Universitair Medisch Centrum Groningen
Huisregels Voor het uitvoeren van werken voor het UMCG
versie 2013‐1
U ni v e rs it a ir Medisch C en t rum Gro ning e n
Inhoud 1.0 Algemene zaken ................................................................................................................................. 3 1.1 Toegang tot werkterrein ................................................................................................................. 3 1.2 Toegang tot dak, technische ruimten en de tunnelstructuur ........................................................... 3 1.3 Stimulerende middelen .................................................................................................................. 3 1.4 Geluidsoverlast ............................................................................................................................... 3 1.5 Bewegingsvrijheid .......................................................................................................................... 3 1.6 Brandgevaar .................................................................................................................................... 3 1.7 Bescherming bij boren .................................................................................................................... 4 1.8 Schoonhouden ............................................................................................................................... 4 1.9 Parkeren ......................................................................................................................................... 4 1.10 Transport ...................................................................................................................................... 4 1.11 Indeling en gebruik werkterrein .................................................................................................... 4 1.12 Afvalverwerking ............................................................................................................................ 5 1.13 Opslag bouwmaterialen ................................................................................................................ 5 1.14 Kantoor/schaftfaciliteit ................................................................................................................. 5 2.0 Veiligheidsregels tunnel .................................................................................................................. 5 3.0 Dakregels ........................................................................................................................................... 6 3.1 Algemeen ....................................................................................................................................... 6 3.2 Valgevaar ........................................................................................................................................ 6 3.3 Beknellinggevaar ............................................................................................................................. 6 3.4 Mogelijke gevaren luchtafvoerpunten ............................................................................................ 7 3.5 Gevaren op of nabij het helikopterdek ............................................................................................ 7 3.7 Stralingsrisico ................................................................................................................................. 7 3.8 Besmettingsgevaar met legionellabacterie ...................................................................................... 8 4.0 Asbest in het UMCG .......................................................................................................................... 8 4.1 Aanwezigheid van asbest in het ziekenhuis ..................................................................................... 8 5.0 Hijskraan ............................................................................................................................................. 8 5.1 Categorie 1, vaste torenkranen .................................................................................................... 8 5.2 Categorie 2, mobiele kranen ......................................................................................................... 9 6.0 Werkvergunning en plan van aanpak .................................................................................................. 9 6.1 Overall Plan van Aanpak/Werkvergunning ...................................................................................... 9 6.2 Deelplan van aanpak/ Mutatievergunning ....................................................................................... 9 6.4 Wijze van indiening ........................................................................................................................ 9 7.0 Plafondregels .................................................................................................................................... 10
H u is reg el s U M CG v e rsi e 201 3‐ 1 , 22 ma a rt 2013
2 | P a g i n a
U ni v e rs it a ir Medisch C en t rum Gro ning e n
1.0 Algemene zaken 1.1 Toegang tot werkterrein De afsluiting en beveiliging van het aan de aannemer ter beschikking gestelde werkterrein is de verantwoordelijkheid van de aannemer. Afsluiting dient te geschieden door een ketting waarbij twee hangsloten in serie aan elkaar zijn geschakeld. Hangslot 1 is t.b.v. toegang aannemer. Hangslot 2 is t.b.v. toegang UMCG, deze wordt ter beschikking gesteld. De aannemer verleent te allen tijde toegang tot het werkterrein, werkplaatsen, loodsen en fabrieken aan: De vertegenwoordigers van de directie; De overheid en vergunningverleners; Personen die door directie of opdrachtgever gemachtigd zijn; Beveiligingspersoneel in dienst van het UMCG; Werknemers van Bouw & Infra van het UMCG. De aan de aannemer toegewezen logistieke route naar het werkterrein dient op een veilige wijze te worden gebruikt, vervuiling en beschadiging te allen tijde te worden voorkomen.
1.2 Toegang tot dak, technische ruimten en de tunnelstructuur Voor toegang tot het dak, technische ruimten en de tunnelstructuur zie bepalingen over de werkvergunningen. Sleutels en werkvergunningen bij de Meldkamer Techniek in het Poortgebouw, bouwdeel 01, ingang 55a. De sleutels moeten dagelijks na werktijd weer worden ingeleverd.
1.3 Stimulerende middelen Het gebruik van alcoholhoudende dranken, drugs en andere hallucinerende en/of stimulerende middelen op het UMCG terrein en in het UMCG is verboden. Roken is verboden anders dan op de daartoe aangewezen plaatsen.
1.4 Geluidsoverlast De aannemer, zijn onderaannemers en de leveranciers dienen met de mogelijke geluidsoverlast of hinder, veroorzaakt door werkzaamheden, radio’s e.d. rekening te houden met de woon‐/verblijf‐ en werkomgeving waarin wordt gebouwd. De opdrachtgever houdt zich het recht voor om radio’s e.d. in voorkomend geval te verbieden.
1.5 Bewegingsvrijheid Het is de aannemer of diens personeel verboden gebouwen of gedeelten van gebouwen te betreden die niet behoren tot zijn werkterrein.
1.6 Brandgevaar Om het brandgevaar tot een minimum te beperken dienen door de aannemer de volgende maatregelen te worden opgenomen: Op plaatsen waar wordt gewerkt met open vuur of verhitte materialen moet als blusmiddel aanwezig zijn een uitgerolde onder druk staande slang van de vaste slanghaspel, of een schuimblusser (ecofoam) van tenminste 6 kg of andere gelijkwaardige brandblusmiddelen (poederblussers zijn niet toegestaan). Om goederen etc. af te dekken, dient gebruik te worden gemaakt van een blusdeken. Het werken met open vuur (snijden, lassen, solderen, verhitten, smelten) is slechts toegestaan op plaatsen waarvoor door of namens de directie toestemming is verleend en wel gedurende de normale werkuren tot één uur voor einde werktijd. Bij werkonderbrekingen langer dan 30 minuten en/of bij einde werktijd dient een extra controleronde te worden gehouden. Gas‐ en zuurstofflessen mogen onder geen beding worden gebruikt in dezelfde ruimte welke in bedrijf c.q. bewoond is. Bovendien moeten daar waar deze flessen wel mogen worden gebruikt, H u is reg el s U M CG v e rsi e 201 3‐ 1 , 22 ma a rt 2013
3 | P a g i n a
U ni v e rs it a ir Medisch C en t rum Gro ning e n
ze na einde werk worden opgeborgen op een door of namens de directie aan te wijzen veilige plaats.
1.7 Bescherming bij boren Bij nat boren maatregelen nemen voor: Boorvloeistof mag niet geloosd worden op de riolering van het UMCG. Om schade door boorwerkzaamheden te voorkomen dient de omgeving te worden beschermd. De aannemer heeft de verplichting zijn nevenaannemers te informeren over de boorwerkzaamheden. Schadeherstel komt voor rekening van de aannemer.
1.8 Schoonhouden Indien er gewerkt wordt buiten het werkgebied van de aannemer, dan wel als er transport nodig is, moet de aannemer voor zijn kosten maatregelen nemen ter bescherming van/tegen: bestaand werk en inventaris netheid van het werkterrein opgeslagen goederen stofoverlast
1.9 Parkeren Per firma mag per project één bedrijfsauto op het terrein worden neergezet. Dit voertuig is te herkennen aan het vignet dat door een aanvraag bij de opdrachtgever wordt verkregen. Voor de aanvraag van het vignet dient men twee van te voren de volgende gegevens aan te leveren: Naam chauffeur Mobiel nummer chauffeur Firmanaam Kenteken Type auto Parkeren met vignet is alleen toegestaan op de daarvoor aangewezen plaatsen. Voor het parkeren van overige voertuigen kan gebruik worden gemaakt van de reguliere parkeervoorzieningen. Voertuigen hoger dan 1,90 m passen niet in de parkeergarage. Eventueel kan een abonnement voor eigen kosten worden afgesloten voor parkeergarage Noord.
1.10 Transport Het transport van (zware) materialen en/of onderdelen (in het algemeen van die materialen die qua gewicht en/of afmeting niet met conventionele transportmiddelen, zoals een bouwlift of kraan, kunnen worden vervoerd) zal moeten geschieden door een op het gebied van verticaal transport gespecialiseerd en erkend bedrijf. Over de keuze, en over de wijze en volgorde van het transport moet aan de hand van een transportschema met de directie overlegd worden, terwijl het transport eveneens slechts mag geschieden na overleg en met instemming van de directie. Zwaar transport (asdruk boven 7,5 ton, lengte boven 8 meter, hoogte max. 2.80 meter). Bij aanvoer van goederen en/of apparatuur met zware en/of grote voertuigen moet 48 uur van te voren lengte, breedte, asdruk e.d. worden gemeld aan de opdrachtgever. Hierdoor kunnen tevoren afzettingen e.d. op de smalle en volle wegen worden geplaatst. Aan‐ en afvoer van materialen e.d. mag alleen geschieden via een door de directie aan te geven transportweg. In de transportweg mogen geen materialen worden opgeslagen
1.11 Indeling en gebruik werkterrein Ten aanzien van de indeling en het gebruik van het werkterrein gelden de volgende beperkingen: H u is reg el s U M CG v e rsi e 201 3‐ 1 , 22 ma a rt 2013
4 | P a g i n a
U ni v e rs it a ir Medisch C en t rum Gro ning e n
De aannemer wordt erop attent gemaakt, dat de werkzaamheden in een "in bedrijf zijnd" gebouw c.q. op een "in bedrijf zijnd" terrein plaatsvinden. De werkzaamheden moeten zodanig worden georganiseerd en uitgevoerd dat geen overlast optreedt en geen beschadigingen aan het bestaande gebouw en inventaris ontstaan.
1.12 Afvalverwerking De aannemer voert afkomende materialen, dat wil zeggen: De uit sloop verkregen materialen de wel aangevoerde maar niet gebruikte materialen restmateriaal Dagelijks van het werkterrein in de afvalcontainer. Indien de aannemer in gebreke blijft en niet op eerste aanzegging hiervan de afvoer plaatsvindt, is de opdrachtgever gerechtigd dit op kosten van de aannemer te laten gebeuren. De aannemer dient zelf zorg te dragen voor het afvoeren van zijn (chemisch) afval. Afvoer van afval dient tevens te geschieden door de al eerder vermelde transportweg. Het afval moet dagelijks worden verwijderd. Het verbranden van vuil en andere materialen is niet toegestaan. De aannemer zal zorgen voor de aanwezigheid van één of meerdere afsluitbare afvalcontainers voor de afvoer vanuit het werk voorkomend restvuil.
1.13 Opslag bouwmaterialen De aannemer dient zelf zorg te dragen voor een materiaalopslagruimte in de vorm van een afsluitbare (zee‐)container waarop duidelijk de firmanaam en de noodzakelijke beveiligingsmaatregelen zijn aangegeven. Aansluiten op gas, water, licht en afvoeren is niet toegestaan. Plaats en uitvoering op aanwijs van de directie.
1.14 Kantoor/schaftfaciliteit In bouwdeel 12 is een gezamenlijke schaftruimte met sanitaire voorzieningen aanwezig. De aannemer kan na melding hier gebruik van maken. Eigen kantoorruimte in keten/containers wordt niet toegestaan.
2.0 Veiligheidsregels tunnel In de tunnels zijn Arbo‐wet, ARBO‐besluit en Tunnel veiligheidsvoorschriften van toepassing. Toegang tot de tunnel kan worden ontzegd bij niet nakomen van deze regels. Toegang tot de tunnel Alleen na toestemming van Meldkamer Techniek. Tunnelveiligheidsvoorschriften Gebruikers van de tunnels zijn verplicht de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid te betrachten om de veiligheid en gezondheid van zichzelf en anderen niet in gevaar te brengen. Gebruikers van de tunnels dienen zich op de hoogte te stellen van plaats en werking van nooduitgangen, telefoon, blusmiddelen, en handbrandmelders. Vluchtwegen, looppaden, trappen, schakelkasten en blusmiddelen mogen nooit worden geblokkeerd. Open vuur is verboden. Gereedschappen, afval en materiaal etc. dienen iedere dag na werktijd verwijdert te worden uit de tunnels. Opslag mag niet in de tunnels. Gevaarlijke situaties melden bij Meldkamer Techniek Fietsen in de tunnels en gebruik van verbrandingsmotoren is verboden. Schoonmaken alleen met industriestofzuigers en d.m.v. nat reinigen. Vegen is verboden. H u is reg el s U M CG v e rsi e 201 3‐ 1 , 22 ma a rt 2013
5 | P a g i n a
U ni v e rs it a ir Medisch C en t rum Gro ning e n
Werkplekken afzetten.
3.0 Dakregels In deze paragraaf staan de afspraken waar u zich dient te houden om veilig te kunnen werken op daken van het UMCG.
3.1 Algemeen Deze regels gelden voor alle platte daken van het UMCG‐complex en voor een deel van de gevels van bouwdeel 52. Deze locaties worden hierna genoemd: “daken”. Zie bijgevoegde tekening 00.05.5—BV.01 dd 12‐12‐2013 Toegang tot of het verrichten van werkzaamheden op/of aan deze daken is alleen toegestaan met toestemming van Meldkamer Techniek. Het niet in acht nemen van deze regels kan leiden tot ontzegging van de toegang tot de daken. Het UMCG behoudt zich het recht voor, indien noodzakelijk, aanvullende maatregelen te eisen. Aannemers die werkzaamheden op de daken verrichten, dienen altijd gebruik te maken van eigen veiligheidsmiddelen. Echter voor de daken van de bouwdelen 40 en 50 zijn bij de meldkamer Techniek speciaal hiervoor vervaardigde veiligheidmiddelen aanwezig.
3.2 Valgevaar De onderstaande maatregelen dienen te worden genomen bij een hoogteverschil van meer dan 2,5m. en een onafgeschermde dakrand. Bij lopen over daken dient men over de aanwezige tegelpaden te lopen. Werken binnen een afstand van 2m. van een dakrand is alleen toegestaan als een deugdelijke valbeveiliging wordt gebruikt en de werkzaamheden maximaal 3 werkdagen duren. Wanneer langer dan drie werkdagen binnen een afstand van 2m. van een dakrand wordt gewerkt, dient een afdoend hekwerk aanwezig te zijn, c.q. te worden geplaatst. Bij werken op een afstand tussen 2 en 4m. van een dakrand dienen visuele afzettingen aanwezig te zijn c.q. te worden geplaatst op 2 en 4m. afstand van de betreffende dakrand. Bij werkzaamheden moet de gevarenzone onder de dakrand en/of patiokappen in voldoende mate worden afgezet. Wanneer men zich bevindt in de goten van de patiokappen, dient een afdoende valbeveiliging te worden gebruikt. Ook bij gesloten kap. De voorgaande regels gelden ook voor het dak van bouwdeel 45 rondom de patio met het zadeldak; ook wanneer de patiokap is gesloten.
3.3 Beknellinggevaar
Indien werkzaamheden worden verricht aan of in de nabijheid van beweegbare patiokappen, dienen deze vooraf buiten gebruik te worden gesteld. De buiten gebruikstelling dient te gebeuren door Meldkamer Techniek. Zie eveneens de onderhoud‐ en bedieningsvoorschriften, verkrijgbaar bij het Technisch Archief onder nummer 00.0B.4.6.02 Uitsluitend in noodsituaties mogen beweegbare patiokappen buiten gebruik worden gesteld door middel van de noodknop. Voor het begin van de werkzaamheden dient men zich van de exacte plaats van deze noodknop te vergewissen. Bij werkzaamheden dient men zich er verder van te overtuigen, dat niet op enige andere wijze beknellinggevaar, bijvoorbeeld door gevelonderhoudsinstallaties of dergelijke, kan ontstaan. Indien dat wel het geval is, dienen nadere veiligheidsmaatregelen te worden getroffen.
H u is reg el s U M CG v e rsi e 201 3‐ 1 , 22 ma a rt 2013
6 | P a g i n a
U ni v e rs it a ir Medisch C en t rum Gro ning e n
3.4 Mogelijke gevaren luchtafvoerpunten
Bij werkzaamheden aan deze uitstootkanalen, zoals de afvoerkanalen van zuurkasten, dienen de daarop aangesloten apparaten uitgeschakeld te zijn. Bij werkzaamheden in de nabijheid van deze uitstootkanalen, zoals de afvoerkanalen van zuurkasten, dienen de volgende maatregelen te worden genomen: Binnen een afstand van 5m. rondom deze kanalen, een windsnelheid kleiner dan 3 Bf en een tijdsduur van de werkzaamheden langer dan 1 uur, dient gebruik te worden gemaakt van: o een volgelaatmasker Crusader P3AX, leverancier 3M, voorzien van een P3AX‐filter of gelijkwaardig; o een wegwerpoverall; o wegwerphandschoenen. Bij werkzaamheden in de nabijheid van het afblaaspunt MRI dienen in nader overleg met het UMCG maatregelen te worden getroffen.
3.5 Gevaren op of nabij het helikopterdek Tijdens start, landing of anderszins in bedrijf zijnde helikopter, kunnen gevaarlijke situaties ontstaan tengevolge van luchtstromingen. Daarom dienen bij werkzaamheden binnen de aangegeven afstand rondom het helikopterdek de navolgende voorschriften in acht te worden genomen, c.q. maatregelen te worden getroffen: Werkzaamheden mogen uitsluitend worden verricht na toestemming van de Helikopter Landing Officer (HLO‐er). Tijdens, voor en na de werkzaamheden mogen er geen losliggende materialen en/of gereedschappen op het dak aanwezig zijn. Tijdens start, landing of anderszins in bedrijf zijnde helikopter dienen werkzaamheden aan of met lichte materialen te worden gestaakt en deze materialen voldoende te worden gezekerd tegen op‐ of wegwaaien. Onverminderd het voorgaande, dienen alle werkzaamheden onmiddellijk te worden gestaakt na een desbetreffende opdracht van de HLO‐er en dient men het helikopterdek of de nabijheid van het helikopterdek te verlaten. Alle verdere aanwijzingen door de HLO‐er dienen te worden opgevolgd.
3.7 Stralingsrisico Risicovolle locaties: Bouwdeel 31 Daken lineaire versnellers. Een dak mag nooit betreden worden indien de versneller direct eronder in bedrijf is. Er is bij het ontwerp van de afscherming geen rekening gehouden met de aanwezigheid van mensen op het dak. Bouwdeel 52 De maximale verblijfsduur op het dak van BD52 is 1 uur per week. Dit Is afhankelijk van de exacte locatie en het aantal patiënten op E4. Indien werkzaamheden op het dak van BD 52 langer moeten duren dan deze periode moeten er via de projectleider/opdrachtgever van het UMCG hier afspraken over worden gemaakt met de gebruiker ( verpleegafdeling E4) en de stralingdeskundige van het UMCG. Bouwdeel 33 Hier is geen stralingsgevaar (door externe straling) maar kunnen radioactieve stoffen uit de lozingspijp komen die schadelijk zijn als ze ingeademd worden en een besmetting van werknemers tot gevolg heeft. Bij normaal bedrijf zijn de risico's klein, maar indien er toevallig t.g.v. van een fout bij een labeling een grotere hoeveelheden radioactieve stoffen worden geloosd leidt dit tot een stralingsincident. Werkzaamheden direct in de buurt van de H u is reg el s U M CG v e rsi e 201 3‐ 1 , 22 ma a rt 2013
7 | P a g i n a
U ni v e rs it a ir Medisch C en t rum Gro ning e n
lozingspijp dienen via de projectleider/opdrachtgever van het UMCG afgestemd te worden met de stralingdeskundige van het UMCG. Ventilatie in radioactieve laboratoria mag nooit uitgezet worden indien er in en/of buiten de zuurkasten, lafkasten etc. gewerkt wordt met radioactieve stoffen. Gevaarlijk voor werknemers in de laboratoria.
3.8 Besmettingsgevaar met legionellabacterie In verband met de mogelijke aanwezigheid van de legionellabacterie in koeltorens mogen werkzaamheden in en/of in de nabijheid van koeltorens alleen plaatsvinden na toestemming van de Meldkamer Techniek. Bij deze werkzaamheden dient gebruik te worden gemaakt van een adembeschermingsmasker, klasse P3.
4.0 Asbest in het UMCG 4.1 Aanwezigheid van asbest in het ziekenhuis Het UMCG betracht zich maximaal in te spannen zorgvuldig om te gaan met de gezondheid en het welzijn van haar medewerkers evenals de medewerkers van bedrijven die op het terrein van het UMCG werkzaam zijn. In het verleden is tot 1993 in bouwprocessen in Nederland asbest toegepast. In een aantal gebouwen, deel uitmakend van het UMCG‐complex, kan daarom asbest aanwezig zijn. Het UMCG werkt als eigenaar en beheerder van de gebouwen stapsgewijs een programma af om het in de gebouwen aanwezige asbest zo veel als mogelijk in kaart te brengen, en waar nodig (beschermende) voorzieningen te treffen. Alle documentatie over het voorkomen van asbest die momenteel voorhanden is heeft het UMCG gebundeld in een digitaal asbestinformatiesysteem. Het UMCG verlangt van al haar ondernemers die in opdracht van het UMCG of in opdracht van derden werkzaamheden in of aan de gebouwen behorende tot dit complex verricht, dat deze zich op de hoogte stellen van de situatie wat betreft het al of niet voorkomen van asbest of de kans daarop in de betreffende gebouwen of bouwdelen. Hiertoe kan het asbestinformatiesysteem van het UMCG op aanvraag worden ingezien. Bij de opdracht dient de inschrijver aan wie het werk is gegund te verklaren het systeem te hebben geraadpleegd en kort verslag te doen van zijn bevindingen en eventuele maatregelen of advies die ten gevolge hiervan dienen te worden uitgevoerd. Het niet raadplegen van het systeem kan leiden tot niet verlenen van de opdracht. Het UMCG stelt met deze maatregel in ruime mate te voldoen aan haar informatieplicht tegenover haar onderaannemers doch accepteert hier vanwege geen aansprakelijkheid tegenover haar onderaannemers wegens mogelijke onvolkomenheden in het systeem of de informatie
5.0 Hijskraan Er worden 2 soorten bouwkranen onderscheiden:
5.1 Categorie 1, vaste torenkranen Minimaal 4 weken voor plaatsing melden bij projectleider B&I , daarbij aangeven: datum plaatsing; tijdsduur dat de kraan blijft staan; exacte plaats; hoogte van de top, giek en lengte giek (t.o.v. NAP).
H u is reg el s U M CG v e rsi e 201 3‐ 1 , 22 ma a rt 2013
8 | P a g i n a
U ni v e rs it a ir Medisch C en t rum Gro ning e n
5.2 Categorie 2, mobiele kranen Minimaal 1 dag voor plaatsing melden bij projectleider B&I, daarbij aangeven: datum plaatsing; tijdsduur dat de kraan blijft staan; exacte plaats; maximale reikhoogte rechtop vanaf maaiveld; de kraanmachinist dient een mobiele telefoon te hebben waarvan het nummer aan de bedrijfsvoering Diens Beheer B&I wordt doorgegeven, dit is nodig omdat bij ongunstige weersomstandigheden de kraan even stilgelegd moet kunnen worden tijdens het opstijgen of landen van heli's. Wanneer bij het hijskraangebruik een hoogte van 25 meter, boven het maaiveld wordt overschreden dan zijn de volgende aanvullende voorschriften van toepassing: 1. Bij start of landing van de helikopter dienen de aanwijzingen van de operator van bedrijfsvoering dienst Beheer B&I. 2. Het mobiele telefoonnummer van de kraanmachinist dient bekend te worden gemaakt aan de operator van bedrijfsvoering dienst Beheer B&I. 3. Na en voor werktijd dient de hijskraan een hoogte van 20 meter boven het maaiveld niet te overschrijden. De melding moet via e‐mail geschieden aan de projectleider B&I in afschrift aan Meldkamer Techniek (
[email protected]) en aan beheerder helidek (
[email protected]).
6.0 Werkvergunning en plan van aanpak Het uitvoeren van mutaties aan gebouwen en installaties van het UMCG gebeurd onder de verantwoordelijkheid van Bouw en Infrastructuur van het UMCG. Zonder werk‐ of mutatievergunning mogen er geen werkzaamheden worden verricht.
6.1 Overall Plan van Aanpak/Werkvergunning Een Overall Plan van Aanpak wordt gemaakt bij elk uit te voeren werk. Het overall plan van aanpak wordt door de aannemer ingediend met een overzichttekening waarop het te verbouwen gebied omkaderd is. Op deze tekening moet duidelijk aangegeven zijn welk bouwdeel, ‐verdieping en ‐ ruimten het betreft. Op basis van dit ingediende Overall Plan van Aanpak zal door de projectleider UMCG een werkvergunning worden uitgeschreven.
6.2 Deelplan van aanpak/ Mutatievergunning Een mutatievergunning is benodigd voor het uitvoeren van mutaties/onderbrekingen in werkende installaties. Een Deelplan van Aanpak ligt hieraan ten grondslag. Bij het ingevulde Deelplan van Aanpak hoort o.a. een korte omschrijving van de werkzaamheden en de nodige werktekeningen. Na goedkeuring van het Deelplan van aanpak wordt een mutatie vergunning uitgeschreven door de Technisch Beheerder van de betreffende installatie(s).
6.4 Wijze van indiening Indiening gebeurt digitaal volgens vastgesteld model. Per werk zullen hier afspraken over worden gemaakt. Over het algemeen wordt gesteld dat een deelplan van Aanpak 14 dagen voor de geplande uitvoering van het betreffende onderdeel moet worden ingediend.
H u is reg el s U M CG v e rsi e 201 3‐ 1 , 22 ma a rt 2013
9 | P a g i n a
U ni v e rs it a ir Medisch C en t rum Gro ning e n
7.0 Plafondregels Bij patiënten in het algemeen, maar in het bijzonder bij patiënten met een sterk verminderde weerstand is een verhoogd risico aanwezig voor het oplopen van een infectie. Daarom dienen ter preventie van infecties de werkzaamheden aan en boven plafonds op verpleegafdelingen en Intensive Care’s volgens onderstaand protocol uitgevoerd te worden. De UMCG afdelingen zijn in drie categorieën ingedeeld: 1. afdelingen met een standaard infectie risico 2. afdelingen met een verhoogd infectie risico 3. afdelingen met een zeer hoog infectie risico Te nemen maatregelen voor alle afdelingen: Bij werkzaamheden in kamers mogen geen patiënten aanwezig zijn Bij boorwerkzaamheden en tijdens installatiewerkzaamheden met geopende plafonds mag personeel de kamer niet betreden. Alle kamerdeuren waar patiënten verblijven dienen zoveel mogelijk gesloten te zijn. Indien de brandcompartimenteringsdeuren binnen het werkgebied liggen dienen deze gesloten te zijn en tevens afgeplakt te worden. Indien mogelijk dient er nat geboord te worden. Bij boorwerkzaamheden dient het boorafval afgezogen te worden door een afzuiginstallatie voorzien van Hepa filters. Tevens dient bouwstof regelmatig verwijderd te worden door reiniging. De afzuiginstallatie dient zodanig geplaatst te worden dat zijn uitblaasopening zich in de ruimte bevindt waar geboord wordt. Na werkzaamheden dient de gang, werkruimte c.q. patiëntenkamer schoongemaakt te worden Voorschriften op afdelingen tav kledingdiscipline en handhygiëne dienen strikt nageleefd te worden. Aanvullende maatregelen voor afdelingen met een verhoogd infectie risico: Werkgebied dient te worden afgeschermd door stofschotten tot systeemplafond en toegangsdeuren met deurdranger. Werkgebied mag niet worden betreden door afdelingspersoneel Alvorens de stofschotten worden verplaatst dient werkgebied grondig schoongemaakt te zijn. De onderstaande afdelingen worden aangemerkt als afdelingen met een verhoogd infectie risico:
IC‐afdelingen Afdeling E1VA (infectie) Afdeling A2VA (orthopedie) Afdeling B2VA (thorax) Afdeling L4VA (oncologie) Afdeling M2VA (oncologie) Afdeling D4VA (nieren) Afdeling J2VA (traumatologie)
bouwdeel 52, 1ste bouwlaag bouwdeel 56, 2e bouwlaag bouwdeel 55, 2e bouwlaag bouwdeel 24, 4e bouwlaag bouwdeel 23, 2e bouwlaag bouwdeel 53, 4e bouwlaag bouwdeel 26, 2e bouwlaag
Aanvullende maatregelen voor afdelingen met een zeer hoog infectie risico: Werkgebied dient volledig te worden afgeschermd door stofschotten voorzien van sluisfunctie. Na de werkzaamheden moet de kamer na reiniging gedesinfecteerd worden. De onderstaande afdelingen worden aangemerkt als afdelingen met een zeer hoog infectie risico: H u is reg el s U M CG v e rsi e 201 3‐ 1 , 22 ma a rt 2013
10 | P a g i n a
U ni v e rs it a ir Medisch C en t rum Gro ning e n
Afdeling C4VA (lever) Afdeling E2VA (hematologie) Afdeling D3VA (longen) Afdeling C3VA (lever)
H u is reg el s U M CG v e rsi e 201 3‐ 1 , 22 ma a rt 2013
bouwdeel 54, 4e bouwlaag bouwdeel 52, 2e bouwlaag bouwdeel 53, 3e bouwlaag bouwdeel 54, 3e bouwlaag
11 | P a g i n a