samenwerking met Noord-Nederlandse bedrijven en ondersteunt de al bestaande. Het wetenschappelijk onderzoek wordt in 2012 verder gestimuleerd. Naast de uitbouw van ERIBA, waarbij het UMCG nauw samenwerkt met de RUG, krijgt het klinisch wetenschappelijk onderzoek speciale aandacht. De onderzoeksprogramma’s in de vier onderzoeksinstituten van het UMCG worden in 2012 herijkt en geherformuleerd, zodat meer samenhang ontstaat. Daarbij wordt voor de onderzoeksprogramma’s Oncologie in 2012 een eigen Oncologisch onderzoeksinstituut opgericht. Dit sluit aan bij de verdere ontwikkeling van het UMC Groningen Cancer Center dat in 2011 is geopend.
Onderwijs & opleiding Met de intensivering van het onderwijs, excellentie en duidelijke profilering, zijn bezuinigingen in het onderwijs deels terug te halen. Als antwoord op de Strategische Agenda van het kabinet is het UMCG voornemens om binnen de bachelor Geneeskunde kleine studentengemeenschappen (learning communities) in te richten, elk met circa honderd studenten, rond specifieke thema’s. Bij de medisch specialistische vervolgopleidingen worden alle opleidingen gemoderniseerd conform het Kaderbesluit van het College Geneeskundige Specialismen. Belangrijk thema daarbij is het vormgeven van de opleiding volgens het zogenoemde CanMEDS model. 41
De praktijk leert dat opleiders en AIOS ondersteuning nodig hebben om de aandacht voor algemene competenties voldoende in het programma te borgen. Het UMCG is in dat verband als initiatiefnemer betrokken bij het opzetten van een landelijk onderwijsprogramma gericht op die algemene competenties. Kortom, het UMCG staat in 2012 en de jaren daarna voor grote uitdagingen. Die gaan we niet uit de weg. We zijn ervan overtuigd dat we ook in deze tijd van bezuinigingen onze ambities als academisch kenniscentrum overeind kunnen houden en onze verantwoordelijkheid voor goede, toegankelijke zorg binnen het UMCG en in de samenwerking met onze regio gestalte kunnen geven. Wij blijven verder bouwen aan de toekomst van gezondheid. Over vijf jaar wil het UMCG nationaal en internationaal hét centrum voor Healthy Ageing zijn, waar onderzoek, zorg, opleiding en onderwijs van het hoogste niveau zijn. In de patiëntenzorg willen we ons concentreren op topreferente en complexe patiënten en hun de beste zorg bieden. Om blijvend te kunnen excelleren, willen we de hoge kwaliteit van ons onderwijs en onze opleidingen handhaven.
4.2
Algemeen beleid verslagjaar
4.2.1
Patiëntenzorg
Resultaten 2011 Toename aantal eerste polikliniekbezoeken, opnames en dagbehandelingen Eerste stappen vertaling Healthy Ageing naar de kliniek UMC Groningen Cancer Center geopend Succesvolle pilots binnen de perioperatieve keten Voorbereiding scheiding acute en electieve patiëntenstromen Nachtvluchten traumahelikopter Vergunning steunharten (LVAD) Wereldwijd eerste toepassing nieuwe operatietechniek eierstokkanker Start aanbesteding nieuw ZIS/EPD Aantallen patiënten De ontwikkelingen in de patiëntenstroom van het UMCG zijn beschreven in paragraaf 2.3.2. De realisatie in 2011 van de FB-parameters (dag)opnames, eerste polikliniekbezoeken en verpleegdagen lag iets boven de productieafspraken die gemaakt zijn met zorgverzekeraars. Voor de bijzondere activiteiten (waaronder WBMV-verrichtingen) geldt dat de productie binnen de afspraken is gebleven (zie ook paragraaf 2.8.1 van de Jaarrekening). Vertaling Healthy Ageing naar de kliniek Met betrekking tot Healthy Ageing zijn een aantal stappen gezet om dit speerpunt te vertalen naar de kliniek. Drie pilots zijn voorbereid in het kader van GERAS (Groningen Epidemiologic Reconnaissance into an Ageing Society). Dit is een programma waarbinnen patiëntkarakteristieken, medisch handelen, geboden zorg, kosten en uitkomsten op 42
gestandaardiseerde wijze worden geregistreerd en vervolgd. In 2012 start het verzamelen van data in de categorieën te vroeg geboren kinderen, cancer survivors en complexe oudere patiënten. Het UMCG is toegetreden tot het Europese ACT-consortium onder leiding van Philips, waarbinnen in verschillende Europese regio’s wordt toegewerkt naar brede implementatie van e-Health-toepassingen voor patiënten met een chronische aandoening. Het thema Health Literacy is geïdentificeerd als nieuwe programmalijn, zowel vanuit het oogpunt van primaire preventie als het stimuleren van gezondheidsvaardigheden bij specifieke patiëntencategorieën. Hierin wordt ook de samenwerking gezocht met andere faculteiten, maatschappelijke organisaties en internationale partners.
UMC Groningen Cancer Center Op 16 september 2011 heeft Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Margriet der Nederlanden de nieuwe polikliniek van het UMC Groningen Cancer Center officieel geopend. Het centrum is onderdeel van het UMCG. De zorg voor patiënten met kanker is één van de speerpunten van het UMCG. Daarbij past onderzoek naar het ontstaan van kanker en het vinden van nieuwe succesvolle behandelmethoden om patiënten te genezen en de kwaliteit van leven zo hoog mogelijk te houden. Mede daarom is besloten tot de bouw van het UMC Groningen Cancer Center. In het centrum werken topspecialisten intensief samen om de best mogelijke zorg aan patiënten te geven. Die zorg is altijd maatwerk. Het centrum maakt gebruik van de meest geavanceerde diagnostiek- en behandelmethoden om tot het beste resultaat te komen. Dit in nauwe afstemming met verwijzende huisartsen en specialisten in andere ziekenhuizen. Het UMC Groningen Cancer Center is daarmee als herkenbaar kennisinstituut en hoogwaardig behandelcentrum een spil in het regionale netwerk van kankerzorg. Kinderoncologie In 2011 is veel overleg en discussie geweest over de noodzakelijke en gewenste mate van concentratie binnen de kinderoncologie in Nederland, alswel over de wijze waarop deze concentratie in de praktijk georganiseerd moet worden. Deze discussies vonden niet alleen plaats binnen het UMCG, binnen de NFU en binnen verschillende wetenschappelijke verenigingen, maar hebben ook in de publiciteit de nodige aandacht gekregen. De in 2009 opgerichte coöperatie Nationaal Kinderoncologische Centrum (NKOC) streeft naar de oprichting van één (landelijk) Kinderoncologische Centrum, van waaruit de zorg voor kinderen met kanker georganiseerd wordt. De NFU, daarin gesteund door het advies van hoofden van afdelingen Kindergeneeskunde binnen de UMC's, onderschrijft de wens tot bundeling van expertise voor de behandeling van kinderen met kanker, maar opteert hierbij voor een ander organisatiemodel: concentratie van de kinderoncologie op vier locaties in één samenwerkingsverband. Ondanks de inspanning van velen, waaronder het ministerie van VWS, is het in 2011 niet gelukt de standpunten van partijen in overeenstemming te brengen. De minister van VWS heeft tijdens een werkbezoek aan het UMCG op 12 februari 2011 aangegeven niet te opteren voor één centrum, omdat zij dit te kwetsbaar vindt. Op 5 december 2011 heeft de coöperatie NKOC een intentieverklaring tot vergaande samenwerking met het UMCU ondertekend, waarbij partijen streven naar de bouw van een Nationaal kinderkankerziekenhuis te Utrecht. Perioperatieve keten De diverse functies in de perioperatieve keten functioneren op zich goed, maar er is sprake van onvoldoende afstemming tussen de functies. Onder coördinatie van een zogenaamde 43
kwartiermakersgroep vinden verbeteringen in en door de lijn plaats. De verbeteringen worden gerealiseerd door middel van kortlopende pilots op de gebieden kwaliteit & veiligheid, planning & capaciteit en personeel & teambinding. Het uiteindelijke doel van dit project is om een manier van werken te introduceren die leidt tot het meer procesmatig organiseren van het werken in de keten en het aankunnen van een hogere mate van complexiteit. Er zijn circa 25 multidisciplinaire pilotteams actief die bestaan uit onder meer medisch specialisten, verpleegkundigen, OK-medewerkers en managers, die allen bijdragen aan de ontwikkeling van een functiegerichte naar een ketengerichte organisatie. Binnen het hoofdthema kwaliteit & veiligheid is in 2011 de gedigitaliseerde SURPASS (SURgical PAtient Safety System)-checklist UMCG-breed ingevoerd. Het gebruik van deze digitale SURPASS-checklist zorgt voor verbetering van de patiëntveiligheid in het UMCG (zie ook paragraaf 4.4.1). De meeste pilots vinden plaats binnen het hoofdthema capaciteit & planning, op zowel strategisch, tactisch en operationeel niveau. Deze pilots hebben onder meer bijgedragen aan: Een reductie van het aantal patiënten dat van het electieve operatieprogramma 'afvalt' door een meer gelijkmatige aanvraag van IC-bedden voor het electieve operatieprogramma, het eerder bekend zijn van beschikbare IC-capaciteit en door het werken met dedicated teams op het operatiecentrum. Kwaliteitsverbetering kinderchirurgie door clusteren van kinderen op het operatiecentrum. Verkorting ligduur door opname patiënten op operatiedag. Betere benutting capaciteit Preoperatieve polikliniek Anesthesiologie (POPA) door het invoeren van een nieuw planningssysteem en toename van het aantal screenings per dag op de POPA door een betere doorstroming. Meer doelmatig gebruik van de capaciteit van het Operatief Dagbehandelingscentrum door invoering van dynamische planning en een nieuwe masterplanning.
Nieuwbouw/verbouw operatiecentrum De kwartiermakersgroep perioperatieve keten bereidt vanuit de (medische) inhoud een voorstel voor betreffende de nieuwbouw (of verbouw) van het operatiecentrum van het UMCG. De samenhang van de in- en externe zorgketen van het UMCG, in het bijzonder de (huisvesting van) de Intensive Care, is hierbij van belang, evenals de voorgenomen scheiding tussen de acute en electieve patiëntenstromen en de hieraan gekoppelde logistieke stromen. Over het ontwerp van de nieuwe operatiekamers wordt ook reeds nagedacht. Operatiekamers zullen de komende jaren sterk veranderen. Robotica, geavanceerde chirurgie en een andere kijk op de zorg zijn hierbij van grote invloed. In 2011 heeft een twee weken durende workshop plaatsgevonden met ontwerpers en zorgprofessionals werkzaam in het UMCG. De uitkomsten zijn gebundeld in de publicatie ‘Vensters open. Heden verleden en toekomst van de operatiekamer’. Deze publicatie, die in samenwerking met TNO tot stand is gekomen, benadert de OK als een integrale opgave: techniek in samenhang met ruimte voor de patiënt en het operatieteam. De inhoud is opgebouwd rond zeven ontwerpen voor de Operatiekamer van de Toekomst. Acute zorgketen Naar analogie van de aanpak van de perioperatieve keten is in 2011 ook voor de acute zorgketen een zogenaamde kwartiermakersgroep ingesteld die zich onder meer bezighoudt met het
44
scheiden van de electieve en acute stromen en de positionering van het UMCG in de keten van de spoedeisende hulp in de regio. Er wordt in dit kader prioriteit gegeven aan het uitwerken van een voorstel voor een spoedzorgfaciliteit - een Acute Opname Afdeling (AOA) in de nabijheid van de Centrale Spoedopvang (CSO) en de afdeling Radiologie - die verstoring van de electieve zorg in het UMCG kan verminderen. Nachtvluchten traumahelikopter Sinds april 2011 vliegt de traumahelikopter van het UMCG ook in het donker, wanneer snel gespecialiseerde traumazorg wordt gevraagd. Dit werd mogelijk na politieke besluitvorming hierover in februari 2011. Aan dit besluit ligt een onderzoek ten grondslag van het adviescollege burgerluchtvaartveiligheid (DEGAS), waaruit is gebleken dat de veiligheid niet in het geding komt als helikopters ook 's nachts op het dak staan en van daaruit opstijgen en landen. Het Mobiel Medisch Team (MMT) is met de nachtvluchten van start gegaan na een training en circa dertig oefenvluchten. Het ’s nachts vliegen vanaf het ziekenhuisdak is tijdelijk totdat het UMCG een nieuwe standplaats voor de helikopter heeft gevonden. Het UMCG kijkt al geruime tijd uit naar een meer centraal en zuidelijker gelegen standplaats voor de traumaheli om zo meer inwoners in het werkgebied2 sneller van gespecialiseerde traumazorg te kunnen voorzien. Bovendien veroorzaakt de huidige plek geluidsoverlast bij omwonenden. Ondanks intensief overleg met verantwoordelijke instanties over verplaatsing van de standplaats van de helikopter, heeft dit in 2011 nog niet geleid tot een definitieve aanwijzing van een nieuwe locatie. Vergunning steunharten (LVAD) In 2011 heeft de minister van VWS het UMCG een vergunning verleend voor het implanteren van Left Ventricular Assist Devices (LVAD) als ‘bridge to transplant’. Het UMCG kan nu zelf een LVAD implanteren bij ernstig zieke patiënten die in Groningen op de wachtlijst staan voor een harttransplantatie en bij wie een LVAD nodig is om de periode tot de harttransplantatie te kunnen overbruggen. Voorheen moesten deze patiënten doorverwezen worden naar Rotterdam (Erasmus MC) of Utrecht (UMCU), waarna ze van de wachtlijst in Groningen werden geschrapt. De vergunning heeft een positief effect op het harttransplantatieprogramma in het UMCG, omdat er nu meer patiënten hier op de wachtlijst blijven staan. Wereldwijd eerste toepassing nieuwe operatietechniek eierstokkanker Het UMCG heeft wereldwijd voor het eerst een nieuwe operatietechniek toegepast bij vrouwen met eierstokkanker. Deze techniek gebruikt een tumorspecifieke fluorescerende kleurstof en een ultragevoelig camerasysteem. Eierstokkanker wordt vaak in een laat stadium ontdekt en heeft daardoor een slechte prognose. Door de nieuwe techniek licht het tumorweefsel op. Het gebruik van tumorspecifieke fluorescente kleurstoffen betekent een geheel nieuwe aanpak in de behandeling van kanker en kan mogelijk leiden tot een betere detectie en verwijdering van tumoren bij onder andere eierstokkanker en borstkanker. Met de Mayo Clinic in de Verenigde Staten is een samenwerkingsverband geïnitieerd om de effectiviteit van de nieuwe techniek met betrekking tot overleving in kaart te kunnen brengen.
2
Groningen, Friesland, Drenthe, de kop van Overijssel, de (Duitse) Waddeneilanden en in voorkomende gevallen het Duitse grensgebied).
45
Introductie veilige naalden Om het aantal prikincidenten na bloedafname verder te verminderen, heeft het UMCG twee nieuwe types naalden ingevoerd: standaardnaalden met veiligheidshuls en vlindernaalden waarbij de naald na het prikken terugschiet. De nieuwe naalden zijn primair bedoeld voor de veiligheid van medewerkers, maar zijn ook beter voor de patiëntveiligheid, omdat de naalden en hulzen echt maar één keer gebruikt kunnen worden. Volgens nieuwe Europese wetgeving moeten alle ziekenhuizen vanaf 2013 veilige naalden gebruiken. Zorg ICT Het UMCG is voornemens om in 2014 een nieuw ZIS en EPD in gebruik te nemen, als opvolger van het huidige ZIS en PoliPlus. De voorbereidingen hiervoor zijn in volle gang. De activiteiten richtten zich in 2011 vooral op de aanbesteding. De invoering van dit EPD zal alle geledingen van het UMCG in positieve zin gaan raken. We zetten een belangrijke stap in een meer adequate ICT-ondersteuning van (vooral) de primaire processen, leidend tot betere kwaliteit en een grotere productiviteit in het gehele zorgdomein. Het UMCG gaat ervan uit dat afscheid wordt genomen van eigen patiëntdossiers per afdeling of discipline. Voor iedere patiënt is er straks één kerndossier waarin zorgprofessionals uit verschillende disciplines op een uniforme manier gegevens vastleggen en kunnen naslaan.
4.2.2
Innovatie en ontwikkeling
Resultaten 2011
Groei in wervingskracht (2e en 3e geldstroom) Investeringen in nieuwe topfaciliteiten, toponderzoek en samenwerkingsverbanden Initiatieven op het gebied van valorisatie Stijgende lijn in verwerven van persoonsgebonden subsidies Groei in aantal promoties en publicaties
Het UMCG is de afgelopen jaren zeer succesvol geweest in het binnenhalen van onderzoeksmiddelen, onder andere voor LifeLines en ERIBA; de omzet in de 2e en 3e geldstroom is in enkele jaren met bijna € 30 miljoen toegenomen tot ruim € 66 miljoen in 2011. De forse stijging van extern gefinancierd onderzoek heeft geleid tot een stijging van de wetenschappelijke output en verdere ontwikkeling van state-of-the-art onderzoeksfaciliteiten.
46
Categorie
2011
2010
2009
2008
Lagere overheden (gemeenten, provincies e.d.) 21.102.044 20.022.127 12.123.885 7.058.542 Grootschalige Onderzoeksinitiatieven/Topinstituten 8.614.513 6.875.995 4.390.654 2.335.611 Bedrijven 8.193.410 7.159.584 6.700.093 6.255.879 Collectebusfondsen 6.289.603 7.007.074 6.261.136 5.909.659 2e Geldstroom: NWO, STW, KNAW 6.203.816 5.366.335 5.259.442 4.723.535 Stichtingen en verenigingen 4.612.601 4.465.433 3.917.873 2.840.890 Ministerie en landelijke overheden 4.563.585 3.243.787 2.879.785 1.734.131 Commissie Europese Unie 3.475.572 3.056.201 3.548.193 3.723.268 Onderwijs- en onderzoeksinstellingen 1.015.165 611.289 1.016.911 1.053.451 Diversen 2.106.068 570.598 911.638 1.571.399 Totaal 66.176.377 58.378.423 47.009.610 37.206.365 Tabel 9 Ontwikkeling omzet (kostengerelateerd) 2e en 3e geldstroom in 2008 t/m 2011
Topfaciliteiten Het UMCG heeft de primaire focus voor het wetenschappelijk onderzoek op veroudering gelegd. Gezond ouder worden duurt een leven lang en begint al bij de conceptie: ouders die hun genen doorgeven en dus ook hun eventuele risico’s en kansen voor een gezonde levensloop of het ontstaan van ziekte later in het leven. Levensstijl, voedingspatroon en omgevingsfactoren beïnvloeden de ontwikkeling van gezondheid. Over de invloed van deze factoren en hoe ze zich tot elkaar verhouden, is nieuwe kennis nodig. Die kennis vergaart het UMCG onder andere met het longitudinale bevolkingsonderzoek LifeLines en ERIBA waar wetenschappers fundamenteel onderzoek doen naar verouderingsprocessen. Daarbij werkt het UMCG samen met de RUG, hogescholen, overheden en bedrijfsleven in het Healthy Ageing Network Northern Nederlands (HANNN) om van Noord-Nederland een Europese topregio te maken op het gebied van gezond ouder worden. Het UMCG en de RUG investeren substantieel in nieuwe state-of-the-art onderzoeksfaciliteiten. De RUG is in 2010 begonnen met de bouw van het laboratorium voor het ERIBA. In totaal zijn ultimo 2011 negen onderzoeksgroepen geformeerd voor ERIBA en zijn gesprekken met andere internationale topwetenschappers gaande. In ERIBA is plaats voor maximaal twaalf topwetenschappers met hun onderzoeksgroepen; in totaal zullen straks ongeveer 150 onderzoekers werkzaam zijn in het instituut. De ruwbouw eerste fase van het nieuwe instituut was aan het einde van de zomer 2011 gereed. Het gebouw wordt gefaseerd in gebruik genomen, te beginnen in juni 2012 wanneer de oplevering van de eerste drie verdiepingen is gepland. De overige verdiepingen volgen een jaar later. Met de bouw en inrichting van het instituut en het aantrekken en faciliteren van onderzoekers, is een bedrag van € 49 miljoen gemoeid in de periode tot en met 2014. De gekozen opzet en de hoogte van de investering maken ERIBA uniek, niet alleen voor Groningen maar voor heel Nederland. Uit het onderzoek van de nieuwe afdeling Verouderingsbiologie/ERIBA zijn al verschillende wetenschappelijke publicaties voortgekomen (twaalf publicaties in 2011), waarvan één in Science tot een van de tien grootste wetenschappelijke doorbraken in 2011 is uitgeroepen. Deze publicatie is een eerste tastbaar resultaat van het samenwerkingsverband dat de Mayo Clinic en het UMCG zijn aangegaan in hun onderzoek naar veroudering. Het gaat hierbij om een studie waarbij een vertragingstactiek werd aangetoond tegen leeftijdsgebonden ziekten.
47
In maart 2012 werd bekend dat ERIBA van het UMCG en de RUG, en het Nederlands Kanker Instituut (NKI) gezamenlijk € 18,6 miljoen subsidie ontvangen voor de bouw van een nationale onderzoeksfaciliteit voor onderzoek naar kanker en veroudering in muismodellen; de Mouse Clinic for Cancer and Aging research. De MCCA is een van de vijf projecten die financiering krijgen vanuit het Nationale Roadmap-programma 2012 - 2014 voor grootschalige onderzoeksfaciliteiten. Verder zoekt het UMCG samenwerking met andere kennisinstellingen en het bedrijfsleven om de bevindingen in ERIBA te valoriseren. Zo kondigden UMCG en DSM onlangs een samenwerking aan op het gebied van onderzoek naar de rol van vitaminen bij gezond ouder worden. De samenwerking omvat onder andere cosponsorschap van promovendi die bij het UMCG en onderzoekslaboratoria van DSM werkzaam zullen zijn. Gezond en actief ouder worden is afhankelijk van vele factoren zoals genen, omgeving, levensstijl en sociaaleconomische omstandigheden. Door het onderzoek van LifeLines kan binnen een grote groep mensen en bij meerdere generaties gekeken worden hoe deze factoren elkaar beïnvloeden. Op basis van de informatie die LifeLines oplevert, kunnen wetenschappers van het UMCG (en daarbuiten) onderzoek doen naar bijvoorbeeld de invloed van bepaalde voeding op de gezondheid. Er kan gekeken worden waarom bepaalde aandoeningen in bepaalde families vaker voorkomen. Dit onderzoek kan vervolgens leiden tot nieuwe behandelmethoden, betere zorg, nieuwe medicijnen en diensten. Omdat LifeLines de deelnemers gedurende tientallen jaren volgt, geeft het ook inzicht in het moment waarop bepaalde aandoeningen zich voordoen. Dit betekent dat op basis van die informatie gezocht kan worden naar manieren om ziekte te voorkomen. Preventie is dan ook een essentieel onderdeel van Healthy Ageing. Het aantal nieuwe deelnemers aan LifeLines in 2011 bedraagt ruim 30.000 waardoor er ultimo 2011 72.308 deelnemers zijn. Hoewel het aantal deelnemers nog achter loopt op de initiële planning, wordt verwacht dat eind 2013 de doelstelling van 165.000 deelnemers toch zal worden gerealiseerd.
Figuur 3 Aantal deelnemers aan LifeLines per ultimo jaar, 2006-2011
48
De databank LifeLines heeft haar waarde inmiddels aangetoond; de databank speelde een belangrijke rol bij een grootscheepse genetische studie naar het ontstaan van de ziekte van Dupuytren. Publicatie van de onderzoeksresultaten vond in juli 2011 in the New England Journal of Medicine plaats. Het onderzoek heeft aangetoond dat genetische factoren een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van de ziekte. In 2011 is de aanbesteding gestart voor de bouw van LifeStore, een opslagruimte voor de miljoenen bloed- en urinemonsters. Het gebouw moet in 2013 klaar zijn. Voor het genetische onderzoek in het kader van LifeLines en het Parelsnoer Initiatief is in 2011 het Biobank Informatie Management Systeem getest, gevalideerd en in gebruik genomen. Parallel hieraan zijn voorbereidingen getroffen om tot een reglement voor alle Groningse Biobanken te komen waarin de zeggenschap van de donor over het biomateriaal geregeld wordt. Binnen het Nederlandse samenwerkingsverband biobanken, Biobanking and Biomolecular Resources Research Infrastructure-Nederland (BBMRI-NL), zijn drie complementatieprojecten van start gegaan. Deze projecten zijn erop gericht om de lokale biobank een snelle kwaliteitsimpuls te geven, waardoor deze als het ware klaargestoomd wordt voor samenwerking in nationaal en Europees verband. De financiële omvang per biobankproject bedraagt maximaal € 50.000 voor een periode van circa een jaar. Tegen beperkte kosten wordt hiermee een belangrijke stap gezet in de richting van beschikbaarheid van hoge kwaliteit data en materiaal voor BBMRI-NL en BBMRI-Europa. Ook in Europees verband wordt in het kader van biobanking nauw samengewerkt. De in 2010 gestarte projecten Genoom van Nederland (GoNL) en het Biobank Standardisation and Harmonisation for Research Excellence in the European Union (Bio-SHaRE-EU) zijn hier voorbeelden van. In deze projecten worden gegevens uitgewisseld tussen verschillende grootschalige Europese bevolkingsonderzoeken en databanken en zullen methoden en technieken ontwikkeld worden om genetische, medische en gezondheidsparameters te harmoniseren en te standaardiseren met inbegrip van ethische en juridische aspecten. Ook de plannen die het UMCG heeft om de eerste protonenfaciliteit in Nederland op te zetten, is een goed voorbeeld van de ambitie die het UMCG nastreeft om toponderzoek goed te faciliteren. De faciliteit zal zorg, onderzoek, onderwijs en opleiding en technologieontwikkeling bundelen en integraal onderdeel worden van het UMCG Groningen Cancer Center. Centers of Research Excellence (CoRE’s) Het Center of Medical Imaging North East Netherlands (CMINEN) is een publiek-private samenwerking, geïnitieerd door het UMCG en de RUG, Universiteit Twente en Siemens Nederland (founding partners) en is uitgekozen tot een van de acht nationale Centers of Research Excellence (CoRE’s) die op initiatief van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) zijn opgericht. De doelstelling van het CMINEN is om toonaangevend en baanbrekend onderzoek te doen op gebied van de medische beeldvorming. Dit betreft de (door)ontwikkeling van beeldvormingsmethoden en -technieken voor een kwalitatief betere en betaalbaardere gezondheidzorg. In 2011 is door het CMI veel energie gestoken om het CMI te promoten in het nieuwe topsectorenbeleid van de Overheid. In de innovatiecontracten van de topsectoren Life Sciences and Health (LS&H) en High Tech Systemen en Materialen (HTS&M) is rekening gehouden met financiering voor de CoRE’s (€ 5,8 miljoen euro in LS&H en € 7,2 miljoen in HTS&M). Het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) heeft een subsidie van € 1,2 miljoen toegekend aan het CMI. Het consortium is in november 2011 gelanceerd in het UMCG onder grote 49
belangstelling van researchers en bedrijven. Het CMI is als stichting op 16 december 2011 opgericht en de Supervisory Board en Board of Directors werden daarmee officieel geïnstalleerd. SPRINT (Smart Prevention, Rehabilitation & INtervention Technologies: Improved mobility & participation) is ook een van de andere acht nieuwe Centers of Research Excellence die Nederland sinds 2011 rijk is en waarin het UMCG en de RUG in participeren. SPRINT is een publiek-private samenwerking waarin naast UMCG en RUG ook de Universiteit Twente en INCAS3 met tientallen bedrijven en zorginstellingen deel van uitmaken. Het SPRINT researchprogramma moet voorzien in de behoefte aan oplossingen voor het vraagstuk dat de toenemende vergrijzing met zich meebrengt en richt zich op onderzoek naar nieuwe medische apparaten, programmatuur en hulpmiddelen. Preventie en kostenbesparing zijn hierbij belangrijke uitgangspunten; nieuwe innovaties moeten de financiële en personele druk op ziekenhuizen verminderen en ervoor zorgen dat ouderen langer zelfredzaam zijn. Het researchcentrum SPRINT heeft eind 2011 een subsidie van € 1,5 miljoen van SNN ontvangen. Met deze subsidie start SPRINT nieuwe projecten, die gericht zijn op het bevorderen van de mobiliteit van ouderen. SPRINT, op 29 juni 2011 geopend, krijgt hiermee een vliegende start. Toekenningen NWO middelgroot Doel van het Investeringsprogramma NWO is het bevorderen van investeringen in wetenschappelijk vernieuwende apparatuur of dataverzamelingen van (inter)nationaal belang. Het NWO-groot programma is een tweejaarlijks programma voor investeringen met een subsidie vanaf € 900.000. Voor subsidies tot € 900.000 is er het jaarlijks investeringsprogramma NWO-middelgroot. In 2011 zijn twee aanvragen NWO-middelgroot ingediend en gehonoreerd. Dit betreft apparatuur om de cellulaire huishouding te meten bij de afdeling Medische Biologie en apparatuur om slijtage in kunstgewrichten te meten voor de afdeling Biomaterialen. Nieuwe grootschalige initiatieven In 2011 zijn geen nieuwe grootschalige initiatieven vanuit de overheid gestart. Belangrijke oorzaak hiervan is de koerswijziging in het innovatiebeleid ingezet door het kabinet Rutte. Het nieuwe beleid is gericht op investeren in topsectoren. Dit topsectorenbeleid heeft als doel de contacten tussen universiteiten en industrie, de publiek-private samenwerking, te versterken. De ontwikkeling van de onderzoeksstrategieën en vervolgens het opstellen van de onderzoeksagenda’s voor de negen topsectoren is eind 2010 gestart en heeft tot eind 2011 geduurd. Medewerkers van het UMCG hebben actief meegedacht en meegeschreven voor de topsectoren Life Sciences and Health (LS&H), Agrofood en High Tech Systemen & Materialen (HTS&M). Initiatieven publiek-private samenwerking Naast de sectorbrede initiatieven waarbij het van belang is landelijke consortia te vormen, is ook gewerkt aan het opzetten van bilaterale samenwerkingsprojecten met de industrie. Deze activiteiten worden georganiseerd door het Center for Development and Innovation (CDI). Het CDI is in 2011 opgezet voor het bevorderen van de economische valorisatie van UMCG-kennis en het coördineren van samenwerking met het bedrijfsleven. Zo is op regionaal niveau een groot aantal activiteiten gaande die op termijn moeten leiden tot versterking van het netwerk van bedrijven waarin bilateraal of in constructies met meerdere partners met het UMCG wordt samengewerkt. Hieronder vallen ook regionale initiatieven zoals HANNN, Food Circle en Food Future. Ook met de regio Noord-Duitsland (Norgenta) is een dergelijk netwerk in opbouw. Voor het vormen van strategische allianties met het internationale bedrijfsleven zijn in 2011 de contacten met een aantal farmaceutische, medisch-technologische en voedingsmiddelen 50
ondernemingen geïntensiveerd. Ook is in 2011 gewerkt aan het opzetten van een consortium op het terrein van e-Health. Het is de verwachting dat samen met een aantal bedrijven, zorginstellingen en verzekeraars een sociale onderneming wordt opgericht die de e-Health portal gaat ontwikkelen en beheren. Initiatieven op het gebied van valorisatie Op het gebied van valorisatie van onderzoek is samen met onderzoekers gewerkt aan de vertaling van kennis naar toepassing. Zo zijn vier patenten gefiled en zijn daarnaast een aantal potentiële aanvragen in ontwikkeling genomen. Voor de financiering van ondernemingen die deze technologieën verder ontwikkelen is begonnen met het opzetten van een financieringspijplijn die zowel op het niveau van projecten (Technovatieleningen, Proof-ofConcept fonds) als op het niveau van bedrijven (Healthy Ageing Fund) leningen of risicodragend kapitaal kan bieden. Het Healthy Ageing Fund is gestart met de aankondiging door de CEO van PGGM dat het Pensioenfonds Zorg en Welzijn in een eerste tranche € 10 miljoen zal bijdragen. Samen met een aantal andere investeerders is een bedrag van ruim € 20 miljoen bijeen gebracht. De projectfinancieringen (Technovatielening 2 en Proof-of-Concept fonds) zijn gerealiseerd in het kader van het Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap (CVO). Voor de ontwikkeling van het CVO is een bijdrage van € 5 miljoen van het Ministerie van EL&I ontvangen. Deze overheidsbijdrage, samen met bijdragen van stad en provincie Groningen en investeringen door Hanzehogeschool, RUG en UMCG wordt gebruikt om de komende jaren de valorisatie van kennis te versterken en het onderwijs in ondernemerschap te ontwikkelen. Voor de profilering van deze toepassingsgerichte activiteiten is Healthy Ageing Campus Nederland georganiseerd. Een organisatie die sinds begin 2012 als separate BV verder gaat. Stijgende lijn in verwerven van persoonsgebonden subsidies In 2011 is door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) aan prof. dr. A. Aleman (Neurowetenschappen) en prof. dr. P. de Jonge (Universitair Centrum Psychiatrie) de zeer prestigieuze Vici-subsidie toegekend. De Vici-subsidie is bestemd voor excellente, ervaren onderzoekers die met succes een vernieuwende onderzoekslijn hebben ontwikkeld en daarmee een vooraanstaande positie innemen op nationaal en internationaal niveau. De onderzoekers ontvangen een subsidie van € 1,5 miljoen waarmee ze in staat gesteld worden hun onderzoeksgroep in de komende jaren verder uit te breiden en te versterken. Dr. R. Vliegenthart (Radiologie) en dr. H.J. Lambers Heerspink (Klinische Farmacologie) ontvingen beiden een Veni-beurs van € 250.000 van NWO. Vier onderzoekers ontvingen in 2011 van de Europese Onderzoeksorganisatie ERC (European Research Council) een zeer belangrijke persoonsgebonden subsidie. Aan prof. dr. J.J. Schuringa (Hematologie) en mw. dr. ir. E.A.A. Nollen (ERIBA, afdeling Verouderingsbiologie) werd de Starting Independent Researcher Grant uitgereikt. De Starting Grant is voor jonge veelbelovende onderzoeksleiders die hun eigen onderzoeksteam hebben samengesteld en een eigen onderzoekslijn hebben. De subsidie per onderzoeker bedraagt € 1,5 miljoen. Prof. dr. P. Lansdorp (ERIBA) en mw. prof. dr. E.G.E. de Vries (Oncologie) ontvingen de Advanced Investigator Grant. Deze is voor toponderzoekers die excellent en innovatief onderzoek doen en bestaat uit een geldbedrag van € 2,5 miljoen. De Europese Unie heeft een subsidie van € 6 miljoen toegekend voor een groot onderzoek naar ticstoornissen. Het onderzoek, waaraan 27 medische centra in meer dan 10 landen meewerken, wordt geleid door kinder- en jeugdpsychiater (Accare) en onderzoeker van het UMCG dr. P.J. Hoekstra.
51
Dr. J.W. Jonker (moleculair bioloog bij de afdeling Kindergeneeskunde) heeft de 2011 Human Frontier Science Program (HFSP) Career Development Award ontvangen. Deze prijs, waaraan een geldbedrag van $ 300.000 is gekoppeld, ondersteunt excellente jonge wetenschappers bij het opstarten van een onafhankelijke onderzoeksgroep. Prof. dr. H.M. Boezen (Epidemiologie) heeft de prestigieuze COPD Research Award 2011 van de European Respiratory Society gewonnen. Deze Award wordt jaarlijks uitgereikt aan die onderzoeker die niet ouder is dan 45 jaar en ‘die een belangrijke wetenschappelijke bijdrage heeft geleverd op het gebied van COPD en die een actief onderzoeksprogramma op het terrein van COPD heeft opgezet’. Aan de Award is een prijsbedrag van € 50.000 verbonden. Voor hun baanbrekende onderzoek naar een nieuwe intraoperatieve technologie waarbij gebruik wordt gemaakt van tumor-specifieke, fluorescerende stoffen en ultragevoelige camera-systemen (zie ook paragraaf 4.2.1) hebben dr. G.M. van Dam (Chirurgie) en prof. dr. V. Ntziachristos van de Technische Universiteit München de Erwin Schrödinger-Preis gewonnen. De prijs, waar een geldbedrag van € 50.000 bij hoort, is bestemd voor onderzoekers die er in zijn geslaagd uitstekende innovatieve prestaties op het grensgebied van Geneeskunde, Natuur- en Technische Wetenschappen te leveren. Van Dam heeft over zijn onderzoek gepubliceerd in Nature Medicine. Wetenschappelijke productie en kwaliteit De Graduate School of Medical Sciences Groningen (GSMS) speelt een belangrijke rol in het realiseren van de doelstellingen het UMCG en de RUG, zoals vastgesteld in het Strategisch Plan van de RUG: toename van het aantal promoties, toename van de kwaliteit van onderzoek en onderzoekers, en verbeteren van het promotierendement. In 2011 zijn verschillende initiatieven ontplooid om deze doelstellingen te realiseren, zoals: Aanscherpen van de eisen PI-schap (Principal Investigator). Om in aanmerking te komen voor het PI-schap dient een onderzoeker minimaal acht toppublicaties te produceren over een periode van drie jaar. Een publicatie verschenen in een tijdschrift dat in een bepaald ISIveld tot de top 25% gerekend wordt, wordt binnen de nieuwe systematiek als toppublicatie beschouwd (was zes publicaties top 30%). Alleen PI’s hebben via de GSMS toegang tot bepaalde faciliteiten zoals de beste studenten en eerste geldstroom gefinancierde promotieplaatsen. In 2011 hebben 257 onderzoekers de status PI gekregen en 15 onderzoekers de status Young-PI, dit op basis van de publicaties over de periode 2007-2009. De Promotie-opleidingsprogramma’s van de vier onderzoeksinstituten zijn samengebracht en gestroomlijnd tot een één opleidingsprogramma binnen de GSMS. Uitbreiding van het internationaliseringsprogramma met het Abel Tasman Talent Programma (ATTP). In dit programma is met een aantal geselecteerde instellingen in met name Latijns Amerika en China een preferred partnership aangegaan met als doel gezamenlijke promotietrajecten op te starten. In 2011 zijn de eerste 15 promotietrajecten gestart. De kandidaten worden geselecteerd op kwaliteit en op inhoudelijke gronden gekoppeld aan de beste onderzoekers. Daarnaast wordt actief wervingsbeleid gevoerd ten aanzien van master- en promotiestudenten met een beurs uit het land van herkomst. De geregistreerde instroom van promovendi in de GSMS in 2011 was 172, waarvan 49% afkomstig is uit het buitenland. In 2011 steeg het aantal promoties met 10% van 135 in 2010 naar 149 in 2011.
52
Het aantal publicaties vertoont een stijgende lijn. Verwacht wordt dat hiermee ook het aantal citaties gaat toenemen. Onderstaande tabel vergelijkt het aantal UMCG-publicaties over de periodes 1998-2009 en 2005-2009 en de citatiescore over de periodes 1998-2010 en 2005-2010 met de publicaties van alle UMC’s. De Mean Normalized Citation Score (MNCS) is een nieuwe berekeningswijze voor de veldgecorrigeerde citatie per publicatie. De gemiddelde wereldscore is 1.0. Een score > 1,0 betekent een score boven het wereldgemiddelde. Publicaties % UMCG t.o.v. totaal UMC's Aantal
Citatiescore CPP/FCSm MNCS (oud) (nieuw)
UMC's 1998-2009/2010 116.684 1,45 1,47 UMCG 1998-2009/2010 11.511 9,9 1,26 1,31 UMC's 2005-2009/2010 59.401 1,44 1,48 UMCG 2005-2009/2010 6.542 11,0 1,26 1,33 Tabel 10 Aantal publicaties over de periodes 1998-2009 en 2005-2009 en de citatiescores over de periodes 1998-2010 en 2005-2010, voor het UMCG en alle UMC’s
Wetenschappelijke integriteit In mei 2011 stelde de Raad van Bestuur het Reglement Ombudsman Research UMCG vast en zijn twee ombudsmannen benoemd. Iedere belanghebbende kan zich tot de Ombudsman Research wenden met het verzoek tot het doen van een onderzoek naar wetenschappelijk wangedrag. Het UMCG heeft wetenschappelijke integriteit hoog in het vaandel; om de zorgvuldigheid en onafhankelijkheid van wetenschappelijk onderzoek te bewaken is in 2007 een researchcode opgesteld. De UMCG Researchcode biedt onderzoekers en hun begeleiders gedragsregels voor het correct en ethisch handelen bij medisch-wetenschappelijk onderzoek. Alle UMCG-medewerkers die onderzoek doen binnen het UMCG of die elders in de wereld onderzoek verrichten, worden geacht bekend te zijn met de code en te handelen in overeenstemming met de gedragsregels zoals vastgelegd in de code. Voor derden, zoals opdrachtgevers, sponsors, patiëntenorganisaties, politiek en maatschappij, maakt de researchcode inzichtelijk welke uitgangspunten het UMCG hanteert bij het beoefenen van medisch-wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast wordt in de diverse opleidingen aandacht geschonken aan wetenschappelijke integriteit. METc Medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen mag alleen worden uitgevoerd als het onderzoek vooraf positief is beoordeeld door een toetsingscommissie die erkend is door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO). De Medisch Ethische Toetsingscommissie van het UMCG (METc UMCG) is zo’n erkende toetsingscommissie. De METc UMCG is ingesteld door de Raad van Bestuur van het UMCG. De beoordeling van wetenschappelijk onderzoek door de METc UMCG gebeurt op grond van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO). De METc UMCG beoordeelt voorstellen voor medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen waarbij één of meer medewerkers van het UMCG op enigerlei wijze zijn betrokken. Bij de beoordeling weegt de METc UMCG onder andere de wetenschappelijke aspecten van een onderzoeksvoorstel af tegen de risico’s en bezwaren voor de deelnemers aan een wetenschappelijk onderzoek. De beoordeling van bepaalde soorten medisch-wetenschappelijk onderzoek is voorbehouden aan de CCMO.
53
Naast de bovengenoemde wettelijke taak adviseert de METc UMCG de Raad van Bestuur over de uitvoerbaarheid van een wetenschappelijk onderzoek met mensen in het UMCG dat door een andere erkende commissie reeds positief is beoordeeld. 2011 400
2010 392
Aantal ingediende onderzoeksvoorstellen Tabel 11 Aantal bij de METc UMCG ingediende onderzoeksvoorstellen in 2010 en 2011
4.2.3
Onderwijs en opleidingen
Resultaten 2011
Stijgende studierendementen onder het BSA-regime Toenemende internationalisering Veel aandacht voor kwaliteitszorg en docentprofessionalisering Uitbreiding instroom medische vervolgopleidingen
Onderwijs Het UMCG is, met een medische faculteit met bijna 3.800 ingeschreven studenten en acht bachelor-, master- en researchmasteropleidingen, één van de grote aanbieders van initieel wetenschappelijk onderwijs in de medische wetenschappen. De opleiding Geneeskunde is met een jaarlijkse instroom van circa 450 eerstejaars en zij-instromers de grootste medische opleiding in Nederland. Stijgende studierendementen onder het BSA-regime In het studiejaar 2010/2011 werd het Bindend Studieadvies (BSA) ingevoerd als de tot dusver meest vergaande maatregel van de RUG ter bevordering van het studierendement. Individuele studievoortgangsgesprekken, studiebegeleidingsgroepen, actieve voortgangsbewaking door studieadviseurs en regelmatige feedback aan studenten over de resultaten waren de activiteiten die de invoering van het BSA flankeerden. Met als eindresultaat dat in alle drie de opleidingen het propedeuserendement verbeterde en het aantal studenten dat de opleiding moest verlaten beperkt bleef. In dit positieve beeld was de propedeuse Tandheelkunde de onbetwiste uitschieter met een grote rendementssprong en uiteindelijk geen enkele student die een definitieve afwijzing kreeg. 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010 Opleiding 52% 53% 62% 68% Geneeskunde nvt nvt nvt 67% IBMG * 23% 43% 28% 36% Tandheelkunde 18% 29% 24% 23% Bewegingswetenschappen Tabel 12 Overzicht propedeuserendementen 2006/2007 tot en met 2010/2011
54
2010/2011 69% 67% 63% 32%
Opleiding
BSAcohort
301 57 31 164 * International Bachelor of Medicine Groningen
Geneeskunde IBMG * Tandheelkunde Bewegingswetenschappen
Definitief positief
Voorlopig positief
Negatief BSA
Gestopt vóór 1 febr. 2011
196 (65%) 38 (67%) 20 (65%) 53 (32%)
78 (26%) 16 (28%) 10 (32%) 64 (39%)
15 (5%) 3 (5%) 0 29 (18%)
12 (4%) 0 1 (3%) 18 (11%)
Tabel 13 Overzicht (bindende) studieadviezen 2010/2011
Naast een instrument om het rendement te verhogen is een ander gewenst effect van het BSA, dat studenten eerder stoppen met een opleiding die niet bij hen past. Wanneer studenten zich uitschrijven vóór 1 februari ontlopen zij een BSA. In het verleden bleven deze studenten vaak nog een tijd ‘hangen’. Vooral bij de opleiding Bewegingswetenschappen is dit effect goed zichtbaar; hier zijn meer studenten dan andere jaren voor 1 februari gestopt. Toenemende internationalisering De internationalisering krijgt als speerpunt in het UMCG-onderwijsbeleid steeds meer vorm. Dit komt tot uitdrukking in de volgende activiteiten:
Stimuleren van inkomende en uitgaande mobiliteit Het UMCG vindt internationalisering belangrijk en biedt studenten de mogelijkheid via een buitenlandstage hun horizon te verbreden, kennis te maken met een andere cultuur en te zien hoe de gezondheidszorg is georganiseerd in andere landen. Het streven is om minimaal 50% van de studenten tijdens de studie ervaring op te laten doen in het buitenland. Voor de opleiding Geneeskunde wordt dit streefcijfer ruimschoots gehaald; 78% van de studenten doet een stage in het buitenland. Van het aantal coassistentschappen werd 53% op het Afrikaanse continent gerealiseerd. Met name Tanzania is erg populair door de goede contacten met ziekenhuizen in dat land via de samenwerking van het UMCG met de stichting SINTAN-IP. Eind 2011 tekende het UMCG een samenwerkingsovereenkomst met de Stedenband Groningen - San Carlos3, waardoor het voor Geneeskundestudenten nu ook mogelijk is om een deel van hun coschappen in Nicaragua te gaan doen. De uitgaande mobiliteit bij de opleidingen Tandheelkunde en Bewegingswetenschappen loopt nog achter bij Geneeskunde, maar neemt wel toe. Bij Tandheelkunde doet ruim 20% van de studenten buitenlandervaring op en bij Bewegingswetenschappen gaat 5% van de studenten voor een stage naar het buitenland. De inkomende mobiliteit is in het studiejaar 2010/2011 zo goed als gelijk gebleven. Er zijn via het Bureau Internationalisering 166 buitenlandse gasten naar het UMCG gekomen. Dit betreft reguliere studenten, promotiestudenten en researchmaster studenten.
Summer Schools Ter promotie van de Groningse researchmasters en promotieopleidingen worden er jaarlijks Summer Schools georganiseerd. In 2011 werd de transitie ingezet van reguliere klinische Schools 3
De Stedenband Groningen — San Carlos treedt op als intermediair tussen de studenten en het ziekenhuis Luis Felipe Moncada en de gezondheidscentra in Nicaragua.
55
naar op onderzoek gerichte Schools om een betere aansluiting te kunnen maken met de ambitie en missie van het UMCG en de RUG om te excelleren in onderzoek. Naast onderwijs met klinische inbreng, bevatten de Summer Schools Pediatrics, Translational Neurosciences en Global Health nu ook een blok Onderzoek (Oncology volgt in 2012). De overige Summer Schools (Transplantation Medicine, Palliatieve Medicine en Vascular Medicine) zijn van oudsher al meer op het onderzoek georiënteerd. In mei 2011 vond voor de eerste keer de Spring School Healthy Ageing plaats. In totaal hebben 167 studenten deelgenomen aan de verschillende programma’s. Het merendeel bestaat uit buitenlandse studenten, met name van preferred partners. De Schools zijn echter ook toegankelijk voor Groningse studenten.
Invoering Engelstalige Master Bewegingswetenschappen/Internationalisering Om de master Bewegingswetenschappen ook toegankelijk te maken voor toekomstige instroom van buitenlandse studenten wordt het programma met ingang van september 2011 in het Engels aangeboden. In het verslagjaar zijn de betrokken docenten getoetst op hun Engelse vaardigheid en bijgeschoold waar nodig.
Export onderwijsexpertise De oprichting van de European Medical School Oldenburg-Groningen, een grensoverschrijdende samenwerking tussen de Carl van Ossietzky Universität Oldenburg en de Rijksuniversiteit Groningen, en de overeenkomst met de King Faisal Universiteit (KFU) van Al Ahsa in Saudi Arabië over invoering van een equivalent van het Groningse medisch curriculum in Saudi-Arabië, zijn twee grote projecten op het gebied van het exporteren van de Groningse onderwijsexpertise. In het verslagjaar is van Groningse zijde brede intensieve ondersteuning gegeven bij zowel de inrichting van een medische onderwijsstructuur in Oldenburg als de invoering van het Groningse curriculum, een Problem Based Learing Programma, in Saudi-Arabië.
International Bachelor of Medicine Groningen Primair doel van het in september 2009 gestarte Engelstalige curriculum van de International Bachelor of Medicine Groningen (IBMG) is de internationalisering van het onderwijs voor uitgaande en inkomende studenten met veel aandacht voor de internationale context van de geneeskunde. In het verslagjaar heeft een verdere aanpassing van het programma plaatsgevonden ter bevordering van een verdere synchronisatie met het reguliere programma en zijn de voorbereidingen getroffen voor het instellen van een bijzondere leerstoel Global health ter versterking van het global health profiel in de IBMG. 2009 2010 Instroom IBMG 43 34 Studenten Nederlandse nationaliteit 38 10 Studenten Saoedische nationaliteit 20 27 Overige nationaliteiten 101 71 Totaal Tabel 14 Instroom IBMG naar nationaliteit in 2009, 2010 en 2011
2011 29 29 22 80
Aandacht voor kwaliteitszorg en docentprofessionalisering Op het terrein van de interne kwaliteitszorg was het implementeren van het kwaliteitszorgprotocol in het verslagjaar een belangrijk aandachtspunt. Het protocol onderstreept nadrukkelijk dat docenten cruciaal zijn voor goede kwaliteit onderwijs. Onderdeel van de interne kwaliteitszorg is dan ook het in kaart brengen van het functioneren van docenten
56
en het terugkoppelen van deze gegevens aan de betreffende docenten. De evaluaties leveren veel informatie op en kunnen aanleiding geven tot aanpassingen in het programma. In het kader van de kwaliteitszorg en toekomstige onderwijsaccreditaties worden de affiliatieziekenhuizen eens in de zes jaren gevisiteerd met als doel een oordeel te vormen over de actuele kwaliteit van de coassistentschappen in de affiliatieziekenhuizen. In het verslagjaar is de visitatieronde afgerond. Behalve de geconstateerde zorgelijke situatie in Curaçao, is er in vrijwel alle ziekenhuizen sprake van een goed onderwijsklimaat, toegankelijke onderwijsbureaus, enthousiaste docenten, goede faciliteiten en een adequate informatievoorziening en introductie. Als aandachtspunten worden onder andere genoemd: het aan bod laten komen van de top tien van ziektebeelden/aandoeningen, introductie op de afdeling, de noodzaak van structurele feedback, de beoordeling van de coassistenten en het op peil houden van de kennis van de uitgangspunten van het G2010-curriculum bij de docenten. De geconstateerde zorgelijke situatie in Curaçao, grotendeels te wijten aan een onderbezetting van stafleden, heeft er toe geleid dat per direct het coassistentschap Chirurgie werd opgeschort en per januari 2012 ook het coassistentschap Neurologie. Met ingang van 2011 is een nieuw accreditatiestelsel in werking getreden. Nieuw is de instellingstoets kwaliteitszorg. Instellingen kunnen op vrijwillige basis door de Nederlands Vlaams Accreditatie Orgaan (NVAO) laten toetsen hoe zij intern zorgen dat de kwaliteit van hun opleidingen bewaakt wordt. In juni 2011 is de opleiding Geneeskunde gevisiteerd volgens het NVAO-kader voor een beperkte opleidingsbeoordeling. Hiermee was de opleiding Geneeskunde de eerste opleiding binnen de RUG die volgens dit nieuwe kader inclusief instellingstoets kwaliteitszorg (een soort van kritische zelfreflectie) werd beoordeeld. De beoordeling komt tot stand op basis van een discussie met peers over de inhoud en kwaliteit van de opleiding en is gericht op drie vragen: Wat beoogt de opleiding? Hoe realiseert de opleiding dit? Worden de doelstellingen bereikt? Deze drie vragen zijn vertaald in drie standaarden. Over deze standaarden geeft een visitatiepanel een gemotiveerd oordeel op een vierpuntsschaal: onvoldoende, voldoende, goed of excellent. Tevens geeft het panel een gemotiveerd eindoordeel over de kwaliteit van de opleiding als geheel. De uitkomst van de visitatie was dat de opleiding Geneeskunde op alle punten de kwaliteitstoets goed kon doorstaan. In de rapportage van het panel direct aansluitend op de visitatie werd uitgesproken lovend gerapporteerd over de wetenschappelijke vorming in de opleiding en over de onderwijslijn professionele ontwikkeling. In 2011 heeft ook de visitatie van de researchmaster Clinical and Psychosocial Epidemiology (CPE) plaatsgevonden. De uitkomst van de visitatie is vertraagd, het visitatierapport wordt in 2012 verwacht. Ook de diverse media, met als exponenten Elsevier en de keuzegids Hoger Onderwijs, geven een oordeel over de kwaliteit van de opleidingen. Elsevier gebruikt primair subjectieve tevredenheidsoordelen; de Keuzegids hanteert, naast studentenenquêtes, meer objectieve maten. De enquêtes worden door de Opleidingen serieus genomen omdat ze invloed hebben op de beslissing van de studiekiezer met betrekking tot hun universiteit van eerste voorkeur. In de Elsevierranking 2011 klimt de opleiding Geneeskunde van de derde naar de tweede plaats (gedeelde tweede plaats met Leiden en Rotterdam. ), terwijl in de Keuzegids Universiteiten de opleiding van de derde plek is gedaald naar de laatste plek. Het UMCG onderzoekt wat de oorzaken zijn van de daling in de Keuzegids Universiteiten. In de Keuzegids Universiteiten blijft Groningen onveranderd op de tweede plaats staan met de 57
opleiding Tandheelkunde en ook de toppositie (eerste plaats) bij de opleiding Bewegingswetenschappen is niet gewijzigd.
Docentprofessionalisering Binnen zowel de initiële als de medisch specialistische vervolgopleidingen is docentprofessionalisering een belangrijk onderwerp. In 2007 is gestart met het programma Basiskwalificatie Onderwijs (BKO), een op universitair niveau landelijk erkend certificaat. In het kader van de UMCG-brede bezuinigingsoperatie is in 2011 besloten het opleidingstraject niet langer binnen het Onderwijsinstituut te continueren, maar gebruik te maken van het BKOprogramma dat de Rijksuniversiteit Groningen biedt. Wel wordt het traject voor reeds ingestroomde docenten afgerond. Ultimo 2011 zijn 91 docenten aan het opleidingstraject begonnen en hebben 15 docenten een BKO-certificaat gehaald (aantallen inclusief docenten FWN die het UMCG opleidingstraject volgen).
Loopbaanperspectief docenten Het UMCG continueert haar ambitie om haar positie op het gebied van onderwijs in Nederland maar ook in het buitenland verder te verstevigen door ambities van medewerkers op het gebied van onderwijs te stimuleren en te honoreren. Het loopbaanperspectief op het gebied van onderwijs binnen het UMCG heeft als doel het aantrekkelijk maken en houden van het takenpakket van de academische klinische en niet-klinische docent door het bieden van een duidelijk carrièreperspectief (tot uiteindelijk een UHD- of hoogleraarpositie). Het onderwijsloopbaanperspectief is in 2011 op voorstel van de Raad van Bestuur UMCG geaccordeerd door het College van Bestuur van de RUG en is vervolgens vastgesteld. Het staat open voor enthousiaste en getalenteerde docenten met een vaste aanstelling, die er voor kiezen om in de combinatie van onderwijs- en onderzoekactiviteiten het zwaartepunt bij het onderwijs te leggen. Daarbij gaat het niet alleen om het invullen van prominente onderwijsrollen, maar ook om het publiceren over onderwijs en onderzoek van onderwijs. In het verslagjaar zijn vier UMCG-stafleden ingestroomd in deze ‘onderwijs tenure track’: twee daarvan met de bedoeling om UHD te worden en twee met de bedoeling om hoogleraar te worden. Overige ontwikkelingen onderwijs
Uitbreiding zij-instroom Tandheelkunde In 2011 zijn plannen ontwikkeld en geaccordeerd om naast de bachelors uit de opleiding Mondzorgkunde ook bachelors van andere opleidingen via een schakeljaar in de gelegenheid te stellen in te stromen in de masteropleiding Tandheelkunde. Met ingang van 2012 zijn 12 plaatsen voor zij-instromers beschikbaar.
Afschaffing numerus fixus Geneeskunde In februari 2012 heeft het kabinet-Rutte besloten dat de numerus fixus voor de opleiding Geneeskunde verdwijnt en dat de loting wordt afgeschaft. Voor studiejaar 2012/2013 worden landelijk al 200 studenten meer tot de opleiding toegelaten. Deze studenten komen uit de zijinstroom, zoals studenten Biomedische wetenschappen. Het kabinet wil met meer opleidingsplaatsen de toenemende vraag naar zorg door de vergrijzing opvangen. Voor het UMCG betekent dit dat de huidige 45 zij-instroomplaatsen Geneeskunde vanaf 2013 worden bekostigd. Hoewel het dus met ingang van studiejaar 2012/2013 mogelijk wordt om de toelating volledig via decentrale selectie te laten verlopen, laat het UMCG vanwege organisatorische 58
redenen de toelating 2012/2013 nog voor 50% via loting en voor 50% via decentrale selectie verlopen.
Honours College RUG In 2009 is het Honours College Bachelor Programma aan de RUG gestart met subsidie van het ministerie van OCW. Het programma staat open voor getalenteerde en ambitieuze studenten die naast de reguliere bacheloropleiding (van 180 ECTS; European Credit Transfer System, het internationale systeem waarmee de studiebelasting wordt uitgedrukt) nog eens 45 ECTS extra doen. Ze behoren tot de top tien beste studenten van hun eigen opleiding en zijn via een selectieprocedure uitgekozen. Behalve dat de bachelor-honoursstudenten hun wetenschappelijke opleiding verdiepen (binnen de eigen faculteit) en verbreden (over de grenzen van de eigen discipline heen) is er ook aandacht voor persoonlijke ontwikkeling. In september 2011 is ook in de masteropleiding een Honours College van start gegaan, een extra programma van 15 ECTS. Het Master Honours Programma heeft als thema: 'Leadership: making the difference'. Het interdisciplinair programma bestaat uit vier masterclasses, een Leadership lab en een Masterwork. 2010 2011 Instroom Bachelor Honours College 18 9 -Bachelor Honours College Geneeskunde 8 6 -Bachelor Honours College IBMG 2 6 -Bachelor Honours College Bewegingswetenshappen 28 21 Totaal instroom Bachelor Honours College Instroom Master Honours College nvt 3 -Master Honours College Geneeskunde nvt 2 -Master Honours College Tandheelkunde 5 Totaal instroom Master Honours College Tabel 15 Instroom Bachelor Honours College en Master Honours College in 2010 en 2011
Rapportage over onderwijsprestaties afdelingen De prestatiefinanciering heeft geleid tot een kwaliteitsslag in het proces van kwantitatieve inventarisatie van onderwijsinzet van afdelingen; het kwaliteitsprotocol versterkt de mogelijkheid om ook systematisch in kwalitatieve zin te rapporteren over de onderwijsinzet van afdelingen. Beide ontwikkelingen hebben een aanzet gegeven voor de ontwikkeling van een regelmatige gestandaardiseerde rapportage over de onderwijsprestaties van iedere afdeling. Vanaf 2012 worden deze rapportages besproken in het regulier overleg van de prodecaan Onderwijs (samen met curriculumcoördinatoren en hoofd Onderwijsinstituut) met de afzonderlijke afdelingen.
Prestatiefinanciering Onderwijs Het in 2010 door de Raad van Bestuur vastgesteld onderwijsverdeelmodel heeft bij de bezuinigingstaakstelling Onderwijs en Onderzoek een rol gespeeld; afdelingen die op basis van de onderwijsinventarisatie 2009/2010 minder inzet hebben geleverd dan de norm, worden gekort op de eerste geldstroomformatie met ingang van 2012. Voor kerndocenten in de opleiding Geneeskunde, Principal Teachers (PT’s) die de verantwoordelijkheid dragen voor grote onderwijseenheden in de bacheloropleiding, is met ingang van het studiejaar 2011/2012 een nieuwe compensatieregeling van kracht. De afdelingen die het betreft zijn hierover in 2011 geïnformeerd.
59
Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap Op 1 juli 2011 heeft het kabinet de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap vastgesteld, een document dat de toekomstvisie van het Hoger Onderwijs schetst en de daaraan gekoppelde maatregelen. Instellingen dienen hun profiel nader te bepalen en het onderwijs met elkaar (op landelijk en regionaal niveau) af te stemmen. In de bachelor wordt gestreefd naar verbreding van opleidingen, in de masterfase naar selectievere en meer aan het profiel van instellingen gekoppelde masters. Via het Hoofdlijnenakkoord VSNU (Vereniging van Universiteiten) en OCW vindt herinvestering van middelen plaats in het hoger onderwijs, waarbij kwaliteit/excellentie, studiesucces, verhoogde onderwijsintensiteit en docentkwaliteit speerpunten zijn. De planvorming binnen de RUG die in 2011 voorzichtig gestalte heeft gekregen, richt zich op inhoudelijke en onderwijskundige vernieuwing van de onderwijsvisie. De inrichting van learning communities (kleine studentgemeenschappen rond specifieke thema’s en met een eigen docentencorps) krijgt daarin een centrale plaats. Het concept van de learning community sluit goed aan bij de ontwikkeling in het UMCG van de International Bachelor In Medicine (IBMG). De uitdaging van de Strategische Agenda gekoppeld aan de eigen ervaringen bieden het UMCG de context waarbinnen het concept van de learning community uitgewerkt wordt als toekomstig organisatiemodel voor de medische bachelor opleidingen. Ook de nieuwe master Sport Sciences past goed in de nieuwe plannen. Dit geldt eveneens voor de nog te ontwikkelen topbachelor Healthy Ageing. Eind 2011 zijn de ruwe plannen in het kader van de Strategische Agenda en het Hoofdlijnenakkoord bij het College van Bestuur RUG ingediend. Opleiding De maatschappelijke taak van het Wenckebach Instituut is breed. Het instituut levert enerzijds door opleiding en scholing een belangrijke bijdrage aan de patiëntveiligheid door kennisontwikkeling, kennisdeling en kennistoepassing binnen het medische en verpleegkundige werkveld. Anderzijds biedt het Skills Center als onderdeel en faciliteit van het Instituut de mogelijkheid van multidisciplinaire en interdisciplinaire simulatietrainingen. Naast opleiden en scholing is een leerplek voor medisch studenten, artsen, verpleegkundigen, paramedici en andere zorgprofessionals van groot belang. Het Wenckebach Instituut heeft hierin een regionale functie. Er wordt samengewerkt met de regionale ziekenhuizen en partners (HBO’s en ROC’s) in het onderwijsveld aan een optimale afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsen opleidingsmarkt. In dit kader wordt jaarlijks een monitor gedaan, vooral voor schaarse functies als operatieassistenten en IC-verpleegkundigen. Doel is met een gezamenlijke opleidingsinspanning de arbeidsmarktproblematiek in de regio Groningen, Friesland en Drenthe aan te pakken en het personeel te behouden. Gezamenlijk wordt ook gewerkt aan het verhogen van de opleidingsrendementen van de initiële opleidingen tot bijvoorbeeld verpleegkundige. Vanuit strategisch arbeidsmarktbeleid communiceert het Wenckebach Instituut gericht met verschillende doelgroepen op de in- en externe arbeidsmarkt met als doel het werven van nieuwe medewerkers en het positief beïnvloeden van het werkgeversmerk. Vervolgopleidingen OOR (Onderwijs- en OpleidingsRegio) Noord- en Oost-Nederland Op 5 oktober 2010 heeft de minister van VWS het regio- en verdeelplan 2011 van de OOR N&O vastgesteld. Hiermee werd toestemming gegeven om ten laste van het Opleidingsfonds subsidie aan te vragen voor in totaal 214 AIOS in de vervolgopleiding tot SEH-arts, medisch specialist, tandheelkundig specialist of in een van de zogenaamde bèta-vervolgopleidingen tot klinische chemicus, klinisch fysicus en klinische farmacoloog. Het aantal van 214 heeft uitsluitend betrekking op de instroom 2011 (en dus niet op het totaal aantal AIOS). In 2010 waren dit nog 189 plaatsen. In 2011 zijn (nagenoeg) alle 214 instroomplaatsen in de regio ingevuld. 60
Aan het definitieve besluit van de minister van VWS is een intensief voorbereidingsproces vooraf gegaan, waarbij vanuit het Bestuurlijk Overleg van de OOR N&O aan alle opleidingsclusters binnen de OOR de vraag is gesteld, hoeveel instroom voor het jaar erna gewenst en mogelijk is, gelet op de bestaande capaciteit, aantallen opleidingsclusters, maar vooral uitstroom van AIOS (jonge klaren) en de regionale behoefte aan specialisten in onze OOR. De grootte van het adherentiegebied van OOR N&O en de leeftijdsopbouw van zittende specialisten zijn hierbij belangrijke factoren. Het Bestuurlijk Overleg OOR N&O is van mening dat de regio zelf in de vervangingsbehoefte moet kunnen voorzien, om de zorg van de bevolking in NoordNederland beschikbaar en toegankelijk te houden. Middels het AIOS-Volg en Matching Systeem (AVMS) wordt gedurende het jaar nauwlettend de instroom in opleiding gevolgd. Voor de meeste vervolgopleidingen geldt dat AIOS een deel van hun opleiding — bijvoorbeeld voor specifieke stages - ook in andere opleidingsinstellingen (ver)volgen dan de instelling waarin zij met hun opleiding zijn gestart. Om te voorkomen dat de opleidingsinstelling subsidie overhoudt en de andere instelling subsidie tekort komt, wordt lopende het jaar ook het doorstroombestand nauwlettend gemonitord, waarbij mismatches zo veel mogelijk worden gecorrigeerd. In 2012 wordt het AVMS-systeem voor de zelfstandige opleidingen in de regio uitgerold (bijvoorbeeld Cardiologie in de Isala Klinieken en Neurologie in Medisch Spectrum Twente). Overleg voorzitters Centrale Opleidingscommissies en Leerhuizenoverleg Een aantal keer per jaar treffen de voorzitters van de Centrales Opleidingscommissies in de OOR N&O elkaar. In dit overleg ligt het accent op de inhoud van de medische vervolgopleidingen. Het voorzittersoverleg heeft vooral een sturende, bewakende en controlerende taak. Zij bewaken de kwaliteit van de opleiding en de veiligheid van het opleidingsklimaat. In het Leerhuizenoverleg, waarin de managers van de Leerhuizen in de OOR N&O participeren, ligt het accent op de facilitering en organisatie. Leerhuizen hebben primair uitvoerende taken en zijn ondersteunend aan opleiders en organisatie. Lokaal en regionaal vindt afstemming plaats tussen de Centrale Opleidingscommissies en de Leerhuizen. Twee keer per jaar is er een gezamenlijk overleg van de voorzitters van de Centrale Opleidingscommissies en de managers van de Leerhuizen. In 2011 is in het gezamenlijk overleg onder andere gesproken over: Subsidieaanvragen Regiofonds: Voor de financiële ondersteuning van opleidingsvernieuwende of -ondersteunende activiteiten hebben de teaching hospitals een zogenaamd Regiofonds in het leven geroepen, waaruit subsidieverzoeken kunnen worden toegekend. Het doel van het Regiofonds is het stimuleren tot ontwikkeling en implementatie van de modernisering medische vervolgopleidingen in de Regio OOR N&O teneinde de kwaliteit van deze opleidingen te verbeteren. Er wordt gestreefd naar een zo goed mogelijk samenhangend programma, dat ook breder dan de regio uitstraling heeft of kan krijgen. De voorstellen en initiatieven voor projecten kunnen worden ingediend door opleiders binnen de deelnemende instellingen of de Leerhuizen. Na advies van het overleg van voorzitters van Centrale Opleidingscommissies (COC’s) vindt besluitvorming plaats binnen het Bestuurlijk Overleg OOR N&O. In 2011 heeft er toetsing plaatsgevonden van tien subsidieaanvragen. Besloten is om naast de subsidievoorstellen voor opleidingsvernieuwende of -ondersteunende activiteiten ook de ontwikkeling van de website van de OOR N&O en de periodieke uitgave van de nieuwsbrief OORzaken uit het Regiofonds te vergoeden, alsmede de ontwikkeling, inzet en uitrol van een toolbox van kwaliteitsinstrumenten (D-rect etc.).
61
Discipline overstijgende cursussen voor AIOS: In OOR-verband is geïnventariseerd welke cursussen er voor AIOS in de regio worden aangeboden. Uit deze inventarisatie bleek dat er veel overlappend onderwijs is tussen de Leerhuizen. Vanuit het voorzittersoverleg is een brief uitgegaan naar alle opleiders met het verzoek informatie te geven over de inhoud van het regionale en lokale AIOS onderwijs, zoals opgenomen in het opleidingsplan. In 2012 wordt toegewerkt naar afstemming, clustering en kwaliteitsbevordering door een verdergaande samenwerking tussen de Leerhuizen. Opleidingsetalages: In het laatste jaar van hun opleiding kunnen AIOS een differentiatiestage doen in een opleidingsziekenhuis naar keuze. De Orde van Medisch Specialisten heeft een landelijke website gemaakt waar opleiders die stages kunnen presenteren, de opleidingsetalage (www.opleidingsetalage.nl). Voor de OOR N&O is het belangrijk een significant en herkenbaar aandeel te hebben in de Opleidingsetalage. De differentiatiestages kunnen kleur geven aan de opleiding en zijn daarom een waardevol instrument om de opleidingen verder te profileren. De OOR N&O wil de beste AIOS werven en vasthouden. De opleiders in de Leerhuizen zijn aangemoedigd de opleidingsetalage te vullen. In 2012 wordt verder gewerkt aan het vullen van de opleidingsetalage.
Centrale Opleidingscommissie UMCG De komst van het nieuwe kaderbesluit en de eis dat de Centrale Opleidingscommissie (COC) is samengesteld uit een opleider - of een ander lid - van elke afzonderlijke opleidingsgroep in de opleidingsrichting, is aanleiding geweest de opzet van de overleggen in het UMCG te wijzigen. Het reglement van orde Centrale Opleidingscommissie UMCG is aangepast. De belangrijkste aanpassing betrof het overleg voor opleiders en AIOS een formele status te geven en dit overleg te benoemen tot het reguliere overleg van de COC en de frequentie van de overleggen op te hogen naar vier keer per jaar. De Centrale Opleidingscommissie oude stijl, met een vertegenwoordiging, is benoemd tot Dagelijks Bestuur. Proefdierexperimenteel onderzoek De Centrale Dienst Proefdieren (CDP) is een faciliteit van het UMCG en de RUG waar alle dierproeven worden uitgevoerd. De CDP van de RUG en het UMCG is één van de 13 academische experimentele dierproefinstellingen in Nederland. Deze instellingen hebben continue contact over diverse kwesties aangaande dierproeven. Een van de centrale taken van het CDP is de zorg voor de proefdieren. De meeste dieren worden gekocht, maar een toenemend aantal stammen wordt in eigen beheer gefokt voor diverse onderzoeksgroepen. Dieren van deze stammen worden ook voor verschillende experimenten gebruikt. De laatste jaren is er een duidelijke toename in het gebruik van transgene dieren bij de CDP. De CDP biedt tevens biotechnische ondersteuning voor verschillende onderzoeksgroepen bij de uitvoer van dierproeven, zoals eenvoudige invasieve handelingen (bijvoorbeeld afname bloedmonsters). Bovendien kunnen complexe ingrepen op proefdieren, zoals nier- en levertransplantaties en stentoperaties, worden uitgevoerd. De CDP is ook betrokken bij de uitvoer van verschillende educatieve projecten: cursussen ex artikel 9 en 12 van de Wet op de dierproeven, laparoscopische opleiding en microchirurgische onderwijs voor verschillende afdelingen van het UMCG. In 2011 is er een behoorlijke stijging geweest van het huisvesten van het aantal genetisch Gemodificeerde Muizenfoklijnen (GGM). Dit heeft onder meer te maken met de 62
totstandkoming van ERIBA. Een aantal gerenommeerde onderzoekers zijn inmiddels aangesteld en zullen gebruik maken van GGM’s.
4.2.4
Bouw en Infrastructuur
Resultaten 2011 Nieuwe traumakamers in gebruik Nieuwe lineaire versneller Radiotherapie Voorbereidingen nieuwbouw Universitair Centrum Psychiatrie en nieuwe TBC-afdeling Het bouwbeleid is gericht op het primair proces, waarbij aspecten als arbeidsomstandigheden, brandveiligheid en patiëntveiligheid een rol spelen. Onderhoud wordt tijdig uitgevoerd. In 2011 zijn in en om het UMCG verschillende grote en kleinere verbouwingen gerealiseerd of gestart en heeft planvorming voor diverse toekomstige verbouwingen plaatsgevonden. Verbouw poliklinieken De bouw van de overkapping bij de poli Oncologie is afgerond. De nieuwe poli Oncologie is hiermee aangesloten op de rest van het UMCG. Er is een begin gemaakt met de verbouw van de poli Oogheelkunde. De nieuwe poli is in april 2012 in gebruik genomen. Op L2 is een nieuwe polikliniek voor Voortplantingsgeneeskunde en Genetica gerealiseerd. Tevens is op L2 het laboratorium voor Voortplantingsgeneeskunde verbouwd, zodat deze weer voldoet aan de geldende wetgeving. De poli Kinderoncologie/kindercardiologie is verbouwd. Met behulp van externe financiering zijn de entree, het wachtgebied inclusief de balie en de faciliteiten voor de dagbehandeling opnieuw ingericht. De planvorming rondom een grootschalige verbouw van de polikliniek Radiologie is afgerond en er is een begin gemaakt met de verbouw. In eerste instantie is deze verbouw bedoeld om twee nieuwe MRI’s te kunnen plaatsen. Ook kunnen door deze verbouwing de werkplekken van de radiologen en arts-assistenten beter gesitueerd en gefaciliteerd worden. Vanaf mei 2012 is de poli tussen de poli Kaakchirurgie en poli Oogheelkunde in gebruik als interimvoorziening. Overige verbouwingen en onderhoud De nieuwe traumakamers op de Centrale Spoedopvang (CSO) zijn volledig in gebruik genomen. Op deze kamers worden patiënten die met een (ernstig) trauma het UMCG binnenkomen, opgevangen en desnoods geopereerd. De nieuwe traumakamers zijn groter dan de oude traumakamers, en voldoen beter aan de modernste eisen. Ook is in 2011, op de locatie van de oude IC Pediatrie, een nieuwe ruimte gerealiseerd waar patiënten worden voorbereid op een operatie. Er is een begin gemaakt met de bouwkundige aanpassingen op de Dialyse-afdeling. In 2010 werd duidelijk dat deze afdeling niet alleen een nieuwe waterzuiveringsinstallatie nodig had — noodzakelijk om patiënten te dialyseren — maar ook bouwkundig moest worden aangepast. De waterinstallatie is inmiddels geplaatst. Medio 2012 is de afdeling ook bouwkundig aangepast.
63
Op de afdeling Radiotherapie is een nieuwe lineaire versneller (LINAC) geplaatst. Dit is een bestralingstoestel voor de behandeling van kwaadaardige gezwellen. In 2012 wordt de tweede LINAC geplaatst. Er is verder invulling gegeven aan het Masterplan 2030 voor het UMCG-terrein, van architecte Vera Yanovshtchinsky. Het terrein is eerst waar mogelijk opgeruimd, en zijn er diverse motor- en fietsenstallingen geplaatst om overlast van verkeerd geparkeerde fietsen te reduceren. Ook zijn er plannen gemaakt om — bijvoorbeeld - de entreegebieden beter bereikbaar te maken voor (mindervalide) patiënten en bezoekers. Daarnaast is er een Kinderspeeltuin gerealiseerd. Voor die speeltuin was onder andere middels het galadiner van Stichting Beatrix Kinderziekenhuis geld ingezameld. Elk jaar worden onderdelen van de technische (basis)infrastructuur van het ziekenhuis vervangen, aangepast of geüpgraded. Zo is in 2011 het verpleegkundig oproepsysteem (VOS) geheel vervangen. Ook is in 2011 gewerkt aan de grootschalige vervanging van de brandmeldinstallatie. Dit project loopt door in 2012.
Planvorming Voor het Universitair Centrum Psychiatrie wordt nieuwbouw gepland. In 2011 zijn stappen gezet om het Programma van Eisen af te maken, dat in de eerste helft van 2012 is afgerond. De eerste voorbereidende werkzaamheden kunnen in de tweede helft van 2012 beginnen. Er wordt speciale aandacht geschonken aan de duurzaamheid van het nieuwe gebouw. Ook zullen er Cradle-to-Cradle-principes (C2C) in dit gebouw terugkomen. Volgens de C2Cfilosofie moeten alle (bouw)materialen altijd opnieuw kunnen worden ingezet, waarbij geen kwaliteitsverlies optreedt en alle eventuele restproducten milieuneutraal zijn. In het Centrum voor Revalidatie op de locatie Beatrixoord in Haren wordt een nieuwe Tuberculoseafdeling gebouwd. Het Centrum voor Revalidatie heeft straks met vijfentwintig bedden en een optie tot uitbreiding, de grootste TBC-afdeling van Nederland en heeft als enig centrum in Nederland, een erkenning voor gedwongen opname van TBC-patiënten. De bouw is in maart 2012 gestart. Begin 2013 kan de nieuwe TBC-afdeling open. De planvorming voor een Biobank met vriezeropslag (met name voor LifeLines), een ICTdatacenter en een sterilisatieafdeling op de locatie Eemspoort is in 2011 grotendeels afgerond.
64
4.3
Algemeen kwaliteitsbeleid
Resultaten 2011
Advies en aanbevelingen Expertgroep Kwaliteit over o.a. patiëntveiligheid Voorbereidingen geïntegreerde audits kwaliteit, patiëntveiligheid en informatiebeveiliging
Het UMCG wil, zoals ook in de Kwaliteitswet Zorginstellingen is verwoord, doelmatige, patiëntgerichte en aantoonbare kwaliteit van zorg leveren. Van het UMCG wordt ook verwacht dat dit geleverd wordt. Managementsysteem Alle afspraken, beleidsstukken, protocollen, procesbeschrijvingen die voor het UMCG en voor een afdeling relevant zijn, zijn opgenomen in een managementsysteem en kunnen worden gepubliceerd op DocPortal. Deze is voor alle medewerkers in het UMCG beschikbaar. Het managementsysteem van het UMCG is gebaseerd op de ISO 9001-2008 norm. Eind 2012 vindt certificering van het managementsysteem plaats. Expertgroep Kwaliteit De Expertgroep Kwaliteit bewaakt de voortgang van alle projecten, initiatieven en werkgroepen die zijn opgenomen in 'UMCG Kaders Kwaliteit, een praktische invulling'”. Bij nieuwe initiatieven toetst de Expertgroep op relevantie, op grond hiervan adviseert zij de Raad van Bestuur. Ook kan de Expertgroep Kwaliteit zelf voorstellen voor nieuwe projecten inbrengen. In het najaar is advies uitgebracht aan de Raad van Bestuur met aanbevelingen op het gebied van patiëntveiligheid, communicatie met patiënt en verwijzer en het beschrijven van werkprocessen. Audits Audits geven een wezenlijke input voor verbetertrajecten, zowel binnen een afdeling als op UMCG-niveau. Daarnaast is een audit de basis voor de toetsing of het UMCG handelt conform gemaakte afspraken binnen beroepsverenigingen en afgegeven vergunningen.
65
Binnen het UMCG worden de volgende vormen van audits onderscheiden: Interne Kwaliteit Audit o In 2011 waren er 191 interne audits gepland, hiervan zijn 116 gerealiseerd. Certificerende Visitatie / Externe audits: Onderdelen UMCG
ISO 9001
HKZ
HACCP ISO 22000
CCKL
JACIE
Functiecentrum longfunctie & allergologie X Hemodialyse X X Kaakchirurgie X Orthodontie X X Mobiel Medisch Team X Beatrixoord Voedingsdienst X Genetica X X Obstetrie & Gynaecologie Voortplantingsgeneeskunde X X Universitair Centrum Psychiatrie X X Radiotherapie X X Hematologie, Stamceltransplantatie X Apotheek Farmacie X X Centrale Sterilisatie Afdeling X Laboratoriumcentrum X X X EFI Medische Micro Biologie X Nucleaire Geneeskunde & Moleculaire Beeldvorming X Operatieve Dagbehandeling X Pathologie en Medische Biologie - Sectie Pathologie X Epidemiologie - trial coordination center (TCC) X Wenckebach Instituut X Arbeid & Gezondheid FD / Beveiliging & Toegangsbeheer X FD / Voedingszorg X X ICT-Beheer X Inkoop X Medische Techniek X Tabel 16 Gecertificeerde/geaccrediteerde onderdelen UMCG
GMP
Regeling Arbo diensten
NTA 8009
X X
X
X
X
X
X
X X X
Voor laboratoriumgeneeskunde is de JACIE accreditatie verkregen op grond van de EFI- accreditatie van het onderdeel transplantatie-immunologie.
66
GCP
Informatiebeveiliging Op verzoek van de Inspectie voor de Gezondheidzorg (IGZ) heeft het UMCG in 2010 een onafhankelijke informatiebeveiliging audit laten uitvoeren. Deze audit is door de IGZ als voldoende beoordeeld4. Om opvolging na 2010 op het gebied van informatiebeveiliging te borgen, heeft de Raad van Bestuur in oktober 2010 de beleidsnotitie 'UMCG Informatiebeveiliging 2011-2012' vastgesteld. In dit document zijn de kaders (waaronder de verantwoordelijkheden) voor informatiebeveiliging beschreven, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij bestaande thema’s zoals Kwaliteitsverbetering en Risicomanagement. De verantwoordelijkheden zijn hiermee overgegaan van de stuurgroep Informatiebeveiliging (2009-2010) naar de lijnorganisatie. Het UMCG heeft niet tot doel om alle maatregelen van de (inter)nationale normen op het gebied van informatiebeveiliging (waaronder de NEN 7510) volledig te implementeren, maar te zoeken naar de balans tussen (ingeschatte) bedreigingen en risico’s enerzijds en anderzijds de risicobeperkende maatregelen, kosten en werkbaarheid. Waar maatregelen op het gebied van informatiebeveiliging conflicteren met patiëntveiligheid, prevaleert patiëntveiligheid boven informatiebeveiliging. Informatiebeveiliging is daarom geïntegreerd in het kwaliteitsmanagementsysteem (PDCAcyclus) en zodanig ingericht dat toetsing aan meerdere (inter)nationale standaarden mogelijk is. Voor informatiebeveiliging is dit de internationale norm NEN-ISO/IEC 27001 'managementsystemen voor informatiebeveiliging'. Dit is in lijn met de nieuw verschenen NENnorm: NEN 7510:2011. In 2011 is gewerkt aan een geïntegreerde audit voor kwaliteit (ISO 9001), patiëntveiligheid (NTA 8009) en Informatiebeveiliging (ISO/IEC 27001 / NEN 7510:2011). Hierbij is de doelstelling om audits in 2012 op de nieuwe, geïntegreerde wijze te verrichten.
4
Zie www.igz.nl, brief van IGZ aan UMCG d.d. 11 maart 2011 inzake auditrapport NEN 7510
67
4.4
Kwaliteitsbeleid ten aanzien van patiënten/cliënten
Resultaten 2011
Voorbereiding advies Clinical Governance Tien VMS thema’s verder ontwikkeld en geïmplementeerd Start pilot meting patiëntenervaringen (CQ-index) Inrichting expertiseteams ziekenhuisbrede indicatoren Invoering digitaal patiëntvolgsysteem voor het operatieve traject in pilotvorm Centrale Spoedopvang UMCG voldoet aan voorwaarden IGZ en veldnormen Toegangstijden poliklinieken stabiel
Clinical Governance In het UMCG staan veiligheid en kwaliteit voorop binnen de patiëntenzorg. Er wordt daarom veel energie gestoken in het borgen en continu verbeteren hiervan. Eén van de voorwaarden om als organisatie goede en veilige zorg te kunnen leveren, is een heldere toedeling van bestuurlijke en medische verantwoordelijkheden voor de patiëntenzorg. Dit houdt echter niet op bij het vastleggen van afspraken hierover. In een complexe zorgorganisatie als het UMCG, waarin sprake is van wederzijdse afhankelijkheden, is het van groot belang dat er een cultuur is waarbinnen zorgprofessionals, bestuurders en de organisatie waarin zij werken, in gezamenlijkheid willen werken aan het verbeteren en borgen van de kwaliteit en patiëntveiligheid. Een integrale aanpak van de uitdagingen op het gebied van kwaliteit en veiligheid is dus noodzakelijk. Het Clinical Governance gedachtegoed5 lijkt goed aan te sluiten bij de uitdagingen waar het UMCG voor staat. Centrale begrippen binnen Clinical Governance zijn: proces- en systeemdenken, leiderschap, eigenaarschap, teamwerk en communicatie. De Raad van Bestuur heeft een werkgroep opdracht gegeven tot een notitie over wat Clinical Governance is voor het UMCG, op welke wijze het ziekenhuis er uitvoering aan kan geven en welke instrumenten dan wel methodieken hiervoor ingezet kunnen worden. De werkgroep heeft begin 2012 haar advies uitgebracht aan de Raad van Bestuur. In de loop van 2012 vindt besluitvorming plaats over te nemen stappen op basis van dit advies. Binnen het UMCG lopen momenteel al projecten die passen binnen het Clinical Governance denken. Onder andere het veranderproject Perioperatieve keten is specifiek vanuit dit gedachtegoed opgezet (zie paragraaf 4.2.1). Hoofdbehandelaarschap en regievoering Op het gebied van patiëntveiligheid is in 2011 een themabijeenkomst georganiseerd tijdens de landelijke week van de patiëntveiligheid. De bijeenkomst is in opdracht van en in nauw overleg tussen Raad van Bestuur, Stafconvent en directeuren voorbereid. De bijeenkomst had als thema hoofdbehandelaarschap en regievoering, in lijn met het door de cliëntenraad academische ziekenhuizen (CRAZ) uitgebrachte onderzoeksrapport: ‘Regievoering in het kader van het hoofdbehandelaarschap. Waarnemingen en aanbevelingen' en de kaderregeling Hoofdbehandelaarschap van het UMCG. Alle cliëntenraden waren voor de bijeenkomst 5
Clinical Governance kan gedefinieerd worden als een verzameling functies en activiteiten op kwaliteitsgebied in de breedste zin des woords die duurzaam in de organisatie door medewerkers wordt verankerd door middel van een cultuur van verlangen om het samen goed te doen.
68
uitgenodigd, die onder voorzitterschap van drs. W. Schellekens (voormalig hoofdinspecteur IGZ) heeft plaatsgevonden. Doel van deze themabijeenkomst was ervaringen te delen die gepaard gaan met de implementatie van hoofdbehandelaarschap en regievoering in de dagelijkse patiëntenzorg en afspraken te maken over de verdere implementatie. Vanaf 1 maart 2012 wordt het hoofdbehandelaarschap en regievoering steekproefsgewijs getoetst. De audits op het thema hoofdbehandelaarschap en regievoering zijn uiteraard niet alleenstaand, maar vormen een geïntegreerd geheel met het VMS. VMS 10 thema’s Voor patiëntveiligheid bestaat brede maatschappelijke aandacht. Ook voor medewerkers, vooral in medische afdelingen en zorgfaciliteiten, is patiëntveiligheid een belangrijk onderwerp. Het raakt direct aan de primaire taak en de verantwoordelijkheid voor goede patiëntenzorg. Het ministerie van VWS heeft de ziekenhuizen in verband daarmee een aantal verplichtingen opgelegd. Doel is om de resultaten van een zorginstelling op het gebied van patiëntveiligheid publiekelijk inzichtelijk te maken. De Raad van Bestuur heeft in 2010 de notitie 'Kaders Kwaliteit, een praktische invulling' vastgesteld. Patiëntveiligheid is een prominent thema in deze notitie. De Expertgroep Kwaliteit geeft namens de Raad van Bestuur invulling aan de Kaders Kwaliteit en vervult daarmee binnen het UMCG ook de regierol op het terrein van patiëntveiligheid. De verantwoordelijkheid voor kwaliteit ligt in de lijnorganisatie (Sector en Afdeling). De landelijke verplichtingen zijn door de Raad van Bestuur aangegrepen om als onderdeel van het kwaliteitsbeleid een Veiligheidsmanagementsysteem (VMS) in te voeren. De afdelingen zijn hiervoor verantwoordelijk. Voor elk thema is een specifiek themateam ingesteld, dat beschikt over de inhoudelijke expertise om het thema te vertalen naar de dagelijkse praktijk in het ziekenhuis. De sectordirecteuren bewaken de voortgang. De 10 thema’s zijn: 1. Postoperatieve wondinfectie (POWI): voorkomen van wondinfecties na een operatie. 2. Sepsis: voorkomen van lijnsepsis en behandeling van ernstige sepsis. 3. Vitaal bedreigde patiënt: vroege herkenning en behandeling van de vitaal bedreigde patiënt. 4. Medicatieverificatie bij opname en ontslag. 5. Kwetsbare ouderen: voorkomen van vermijdbare schade bij de oudere patiënt. 6. ACS: optimale zorg bij Acute Coronaire Syndromen. 7. Pijn: vroege herkenning en behandeling van pijn. 8. High Risk Medicatie: klaarmaken en toedienen van parenteralia. 9. Verwisseling van en bij patiënten. 10. Nierinsufficiëntie: voorkomen van nierinsufficiëntie bij intravasculair gebruik van jodiumhoudende contrastmiddelen. Voor kinderen zijn de thema’s 2, 3, 4, 7, 8 en 9 relevant. Incident Meld Systeem (IMS) Om zorgverleners te stimuleren (bijna) incidenten te melden en te bespreken, is het beleidskader Veilig (Incident) Melden opgesteld. De Centrale Incidenten Meldingencommissie (CIM) registreert meldingen op ziekenhuisniveau. Met Decentrale Incidenten Meldingencommissies (DIM) wordt gestreefd naar het doen toenemen van het aantal meldingen van (bijna) incidenten in de eigen werkomgeving. Voor het UMCG is het belangrijk naar 69
aanleiding van een melding zoveel mogelijk te leren van het incident door zorgvuldige analyse ervan. Voorwaarde is dat niet alleen de melder het belangrijk vindt een incident te melden, maar dat ook collega’s bereid zijn open over deze gebeurtenissen te praten, zodat de oorzaken opgespoord kunnen worden en verbeteracties ingezet. Ook dit is een vanzelfsprekend onderdeel van het dagelijkse werk in de zorg. 2011 2010 Meldingen in IMS 1.378 1.443 Medicijnincidenten 301 289 Valincidenten 314 Medische middelen 57 Agressie UCP 42 Bloedproducten 562 Coördinatie van het zorgproces 811 Uitvoering van zorg en diagnostiek 295 Radiotherapie 489 1.664 Overige incidenten 4.249 3.396 Totaal Tabel 17 Meldingen patiëntgerelateerde incidenten over 2010 en 2011
Om meer zicht te krijgen op de meldingen die in de categorie overig gedaan werden, is een analyse gemaakt van het type incidenten dat hier in benoemd werd. Naar aanleiding hiervan is per 1 januari 2011 een aantal subcategorieën aan het meldformulier toegevoegd. De laatste jaren is het aantal meldingen van fouten, ongevallen en near-accidents gestaag toegenomen. Dit vindt voornamelijk haar oorzaak in het sneller melden van incidenten en de reikwijdte van het IMS. Het bewustzijn voor verbetermogelijkheden is met het aantal meldingen vergroot, en daarmee de kans dat ernstige fouten voorkomen worden. De resultaten over 2011 (4.249) laten dan ook een stijging zien ten opzichte van 2010 (3.396). Er wordt veel voorlichting gegeven door de diverse commissies over het nut van het melden van incidenten, waarbij duidelijk wordt gemaakt dat het functioneren van de commissie van deze meldingen afhankelijk is en de medewerkers zelf kunnen werken aan het verbeteren van de patiëntveiligheid. Sterftecijfers Eind 2009 besloten bestuurders van de NFU en de NVZ tot het instellen van een expertgroep ziekenhuissterfte. Het UMCG participeerde in deze werkgroep via de NFU. Aanleiding was de toenemende druk vanuit politiek en media om ziekenhuissterfte openbaar te maken. De onderliggende argumentatie was dat ziekenhuissterfte een belangrijke en ‘harde’ uitkomstmaat leek te zijn die niet alleen ten grondslag zou moeten liggen aan valide en bruikbare keuzeinformatie voor de patiënt, maar ook een belangrijk instrument kan zijn om significant onderpresterende ziekenhuizen te kunnen identificeren zodat verbeteracties kunnen worden ingesteld (of afgedwongen). In de opdracht aan de expertgroep is gevraagd om concrete aanbevelingen te doen betreffende hoe om te gaan met de toenemende maatschappelijk wens tot openbaarmaking van (betrouwbare) sterftecijfers. De commissie adviseerde de koepels in 2010 de sterftecijfers openbaar te maken, maar nadrukkelijk ook aandacht te besteden aan een betrouwbare onderliggende (LMR) basisregistratie en aan een risicocorrectie (correctie van sterftecijfers voor type patiënten). Op 23 december 2011 maakten enkele Nederlandse ziekenhuizen voor het eerst hun HSMRs publiek. Het CBS had de datakwaliteit van 30% van de ziekenhuizen als onvoldoende
70
gekwalificeerd en voor deze ziekenhuizen geen SMRs/HSMR berekend. Van slechts drie van de acht academische ziekenhuizen was de datakwaliteit van voldoende niveau om SMRs en HSMR te kunnen berekenen. De gepubliceerde HSMRs varieerden van 56 tot 130. Bij de publicatie van de sterftecijfers is door de commissie aangegeven dat — zelfs met optimale datakwaliteit — de HSMR nooit een valide keuze-instrument zal kunnen worden. Wel zijn hoge HSMRs — mits op basis van valide data — een reden om te onderzoeken of er mogelijk kwaliteitsproblemen zijn in een ziekenhuis (signaalfunctie). De datakwaliteit binnen het UMCG was nog onvoldoende om betrouwbare sterftecijfers publiek te maken. In 2012 werkt het UMCG aan verbetering van de basisregistratie. Calamiteitenstructuur Calamiteiten6 worden geanalyseerd door middel van de PRISMA (Prevention and Recovery Information System for Monitoring and Analysis)-methodiek. De Raad van Bestuur heeft in de loop van 2011 nogmaals vastgesteld dat de huidige Prismaanalyses een te lange doorlooptijd hebben om als zodanig een eigenstandige rol in noodzakelijke verbeteringen te kunnen vervullen. Het tijdig uitvoeren van een incidentanalyse dient meer prioriteit te krijgen bij het management en betrokkenen. Het UMCG streeft daarom naar een snellere afronding van de Prisma-analyses en een toets op nut en werking van de op basis van de Prisma-analyse doorgevoerde veranderingen. In dit verband heeft ook een klacht die bij de Nationale ombudsman was neergelegd en waar analyse en communicatie na een calamiteit een belangrijke rol speelden, de Raad van Bestuur aangezet te zoeken naar wegen om verbeteringen te realiseren. Een project onder leiding van twee medisch specialisten is gestart om in 2012 met voorstellen voor een snellere en adequatere analyse van zorgcalamiteiten te komen. Om daarvoor voldoende expertise beschikbaar te hebben, zijn in de loop van 2011 6 medisch specialisten en 13 stafmedewerkers opgeleid in de Prisma-methodiek door middel van de interne Prisma-opleiding. Er zal een aanscherping plaats moeten vinden van het feitenonderzoek en de analyse aan de hand van een oorzakenboom, alsmede de conclusies en eventuele aanbevelingen die aan de hand van de analyse te trekken zijn. Daarbij is besloten om voor de calamiteitenanalyse in eerste instantie externe expertise in te huren. Het doel is de analyse van een calamiteit binnen de daarvoor door de IGZ gehanteerde tijdsduur van acht weken af te ronden. Tevens voorziet de projectopdracht in het voorbereiden en in gang zetten van een verregaande borging van de procedure aangaande calamiteiten. Hiertoe wordt een Begeleidingsteam Zorgcalamiteiten ingesteld. Het doel is dat in de toekomst verhoogde aandacht geschonken wordt aan de borging van de patiëntenzorg direct na een calamiteit, de communicatie en de opvang van patiënten en betrokken familieleden geoptimaliseerd wordt en dat er nazorg wordt verleend aan betrokken medewerkers. In 2011 zijn 9 calamiteiten in de patiëntenzorg gemeld aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (2010: 8). Verbetermaatregelen op basis van de analyses zijn doorgevoerd.
6
Definitie IGZ: een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis die betrekking heeft op de kwaliteit van de zorg en die tot de dood van of een ernstig schadelijk gevolg voor de patiënt of cliënt van de instelling heeft geleid.
71
4.4.1
Kwaliteit van zorg
Rond kwaliteit, patiëntgerichtheid en veiligheid van zorg zijn landelijk drie programma’s met hun eigen indicatorsets ontwikkeld: Zichtbare Zorg Ziekenhuizen, VMS zorg en de IGZ kwaliteitsindicatoren. Ook binnen beroepsgroepen worden momenteel indicatoren opgesteld. Zo heeft Heelkunde begin 2011 een set gepresenteerd en Plastische Chirurgie eind 2011. Andere beroepsgroepen werken er aan. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) kent ook een eigen set indicatoren. De uitvraag van indicatoren maakt in het UMCG deel uit van de planning & control-cyclus. Dit voorkomt dat een afdeling op meerdere momenten belast wordt met hetzelfde type vragen. De Raad van Bestuur hecht eraan dat de kwaliteit van de onderliggende zorg omhoog gaat, de wijze van registreren vereenvoudigt en dit tegelijkertijd betere mogelijkheden voor analyse biedt. De buitenwereld is in de afgelopen jaren sterk veranderd. Er is erg veel aandacht voor indicatoren. De aangeleverde informatie wordt gebruikt door verschillende externe partijen. De zorgverzekeraars willen de inkoop van zorg mede baseren op de door het ziekenhuis aangeleverde informatie. De patiënten gaan zich steeds meer gedragen als consumenten en vragen om informatie over de kwaliteit van zorgverleners. Daarnaast worden de indicatoren gebruikt voor het maken van ranglijsten zoals gepubliceerd in Elsevier, Dr.Yep en het AD. De UMCG-scores zijn erg wisselend (bij de AD zijn we het slechtste en bij Elsevier dit jaar het beste UMC). Bij nadere analyse van de informatie blijkt dat we het met name op de ziekenhuisbrede indicatoren in vergelijking tot de andere huizen niet goed doen. Voor 2012 zijn daarom voor de ziekenhuisbrede indicatoren UMCG-breed opererende expertiseteams ingericht. Specifiek gaat het hierbij om: Onverwacht lange verblijfsduur Sterftecijfers Pijnmeting Decubitus Ondervoeding (signaleren en behandelen) (MUST score, Growth analyser) Delirium. Prestatie- en kwaliteitsindicatoren Alle door de IGZ en VWS verplichte prestatie- en kwaliteitsindicatoren zijn gedeponeerd. Het totaal aantal indicatoren voor het UMCG (inclusief het Universitair Centrum Psychiatrie en het Centrum voor Revalidatie, locatie Beatrixoord, Haren) beslaat inmiddels rond de honderd categorieën, onderverdeeld in meer dan tweeduizend vragen. Op een aantal indicatoren is verbetering geboekt; voorzichtigheid is echter geboden. Ten eerste omdat de meeste indicatoren kunnen fluctueren en in een trend bewaakt moeten worden en ten tweede omdat kennis van soms gewijzigde in- en exclusie criteria nodig is om sommige veranderingen in de uitslagen te kunnen duiden. Dit maakt het interpreteren van de door derden, op basis van de openbare informatie, gemaakte lijstjes voor de (zorg)consument moeilijk. Dit laat echter onverlet dat de informatie bijdraagt aan het intern kunnen sturen op kwaliteit en verbeteren van de geboden zorg. Zichtbare Zorg kent zowel verplichte als niet-verplichte indicatoren. De niet-verplichte indicatoren zijn in een laatste fase van ontwikkeling. Van de niet-verplichte indicatoren over 2011 kon het merendeel al worden aangeleverd. Voor de overige indicatoren wordt onderzocht welke maatregelen nodig zijn om het komende jaar wel tot beantwoording te kunnen overgaan. Tevens
72
is het afwachten of de niet-verplichte indicatoren, op basis van reacties uit het veld, nog bijstellingen ondergaan. Alle informatie met betrekking tot de indicatoren worden ingevoerd op de portal www.ziekenhuizentransparant.nl en de Zichtbare Zorg portal www.zizoportal.nl. Consumenten kunnen voor algemene en/of aandoeningspecifieke informatie terecht op www.ziekenhuizentransparant.nl, www.zichtbarezorg.nl of de site www.kiesbeter.nl. Inspectiebezoek Centrale Spoedopvang In het kader van het landelijke programma Thematisch Toezicht Spoed Eisende Hulp (SEH) heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op 16 februari 2011 een bezoek gebracht aan de Centrale Spoedopvang (CSO). Doel van dit bezoek was te beoordelen of de afdeling CSO voldoet aan de minimale eisen, zoals gesteld in de Kwaliteitswet zorginstellingen en de normen gesteld in het rapport 'Vanuit een stevige basis'. In dit rapport zijn de criteria en veldnormen gedefinieerd die de betrokken koepelorganisaties en beroepsverenigingen hebben ontwikkeld, op basis waarvan de inspectie heeft getoetst. In de afsluitende rapportage van de IGZ worden drie vragen beantwoord: Hoe scoort de afdeling SEH op de gestelde eisen, te weten beschikbaarheid en kwaliteit van het kwaliteitssysteem, beschikbaarheid en competenties van de SEH-arts en de SEH-verpleegkundige en de beschikbaarheid van een arts die een luchtweg kan zekeren en een reanimatie kan uitvoeren. De uitkomsten van dit bezoek lieten zien dat het UMCG volledig voldoet aan alle gestelde voorwaarden en veldnormen. Toezicht Operatief Proces (TOP) De uitkomsten van de visitatie door de IGZ in het kader van het Toezicht Operatief Proces (deel 2 en deel 3 respectievelijk het operatieve en postoperatieve zorgproces) in 2009 hebben in 2010 aanleiding gegeven tot het oprichten van de voorbereidingsgroep TOP 1/2/3 die, UMCG-breed, nog resterende tekortkomingen in het gehele operatieve proces in kaart heeft gebracht en acties heeft uitgezet om de openstaande punten te verbeteren. Deze voorbereidingsgroep heeft in 2011 een vervolg gekregen. Belangrijke aandachtspunten in 2011 waren: Track-en-trace-systeem met stopmomenten (een sluitend patiëntvolgsysteem dat inzichtelijk maakt waar de patiënt zich bevindt in het operatieve traject), informed consent, medicatie en veilig gebruik medische apparatuur. Voor het track-en-trace-systeem was al in 2010 besloten tot invoering van de, in het AMC ontwikkelde en gedigitaliseerde, SURPASS-checklist. SURPASS is in de loop van 2011 in pilotvorm bij een aantal snijdende disciplines ingevoerd. De ervaringen die daaruit gedestilleerd zijn, worden gebruikt bij de ziekenhuisbrede implementatie in 2012. Een ander belangrijk aandachtspunt binnen TOP is het item medicatieveiligheid. In 2011 is het onderwerp 'medicatie als onderdeel Toezicht Operatief Proces (TOP)' uitgewerkt in een generiek UMCG-protocol Medicatie, zoals beschreven in het toetsingskader van de IGZ. In de Richtlijn 'Het Preoperatieve Traject 2010' wordt beschreven dat op lokaal niveau afgesproken en schriftelijk vastgelegd dient te worden wie in welke fase van het operatieve traject verantwoordelijk is voor het beleid rondom medicatie. Deze richtlijn is leidend verklaard in het UMCG. In dit protocol worden de verantwoordelijkheden en werkwijze van de anesthesioloog en chirurg in het perioperatief proces over het te voeren medicatiebeleid en het reserveren van bloedproducten aangegeven. Bij de voorbereiding op een ingreep wordt het medicatiegebruik van de geplande patiënt (de zogenaamde thuismedicatie) vastgelegd. Voor de ingreep kan het noodzakelijk zijn deze thuismedicatie te stoppen of aan te passen. Ook kan nieuwe medicatie voorgeschreven worden. Preoperatief wordt aangegeven welke antibiotica gewenst zijn en wordt het antistollingsbeleid vastgesteld. Tevens wordt preoperatief vastgesteld of bloedproducten 73
voor de ingreep gereserveerd dienen te worden. Bij verlaten van het ziekenhuis dient de thuismedicatie helder omschreven te zijn inclusief het antistollingsbeleid. De anesthesioloog en operateur zijn beiden verantwoordelijk voor het boven beschreven medicatiebeleid en het reserveren van bloedproducten. In het UMCG is voor het perioperatieve traject precies uitgewerkt wie wanneer verantwoordelijk is voor de medicatie van de geplande chirurgische patiënt. Bij de uitwerking is tevens de koppeling gelegd met de SURPASS-checklist en de bijbehorende stopmomenten. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde eis om inzichtelijk en schriftelijk vastgelegd te hebben wie (operateur/anesthesioloog) in welke fase van het patiëntentraject verantwoordelijk is voor het beleid rondom medicatie. Inspectiebezoek Good Manufacturing Practice In 2011 is het UMCG door de IGZ bezocht in het kader van een Good Manufacturing Practice Inspectie (GMP) van de afdeling NGMB (Nucleaire Geneeskunde & Moleculaire Beeldvorming). Het UMCG beschikt over een fabrikantenvergunning voor onder andere het bereiden van geneesmiddelen voor Klinisch Geneesmiddelen onderzoek naar PET en SPECT. De radiofarmaciewerkzaamheden vinden plaats binnen de afdeling NGMB. Per jaar worden 14.500 PET- en SPECT-verrichtingen uitgevoerd en 180 therapieën, voornamelijk Jodium-131. Op grond van de inspectie werd geconcludeerd dat de afdeling NGMB PET en SPECT wat betreft de geïnspecteerde activiteiten voldoet aan GMP. Verpleegkundig Expertisecentrum Het Verpleegkundig Expertisecentrum UMCG is een kenniscentrum dat zich richt op kwaliteitsverbetering van de zorg. Het is het referentiepunt voor verpleegkundige kennis. Belangrijke thema's binnen het centrum zijn onder meer: Richtlijnen en protocollen: afstemming, informatie en toegankelijkheid. Patiëntveiligheid: het gebruik van screeningsinstrumenten die gerelateerd zijn aan de tien VMS-thema's. Gezond en actief ouder worden: de bijdrage die verpleegkundigen kunnen leveren in dit opzicht aan de patiëntenzorg. In 2011 zijn alle verpleegkundige protocollen ondergebracht in een nieuw documentbeheerssysteem (iDocument), waardoor de protocollen makkelijker geraadpleegd (via DocPortal) en actueel gehouden kunnen worden. Voor de Verpleegkundige Adviesraad (VAR) van het Verpleegkundig Expertisecentrum UMCG, een in 2010 opgerichte raad voor en door verpleegkundigen die advies geeft over zorgverlening en beroepsinhoudelijke zaken, is 2011 in vele opzichten een jaar van groei geweest. Groeien in de rol van adviseur door het volgen van trainingen en het behandelen van diverse adviesvragen en groeien als team door elkaars kennis en ervaring op de juiste manier te gebruiken en in te zetten voor het werk van de adviesraad. In 2011 is advies uitgebracht aan de Raad van Bestuur over het vormgeven van casemanagement, de implementatie van de Groninger Frailty Index en de protocollen Euthanasie en Palliatieve Sedatie. Daarnaast is de adviesraad actief geweest om het Kwaliteitsregister Verpleging en verzorging meer bekendheid te geven onder de verpleegkundigen van het UMCG en is deelgenomen aan de organisatie van De Dag van de Verpleging.
74
Van meten van klanttevredenheid naar meten van patiëntervaringen Goede en veilige zorg leveren we niet alleen voor de patiënt, maar ook met de patiënt/klant. De mate van tevredenheid van patiënten van het UMCG en de andere UMC’s is in het najaar van 2009 voor de vierde keer gemeten aan de hand van de Kernvragenlijst Patiënttevredenheid in Academische Ziekenhuizen (KPAZ). De rapportage ‘Trends in tevredenheid (2009/10)’ is bij het verschijnen in 2010 aan alle afdelingsbesturen en directeuren verzonden, samen met een omzetting van de gegevens naar rapportcijfers. Uit de resultaten per vraag werd helder waar een eventueel verbeterpotentieel lag.Het UMCG heeft zich gecommitteerd aan zeven criteria voor klanttevredenheid. Deze criteria gaan over nazorg, overdracht van zorg, wacht- en toegangstijden en informatievoorziening. Via de planning & control-cyclus wordt gemonitord of afdelingen aan hieraan voldoen. De KPAZ is echter maar één van de instrumenten en methodieken die afdelingen ter beschikking staan. In NFU-verband is afgesproken om de focus te verleggen van meten van tevredenheid van cliënten naar patiëntenparticipatie en meting van ervaringen van patiënten. Een van de meetinstrumenten die gebruikt zal gaan worden bij de verlegging van de focus van het meten van klanttevredenheid (KPAZ) naar het meten van patiëntenervaringen is de CQ-index (Consumer Quality Index). Met de CQ-index wordt de kwaliteit van zorg vanuit patiëntenperspectief in kaart gebracht. Het is een gestandaardiseerde systematiek voor het meten van ervaringen van patiënten en consumenten met de zorgaanbieder en de zorgverzekeraar. Kwaliteit van zorg vanuit het perspectief van de klant is een multidimensioneel begrip waaraan verschillende thema’s en per thema verschillende kwaliteitsaspecten, bijvoorbeeld bejegening of informatievoorziening, worden onderscheiden. Bij het meten van kwaliteit van zorg vanuit patiëntenperspectief is het belangrijk dat wordt gekeken naar wensen en verwachtingen van cliënten, naar hun feitelijke ervaringen en naar het belang dat aan kwaliteitsaspecten wordt toegekend. Beide elementen — de multidimensionaliteit van het begrip kwaliteit van zorgaanbieder en de relatie tussen verwachtingen, ervaringen en het belang van kwaliteitsaspecten — komen terug in de CQ-index. De uitrol van de CQ-index binnen het UMCG is in 2011 gestart met een pilot op het zorgtraject Mammacare bij Sector D Oncologie (UMCG Groningen Cancer Centre). De pilot wordt in 2012 geëvalueerd, waarna wordt besloten of er meerdere CQ-metingen uitgerold worden binnen het UMCG. Hospitality scans In 2011 zijn verschillende zogeheten hospitality scans uitgevoerd. Hierbij lopen medewerkers van de Facilitaire Dienst mee op een afdeling en observeren de contactmomenten tussen medewerkers en patiënten/bezoekers van het UMCG. Doel hiervan is om daar waar nodig de gastvrijheid jegens patiënten/bezoekers te verbeteren. Daarnaast wordt ook gekeken naar logistieke aspecten, zoals de bereikbaarheid van voorzieningen en wachttijden. Eén van de positieve algemene effecten van de hospitality scans is, dat er meer aandacht is voor belangrijke aspecten van patiënttevredenheid, zoals wachttijden (niet langer dan 15 minuten wachten op de polikliniek) en de telefonische bereikbaarheid van afdelingen. Patiëntenparticipatie Het UMCG onderhoudt contacten met Zorgbelang Groningen en andere patiënten organisaties (landelijk en regionaal). Afhankelijk van een vraagstelling van de afdeling wordt Zorgbelang ingeschakeld. Voor eenmalige en kortlopende projecten heeft het UMCG voor Zorgbelang een budget gereserveerd. Voor de overige projecten waarin samengewerkt wordt met Zorgbelang vindt financiering door afdelingen plaats of door bijvoorbeeld de zorgvernieuwingsgelden patiëntenparticipatie. Daar waar patiëntenparticipatieprojecten met zorgvernieuwingsgelden 75
worden gefinancierd, wordt samengewerkt — naast Zorgbelang en landelijke patiëntenorganisaties — met zorgverzekeraar Menzis. In 2011 zijn zeven zorgvernieuwingsprojecten uitgevoerd. Voor een deel waren dit aandoeningsgerichte projecten en voor een deel projecten gericht op een specifieke patiëntenpopulatie zoals de transfer (in de keten) van de kwetsbare oudere patiënt en een project gericht op overdracht van zorg en informatievoorziening voor radiotherapiepatiënten van verwijzende ziekenhuizen in de regio naar het UMCG. In de projecten waar het UMCG met de patiënt als partner in dialoog gaat worden de voor dat project en aandoening specifieke verbeterpunten uitgevoerd. Daarnaast zijn er de generieke items: ketenzorg, regievoering, zelfmanagement, keuzeondersteunende informatievoorziening op maat waarop verbeteringen uitgevoerd worden passend bij de wensen van patiënten. Behalve de landelijke kwaliteitscriteria die vanuit het patiëntenperspectief worden ingebracht, worden patiëntenraadplegingen uitgevoerd om de ervaringen, verwachtingen en wensen van de patiënten en hun familie/mantelzorgers zichtbaar te maken. De afgelopen jaren is veel ervaring opgedaan met patiëntenraadplegingen, zoals de spiegelbijeenkomsten en focusgroepen. Wacht- en toegangstijden De toegangstijd is de periode tot de diagnosestelling op de polikliniek. De wachttijd is de periode tot de ingreep plaatsvindt. Het UMCG streeft er naar snel aan de zorgvraag te voldoen en hanteert hierbij de wachttijden volgens de zogenaamde Treeknormen als uitgangspunt. Verder streeft het UMCG er naar dat verwijzers de specialisten van onze organisatie goed kunnen bereiken. In de praktijk blijkt het niet altijd mogelijk binnen de Treeknormen zorg te leveren. Dit wordt onder andere veroorzaakt door spoedoperaties en oncologische aandoeningen, die planning van de meer electieve opnames verstoren. Verder is de patiëntenzorg in het UMCG voor een belangrijk deel van topklinische en topreferente aard en hierdoor meer onvoorspelbaar. De toegangstijden in 2011 zijn ten opzichte van 2009 en 2010 ongeveer op hetzelfde niveau gebleven. De wachttijden voor de klinische opnames zijn gemiddeld genomen gedaald. De wachtlijsten voor dagbehandeling zijn erg wisselend; de wachttijd lijkt zich wel te stabiliseren. Sommige specialismen kennen een grote wachtlijst. Gemiddelde wacht- en toegangstijd 2011 2010 2009 Toegangstijd polikliniek 5,3 5,2 5,3 Wachttijden klinische opnamen 12,7 15,6 15,7 Wachttijden dagbehandeling 7,3 6,9 10,1 Tabel 18 Gemiddelde wacht- en toegangstijden in weken, in 2009, 2010 en 2011
Er is steeds meer aandacht voor het differentiëren van toegangstijden (verschillende tijden voor verschillende verwijsredenen), met als doel de patiënt meer helderheid te verschaffen, zodat hij beter een keuze kan maken.
76
4.4.2
Klachten
Klachtenprocedure Wanneer een patiënt een klacht heeft over de verleende zorg of andere zaken die het UMCG betreffen, zijn er verschillende mogelijkheden om deze in te dienen. Patiënten kunnen direct terecht op de afdeling met hun vragen, opmerkingen of klachten. Wanneer op afdelingsniveau de onvrede van de patiënt niet kan worden weggenomen of de klacht meer van algemene aard is, kan de patiënt via de Klachtopvang zijn klacht kenbaar maken. De medewerkers van de Klachtopvang horen de klacht aan en kunnen desgewenst nader advies geven over de manier waarop de patiënt het probleem of de klacht formeel kan aankaarten. Vaak vinden patiënten het kunnen uiten van hun verhaal voldoende. Wanneer dit niet tot het gewenste resultaat leidt of indien de klager een formelere weg wil bewandelen, kan een schriftelijke klacht worden ingediend bij de klachtenfunctionaris, een onafhankelijke medicus, die niet in dienst van het ziekenhuis is. Alle schriftelijke klachten worden in eerste instantie door de klachtenfunctionaris ter hand genomen voor bemiddeling. De gehele klachtenprocedure, dus ook de afhandeling van de klachten, vindt sinds dit verslagjaar geheel papierloos plaats. Het nieuwe registratiesysteem, maakt het mogelijk geautomatiseerd de procedure te verwerken. De klager ontvangt wel een schriftelijke reactie. Als laatste mogelijkheid binnen het UMCG kan een klacht worden voorgelegd aan de Klachtencommissie van het UMCG, die de Raad van Bestuur adviseert. Het staat de klager overigens vrij om een klacht door een andere instantie dan de Klachtencommissie te laten behandelen. De Klachtencommissie is ingesteld op grond van de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector. De commissie is multidisciplinair samengesteld en telt zes leden. De voorzitter van de Klachtencommissie is jurist en is niet werkzaam in het UMCG. Op voordracht van Zorgbelang, het platform van patiëntenorganisaties, is een extern lid (en zijn plaatsvervanger) benoemd. De Klachtencommissie van het UMCG fungeerde in 2011 ook als Klachtencommissie voor het Dialyse Centrum Groningen, het Instituut voor Hyperbare Geneeskunde te Hoogeveen, de Stichting Zorgaanbod Hanzekliniek en Hanzevision BV, beide te Groningen. Na ontvangst van een klacht stelt de commissie een onderzoek in. Als het onderzoek is afgerond doet de Klachtencommissie uitspraak. De klager, de Raad van Bestuur en de betrokken medewerker(s) of afdeling worden hierover geïnformeerd. De Klachtencommissie kan de Raad van Bestuur adviseren bepaalde maatregelen te nemen ter voorkoming van soortgelijke klachten in de toekomst. Binnen zes weken na de uitspraak van de commissie geeft de Raad van Bestuur haar schriftelijke reactie aan de klager. De gehele procedure rond de klachtopvang in het UMCG (Klachtopvang, klachtenfunctionaris, Klachtencommissie) is vastgelegd in het klachtenreglement. Per 1 januari 2012 is dit reglement aangepast. Het bestaande reglement uit 1998 is aangepast aan gewijzigde inzichten met betrekking tot de klachtbehandeling en geactualiseerd. De belangrijkste wijziging betreft de bepaling in het oude reglement dat klachten van complexe medisch inhoudelijke aard in beginsel verwezen werden naar een andere instantie of slechts van een globaal oordeel werden voorzien. In het nieuwe reglement gaat de Klachtencommissie zelf zorg dragen voor de afhandeling van deze klachten, al dan niet met gebruikmaking van externe expertise. De klachtenregeling wordt uitvoerig in een brochure en op de website van het UMCG uitgelegd.
77
2011 2010 2009 Aantal klachten/klachtbrieven 263 309 228 Behandeld door de Klachtopvang 219 213 247 Behandeld door de klachtenfunctionaris 214 219 241 Afgehandeld door de klachtenfunctionaris door bemiddeling Behandeld door de klachtenfunctionaris op advies van de Klachtopvang 44 47 64 Tabel 19 Aantal klachten afgehandeld door de Klachtopvang en de klachtenfunctionaris
Het aantal geregistreerde klachten is afgenomen (-46) ten opzichte van het jaar daarvoor. Mogelijk bespreken meer patiënten hun onvrede direct op de afdeling zelf. Dit is ook de onderliggende gedachte van de klachtenbemiddeling: het bespreken van problemen op de plek waar het zich voordoet. Zowel bij de Klachtopvang als bij de klachtenfunctionaris wordt ruim de helft van het aantal klachten (respectievelijk 65% en 67%; vorig jaar respectievelijk 65% en 68%) door de patiënt zelf ingediend. De overige klachten worden ingediend door familie, partners of verzorgers en in mindere mate door externe betrokkenen. Aard van de klachten Kenmerken
Klachtopvang
2010 2011 Artsen 24 Bejegening, communicatie en voorlichting 25 Medisch technisch handelen 11 9 Medische organisatie 11 12 Organisatorisch 13 16 Verpleegkundigen 4 Bejegening, communicatie en voorlichting 6 6 Verpleegkundig handelen 4 Overig personeel 10 Bejegening, communicatie en voorlichting 11 Overig technisch handelen Hotelfunctie Bezoekersfaciliteiten, parkeren, 5 6 ziekenhuisinrichting Administratief Brieven, machtigingen 6 3 Financieel Kosten tijdens verblijf, kosten verrichtingen 2 1 Toegangstijden en wachttijden 9 6 Tabel 20 Procentuele verdeling over de kenmerken van klachten, ingediend bij de Klachtopvang en de klachtenfunctionaris
Klachtenfunctionaris 2011 2010 18 25 24
23 20 19
7 7
5 4
4 0
5 1
3
5
3
3
3 6
8 7
Bij de klachtenfunctionaris is een kleine verschuiving te zien tussen de kenmerken bejegening, technisch handelen en organisatie. Een kleine toename is te zien bij klachten over de verpleegkundige beroepsgroep. Bij de klachten, behandeld door de Klachtenopvang, vertonen organisatorische kenmerken en de medische organisatie beide een kleine stijging. Hierbij kan gedacht worden aan klachten over het verschuiven van een opnamedatum of het op het laatste 78
moment afzeggen van een operatie. Het percentage klachten dat betrekking heeft op wachttijden is licht gestegen. Setting
Klachtopvang 2011 2 57 29 12
Klachtenfunctionaris 2010 5 59 24 12
2011 2 51 44 3
2010 4 44 48 4
Dagbehandeling Polikliniek Kliniek Algemeen Tabel 21 Procentuele verdeling van klachten, ingediend bij de Klachtopvang en de klachtenfunctionaris
De meeste klachten gaan over de polikliniek, direct gevolgd door de kliniek. Hierin is weinig verschuiving ten opzichte van vorige jaren. Opvallend is dat bejegening van arts of verpleging richting patiënt of familie het hoofdkenmerk blijft van de klachten. Goede uitleg, betrokkenheid en inlevingsvermogen blijven van groot belang in de patiëntenzorg. Bij het team Klachtopvang zijn op hoofdlijnen de kenmerken van de klachten en dus ook de adviezen gelijk aan die bij de onafhankelijke klachtenfunctionaris, zoals: Alleen afspraken maken die nagekomen kunnen worden en de patiënt tijdig berichten indien een gemaakte afspraak niet nagekomen kan worden. Indien het UMCG de afspraak afzegt: niet eenzijdig een nieuwe afspraak toezenden, maar eerst (telefonisch) overleg plegen met de patiënt. Deze heeft namelijk zijn eigen planning en organisatie thuis en op het werk, die verstoord wordt en dat roept irritaties op. Wachtende patiënten op poliklinieken tijdig informeren over de aard en omvang van het uitlopen van spreekuren. Wees als medewerker van het UMCG professioneel en neem verantwoordelijkheid en maak kenbaar en zichtbaar wie je bent. Geef duidelijke en tijdige uitleg aan patiënten wanneer de operatie wordt uitgesteld, bijvoorbeeld door ziekte van de operateur of het niet beschikbaar zijn van het benodigde ICbed. Zorg dat er met patiënten meegedacht wordt, zeker wanneer er sprake is van een multidisciplinaire behandeling. Patiënten voelen zich dan vaak onveilig. Belangrijk is om het dossier van de patiënt te kennen en daar ook blijk van te geven. De klachtbrieven worden in meer dan 80% van de gevallen schriftelijk afgehandeld. Klagers reageren meer dan voorheen op de afhandeling van hun klacht. Ze doen dit door hun tevredenheid over de afhandeling uit te drukken, of door vervolgvragen te stellen en soms ook nieuwe vragen te stellen. De klachtenfunctionaris heeft de intentie om vaker klachten met een bemiddelingsgesprek af te ronden. In 2011 heeft de afhandeling van een klacht gemiddeld 29 werkdagen in beslag genomen, net als in 2010. In 2009 was dit 28 dagen, en in 2008 32 dagen. Klachtencommissie In 2011 is de behandeling van tien klachtbrieven afgerond. Met betrekking tot de tien klachtbrieven kan het volgende overzicht worden gegeven: De (deel)klachten in drie klachtbrieven zijn door de Klachtencommissie ongegrond verklaard.
79
De (deel)klachten in drie klachtbrieven zijn door de Klachtencommissie gegrond beoordeeld. De (deel)klachten in drie klachtbrieven zijn deels gegrond en deels ongegrond beoordeeld. Met betrekking tot één klachtbrief heeft de Klachtencommissie ten aanzien van een deelklacht geen uitspraak gedaan omdat het een onderdeel betrof dat werd aangemerkt als ‘van complex medisch inhoudelijke aard’ (dergelijke klachten werden tot 1 januari 2012 in beginsel verwezen naar een andere instantie of slechts van een globaal oordeel voorzien). De klachtbrief werd ten aanzien van de overige deelklacht door de Klachtencommissie gegrond beoordeeld.
De aard van de klachtbrieven gaf de Klachtencommissie geen aanleiding advies te geven aan de Raad van Bestuur ter voorkoming van soortgelijke klachten in de toekomst. De Nationale ombudsman De Nationale ombudsman heeft in 2011 twee rapporten uitgebracht over klachten betreffende het UMCG en begin 2012 vragen gesteld in een derde kwestie, die zich in 2011 en daarvoor afspeelde. Het eerste rapport heeft betrekking op een klacht over een factuur van het UMCG. De patiënt kreeg na een behandeling in het UMCG een rekening, waarvan zij vanwege een hoog vrijwillig eigen risico een deel zelf moest betalen. De klacht van de patiënt bestond uit twee punten: 1. het ontbreken van informatie vooraf over de kosten 2. het niet-verstrekken van een gespecificeerde factuur. De Nationale ombudsman heeft de klachten getoetst aan het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. Beide klachten zijn gegrond verklaard; de Nationale ombudsman vindt dat het UMCG de patiënt vooraf actief informatie had moeten geven over de kosten van de behandeling en nadien een specificatie had moeten geven. Naar aanleiding van het rapport heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Nationale ombudsman en vertegenwoordigers van de NFU/UMCs (waaronder het UMCG), de NZa en ZN. Vanuit de UMC’s is toegelicht wat, gegeven het declaratiesysteem voor ziekenhuiszorg, realistisch is ten aanzien van de informatievoorziening voor- en achteraf (nota) richting patiënten. Afgesproken is dat de Taskforce Ziekenhuizen, bestaande uit de brancheorganisaties van ziekenhuizen en zorgverzekeraars, een informatiebrochure voor patiënten opstelt. Het tweede rapport betreft de klachten van de ouders van een patiëntje. Dat geldt eveneens in de derde casus, waarover vragen door de Nationale ombudsman zijn gesteld. Op deze beide kwesties is in paragraaf 3.2 ingegaan.
4.4.3
Veiligheid
Bedrijfshulpverlening (BHV) In 2011 is verder uitvoering en ondersteuning gegeven bij de implementatie van het vernieuwde beleidskader Veiligheid en Bedrijfshulpverlening. Een operationele basiseenheid BHV-UMCG van vijf personen staat permanent paraat om bij een incident binnen maximaal acht minuten handelend op te treden. Daarbij staat er altijd één BHVer op het helidek voor de begeleiding van de starts en landingen van helikopters. In 2011 moest de bedrijfshulpverlening 433 maal in actie komen, waarvan; 104 maal voor bijstand bij het opstijgen of landen van de helikopter op het helidek. 60 maal eerste hulpverlening (onwelwording, reanimatie e.d.).
80
26 maal liftopsluiting. 4 maal melding bij technische calamiteit (elektriciteitsuitval, leidingbreuk met water-, chlooren benzinelekkage). 5 maal melding bij vrijgekomen schadelijke afvalstoffen. 234 (automatische) brandmeldingen waarvan slechts eenmaal sprake was van een echte brand (prullenbak) (zie ook onder Brandpreventie).
Voor alle locaties met patiëntenzorg en/of laboratoria zijn afdelingsnoodplannen beschikbaar. Het UMCG beschikt sinds februari 2011 over een eigen BHV- trainingscentrum. In 2011 zijn verschillende ontruimingsoefeningen gehouden. De Brandweer Groningen heeft meegedaan aan de tweedaagse oefen- en instructiedagen op het operatiecentrum. Brandpreventie Begin 2011 waren er maandelijks twintig loze automatische brandalarmen waarop de brandweer uitrukte. Opnieuw zijn er vanuit de gemeenteraad vragen gesteld over het vele onnodige uitrukken van de brandweer naar het UMCG op loze brandmeldingen. Samen met de Brandweer Groningen is gezocht naar oplossingen om dit onnodig uitrukken te voorkomen. Dankzij de vervanging van brandmeldinstallaties en de instructie aan de (lokale) hulpverleners voor een snelle verkenning, is het aantal loze meldingen aan het einde van het jaar met 30% gereduceerd en is de brandweer minder vaak opgeroepen. De jaarlijkse survey van de brandverzekeraar heeft plaatsgevonden in maart 2011. De brandveiligheid is gecontroleerd op de locaties Hanzeplein en Bloemsingel. In totaal zijn er zeven aanbevelingen gedaan over extra branddetectie, afkoppelen interne hemelwaterafvoeren, opslag gevaarlijke stoffen en brandwerende materialen voor scheidingsmuren. Bedrijfscontinuïteit In 2011 hebben zich acht incidenten voorgedaan waarvoor de crisisorganisatie in meer of mindere mate is opgeschaald. Bij drie incidenten waren er tijdelijke gevolgen voor de continuïteit van de patiëntenzorg. Op 29 juni was er ten gevolge van een stroomonderbreking en een defect in de no-break van de ICT-serverruimte uitval van ICT-netwerkcomponenten. Via de Meldkamer Ambulance is de toestroom van acute patiënten daarom enkele uren omgeleid. Door een ICT-storing op 6 augustus heeft het UMCG gedurende de dag een verminderde CSOcapaciteit gehad en zijn poliklinische behandelingen van enkele afdelingen afgezegd. Door een storing in de ICT-opslag van radiologische beelden op 20 november was in overleg met de Meldkamer Ambulance en verwijzers de toestroom van nieuwe acute patiënten enkele uren beperkt. Op grond van de evaluaties van de incidenten zijn de benodigde maatregelen getroffen voor de toekomst. Bij bovengenoemde incidenten hebben zich geen ongelukken van persoonlijke aard voorgedaan. Ruim honderd sleutelfunctionarissen in de crisisorganisatie van het UMCG hebben door middel van verschillende activiteiten hun specifieke taken geoefend voor de opvang van rampen en calamiteiten in het UMCG.
81
Na de incidenten die zich hebben voorgedaan en tijdens de oefeningen van de crisisorganisatie, is de werking van de crisisorganisatie geëvalueerd. De Regiegroep Organisatie Calamiteitenopvang prioriteert de benoemde verbeterpunten en verwerkt deze in haar jaarplan voor 2012. 4.5
Kwaliteit ten aanzien van medewerkers
Resultaten 2011
4.5.1
Leiderschapsprogramma doorgezet Talentschouw managers en Hoofdverpleegkundigen gerealiseerd Top bronvermeldingen kandidaten voor vacatures: umcg.werken.nl, e-mailvacatureservice, gespecialiseerde websites (d.w.z. steeds minder print) Streefcijfers eind 2012 voor % vrouwelijke hoogleraren en afdelingshoofden in 2011 gerealiseerd 8 vrouwelijke hoogleraren en 2 vrouwelijke adjunct -hoogleraren in 2011 benoemd 160 fte reductie grotendeels middels natuurlijk verloop en herplaatsing gerealiseerd
Personeelsbeleid
Het UMCG wil een aantrekkelijke werkgever zijn en blijven voor haar medewerkers, dat is een belangrijk uitgangspunt van ons personeelsbeleid. Medewerkers realiseren immers de ambities van het UMCG om te 'bouwen aan de toekomst van gezondheid'”. Zorgzaam zijn voor mensen, betekent als werkgever zorgzaam zijn voor onze medewerkers: het mogelijk maken dat medewerkers hun verantwoordelijkheid nemen en dat ze veilig, gezond en met plezier kunnen werken. Om de UMCG-ambities te realiseren hebben we deskundige, betrokken en bevlogen medewerkers nodig die — op de juiste plaats — de juiste dingen doen en gericht zijn op samenwerking. Vanuit bovenstaande is ons personeelsbeleid gericht op: Kwaliteit van werkzaamheden, onder andere veiligheid, klantgerichtheid, werkplezier, efficiënt werken, samenwerken met in- en externe partners. Ontwikkeling en blijven leren, onder andere leiderschapsontwikkeling, vakinhoudelijke en persoonlijke ontwikkeling, talentmanagement, geven en krijgen van feedback en jaargesprekken. Duurzame inzetbaarheid en werkvermogen, onder andere gezondheidsmanagement, het toewerken naar een volwaardige arbeidsrelatie, goede arbeidsomstandigheden en voldoende randvoorwaarden. In 2011 is ingezet op: Leiderschapsontwikkeling, waar talentmanagement, doorstroom van vrouwelijk talent en de NFU-projecten Idealoog onderdeel van zijn. Arbeidsmarktcommunicatie als ondersteuning om het UMCG onderscheidend te positioneren als aantrekkelijke werkgever. 'Klaar voor de Toekomst' en het mobiliteitspunt, ter ondersteuning van de
82
bezuinigingsoperatie en het begeleiden van boventallige medewerkers naar een nieuwe werkplek. Uitvoering CAO 2011-2013 met een belangrijke focus op het persoonlijk budget en het project Idealoog.
Leiderschapsontwikkeling Het UMCG is in 2011 doorgegaan met het integraal toepassen van de visie op leiderschap. Het leiderschapsprogramma UMCG richt zich op persoonlijk leiderschap van alle medewerkers en geeft aandacht aan de speciale verantwoordelijkheid die leidinggevenden hierin hebben, mede in het kader van kwaliteit van zorg en de bezuinigingen. Er is specifieke aandacht voor talentmanagement en -ontwikkeling, persoonlijke ontwikkeling, Food For Thought-lezingen en de uitvoering van Idealoog-projecten. Talentmanagement/vrouwelijk talent De in- en externe arbeidsmarktsituatie maken het benutten, behouden en binden van talenten in het UMCG steeds urgenter. De vergrijzing zet door, er ontstaan vacatures bij kritische functies die moeilijk intern op te vullen blijken, de bezuinigingen leiden tot behoudende werving en het commitment dat het UMCG heeft door het ondertekenen van het charter 'Talent naar de Top', zijn allemaal ontwikkelingen waardoor het onderwerp talentmanagement in 2011 de volle aandacht vroeg en kreeg. Nadat in 2010 kritische functies in kaart zijn gebracht, stond 2011 in het teken van het in kaart brengen van het potentieel aan talent in het UMCG. In reviews zijn de talenten in de functieschalen 12 en hoger en Hoofdverpleegkundige in kaart gebracht. Op basis van de verzamelde informatie kunnen beter matches gemaakt worden tussen (kritische) functies en potentieel in het UMCG. Daarnaast is opvolgingsmanagement mogelijk: zichtbaar is geworden welke functies op (afzienbare) termijn vrij zullen komen en welke medewerkers daarvoor in potentie als opvolger geschikt zijn. Zo kan ook een loopbaanpad worden gecreëerd, waarbij de potentiële opvolger investeert in opleiding, relevante ervaring, etc. Afgesproken is dat leidinggevenden in het middelmanagement in de hogere functieschalen en Hoofdverpleegkundigen in het vervolg een benoeming voor bepaalde termijn van vijf jaar krijgen. Dit bevordert de doorstroming, het delen van kennis, persoonlijke ontwikkeling en biedt medewerkers loopbaankansen. Ook zijn afspraken gemaakt over assessments voor leidinggevenden. In de komende jaren krijgt talentmanagement zo steeds verder vorm. Het UMCG heeft in 2010 het charter 'Talent naar de Top' getekend om uitdrukking te geven aan haar commitment om vrouwelijk talent te laten doorstromen. Daarbij zijn voor het jaar 2012 streefcijfers afgesproken voor het aandeel vrouwen in de top. In onderstaand overzicht zijn de streefcijfers 2012 afgezet tegen de werkelijke cijfers bij de start in 2010 en de cijfers op 31-12-2011.
83
Functiecategorie
% vrouwen 1-1-2010
% vrouwen 31-12-2011
Streefcijfers eind 2012
14,3 12,5 8,5
21,3 18,3 10
20 18 13
0 22,5 21
11,1 25,8 21,4
15 24 30
Medische carrièrelijn Afdelingshoofd Hoogleraar Opleider
Wetenschappelijke carrièrelijn Afdelingshoofd Hoogleraar Opleider
Management carrièrelijn 28,3 30 30 Strategisch en tactisch management 47,5 49,3 50 Overig management incl. HV’s Tabel 22 Percentage vrouwen per functiecategorie, per 1-1-2010, 31-12-2011 en streefcijfers eind 2012
Uit de cijfers blijkt dat het aandeel vrouwen in de top gestaag toeneemt. De streefcijfers zijn in een aantal categorieën al gehaald. Door middel van een jaarlijkse opgave aan het landelijk platform worden de prestaties van de ruim 200 aangesloten werkgevers gemeten en gemonitord. Het UMCG is voorzichtig optimistisch over de vorderingen die een resultaat zijn van zowel ondersteuning bieden aan vrouwelijk talent, als de organisatie zich meer bewust maken van onze ambities voor diversiteit aan de top. Het UMCG kent een nauwe samenwerking met de RUG op het gebied van programma’s die de in- en doorstroom van getalenteerde (vrouwelijke) wetenschappers bevorderen. Voor het Rosalind Franklin fellowship-programma zijn in 2011 twee vrouwen aangesteld, waarmee het totaal nu elf bedraagt. Dit programma biedt tijdelijke aanstellingen voor vrouwelijke wetenschappers die kunnen leiden tot een hoogleraarschap. Het tenure track-programma richt zich op het aantrekken en behouden van excellente wetenschappers door het aanbieden van een uitgestippeld carrièreperspectief (loopbaanpad). In 2011 heeft het UMCG 32 wetenschappers in tenure track aangesteld, waaronder 17 vrouwen. Een ander samenwerkingsverband met de RUG in dit verband betreft het mentorproject. Vrouwelijke wetenschappers/medici worden gekoppeld aan ervaren wetenschappers of medisch specialisten. Daarbij ervaren ze steun en ondersteuning bij vraagstukken op het gebied van de loopbaan, het wetenschappelijk profiel, leiderschapskwaliteiten, maar ook de balans tussen werk en privé bijvoorbeeld. In 2010-2011 zijn in het UMCG 16 koppels van mentoren/mentees geweest. NFU-project Idealoog Werknemers- en werkgeversorganisaties van de UMC’s hebben de handen ineengeslagen voor duurzame inzetbaarheid en het aantrekkelijk blijven van de UMC’s als werkgever. Speerpunten hierbij zijn het voeren van de dialoog en het maken van (werk)afspraken op maat, zodat gebouwd wordt aan een volwaardige arbeidsrelatie. Voor activiteiten die dit bevorderen zijn subsidiegelden beschikbaar gesteld vanuit het kennisfonds SoFoKleS.
84
Het UMCG heeft deze gelden ingezet voor de volgende projecten, die in 2011 zijn afgerond: Het jaargesprek. Outputsturing in de praktijk. Duurzame inzetbaarheid bij diverse afdelingen. Leidinggeven met vertrouwen. De succesvolle Idealoog-projecten worden ingebed in het leiderschapsprogramma UMCG. Deze projecten concretiseren het personeelsbeleid verder. Tevens leveren ze een bijdrage aan het goed vervullen van onze kerntaken. Het ‘Jaargesprek in het UMCG’ is een van de fundamenten in het personeelsbeleid. De nadruk in dit gesprek ligt op persoonlijke ontwikkeling, duurzame inzetbaarheid en de output. De jaargespreksformulieren voor medewerkers zijn hiertoe aangescherpt en in de jaargesprekken voor medisch specialisten is het 360 graden feedback-instrument opgenomen. Voor medewerkers is een nieuwe brochure gemaakt: 'Wat is uw plek in het jaargesprek?'. Alle leidinggevenden hebben de mogelijkheid gekregen om een training 'Het voeren van het jaargesprek' te volgen. In 2011 heeft 73,6% van de medisch specialisten een jaargesprek gevoerd met het afdelingshoofd. In de komende periode wordt samen met de andere UMC’s verder gewerkt aan projecten en pilots van de zogenoemde CAO-Vernieuwingsagenda / Dialoog. Arbeidsmarkt Geloofwaardig onderscheidend positioneren blijft de focus van het strategisch wervingsbeleid UMCG. Door de opkomst van nieuwe media is de oriëntatie op een mogelijke nieuwe werkgever en op vacatures veranderd. Via communicatiemiddelen als sociale en professionele netwerken is er altijd wel iemand die een medewerker kent bij het UMCG. In 2011 is verdere ervaring opgedaan met het aangaan van de dialoog met de doelgroepen, dat wordt verankerd in 2012. Voor AIOS blijken deze nieuwe media ook succesvol en er is een platform voor opleiders en AIOS gemaakt: www.aios.umcg.nl. Door digitalisering van het wervingsproces zijn doorlooptijden en kwaliteit van dienstverlening verder verbeterd. Het totaal aantal opengestelde vacatures is gedaald, vooral voor functies in de ondersteuning (waar de bezuinigingen op gericht zijn). 75% van de vacatures betroffen (para)medisch/wetenschappelijk functies. Het UMCG wil de participatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en de inzet van stagiaires bevorderen. Via 'Vers bloed' krijgen leidinggevenden inzicht in de mogelijkheden om meer gebruik te maken van het potentieel in deze doelgroep. Al langer bestaat het leerwerktraject voor mensen zonder betaald werk om ze op te leiden tot functies in de zorg, met name zorg- en doktersassistenten. Dit traject is een samenwerking met de ROC’s in de stad. Het UMCG participeert in Noorderlink, een P&O-samenwerkingsverband in Noord-Nederland. Binnen het Noorderlink-verband is een initiatief ontstaan gericht op beweging van personeel: Noorderlef. Mobiliteitsbevorderende programma's worden met deelnemende partijen ontwikkeld en uitgevoerd. Het UMCG is een van de initiatiefnemers. In 2012 starten vier 85
programma's, waaronder een programma rond zorgfuncties, waarbij (boventallige) medewerkers worden omgeschoold tot verpleegkundige. Het UMCG ontwikkelt dit deelproject samen met het Martini Ziekenhuis. Schaarste begint zich voor te doen bij een beperkt aantal medisch specialismen en (para)medische ondersteuning. Beperkte mobiliteit van en naar het Noorden werkt dan in ons nadeel. Door nauw samen te werken met andere werkgevers in bijvoorbeeld loopbaanmogelijkheden voor partners en opleidingscapaciteit voor OK- en anesthesieassistenten maken we gezamenlijk de regio aantrekkelijker (zie ook paragraaf 4.2.3). Bezuinigingen Het UMCG moet fors bezuinigingen. Omdat het grootste deel van de kosten personeelskosten zijn, ontkomt het UMCG er niet aan ook deze kosten te verlagen. In 2010 zijn 160 fte (ondersteunende) functies opgeheven. In de herfst 2011 zijn de implementatieplannen bekendgemaakt over de bezuinigingen van 2012 en 2013. In het kader van bezuinigingen geldt een selectieve vacaturestop. Deze biedt kansen voor de interne mobiliteit en geeft handen en voeten aan ‘daar werken waar de organisatie je nodig heeft’. Mobiliteitspunt In 2011 heeft het Mobiliteitspunt de lopende trajecten met boventallige medewerkers uit de bezuinigingsronde 2010 afgerond. Voor een groot deel van deze groep van totaal 51 aangemelde boventallige medewerkers is het traject succesvol afgerond. De meeste kandidaten hebben een nieuwe baan gevonden, veelal via interne herplaatsing. Uiteindelijk is met slechts vijf medewerkers het dienstverband eenzijdig beëindigd: twee wegens arbeidsongeschiktheid en drie kandidaten hebben een beroep moeten doen op de werkloosheidsregeling. Het Mobiliteitspunt heeft de dienstverlening uit de eerste ronde geëvalueerd en verder verbeterd in voorbereiding op de volgende ronde van 'Klaar voor de Toekomst'. Nieuwe CAO In 2011 is een nieuwe CAO van kracht geworden met een looptijd tot april 2013. Naast afspraken over bezoldiging wordt in de nieuwe CAO voortgebouwd op het persoonlijk budget en het project Idealoog. Het persoonlijk budget kan vanaf 2012 ook ingezet worden voor scholingsuren en registratie van niet-verplichte kwaliteitsregisters. De levensloop- en spaarloonregeling liep ten einde in 2011. Vanaf 2013 bestaat de mogelijkheid om deel te nemen aan de, nog vast te stellen, vitaliteitsregeling. Onderscheidingen In 2011 hebben 38 medewerkers het bronzen beeldje de Verwondering gekregen, in de meeste gevallen in het kader van het 40-jarig jubileum bij het UMCG (in totaal waren 31 medewerkers 40 jaar in dienst). De UMCG-kikker is eenmaal uitgereikt aan een medewerker die door haar bijzondere persoonlijke inzet een grote bijdrage heeft geleverd aan het verwezenlijken van de doelstellingen van het UMCG. De volgende medewerkers van het UMCG hebben een Koninklijke Onderscheiding ontvangen: prof. dr. P.E. de Jong, dr. R.A.T.M. Langemeijer, P.C. van Voorst-Vader, prof. dr. D. Wiersma, prof. dr. R.M.H. Schaub, prof. dr. P.J.J. Sauer, dr. A.J. Scheffer, dr. J. Rozing en prof. H.J. Hoekstra.
86
4.5.2
Kwaliteit van het werk
Klachten van medewerkers Bij de Klachtencommissie voor medewerkers is in 2011 een uit 2009 openstaande klacht aangaande bejegening, in navolging van het advies van de klachtencommissie, niet ontvankelijk verklaard. Er zijn in 2011 geen nieuwe klachten binnengekomen. Gedragscodes medewerkers In 2011 is de Integriteitcode opnieuw vastgesteld. De nieuwe versie geeft in algemene zin aan wat het UMCG verstaat onder integriteit en waar de grenzen liggen. Kern daarin is dat in de omgang met onze relaties en met elkaar wij respectvol, betrouwbaar, betrokken en veilig handelen. Deze waarden zijn in de code verder geconcretiseerd. Op het intranet is een verwijzing opgenomen naar de regelingen waarin de meer specifieke voorschriften met betrekking tot integriteit zijn vastgelegd, zoals de Klokkenluidersregeling, de Researchcode en Professionele verantwoordelijkheden zorgprofessionals. Vertrouwenspersonen In het UMCG zijn drie medewerkers als vertrouwenspersoon werkzaam in twee aandachtsgebieden ongewenst gedrag en problemen in de arbeidsrelatie. Zij kunnen elkaar vervangen. De vertrouwenspersonen zijn eveneens inzetbaar in het Dialyse Centrum Groningen en umcGroningen Thuis. Met de vertrouwenspersoon van de RUG bestaat de afspraak dat in voorkomende gevallen een beroep op elkaar kan worden gedaan. Naar aanleiding van signalen vanuit de Assistenten Vereniging UMCG is per 1 november 2011, op verzoek van de Centrale Opleidingscommissie, een medicus als vertrouwenspersoon aangesteld specifiek voor de AIOS voor problemen die relatie hebben met of van invloed (kunnen) zijn op de opleidingssituatie. De drie vertrouwenspersonen hebben in 2011 72 meldingen behandeld, waarvan een aantal uit 2010 dateerden. Een klacht kan door een of meerdere medewerkers zijn ingediend. In 2011 is aan de vertrouwenspersonen geen ondersteuning gevraagd in het kader van de klokkenluidersregeling. De beschikbare tijd voor de vertrouwenspersonen is ook in 2011 vooral besteed aan medewerkerscontacten.
87
Meldingen/advies Ongewenst gedrag seksuele intimidatie pesten ongewenst gedrag/integriteit Personele problemen beoordeling herplaatsing arbeidsconflict re-integratie/ziekte samenwerking arbeidsomstandigheden reorganisatie overig Totaal
2010
2011
5 4 9
5 10
14 1 18 7 10 1 1 2
10 0 26 5 11 1 2 2
72
72
Tabel 23 Behandelde meldingen vertrouwenspersonen in 2010 en 2011
Ziekteverzuim De effectindicator ziekteverzuim laat een stabilisatie van het verzuim zien ten opzichte van het voorgaande jaar met wederom 3,7%. Dit kan deels aan het gevoerde arbo- en gezondheidsbeleid worden toegeschreven. Daarnaast is een mogelijke verklaring — net als in 2010 — een verhoogde verzuimdrempel door baanonzekerheid in verband met de personeelsreductie in 2011. Het UMCG weet dat gezonde en gemotiveerde medewerkers effectiever zijn in het verrichten van hun werk. Zorg, onderzoek, opleiding en onderwijs wordt het best geleverd door medewerkers, die zich competent weten in hun vak en onder stimulerende en motiverende omstandigheden hun werk kunnen uitoefenen. De zorg voor kwaliteit van arbeid wordt geboden door gezondheidsbevordering en preventie en beheersing van arbeidsrisico’s. In het UMCG zijn de zieke medewerker en zijn leidinggevende samen verantwoordelijk voor de re-integratie naar het werk. Dit betekent dat de leidinggevende zelf primair invulling geeft aan de verzuimbegeleiding. Nieuw verzuimbeleid is erop gericht dat gekeken wordt naar wat wel mogelijk is en wat de beperkingen zijn. Op die manier kan een plan gemaakt worden voor de medewerker met wat wel aan (vervangende) werkzaamheden gedaan kan worden. In 2011 is het aantal beoordelingen door het UWV over arbeids(on)geschiktheid licht afgenomen. 2011
2010
3,7% 3,7% Verzuimpercentage7 UMCG totaal 1,46 1,52 Meldingsfrequentie UMCG totaal 3 2 Aantal medewerkers dat gedeeltelijk arbeidsongeschikt werd verklaard Tabel 24 Verzuimpercentage, meldingsfrequentie en aantal medewerkers dat arbeidsongeschikt werd verklaard in 2010 en 2011 7
excl. het verzuim >365 dagen, excl. gravida (3,9% zvp incl. verzuim >365 dagen en excl. grav.)
88
4.6
Samenleving en belanghebbenden
Het UMCG streeft er naar een duurzaam beleid te voeren. Onder duurzaam beleid verstaat het UMCG het wegen van en rekening houden met de impact van haar activiteiten op personeel, andere belanghebbenden, milieu en leefomgeving en economie/financiën. Duurzaamheid is geïntegreerd in onze focus op ‘gezond en actief ouder worden’ binnen onze missie ‘bouwen aan de toekomst van de gezondheidszorg’ (zie ook paragraaf 2.3.1). Verschillende aspecten van duurzaamheid, zoals de dialoog met belanghebbenden, maken onderdeel uit van het informatieprotocol tussen Raad van Bestuur en Raad van Toezicht en worden periodiek in beide gremia besproken. De verantwoordelijkheid voor het behalen van de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid zijn decentraal belegd. De verschillende aspecten van maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn in dit kader ook geïntegreerd in risicomanagement, bijvoorbeeld het opstellen van zogenaamde RIE’s in kader van arbobeleid, en in prestatie-indicatoren en doelstellingen die via de planning & control cyclus worden bewaakt en geëvalueerd (zie ook paragraaf 3.4). Vanuit enkele stafafdelingen, bijvoorbeeld veiligheid & vergunningen (onderdeel van UMC Staf), worden lijnverantwoordelijkheden ondersteund op diverse duurzaamheidthema’s en wordt ook vastgesteld of externe ontwikkelingen, bijvoorbeeld wijzigende wet- en regelgeving, implicaties heeft voor het UMCG. Zoals hiervoor vermeld, streeft het UMCG bij al haar activiteiten naar het voldoen aan de eisen van belanghebbenden. Deze eisen kunnen echter soms tegenstrijdig zijn. In dat geval prevaleert (patiënt)veiligheid. In dit hoofdstuk gaan wij in op de impact van onze organisatie op onze belanghebbenden, voor zover nog niet vermeld in paragraaf 4.5.1 (Personeelsbeleid), paragraaf 4.4.1 (Kwaliteit van de zorg) en paragraaf 4.2.2/4.2.3 (Innovatie en ontwikkeling en Onderwijs en opleidingen). Hierbij maken we onderscheid in economische aspecten, mensen & medewerkers en milieu.
4.6.1
Economische rol in de regio
Met de missie ’Bouwen aan de toekomst van gezondheid’ richt het UMCG de focus op levensprocessen, levenslijnen en de gevolgen van veroudering. Niet alleen in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek maar ook in de kliniek, in de organisatie van de zorg en in preventie. Investeren in kennis op het gebied van veroudering heeft een multipliereffect: economische groei en producten die zorgen voor een gezondere bevolking die langer zelfstandig kan leven. Door de specifieke bevolkingskenmerken en de focus van het UMCG op chronische ziekten en veroudering is Noord-Nederland de incubator bij uitstek voor innovatieve vormen van preventie, innovatieve behandeling en zorg en innovatieve bedrijven. Deze kenmerken zijn ook de reden dat LifeLines juist in deze regio plaatsvindt. Naast de grootste werkgever in de regio hebben ook de ontdekking en valorisatie van innovaties in het UMCG een grote economische betekenis in de regio. Samenwerking met lokale partners is daarbij van groot belang. Vanuit diverse subsidiegevers zijn economische prestaties (werkgelegenheid, creëren van nieuwe bedrijvigheid) ook belangrijke voorwaarden waaraan het UMCG moet voldoen.
89
4.6.2
Taken in de regio
De maatschappelijke taken van het UMCG vinden hun meest praktische vertaling in de samenwerking en afstemming met de regio. Omgang met de regio krijgt in de praktijk een belangrijke impuls vanuit medische, verpleegkundige en andere beroepsgroepen die inhoudelijk tot verdere samenwerking komen bij de invulling van zorgketens. Bestuurlijk wordt de samenwerking in de keten gestimuleerd en ondersteund met meerjarige samenwerkingsverbanden en diverse samenwerkingsvormen. Als Traumacentrum vervult het UMCG in de regio nog specifieke wettelijke taken. Acute zorg Acute Zorg Netwerk Noord Nederland (AZNNN) De minister van VWS heeft elf traumacentra in Nederland aangewezen om de kwaliteit van de opvang, behandeling en zorg voor (poly)traumapatiënten te waarborgen en waar mogelijk te verbeteren. Het UMCG is voor de traumaregio Noord (Groningen, Friesland en Drenthe) aangewezen als traumacentrum met helikoptervoorziening. Enkele jaren geleden is het aandachtsgebied traumatologie uitgebreid naar de gehele acute zorg. Het UMCG heeft momenteel als Traumacentrum de opdracht om de volgende vier aandachtsgebieden te coördineren: Traumazorg. Mobiel Medisch Team (MMT). Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ). Rampenvoorbereiding. Om deze taak goed te kunnen vervullen is het Acute Zorg Netwerk Noord Nederland (AZNNN) opgericht. Het AZNNN staat voor structurele samenwerking tussen ziekenhuizen, ambulancevoorzieningen, geestelijke gezondheidszorginstellingen (crisisdienst GGZ), verloskundigen, huisartsendiensten, huisartsen, gemeentelijk gezondheidsdienst (GGD), geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR) en de zorgverzekeraars. In Groningen neemt ook de Provincie deel aan het overleg. Traumazorg
Ketencasusbesprekingen In 2011 zijn twee Ketencasusbesprekingen georganiseerd: 'de koude keten; een trauma met reanimatie en hypothermie', en Intoxicaties. De belangstelling voor beide bijeenkomsten was groot (265 respectievelijk 170 deelnemers).
Opleidingen t.b.v de regio In 2011 is de opleiding Advanced Ambulance Airway & Ventilation management (A3VM) zes maal georganiseerd en verzorgd voor de noordelijke ambulanceorganisaties. Inmiddels is er ook buiten onze regio toenemende belangstelling voor deze opleiding en daarom worden in 2012 extra trainingen georganiseerd voor externe deelnemers. De UMCG Crew Resource Management-training vond in 2011 acht keer plaats. Deze training is bestemd voor artsen en medewerkers van de afdelingen Anesthesiologie, Chirurgie, Radiologie, CSO en Neurologie. 90
Al enige jaren wordt twee keer per jaar een bijeenkomst voor traumatologisch georiënteerde orthopeden en traumachirurgen georganiseerd, waar casuïstiek wordt besproken. Gemiddeld zijn ongeveer dertig medisch specialisten aanwezig. In Noord-Nederland vindt in alle ziekenhuizen traumaregistratie plaats. Het Integraal Kankercentrum Noord Oost verzorgt de registratie voor het Traumacentrum. Eind 2011 is de eerste publicatie uitgekomen van vier jaar traumazorg in beeld (2007 t/m 2010). In een themabijeenkomst zijn de cijfers en analyses gepresenteerd voor de regio en collega’s in het land. In 2011 is de onderzoeksschool SHARE van het UMCG gestart met het opzetten van een prospectieve studie naar de effectiviteit van de introductie van een zorgstraat voor heupfracturen. De data uit het UMCG worden vergeleken met de data van ziekenhuizen in de regio. Er worden 130 patiënten geïncludeeerd. Het onderzoek loopt van 2011 tot en met 2013. De samenwerking met de ziekenhuizen in Noordwest-Duitsland is geïntensiveerd. Het UMCG is het level 1 Traumacentrum voor deze regio geworden. Zodra hiervoor de officiële erkenning is afgegeven kan het UMCG zich als 'überregionales Traumazentrum' laten certificeren. Mobiel Medisch Team Het Mobiel Medisch Team (MMT) is in 2011 1.317 keer opgeroepen (zie tabel 25). In 2010 was er sprake van 1.170 oproepen. Deze toename is het gevolg van de toestemming om de traumahelikopter ook in de avond- en nachturen in te zetten vanaf de daklocatie van het UMCG. Per 15 april 2011 is hiermee daadwerkelijk van start gegaan (zie ook paragraaf 4.2.1). Dit heeft in 2011 geresulteerd in 216 inzetten in de avond en nachtperiode tussen 19.00 en 07.00 uur. Aantal inzetten Hulpverleningen Cancels8 Totaal MMT 686 (68%) 324 (32%) 1.010 Traumahelikopter9 201 (65%) 106 (35%) 307 MMT-auto 887 (67%) 430 (33%) 1.317 Totaal Tabel 25 Inzetten MMT in 2011 (incl. inzetten tijdens de avond en nachtperiode vanaf 15 april 2011)
Het MMT heeft in samenwerking met de afdelingen Neurologie en Anesthesiologie een researchgroep opgericht, die zich richt op de effecten van prehospitaal handelen op de outcome van patiënten met neurotrauma. Daarnaast wordt gekeken naar publicatie van de epidemiologische gegevens die in de afgelopen tien jaar van het MMT zijn verzameld. Tevens zal binnenkort een klanttevredenheidsonderzoek worden opgestart door middel van een elektronische enquête onder ambulancepersoneel. In het afgelopen jaar hebben naast de jaarlijkse externe audit (ISO-certificering) ook twee interne audits plaatsgevonden. De gemelde actiepunten worden binnen twee maanden opgepakt en verwerkt. Het aandachtsgebied ‘onderzoek’ was in verband met de magere outcome in de externe audit van 2010 uit de scope gehaald. In 2011 is een start gemaakt om dit speerpunt weer in de audit op te nemen. 8
Een inzet waarbij na alarmering het MMT wordt afbesteld, bijvoorbeeld, wanneer de patiënt inmiddels overleden is, of de indicatie bij nader inzien niet zo ernstig was. 9 In 231 gevallen is een patiënt per helikopter getransporteerd.
91
Regionaal Overleg Acute Zorgketen De Wet toelating zorginstellingen (WTZi) verplicht alle aanbieders van acute zorg om in het Regionale Overleg Acute Zorgketen (ROAZ) afspraken te maken. Het UMCG is als traumacentrumhoudend ziekenhuis de regisseur en voorzitter in Noord-Nederland. De overleggen zijn in deze regio per provincie (Groningen, Friesland en Drenthe) georganiseerd. Ieder ROAZ komt vier keer per jaar bijeen. In Groningen is naast het ROAZ een apart bestuurlijk overleg. Het UMCG participeert als concern in het ROAZ van de provincie Groningen. De partners in de acute zorg hebben van de minister van VWS de opdracht gekregen om te komen tot een regionaal dekkend netwerk van zorgaanbieders. Daarbij zijn vijf veelvoorkomende aandoeningen10 benoemd waarvan de zorgketen bij voorrang moet worden gestroomlijnd. In het afgelopen jaar stond de door verschillende werkgroepen opgestarte afronding van deze vijf acute zorgketens op de agenda. De eindrapportage is in een regionale themabijeenkomst aan de ketenpartners gepresenteerd, vervolgens door de ROAZ-en geaccordeerd en daarop naar het ministerie van VWS gestuurd. De aanbevelingen zijn met de betreffende ketenpartners doorgesproken en worden opgepakt. Drie werkgroepen hebben een doorstart gemaakt (CVA, heup en myocardinfarct). Aandachtspunt is Psychiatrie, waarvoor nog geen concrete aanbevelingen zijn geformuleerd. Het Traumacentrum heeft voor het in kaart brengen van de ketens een methodiek ontwikkeld die met behulp van ZonMw onderzoek is gevalideerd. Het resultaat van het onderzoek is middels een landelijke werkconferentie besproken en middels een handleiding verspreid. Het invullen van de regionale acute zorgkaart heeft de behoefte aan differentiatie en indicatoren voor de basis Spoedeisende Hulp (SEH) en de zes profielen zichtbaar gemaakt. De drie ROAZ-en hebben de ambitie uitgesproken dat zij hierin zelf actief willen zijn. De voorzitters van de betreffende werkgroepen (medisch professionals) zijn gevraagd een vragenlijst te ontwikkelen die toegevoegd kan worden aan het visitatiemodel traumatologie. Ook zijn de medisch professionals benaderd voor de profielen ‘IC behoeftig kind’ en ‘Aneurysma’. De gegevens zijn vervolgens verwerkt in het nieuwe visitatiemodel Acute Zorg Noord Nederland. De visitatie Traumatologie heeft in 2011 de driejarige cyclus afgerond. De uitkomsten en implementatie hiervan worden binnenkort besproken met de medisch managers Ambulancezorg, waarna de laatste stap is genomen naar kwaliteitsverbetering. Een nieuwe cyclus wordt gestart met het nieuwe visitatiemodel acute zorg Noord Nederland (basis ziekenhuizen en profielen incl. traumatologie). Rampenvoorbereiding / OTO (Opleiden, Trainen Oefenen) De organisatie van de besteding van de OTO-gelden in de regio Noord-Nederland is ondergebracht bij de Stuurgroep Cycloon. Dit is een samenwerkingsverband tussen de drie GHOR-bureaus en het Traumacentrum UMCG. Het meerjarenbeleidsplan Cycloon 2011-2013 is dit jaar herzien en vastgesteld in de ROAZ-en van Groningen, Friesland en Drenthe. Dit is leidend in de uitvoering van de voorbereiding op rampen en crises door zorgketenpartners in de regio Noord-Nederland. De volgende sectoren zijn in bovengenoemde aanpak betrokken: ziekenhuizen, RAV-en, GGDen, huisartsen/huisartsenposten, GGZ, thuiszorg en verpleeg- en verzorgingstehuizen. 10
Myocardinfarct, CVA, acute heupziekten, acute verloskunde en acute psychiatrie.
92
In 2011 is de focus van de voorbereiding op rampen verbreed van het scenario 'grootschalige opvang van slachtoffers' (opgeschaalde acute zorg) naar zorgcontinuïteit. Alle scenario’s die een disbalans in zorgvraag en zorgaanbod kunnen veroorzaken, worden in deze scope meegenomen, zoals uitval van nutsvoorzieningen, uitval van ICT, maar ook grootschalige uitbraak van een infectieziekte met uitval van personeel en verhoogd patiëntenaanbod. Door middel van praktijk- en competentiegerichte opleidingen, trainingen en oefeningen werden medewerkers van deelnemende instellingen voorbereid. Crisisbeleidsteams werden getraind, waarbij tevens werd geadviseerd over de inrichting van de crisisorganisatie. Binnen ziekenhuizen en ambulancevoorzieningen werd verder geïnvesteerd in het gecertificeerd opleiden van medewerkers tot instructeur in het Emergo Train System (ETS) en werden met deze methode tientallen praktijkoefeningen over opgeschaalde zorg gehouden. Ambulancevoorzieningen in Noord-Nederland organiseerden gezamenlijk de scholingsdagen opgeschaalde acute zorg, waarbij ambulancebemanningen werden opgeleid in het handelen op een rampterrein en de opvang van chemisch besmette slachtoffers. Een eerste groep van tien crisiscoördinatoren heeft de opleiding tot Crisis Coördinator Zorginstellingen (CCZ) met succes afgerond. De drie GGDen in de regio stelden hun gezamenlijke rampenopvangplan vast en oefenden onder meer hun crisisteams. Het project voor de ontwikkeling van rampenopvangplannen en OTO-activiteiten voor de huisartsenzorg is regiobreed van start gegaan. Naast de centrale organisatie van relevante activiteiten door Cycloon, wordt op basis van ingediende jaarplannen subsidie aan zorginstellingen uitgekeerd voor de eigen OTO-activiteiten. Deze moeten dan wel voldoen aan de door Cycloon gehanteerde criteria en passen in het afgesproken meerjarenbeleid. De besteding van subsidiegeld wordt gecontroleerd door het achteraf verantwoorden hiervan in een OTO-jaarverslag. Het systematisch verbeteren van de voorbereiding op rampen door OTO wordt bevorderd door het hanteren van de jaarplancyclus en de verantwoording aan de Stuurgroep Cycloon. Met oprichting in 2011 van de Cycloon Academie is de basis gelegd voor het ontwikkelen van een kwaliteitssysteem OTO. Het totale subsidiebudget voor 2011 bedroeg € 991.944 en is volledig besteed. Ouderenzorg In het kader van het Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO), een programma van ZonMw, in samenwerking met de NFU en in opdracht van het ministerie van VWS, neemt het UMCG voor de regio Noord het initiatief in de vorming van een regionaal netwerk ouderenzorg. Hierin ontmoeten alle betrokkenen in de zorg en ondersteuning van ouderen met complexe problematiek elkaar: zorgaanbieders, zorgverzekeraars, gemeenten, woningcorporaties en niet in de laatste plaats de kwetsbare ouderen zelf. Hun behoeften en zorgvragen staan centraal. In de regio Noord zijn ongeveer 10 NPO-projecten van start gegaan. Op de jaarlijkse regiobijeenkomst die in november 2011 voor de vierde keer is gehouden stond de voortgang van deze projecten centraal. In zeven Groningse gemeenten zijn dit jaar twee grote integrale ouderenprojecten gestart. Dit betreft projecten die zijn ontstaan vanuit de samenwerking van Espria (waaronder Meander), zorgverzekeraar Menzis en het UMCG. Doel van deze projecten is om te kijken hoe de ouderenzorg anders georganiseerd kan worden, in een regio die gekenmerkt wordt door vergrijzing en ontgroening. In het najaar van 2011 hebben honderd ouderen uit de regio Noord deelgenomen aan de cursus ‘80 in '30’, bedoeld om jonge ouderen uit te dagen en na te laten denken over de vraag ‘Hoe wil ik oud worden?’ en daar ook meteen iets mee te doen. De cursus is georganiseerd door het Wenckebach Instituut van het UMCG en in samenwerking met de Denktank 60+Noord tot stand gekomen. 93
4.6.3
Milieu
Het UMCG beschikt over een milieuvergunning voor de gehele locatie. Hierna worden de belangrijkste resultaten in het kader van deze vergunning toegelicht. Afvalwater In de vergunningen verleend aan het UMCG in het kader van de Wetmilieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, zijn kwaliteitseisen opgenomen voor het afvalwater. In 2011 heeft het UMCG een evaluatierapport opgesteld over de periode 2005 tot en met 2010. Op de totale hoeveelheid aan analyses die op het bemonsterde afvalwater zijn uitgevoerd, is een percentage van 3,4 aan overschrijdingen vastgesteld. Het merendeel van deze overschrijdingen is toe te wijzen aan de hoeveelheid onopgeloste bestanddelen. Worden deze buiten beschouwing gelaten dan is het percentage overschrijdingen 0,9. Het evaluatierapport is besproken met het Waterschap en de Milieudienst. De conclusie van het gesprek was dat de monsterfrequentie verlaagd kan worden van zes- naar tweemaal per jaar. 2011
2010 329.022
309.495 Waterverbruik in m3 Tabel 26 Waterverbruik door het UMCG in m3
% t.o.v. 2010 - 5,9
Inspecties In 2011 hebben twee controleoverleggen plaatsgevonden met de gemeente Groningen. Doel van deze overleggen is tweeledig: enerzijds vindt bespreking plaats van de ontwikkelingen m.b.t. het milieu binnen het UMCG, anderzijds wordt een inspectieronde gehouden. De eerste inspectieronde heeft plaats gevonden op de poli’s Urologie, Orthopedie & Traumatologie en Oncologie. De gemeente was zeer tevreden over de realisatie van de poli’s. De tweede inspectieronde heeft plaatsgevonden bij het gassenstation en de locatie van de brandblusoefeningen. De inrichting van de brandblusoefeningen is goed vormgegeven. Bij het gassenstation zijn enkele gebreken geconstateerd. Deze tekortkomingen betroffen de brandpreventieve doorvoeringen bij de gasleidingen en een correcte etikettering bij de opslag van de gasflessen. Deze tekortkomingen zijn inmiddels verholpen. Energie Het UMCG heeft een eigen warmtekrachtcentrale (inclusief CO2-emissierechten), waarmee deels in de eigen energiebehoefte wordt voorzien. De hoeveelheid benodigde opgewekte elektrische energie die niet door het UMCG zelf is gebruikt, wordt aan het openbare net geleverd. Ten opzichte van 2010 is het energieverbruik met 7,9% toegenomen. De afname van het gasverbruik in de ketels is het gevolg van de zachte maanden november en december. 2011
2010
% t.o.v. 2010 + 4,8 + 7.9 + 1,5 - 22,7
22.582.659 21.542.916 Elektriciteitsopwekking (KWh) 47.646.523 44.147.260 Elektriciteitsverbruik ((KWh) 7.591.489 7.478.038 Gasverbruik motoren (m3) 3 6.411.349 8.290.862 Gasverbruik ketels (m ) Tabel 27 Opwekking van elektriciteit en verbruik van elektriciteit en gas in het UMCG
94
Het UMCG is deelnemer aan de Meerjarenafspraak energie-efficiëntie (MJA3). Dit is een afspraak tussen de overheid en bedrijven om bewuster om te gaan met energie. Een van de verplichtingen die hieruit voortkomt, is het hebben van een energiezorgsysteem conform ISO 16001. Begin dit jaar is een analyse uitgevoerd in hoeverre het UMCG hieraan voldoet. De definitie van energiezorg is: “Het op een structurele en economisch verantwoorde wijze uitvoeren van organisatorische, technische en gedragsmaatregelen om het gebruik van energie (inclusief de energie voor de productie en het gebruik van grond- en hulpstoffen) te minimaliseren”. Uit de analyse komt naar voren dat het UMCG voornamelijk technisch uitvoering geeft aan deze overeenkomst. Dit zal breder getrokken moeten worden. Met behulp van organisatorische en gedragsmatige maatregelen is er ook energiewinst te halen. De invoering van dergelijke maatregelen start in 2012 op basis van een reeds opgesteld plan van aanpak. De brancheorganisatie van de UMC's, de NFU, heeft in 2011 de MJA ook ondertekend. Hierdoor krijgt de overeenkomst tussen de overheid en het UMCG in de toekomst nog meer inhoud. Energiebesparingsprogramma Het UMCG doet samen met twee andere grote ziekenhuizen in Europa (Spanje en Finland) mee aan het Hospilot project. In dit project wordt een energiebesparingsprogramma ontwikkeld, speciaal gericht op ziekenhuizen. Dit programma wordt in het UMCG in de praktijk getest. Daartoe zijn in het UMCG in 2011 twee beddenlagen uitgerust met verschillende energiebesparende maatregelen — hierbij valt te denken aan bewegingssensoren, verlichting, en speciale maatregelen op gebied van ventilatie en verlichting. Op die manier kan getest worden of het softwareprogramma werkt en wordt duidelijk welke maatregelen het beste werken. In maart 2012 liep dit project af, waarna de evaluatie is gestart. Bij gebleken geschiktheid komt het ook beschikbaar voor andere Europese ziekenhuizen. Het programma wordt deels bekostigd door de Europese Unie. Vermeldenswaardig is dat tevens wordt onderzocht of restwarmte vanuit het UMCG in de nabije toekomst kan worden ingezet voor de verwarming van woningen in de omgeving. Een intentieovereenkomst met woningbouwcorporaties is in dit kader afgesloten. Bij nieuwbouw worden waar mogelijk de zogenaamde Cradle-to-Cradle-principes gehanteerd (zie paragraaf 4.2.4). Straling In 2011 is de complexvergunning in het kader van de Kernenergiewet van het UMCG aangepast in verband met de uitbereiding van de afdeling radiotherapie met een satellietlocatie in Emmen en de aanschaf van een extra lineaire versneller bij de afdeling Radiotherapie in het UMCG. De stralingsbelasting aan de terreingrens en de lozingen naar het milieu waren in 2011 niet significant verschillend van 2010. Langlevende radioactieve afvalstoffen worden ingezameld conform de UMCG-richtlijnen voor stralingshygiëne en afgevoerd naar de Centrale Organisatie Voor de opslag van Radioactief Afval (COVRA). In 2011 zijn 33 vaten met radioactief afval naar de COVRA afgevoerd en 2 colli met radioactieve bronnen. Specifiek ziekenhuisafval dat kortlevende radionucliden bevat wordt conform de UMCG-richtlijnen tijdelijk opgeslagen in de bergplaats voor radioactief afval en na verval als normaal specifiek ziekenhuisafval afgevoerd. In 2011 zijn 895 vaten na verval afgevoerd
95
als normaal specifiek ziekenhuisafval. In 2011 hebben zich geen incidenten voorgedaan bij de afvoer van kortlevende radionucliden in specifiek ziekenhuisafval. In het kader Toezicht op de Kernenergiewetvergunning van het UMCG zijn door de Arbeidsinspectie en de Vrom Inspectie inspectiebezoeken afgelegd. Er zijn tijdens deze inspecties geen ernstige tekortkomingen geconstateerd. Afval In de volgende tabel is een overzicht gegeven van de afvalstoffen die worden ingezameld conform de UMCG-richtlijnen. Registratie van de hoeveelheid per afvalstroom vindt plaats op het Centraal Afvaldepot van het UMCG. De gepresenteerde getallen zijn exclusief de locaties Eemspoort, Holwierde (Centraal Medisch Archief) en Haren (Centrum voor Revalidatie, locatie Beatrixoord) en hebben betrekking op het UMCG locatie Groningen. 2011 2010 Hoeveelheid (in kilogrammen) en aard van het afval 4.275 4.285 categorie 1: zure anorganische afvalstoffen in oplossing 261 1.550 categorie 2: alkalische anorganische afvalstoffen in oplossing 17.129 23.867 categorie 3: halogeenarme organische afvalstoffen 1.814 2.673 categorie 4: halogeenrijke organische afvalstoffen 6.336 521 categorie 5: bijzondere afvalstoffen 257 categorie 5.2: perazijnzuur/waterstofperoxide oplossing 0 0 categorie 6: afvalstoffen met buitengewone risico’s 417.724 412.519 specifiek ziekenhuisafval 1.527.970 1.649.544 huishoudelijk afval/bedrijfsafval 271.740 339.055 papier en karton (excl. containers) 64.137 vertrouwelijk papier 182.020 138.564 swill (voedselresten) 38.950 38.707 glas, gescheiden naar kleur 52.166 67.621 overig afval Tabel 28 Afgevoerde afvalstromen door het UMCG in kilogrammen
De stijging van de hoeveelheid afval in categorie 5 ‘bijzondere afvalstoffen’ wordt veroorzaakt door een toename van het aanbod van vloeistoffen in de originele verpakking afkomstig van de apotheek. Verklaringen voor de toename van deze vloeistoffen zijn: overproductie, overschrijding van de THT-datum (‘ten minste houdbaar tot’) en incourante producten. Het afval in categorie 5.2 ‘perazijnzuur/waterstofperoxide oplossing’ is het gevolg van de aanschaf van een nieuwe scopenreiniger door de afdeling Endoscopie. Milieuactieplan Het milieuactieplan dat in 2010 door de afdeling Veiligheid en Vergunningen is opgesteld, heeft in 2011 verder uitvoering gekregen op een tweetal terreinen: een update van het geluidsrapport en een analyse van het meet- en registratiesysteem voor het inzichtelijk maken van de milieubelasting door het UMCG.
Geluid Om te bepalen of het UMCG binnen vastgestelde geluidsgrenzen blijft, wordt vanuit de milieuvergunning een geluidsrapport vereist. Door het continu (ver)bouwen op het UMCG96
terrein, dat gepaard gaat met het aanbrengen of verplaatsen van geluidsbronnen, wordt het geluidsrapport regelmatig geüpdatet. De aandachtspunten die uit een uitgebreide revisie van het rapport in 2011 naar voren kwamen, zijn onder de aandacht gebracht bij Bouw en Infrastructuur, met het verzoek te onderzoeken hoe het geluid op enkele plekken gereduceerd kan worden. Bouw en Infrastructuur zal hiertoe bij de eerstvolgende verbouwing van bouwdeel 9 en bouwdeel 51 geluiddempende maatregelen treffen.
Meet- en registratiesysteem milieubelasting In 2011 is gekeken of het meet- en registratiesysteem uit 2003 om de milieubelasting van het UMCG inzichtelijk te maken, nog aan alle milieuvereisten voldoet en of het toe te passen is in een milieuzorgsysteem. Uit de analyse blijkt dat er het nodige geregistreerd wordt, maar dat evaluatie van de registratie nog niet altijd plaatsvindt zoals wordt vereist vanuit milieuzorg. De invoering in 2008 van het activiteitenbesluit ex wet Milieubeheer, zorgt ervoor dat er meer verantwoording bij bedrijven komt te liggen om de milieubelastingen te melden. Dit vereist een actieve rol van het UMCG in het bijhouden van milieuwetgeving, aangezien vereisten voor o.a. meten en registreren in algemene landelijke voorschriften worden weergeven en niet meer op maat voorgeschreven worden voor de inrichting zelf. In de toekomst wil het UMCG over naar een milieuzorgsysteem waarin het meet- en registratiesysteem geïmplementeerd kan worden. Er is een stappenplan opgesteld om het meet- en registratiesysteem conform de milieuvereisten te updaten en toepasbaar te maken voor een milieuzorgsysteem, dat geleidelijk in de komende jaren wordt opgebouwd en geïmplementeerd.
4.6.4
Dialoog met belanghebbenden
Hoewel de dialoog met belanghebbenden een belangrijk aandachtspunt is vanuit de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht, kent het UMCG nog geen formeel beleid in deze. Momenteel wordt dit beleid voorbereid, teneinde in 2012 vast te stellen. Hieronder wordt de dialoog met enkele belanghebbenden toegelicht. Zorgbelang Groningen, de organisatie die de belangen van onze patiënten behartigt, is een belangrijke gesprekspartner van het UMCG. Het UMCG toetst zijn beleid vanuit patiëntenperspectief via Zorgbelang en Zorgbelang adviseert het UMCG over zaken die voor patiënten belangrijk zijn, bijvoorbeeld mogelijke kwaliteitsverbeteringen. Voor belangstellenden en patiënten organiseert het UMCG jaarlijks de Medische Publieksacademie. Gezondheid en ziekte spelen in onze samenleving een belangrijke rol. Het UMCG wil met de Medische Publieksacademie een brug slaan tussen het toponderzoek dat in het UMCG plaatsvindt en de interesse hiervoor van het publiek. Toponderzoekers en artsen van het UMCG geven een toelichting op de laatste stand van zaken op het gebied van hun specialisme. Aan bod zijn onder andere geweest pijn, hersenvliesontsteking, taaislijmziekte (CF) en depressie. Daarnaast wordt in de regionale pers het onderwerp inhoudelijk toegelicht. In 2011 werden twaalf lezingen in dit kader georganiseerd waarbij wij circa 4.800 bezoekers mochten verwelkomen.
97
Het UMCG organiseerde in 2011 publieksbijeenkomsten over ERIBA en de traumahelikopter, om mensen te informeren over de ontwikkelingen en om te horen wat er onder het publiek leeft op het gebied van deze onderwerpen. Met bewoners rondom het UMCG wordt contact onderhouden via de buurtvereniging. Binnen het UMCG werken veel vrijwilligers die ondersteunen bij activiteiten voor onze patiënten en hun familie, zoals de patiëntenbibliotheek, patiëntenvervoer en huiskamers. Deze activiteiten worden gecoördineerd vanuit de Stichting Vrienden van het UMCG. Het UMCG streeft naar een duurzame relatie met zijn vrijwilligers en investeert derhalve in deze activiteiten en de communicatie en overleg met vrijwilligers. Het UMCG is lid van het Zorg Innovatie Forum, een initiatief van 22 zorgaanbieders, zorgverzekeraars, woningbouwcorporaties en kennisinstellingen. De deelnemende organisaties zetten zich in voor structurele vernieuwingen in de zorg, door een gezamenlijke visie te ontwikkelen, samenwerking te stimuleren, versnippering tegen te gaan en zorginnovatie een breed economisch draagvlak te bieden. Met bedrijven en ondernemers in de regio onderhoudt het UMCG contact via onder andere de Groninger City Club, de Vereniging Bedrijven Noord-Oost (VBNO) en het Ondernemersfonds Groningen. Naast SNN, waarin de drie noordelijke provincies samenwerken, is de gemeente Groningen een belangrijke gesprekspartner. In het verleden is afgesproken dat het UMCG gevestigd blijft in de binnenstad van Groningen. Dit schept verplichtingen over en weer. De bereikbaarheid, maar ook de uitbreiding van het UMCG en daarmee het bestemmingsplan van de buurt zijn terugkerende onderwerpen in het overleg. De duurzame relatie tussen het UMCG en de Stad blijkt ook uit het Akkoord van Groningen (2005). Dit is een samenwerkingsverband van de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool, het UMCG en de gemeente Groningen, waarbij ook de provincie Groningen is betrokken. Door samen op te trekken vanuit een eenduidige visie en een gemeenschappelijke agenda, willen de organisaties de positie van Groningen als dé kennis- en innovatiestad van Noord-Nederland verder ontwikkelen. In Akkoord 2.0 (2009) zijn twee speerpunten benoemd: Energie en Healthy Ageing. Alle organisaties en bedrijven in Noord-Nederland die bij Healthy Ageing betrokken zijn, nemen deel in het Healthy Ageing Network Northern Netherlands (HANNN) (zie ook paragraaf 2.4). Van 20 t/m 22 oktober 2011 vond in Groningen de Alliance for Healthy Aging Conference 2011 plaats. De wereldtop van wetenschappers op het terrein van verouderingsonderzoek heeft zich tijdens dit congres gebogen over het thema ‘Frailty and Healthspan’. Parallel hieraan vond op 20 oktober 2011 een conferentie plaats over de maatschappelijke gevolgen van het groeiend aantal kwetsbare ouderen. Het jaar 2012 is door de EU uitgeroepen tot 'European year of healthy and active ageing'. In dat kader is Groningen één van de steden die zijn benoemd tot 'European city of healthy & active ageing’. Samen met de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool en de gemeente Groningen organiseert het UMCG in 2012 verschillende activiteiten om het thema Healthy Ageing onder de aandacht te brengen van een breed publiek. Om zoveel mogelijk mensen te
98
bereiken en mee te laten denken en doen, worden ook scholen, zorginstellingen, sportverenigingen en culturele instellingen bij de activiteiten betrokken.
4.6.5
Bereikbaarheid
Omdat het UMCG midden in de stad ligt, is een goede bereikbaarheid per openbaar vervoer en per auto voor zowel patiënten, bezoekers als medewerkers essentieel. Vanwege de ligging van het UMCG is parkeren in de directe nabijheid voor onze medewerkers zeer beperkt mogelijk. De parkeergarages op het UMCG-terrein zijn primair bedoeld voor bezoekers. Voor medewerkers in de avond- en nachtdienst is de parkeergarage wel toegankelijk. Sinds 2011 is de parkeergarage Noord binnendoor bereikbaar. Doordat patiënten die aan de noordkant van het UMCG-terrein moeten zijn actief worden uitgenodigd in P Noord te parkeren, neemt de druk op de garage onder de hoofdingang af. In samenwerking met de gemeente Groningen zijn parkeerterreinen ontwikkeld langs de toegangswegen van de stad Groningen. De parkeerterreinen zijn verbonden met een bus die langs het UMCG rijdt. Veel medewerkers maken van deze gelegenheid gebruik. De plannen van de gemeente voor twee tramlijnen in de stad zijn in een vergevorderd stadium. Beide lijnen worden gepland langs het UMCG. Het UMCG vindt dit essentieel voor een goede bereikbaarheid voor personeel, patiënten en bezoekers en heeft hierover in 2011 dan ook veelvuldig overleg met de gemeente gehad. In het platform Slim Werken Slim Reizen bundelen bedrijven en organisaties sinds 2010 hun krachten om de automobiliteit te verminderen (inzet is 5% minder autokilometers in de spits) en mobiliteit slimmer in te zetten. Het UMCG heeft in dit kader het Regionaal Convenant Mobiliteitsmanagement Groningen-Assen ondertekend in december 2010. Elke werkgever bepaalt zelf welke maatregelen worden ingezet om het woon-werkverkeer van zijn medewerkers te reduceren. Hierbij wordt gedacht aan: Het Nieuwe Werken, waarbij werknemers gestimuleerd en ondersteund worden om tijd- en plaatsonafhankelijk te werken, e-conferencing (internetvergaderen), parkeermanagement (parkeren vanuit transferia en P+R), gebruik van ebikes/e-scooters en persoonlijk mobiliteitsbudget in plaats van reiskostenvergoeding. De maatregelen, die uiterlijk in 2013 ingevoerd moeten zijn, moeten een structurele gedragsverandering teweeg brengen bij medewerkers met als gevolg minder autoverkeer in de spits.
4.6.6
Sponsoring
Door de technologische ontwikkelingen op het gebied van patiëntenzorg en onderzoek wordt continu geïnvesteerd in adequate apparatuur. Soms is de apparatuur die wordt vervangen nog bruikbaar voor andere doeleinden, bijvoorbeeld onderwijs- en opleiding, dan wel voor gezondheidszorg in andere landen. Al enkele jaren laat de ‘commissie inname apparatuur’ de apparatuur die wordt vervangen, keuren en stelt vast of alternatieve aanwending mogelijk is. Ook in 2011 is in dit kader medische apparatuur en medisch meubilair aan Stichting Medic geschonken. Deze stichting verstrekt medische hulpgoederen en diensten aan behoeftigen in economisch achtergebleven gebieden, zoals Afrika, Oost-Europa, Azië en Zuid- en MiddenAmerika. In het UMCG treden twee arts-onderzoekers op als ambassadeurs namens deze 99
stichting. Ook aan de stichting Hulp Macedonië werd medische apparatuur en medisch meubilair geschonken. De hulp van deze stichting is speciaal gericht op algemene zieken- en bejaardenhuizen in Macedonië. Met beide stichtingen heeft het UMCG een overeenkomst gesloten met betrekking tot donatie van goederen. Verder werden incidentele verzoeken voor andere stichtingen, voornamelijk via personeel van het UMCG, daar waar mogelijk gehonoreerd. Omdat de activiteiten van het UMCG direct of indirect impact hebben op medewerkers, studenten, patiënten en omwonenden, investeert het UMCG in de dialoog met deze belanghebbenden. Voorbeelden in dit kader zijn het verzorgen van voorlichting voor patiëntenverenigingen, het ondersteunen van congressen en seminars, het ondersteunen van vrijwilligers en het leveren van een bijdrage aan studentenverenigingen van de medische faculteit en de personeelsvereniging. Het UMCG besteedde in 2011 circa €300.000 aan deze activiteiten. Fondsenwerving Het UMCG oriënteert zich in 2011 op de mogelijkheid om alternatieve financiering te betrekken bij de realisatie van haar ambities. Doel is om meer intensief en geprofessionaliseerd in contact te komen en te zijn met private donateurs en anderen die het UMCG willen steunen. Naast bestaande fondsen als het UMCG Kanker Researchfonds, de Stichting Beatrix Kinderziekenhuis en de Stichting Vrienden van het UMCG, wordt ook de Raad van Bestuur zelf meer actief op dit terrein. Het betreft dan met name fondsenwering in het publieke domein onder particulier vermogenden en particuliere vermogensbeheerders. Voor een goed relatiebeheer is in 2011 ter ondersteuning een CRM-applicatie aangeschaft, die in de eerste helft van 2012 is geïmplementeerd. Kunst Door kunst in ons gebouw geven we invulling aan het voor breed publiek toegankelijk maken van beeldende kunst. Vrijwilligers leiden belangstellenden rond en geven toelichting op de architectuur en de kunst in het UMCG. In 2011 heeft het UMCG het boek 'Kunst in het UMCG' uitgebracht, waarin een compilatie is opgenomen van kunstwerken die in het bezit zijn van het UMCG. Het boek is op initiatief van het kunstgenootschap TaT (Thomassen á Thuessink) gemaakt en met een aanzienlijk bedrag door de gelijknamige stichting gesubsidieerd. Het kunstgenootschap is in 2008 opgericht met het doel visie en beleidsvoorstellen te ontwikkelen voor de bedrijfskunstcollectie van het UMCG, en voor projecten op het gebied van kunst die zich verhoudt tot de medische wereld in zijn dimensies van zorg, onderzoek en onderwijs. De ING heeft in 2011 veertig kunstwerken geschonken aan het UMCG. Het gaat om grafisch werk van bekende Nederlandse kunstenaars als Jeroen Hermkens, Vincent van Ojen, Marcel Schellekens en Rolf Weijburg. De kunstwerken komen uit de eigen collectie van de bank. Het merendeel van de werken is te zien zijn op de afdelingen E3 en D4 (beide Interne Geneeskunde).
100
4.7
Financieel beleid
Het UMCG heeft geen winstoogmerk. Dit geldt ook voor de entiteiten die gelieerd zijn aan onze organisatie. Wel voert het UMCG een financieel beleid gericht op het voldoen aan (solvabiliteits)eisen van financiers. In het Financieel jaarverslag 2011 vindt u de geconsolideerde jaarrekening en de enkelvoudige jaarrekening. Het Financieel jaarverslag is gedeponeerd bij www.jaarverslagenzorg.nl. Hierna wordt ingegaan op ontwikkelingen met betrekking tot de enkelvoudige jaarrekening. Resultaatsanalyse Het enkelvoudige resultaat over 2011 bedraagt € 4,3 miljoen (2010: € 5,2 miljoen). Het resultaat is ten opzichte van 2010 derhalve afgenomen met € 0,9 miljoen. De bedrijfsopbrengsten zijn ten opzichte van 2010 toegenomen met € 45,9 miljoen. De lasten zijn gestegen met € 46,8 miljoen; € 47,2 miljoen bedrijfslasten en -/- € 0,4 miljoen (saldo) financiële baten en lasten. De hogere opbrengst wordt vooral veroorzaakt door toename van het wettelijk budget, DBCopbrengsten B-segment, niet-gebudgetteerde zorgprestaties en subsidies. De toename van de niet-gebudgetteerde zorgprestaties is met name het gevolg van hogere opbrengsten uit zorgprestaties tussen instellingen, waarbij het UMCG zorgprestaties verricht voor andere ziekenhuizen. De toename van de subsidies is met name het gevolg van Europese subsidie voor LifeLines en gelden uit het Fonds Ziekenhuisopleidingen. De stijging van de bedrijfslasten komt vooral door de toename in de afschrijvingen en de overige bedrijfskosten. De toename in de afschrijvingen is vooral het gevolg van de versnelde afschrijving op immateriële vaste activa. De toename in de overige bedrijfskosten is het gevolg van een (per saldo) hogere dotatie aan de voorzieningen voor groot onderhoud en sociaal beleid alsmede hogere algemene (matchingsbijdrage in LifeLines) en patiënt- en bewoner gebonden kosten (zorg gerelateerd). De dotatie aan de voorziening groot onderhoud is inclusief de verwachte ICTkosten voor implementatie van een nieuw EPD. Solvabiliteit Het UMCG beschikte eind 2011 over een eigen vermogen van € 129,3 miljoen (2010 € 125,0 miljoen). Het eigen vermogen uitgedrukt als percentage van de totale bedrijfsopbrengsten bedroeg eind 2011 13,7% (2010 13,9%) en uitgedrukt als percentage van het balanstotaal eind 2011 15,8% (2010 16,9%). In de jaarrekening is de solvabiliteit verantwoord conform de definitie van de BNG en wijkt gering af van de hiervoor vermelde percentage van het balanstotaal (2011 15,4% en 2010 14,9%). Het weerstandsvermogen, zijnde het eigen vermogen en de voorzieningen bedroeg eind 2011 24,1% (2010 23,1%) van de bedrijfsopbrengsten. Het hogere percentage was het gevolg van de (hogere) voorzieningen die zijn gevormd voor sociaal beleid en groot onderhoud (o.a. ICTprojecten). Liquiditeit en werkkapitaal Het totaal aan liquide middelen bedroeg ultimo 2011 € 52 miljoen (ultimo 2010 € 19 miljoen). De toename van de liquide middelen was onder meer het gevolg van de snellere verrekening van
101
financieringsverschillen uit voorgaande jaren met zorgverzekeraars en lagere uitgaven voor investeringen in materiële vaste activa. Het werkkapitaal, zijnde het verschil tussen de vlottende activa (voorraden, debiteuren, liquide middelen) en de vlottende passiva (crediteuren en overige kortlopende schulden) bedroeg ultimo 2011 € 71,4 miljoen positief tegenover € 15,3 miljoen positief ultimo 2010. Door de invoering van de nieuwe bekostigingssystematiek per 1 januari 2012 ontstaat er een grote druk op de liquiditeitspositie omdat de facturatie later op gang komt dan in voorgaande jaren waardoor een groter deel van de geleverde zorg voorgefinancierd moet worden. Dit is het gevolg van de gewijzigde productstructuur en het voor een groter deel van de zorgprestaties af te sluiten contracten met zorgverzekeraars. Door de nieuwe situatie vergt het afsluiten van contracten een langere doorlooptijd waardoor er in het begin van het jaar een groot deel van de geleverde zorg niet gefactureerd kan worden. Met behulp van scenarioanalyses is de impact van de invoering van de nieuwe bekostigingssystematiek en de latere facturatie op de liquiditeitsstromen in kaart gebracht. In 2012 wordt de ontwikkeling in de liquiditeitspositie scherp in de gaten gehouden en heeft er afstemming met banken plaatsgevonden over een tijdelijke voorziening voor extra kredietverlening als achtervang. Financiering In 2011 zijn ter financiering van reguliere investeringen langlopende leningen aangetrokken ter waarde van € 25 miljoen; een lening van € 15 miljoen met een looptijd van 20 jaar en een lening van € 10 miljoen met een looptijd van 7 jaar. De financiering van de vaste activa vond ultimo 2011 plaats voor 117% met lang (eigen en vreemd) vermogen (ultimo 2010 109%). De toename ten opzichte van 2010 is met name het gevolg van de versnelde afschrijving immateriële vaste activa ad. € 13 miljoen en achtergebleven investeringen in 2011. De loan-to-value bedraagt eind 2011 64% (2010 62%) en de DSCR11 bedraagt over 2011 3,4 (2010 2,7). In de jaarrekening is de loan to value verantwoord conform de definitie van de BNG en wijkt gering af van de hiervoor vermelde percentages (2011 60% en 2010 56%). Het UMCG maakt geen gebruik van derivaten (rente-instrumenten) voor het afdekken van renterisico’s. Op basis van meerjaren kasstroomoverzichten wordt de financieringsbehoefte per jaar in kaart gebracht. Gedurende het jaar wordt op basis van liquiditeitsontwikkelingen en geplande investeringsactiviteiten bepaald of financiering lang (kapitaalmarkt) of kort (geldmarkt) noodzakelijk is. Het UMCG merkt dat de beschikbaarheid van kapitaal in de huidige markt niet meer een vanzelfsprekendheid is. Financiers stellen hogere eisen en met name financiering voor lange termijn is lastiger uit de kapitaalmarkt te halen. Investeringen De geactiveerde investeringen in 2011 (€ 40 miljoen) lagen onder het meerjarengemiddelde. De boekwaarde van de vaste activa bedraagt ultimo 2011 € 440 miljoen tegenover € 466 miljoen ultimo 2010. Voor een nadere toelichting op de investeringen wordt verwezen naar het Financieel jaarverslag 2011. Voor de komende jaren staan verschillende (ver)bouwprojecten gepland. Voorbeelden zijn de nieuwbouw Psychiatrie, ver-/nieuwbouw OK-complex, nieuwbouw centrale sterilisatieafdeling, verbouw Apotheek en Radiologie, noodzakelijk onderhoud bij het Centrum voor Revalidatie en de vervanging van regelkasten. Daarnaast staan enkele grote investeringen in apparatuur gepland, waaronder lineaire versnellers, cyclotron en ICT (waaronder een nieuw EPD). Daarnaast vindt in 11
Debt Service Coverage Ratio
102
2012 vervanging van bedden plaats. In 2012 wordt naar verwachting in totaal circa € 65 miljoen geïnvesteerd. Het UMCG financiert deze investeringen middels daartoe beschikbaar gestelde externe middelen, zoals DHAZ (Decentralisatie Huisvesting Academische Ziekenhuizen), en hiervoor intern bestemde middelen. Daarnaast wordt in 2012 voor een deel van de investeringen financiering uit de kapitaalmarkt aangetrokken. Toekomstige financiële ontwikkelingen Het UMCG heeft de afgelopen jaren een omvangrijk bezuinigingsprogramma doorlopen waarbij maatregelen zijn getroffen met betrekking tot doelmatiger werken, het realiseren van inkoopvoordelen en nieuwe funding. Hierbij is gebruik gemaakt van onder meer de Lean Six Sigma methode om in dit kader werkprocessen door te lichten en waar nodig te veranderen. Met de genomen maatregelen zijn de externe kortingen opgevangen en dit heeft tevens geleid tot efficiënter werken waardoor met dezelfde middelen meer zorg geleverd kon worden en hogere inkomsten werden gegenereerd. Om de vanuit de overheid opgelegde bezuinigingen, waardoor subsidies en zorginkomsten gekort worden, op te vangen en de begroting voor 2012 en de daarop volgende jaren sluitend te houden, is het doelmatigheidsprogramma ‘Klaar voor de Toekomst’ opgezet, dat in totaal € 41 miljoen moet opleveren. Naast de effecten van het voorgenomen bezuinigingsprogramma van de ministeries van VWS en OCW zal de toekomstige financiële situatie in belangrijke mate worden beïnvloed door de effecten van de invoering van de nieuwe prestatiebekostiging per 1 januari 2012 en de uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord waarin afspraken zijn gemaakt over maximale toegestane jaarlijkse groei van het zorgvolume. Met de invoering van de nieuwe prestatiebekostiging wordt beoogd meer marktwerking in de zorg te creëren en vindt een overgang plaats van aanbod naar vraaggestuurde bekostiging. Gelijktijdig vindt de bekostiging plaats op basis van geheel nieuwe DBC-zorgproducten waarvoor met zorgverzekeraars tariefafspraken worden gemaakt. Omdat de bijbehorende productstructuur nog in ontwikkeling is, waardoor grote (negatieve) financiële effecten het gevolg kunnen zijn, is er voor 2012 en 2013 een landelijke transitiebekostiging afgesproken waardoor het financieel risico de komende twee jaren enigszins gedempt wordt. Het UMCG kent, rekening houdend met investeringen in bouw en ICT, een positieve meerjarenbegroting voor de komende vijf jaar.
103
Bijlage 1
Nevenfuncties Raad van Bestuur
Nevenfuncties leden Raad van Bestuur per 31 december 2011 Drs. L.C. Bruggeman
Gelieerde organisaties (onderdeel van geconsolideerde jaarrekening): -
Stichting Triade (voorzitter) Stichting Regionale Ambulancevoorziening UMCG (RAV/AZG) (voorzitter) Stichting Pathologisch Laboratorium Assen/Emmen (voorzitter) Stichting Zorgaanbod Hanzekliniek (voorzitter)
Niet-gelieerde organisaties: -
Bestuur Nederlandse Federatie van UMC’s (NFU) Bestuurscommissie Sturing en Financiering (S&F, NFU) (voorzitter) Ambulancezorg Fryslân BV Adviesraad Gezondheidszorg ING Stichting UMC Groningen Thuis (voorzitter) Stuurgroep Akkoord van Groningen Stichting PostAcademisch Medische Cursussen in Indonesië Curatorium Nederlandse Antilliaanse Samenwerking Klinisch Hoger Onderwijs Raad van Advies van het Centrum Zorg en Bouw (TNO) (voorzitter) Curatorium Post Master Controllersopleiding RUG (PMCO) (voorzitter) Instellingsadviesraad Alfa-College Raad van Advies Faculteit Economie en Bedrijfskunde RUG Fonds Ondernemend Groningen
Drs. Fr.C.A. Jaspers
Gelieerde organisaties (onderdeel van geconsolideerde jaarrekening): -
Stichting Thomassen à Thuessink (voorzitter) Stichting Triade Stichting Regionale Ambulance Voorziening UMCG (RAV/AZG) Stichting Zorgaanbod Hanzekliniek Stichting Hanzepoort
Niet-gelieerde organisaties: -
104
Bestuurlijk Overleg Onderwijs- en Opleidingsregio Noord en Oost-Nederland (OOR N&O) (voorzitter) College Medische Vervolgopleidingen (NFU) (voorzitter) Commissie Zorg met Technologie (NFU en 3-TU-F) (voorzitter) Commissie Internationale Zaken (NFU) Bestuurscommissie Opleidingen & Patiëntenzorg (O&P, NFU) (vicevoorzitter) Stichting Business Generator, Groningen (voorzitter) Stichting Hanzeplein, Academie voor Gezondheidszorg, Groningen (voorzitter) Stichting Opleiding Spoedeisende Geneeskunde (SOSG, in liquidatie) (voorzitter) Stichting Nederlands Instituut voor de Accreditatie van de Zorg, Raad van Commissarissen (voorzitter) Stichting Healthy Ageing Network Northern Netherlands, Raad van Toezicht (vicevoorzitter) College Geneeskundige Specialismen (KNMG) College Tandheelkundige Specialismen (NMT)
-
Museumcommissie van het Universiteitsmuseum van de RUG College van Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg, Raad van Advies (CBOG) Stichting Kinderoncologie Groningen Stichting LifeLines Supervisory Board i.o. (voorzitter) Landelijke Vereniging voor Medisch Specialisten in Opleiding, Raad van Advies (LVAG) Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen, Raad van Advies (NVHSA) Stichting Opleiding Ziekenhuis Geneeskunde i.o. (voorzitter) Stuurgroep Zernike Science Park Bestuurlijk Netwerk C4 Youth Programmaraad Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) Stichting Platform voor Groningen Architectuur en Stedenbouw (GRAS) Stuurgroep Architecture in Health: Innovatieplatform Architectuur en Zorg (voorzitter) Comité van Aanbeveling Luthmann Lezingencyclus Radio Kootwijk Reviewer HERD Aufsichtsrat Universitätsklinikum Carl Gustav Carus Dresden Raad van Advies Avicenna
Mr. J.F.M. Aartsen
Gelieerde organisaties (onderdeel van geconsolideerde jaarrekening): -
Stichting Regionale Ambulance Voorziening UMCG (RAV/AZG) Stichting Academische Huisartsenpraktijk, Groningen
Niet-gelieerde organisaties: -
Bestuurscommissie Sturing en Financiering (NFU) Ambulancezorg Fryslân BV Stichting UMC Groningen Thuis Stuurgroep Ouderenzorg Dagelijks Bestuur LNAZ (landelijk netwerk acute zorg) Beraadsgroep Acute Zorg (VWS)
Prof. dr. F. Kuipers
Gelieerde organisaties (onderdeel van geconsolideerde jaarrekening): -
Stichting Erfelijkheidsvoorlichting (voorzitter) Stichting Triade
Niet-gelieerde organisaties: -
Bestuurscommissie Onderwijs en Onderzoek (O&O, NFU) Supervisory Board LifeLines Economic Advisory Board LifeLines Regiegroep Agri-Food and Innovation Supervisory Board Center for Translational Molecular Medicine (CTMM) Stuurgroep CardioVasculair Onderzoek Nederland (CVON) Advisory Board Nelson Stichting Supervisory Board Translationeel Initiatief Gezond Ouder worden (TiGO) Scientific Supervisory Board Robert & Arlene Kogod Center for Aging Research, Mayo Clinic, Rochester, MN, USA
105
Bijlage 2
Nevenfuncties Raad van Toezicht
Nevenfuncties leden Raad van Toezicht per 31 december 2011 J.G.M. Alders Voorzitter Energie Nederland Voorzitter bestuur Pensioenfonds Zorg en Welzijn Lid Raad van Toezicht Rijksuniversiteit Groningen Voorzitter Raad van Commissarissen van de Lotto Voorzitter Raad van Commissarissen AOG Voorzitter Raad van Toezicht FORUM Lid Raad van Commissarissen Lysias Lid Dagelijks Bestuur VNO/NCW Voorzitter Alderstafels voor de vliegvelden Schiphol, Eindhoven en Lelystad Voorzitter Overlegorgaan V&W (I&M) Prof. dr. L. Koopmans Emeritus hoogleraar Economie van de gezondheidszorg (RUG) President-commissaris Rabobank Nederland President-commissaris Arriva Nederland President-commissaris Siers groep President-commissaris TSS Voorzitter bestuur stichting TBI Bestuurder Unilever Trust Office Voorzitter Raad van Toezicht Fries Museum en Princessehof Prof. dr. B. Witholt Emeritus hoogleraar Biologie (ETH Zurich) Oprichter Biosa BV Partner Imenz Bio engineering BV Lid Raad van Toezicht Gilde Healthcare Fonds Lid adviesraad Noord Tech Venture Adviseur Lifesciences programma’s ministerie ELI Lid jury DSM sciences and technology awards, Zwitserland Lid internationale adviescommissie VSNU Lid NWO Commissie Roadmap grote projecten Editorial Board, BBE Biotechnology and Bioprocess Engineering Gast onderzoeker Laboratory for Organic Chemistry, ETH Zurich Mw. prof. dr. H.J. Völker-Dieben Emeritus hoogleraar Oogheelkunde (VUmc) Voorzitter stichting Erfgoed Oud-Poelgeest
106
Mw. mr. L. Lindner Lid Raad van Commissarissen Friesland bank NV Lid Raad van Commissarissen Neerlands Glorie Conserven BV Lid Raad van Commissarissen Buitenfood BV Lid Raad van Commissarissen Tichelaars Koninklijke aardewerk- en tegelfabriek
107
Bijlage 3
Legitimering academische component 2011
Inleiding Deze bijlage is bedoeld om de legitimering / verantwoording van de academische component verder vorm te geven. Hiervoor komen in deze bijlage de volgende onderwerpen aan de orde. 1. definitie academische component; 2. doel legitimering / verantwoording academische component; 3. wijze van verantwoording; 4. legitimeringcyclus; 5. verantwoording academische component.
Definitie academische component De academische component bestaat uit twee onderdelen, te weten topreferente zorg (TRF) en ontwikkeling en innovatie (O&I). De definitie en de landelijke omvang van de twee onderdelen (cijfers 2011) zijn als volgt: 1. TRF: Budget landelijk circa € 493 miljoen bedoeld voor zeer specialistische patiëntenzorg gepaard gaande met bijzondere diagnostiek en behandeling. Het betreft een last resort functie waarbij het vaak om tertiaire verwijzing gaat (huisarts — algemeen ziekenhuis — academisch ziekenhuis). Topreferente zorg vereist een infrastructuur waarbinnen vele disciplines samenwerken ten behoeve van de patiëntenzorg en die gekoppeld is aan fundamenteel patiëntgericht onderzoek; 2. O&I: Budget landelijk circa € 143 miljoen bedoeld voor de R&D-functie die betrekking heeft op initiëren van nieuwe ontwikkelingen en het testen hiervan. Deze ontwikkelingen betreffen de direct patiëntgebonden zorg, diagnostiek, nieuwe behandelingen, organisatie van zorg, voeding van patiëntengroepen of bijvoorbeeld patiëntenvoorlichting. Ook de export van kennis behoort tot deze taken.
Doel legitimering / verantwoording academische component Het ministerie van VWS heeft met de NFU en Zorgverzekeraars Nederland afspraken gemaakt over de wijze waarop de UMC’s inzicht bieden in en verantwoording afleggen over de inzet van de middelen die worden ontvangen voor de academische component. Elk UMC legt, naar analogie van voorgaande jaren, afzonderlijk een kwantitatieve en kwalitatieve verantwoording af over de besteding 2011 bij het ministerie VWS. Deze afspraken worden periodiek geëvalueerd. Naar aanleiding van onderzoek en overleg zal de legitimering in de jaarrekening 2012 op andere wijze worden vormgegeven. Bij de huidige ontwikkelingen naar meer transparantie in de zorg past een heldere maatschappelijke verantwoording van de academische component. Zo is overeengekomen dat de NFU ieder jaar per UMC achteraf inzicht zal bieden in de aanwending van middelen, onderscheiden naar de twee onderdelen.
108
De onderdelen TRF en O&I dienen dusdanig transparant te worden dat sprake is van een maatschappelijke legitimering van de aanwending van de middelen. Behalve verantwoording over de benutting van de middelen is het van belang dat ondoelmatige aanwending en te eenzijdige inzet van de middelen wordt voorkomen. Daarnaast dient tijdig zicht te komen op de mogelijke doorwerking naar de reguliere zorg van de resultaten bereikt met de academische component. Het ministerie van VWS bepaalt de budgettaire omvang van de academische component en de ontwikkeling daarin. Voor het ministerie van VWS is het van belang inzicht te krijgen in wat er op hoofdlijnen met de academische component wordt gedaan: wat is te verwachten aan nieuwe zorg, hoe kwijten de UMC’s zich van hun academische taken, etc.. Daarnaast is het voor VWS van belang om te bezien of er accenten moeten worden gelegd, gelet op de beleidsthema’s die VWS benadrukt zou willen zien, mede in relatie met activiteiten die gevraagd worden van ZonMW en/of andere implementatie-ondersteunende organisaties. Zorgverzekeraars maken weliswaar geen afspraken over de academische component, maar willen onder meer vanwege de nauwe relaties met de rest van de zorg wel op de hoogte en betrokken zijn bij de wijze van besteding van de middelen. Voor verzekeraars is het belangrijk om ten behoeve van hun inkoop van zorg in beeld te houden of patiënten die dat nodig hebben gebruik kunnen maken van de “last resort” functie. Om de betrokkenheid van verzekeraars en VWS goed vorm te geven is een goede legitimering door de UMC’s onontbeerlijk.
Wijze van verantwoording De academische component is als een vorm van lumpsumbekostiging vastgesteld. Dit is in lijn met het Convenant zoals gesloten tussen VWS, NVZ, Orde, ZN en NFU in oktober 2000 over de invoering van de DBC-systematiek. Dit is niet voor niets geweest. Bij TRF en I&O bestaat er geen eenduidig verband tussen de besteding van middelen en het resultaat. Voor de TRF geldt dat sprake is van gecompliceerde zorgvragen, die vaak zeldzaam zijn, zich presenteren in de vorm van meerdere problemen tegelijk en waarvan de behandeling een onvoorspelbaar verloop kent. Dit betekent dat protocollering niet altijd mogelijk is, de inzet van personeel en materieel per patiënt sterk kan verschillen en specifieke deskundigheid vraagt en deze inzet tevens moeilijk voorspelbaar is. Tot slot is het voor de TRF van belang dat infrastructuur en kennis beschikbaar zijn, ook al is een 100% efficiënte inzet hierdoor niet haalbaar. Voor de O&I geldt min of meer hetzelfde. Deze functie leunt grotendeels op de aanwezige patiëntenzorg, het fundamenteel onderzoek, de cultuur en organisatie van een innovatief bedrijf. Synergie en integratie van activiteiten en personen is van belang bij het genereren van vraagstellingen, de ontwikkelactiviteiten zelf en het testen en toepasbaar maken ervan in de praktijk. Sommige ontwikkelingen behelzen nieuwe vormen van zorg, in andere gevallen is sprake van verbetering van bestaande behandelingen. Het “eindproduct” is daarmee niet altijd even afgebakend. Door deze kenmerken is een directe toerekening naar activiteiten alleen mogelijk tegen zeer hoge kosten. De kenmerken van zowel de TRF als de O&I functie belemmeren een parameterisering vooraf en een kostentoerekening achteraf. Toch dient een vorm van verantwoording plaats te vinden waarbij helder is dat de middelen maatschappelijk verantwoord zijn ingezet. 109
In de laatste paragraaf worden hiervoor indicatoren beschreven die inzicht geven in een legitieme besteding van de middelen. Allereerst wordt in de volgende paragraaf de jaarlijkse legitimeringcyclus beschreven.
Legitimeringscyclus De NFU biedt ieder jaar per UMC achteraf inzicht in de besteding van de middelen voor de academische component, verdeeld over de blokken topreferente zorg en ontwikkeling en innovatie. De plannen van de UMC’s op het gebied van onderzoek en innovatie en op het gebied van de topreferente zorg worden ook vooraf toegelicht. Het geld van deze twee blokken wordt aan de hand van een jaarlijkse cyclus gelegitimeerd. Deze cyclus start lokaal in het overleg met zorgverzekeraars en eindigt in een landelijke setting om vervolgens voor een volgend jaar weer vertaald te worden naar de lokale situatie. De jaarlijkse cyclus wordt afgerond met een landelijk overleg tussen NFU, ZN en VWS om conclusies te trekken ten aanzien van de ‘export’ van ontwikkelingen (brede implementatie van de in de UMC’s bewezen innovaties in de zorg) en over de beleidsthema’s voor het volgende jaar. Schematisch ziet bovenstaand als volgt uit. Lokaal overleg
landelijke setting
verantwoording jaardocument
In het kader van de landelijke setting heeft op 25 juni 2010 een werkconferentie plaatsgevonden. In de conferentie is ingegaan op de mogelijkheden van een meer kwantitatieve verantwoording van de topreferente zorg. De minister is hierover in gesprek met de sector. Naar de toekomst toe zal de legitimering een cyclisch karakter krijgen. Eens in de vier jaar worden lange termijn doelen geformuleerd m.b.t. de TRF-zorg en de onderzoeks- en innovatiefunctie. Jaarlijks wordt de besteding (zo veel mogelijk kwantitatief) verantwoord. Over de formulering van de lange termijndoelen en de inrichting van de verantwoording worden op korte termijn afspraken tussen NFU en VWS gemaakt. Via de jaarlijkse cyclus zal vervolgens over de voortgang worden gerapporteerd. Tijdens de conferentie is aan de hand van een 8-tal casussen dieper ingegaan op dit onderwerp. Gebleken is dat de meerkosten samenhangen met steeds verschillende facetten. Daarbij is multidisciplinaire samenwerking steeds een belangrijke factor. De tijd die het medisch personeel nodig heeft om de zorg te leveren en te coördineren is veelal (veel) omvangrijker dan bij “gewone”patiënten. Andere meerkosten komen voort uit een breed pallet van onderzoek, extra ligdagen, geneesmiddelen en samenwerking met andere instellingen. Bovenstaand beeld wordt bevestigd door een recent door onderzoeksbureau Mc Kinsey uitgevoerd onderzoek. In dit onderzoek is door Mc Kinsey ook een vergelijking gemaakt met de situatie in andere landen (Duitsland, Canada, Zweden en de VS). In al die landen zijn de kosten van de academische ziekenhuizen voor de zorg (10 tot 40%) hoger dan de kosten in andere ziekenhuizen. De kwantitatieve verantwoording van de TRF-zorg wordt in NFU-verband en in overleg met VWS nader vormgegeven. Op basis van informatie over kostprijzen, patiëntenstromen en verwijzers wordt meer inzicht gegeven in de kosten van de TRF-zorg. In overleg tussen NFU en VWS wordt eveneens verkend welke inhoudelijke indicatoren aanvullend in de verantwoording kunnen worden opgenomen. Medio 2012 wordt nader gerapporteerd over de genoemde kwantitatieve verantwoording en de aanvullende indicatoren.
110
Verantwoording academische component Onderstaand wordt per onderdeel van de academische component de definitie en indicatoren (outputparameters) aangegeven. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar kwantitatieve en kwalitatieve parameters.
Ontwikkeling en Innovatie (O&I) Omvang Landelijk € 143 miljoen; UMCG € 20 miljoen. Definitie O&I betreft de zogenaamde R&D-functie van de zorg. Dit betekent dat ontwikkelingen worden bedacht, uitgetest en, indien werkzaam, geimplementeerd. Deze ontwikkelingen hebben betrekking op de direct patiëntgebonden zorg, maar ook bijvoorbeeld op de organisatie van de zorg. Ook de export van kennis behoort hiertoe. Outputparameters In de nota “Publieke functies van de UMC’s in een marktomgeving” van december 2006 staan de ijkpunten opgenomen waarmee de UMC’s het onderdeel O&I van de academische component inzichtelijk maken. Algemeen Het UMCG heeft een belangrijke taak in de ontwikkeling en innovatie van aspecten betreffende de directe patiëntenzorg. Speerpunten zijn het ontwerp en de implementatie van nieuwe zorgvormen en —trajecten, de samenwerking met ketenpartners, de samenwerking met en participatie van patiëntenverenigingen, en de ontwikkeling van nieuwe, op elkaar afgestemde functies voor werkenden in de zorg. Het UMCG fungeert daarmee als één van de bedrijfslaboratoria van de Nederlandse gezondheidszorg waar nieuwe dingen worden bedacht, uitgeprobeerd, gevalideerd en vervolgens zowel binnen als buiten de eigen instelling geïmplementeerd. Een belangrijke katalysator van ontwikkeling en innovatie is het fundamenteel en klinisch wetenschappelijk onderzoek. Overigens strekt die innovatieve rol zich ook uit over andere terreinen die buiten dit bestek vallen, zoals het medisch onderwijs, de medische opleidingen, overige zorgopleidingen en ICT. Visie Het UMC Groningen heeft zich uitgesproken over en gecommitteerd aan een visie onder de titel ‘Bouwen aan de toekomst van gezondheid’, een visie waar de oplossing van maatschappelijke vragen rond gezondheid en de (toekomstige) inrichting van de zorg centraal staan. Deze visie heeft ondermeer vorm gekregen door middel van het thema 'gezond en actief ouder worden'. Het is een visie die uitgaat van de sterke punten van het UMCG en van de unieke regio en relatief stabiele samenstelling van de bevolking van waaruit de instelling opereert. Dit maakt het bijvoorbeeld mogelijk om in longitudinaal onderzoek duizenden mensen langdurig te screenen en in hun gezondheidsontwikkeling te volgen (bijvoorbeeld met de data uit het project ‘LifeLines’), waarbij alle parameters worden betrokken die op de gezondheid van mensen
111
inwerken: genetisch, biologisch, leefgewoonten, omstandigheden, etc. Het resultaat moet zijn dat in het UMCG niet alleen een schat aan kennis voorhanden is over ziek zijn en beter worden maar ook over gezond zijn en gezond blijven. Het UMCG doet samen met de RUG onderzoek naar de biologische factoren die betrokken zijn bij veroudering in het European Research Institute for the Biology of Ageing (ERIBA). In totaal zijn ultimo 2011 negen onderzoeksgroepen geformeerd voor ERIBA en zijn gesprekken met andere internationale topwetenschappers gaande. In ERIBA is plaats voor maximaal twaalf topwetenschappers met hun onderzoeksgroepen. De ruwbouw eerste fase van het nieuwe instituut was aan het einde van de zomer 2011 gereed. Het gebouw wordt gefaseerd in gebruik genomen, te beginnen in juni 2012 wanneer de oplevering van de eerste drie verdiepingen is gepland. De overige verdiepingen volgen een jaar later. Met de bouw en inrichting van het instituut en het aantrekken en faciliteren van onderzoekers, is een bedrag van € 49 miljoen gemoeid in de periode tot en met 2014. De gekozen opzet en de hoogte van de investering maken ERIBA uniek, niet alleen voor Groningen maar voor heel Nederland. In het kader van ERIBA wordt in 2012 begonnen met de bouw van een nationale onderzoeksfaciliteit voor onderzoek naar kanker en veroudering in muismodellen; de Mouse Clinic for Cancer and Aging research (MCCA). De MCCA is een van de vijf projecten die financiering krijgen vanuit het Nationale Roadmap-programma 2012 - 2014 voor grootschalige onderzoeksfaciliteiten. Healthy Ageing is in eerste instantie vooral uitgewerkt binnen het onderzoeksdomein, maar krijgt nu ook een praktische vertaling in de klinische setting van het UMCG. Binnen het programma GERAS (Groningen Epidemiologic Reconnaissance into an Ageing Society), waar patiëntkarakteristieken, medisch handelen, geboden zorg, kosten en uitkomsten op gestandaardiseerde wijze geregistreerd en vervolgd worden, zijn drie pilots voorbereid. In 2012 start het verzamelen van data in de categorieën te vroeg geboren kinderen, cancer survivors en complexe oudere patiënten. Binnen Healthy Ageing vallen ook de plannen die het UMCG heeft om de eerste protonenfaciliteit in Nederland op te zetten. De faciliteit zal zorg, onderzoek, onderwijs en opleiding en technologieontwikkeling bundelen en integraal onderdeel worden van het UMCG Groningen Cancer Center. In 2011 is een projectdirecteur Protonen aangesteld, die samen met andere nationale en internationale partijen een Programma van Eisen uitwerkt. Daarnaast is het UMCG in 2011 een samenwerkingsovereenkomst aangegaan met het VUmc om de bestaande samenwerking op het gebied van hoofdhalsradiotherapie uit te breiden met onderzoek gericht op het verder vaststellen van de verschillende indicaties voor protonentherapie. Het UMCG beoogt daarnaast versterking van het translationele onderzoek. De meeste belangrijke drijfveer hierachter is participatie in grootschalige landelijke (Parelsnoer, TI Pharma, CTMM, BMM, TIFM, etc.) en Europese projecten (BBMRI, EATRIS, COPACETIC etc.). Deze drijfveer valt samen met substantiële co-investeringen, zoals middelen uit de academische component, in zowel de lokale infrastructuur als koppelingen met regionale en landelijke infrastructuren. Internationalisering, bestaande uit het gericht zoeken van samenwerking op bovenstaande gebieden is daarnaast een integraal onderdeel van deze visie. De landelijke en Europese grootschalige projecten trekken veel internationale onderzoekers naar Groningen. De inkomende mobiliteit wordt tevens gedreven door de schaarste op de arbeidsmarkt. De strategische samenwerkingen (bv. Mayo Clinic, Rochester, USA) en allianties die recentelijk zijn
112
gesloten tussen het UMCG en toonaangevende buitenlandse instellingen hebben tevens een positief effect op de uitwerking van dit aspect van de visie. Toelichting op Ontwikkeling en Innovatie Onderstaand worden een aantal aspecten van de ontwikkelings- en innovatietaak van het UMCG nader toegelicht. Vanuit behaalde resultaten in het verleden worden de resultaten voor 2011 gepresenteerd.
METc goedgekeurde onderzoeksprojecten De Medisch Ethische Toetsingscommissie van het UMCG (METc UMCG) is een door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) erkende commissie. Dit houdt in dat de METc UMCG bevoegd is om oordelen uit te spreken over protocollen voor wetenschappelijk onderzoek met mensen die door één of meer medewerkers van het UMCG worden geëntameerd of waarbij deze betrokken zijn. De bevoegdheid om oordelen uit te spreken is gebaseerd op de Wet Medisch-Wetenschappelijk Onderzoek met mensen (WMO). Met een wijziging van de WMO per 1 maart 2006 is de EU-richtlijn Goede Klinische Praktijken (2001/20/EG) in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Hierdoor is met betrekking tot de beoordeling van wetenschappelijk onderzoek met mensen een onderscheid aangebracht tussen geneesmiddelenonderzoek en niet-geneesmiddelenonderzoek. Om geneesmiddelenonderzoek te mogen beoordelen worden extra eisen aan een erkende commissie gesteld. De METc UMCG voldoet aan deze eisen. De implementatie van de EU-richtlijn Goede Klinische Praktijken (2001/20/EG) heeft, bij de beoordeling van geneesmiddelenonderzoek, mede tot gevolg gehad dat het aantal en de omvang van door de METc UMCG te beoordelen documenten fors is toegenomen. Bij de beoordeling weegt de METc UMCG de wetenschappelijke aspecten van een onderzoeksvoorstel tegen de bezwaren en de risico's voor de deelnemers aan een wetenschappelijk onderzoek. De beoordeling van bepaalde soorten medisch-wetenschappelijk onderzoek is voorbehouden aan de CCMO. Naast de bovengenoemde wettelijke taak adviseert de METc de Raad van Bestuur van het UMCG over de uitvoerbaarheid van een wetenschappelijk onderzoek met mensen in het UMCG dat door een andere erkende commissie reeds positief is beoordeeld. Een wetenschappelijk onderzoek met mensen mag niet eerder aanvangen dan nadat een bevoegde commissie een positief oordeel heeft uitgesproken over het onderzoeksprotocol en de uitvoering ervan. * In 2010 zijn in totaal 392 onderzoeksvoorstellen bij de METc UMCG ingediend, waar bij 149 voorstellen een oordeel werd gegeven. * In 2011 werden 400 nieuwe onderzoeksvoorstellen bij de METC UMCG ingediend, waar bij 163 voorstellen een oordeel werd gegeven.
Ontwikkelingen Het UMCG investeert met LifeLines en ERIBA substantieel in onderzoek conform haar missie. ERIBA, gesteund door een subsidie van € 8 miljoen van Gedeputeerde Staten in Groningen en het ministerie van Economische Zaken, plus Koers Noord en provinciale co-
113
financiering (€ 9 miljoen) maakte in 2011 een sprong richting realisatie van beoogde plannen. De bouw van het ERIBA-gebouw is ver gevorderd (opening in 2012) en diverse onderzoeksgroepen in het kader van ERIBA zijn reeds gestart en diverse subsidies verworven. De inhuizing van gerecruteerde onderzoekers zal medio 2012 plaatsvinden. Een belangrijke katalysator van ontwikkeling en innovatie is het fundamenteel en klinisch wetenschappelijk onderzoek. Het UMCG beoogt versterking van het translationele onderzoek door onder andere participatie in grootschalige landelijke projecten (PSI, TI Pharma, CTMM, BMM, TIFN, BBMRI). Deze initiatieven hebben geleid tot een kritische massa opgebouwd met excellente onderzoeksgroepen uit de verschillende UMC’s en het bedrijfsleven. Participatie in grote publiek-private projecten heeft zich vertaald in substantiële toename van externe financiering voor innovatie en ontwikkeling in het UMCG. Participatie van het UMCG in Europese projecten, danwel Europese equivalenten van grootschalige Nederlandse consortia op de ESFRI-lijst, danwel in de nieuwe vorm van Joint Programming Initiatives zullen de komende jaren substantieel blijven bijdragen aan deze trend. Het UMCG en de RUG zijn nauw betrokken bij talrijke publiek-privaat gefinancierde onderzoeksprojecten. De volgende landelijk gefinancierde projecten met co-investeringen van het UMCG en de RUG zijn illustratief. LifeLines is tevens bij een aantal van deze initiatieven betrokken. 1.
2.
3.
4.
114
Top Institute Food and Nutrition: het UMCG en de RUG zijn sinds 2007 partner in dit topinstituut. Er zijn in 2008 zeven projecten van start gegaan, waarvan er in 2009 twee zijn afgerond. TIFN krijgt als geheel een vervolgfinanciering van € 40 miljoen uit de FES-gelden voor 2011 t/m 2014 onder de noemer TIFNnext. Het UMCG participeert actief in de nieuwe plannen. Top Institute Pharma (TI Pharma): In het Top Institute Pharma participeren het UMCG en de RUG met 14 bij het UMCG ondergebrachte projecten in een samenwerkingsverband tussen bedrijven, universitaire medische centra en universiteiten. Deze 14 projecten vertegenwoordigen een projectomzet van ruim € 17 miljoen. Daarnaast heeft het UMCG zijn partnerschap van twee nieuwe projecten gecontinueerd. TI Pharma richt zich op de volgende ziektegerelateerde onderzoekthema's: hart- en vaatziekten, auto-immuunziekten, oncologie, infectieziekten en aandoeningen aan het centrale zenuwstelsel. De mid-term review laat zien dat het Topinstituut Pharma met haar publiek-private samenwerking van uitzonderlijke waarde is voor het medisch-farmaceutisch onderzoek in Nederland. Een onafhankelijk comité heeft dan ook geadviseerd voor continuering van het Topinstituut in deze vorm. Overgangsfinanciering is toegekend. Center for Translational Molecular Medicine (CTMM): binnen het CTMM participeert het UMCG/RUG in 5 projecten op het gebied van oncologie en hart- en vaatziekten. Hierin staan centraal de ontwikkeling van medische technologieën om nieuwe, op de persoon toegesneden behandelingen mogelijk te maken. Projecten die vanuit Groningen worden getrokken zijn Preddict en Mammoth. BioMedical Materials (BMM): dit topinstituut richt zich op onderzoek en ontwikkeling van biomedische materialen en heeft zicht ten doel gesteld Nederland als wereldleider te positioneren op het gebied van biomedische materialen en het klinische gebruik daarvan. Het UMCG participeert inmiddels in vijf BMM-projecten, waarvan in drie projecten het UMCG de principal investigator is.
5.
6.
7.
In het kader van een gezamenlijke call van de Topinstituten Pharma, CTMM en BMM is in 2009 € 28 miljoen beschikbaar gekomen voor onderzoeksvoorstellen Imaging Guided and Targeted Drug Delivery. Van de drie door UMCG/RUG gezamenlijk ingediende projectvoorstellen zijn er twee gehonoreerd en in 2010 gestart. BBMRI: het BBMRI heeft € 22,5 miljoen subsidie ontvangen voor het koppelen van ‘historisch verrijkte’ dataverzamelingen. Alle UMC’s participeren in dit project. Ook LifeLines participeert. NWO-thema ‘Nieuwe Instrumenten in de Gezondheidszorg’: op initiatief van FOM, STW, ICTRegie en ZonMW wordt gewerkt aan een NWO thema ‘Nieuwe Instrumenten in de Gezondheidszorg’ (NIG). Dit initiatief moet leiden tot een forse eenmalige impuls om ‘Centres of Research Excellence’ (CRE). Deze CRE’s zijn publiek-private samenwerkingen waarbij een goede en gelijkwaardige samenwerking tussen een TU en UMC richtinggevend is. Het NIG heeft drie doelen: 1. Bijdragen aan de volksgezondheid: borgen van een bemensbare, betaalbare en veilige gezondheidszorg in Nederland. 2. Bijdragen aan de economie: vernieuwen van de bedrijfstak medische instrumentatie in Nederland 3. Bijdragen aan de wetenschap: Zorgen voor een sterke focus en massa op dit R&D-terrein.
Wetenschappelijke Productie en Kwaliteit De kwaliteitsborging van klinisch onderzoek is in 2009 opnieuw onder de loep genomen. Een landelijke commissie heeft begin 2010 hierover gerapporteerd en een lokale implementatie, aanscherping van kwaliteitsbeleid is hierop gevolgd. De verbeteracties zullen binnen een duidelijk referentiekader (normen, wetgeving, best practice) worden uitgevoerd. De kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek, waarbij kwaliteit onder andere afgelezen kan worden aan de hand van de geleverde producten zoals de wetenschappelijke publicaties, is internationaal gezien van hoog niveau (zie tabel) en blijft stijgen. De getallen voor de publicaties zijn conform de nieuwe richtlijn weergegeven, wat inhoudt dat Letters niet meer voor 100% maar voor 25% meetellen.
115
PUBLICATIES
Aantal
AANTAL CITATIES PER ARTIKEL
CITATIESCORE MNCS
Percentage UMCG t.o.v. alle UMC’s
116.684 20,80 1,47 Alle UMC’s 1998-(2009) 2010* 11.511 9,9 16,77 1,31 UMCG 1998-(2009) 2010* 59.401 11,63 1,48 Alle UMC’s 2005-(2009) 2010* 6.542 11,0 9,76 1,33 UMCG 2005-(2009) 2010* Aantal UMCG publicaties, citaties per artikel en citatiescore over de periodes 1999-2010 en 2006-2010, vergeleken met dezelfde periodes voor alle UMC’s. De gemiddelde wereldscore is 1.0. Een score > 1,0 betreft een hogere score dan het wereldgemiddelde. * De publicaties zijn t/m 2009, de citaties t/m 2010 (de publicaties van het laatste jaar worden niet meer weergegeven in de tabel, i.v.m. uitschieters in de citaties, die een vertekend beeld kunnen geven).
2011 Aantal promoties en publicaties: 149 Promoties ca. 1.795 ISI publicaties Overzicht aantal promoties en ISI publicaties in 2009, 2010 en 2011
2010 135 1.836
2009 140 1.552
Opgaaf omzet 2e, 3e, 4e geldstroom 2011 t.b.v. academische component 2011: Projecten NWO KNAW STW Overheid (ministerie en overig nederlandse overheid gelieerd) Europese Unie Collectebusfondsen Bedrijven Top-instituten Overig (w.o. stichtingen) TOTAAL Bovenstaande is exclusief: Doelmatigheid UMCG/Zorg
Aantal 2011
Omzet 2011 Geldstroom
92 5 19
5.285.160 106.919 811.737
2e 2e 2e
149 73 163 380 69 401 1.351
25.665.629 3.475.572 6.289.603 8.193.410 8.614.513 7.733.834 66.176.377
3e 3e 3e e 3 /4e 3e 3e
24
336.795
De bedragen betreffen de aanwending van de subsidies in 2011. De totale toekenningen zijn uiteraard hoger.
116
Organisatie van Onderzoek Binnen het UMCG wordt onderzoek gedaan naar de oorzaak van ziekte en naar mogelijkheden om de verkregen kennis toe te passen voor diagnose, behandeling en zorg. Het onderzoek is georganiseerd in interdisciplinaire onderzoekinstituten. Deze vorm van organisatie bevordert bij uitstek de wisselwerking tussen het fundamentele en het patiëntgerichte onderzoek, de translationele component. Er zijn vier organisatorisch en thematisch samenhangende onderzoeksgebieden: 1. Chronische Ziekten: Het onderzoek baseert zich op de idee dat nieuw inzicht in de onderliggende oorzaak van ziekten uitzicht biedt op de ontwikkeling van geneesmiddelen, terwijl onderzoek naar de werking van geneesmiddelen bij patiënten weer kennis oplevert over de mechanismen die aan ziekte ten grondslag liggen. Het onderzoek is ingebed in zes onderzoeksprogramma’s binnen het instituut GUIDE-UMCG. 2. Neurowetenschappen: De werking van het menselijke brein. Het onderzoek is ingebed in vier onderzoeksprogramma’s binnen het instituut BCN-BRAIN. 3. Gezondheidswetenschappen: Onderzoek naar factoren die bepalen hoe de kwaliteit van leven ontwikkelt tijdens en na ziekte. Het verwerven van inzicht in de wijze waarop deze factoren op elkaar inwerken en de effectiviteit van bestaande zorgprocessen mede bepalen, kan helpen bij het verbeteren van de zorg. Het onderzoek is ingebed in vijf onderzoeksprogramma’s binnen het instituut SHARE. 4. Biomaterialen: Onderzoek op het gebied van de medische biotechnologie met speciale aandacht voor biomaterialen, implantaten en methoden voor weefselregeneratie. Het onderzoek omvat vier onderzoeksprogramma’s en is ingebed in het W.J. Kolff Institute for Biomedical Engineering and Material Sciences (voorheen het BMSA instituut genoemd). Bovengenoemde instituten functioneerden tot 2009 binnen de context van de Graduate Schools GUIDE/BMSA, BCN en SHARE. In 2009 zijn deze drie Graduate Schools gebundeld in één overkoepelende Graduate School organisatie, genaamde de Graduate School for Medical Sciences. In deze Graduate School zijn naast de promovendi opleidingen ook de op onderzoek gerichte UMCG (top)masteropleidingen ondergebracht op het gebied van “life sciences” en de “health sciences” en het MD/PhD traject.
Vermarkten van kennis Met regelmaat zijn producten van de ontwikkelfunctie van het UMCG commercieel interessant en worden ze met of door private partijen verder gebracht. In dat geval spreekt men van kennisvalorisatie. Kennisvalorisatie omvat contract- en contactonderzoek in samenwerking met private partners, maar ook de verkoop of licentiering van patenten en de vorming van zogenoemde spin-outbedrijven. De hieruit voortvloeiende gelden maken extra investeringen in fundamenteel onderzoek mogelijk. Lokaal worden deze activiteiten sinds eind 2007 ondersteund door de Stichting Business Generator Groningen (SBGG), gefinancierd middels de SKE-regeling. De SBGG richt zich op het screenen en scouten van mogelijke octrooieerbare ideeën, waardevermeerdering van intellectueel eigendom voortkomend uit de kennisinstellingen, licentiering en het genereren van nieuwe spin-off bedrijven op het gebied van Life Sciences. De Stichting heeft een aansprekende octrooiportefeuille opgebouwd en meerdere startende ondernemingen begeleid. In 2011 zijn diverse succesvolle projecten te benoemen ten aanzien van octrooien en start-ups. In 2011 is bijvoorbeeld een licentieovereenkomst gesloten betreffende de C-Seal. Dit is een biodegradeerbare afdichting van een operatiewond en 117
voorkomt lekkage van de dikke darm na het verwijderen van een deel van het rectum na diagnose darmkanker. Zodra dit product op de markt komt zal het UMCG royalty’s ontvangen vanwege het gezamenlijk uitvinderschap. Een voorbeeld van een start-up is Bio-Itech BV, dat in 2011 een uniek laboratorium informatie management systeem op de markt heeft gebracht. Dit systeem bestaat uit een generiek ontwikkelde architectuur waarin gegevens kunnen worden opgeslagen en gebruikt kunnen worden voor het beheren van projecten, studies, experimenten en samples. Daarnaast bestaan veel van de landelijke grootschalige projecten uit publiek-private samenwerkingen in de pre-concurrentiële sfeer. Hetzelfde geldt voor veel van de Europees gefinancierde consortia. Deze initiatieven bieden op termijn een legio aan mogelijkheden voor kennisvalorisatie. Voor verdere uitbouw van deze activiteiten is per 2011 binnen het UMCG het ‘Center for Development and Innovation’ opgericht. Concreet is in najaar 2011 een subsidie van € 5 miljoen verworven door het Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap Groningen (CVO). Dit centrum betreft een consortium van drie kennisinstellingen: de Hanzehogeschool Groningen, de RUG en het UMCG. Verder zijn diverse bedrijven, overheden en banken betrokken. Belangrijke doelstelling van het CVO is om in de komende jaren een sterke kwalitatieve en kwantitatieve impuls te geven aan de regionale economie door gerichte valorisatie. Het CVO brengt studenten in de eerste jaren van hun studie of opleiding actief in aanraking met de mogelijkheden van ondernemerschap. Op deze manier brengt het CVO onderzoek, studenten en ondernemers samen, waardoor ook de vraag naar en het aanbod aan innovatie kennis wordt samengebracht. Voor de profilering van toepassingsgerichte activiteiten is Healthy Ageing Campus Nederland georganiseerd. Een organisatie die sinds begin 2012 als separate BV verder gaat. Verder zoekt het UMCG samenwerking met andere kennisinstellingen en het bedrijfsleven om de bevindingen in ERIBA en LifeLines te valoriseren. Zo kondigden UMCG en DSM onlangs een samenwerking aan op het gebied van onderzoek naar de rol van vitaminen bij gezond ouder worden. De samenwerking omvat onder andere cosponsorschap van promovendi die bij het UMCG en onderzoekslaboratoria van DSM werkzaam zullen zijn. Op internationaal gebied hebben het UMCG, de RUG, Mayo Clinic (USA) en VitaValley (nonprofit organisatie voor zorginnovatie), met steun van Noaber Foundation, de Alliance for Healthy Aging opgericht. Deze Alliance heeft zich als doel gesteld om bij te dragen aan het leveren van oplossingen voor de problematiek van de dubbele vergrijzing in de westerse wereld. PGGM heeft zich in 2011 hierbij aangesloten.
Topreferente zorg (TRF) Omvang Landelijk € 493 miljoen; UMCG € 66 miljoen. Definitie Topreferente zorg is voor patiënten die zijn aangewezen op schaarse kennis, kunde en infrastructuur en voor wie de zorg in directe verbinding staat met het fundamenteel en toegepast wetenschappelijk onderzoek. Deze zeer specialistische patiëntenzorg gaat gepaard met bijzondere diagnostiek en behandeling, en waarvoor geen verdere doorverwijzing meer mogelijk is. Patiënten worden hiervoor specifiek naar een UMC als "last resort" verwezen.
118
Topreferente zorg in het UMCG is in meerdere opzichten complex. Vaak is de aandoening zeldzaam, presenteert deze zich bij de patiënt in de vorm van meerdere problemen tegelijk en kent de behandeling ervan een onvoorspelbaar verloop. Dat resulteert in een grote ‘zorgzwaarte’: het te doorlopen zorgtraject is veelal uniek per patiënt en moet telkens nauwgezet op maat worden ontworpen, uitgevoerd, tussentijds bijgesteld en grondig geëvalueerd. Voor topreferente zorg is dan ook bijzondere expertise noodzakelijk. Die kan alleen ontstaan vanuit een sterke interactie tussen patiëntenzorg en (klinisch) wetenschappelijk onderzoek en de infrastructuur (inclusief apparatuur, bijvoorbeeld voor stereotactische Radiotherapie tijdens operaties) zoals het UMCG die onderhoudt. Topreferente zorg heeft innovatieve trekken en is ten opzichte van activiteiten in de reguliere zorg relatief duur. In de praktijk gaat het bij topreferente zorg vaak om verlieslatende activiteiten in de zorg, die zonder vergoeding vanuit de academische component niet uitvoerbaar zijn. Bepaalde vormen van topreferente zorg kunnen in de tijd uitontwikkelen en evolueren naar min of meer reguliere zorg, al dan niet gereguleerd via de WBMV.
Outputparameters Kwantitatief: Het is van groot maatschappelijk belang vast te stellen of de topreferente zorg in Nederland enerzijds voldoende is geconcentreerd en anderzijds wel voldoende geografisch is gespreid. De concentratie is van belang voor de instandhouding van de kennisinfrastructuur die nodig is voor deze vormen van zorg. De spreiding is van belang om deze vormen van zorg ook bereikbaar te laten zijn voor iedere Nederlander. De UMC’s garanderen gezamenlijk dat er voor iedere vorm van topreferente zorg ten minste 1 UMC beschikbaar is dat de benodigde zorg kan leveren. Het UMCG heeft, zonder andere UMC’s in de directe nabijheid, in een relatief groot adherentiegebied (de drie Noordelijke provincies, Twente, de kop van Overijssel en de kop van Noord Holland) een belangrijk aandeel in topreferente zorg. Kwalitatief Na een eerdere werkconferentie van de NFU met het ministerie van VWS, ZN en het ministerie van OCW op 27 oktober 2006 is besloten “De Lijst van TRF’s” te verbeteren. Dit door beschrijvingen aan de lijst toe te voegen en te beginnen met een Portal. Ter voorbereiding op die werkconferentie hadden de UMC’s in 2006 ongeveer 80 beschrijvingen gemaakt. De betiteling per TRF was vrijgelaten. Tevens was afgesproken het aantal TRF’s per huis voorlopig tot 100 te beperken. De enige indeling was een groepering in 20 hoofddiagnosegroepen (vrijwel conform ICD-10). De meeste beschrijvingen volgen min of meer de indeling die was gevraagd, maar kunnen ook afwijkend zijn. Het resultaat is een groot aantal TRF’s waarvan circa 10% met een beschrijving. Het is van groot maatschappelijk belang om vast te stellen of de topreferente zorg in Nederland enerzijds voldoende is geconcentreerd en anderzijds voldoende geografisch is gespreid. Concentratie is van belang voor de instandhouding van de kennisinfrastructuur die nodig is voor deze vormen van zorg. Spreiding is van belang om deze vormen van zorg ook bereikbaar te laten
119
zijn voor iedere Nederlander. Om zicht te hebben en te houden op de concentratie en spreiding van topreferente zorg in Nederland, is door de NFU gekozen voor een Portal voor patiënten en verwijzers. Via dit Portal kunnen topreferente patiënten worden verwezen naar het UMC, dat in de gewenste topreferente functie uitblinkt. Er is gewerkt naar een Portal dat voor geïnteresseerde patiënten bruikbare informatie bevat (inclusief verwijzingen naar elders te vinden gegevens). Dit betekent dat de beschrijvingen “zorginhoudelijk” georiënteerd en gemakkelijk leesbaar zijn en dus niet bijvoorbeeld kwantitatief of financieel. De verdere “formattering” is behaald door te kijken naar de betiteling van de TRF en de beschrijvingen. E.e.a. biedt tegelijkertijd (aan de overheid, zorgverzekeraars en verwijzers) een overzicht van de topreferentiefuncties. De portal is sinds 2010 volledig operationeel en benaderbaar, er wordt continu bijgewerkt voor wat betreft TRF binnen het UMCG. Hierna volgen een aantal voorbeelden binnen het UMCG van specifieke technologie en specifieke expertise op het terrein van topreferente zorg.
1. Aangeboren en verworven afwijkingen van het steun-en bewegingsstelsel bij kinderen Het UMCG is op het gebied van de multidisciplinaire kinderorthopedie een topreferente kliniek. Er zijn speciale multidisciplinaire spreekuren voor Spina Bifida (SB) (een 'open rug'), Cerebrale Parese (CP, vroeger bekend als 'spasticiteit'), skeletdysplasie (groeistoornissen van de botten), aangeboren afwijkingen van de benen (onderste extremiteiten) en voor het syndroom van Marfan en andere erfelijke bindweefselaandoeningen. De kinderorthopedie speelt een belangrijke rol in deze multidisciplinaire spreekuren. In het UMCG functioneert een oncologisch centrum, waarin de kinderorthopedie een belangrijke inbreng heeft. Het UMCG geldt als centrum voor de behandeling van afwijkingen aan de wervelkolom, zowel aangeboren als verworven. Voor kinderen en adolescenten met scoliose [zijdelingse verkrommingen van de ruggengraat] en andere afwijkingen van de wervelkolom functioneert het UMCG niet alleen als regionaal maar ook landelijk als referentie centrum. Betrokken disciplines zijn kinderneurologie, kindergeneeskunde, kinderrevalidatie, kinderneurochirurgie, kinderurologie, oncologie, kinderreumatologie en kinderorthopedie. Bij de tweewekelijkse CP-spreekuren zijn betrokken kindergeneeskunde, kinderneurologie, kinderrevalidatie en kinderorthopedie. Bij het Marfan-spreekuur (eens in de twee maanden) zijn betrokken kindercardiologie, kinderoogheelkunde, klinische genetica en kinderorthopedie. De patiënten bezoeken op één dag alle betrokken deelspecialisten. Deze geven na onderling overleg een geïntegreerd advies. Bij het skeletdysplasie spreekuur (eens in de twee maanden) zijn betrokken de klinisch geneticus, kinderrevalidatie, kinderorthopedie en indien gewenst een kinderendocrinoloog. Binnen het oncologisch centrum werken diverse disciplines nauw samen. Bij de behandeling van kinderen met aangeboren of verworven afwijkingen van de wervelkolom wordt multidisciplinair samen gewerkt door orthopeden, neurochirurgen, neurologen, revalidatie artsen, kinderartsen etc. Er functioneert een sarcoom groep: de afdelingen orthopedie, chirurgie, interne oncologie, radiotherapie, radiologie, pathologie en kinderoncologie. Voor de kinderreumatologie vormt het UMCG een verwijscentrum. Voor de kinderoncologie heeft het UMCG een topreferentiefunktie als een van de vijf Nederlandse centra waar kinderen met maligniteiten worden behandeld. In Groningen ligt qua
120
onderzoek de nadruk op onderzoek, gericht op het gevoelig maken van tumoren voor chemotherapie en anti-angiogenese. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar lange en korte termijn effekten van cytostatische c.q. radiotherapeutische behandeling.
2. Thoracale Oncologie Diagnostiek en behandeling van longkanker betreft een specialistische patiëntenzorg. Door een team van longartsen gespecialiseerd in de thoracale oncologie, nurse practitioners en verpleegkundigen wordt zorg gedragen voor topreferente zorg aan patiënten met longkanker. De zorg van patiënten met longkanker is ingebed binnen de Afdeling Longziekten en in samenwerking met het Oncologisch Centrum Groningen, beiden onderdeel van het UMCG. Er vindt iedere week een multidisciplinaire patiëntenbespreking plaats, ondersteund door specialisten van de afdelingen radiotherapie, thoraxchirurgie, medische oncologie, radiologie, nucleaire geneeskunde en pathologie. Het sneldiagnostiekprogramma longkanker is al sinds 2002 een geïntegreerd deel van de polikliniek Thoracale Oncologie voor adequate en een op de patiënt gerichte zorg. In een strak gestructureerd zorgpad Thoracale Oncologie worden sinds enkele jaren de snelle instroom- en doorlooptijden voor diagnostiek en behandeling bewaakt. Het UMCG beschikt over zeer geavanceerde diagnostische middelen om de diagnose longkanker te kunnen stellen. De modernste multislice CT en PET scanner zorgen voor afbeeldingen van de tumor om het stadium van de ziekte vast te stellen. Daarnaast is het UMCG het tertiaire centrum voor diagnostiek met behulp van bronchoscopieën met geavanceerde echografische en magnetische navigatie. Met patiëntvriendelijke endoscopische echografie is het mogelijk om ofwel via de slokdarm (EUS), ofwel via de luchtpijp (EBUS) op grond van het echobeeld met een naald cellen te verzamelen van lymfeklieren of ruimte-innemende processen in het mediastinum. Deze ingrepen vinden onder narcose plaats in dagbehandeling. De verzamelde cellen worden ter plaatse door de patholoog onderzocht, zodat er snel een uitslag bekend is. De behandelingen bestaan uit chirurgie, radiotherapie en/of chemotherapie, maar ook nieuwe vormen van behandeling zijn aanwezig zoals stereotactische radiotherapie en behandelingen met biologische middelen. Met circa 300 longoperaties per jaar staat een ervaren team van thoraxchirurgen garant voor een breed palet aan thoraxchirurgie. De zorg rondom de operatie wordt gecoördineerd door de cardiothoracaal chirurg en is afgestemd met de longartsen. Deelname aan programma’s voor patiënten die een longoperatie hebben ondergaan, zoals longrevalidatie op de lokatie Beatrixoord, behoort tot de mogelijkheden. Het UMCG is ook een verwijscentrum voor longtumoren die een gecombineerde multidisciplinaire aanpak vereisen (bijvoorbeeld tumoren van de longtop, gezwellen uitgaand van de thymus, operaties bij patiënten met een verhoogd risico op hart- en/of longcomplicaties, andere belangrijke bijkomende aandoeningen), maar ook voor complexe chirurgie. We hebben een regiooverstijgende functie voor de complexe zogenaamde T4 chirurgie. Bij deze vorm van chirurgie kunnen ook nog patiënten met ingroei van hun tumor in het mediastinum curatief worden behandeld. Daarnaast worden gelijktijdige combinaties van chemotherapie en radiotherapie gegeven voor patiënten met longkanker die niet geopereerd kunnen worden. Chemotherapie wordt gegeven op de dagbehandeling van het UMCG en op de verpleegafdeling voor langdurige behandelingen. Voor patiënten met een uitgezaaide vorm van longkanker wordt chemotherapie tegenwoordig gecombineerd met biologische middelen. Deze biologische middelen bestaan uit EGFR remmers (middelen die specifiek de groei van kankercellen afremmen), en angiogenese remmers (geneesmiddelen die de groei van bloedvaten in een tumor remmen en zo zorgen dat deze niet kan uitgroeien). Toediening vindt plaats via een infuus of in de vorm van geneesmiddelen die via de mond ingenomen worden. Voor uitbehandelde patiënten zijn er tal van palliatieve behandelingen aanwezig waaronder experimentele behandelingen. Dit gebeurt 121
steeds in studieverband. Lokale palliatieve (op verzachting of verlichting van klachten gerichte) behandelingen worden door de interventie-longarts verricht. Er bestaat een arsenaal aan behandelingen die specifiek op de luchtwegen gericht zijn, zoals laser, electrocauterisatie of stent-plaatsing voor luchtwegtumoren. Voor wetenschappelijk onderzoek geldt dat een sterke interactie bestaat tussen patiëntenzorg en klinisch wetenschappelijk onderzoek, hetgeen past bij de infrastructuur van het UMCG. Zowel fase I (fase 1 geneesmiddelstudie: eerste toepassing bij mensen, gericht op veiligheidsaspecten), II (fase II geneesmiddelstudie: studie bij kleine groepen patiënten, met name ook gericht op effectiviteit) en III (fase III geneesmiddelstudie: vergelijkende studie bij grote groepen patiënten). geneesmiddelenonderzoek worden verricht. Translationeel onderzoek is belangrijk om de biologie van longkanker beter te begrijpen en daardoor patiënten beter te behandelen.
3. Intra-operatieve brachytherapie De afdeling Radiotherapie van het UMCG beschikt over de meest moderne apparatuur voor inwendige bestraling met afgeschermde radioactieve bronnen, de brachytherapie. De in het UMCG aanwezige faciliteiten maken het mogelijk gedurende een operatie patiënten te behandelen met brachytherapie, de intra-operatieve brachytherapie (IOBT). Hierbij kan op een zeer nauwkeurige wijze een hoge dosis radiotherapie worden toegediend op de plek waar dat het meest nodig is. De operatie wordt uitgevoerd op een speciaal daarvoor ingerichte operatiekamer, waar behalve de gebruikelijke apparatuur die nodig is voor de operatie ook de zogeheten HDR-afterloader aanwezig is. Dit is een apparaat dat radioactieve bronnen bevat in een afgeschermde ruimte, die op afstand via speciale catheters in de patiënt ingebracht kunnen worden. Indien tijdens de operatie duidelijk wordt dat de tumor toch met een voldoende marge van gezond weefsel kan worden verwijderd, zal geen IOBT worden gegeven. De chirurg kan er dan immers zeker van zijn dat er lokaal geen resten tumor achtergebleven zijn. De IOBT wordt dus alleen gegeven indien dit echt nodig is. Dit wordt tijdens de operatie besloten. Indien wordt besloten tot IOBT kunnen tijdens de bestraling de vitale functies van de patiënt in de nabijgelegen bedieningsruimte continu worden bewaakt en kan, indien nodig, de medicatie op afstand worden bijgesteld. Na de bestraling (duur ongeveer 20-40 minuten) worden de benodigde katheters verwijderd uit het operatiegebied en vervolgt het operatieteam de operatie. Bestraling via IOBT tijdens de operatie heeft twee grote voordelen: kritieke organen, zoals urineleiders en de dunne darm, kunnen tijdens de behandeling buiten het bestralingsveld gelegd worden. Op deze wijze neemt de kans op complicaties door de straling sterk af, terwijl toch een hoge dosis kan worden gegeven op mogelijk achtergebleven kankercellen; gedurende de operatie kan nauwkeurig bepaald worden in welk gebied een hoge dosis straling gegeven moet worden. De chirurg kan het gebied immers goed bekijken en met de vingertoppen onderzoeken. Microscopisch onderzoek door de patholoog via de snelle vriescoupe procedure, levert aanvullende informatie. IOBT kan worden toegepast bij: 1. patiënten bij wie endeldarmkanker (rectumcarcinoom) terugkeert ondanks eerdere chirurgie en bestraling. Het is dan vaak niet te vermijden dat (microscopische) resten van de tumor achterblijven na de operatie. De bestraling kan ertoe bijdragen dat deze niet uitgroeien tot nieuwe gezwellen; 122
2. 3.
patiënten met endeldarmkanker die lokaal uitgebreid is en doorgegroeid is in de bekkenwand en/of in het heiligbeen; andere indicaties, zoals tumoren waarbij de chirurg maar een smalle marge van gezond weefsel kan meenemen, of waarbij blijkt dat er waarschijnlijk toch nog tumor in het lichaam is achtergebleven. Bestraling tijdens de operatie biedt dan uitkomst, met name wanneer de mogelijkheden voor uitwendige bestraling beperkt zijn (bijvoorbeeld teruggekeerde gynaecologische tumoren).
Multidisciplinair team Bij de behandeling met IOBT zijn verschillende disciplines betrokken. Patiënten met bovengenoemde aandoeningen zijn vaak onder behandeling bij de chirurg. Wanneer de patiënt mogelijk in aanmerking komt voor deze behandeling, worden alle gegevens besproken op een multidisciplinaire bespreking met de bij deze behandeling betrokken specialisten, zoals radiotherapeuten, chirurgen, medisch oncologen, pathologen, radiologen en anesthesiologen. Indien tijdens deze bespreking wordt besloten tot IOBT, komt de patiënt op het spreekuur van verschillende specialisten. Hij/ zij krijgt dan uitgebreide voorlichting over deze behandeling.
123