Triakel
2
Uitgave van het Universitair Medisch Centrum Groningen 31 augustus 2009
Talent
Talent
Jong beginnen
Talent binden en boeien: het UMCG gaat daarin een stap
Middelbare scholieren hebben weinig belangstelling voor een loopbaan in de wetenschap. Het UMCG participeert in programma’s die hun nieuwsgierigheid prikkelen.
verder dan de andere UMC’s. Samen met de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool Groningen en de gemeente Groningen spant het UMCG zich extra in om goede mensen
In de dop
te behouden voor Noord-Nederland. Als partners werkt men samen in de campagne Groningen City of Talent, die tot doel
14
In vijf jaar hoogleraar
heeft Groningen op de kaart te zetten als de kennisstad die het is. Met ruim 50.000 studenten – waarvan 3.400 aan de enorme talentfabriek. Een op de tien studenten komt uit het
De Rijksuniversiteit Groningen heeft als enige universiteit in Nederland een tenure track voor getalenteerde onderzoekers. Een aantal werkt in het UMCG.
buitenland. Als het gaat om wetenschap heeft het UMCG voor
Profs 15
Faculteit der Medische Wetenschappen – is Groningen een
het scouten, opleiden en behouden van talent gestructureerde
Werkervaring telt
programma’s. Op inhoud blijkt de focus op Healthy Ageing (gezond en actief oud worden) een magneet voor zowel inter-
UMCG-medewerkers met weinig of geen diploma’s kunnen hun werkervaring verzilveren in een EVC-traject
nationale topwetenschappers als aanstormend wetenschappelijk talent.
Competent 22 Onderzoekstalent begint met het wekken van interesse bij kinderen en jongeren. Het UMCG participeert daarom in een aantal programma’s voor scholieren, studenten en stagiairs. Talent binden en boeien betreft in het UMCG overigens niet alleen de wetenschap. Via trajecten Eerder Verworven Competenties
Meer over talent
bijvoorbeeld kunnen medewerkers hun ervaring omzetten in diploma’s en zo hun ontplooiingskansen vergroten. Vrouwen met ambitie krijgen extra kansen in gezamenlijke programma’s
Talent behouden voor Groningen
12
gen heeft inmiddels de meeste vrouwelijke hoogleraren van
Meer vrouwen in hogere functies
26
Nederland.
Basiskwalificatie Onderwijs
28
Decentrale selectie medische studenten
30
Healthy Ageing at Work
32
van de Rijksuniversiteit Groningen en het UMCG. Gronin-
Door dit soort initiatieven is het werkklimaat een van de unique selling points van het UMCG. Het UMCG behoort volgens
Boeien en binden
diverse enquêtes en onderzoeken tot de beste werkgevers van Nederland. Het is de ambitie van het UMCG om ook ‘beste
En verder…
steeds meer het accent komen te liggen op Healthy Ageing at
Het UMCG is een talentfabriek: velen die hier zijn opgeleid vliegen uit over de rest van de wereld. Om talent te behouden voor Groningen en naar Groningen te halen gaat het UMCG verder dan andere UMC’s.
Sieckmeesters en Chirurgijnen
20
Work .
Talentfabriek 4
Kort nieuws
35
werkgever’ te worden als het gaat om loopbanen van oudere medewerkers. In het personeelsbeleid zal de komende jaren
Triakel
Tweeëntwintigste jaargang nr. 2
31 augustus 2008
ISSN 0922-1611
Triakel is een uitgave van het Universitair Medisch Centrum Groningen en verschijnt in een oplage van ongeveer 18.000 exemplaren. Triakel wordt gratis verzonden naar medewerkers en studenten van het UMCG, huisartsen, specialisten en gezondheidszorginstellingen in de noordelijke regio en overige relaties. Redactieadres: UMCG-staf communicatie, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen, tel. 050-3612200. Redactie: Ineke Woldringh (hoofdredactie), Helma Erkelens (eindredactie). Met medewerking van: Ralph Aarnout, Margriet Bos, Yvonne Brink, Marjan Brouwers, Maarten Bunt, Alies Hoogstra, Angela Rijnen, Martin Simek, Rolf ter Sluis, Joost Wessels, . Fotografie en illustraties: Antoinette Borchert, Bert Barelds Fotografie (voorplaat), Marcel Leuning, Jeroen van Kooten en Henk Veenstra. Vormgeving: Graphique du Nord, Henk Hokse, Bedum. Druk: Koninklijke Van Gorcum BV, Assen.
Column Martin Simek
7
Wetenschapsagenda 38
Arts-onderzoekers van de toekomst
Uit de collectie
40
De Junior Scientific Masterclass bestaat tien jaar. Het initiatief vindt nationaal en internationaal navolging. Eigen kweek
8
3
Als het gaat om wetenschap heeft het UMCG voor het scouten, opleiden en behouden van talent gestructureerde programma’s. Deze zijn prima uit te breiden naar andere beroepsgroepen, van medisch specialisten tot en met professionals op financieel gebied.
Leiderschap voorwaarde voor doorstroming talent
Talent boeien en binden is geen doel op zich. Het is hét middel om de kerndoelen – excellentie op het gebied van onderzoek, zorg en onderwijs - te halen. Het UMCG levert samen met de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), Hanzehogeschool en gemeente Groningen extra inspanningen om goede mensen te behouden voor het Noord-Nederland. “Het
Talentfabriek
UMCG is een grote talentfabriek en het feit dat mensen uitvliegen naar de rest van de wereld, is voor ons goede reclame. Maar we moeten ook om onszelf denken”, zegt directeur Personeel en Organisatie Laura de Jong van het UMCG.
Fotografie: Jeroen van Kooten
Wat is talent? “Daarvoor bestaan tal van definities maar voor mij is dat een combinatie van competenties. Ergens goed in zijn, resultaten leveren en dat ook kunnen in een andere omgeving”, stelt De Jong. “Het is excelleren maar je hoeft niet persé de beste te zijn”, zegt prof. Jan Borleffs, prodecaan Onderwijs en Opleiding. “Breedte is ook belangrijk, meer overzien dan dat ene stukje van je vakgebied, kunnen reflecteren.” Zo’n tien jaar geleden ontstond in het UMCG een talentontwikkelingsbeleid, met als doel het wetenschappelijk onderzoek naar een hoger plan te tillen. Er kwam een programma voor studenten om al tijdens de studie wetenschappelijk onderzoek te doen (Junior Scientific Masterclass). Er kwam een MD/PhD-traject voor Geneeskundestudenten en wie een carrière als artsonderzoeker ambieert kan sinds 2008 een Mandema-stipendium aanvragen. Voor biomedische wetenschappers werden er topmasters gestart: Medical Pharmaceutical Drug Innovation, Behavioral Cognitive Neurosciences en Clinical and Psychosocial Epidemiology. Onderzoeksscholen werden opgezet, die inmiddels opgegaan zijn in de UMCG Graduate School of Medical Sciences.
Partnercarrières Kenmerkend voor Groningen is dat de meeste mensen die hier zijn opgeleid, elders aan de slag gaan als dokter of onderzoeker. De Jong: “Het is de uitdaging om ook weer goede mensen terug te krijgen. Daar hebben we in Groningen meer faciliteiten voor dan andere universiteiten en UMC’s. Bijvoorbeeld, een toponderzoeker of medisch specialist heeft veelal een partner met een bloeiende carrière en die kan niet zomaar verhuizen naar het Noorden. In zulke gevallen doen we ons best om voor 4
Augustus 2009, nr 2
Talent
die partner een uitdagende baan te vinden. Als UMCG en RUG hebben we zelf natuurlijk veel te bieden en we participeren bijvoorbeeld in Noorderlink, een samenwerkingsverband op het gebied van Personeel & Organisatie van vijfentwintig grote werkgevers in Noord-Nederland.” Zo hebben RUG en UMCG inmiddels een aantal hoogleraar-stellen naar Groningen weten te krijgen. “Niet één, maar twee toppers in één keer.” Een andere faciliteit om toptalent naar Groningen te krijgen is de tenure track van de RUG, waar het UMCG in participeert. Dit loopbaantraject voor veelbelovende jonge onderzoekers leidt tot een benoeming als hoogleraar, mits men gedurende het vijfjarige traject aan de strenge selectiecriteria voldoet. Niet alle UMC’s hebben zo’n traject.
Werkklimaat als unique selling point Het beleid om talent te kweken en te behouden richt zich vooralsnog voornamelijk op de wetenschap. Het wordt tijd om dit breder te trekken, vinden De Jong en Borleffs. Recent onderzoek wijst uit dat vacatures voor medisch specialisten in de Onderwijs- en Opleidingsregio Noord- en Oost-Nederland (OOR) steeds moeilijker te in te vullen zijn, terwijl de komende tien jaar het aantal benodigde specialisten in deze regio sneller stijgt dan in de rest van Nederland. “De mobiliteit van medisch specialisten naar de Randstad is groter dan omgekeerd”, concludeert Borleffs. “Er zijn in onze regio relatief veel oudere specialisten actief en ook meer vrouwelijke arts-assistenten, die als zij eenmaal specialist zijn gemiddeld vaker in deeltijd werken. Verder zorgt de vergrijzing voor een extra zorgvraag; gezien de relatief grote hoeveelheid senioren leidt dit in onze 5
stuiving”, vindt ze. “We willen gestructureerd in kaart brengen welke topfuncties in onze organisatie op welk moment vrijkomen en welke interne kandidaten opgeleid kunnen worden om die posities te bezetten.”
OOR tot een extra grote behoefte aan medisch specialisten.” Het UMCG pleit daarom samen met de OOR voor meer opleidingsplaatsen in Noord- en Oost-Nederland. “Voor je ontwikkeling is het ontzettend belangrijk dat je je vleugels uitslaat maar wij moeten zorgen dat we iets kunnen bieden waardoor men graag terugkomt.” Wat dan? Als het om het UMCG gaat: het werkklimaat, vindt Borleffs. “Met onze MD/PhD-opleiding zijn we erg goed in het opleiden van excellente dokters, er is geen universiteit in Nederland waar zoiets bestaat en wat ook zo succesvol is. Onze vervolgopleidingen in de OOR staan model voor de specialistenopleidingen in heel Nederland. We zijn zeer goed in staat om die in gezamenlijkheid verder te ontwikkelen. Opleiders krijgen een uitstekende teach-the-teacher training. En ik ben op dit moment aan het kijken hoe je een carrièreperspectief kunt bieden aan artsen die heel goed zijn in het geven van onderwijs. Onderwijs geven heeft nog niet zoveel status als het zou moeten hebben. Het zou mooi zijn als je op basis van je onderwijstalent universitair hoofddocent of zelfs hoogleraar kunt worden.” De Jong voegt toe: “En dat geldt ook voor talenten op het gebied van patiëntenzorg.”
Tenure track in CAO De Jong kijkt het liefst verder dan onderzoek, patiëntenzorg en onderwijs. Ze maakt zich er samen met de Raad van Bestuur sterk voor dat het tenure track-model onderdeel van de CAO wordt en dus ontwikkelings- en loopbaankansen biedt voor ál het personeel van UMC’s. Hoe zo’n tenure track eruit ziet, zal per beroepsgroep verschillend zijn, verwacht de directeur P&O. “Veel loopbaanprogramma’s zijn er al maar er is nog te weinig kruisbe6
Ruimte voor talent Is er ruimte voor talent in het hele UMCG? De Jong: “Ja. Dat hoor ik regelmatig terug en ik concludeer het uit medewerkersonderzoeken. De mogelijkheden in een organisatie als de onze zijn echt gigantisch maar je moet ze durven pakken. Iemand die iets wil, kan zijn of haar talenten laten zien in tijdelijke opdrachten en projecten naast het werk. Ons kwaliteitverbeteringsprogramma, Lean Six Sigma, is daar een mooi voorbeeld van. Ik zie verpleegkundigen die black belt zijn geworden geweldige presentaties houden over de resultaten. Die laten zich ineens van een heel andere kant zien, onvermoede talenten komen boven. Dat soort talentontwikkeling, dat willen we in het UMCG zien.”
Foto: Andries de la Lande Cremer, montage: Henk Hokse
Fotografie: Antoinette Borchert
Leiders moeten kansen creëren Daarmee raakt De Jong aan een belangrijke voorwaarde voor talentontwikkeling: leiderschap. Het UMCG heeft een leiderschapsprogramma om leiderschapskwaliteiten bij het management te ontwikkelen. “In ziekenhuizen wordt het management vaak te veel gedreven door het vakgebied. De leider vervult zijn rol goed door zijn tent efficiënt te laten draaien. Leidinggevenden zijn daarom niet altijd happig op het laten doorstromen van hun talenten. En daar worden we als organisatie dan weer op afgerekend. Mensen kiezen voor het UMCG of gaan er weg vanwege de ontwikkelingsmogelijkheden die ze krijgen –of niet.” Theo Wiggers, hoogleraar Chirurgie en tot 1 januari afdelingshoofd heeft daar zijn eigen kijk op gekregen. Leiderschap is een van de thema’s die hem na aan het hart ligt. “Ruimte voor persoonlijke ontwikkeling is cruciaal om de leiders van morgen te kweken. Daarvoor moeten mensen persoonlijke transities kunnen maken. Iedere stap geeft nieuwe verantwoordelijkheden. Leiderschap moet je bij jezelf ontwikkelen. Bij mij is dat een bewust proces geweest. Er zijn, dat is het allerbelangrijkste. Weten wat er speelt en zorgen dat je deur openstaat.” Wiggers heeft heel wat talent door zijn kliniek zien gaan. “Ontwikkeling van talent is individueel, daar is geen kookboek voor. Ik heb altijd gekeken naar de punten waar iemand sterk in is, voor de zwakke punten zoek je naar manieren op die op te heffen. Dat kan een cursus zijn, een coach of een mentor, het is maar net wat iemand nodig heeft. Daar moet je gevoel voor ontwikkelen.”
Helma Erkelens
Talent
Zaad ontkiemt in het donker, daar waar rust en stilte heerst. In de baarmoeder als het om een baby gaat, of onder de grond, in de schoot van moeder aarde, als het om planten gaat. Op die manier schiet ook talent zijn wortels: slow, buiten de reflectoren om. En dat is meteen het probleem. We leven in een tijdperk van bombarie, van evenementen en special effects. Het showelement heeft het op alle fronten van de essentie gewonnen. Bij een popconcert komt de muziek op de laatste plaats en zelfs groente wordt voor de etalage en niet voor de maag gekweekt. De mens is de laatste decennia in sneltreinvaart een rat van Pavlov geworden, die uiteindelijk niet reageert op waar het om gaat, maar afkomt op het licht. In het spektakel dat leven heet weet iedere soort haarfijn wat hij moet doen, zijn of worden. Behalve de mens dan. Die moet erover nadenken. Denken is onze hemel en tegelijkertijd onze hel. Het is dan ook ons hoofd dat er voor zorgt dat velen van ons tussen geboorte en dood zowat permanent in een identiteitscrisis zitten. We zijn niet echt iemand, we doen of we iemand zijn. Al reis je de wereld rond, je zult geen hond vinden die miauwt en geen poes die blaft. Alleen de mens krijgt het allemaal voor elkaar: doen alsof. Alles kan de mens, op dat ene na: zichzelf zijn. We weten niet eens wat het is, want zo zijn we niet grootgebracht. We zijn van het begin af aan gedresseerd om deel uit te maken van de maatschappij, om positief beoordeeld te worden. Want als er ergens niet makkelijk aan te ontkomen valt, is het het oordeel van je medemens. En zo leven we uiteindelijk massaal voor de anderen, niet voor onszelf. Wat vinden de anderen van ons? Vallen we in de smaak? En al roepen we nog zo hard dat het ons een zorg zal zijn, dat is bluf. Want wie van kinds af aan eerst naar anderen en dan pas naar zichzelf leert kijken, maakt zich uiteindelijk dingen wijs en belazert zichzelf. We zijn allemaal bezig, maar voor wie eigenlijk? In mijn perceptie is een talent iemand die uitsluitend voor zichzelf bezig is. Zo iemand is altijd fascinerend, maar helaas in onze huidige maatschappij zo goed als onbruikbaar. Er is geen behoefte aan authenticiteit, die jaagt de miljardengrote kudde alleen maar angst aan. De kudde wil bevestigd worden, niet onzeker gemaakt. Talent heeft de rol van klokkenluider. Zijn zijn is een aanklacht op routine en zijn eigen weg, stelt vraagtekens bij platgetreden paden. Het talent is een rebel zonder dat hij er een statement van wil maken. Hij ziet zichzelf niet eens zo, want hij vergelijkt zich niet met anderen, anders zou hij niet zijn wie hij is. In mijn twaalf jaar lange carrière van coach in het proftennis heb ik het geluk gehad verschillende topspelers te leren kennen. Ze hadden maar één ding gemeen: dat ze in geen enkel opzicht op elkaar leken, dat ze niet inwisselbaar waren. Dat gold wel voor subtoppers. Zij hadden hun onmiskenbare tennisaanleg niet vrij durven ontwikkelen. Ze waren te geschoold, te voorspelbaar, ze hadden te lang op het kompas van hun leraren gevaren, aan het handje gelopen. Vandaar dat ik niet bij wilskracht zweer, maar bij durf. Durf je eigen passie te volgen. Durf je over te geven. Eerst in het donker en later ook in het licht van de schijnwerpers: blijf altijd dichtbij jezelf. In ieder van ons sluimert een potentieel dat ontwikkeld moet worden. Leven onder je mogelijkheden maakt niet gelukkig. Je kunt niet zomaar een balletje slaan als je Federer heet. En je hoeft ook niet op je tenen te lopen vanwege andermans adviezen. Het enige goede advies zit van binnen: dat is je talent, je grootste bondgenoot. Als je daarmee samenspant, ga je het geluk tegemoet en word je wie weet de eerste meestermetselaar in een familie van academici. Martin Simek Martin Simek maakt radioprogrammas en is publicist
7
Fotografie: Antoinette Borchert
Talent
De Junior Scientific Masterclass (JSM) bestaat tien jaar. Dit programma, dat studenten Geneeskunde in een vroeg stadium in aanraking brengt met het doen van wetenschappelijk onderzoek, vindt nationaal en internationaal navolging.
Eigen kweek
Arts-onderzoekers van de toekomst
Universitaire ziekenhuizen kampen met een groot tekort aan arts-onderzoekers die patiëntenzorg en medisch-wetenschappelijk onderzoek combineren. Dat weinig artsen voor deze combinatie kiezen, heeft te maken met de duur en zwaarte van het tra-
ject. Om meer toekomstige artsonderzoekers op te leiden en te behouden, ondersteunt het UMCG het JSM-traject van harte.
de JSM op: “Er zitten heel goede aankomende artsen tussen. Als die eenmaal hun vleugels uitslaan en vliegen heb je daar veel profijt van. Dit zijn je potentiële opvolgers.” In tien jaar tijd is de JSM uitgegroeid tot een niet meer weg te denken onderdeel van het curriculum. JSM biedt studenten drie jaar lang cursussen en colleges gericht op onderzoek, inclusief de mogelijkheid een “Honours”-traject te volgen: een aantekening waarvoor studenten dertig extra studiepunten moeten halen. Cursussen zijn veelal op maat gemaakt. Ook kunnen studenten zelf onderzoek doen, bijvoorbeeld tijdens het proefproject. Professor Hanneke Kluin-Nelemans, voorzitter van JSM: “Studenten kunnen bij een onderzoeksgroep een aantal maanden gedurende een dag in de week een eigen onderzoek uitvoeren, waarvoor ze een persoonlijke grant ontvangen. Vaak is dit de eerste aanzet tot een promotieonderzoek. Het is een echt proefproject, waarbij studenten ontdekken of ze onderzoek leuk vinden en of een onderzoeksgroep bij ze past. De begeleider kan beoordelen of de student een potentiële arts-onderzoeker is en geschikt is voor een toekomstig promotieonderzoek.”
Versneld promotietraject In 2001 is het MD/PhD-programma opgezet om gemotiveerde studenten versneld te laten promoveren. Tijdens hun coschappen krijgen ze twee jaar verlenging en extra financiering vanuit het UMCG om een volwaardig promotieonderzoek uit te voeren. Hiervoor is een goede voorbereiding essentieel: studenten moeten aantonen geschikt te zijn voor dit verkorte traject. Inmiddels zijn 122 aanvragen gehonoreerd en zijn de eerste dertig MD/PhD-studenten gepromoveerd. De meesten zijn inmiddels begonnen aan hun opleiding tot medisch specialist. De belangstelling voor een MD/PhD-traject is groot. In 2008 is van maar liefst 27 vierdejaars studenten de aanvraag voor een MD/PhD-traject goedgekeurd. “Ongelooflijke aantallen”, 8
vindt Kluin. “Zeker als je bedenkt dat ze tijdens hun studie al een artikel hebben geschreven als eerste auteur, dat bruikbaar is voor hun proefschrift, een van de eisen voor deelname aan dit traject. Natuurlijk let de commissie van hoogleraren, die de aanvragen beoordeelt, scherp op haalbaarheid. Het zijn over het algemeen relatief veilige promotieonderzoeken, die uitgevoerd kunnen worden binnen dit traject. Het niveau van de afgeleverde proefschriften is uitstekend.” Ze pleit voor aparte co-schappen voor deze promovendi. “Arts-onderzoekers zullen altijd worstelen met de balans tussen patiëntenzorg en onderzoek. Je moet leren keuzes te maken en daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen.” Hoe fijn het is om eerst te promoveren weet The ook. “Je specialisatie is een drukke tijd en lastig te combineren met een promotie. Vaak komt het er niet meer van. Dat geldt vooral voor vrouwen die ook graag kinderen willen. Als je al gepromoveerd bent, is het eenvoudiger om je onderzoek voort te zetten. Het geeft veel voldoening als je naar aanleiding van wat je aan het ziekbed hoort, onderzoek doet in het laboratorium. En om nieuwe inzichten terug te brengen naar het ziekbed.”
Actieve studenten JSM’ers zijn vaak actieve, enthousiaste jonge mensen. Vrij van geest, origineel en ietwat roekeloos, meent The. Geen feestbeesten, maar ook geen whizzkids, beaamt Kluin. “Je komt ze overal tegen: ze doen aan sport, zitten in besturen en verenigingen en zijn actief bij de International Student Congress of Medical Sciences. Ze presteren goed over de hele linie, kunnen meer dingen tegelijk en werken graag samen.” Dat blijkt bijvoorbeeld tijdens de traditionele JSM-zomercursus op Schiermonnikoog, waar Augustus 2009, nr 2
Fotografie: Antoinette Borchert
Onderzoeksgroepen krijgen veel terug voor de begeleiding van jonge studenten. Emeritus hoogleraar Hauw The zette in 1999
De eerste JSM’ers en hun wetenschappelijke rolmodellen in 1999, tijdens een studiedag in Aduarderzijl.
groepjes studenten onder hoge tijdsdruk een volledige onderzoeksaanvraag schrijven, beoordelen en verdedigen. Ook tijdens het promotietraject wordt met plezier samengewerkt. Michiel Hooiveld, senior beleidsmedewerker bij JSM: “Promovendi betrekken vaak JSM’ers bij hun onderzoek en zo zie je leuke hotspots van MD/PhD-studenten en andere enthousiaste studenten ontstaan.”
Buitenlandervaring essentieel Internationale ervaring is essentieel voor toekomstige arts-onderzoekers. Dat kan door in het buitenland de wetenschappelijke stage uit te voeren. Hooiveld: “Het moet dan wel gaan om concrete onderzoeksprojecten.” Kluin: “Studenten komen terecht in goede onderzoeksgroepen in Italië, Australië of de Verenigde Staten. Dat is belangrijk voor hun verdere loopbaan.” Ook vanuit het buitenland bestaat belangstelling voor het JSMtraject. Zo is via de contacten van professor The een JSM-traject van start gegaan in Mannheim, maar dan zonder het MD/PhD-traject. Ook vanuit andere universiteiten is grote belangstelling voor deze aanpak. Marjan Brouwers
Talent
Dankzij onderzoek beter als dokter Tijdens zijn promotieonderzoek bij Hematologie heeft Khan Mahmoodi al drie artikelen in toonaangevende tijdschriften gepubliceerd. Hij doet onderzoek op het gebied van cardiovasculaire risicofactoren en stollingstoornissen die verband houden met veneuze en arteriële trombose. “Nierziektes vormen een gemeenschappelijke factor tussen trombose van de veneuze en arteriële systemen. Onze groep onderzoekt wat dit betekent voor patiëntenzorg en de behandeling van deze patiënten. Ik hoop dat ons onderzoek ertoe bijdraagt dat patiënten op de langere termijn veel ellende bespaard kan blijven.” Mahmoodi kiest bewust voor een loopbaan in een UMC: “Als je alleen patiëntenzorg doet, blijft je kennis achter. Je hebt in een perifeer ziekenhuis niet de tijd om de diepte in te gaan. Ik weet dat ik dankzij mijn onderzoek beter wordt als dokter.” Na zijn promotie gaat hij eerst een jaar buitenland ervaring opdoen, het liefst in Harvard. En daarna specialiseren. “Ik wil graag onderzoek naast patiëntenzorg blijven doen. Wellicht als vaatchirurg of hematoloog.” 9
Kim Peeters, 22 jaar Is: junior verpleegkundige Ambitie: verpleegkundige op IC of spoedopvang
Klinische vraagstukken zelf oplossen Hanneke Jansen heeft haar promotieonderzoek even verruild voor co-schappen in Twente. Tijdens haar studie begon ze met een onderzoeksproject bij de Kinderoncologie. Ze vindt de combinatie die JSM biedt ideaal. “In de kliniek zie je problemen waar je vragen over hebt. Die vraagstukken kun je zelf oplossen als onderzoeker. Ik leer hier veel van en wil er ook zeker na mijn specialisatie mee doorgaan.”
Geen ander beroep denkbaar
”De afdeling lever- en vaatchirurgie, waar Kim Peeters werkt, is hectisch. Er is veel te leren voor een verpleegkundige en Kim doet dat heel goed. Zij heeft een professionele attitude, pakt veel op, combineert theorie en praktijk”, zegt Tina van der Laan, hoofdverpleegkundige a.i. afdeling Chirurgie. De afdeling kenmerkt zich door complexe patiënten. Die hebben veel
Het liefst ‘from bench to bed’
aandacht nodig, onder andere op psychosociaal gebied. “Daar
Youlan Gu is nu al cardiologe in hart en nieren en volop aan het werk met haar promotieonderzoek naar nieuwe behandelingsmogelijkheden bij een acuut hartinfarct. “Ik ben geïnteresseerd in de acute aspecten van de cardiologie. Een hartinfarct ontstaat doordat een kransslagader verstopt raakt door een stolsel, waardoor een deel van de hartspier afsterft. Mijn onderzoek gaat over de effecten van het toedienen van plaatjesremmers tijdens de dotterbehandeling om stolsels tegen te gaan. Injecteer je deze middelen door het infuus of rechtstreeks in de kransslagader? Er zijn aanwijzingen dat rechtstreeks in de kranslagader beter werkt. Dit zijn wij nu in een grote groep patiënten aan het onderzoeken. Als je patiënten met een hartinfarct tijdig en goed kunt behandelen, kun je problemen later helpen voorkomen.” Daarnaast onderzoekt ze het beoordelen van het resultaat van de dotterbehandeling op een film en het gebruik van een computerprogramma hierbij.
kan zij goed mee omgaan. Zij is heel precies, stelt hoge eisen aan
Elke arts zou volgens Youlan onderzoek moeten doen. “Alleen zo kun je nieuwe ontwikkelingen op waarde schatten. De meerwaarde van het JSM-traject is dat je veel flexibeler bent als je tijdens je studie onderzoek en kliniek wil combineren. Zelf ben ik een fan van ‘bench to bed’. Ik vind het fantastisch om klinisch relevant onderzoek te doen dat vervolgens direct in de kliniek kan worden toegepast.” (MB)
zichzelf. Kim is een serieuze, hardwerkende verpleegkundige.”
Augustus 2009, nr 2
Verdiepen
Bijscholing Om zichzelf te ontwikkelen houdt Peeters haar vakkennis bij, volgt ze bijscholingen en wil ze in de nabije toekomst deelnemen aan werkgroepen. “De chirurgische kliniek is heel actief met bijscholing”, licht zij toe. “Er wordt regelmatig gevraagd of je naar een bepaald symposium of bijscholing wil. Je kunt veel cursussen en opleidingen volgen, onder andere bij het Wenckebach Instituut. Het afgelopen jaar heb ik er verscheidene gevolgd. Net als mijn collega’s ben ik heel nieuwsgierig naar nieuwe ontwikkelingen op mijn vakgebied.” Kim Peeters kan zich geen ander beroep voorstellen dan verpleegkundige in een ziekenhuis. De zorg voor patiënten en het verpleegtechnisch handelen trekken haar het meest. Ze wil zich hierin verder ontwikkelen en krijgt daar alle ruimte voor. “Op de HBO-V kwam ik erachter dat de zorg echt mijn ding was en dat ik naar het ziekenhuis wilde”, vertelt Peeters. “Maar ook het sociale aspect trok me: het contact met mensen. Als je patiënten tevreden naar huis ziet gaan, en ze je bedanken voor de goede zorgen, dan denk je: daar doe ik het voor!”
Het volledige programma van de JSM is te vinden op www.jsmgroningen.nl.
10
Werkdruk “Soms staat de werkdruk een goede hulpverlening in de weg”, merkt Peeters op. “Dat komt door de hoge complexiteit van patiënten: ze komen vroeg van de IC, hebben veel verschillende ziektebeelden, vragen veel psychosociale begeleiding, veel medicatie… En dan hebben we soms te weinig handen aan het bed. Sinds het laatste bezoek van de inspectie zijn we uitgebreider gaan rapporteren. Je bent daardoor langer dan voorheen met een zorgdossier bezig. We moeten hierin nog meer routine ontwikkelen zodat dat sneller kan. Maar het lukt redelijk om het in te passen.” Peeters blijft het lastig vinden, want ze is een perfectionist. Een eigenschap waar veel verpleegkundigen last van hebben, zegt ze. “Je wilt de patiënt goed verzorgen, de kamer netjes hebben, de mappen goed op orde… Maar je kunt niet alles tot in de puntjes afmaken. Daardoor maak ik het mezelf wel eens moeilijk.”
In de nabije toekomst wil Peeters zich graag verder ontwikkelen in haar vak, bijvoorbeeld door een opleiding voor verpleegkundige op de IC of spoedeisende hulp te volgen. “Dan kan ik mijn kennis van het vak verdiepen. Ik wil meer weten over acute situaties en hoe ik patiënten en familie daarin kan begeleiden. Die mensen maken heel wat mee. Daarom wil ik de tijd voor hen nemen, hen vertellen wat er aan de hand is, duidelijkheid geven. Daarnaast wil ik op de langere termijn graag een rol vervullen in de begeleiding van nieuwe collega’s op de werkvloer.”
Fotografie: Antoinette Borchert
Haar promotieonderzoek gaat over de samenhang tussen kinderen met overgewicht en pre-diabetes, de voorloper van suikerziekte: een veel voorkomende ziekte bij ouderen. Ze onderzocht 800 kinderen van acht jaar en hun ouders. “Ik zoek samenhangende factoren. Krijgen dikke ouders dikke kinderen? Welke kinderen hebben al jong verhoogde glucosewaarden in hun bloed en ontwikkelen later suikerziekte? In hoeverre is de stofwisseling van kinderen ontregeld als gevolg van overgewicht? Ik heb een jaar onderzoek gedaan en ga er na mijn coschappen mee door. Ik ga ook kijken naar het lipidenspectrum: de verschillende soorten vet in het bloed van deze kinderen. Als je bij kinderen kunt voorspellen waar het mis kan gaan, kun je maatregelen nemen en aanbevelingen doen.”
t n e l a Zorgt
Talent
Maarten Bunt
11
Het leukste vak dat er is
Toponderzoekers die tegelijkertijd als gewaardeerde academische artsen werken wil het UMCG graag binnenboord houden. Het Mandema-stipendium biedt toekomstige toppers de kans om tijdens hun specialisatie hun wetenschappelijk onderzoek voort te zetten.
Kinderarts in opleiding Terry Derks promoveerde op een onderzoek naar een erfelijke stofwisselingsstoornis in de vetverbranding bij kinderen en toonde aan dat deze MCAD deficiëntie vroegtijdig kan worden gevonden met behulp van de hielprik die alle pasgeborenen krijgen. Hij gebruikt het Mandema-stipendium voor verder onderzoek naar stoornissen in de vetverbranding en voor zijn opleiding tot kinderarts metabole ziekten, onder andere in Brazilië.
Binnenboord Talent behouden voor Groningen
“Kindergeneeskunde is het leukste vak is dat er is. Boeiend en ook heel dankbaar. Om praktische bijdragen aan dit vakgebied te kunnen leveren, kies ik voor de combinatie van patiëntenzorg en onderzoek op het grensgebied van Biochemie en Geneeskunde. Voor ik Geneeskunde ging studeren heb ik een jaar Scheikunde gedaan: wellicht vandaar mijn belangstelling voor het vakgebied metabole ziekten. Een deel van het stipendium wil ik gebruiken om een jaar naar Brazilië te gaan, in de periode dat ik me wil specialiseren tot kinderarts metabole ziekten.”
Op de nieuwjaarsborrel van 2009 reikte de inmiddels 89-jarige professor Enno Mandema voor het eerst het naar hem genoemde stipendium uit aan twee veelbelovende jonge specialisten in opleiding. Beiden kregen een ton om uit te geven aan het opzetten van een eigen onderzoekslijn
Het stipendium is vernoemd naar professor Mandema. Tot zijn vertrek in 1986 combineerde Mandema zijn werk in de kliniek met wetenschappelijk onderzoek op hoog niveau en heeft daarbij vele promovendi begeleid. Hij heeft toonaangevende artikelen op zijn naam staan en stond tegelijkertijd bekend als uitstekende arts. Hij is dan ook een inspirerend voorbeeld voor de artsonderzoekers in opleiding.
(MB)
“MCAD-deficiëntie is een zeldzame erfelijke aandoening die vaak niet op tijd werd onderkend. Bij deze patiënten werkt het MCAD-eiwit onvoldoende, waardoor bij een infectie, vasten of grote inspanning ernstige complicaties kunnen optreden, zoals een lage bloedsuikerneiging of epileptische aanvallen. Kinderen kunnen hierdoor komen te overlijden. Tijdens
Internist in opleiding Martin de Borst promoveerde als MD/PhD student in het JSM-traject bij de afdelingen Nefrologie en Pathologie op een onderzoek naar schadelijke mechanismen in de nieren. Het Mandemastipendium gebruikt hij voor het opzetten van een onderzoeksgroep op het gebied van chronische nierziekten. Het weekblad Elsevier nam hem recentelijk op in hun lijst van dé 50 jonge talenten van Nederland.
Marjan Brouwers
Talentvolle assistenten In aanmerking komen assistenten die op uitstekende wijze zijn gepromoveerd en die volgens de eigen disciplinegroep absoluut moeten blijven. Bovendien zegt de groep toe de assistent na de specialisatie in de staf op te willen nemen. Het gaat dus om talentvolle assistenten waarvan verwacht mag worden dat ze in de toekomst hun eigen onderzoeksgroep kunnen opzetten en in staat zijn om zelfstandig derde geldstroomprojecten binnen te halen. Het zijn ook potentiële kandidaten van de persoonlijke subsidies van het NWO (VENI, VIDI- en VICI). Bij voorkeur beschikken ze over internationale onderzoekservaring of zijn ze bereid om op korte termijn ervaring in het buitenland op te doen. Het stipendium is bedoeld om deze kandidaten de kans te geven om hun onderzoek tijdens hun specialisatie voor te zetten en verder te ontwikkelen.
12
“Als je met de hielprik deze ziekte al bij pasgeborenen ontdekt, kun je de prognose op de lange termijn verbeteren. Bijvoorbeeld door middel van dieetaanwijzingen. Zo hebben deze patiënten een grotere kans om gezond oud te worden. Om de werking van deze stoornis beter te begrijpen en de therapie te kunnen verfijnen is nog veel meer onderzoek nodig en daar kan ik dit stipendium dus mede voor gebruiken.”
Ideale combinatie
Fotografie: Jeroen van Kooten
en aan hun eigen ontwikkeling tot specialist en toponderzoeker.
Het Mandema-stipendium is een persoonsgebonden financiering bedoeld voor pas gepromoveerde assistenten in opleiding, die tijdens de medische specialisatie hun onderzoek willen voortzetten. Hiervoor stelt het UMCG jaarlijks 200.000 euro beschikbaar voor maximaal drie kandidaten. Het initiatief voor dit stipendium is afkomstig van een aantal toponderzoekers van het UMCG, zoals Dirkje Postma, Liesbeth de Vries en Hanneke Kluin-Nelemans. Zij hielden een pleidooi voor het behoud van deze toptalenten voor Groningen.
mijn promotieonderzoek hebben we in een pilot project in Noord-Nederland aangetoond dat je deze aandoening door middel van de hielprik betrouwbaar kunt opsporen.”
“Ik heb tijdens mijn studie al veel onderzoek gedaan en heb ook nog een jaar in Bergamo gewerkt bij het Mario Negri Instituut. De combinatie van patiëntenzorg en onderzoek vind ik interessant omdat je de kennis die je tijdens je onderzoek opdoet meteen kunt toepassen in de praktijk. Je weet waar patiënten tegenaan lopen. Ik begon in Leeuwarden aan mijn opleiding tot internist, maar wilde graag het onderzoek voortzetten. Daarom ben ik daar al begonnen aan mijn huidige onderzoeksproject. Daar ga ik dankzij het Mandema-stipendium en de Kolffbeurs van de Nierstichting in Groningen mee verder.”
Augustus 2009, nr 2
Talent
“Mijn onderzoek heeft uiteindelijk tot doel om de conditie van chronische nierpatiënten zodanig op peil te houden dat dialyse of transplantatie zo lang mogelijk kan worden uitgesteld en misschien zelfs voorkomen. Samen met de onderzoeksgroep die ik aan het opzetten ben, wil ik onderzoeken of deze patiënten baat hebben bij het toevoegen van extra vitamine D aan de standaardbehandeling in combinatie met medicijnen en een laagzout dieet. Een eenvoudige remedie die voor patiënten veel zou kunnen betekenen. Het gaat om een driejarig project, waarvoor inmiddels een analist aan de slag is gegaan; binnenkort zal er ook een aio starten op het project. Zelf ga ik ondertussen door met mijn opleiding tot internist: dat betekent momenteel vier dagen in de week poli en een dag in het lab. Voor mij echt een ideale combinatie.” (MB)
13
Middelbare scholieren van nu hebben weinig belangstelling voor onderzoek. Dat komt omdat op scholen de nieuwsgierigheid te weinig wordt geprikkeld. Het UMGG participeert in programma’s om kinderen al jong te laten kennismaken met wetenschap.
Jonge nieuwsgierigheid stimuleren
We hebben méér jong talent nodig, vinden Ingrid Molema en Petrie Roodbol. Beiden steken tijd in programma’s voor getalenteerde scholieren, studenten en stagiairs. Oók omdat
In de dop
De sfeer is uitstekend in het lab van Ingrid Molema – daar ligt het niet aan. Samen met jonge onderzoekers uit onder meer Polen, Indonesië en India is de hoogleraar Levenswetenschappen op zoek naar nieuwe, doelgerichte medicijnen tegen kanker en ernstige ontstekingsziekten. De onderzoeksresultaten stemmen tot tevredenheid en werken in een internationaal team vindt Molema interessant en stimulerend. Maar ze is wel bezorgd. Er zijn veel te weinig Nederlandse promovendi, vindt ze. “De buitenlanders die nu hier hun ontdekkingen doen en kennis vergaren, gaan straks weer terug naar hun eigen land. Die braindrain gaat ons parten spelen, daar moeten we écht iets tegen doen.”
“Hoeveel verdient u?” De nieuwsgierigheid van middelbare scholieren wordt niet genoeg geprikkeld ¬– dat is volgens Molema een van de redenen, waarom maar zo weinig Nederlandse jongeren kiezen voor een baan in het onderzoek. “Het zit in heel veel kinderen om geïnteresseerd te zijn in het onbekende. Maar veel kinderen raken die nieuwsgierigheid kwijt op de middelbare school. We moeten hun talenten meer stimuleren. Het is me al meerdere keren overkomen bij lezingen op middelbare scholen: nog voor de inhoud van mijn onderzoek ter sprake kwam, werd er gevraagd hoeveel ik dan wel verdiende als onderzoeker, en hoe hard ik moest werken. En het zijn wel de kinderen van twaalf van nu, die mij over vijfentwintig jaar moeten opvolgen.” Sinds ze het belang van talentbevordering onder jongeren in haar oratie aan de orde stelde, heeft Molema het er steeds drukker mee gekregen. Inmiddels is ze actief voor de Scholierenacademie van de Rijksuniversiteit Groningen, die het contact tussen middelbare school en universiteit wil verbeteren, en is zij bestuurslid van de Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland (WON). Molema: 14
Via een advertentie voor het stageprogramma van het Studentenbureau UMCG kwam studente Arbeids-, Organisatie en Personeelspsychologie Marjon Leever in het UMCG terecht. Ze bracht in kaart hoe artsen en verpleegkundigen op de verpleegafdeling van Gynaecologie en Kaakchirurgie samenwerken en hoe zij met conflicten omgaan. Op een minisymposium van het Studentenbureau presenteerde ze haar resultaten. Directeur P&O Laura de Jong was onder de indruk en bood haar een baan aan. Inmiddels werkt Leever anderhalf jaar in het UMCG. “Ik? Een toptalent? Dat oordeel laat ik graag aan anderen over. Ik heb een goed onderzoek gedaan, maar volgens mij viel ik vooral op door mijn enthousiasme.”
De hersens van VWO 5-scholier Eric Sietsema uit Spijk werden “flink gekraakt” in de webklas, een onderdeel van de Scholierenacademie. In een digitale leeromgeving voerde hij met VWO 5 en -6’ers uit heel Nederland studieopdrachten uit over diabetes. Hij las artikelen, schreef verslagen, chatte met een onderzoeker en een patiënt en nam deel aan het afsluitende patiëntencollege in het UMCG. Omdat hij een geheimhoudingsverklaring tekende, wil hij daarover niet al te veel kwijt. Maar interessant was het zeker. Hij krijgt steeds meer zin om Geneeskunde te studeren. Een nadeel aan de webklas? “Dat er alleen een over diabetes is. Want ik zou best nog een tweede willen volgen.”
Augustus 2009, nr 2
Fotografie: Jeroen van Kooten
ze dat zelf zo inspirerend vinden.
“Kinderen die wat meer willen, moeten ook meer kúnnen doen op de middelbare school. Met de WON ontwikkelen we daarom een nieuw profiel, naast profielen als Natuur & Techniek en Cultuur & Maatschappij. In dat nieuwe profiel staat wetenschappelijke vorming centraal.” Wat is een goede onderzoeksvraag? Hoe voer je een onderzoek uit? Dat soort vragen leren de leerlingen stellen. Inmiddels doen er zestien scholen mee aan het project. En in de toekomst? Molema: “Ik hoop dat onze club een vliegwielfunctie krijgt. Je droomt er natuurlijk van dat dit in heel Nederland wordt aangeboden.”
Goed nieuw personeel Ook het Wenckebach Instituut doet zijn best om talent onder jongeren te stimuleren. Sinds drie jaar heeft het opleidingsinstituut van het UMCG een Studentenbureau, onder meer bedoeld om getalenteerde studenten MBO-V en HBO-V aan het UMCG te binden. Met een stevig assessment worden kandidaten geselecteerd die goed bij de organisatie zouden passen. Hoofd Petrie Roodbol: “We zijn een bijzonder ziekenhuis, dus hebben we ook bijzondere studenten nodig. De selectie is goed voor de studenten, die hier goed op hun plaats zijn. Maar het is voor ons arbeidsmarkttechnisch ook handig: zo zorgen we voor de aanwas van nieuw, goed opgeleid personeel.” Ook het aantal stagiairs wordt opgevoerd, om talent te scouten. Afdelingen kunnen op de Wenckebach-website onderzoeksvragen indienen, waarna er een HBO- of WO-stagiair aan wordt gekoppeld die het onderzoek uitvoert. Permanent zijn er in het UMCG zo zo’n vijfentwintig stagiairs actief – bovenop de reguliere HBO- en WO-stages die in het ziekenhuis worden gelopen. Eens per jaar Talent
wordt er een minisymposium georganiseerd, waar de stagiairs hun resultaten presenteren, onder belangstelling van onder meer P&O’ers van het UMCG. Roodbol: “We hebben hier een mer à boire aan vragen in het ziekenhuis, het zou doodzonde zijn om daar geen studenten op te zetten. De studenten worden er beter van, het ziekenhuis wordt er beter van en voor de begeleiders is het vaak ook heel inspirerend om talent te zien opbloeien.”
Artsen met volle agenda’s Hoe inspirerend jonge nieuwsgierigheid kan zijn, merkt Roodbol bij haar werk voor de weekendschool, een landelijk vrijwilligersinitiatief om kinderen van slecht presterende lagere scholen te stimuleren in hun ontwikkeling. Elke zondag komt er een clubje kinderen naar het Onderwijscentrum van het UMCG, om te leren over beroepen als piloot, dokter, brandweerman en advocaat. Van de lichting die dit jaar ‘afstudeert’ aan de weekendschool, gaan maar liefst vijf leerlingen naar het gymnasium, vertelt Roodbol trots. En dat motiveert. Ook artsen met akelig volle agenda’s komen graag op zondag naar het ziekenhuis om vrijwillig les te geven en een stortvloed aan onbevangen vragen te beantwoorden, merkt Roodbol keer op keer. Molema valt haar bij. “Ik moet nog geregeld denken aan Henk Huisjes, oud-decaan van het Medische Faculteit. Toen ik net als KNAW-fellow aan de faculteit werkte, vertelde ik hem dat ik als dokter mensenlevens wilde redden. ‘Ingrid,’ zei hij, ‘als jij met jouw enthousiasme zorgt dat anderen dokter worden, dan hebben jouw twee handen veel meer gedaan.’” Ze lacht. “En zo denk ik er inmiddels zelf ook over.” Ralph Aarnout
15
De Rijksuniversiteit Groningen heeft als enige universiteit in Nederland een tenure track, dat getalenteerde onderzoekers de kans geeft om in vijf jaar door te stromen naar het hoogleraarschap.
Profs
Tenure track voor getalenteerde onderzoekers
Om als universiteit bij de top te horen moet je talent binden en boeien. Groningen is daar zeer actief en succesvol in. Persoonlijke onderzoekssubsidies zoals
Fotografie: Antoinette Borchert
een VENI, VIDI of Rubicon van het NWO, een ERC van de EU of een Rosalind Franklin Fellowship van de RUG bieden de mogelijkheid om in de tenure track te komen. Wie alle beoordelingsrondes met glans doorstaat, wordt hoogleraar.
16
“We willen ons kader van getalenteerde onderzoekers vergroten. Tegelijkertijd willen we meer vrouwelijke hoogleraren en we realiseren ons dat dit een extra inspanning vergt. Dit doen we onder andere met het Rosalind Franklin Fellowship (RFF), een specifieke grant voor talentvolle vrouwen. Het UMCG heeft nu negen RFF’ers”, aldus Folkert Kuipers, decaan Medische Wetenschappen en hoogleraar Kindergeneeskunde. De tenure track is voor het UMCG een sluitstuk in het scouten en tot bloei brengen van toptalent. Dat begint tijdens de studie met de Junior Scientific Masterclass en het MD/PhD-traject, de topmasters Medical Pharmaceutical Drug Innovation, Behavioral Cognitive Neurosciences en Clinical and Psychosocial Epidemiology. Voor net-gepromoveerden zijn er het Mandema-stipendium en de pre-tenure track. Met die pre-tenure track kan men, net zoals met de Rubicon van het NWO en subsidies van een aantal collectebusfondsen, een tijdje naar het buitenland. “Het is essentieel dat je in het buitenland je horizon verbreedt, dat je je in een ander lab kunt waarmaken en boven het maaiveld uitkomt. Je kunt ook gewoon solliciteren maar met een subsidie ben je eigen baas. En dat is aantrekkelijk voor talent.”
Gevestigde hoogleraren geven feedback om aanvragen en presentaties sterker te maken. “We faciliteren, we pamperen niet”, zegt Kuipers. “Een tenure track is een competitief systeem met duidelijke eisen waar je in elke fase aan moet voldoen op het gebied van publicaties, de ontwikkeling van je onderzoeksgroep en onderzoekslijn. Voldoe je niet, dan is het exit.”
Tenure trackers kunnen rekenen op prima faciliteiten: een goede onderzoeksgroep en meestal een of meer bursalen. Ze krijgen de kans een eigen onderzoekslijn op te zetten en hebben veel minder taken op het gebied van onderwijs en patiëntenzorg. Voor het schrijven van onderzoeksvoorstellen en nieuwe subsidieaanvragen is er ondersteuning van het bureau Onderzoek.
Helma Erkelens
Het beleid is erop gericht dat wie het verdient, hoogleraar moet kunnen worden. Een andere situatie dan toen Kuipers zelf high potential was. Kuipers kreeg na zijn promotie in de jaren tachtig een KNAW-fellowship, waarmee hij zijn onderzoek in het lab van Kindergeneeskunde verbreedde van de verstoring van de galfunctie naar de metabole paden van cholesterol. Daarna volgde een established investigator-positie van de Hartstichting. “Dat ik tien jaar mijn eigen onderzoekslijn kon uitzetten, was voor mijn ontwikkeling essentieel. In 1998 kreeg ik pas mijn eerste ‘vaste baan’, ik was toen veertig, en in 2000 werd ik hoogleraar en hoofd van het lab. Ik weet wat het is om goede mensen om me heen te hebben en te werken in een stimulerende omgeving. Toen was het mede een kwestie van geluk hebben. Nu is dat beleid.”
Augustus 2009, nr 2
Barbara van Leeuwen (37),
chirurg: “Het Rosalind Franklin Fellowship is een enorme stimulans”
Hoogleraar worden stond aanvankelijk voorop, toen Van Leeuwen werd voorgedragen voor de tenure track. “Dat wil ik nog steeds, maar ik vind het nu belangrijker dat mijn onderzoek goed van de grond komt”, zegt ze. Van Leeuwen gaat een instrument ontwikkelen waarmee chirurgen en anesthesisten vooraf kunnen vaststellen welke ouderen kans hebben op postoperatieve complicaties, zoals cognitieve achteruitgang. “De vraag die je vaak krijgt is: dokter kom ik dement uit de narcose? Die vraag leeft heel sterk bij ouderen en het is maar de vraag of dit honderd procent een fabeltje is. Iedereen kent wel iemand die na een ziekenhuisopname nooit meer de oude is geworden. Dat betreft vooral het cognitieve functioneren. Mensen kunnen labieler en emotioneler worden, het geheugen is achteruit gegaan, men is onhandiger geworden en kan minder goed voor zichzelf zorgen. Dat is mogelijk geen dementie, maar heeft wel alles met de cognitie te maken. Wat gebeurt er met de cognitie van ouderen na een ingreep? Daar gaat mijn onderzoek over. Ik Talent
ga op celniveau kijken maar ook oudere patiënten een jaar volgen na hun operatie.” Over het Rosalind Franklin Fellowship, dat ze heeft gekregen voor dit onderzoek, is Van Leeuwen ambivalent. “Tijdens mijn studie en opleiding zijn man-vrouw verschillen nooit aan de orde geweest. Ergens is het vreemd dat er voor vrouwen dan toch iets speciaals geregeld moet worden. Tegelijk ben ik heel blij met deze grant. Op de afdeling Chirurgie was er geen formatieruimte voor een chirurg met mijn interesse. Dit fellowship betekent een enorme stimulans en je krijgt er een grote vrijheid mee. Ik kan nu zeggen: ik doe onderzoek, dus vandaag even geen klinische taken. Op papier is dit goed afgebakend maar het blijft natuurlijk passen en meten. Ik zal nooit tegen een patiënt van mij zeggen dat ik niet kom, omdat het toevallig mijn onderzoeksdag is. Patiënten zijn mijn belangrijkste motivatie.” (HE)
17
Peter Heeringa (41),
adjunct hoogleraar bij Pathologie en Medische Biologie: “Je moet perspectief hebben”
“Ik had een aanstelling elders toen ik mijn VIDI kreeg en zat net in een hoop gedoe over doorstromen naar een hoger niveau. Dat werd tegengehouden omdat men vond dat ik niet voldoende onderwijs had gegeven. Maar een VIDI is een persoonlijke subsidie en ik kon gaan en staan waar ik wilde. Ik werd al snel enthousiast over het UMCG. Mijn onderzoek paste hier goed én Groningen had een tenure tracksysteem. Dat geeft je een helder perspectief op je toekomst. Hoogleraar worden is echt niet mijn hoogste doel in het leven. Goed onderzoek doen en goed presteren, plezier in mijn werk te hebben, daar ligt mijn hart. Maar het is ook belangrijk om waardering te krijgen, bijvoorbeeld in de vorm van een hoogleraarschap.”
Astrid Koops, 36 jaar Is: verpleegkundig specialist in opleiding Ambitie: “mezelf blijven ontwikkelen” en promoveren
contact met nefrologen over nieuwe behandelmogelijkheden op basis van vindingen waar ik bij betrokken ben. In een model dat ik mede heb ontwikkeld, vonden we dat een bepaalde component van het immuunsysteem belangrijk was bij het ontstaan van een acute nierontsteking, terwijl we in de patiëntenzorg dachten dat die geen factor van betekenis was. Nu zijn we via dat model aan het kijken of we deze factor kunnen blokkeren, bijvoorbeeld door een biological. Dit is een geneesmiddel op basis van natuurlijke eiwitten in plaats van chemische stoffen. Een biological kan bijvoorbeeld bestaan uit een antilichaam dat gericht is tegen een component van het afweersysteem, waardoor je het ziekteproces kan beïnvloeden.” Geeft hij nu geen onderwijs meer? “Jawel en met groot plezier. Het gaat er om dat je je kennis kunt overdragen en anderen helpt ontwikkelen. Ik steek liever veel tijd in het coachen van één getalenteerde masterstudent dan dat ik college geef aan een zaal met honderd man.” (HE)
t n e l a Zorgt
Mogelijkheden grijpen ”Astrid Koops is een zeer gedreven verpleegkundige. Zij heeft hart voor patiënten. Die komen bij haar echt op de eerste plaats. Toch is zij altijd bezig om haar eigen grenzen te verleggen. Ze wil steeds verder kijken, verder leren, de zorg voor de patiënten verbeteren. Dat doet ze niet voor zichzelf”, zegt Tiny Jaarsma, onderzoeksleider Zorg & Cardiologie. “Ze is altijd bezig met de vraag: hoe kan ik die patiënt met hartfalen weer op de rails krijgen? En
naar researchverpleegkundige en raakte betrokken bij het onderzoek naar hartfalen. “Ik loop altijd warm voor innovatieve ontwikkelingen,” licht zij toe. “Op het gebied van hulpmiddelen bijvoorbeeld, zoals computers en medische apparatuur, maar vooral zorginhoudelijke ontwikkelingen. Zo stond ik mede aan de wieg van de Hartfalenpoli. Daar zijn we begonnen met voorlichting en begeleiding van patiënten. Uiteraard hebben we daar ook protocollen voor opgesteld. Dat was belangrijk om mijn eigen functie te vestigen, én het maakt duidelijk wat we als afdeling te bieden hadden. Inmiddels werken er op de Hartfalenpoli meerdere verpleegkundigen, hebben we een spreekuur opgezet, doen we lichamelijk onderzoek en optimaliseren we medicatie onder supervisie van de cardioloog.”
de patiënten zelf zijn steevast laaiend enthousiast over haar.” Heeringa doet onderzoek naar acute nierontstekingen, met name veroorzaakt door auto-immuniteit. “Het leuke van een UMC is dat de kliniek altijd dichtbij is. Ik heb hier veel
Vijftien maanden na zijn promotie op dynamische software voor life sciences kreeg Swertz een Rubicon van NWO. Met deze reisbeurs kan Swertz zijn onderzoek ontwikkelen: softwareinfrastructuur om grootschalige data-analyses mogelijk te maken. Daar is veel behoefte aan. “Voor excellent onderzoek zijn steeds meer gegevens nodig. Neem de sequencer van het UMCG, de genenkraker. Per meting komen daar terabytes aan data uit en die passen echt niet op een simpele computer. Of neem LifeLines, de biobank waarin allerlei gegevens worden verzameld over 165.000 mensen. Wil je conclusies kunnen trekken dan moet je diverse data over mens en model kunnen integreren. Het gaat niet alleen om het opslaan van al die data, maar ook hoe je er informatie uit kunt halen en grootschalige berekeningen mee 18
Swertz reist de hele wereld af maar werkt voornamelijk vanuit Engeland en Nederland, waar hij specialisten op zijn vakgebied treft. “De technologie in de lifesciences ontwikkelt zich razendsnel. Ieder lab is bezig het wiel uit te vinden om die gigantische hoeveelheid data hanteerbaar te maken. Maar je wilt niet al die losse wielen, je wilt een trein. Geaccepteerde methoden om al die data te combineren, te bewerken, te groeperen etcetera. Dat betekent veel samenwerken op nationaal en internationaal niveau, bijvoorbeeld door bewezen methoden te bundelen in het ‘open source’ project MOLGENIS.”
mogelijk maakt. Bij het kenmerk ‘lengte’ van elke LifeLines-deelnemers praat je over 165.000 datapunten. Op moleculair niveau gaat het per deelnemer al snel over 2,5 miljoen! Je hebt slimme software nodig deze enorme hoeveelheden data te hanteren.”
Fotografie: Antoinette Borchert
Morris Swertz (33), onderzoeker Bioinformatica bij Genetica, bij het Groningen Bioinformatics Centre en het European Bioinformatics Institute in Cambridge (UK): “Als tenure tracker kan je jezelf vermenigvuldigen”
Toen Koops op het thoraxcentrum haar eerste ervaring als verpleegkundige had opgedaan, aanvaardde zij als een van de eersten de nieuwe functie regieverpleegkundige. Ze groeide door
Omdat Koops haar klinische blik graag verder wil uitbreiden, volgt zij sinds 2008 de opleiding voor verpleegkundig specialist (voorheen nurse practitioner). “Ik wilde zelfstandiger kunnen handelen,” legt zij uit. “Ik vond het vervelend dat ik regelmatig een arts moest roepen voor bepaalde handelingen en conclusies. Op zich is dat niet verkeerd, maar het is efficiënter om eenvoudige onderzoeken zelf te doen en medicatie aan te passen.” “Het leuke is dat ik nu een klinische blik leer ontwikkelen. Ik pretendeer zeker niet alle cardiologische kennis in huis te hebben maar binnen mijn functie als verpleegkundige voel ik me gespecialiseerd. Ik leer kijken naar ziektebeelden, de samenhang daartussen zien, lichamelijk onderzoek doen… Dat komt naast het verpleegkundige oog voor de leefomstandigheden, sociale steun en therapietrouw. Op deze manier kan ik als verpleegkundige iets extra’s bijdragen voor de patiënt.” Ook in de toekomst ziet Astrid mogelijkheden om haar rol als verpleegkundig specialist gestalte te geven: “Ik kan me voorstellen dat ik als verpleegkundig specialist straks op diverse plekken aan de slag kan. Maar ik ben ook bezig met een onderzoek naar slaap-apneu bij hartfalenpatiënten. Misschien promoveer ik daar nog wel eens op.”
“Als tenure tracker van het UMCG sta ik nog maar aan het begin. Ik ben nu mijn groep aan het vormen. Bij Genetica zitten tenure trackers die al wat verder in het traject zitten. Van hen leer ik hoe je zo’n puzzel compleet kunt maken. Je moet niet alleen mensen vinden en financieren maar ook bij elkaar houden en laten groeien. In feite moet zorgen dat je jezelf vermenigvuldigt.” (HE)
Maarten Bunt
Augustus 2009, nr 2
Talent
19
S I EC K M E E S T E R S & C H I R U R G I J N E N
Talent, met talent voor talent In 1913, vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, kwam de 19-jarige student Robert Brinkman te werken op het Fysiologisch Laboratorium, Bloemsingel 1. Dit lab, dat enige jaren tevoren was gereedgekomen, huisvestte op dat moment een groot internationaal congres voor fysiologen. In een van de muren van dit lab is een mooi tegelplateau gemetseld dat nog steeds aan die gebeurtenis herinnert. Brinkman bleef tot zijn emeritaat in 1965 een onbevangen wetenschapper die proefballonnetjes opliet en nieuwe wegen verkende. Hij had een talent voor ideeën, een talent voor fundamenteel onderzoek en een talent voor wie dat kon uitvoeren. Hij was creatief in het ontwerpen van apparatuur en het verzinnen van mooie passende namen hiervoor. Maar hij was bovenal talentvol in het herkennen en vinden van praktische toepassingen.
Leven als avontuur Brinkman kwam als jongeling in het toen ultramoderne lab van de beroemde fysioloog Hartog Jager Hamburger. Deze hoogleraar richtte zijn onderzoek vooral op de chemische kant van de fysiologie en student Brinkman werd in dezelfde richting aan het werk gezet. Kennelijk was dit een stimulerend onderzoeksklimaat want negen jaar later promoveerde hij op een chemisch-fysiologisch onderwerp. De jonge fysioloog kreeg een bijzondere wijze van wetenschappelijk onderzoek mee van Hamburger en andere medewerkers in het lab zoals de latere Nobelprijswinnaar Albert Szent Györgyi. Brinkman omschreef dat zelf aldus: “Nu besef ik goed, hoe
20
mijn soort werken op een laboratorium niet dat was van een bekwame en ijverig vakman, maar van een impulsieve amateur, die niet gehinderd werd door al te veel zakelijk weten. En, eerlijk gezegd, ik heb daarvan geen spijt, want deze instelling maakte een groot deel van mijn leven tot een avontuur, waarbij ik elke morgen weer naar het laboratorium fietste, vol spanning wat de dag zou brengen.” Brinkman hield die onbevangenheid vol tot zijn emeritaat. Hij kende overigens wel zijn beperkingen. Tijdens zijn hoogleraarschap zette hij allerlei nieuwe onderzoeksrichtingen in gang, zonder zich erg om de precieze uitvoering te bekommeren. Daar zocht hij de juiste medewerkers voor die deze noodzakelijke precisie veel beter konden etaleren.
Van lab naar kliniek Brinkmans onderzoeksresultaten beantwoordden fundamenteel fysiologische vragen, maar dat vond hij niet genoeg. Want hoe konden die resultaten hun weg vinden naar de kliniek? In de periode rond de Tweede Wereldoorlog en daarna richtte hij zich op die praktijk. Daarom vond hij het ook zo belangrijk dat een fysioloog ook als arts moest afstuderen. Brinkman zocht ook op andere terreinen verbinding tussen onderzoek en kliniek. In de jaren 1950 organiseerde hij samen met onder andere professor Eerland van Chirurgie een zestal thoraxcursussen. Van heinde en ver kwamen artsen en onderzoekers naar Groningen om gedurende enige dagen volledig op de hoogte gebracht te worden van onderzoek en behandeling van ziekten aan hart
Augustus 2009, nr 2
en longen. Bezoeken aan de laboratoria en zelfs het uitvoeren van operaties vormden onderdeel van het lesprogramma. De thoraxcursussen hebben voor veel bekendheid gezorgd van de Groninger universiteit en het ziekenhuis.
Namen Gedurende zijn hoogleraarschap ontwikkelde Brinkmans laboratorium een aantal bijzondere apparaten die hun weg vonden naar de kliniek. Allereerst vond Brinkman een toestel uit dat de binding van zuurstof aan rode bloedlichaampjes kon meten, de ‘hemoreflector’ (de naam is gebaseerd op de methode van werking, zie de achterpagina van dit blad). Later ontwikkelde hij een apparaat dat de zuurstofverzadiging bij een patiënt direct kon meten, de ‘cycloop’. Hij baseerde de naam van zijn uitvinding, die werkte met een grote sensor op het voorhoofd van de patiënt, op de mythologische figuur van de eenogige reus uit de Odyssee. Want ook daar schiep de hoogleraar veel genoegen in: het bedenken van namen voor de nieuwe apparatuur. Brinkman en zijn medewerkers hebben ook een grote rol gespeeld bij de ontwikkeling van de hart-longmachine in Groningen, die uiteindelijk werd gebaseerd op een ontwerp van twee Amerikanen. Dat toestel noemde Brinkman de ‘cirrestor’ (een afkorting van de samenvoeging circulatie en respiratie).
gereed gemaakt voor LifeLines, de onderzoeksfaciliteit en het cohortonderzoek dat op termijn 165.000 inwoners van NoordNederland volgt. LifeLines speelt een belangrijke rol in het speerpunt Healthy Ageing van het UMCG. Het onderzoek moet inzicht geven in waarom de een gezond oud wordt en de ander al op jonge leeftijd een of meer chronische ziekten ontwikkelt. De vroegere biotoop van Brinkman wordt verbouwd tot stateof-the art laboratoria, stafkamers en ruimten waar materiaal van deelnemers uit de stad Groningen wordt afgenomen. En daarmee is de cirkel rond. Het lab, waarin ooit fundamenteel onderzoek gekoppeld werd aan een klinische toepassing, is nu een instituut waar een ‘klinisch’ verschijnsel als ouderdom tot op de bodem gaat worden uitgezocht. Brinkman zou het geweldig hebben gevonden. Rolf ter Sluis
Nieuwe bestemming Het lab was Brinkmans natuurlijke omgeving. Hij bracht er bijna zijn hele werkzame leven door. Na jaren als faculteitsgebouw en kantoor te hebben gediend wordt Bloemsingel 1 deze zomer Talent
21
UMCG’ers die weinig of geen diploma’s hebben maar wel een schat aan werkervaring, kunnen met het EVC-traject versneld een MBO-diploma halen. Een stimulans voor medewerkers en goed voor het ziekenhuis.
Competent
Ervaring is een diploma waard
Dat de deelnemers het op prijs zouden stellen, hadden ze wel verwacht bij het Wenckebach Instituut. Maar
dat het zo’n doorslaand succes zou worden, daar hadden ze geen rekening mee gehouden. Sinds 2004 kunnen Fotografie: Jeroen van Kooten
UMCG-medewerkers met weinig of geen diploma’s de kennis en ervaring verzilveren die ze tijdens hun werk en in hun privéleven hebben opgedaan en er een diploma of certificaten mee verdienen. Al meer dan vijfenzeventig medewerkers namen deel aan dit traject ‘Erkenning van Verworven Competenties’ (EVC).
Door niet alleen werkervaring in kaart te brengen maar ook een periode één dag per week naar school te gaan, wist een groot aantal van hen een diploma op MBO-niveau te halen. EVC-projectleider Jan Boonstra van het Wenckebach Instituut: “Voor hoger opgeleiden zijn er in het UMCG volop bij- en nascholingsmogelijkheden, maar voor medewerkers in de lagere functies waren die er nauwelijks. Daar wilden we iets aan doen.”
Voor de voetbalvereniging Ook wie thuis, in zijn studeerkamer, naast zijn goed gevulde boekenkast een rij ingelijste diploma’s aan de muur heeft hangen, zal het erkennen: boekenwijsheid heeft zijn waarde, maar in praktijk leer je misschien nog wel het meest. Maar hoeveel kennis je ook opdoet tijdens je werk, je krijgt er geen diploma
voor. Meestal niet, tenminste. Wie zich in het UMCG aanmeldt voor een EVC-traject, kan samen met een docent van het ROC Alfacollege in een ‘portfoliogesprek’ in kaart brengen hoe waardevol zijn werkervaring is, en wat voor diploma daarmee te halen zou zijn. Ook ervaring naast het werk, voor een oudercommissie of bij een voetbalvereniging bijvoorbeeld, kan meetellen. En wanneer er geen papieren bewijzen zijn, kan een collega of leidinggevende een vragenlijst invullen, waaruit de waarde van de werkervaring blijkt – een 360 graden feedback, in EVCterminologie. “In het begin is zo’n traject wel een beetje een papierwinkel,” meent Boonstra. “Maar uiteindelijk haal je wel héél snel een diploma, en boek je er dus grote tijdwinst mee.” In eerste plaats was het EVC-traject bedoeld als een blijk van
Al ruim een jaar hebben Janneke de Groot en Immy Pater het diploma Zorgassistent op zak. Eerst werkten ze als afdelings- en voedingsassistent, nu hebben ze ook taken in de verzorging. Dat ze veel meer contact hebben met de patiënten, maakt het werk stukken leuker. Pater: “Op de afdeling moesten ze wel even aan het idee wennen, dat wij nu ook in de zorg zouden helpen. Maar ondertussen zijn ze er hartstikke blij mee, want we nemen de verpleging heel wat werk uit handen.” De opleiding was pittig. Maar doordat ze in hun werk al veel hadden geleerd, konden ze in maar zestien weken een opleiding doorlopen waar normaal gesproken twee jaar voor staat. Pater: “We zijn supertrots! Maar uitvliegen doen we niet, hoor. We blijven op de kraamafdeling, want het is hier veel te gezellig.” (RA)
Toen zijn leidinggevende hem vroeg of hij een EVC-traject wilde doen, werd logistiek medewerker Henk Trox direct nieuwsgierig. Hij bracht in kaart welke opleidingen en cursussen hij had gevolgd (ondermeer MAVO, MEAO en anderhalf jaar HBO) en welke competenties hij door zijn werk en in zijn privéleven had opgedaan. Uit het portfolio dat hij samenstelde, bleek dat hij het diploma Facilitair Medewerker niveau 2 én drie deelcertificaten van niveau 4 kon krijgen, zonder daarvoor nog naar school te hoeven. Trox: “Ik vond het leuk: door het EVC-traject ga je in je verleden snuffelen en ga je de rode lijn in je carrière zien.” Als hij nog een paar deelcertificaten haalt, kan hij versneld de opleiding HBO Facility Management doorlopen, verwacht Trox. “Ik vind mijn werk heel leuk, maar ik denk ook na over de toekomst. Ga ik nog dertig jaar karren door het ziekenhuis slepen? Het EVC motiveert je wel om verder te denken.” 22
erkenning en waardering voor het werk van medewerkers van onder meer de Facilitaire Dienst en de afdelings- en voedingsassistenten. Maar het bleek allerlei positieve neveneffecten te hebben. Op afdelingen waar veel medewerkers aan het traject deelnamen, daalde het ziekteverzuim: mensen kregen weer meer plezier in hun werk. Door de behaalde diploma’s wordt een aanzienlijk aantal UMCG’ers bovendien breder inzetbaar. Afdelings- en voedingsassistenten kunnen nu ook taken in de verzorging op zich nemen, bijvoorbeeld. Daardoor wordt hun werk gevarieerder, wordt de verpleging ontlast en krijgen leidinggevenden meer ruimte bij het opstellen van hun weekplanningen: als meer medewerkers op drukke momenten kunnen bijspringen in bijvoorbeeld patiëntenvervoer en -verzorging, kan de hele afdeling meer tijd nemen voor de kwaliteit van zorg.
Triakel
Augustus 2009, nr 2
Talent
Talenten benutten Leidinggevenden waren van begin af aan enthousiast over het traject en wilden graag tijd en geld vrijmaken om medewerkers weer naar school te laten gaan, vertelt Jan Boonstra. “En nu ze zien wat het allemaal oplevert, worden ze alleen nog maar enthousiaster. Want ga maar na: normaal gesproken duurt een MBO-opleiding tot Helpende zorg/welzijn twee jaar. Binnen dit traject kunnen afdelings- en voedingsassistenten de opleiding binnen maximaal een jaar afronden, waarbij ze maar een dag per week naar school hoeven. Zo heb je als afdeling heel snel een gedegen opgeleide kracht in huis, die het ziekenhuis goed kent.” Ook buiten het UMCG is grote belangstelling voor deze aanpak. “Binnen de andere universitaire centra wordt al langer geëxperimenteerd met dit soort opleidingstrajecten”, vertelt Jan Boonstra. “Maar de landelijk erkende diploma’s die mensen nu kunnen verdienen, zijn veel meer in trek dan de interne certificaten die de ziekenhuizen eerder verstrekten. Daar kon je op de arbeidsmarkt immers ook nauwelijks iets mee.” Inmiddels vindt het EVC-traject navolging in alle UMC’s in Nederland, gesubsidieerd door SoFoKLes (een sociaal fonds voor de kennissector) en laten ook zorginstellingen in de regio zich door het succes inspireren, vertelt Boonstra trots. En er komen ook steeds meer mogelijkheden voor medewerkers met een MBOopleiding om versneld een HBO-diploma te halen. Want één ding heeft het EVC-traject duidelijk gemaakt: je kunt je talenten pas écht benutten als je ze in kaart brengt – en laat waarderen. Ralph Aarnout
23
Dyonne Hartong, 31 jaar Is: arts-assistent oogheelkunde Ambitie: arts-onderzoeker op een oogheelkundig genetische poli
Gerda Zeeman, 42 jaar Is: perinatoloog Ambitie: kennis verwerven over de rol van de hersenen bij pre-eclampsie (zwangerschapsvergiftiging) en er alles aan doen om die kennis uit te dragen, niet alleen naar professionals, maar ook naar zwangere vrouwen.
rs e t k o D ent tal
Nuchter en bevlogen Hoogzwanger van haar tweede kind verdedigde ze op 17 juni
Water en pokon Een stagebegeleider van de Vrije Universiteit, bij wie ze on-
gezond. Blijkbaar is het enzym voor de rest van het lichaam veel minder belangrijk dan gedacht.”
haar proefschrift over de erfelijke oogziekte retinitis pigmen-
vooral begaan met patiënten die bang zijn om blind te worden. “Ik neem graag de tijd voor patiënten zodat ik ze goed kan uitleggen wat ze te wachten staat.” Al tijdens haar studie was Dyonne Hartong gefascineerd door de oogheelkunde. “Het is mooi dat je in dit vak alles kunt visualiseren. Je kijkt in het oog en je kunt je een beeld vormen en een diagnose stellen. Daarnaast ben ik geïnteresseerd in de werking van het netvlies.” Tijdens haar studie liep Hartong stage bij een laboratorium voor oogheelkunde in Zweden, waar ze netvliezen leerde kweken. Als promovenda werkte ze in Boston bij de Massachussetts Eye and Ear Infirmary van de Harvard Medical School. Ze heeft artikelen op haar naam staan in prestigieuze medische tijdschriften als The Lancet en Nature Genetics. De stimuleringsprijs die ze kreeg van de patiëntenvereniging Retina Nederland gebruikte ze om haar promotieonderzoek goed af te ronden. Haar promotieonderzoek gaat over de zeldzame erfelijke oogziekte retinitis pigmentosa, die maar bij 4000 mensen in Nederland voorkomt. Hartong: “Patiënten worden vaak eerst nachtblind, krijgen daarna last van een beperkt gezichtsvermogen en worden uiteindelijk meestal blind. Artsen gebruiken een van mijn artikelen vaak om patiënten uitleg te geven over de ziekte en de verschillende genmutaties. Mijn promotieonderzoek was vrij breed van opzet: het beschrijft het hele spectrum van de ziekte, de studie naar genetische oorzaken en een discussie over mogelijk toekomstige therapeutische opties. Daarnaast heb ik een praktisch onderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat deze patiënten baat hebben bij een nachtzichtbril.” Haar resultaten mogen er zijn: ze vond een gen dat verantwoordelijk is voor deze ziekte. Het enzym ‘isocitraat dehydrogenase’ dat door het gendefect verstoord is, is het enzym dat volgens de gangbare wetenschappelijke tekstboeken een essentiële rol speelt in de zogenaamde citroenzuurcyclus, de belangrijkste energiebron voor alle lichaamscellen. “Dit enzym lijkt cruciaal voor de functie van het netvlies, maar de patiënten zijn verder 24
druk), adviseerde haar een keuze-coschap te doen in Memphis. Gerda Zeeman bleef negen jaar in de VS. Talent bloeit op in een motiverende omgeving, zo ondervond zij.
s r e t k Do ent tal
Marjan Brouwers
Fotografie: Antoinette Borchert
is nuchter en bevlogen. Best trots op haar publicaties, maar
derzoek deed naar zwangerschapshypertensie (hogebloedOndanks haar successen op onderzoeksgebied zou ze de patiëntenzorg niet willen missen. “De kennis die je vergaart tijdens je onderzoek kun je in de kliniek toepassen en patiënten geven je aanknopingspunten voor verder onderzoek. Ik vind het vooral belangrijk om de tijd te nemen voor patiënten, zodat ik goed kan uitleggen wat er aan de hand is. Daarom werk ik het liefst in een UMC. Tegelijkertijd wil ik mijn onderzoek graag voortzetten. Op dit moment bestaat er nog geen curatieve therapie voor retinitis pigmentosa, maar gentherapie is een van de mogelijkheden in de toekomst. Ik zou graag deel uit willen maken van een oogheelkundige genetische poli en nieuwe therapeutische mogelijkheden onderzoeken voor deze lastig te behandelen patiëntengroep.”
“Niet ‘ja, maar’, maar “ja, doen!”. Die cultuur sprak me daar aan. Ik deed nog een tweede keuze-coschap in Houston en wilde me in de VS gaan specialiseren. Ik haalde het Amerikaanse arts-examen en met een research fellowship verhoogde ik mijn kansen op een opleidingsplaats gynaecologie. Mijn man, die tandarts is, was mee. Elke avond zaten we ieder aan ons bureautje te werken. Tijdens de opleiding tot gynaecoloog in Houston werkte ik wekelijks meer dan honderd uur. Ik kreeg in die tijd ook ons eerste kind met slechts drie weken verlof. Een enthousiasmerende en
Fotografie: Antoinette Borchert
tosa. Met succes: ze promoveerde cum laude. Dyonne Hartong
motiverende omgeving maakt dat je zoiets kúnt. Vervolgens specialiseerde ik mij tot perinatoloog, waarbij je zorg verleent aan moeder en ongeboren kind tijdens hoogrisicozwangerschappen. In het Parkland Memorial Hospital in Dallas zagen we veel ernstig zieke zwangeren. Wij fellows kregen veel verantwoordelijkheid. Genoeg om jezelf uit te dagen, maar niet zoveel dat je het niet aankon. We werkten strak geprotocolleerd en als je dacht dat het anders moest, volgde uitleg en discussie. De sfeer was die van een warme deken. Ik voelde me als een bloem die steeds een beetje water en pokon kreeg en helemaal open ging.
Talent
In 2002 zijn we teruggekeerd naar Nederland. Ik werkte een jaar in Zwolle, maar miste er mijn research en de discussie: waarom doen we dit, kan het ook anders? Toen was er in het UMCG een plek voor mij als perinatoloog, mét de mogelijkheid om onderzoek te doen bij het NeuroImaging Center. Vorig jaar heb ik een klinisch fellowship gekregen van ZonMw, een prestigieuze beurs waarmee ik mijn eigen onderzoekslijn kan opzetten. Ik onderzoek waarom de hersenvaten van vrouwen met zwangerschapshypertensie vocht lekken, wat toevallen – eclampsie – kan veroorzaken. Ik wil ook weten wat de gevolgen van eclampsie zijn. We hebben inmiddels ontdekt dat een kwart van de zwangeren met eclampsie herseninfarcten heeft doorgemaakt. Daarover heb ik een hoofdstuk mogen schrijven in de net verschenen derde editie van Chesley’s “Hypertensive Disorders in Pregnancy”, een standaardwerk. Daar ben ik trots op. Voor de uitvoering van mijn onderzoek pik ik jonge talenten onder meer uit het MD/PhD-programma van het UMCG. Oprechte interesse, goede schrijfvaardigheid en zichzelf steeds willen verbeteren... daaraan herken ik talent. Deze meiden - het zijn allemaal meiden! – moeten van mij een tijd naar Amerika om de ‘can do’-mentaliteit op te doen en op te bloeien. Als ze terugkomen, spreken ze goed Engels, hebben ze hun horizon verbreed en laten ze zich niet intimideren door het academische wereldje. Dat werkt: deze meiden winnen op internationale congressen geregeld prijzen.” Angela Rijnen
25
Het UMCG wil meer vrouwen op hogere functies en neemt de komende jaren concrete maatregelen om dit te bereiken. Het UMCG heeft het Charter Talent naar de Top getekend, participeert in het RUG-mentoring programma en bezint zich op nieuwe initiatieven.
Mentor-mentee project kweekt gender-awareness Meer vrouwen op senior posities in 2011. “Dit is niet het enige waar het om gaat, maar wel het enige wat we echt kunnen meten”, aldus directeur Personeel & Organisatie Laura de Jong. “We willen in onze organisatie bij mannen en vrouwen werken aan bewustwording hoe specifiek mannelijke en vrouwelijke eigenschappen kunnen helpen of belemmeren in je carrière en we zetten stappen om vrouwelijk talent een extra zetje te geven. Bijvoorbeeld met het mentor-mentee programma.”
Naar de top Het afgelopen jaar hadden 14 vrouwelijke UMCG-medici en onderzoekers een mentor op vrijwillige basis. Het programma is inmiddels afgerond en geëvalueerd, maar sommige mentormentees gaan nog even door. “De mentees hebben er duidelijk wat aan gehad, maar zij niet alleen”, concludeert De Jong. “Ook de mentoren geven aan dat de gesprekken henzelf aan het denken hebben gezet. Het heeft met name de mannelijke mentoren duidelijk gemaakt waar vrouwen mee worstelen en op welke punten ze in de organisatie vastlopen. Met die kennis kunnen zij op hun eigen afdeling werken aan het verder stimuleren van (vrouwelijk) talent. Zeventig procent van het aantal geneeskundestudenten is vrouw. Dan zou het met die doorstroming naar de top toch vanzelf goed moeten komen, zou je zeggen. De Jong denkt van niet. “Tien jaar geleden was zestig procent vrouw en dat zie je niet terug in het percentage vrouwen in hogere functies van vandaag. Je zult iets extra’s moeten doen. Het is aangetoond dat vrouwen meer aarzeling hebben om zichzelf aan te bieden en op de voorgrond te treden. Als je als organisatie niets doet met dat gegeven en vrouwen niet nadrukkelijk uitnodigt, dan stromen ze niet voldoende door.”
Dames om rekening mee te houden De meeste onderzoekers hebben informeel wel iemand met wie ze kunnen sparren en bij wie ze te rade gaan, maar reumatoloog Liesbeth Brouwer en Ody Sibon, adjunct hoogleraar Celbiologie vinden dat eigenlijk iedere onderzoeker met ambities een formele mentor zou moeten krijgen. Zelf hebben ze gebruik gemaakt 26
van het mentor-mentee programma en beiden hebben daar nu baat bij. Brouwer heeft geleerd strategische keuzes te maken, Sibon om beter om te gaan met de combinatie toponderzoek en zorgtaken in het gezin. “Voor iedereen is het moeilijk om je te handhaven in de wereld van de wetenschap, ook voor mannen. Je hebt continu te maken met tegenslagen, zoals artikelen die een slechte beoordeling krijgen en afwijzingen voor subsidies. Successen die echt tellen voor je status als wetenschapper, zijn er veel minder. En dat in combinatie met een gezin met jonge kinderen, wat je ook heel goed wilt doen, dat is best pittig. Ik dacht: het kan nooit kwaad om te horen hoe een succesvolle vrouwelijke hoogleraar mét kinderen dat doet”, vertelt Sibon. “Ik heb geleerd om ook van de kleine successen te genieten en niet alleen maar te gaan voor publicaties in de hoogste tijdschriften. Bij een afwijzing sta je met lege handen. Je kunt beter wat lager mikken, een naam opbouwen en dan komt die hoge publicatie uiteindelijk ook wel.” Het geheim van een goede combinatie werk en gezin zit ‘em in het feit dat vrouwen moeten zorgen dat er rekening met hen gehouden wordt. Geen schuldgevoelens en geen geschipper. “Dat je om half 6 de kinderen moet ophalen, moet je niet brengen als een tekortkoming maar als een feit waar de omgeving maar mee te leven heeft.”
Zichtbaar zijn “Een 60-urige werkweek in de kliniek en drie kleine kinderen, dat ging niet samen met toponderzoek doen”, zegt Brouwer. “Maar ik zag collega’s die als arts en onderzoeker mijn gelijken zijn wel doorstromen en dat stak. Ik vroeg me af: waarom zij wel en ik niet? Dat weet ik nu en ik ben een aantal zaken Augustus 2009, nr 2
Fotografie: Antoinette Borchert
anders gaan doen. Op verzoek van mijn voormalige hoogleraar was ik van onderzoeksonderwerp veranderd. Dat is strategisch niet handig, zei mijn mentor. Nu moet je weer vanaf nul een naam opbouwen. Zichtbaar worden en zichtbaar blijven, risico’s durven nemen, daar gaat het om. Ik ben teruggegaan naar mijn oude onderwerp vasculitis, ditmaal in relatie tot het verouderende immuunsysteem. Ik zit niet alleen meer op de inhoud, ik netwerk meer en werk meer samen. Ik kijk naar hoe ik het slimmer kan organiseren en waar subsidies te halen zijn.”
Binnenbochtjes nemen “Vrouwen doen de dingen goed maar mannen doen de goede dingen”, zegt chirurg Theo Wiggers, een van de mentoren. “Mannen zijn veel effectiever om er te komen. Ze opereren strategischer, netwerken, bluffen een beetje, nemen een binnenbochtje. Veel vrouwen werken keihard en hebben veel kwaliteit. Ze verwachten dat dit beloond wordt maar zo zit de wereld niet altijd in elkaar. Als je praat met vrouwen in coachinggesprekken kaart ik dat aan. Een ander element is de zorg voor de kinderen: als het er echt op aan komt, wie gaat er dan naar huis? Dat is de vrouw, bijna altijd. De man weet dat en laat het er op aankomen. Vrouwen die ambitieus zijn zullen wat van die mannelijke eigenschappen moeten overnemen, want dit is een door mannen gedomineerde maatschappij. Je kunt natuurlijk blijven volhouden dat jouw manier van werken zuiver is maar zo werkt het niet. Je moet net zo lean en mean worden als die mannen in een aantal opzichten. En je moet prioriteiten durven stellen. Als een beroep op vrouwen wordt gedaan, zeggen ze snel ja. Maar dat betekent nog meer op je bord en nog minder Talent
output op de dingen waar je op wordt afgerekend. Minder publicaties omdat je in de kliniek nog allerlei dingen doet, extra poli’s draait, gaten vult. Terwijl mannen op dat moment zeggen: ik ben er even niet. Die schrijven nog een artikeltje of een onderzoeksvoorstel en halen de buit binnen.” Niet alleen de vrouw en haar werkomgeving moeten veranderen. Om meer vrouwen aan de top te krijgen zal het NWO, dat het Nederlandse onderzoeksgeld verdeelt, meer rekening moeten houden met vrouwen. “De VENI’s, VIDI’s en VICI’s zijn gericht op de persoon, op een mannelijke carrièrelijn. Je wordt afgerekend op loopbaanonderbrekingen vanwege het krijgen van kinderen en zorgtaken”, zegt Brouwer. Dat komt in feite neer op talent afwijzen op oneigenlijke gronden. “Ik heb het NWO daarop aangesproken en gelijk gekregen. Hopelijk profiteert de generatie na mij van een nieuwe koers.” Helma Erkelens
Het mentor-mentee programma was een pilot, gericht op vrouwen in de wetenschap. Laura de Jong wil dit programma in de toekomst UMCG-breed gaan inzetten, voor meer beroepsgroepen.
27
Goed doceren, hoe doe je dat? Iedereen die in het UMCG onderwijs verzorgt, moet straks de BKOcursus volgen. Kernvraag: waarom is het nou zo belangrijk, wat jij je studenten te vertellen hebt?
Eruit halen wat erin zit
Voor de klas Het is een valkuil voor veel medici die over hun vak gaan doceren. Zelf is hoogleraar medisch onderwijs Ineke Molenaar er meerdere keren ingelopen: dat ze haar werk zó interessant en belangrijk vond, dat ze vergat zich af te vragen waarom. Molenaar: “Vraag studenten wat ze belangrijk vinden aan een docent, en ze zeggen: enthousiasme, bevlogenheid. Maar je kunt ook té enthousiast zijn, té veel op de inhoud zitten. En dan
Meer dan tutortraining Sinds begin jaren negentig, bij de invoering van het probleemgestuurd onderwijs, is er aan de Groningse medische faculteit al veel aandacht geweest voor docentprofessionalisering. Molenaar: “Deze BKO-cursus is intensiever dan de tutortrainingen die eerder veel gegeven werden. We willen docenten niet meer alleen klaarstomen voor één enkele rol, maar ze een betere theoretische basis geven. Alle cursisten maken nu een individueel plan, en worden individueel begeleid.” Door audio- en video-opnames te maken van eigen onderwijs, leren de cursisten te reflecteren op hun manier van doceren. Naast colleges over bijvoorbeeld toetsvormen en groepsdynamica, leveren de cursisten in intervisiebijeenkomsten commentaar op elkaars ideeën en methoden. Het is niet iets wat je er zomaar eventjes tussendoor doet, de BKO-cursus. Zeker drukbezette onderzoekers/clinici zullen moeten woekeren met hun tijd om hem te volgen. Schiet de cursus daarmee zijn doel niet voorbij? Molenaar meent van niet. “Het zijn de onderwijsenthousiastelingen die nu al meedoen aan de cursus. Maar we krijgen ook geregeld vragen van docenten die willen weten waarom ze nog niet worden opgeroepen voor de cursus. Dit is geen papiertje dat mensen bij hun zwemdiploma opbergen – men hecht er waarde aan. Voor veel docenten is dit een erkenning dat óók hun onderwijstaken belangrijk zijn.”
cursus. Molenaar: “Trucjes van anderen nadoen, helpt niet. Je moet jezelf blijven als je voor een groep staat. De cursus helpt je om in te zien waar je goed in bent als docent. Als je dat weet, doceer je met meer zelfvertrouwen en kom je dus ook enthousiaster over.” Dat de Nederlandse universiteiten hun docenten tot nu toe zomaar in het diepe lieten springen, waarbij een deel van de docenten boven kwam drijven en een deel verdronk, verbaast Molenaar hogelijk. “Het is heel akelig hoor, om slechte evaluaties te krijgen en bekaf en gefrustreerd thuis te komen. Zeker als je weet dat je ook ontspannen voor die groep had kunnen staan. Want als je een groep ‘hebt’, is doceren prachtig, en levert het je ontzettend veel energie op.” Ralph Aarnout
Jezelf blijven
komt je verhaal niet over. Een goede docent is enthousiast, maar kan zich ook in zijn publiek verplaatsen.
Een lijstje met tovertrucs wordt niet uitgereikt bij de BKO-
Fotografie: Jeroen van Kooten
Die weet waarom het voor de student belangrijk is, wat hij ze wil bijbrengen.”
Ineke Molenaar wil het niet onder stoelen of banken steken: er is geregeld stevige kritiek op de kwaliteit van het onderwijs aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Ze houdt nauwlettend in de gaten wat studenten en studentenvertegenwoordigers van het onderwijspeil vinden. Met het programma voor docentprofessionalisering vervult het UMCG een voortrekkersrol binnen de Groningse universiteit. Maar het kan en het moet beter, vindt Molenaar. “We gebruiken een plagiaatscanner om studenten op knip-en-plakwerk te betrappen. Maar jaar-in-jaar-uit dezelfde tentamenvragen gebruiken, moeten we dat wel goedvinden? Zéker in een academische instelling kan dat echt niet.”
Cardioloog dr. Rene Tio verzorgt al meer dan vijftien jaar onderwijs en is nu blokcoördinator in het derde jaar Geneeskunde. “De BKO maakt je bewust dat je ook op een andere manier kunt doceren dan je gewend bent”, aldus Tio. Hoewel de cursus hem flink wat tijd kost, vindt hij het heel nuttig. “Laatst kwam bijvoorbeeld ter sprake hoe belangrijk het is dat je de verwachtingen van een student in kaart brengt. Pas als dat duidelijk is, kun je iemand goed begeleiden. Zoiets weet je eigenlijk wel. Maar het is goed er eens bij stil te staan.”
Basiskwalificatie Onderwijs Goed onderwijzen, hoe doe je dat? Hoe haal je uit je studenten, co-assistenten en artsen-in-opleiding wat erin zit? En hoe haal je uit jezelf wat je in je hebt als docent? Dat leren UMCGdocenten in de cursus Basiskwalificatie Onderwijs (BKO), die straks álle universitair docenten in Nederland moeten doorlopen. Onderling spraken de universiteiten af van al hun docenten een onderwijskwalificatie te eisen. Wie in Groningen de BKO haalt, mag daarmee ook aan andere universiteiten doceren. De cursus omvat zo’n 200 uur, te verdelen over ongeveer twee collegejaren, waarin de docenten moeten aantonen over welke capaciteiten ze beschikken voor het ontwerpen, verzorgen en evalueren van onderwijs. Uit het portfolio dat ze gedurende de cursus bijhouden, blijkt welke competenties ze nog moeten bijspijkeren.
28
Bewegingswetenschapper dr. Simone Caljouw volgde bij haar vorige werkgever, de Vrije Universiteit in Amsterdam, al eens een docentencursus. Maar in het UMCG doet ze er graag nog een. “De BKO helpt je te reflecteren op je onderwijs, te analyseren waarom dingen goed of minder goed gaan. Zonder cursus wil dat er, in alle drukte, wel eens bij inschieten.” Het werk voor de BKO gaat naadloos over in haar onderwijswerk, daarom kost de cursus haar weinig tijd. “Goed onderwijzen, colleges goed voorbereiden vind ik sowieso erg belangrijk, dus ik overleg er veel over met collega’s – of het nou voor een cursus is of niet.” Augustus 2009, nr 2
Talent
Studente Veronica Gazarjan bereidt zich met de BKO voor op de tutorgroep die ze volgend studiejaar gaat begeleiden. “Een kenmerk van een goede docent is volgens mij dat hij contact maakt met zijn studenten, en kan inschatten of ze hem begrepen hebben.” Een docentencursus is daarvoor onontbeerlijk, meent ze. “Colleges over psychologie en groepsdynamica helpen je bijvoorbeeld om te begrijpen wat voor houding je studenten aannemen en hoe je daar het best op kunt reageren. En het is leerzaam om in een intervisiegroep te horen hoe anderen een probleem met een groep zouden oplossen.”
29
Ongeveer duizend aspirant-studenten Geneeskunde meldden zich dit jaar via de IB-Groep voor decentrale selectie in Groningen. Negenhonderd leverden de benodigde cv en extra opdrachten in, 300 van hen werden uitgenodigd.
Pieter Jan Mulder, 55 jaar Is: verpleegkundig consulent op de afdeling Psychosen Ambitie: verpleegkundige methodiek ontwikkelen voor de zorg voor schizofreniepatiënten
Competitie voor een Geneeskundeplek
Kwaliteit van zorg verbeteren
t
n e l a t g Zor
Kun je voorspellen wie een goede dokter gaat worden? Nee, maar het blijkt de moeite om
“Door zijn ruime ervaring is hij een bron voor mensen om
geschikte studenten te zoeken bij het soort
hem heen. Hij weet erg veel over zorg voor patiënten in onze
onderwijs dat je aanbiedt. Voor het eerst stelt
doelgroep. Hij pakt ook vaak goede ideeën op en doet veel voor
het UMCG daarom de helft van de beschikbare
collega’s”, zegt Sylvia Maatjes, hoofd Algemene Zaken afdeling
plaatsen voor Geneeskunde open via decen-
Psychiatrie, over Pieter Jan Mulder. Ze noemt het bijzonder dat
trale selectie. “Eigenlijk is deze dag één grote
dankzij hem de methodiek voor de verpleegkundige zorg van
zelftest”, vindt een student.
mensen met schizofrenie wordt beschreven. “Hij maakt het mogelijk het vak te leren zoals het hoort.”
vergeten helemaal te vertellen dat ze voor het laatst komen, ze vergeten de hele opdracht”, lacht Ger Alberts, curriculummanager Geneeskunde, alias meneer Smit. “De echte effecten van decentrale selectie zien we pas over drie, vier jaar”, zegt Buist die uitlegt dat het Onderwijsinstituut de studenten die meededen met decentrale selectie, blijft volgen. Het rendement verhogen is niet het eerste doel. “Dat is al heel hoog. Maar waar we benieuwd naar zijn is of we nu bijvoorbeeld meer MD/PhD-studenten krijgen of mensen die meer doen naast hun studie.” Alies Hoogstra/Margriet Bos
Fotografie: Antoinette Borchert
Driehonderd VWO’ers die zich positief onderscheiden van hun mede-aanmelders, gingen 13 juni voor het eerst met elkaar de competitie aan voor een gewilde plek Geneeskunde in Groningen. Deze zaterdag is het in het onderwijsgebouw van het UMCG een drukte van belang. “Het UMCG toetst naast feitelijke kennis ook op motivatie en competenties. Die combinatie is voor ons erg belangrijk,” vertelt Girbe Buist van het Studenten Service Centrum van het Onderwijsinstituut. De studenten reageren enthousiast. “Je kunt nu laten zien wie je bent, eigenlijk is deze dag één grote zelftest”, zegt een van hen. “Goede cijfers zeggen niet alles, een arts moet sociaal ontwikkeld zijn en daarom is het goed dat je daarop wordt getest”, vindt een ander. “Ja, je moet ook naar het empathisch vermogen kijken”, vult haar buurvrouw aan, “en zo haal je meteen de meest gemotiveerde mensen eruit.”
“Vier jaar geleden verscheen het handboek Multidisciplinaire richtlijn schizofrenie, een beschrijving van de zorg voor mensen met schizofrenie,” licht Pieter Jan toe. “Slechts een paar pagina’s gaan over de verpleegkundige zorg en die zijn veel te algemeen. Er staat geen specifieke methodiek in. Dus hebben
Beschrijvingen “Ik vond het een groot tekort. Ik heb daarom initiatieven genomen om dat gat te op te vullen. Samen met lectoren van de Hanzehogeschool, nurse practitioners van Lentis en onderzoekers van het Rob Giel Onderzoekcentrum hebben we het plan opgevat om studenten van de HBO-V-opleiding de zorg te laten beschrijven. Zelf heb ik een voorbeeld ontwikkeld: ik heb een verpleegkundige interventie bedacht voor het begeleiden van een lotgenotengroep van mensen met schizofrenie. We hebben de methodiek beschreven en de effectiviteit onderzocht.” De eerste methodische beschrijvingen verschijnen in de komende update van de Multidisciplinaire richtlijn schizofrenie in 2010. Bij elke nieuwe update wordt het aantal beschrijvingen uitgebreid. Mulder: “Wanneer ik over tien jaar met pensioen ga en mensen me vragen wat mijn werk inhield, wil ik dat boek kunnen aanreiken en zeggen: lees maar!”
Lotgenotengroepen Mulder werkt al zeventien jaar met mensen met schizofrenie. “Op deze afdeling voel ik mij het meest op mijn plek. Deze mensen hebben veel moeite om te communiceren. Ik zie het als een uitdaging om hun perspectief te begrijpen en mee te denken hoe zij zich staande kunnen houden in het leven. Daarom zet ik mij er ook voor in dat er lotgenotengroepen voor deze mensen komen. Over tien jaar moet er in elke provincie zo’n groep zijn!” “Schizofreniepatiënten hebben moeite om zich in de maatschappij staande te houden. Ze kunnen moeilijk voor zichzelf opkomen, worden ook tekort gedaan. Terwijl het vaak heel aardige, bescheiden mensen zijn, die weinig buiten de deur komen. Ze zijn vaak niet gestoord, agressief of met een dubbele persoonlijkheid. Heel anders dus dan het beeld dat de maatschappij van hen heeft. Ik voel veel voor deze mensen. Voor hen wil ik mij nuttig maken.”
Stationproeven De ene groep aspirant-studenten is aan de beurt om een essay te schrijven over de een-kind-politiek in China, de andere om college te volgen over slaap. Ook is er een groep die proeven gaat doen waarbij ze individueel worden getest. Ieder krijgt daarvan vier opdrachten. Gespannen wachten ze hun beurt af en om de vijf minuten piept er een kookwekker die aangeeft dat de volgende lichting naar binnen mag. “Pfoe, begon hij bij jou ook te huilen?”, doorbreekt een kandidaat die met rode konen uit een station komt de stilte. Ze heeft net een rollenspel gedaan waarbij ze meneer Smit moest vertellen dat ze vandaag voor het laatst kwam. Geen makkelijke opdracht, want ze heeft hem jarenlang thuiszorg gegeven en hij is erg op haar gesteld. “Sommigen
30
verpleegkundigen er niets aan. De verpleegkundige zorg voor mensen met schizofrenie is zelfs helemaal niet beschreven! Dat zie je ook terugkomen in de opleiding: daar leer je algemene verpleegkunde, de zorg voor mensen met schizofrenie leer je in de praktijk van je collega’s.”
Maarten Bunt
Augustus 2009, nr 2
Talent
31
Voor organisaties die zich bezighouden met innovaties, zoals universiteiten, zijn medewerkers het grootste kapitaal. Wie talenten tot bloei brengt, kan de vruchten plukken. Met de toenemende vergrijzing zullen talenten niet alleen jong zijn.
Healthy Ageing at Work
Naar een duurzaam arbeidsleven Je talenten ontdekken en ontplooien. Als je ziet hoeveel bedrijfjes en coaches mensen daarbij behulpzaam willen zijn, gaat dat kennelijk niet vanzelf. Welke rol speelt de werkomgeving? Daarover filosofeert Triakel met Jac van der Klink, hoogleraar Sociale
Talentklimaat
Geneeskunde, Arbeid en Gezondheid in het UMCG
“Iedereen heeft talenten. Maar de omgeving kan bepalend zijn: weet een organisatie wel uit elke medewerker te halen wat er in zit?” Jac van der Klink heeft tussen twee afspraken tijd voor een kort gesprek over de relatie tussen arbeid, gezondheid en talentontwikkeling. Met daarbij één kanttekening. “Talentontwikkeling is niet mijn onderzoeksterrein en ik ben geen organisatiekundige.” De bedrijfsarts en psycholoog houdt zich voornamelijk bezig met arbeid en gezondheid, maar er zijn beslist verbanden met talentontwikkeling. “Organisaties ontkomen er niet aan om het optimale uit hun mensen te halen”, denkt Van der Klink. “Of het nu gaat om ‘gewone’ kwaliteiten of om toptalenten: ze hebben de verantwoordelijkheid om voor iedereen een omgeving te creeëren waarin kwaliteiten kunnen opbloeien. Die invalshoek past bij onze tijd. Twee generaties geleden werkte tachtig procent van de werknemers nog in de industrie of in een agrarische economische omgeving. Arbeid was, vooral in de industrie, gericht op output, op kwantiteit. Nu werkt in ons land tachtig procent van de mensen in de dienstensector. De kwaliteit van dergelijk werk – verkopen, diensten verlenen, wetenschap bedrijven, zorg verlenen – is mede afhankelijk van wie je bent en wat je aan persoonlijke bagage met je meebrengt. Vroeger moest men de gereedschappen koesteren, nu de mensen.” Met name innoverende bedrijven zien hun medewerkers als hun grootste kapitaal, signaleert Van der Klink. “Een bedrijf als Apple wil in kwalitatieve zin de top bereiken. Dat doet het door maatwerk te leveren bij het stimuleren van medewerkers.”
32
“Zeventig procent van de volwassenen werkt en brengt de helft van hun levenstijd door op de werkvloer. Arbeid is daarmee een belangrijk levensgebied.” Ute Bültmann, gezondheidwetenschapper en Rosalind Franklin Fellow, leidt met Jac van der Klink het project Tools for Two, dat wordt uitgevoerd door de promovendi Femke Abma en Iris Arends. Binnen dat onderzoek worden instrumenten ontwikkeld en geëvalueerd om het functioneren in het werk te meten. Bültmann: “In Nederland gaan we steeds meer over naar een participatiemodel; ook mensen met gezondheidsklachten en ouderen blijven werken. Het streven is naar een duurzaam arbeidsleven ofwel Healthy Ageing at Work. Maar hoe vergaat het die mensen in hun werk? Tot nu toe ontbreken goede instrumenten om dat te meten.” Een tweede poot van het project wordt het ontwikkelen van een interventie om hernieuwd ziekteverzuim bij psychische klachten te voorkomen. Bültmann: “Eén op de vijf mensen valt na hervatting van het werk opnieuw uit. De begeleiding tijdens het verzuim is intensief en daar is veel winst mee geboekt. Terug op de werkvloer gebeurt er vaak te weinig om mensen te leren wat ze in hun werk anders moeten doen om functioneringsproblemen en klachten te voorkomen.” Tools for Two loopt tot 2012. (AR)
Klokken Doorgaans ontplooien werknemers zich het beste in een werkomgeving met een optimale mix van werkdruk en ruimte om zelf het werk te regelen, blijkt uit onderzoek. “Dan leer je het meeste en dan heb je het meeste plezier in je werk. Tegelijkertijd zijn randvoorwaarden voor optimaal functioneren voor elke werknemer verschillend. Je kunt wel zeggen dat het prettig is als mensen de mogelijkheid hebben om zelf hun regelruimte te creëren, maar dat geldt niet voor iedereen.” Bijna elke functie kan een zekere mate van zelfregulering bieden als je er creatief naar kijkt. “Dat betekent dat je prioriteiten kunt stellen: bijvoorbeeld eerst dit doen en dan dat. Of dat je zelf de manier kiest waarop je een klus klaart. Wat je bijvoorbeeld wel hoort over sommige thuiszorgorganisaties in het land, is dat zij een exacte tijd hanteren voor elke handeling. Medewerkers zien hun functie dan teruggebracht tot een set van handelingen met een bepaalde tijdsduur. Ze moeten een been verbinden in plaats van iemand hulp verlenen die aan dat been vastzit en die misschien vragen heeft... Dat betekent een uitdaging voor organisaties: hoe kun je mensen individueel zo effectief mogelijk laten werken terwijl je ze toch de ruimte geeft om het naar eigen inzicht aan te pakken. Als je mensen invloed geeft op hun eigen werk, verhoogt dat het werkplezier en de effectiviteit.”
Dood hout Of talent vanzelf komt bovendrijven, weet Van der Klink niet.
Augustus 2009, nr 2
Talent
33
“Nog niet zo lang geleden had je in bedrijven de meester-gezelsituatie. Jonge medewerkers werden door een ervaren kracht bij de hand genomen, totdat die rol langzaam omkeerde en ze zelf werden toegevoegd aan iemand die van hén leerde. Toen er steeds vaker medewerkers instroomden met een universitaire of HBO-opleiding, verdween die structuur om mensen in een bedrijf in te passen. Ze werden aan hun lot overgelaten. Daarbij paste de sociaal-Darwinistische filosofie dat de goeden vanzelf kwamen bovendrijven. Dat soort filosofieën zijn wetenschappelijk niet onderbouwd. Je kunt de metafoor gebruiken: als je maar hard genoeg aan de boom schudt, valt het dode hout er uit. Mijn antwoord is dan: er bestaat ook de kans dat er nog niet gerijpte appels uitvallen.” Toptalent is mogelijk wat verwaarloosd geraakt, vermoedt de hoogleraar. Hij ziet een parallel met het onderwijs, waarin de meeste aandacht uitgaat naar probleemleerlingen en veel minder naar zeer getalenteerde kinderen. Inmiddels is er een tendens, denkt hij, van negatieve naar positieve aandacht. “In ons eigen vakgebied is veel burn-outonderzoek gedaan. Kenmerken van mensen die afbranden in hun werksituatie zijn vermoeidheid, het gevoel niet goed te functioneren en cynisch worden ten opzichte van de werkomgeving. Juist mensen met veel drive in hun werk, bijvoorbeeld mensen in het onderwijs en de zorg, kunnen teleurgesteld raken. Je ziet nu in het onderzoek de aandacht verschuiven naar die bevlogen mensen en wat hen kan beschermen tegen zo’n proces.”
Levenskunstenaar
BMSA wordt W.J. Kolff Institute
Organisaties kunnen het beste uit hun medewerkers halen, maar je moet ook zelf je kwaliteiten ontdekken. Van Jac van der Klink hoeft dat geen lange zoektocht te betekenen. “De ware levenskunstenaar heeft er voordeel bij de dingen leuk te vinden die hij of zij doet. Want je kunt wel op zoek gaan naar je talenten, maar het is óók een optie om je te storten op wat je doet en van daaruit uit te vinden waar die talenten liggen.”
Het UMCG Instituut voor Biomaterialenonderzoek BMSA heet vanaf nu het W.J. Kolff Institute for Biomedical Engineering and Materials Science. Naamgever Pim Kolff (1911-2009) geldt internati-
Angela Rijnen
onaal als een pionier die baanbrekend onderzoek verrichtte naar kunstmatige organen. In het begin van de Tweede Wereldoorlog werkte Kolff als arts-assistent in Groningen aan de kunstnier, waarmee hij later wereldberoemd zou worden. Kolff vertrok uit Groningen nadat zijn joodse professor Polak Daniëls tijdens de meidagen van 1940 zelfmoord had gepleegd. In Kampen zette hij zijn pionierswerk voort. Op 11 september 1945 redde hij een nierpatiënt het leven met zijn zelfgebouwde kunstmatige nier, een wereldwijd unicum. De kunstnier van Kolff geldt als het begin van de mondiale biomedische techniek die in 65 jaar tijd verantwoordelijk was voor het redden van 20 tot 30 miljoen mensenlevens. Kolff emigreerde in 1950 naar Amerika, waar hij uitgroeide tot de belangrijkste pionier op dit gebied. Na de kunstnier (1942) was hij tevens uitvinder van het kunsthart (1957) en droeg hij significant bij aan de ontwikkeling van diverse andere kunstmatige organen en medisch-technische uitvindingen, waaronder de hart-longmachine, kunstmatig zicht en kunstledematen. Kolff kreeg voor zijn pionierswerk 13 eredoctoraten en 127 internationale prijzen. De Willem Kolff Stichting schenkt de eerste kunstnier aan het UMCG. (HE)
Maatwerk voor medewerkers “Waar prof. Van der Klink zijn kennis over inzetbaarheid vooral vanuit de optiek van Sociale Geneeskunde bekijkt, is het ook een belangrijk onderwerp in het HRM beleid van het UMCG zelf”, aldus directeur Personeel en Organisatie Laura de Jong. “Voor het eerst in Nederland zijn in een branche CAO afspraken gemaakt over inzetbaarheid en de hieraan verbonden noodzaak van maatwerk voor alle medewerkers. Iedere medewerker krijgt sinds 2008 een zogeheten persoonlijk budget om te besteden aan persoonlijke ontwikkeling. Met als doel om medewerkers langer en met plezier door te laten werken. Het UMCG werkt bewust toe naar een modernere arbeidsrelatie waarbij ruimte is voor individueel maatwerk en dialoog. Dat zijn belangrijke sleutels om medewerkers te begeleiden bij het verder ontwikkelen van hun talenten. Het is zoveel krachtiger om in te steken op het positieve: ‘wat wil en kun je verder ontwikkelen’ in plaats van te blijven hangen in ‘wat kun je niet meer’.”
34
KORT NIEUWS
UMCG leidt onderzoek naar biologische kunstnier Het UMCG coördineert het onderzoek naar een biologische kunstnier, waarbij menselijke niercellen worden gekweekt. Deze niercellen worden gebruikt om de filters in dialyseapparaten te verbeteren. De biologische kunstnier verwijdert schadelijke oxidatieproducten die tot een versnelde veroudering van weefsel leiden. Het onderzoek wordt gefinancierd door de Nierstichting en het Topinstituut Biomedische Materialen. Het onderzoek wordt gezien als een belangrijke stap in de richting van een implanteerbare kunstnier. (HE)
Augustus 2009, nr 2
Talent
35
Hartfalenzorg in de toekomst De COACH-studie naar het effect van verpleegkundige begeleiding voor hartfalenpatiënten krijgt in het najaar een vervolg. Het doel van dit nieuwe onderzoek is te kijken of lange termijn zorg aan patiënten met hartfalen even goed kan worden gegeven door huisartsen als door een harfalenpoli van een ziekenhuis. Voorwaarde is wel dat de patiënten goed zijn ingesteld op optimale medicatie en in een stabiele fase verkeren. Patiënten die deelnemen aan het onderzoek worden willekeurig toegewezen aan ‘zorg door de huisarts’ of ‘zorg door de hartfalenpoli’. Wanneer een patiënt geschikt
wordt bevonden om aan het onderzoek deel te nemen, wordt de betrokken huisarts geïnformeerd. Huisartsen behandelen de patiënt volgens de richtlijn van het Nederlands Huisartsen Genootschap voor Chronisch Hartfalen. De huisarts kan bij vragen of problemen altijd een beroep doen op het hartfalencentrum.
het Universitair Medisch Centrum Utrecht en wordt gefinancierd door de Nederlandse Hartstichting. Naast het UMCG zullen ook het Deventer Ziekenhuis en Ziekenhuisgroep Twente (locaties Almelo en Hengelo) deelnemen. Het onderzoek start in augustus 2009 en loopt tot augustus 2013.
De COACH-2 studie is een initiatief van de afdeling Cardiologie van het UMCG in samenwerking met de afdeling Huisartsengeneeskunde en het Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde van
Meer informatie: dr. M.L. Luttik, projectcoördinator COACH-2 studie, 050 361 15 94; m.l.a.luttik@thorax. umch.nl
Fotografie: Antoinette Borchert
Het UMCG gaat samen met partners uit het Nationaal Programma Ouderenzorg Noord-Nederland onvervulde zorgvragen en –behoeften bij ouderen in kaart brengen en heeft daar een grote ZonMW subsidie voor gekregen. Het Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO) van het ministerie van VWS heeft tot doel om de ouderenzorg in Nederland radicaal te verbeteren. Zorgaanbieders kunnen alleen subsidie krijgen als ze samenwerken in een netwerk waarbij alle aanbieders op het gebied van ouderenzorg zijn aangesloten. Dit Noord-Nederlandse project gaat een instrument ontwikkelen dat op acht levensgebieden het individueel welbevinden meet. Op basis daarvan kunnen zorgaanbieders werken aan het verbeteren of handhaven van de kwaliteit van leven van individuele cliënten en patiënten. Bij een hoger welbevinden en De kennismakingsbijeenkomst een betere kwaliteit van leven zullen ouderen minder van de deelnevaak een beroep doen op de hulpverlening, zo is de mers aan het NPO Noord-Nederland. verwachting. (HE)
Overgewicht en moeilijk zwanger worden
Fotografie: Antoinette Borchert
3 miljoen voor transitie-experiment ouderenzorg
Dertig procent van de vrouwen die moeilijk zwanger worden heeft overgewicht. Het UMCG coördineert het landelijke onderzoek LIFEstyle dat gaat kijken of begeleiding bij het afvallen, lifestyle-interventie, effectief is. Overgewicht heeft negatieve gevolgen voor de vruchtbaarheid. Zo kan de hormoonhuishouding verstoord raken waardoor vrouwen geen eisprong meer hebben. Er is nu geen standaard beleid voor de behandeling van verminderde vruchtbaarheid bij vrouwen met overgewicht in Nederland; bij het ene centrum komen patiënten ongeacht hun BMI in aanmerking voor fertiliteitsbehandelingen, bij het andere moeten patiënten met (ernstig) overgewicht eerst afvallen. “Als nu blijkt dat lifestyle-begeleiding helpt bij het zwanger worden en dat het aantal complicaties in de zwangerschappen vermindert, kunnen we daar landelijk ons beleid op aanpassen”, zegt Meike Mutsaerts, arts onderzoeker voortplantingsgeneeskunde UMCG. Uit eerdere kleine onderzoeken is gebleken dat afvallen de kans op een spontane zwangerschap vergroot, er minder complicaties optreden, de bevalling makkelijker verloopt en het kind gezonder is. Aan het LIFEstyle-onderzoek doen 22 centra mee. Uiteindelijk zullen er 600 deelnemers aan meedoen: vrouwen die moeilijk zwanger raken tussen de 18 en 38 jaar, met een BMI tussen de 29 en de 40. Het onderzoek wordt gefinancierd door ZonMW. (HE/AH)
Prijs voor meest getalenteerde medische student Op 4 juni is voor het eerst de Professor Chris Gips Prijs uitgereikt. Deze prijs wordt jaarlijks toegekend aan de wetenschappelijk meest getalenteerde student Geneeskunde van Nederland. Naamgever Chris Gips is emeritus hoogleraar Hepatologie van het UMCG en heeft zich jarenlang ingezet om getalenteerde medische studenten ervaring te laten opdoen bij gerenommeerde buitenlandse onderzoeksinstituten, in het kader van hun wetenschappelijke stage. Het Professor Chris Gips Fonds wil jong wetenschappelijk talent in de geneeskunde stimuleren om te kiezen voor een (klinisch-) wetenschappelijke loopbaan. Genomineerden moeten hun masterstage in het buitenland hebben gedaan. De acht medische faculteiten in Nederland mogen hun beste student(e) nomineren. De jury bestond dit jaar uit uit prof. dr. Frans Kroese, prof. dr. Ingrid Molema en
Augustus 2009, nr 2
De eerste Professor Chris Gips Prijs was voor Jelmer Prins, student Geneeskunde in Groningen. Hij kreeg 1500 euro en een oorkonde voor zijn belangrijke onderzoek in Adelaide (Australië) op het gebied van immunologische interacties in de zwangerschap. De prijs werd tijdens de ISCOMS (International Student Congress of Medical Sciences) uitgereikt door decaan Folkert Kuipers. (HE)
KORT NIEUWS
Op zoek naar nieuwe biomarkers prostaatkanker Een consortium van onderzoeksgroepen van drie Universitaire Medische Centra ontvangt een subsidie van 7,5 miljoen euro van CTMM (Center for Translational Molecular Medicine). De subsidie is bestemd voor een groot onderzoek naar prostaatkanker, waarvoor in totaal 15 miljoen euro beschikbaar is. Het onderzoek richt zich vooral op nieuwe biomarkers die de diagnose prostaatkanker beter mogelijk maken en de agressiviteit van de ziekte beter voorspellen. Ook probeert het onderzoek een methode te vinden die uitzaaiingen nauwkeuriger zichtbaar kan maken en de effecten van de behandeling sneller weer kan geven. Het onderzoek staat onder leiding van het Erasmus MC en het Universitair Medisch Centrum Groningen; ook het UMC St. Radboud en het Nederlands Kanker Instituut zijn betrokken bij
www.studies-obsgyn.nl/lifestyle
36
prof. dr. Dirkje Postma. “Er zijn allerlei prijzen als je al afgestudeerd of gepromoveerd bent, maar voor aanstormende talenten onder de studenten was er nog weinig”, aldus Maureen Guichelaar, voorzitter van het Professor Chris Gips Fonds en maag-darm-leverarts in opleiding in het UMCG.
Talent
het onderzoek, dat in totaal elf partners kent. Het onderzoek duurt 5 jaar en start eind 2009. Prostaatkanker is in Nederland bij mannen de meest voorkomende vorm van kanker en één van de belangrijkste kanker-gerelateerde doodsoorzaken. De ziekte wordt steeds vaker vastgesteld doordat mannen zich laten screenen op prostaatkanker door middel van een test die het bloedgehalte van prostaat-specifiek antigeen (PSA) meet. Het nieuwe onderzoek, Prostate Cancer Molecular Medicine (PCMM) genaamd, richt zich op twee belangrijke klinische vraagstukken: het verminderen van overdiagnose en overbehandeling van prostaatkanker en het beter meten van effecten van therapie bij vergevorderde prostaatkanker. (HE)
37
Wetenschaps agenda 31 augustus
7 september
14 september
22 en 29 september
25 september
Kolff Memorial Symposium 2009 ‘Artificial Organs, 60 years and beyond’ Doelgroep: wetenschappers en geïnteresseerden Blauwe Zaal UMCG 9.00-17.00 uur, Blauwe Zaal
Promotie J. Woudenberg Proefschrift: Novel aspects of peroxisome composition and function in the liver Promotor: prof. dr. A.J. Moshage 14.45 uur
Nascholingsbijeenkomst Consortium Psychiatrie Doelgroep: psychiaters en aios psychiatrie 15.45-21.00 uur
PAOT-NN cursus ‘Een incident of een calamiteit in de tandartspraktijk. Wie is verantwoordelijk?’ Doelgroep: tandartsen, mondhygiënisten, tandartsassistenten 16.30-21.30 uur
Verdiepingsdag ‘Moreel beraad voor specialisten ouderengeneeskunde’ Doelgroep: specialisten ouderengeneeskunde 9.30-16.00 uur
23 september
UMCG Seminar Series Molecular Medicine ‘Transcriptional control of hematopoiesis’ Doelgroep: PhD students/post-docs (aio’s/oio’s), medisch specialisten en aios 16.00-17.00 uur
1 september 1e Minisymposium Radiologie. Huisarts-radioloog: nieuwe technieken – nieuwe raakvlakken Doelgroep: huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en aios vanuit genoemde vakgebieden 18.00-21.30 uur
2 september Promotie A.J. Breeuwsma Proefschrift : `Molecular medicine in staging and restaging of prostate cancer’ Promotor(es): prof. dr. J.M. Nijman, prof.dr. R.A. Dierckx 14.45 uur Promotie M.W. Stenekes Proefschrift: Cerebral reorganization and motor imagery after flexor tendon repair Promotor(es): prof. dr. T. Mulder, prof. dr. J.P.A. Nicolai, prof. dr. J.H.B. Geertzen 16.15 uur
3-4 september Cursus Teach the Teacher 1 Didactische basisprincipes Doelgroep: opleiders vanuit de opleidingsziekenhuizen in de OOR Noord- en Oost-Nederland
3 september UMCG Seminar Series Molecular Medicine ‘Genome-wide studies for inflammatory barrier disorders’ Doelgroep: PhD students/post-docs (aio’s/oio’s), specialists and specialists in training 16.00-17.00 uur
4 september Feest der Herkenning Doelgroep: medisch specialisten in het UMCG 20.00 uur
38
15 september
Discipline Overstijgende Cursussen (DOC) voor aios ‘Evidence Based Medicine en SPSS’ Doelgroep: aios in de OOR Noord- en Oost-Nederland
Refereeravond eerstelijn ‘Urologie’ Doelgroep: huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde, aios, praktijkondersteuners 19.00-22.00 uur
8 september
16-18 september
Cursus ‘Oogheelkunde voor huisartsen’ Doelgroep: huisartsen die nog niet geregistreerd zijn bij het CHBB 18.30-22.30 uur
Groningse Basiscursus ‘Operatieve en klinische vaardigheden voor snijdende specialismen’ Doelgroep: beginnende aios anesthesiologie, dermatologie, snijdend specialismen, poortartsen, tropengeneeskunde
9 september Promotie S.J. Gordijn Proefschrift: `On perinatal pathology. Aspects of the perinatal autopsy, placental pathology and classification of perinatal mortality’ Promotor(es): prof. dr. J.P. Holm, prof. R. T.Y. Khong 14.45 uur Promotie Y. Groen Proefschrift: `The psychophysiology of error and feedback processing in Attention Deficit Hyperactivity Disorder and Autistic Spectrum Disorder’ Promotor(es): prof. dr. R.B. Minderaa 16.15 uur
10 september Anatomische module ‘Rompwand’ Doelgroep: eerstejaars assistenten Heelkundig (deel)specialismen 9.45-16.00 uur
16 september Promotie T.J. van Ham Proefschrift: `C. elegans models for protein misfolding disease’ Promotor(es): Prof. R.M.W. Hofstra 16.15 uur Discipline Overstijgende Cursussen (DOC) voor aios ‘Timemanagement’ Doelgroep: aios in de OOR Noord- en OostNederland
17 september Discipline Overstijgende Cursussen (DOC) voor aios ‘Kwaliteit en patiëntveiligheid’ Doelgroep: aios in de OOR Noord- en Oost-Nederland
17-18 september 5e gevorderden cursus ‘Cytologie en histologie van bloed en beenmerg voor medici en klinisch chemici’ Doelgroep: internisten, hematologen, kinderartsen, pathologen, klinisch chemici uit Nederland en Vlaanderen Cursus ‘Teach the Teacher 2 Onderwijs in de dagelijkse praktijk’ Doelgroep: opleiders vanuit de opleidingsziekenhuizen in de OOR Noord- en Oost-Nederland St. Deventer Ziekenhuizen
18-19 september 3rd International Conference on Coagulopathy in Liver Disease ‘Back from the bench now to the bedside’ Doelgroep: huisartsen, hepatologen, hematologen, gastroenterologen, chirurgen, anesthesiologen, onderzoekers en aios van de genoemde specialismen
21-22 september 4e Basiscursus ‘Cytologie van bloed en beenmerg’ Doelgroep: analisten en klinisch chemici i.o. met enige werkervaring Augustus 2009, nr 2
Promotie C.M.S. Chang Proefschrift: ` Ageing with joy. The effect of a physical activity programme on the well-being of older people’ Promotor(es): prof. dr. J.R. van Horn, prof. dr. J.W. Groothoff, prof. dr. M.A. Vreede 16.15 uur Promotie L.P. Tan Titel: `miRNAs and their target genes in B cell lymphoma’ Promotor(es): prof. dr. S. Poppema 16.15 uur
24 september Anatomische module ‘Mamma/oksel’ Doelgroep: eerste- t/m zesdejaars assistenten Heelkundig (deel)specialismen 9.45-16.00 uur Klinische avond PAOT-NN ‘Hoe dodelijk kan een tandheelkundige extractie zijn?’ Doelgroep: tandartsen, mondhygiënisten en studenten Tandheelkunde 19.15-22.00 uur UMCG Seminar Series Molecular Medicine ‘Advances in genomics of human gene expression’ Doelgroep: PhD students/post-docs (aio’s/oio’s), medisch specialisten en aios 16.00-17.00 uur CTM Symposium ‘De mondhygiënist in het paraprotocol’ Doelgroep: mondhygiënistes en studenten mondzorgkunde 13.00-17.15 uur
28 september
28-29 september Cursus ‘Teach the Teacher 3 Begeleiden, toetsen en beoordelen’ Doelgroep: opleiders vanuit de opleidingsziekenhuizen in de OOR Noord- en Oost-Nederland
1 oktober Anatomische module ‘Liesregio’ Doelgroep: eerstejaars assistenten Heelkundig (deel)specialismen 9.45-16.00 uur
1-2 oktober Cursus ‘Teach the Teacher 2 Onderwijs in de dagelijkse praktijk’ Doelgroep: opleiders vanuit de opleidingsziekenhuizen in de OOR Noord- en Oost-Nederland Twenteborg Ziekenhuis
1 en 16 oktober Discipline Overstijgende Cursussen (DOC) voor aios ‘Reflectieve professionaliteit en recht (cursus 1)’ Aios in de OOR Noord- en Oost-Nederland
2 oktober PAOT-NN cursus ‘Stralingsbescherming voor tandartsen’ Doelgroep: tandartsen in het Noorden van het land 10.00-17.00 uur
5-6 oktober Cursorisch onderwijs Dermatologie Doelgroep: aios Dermatologie jaar 1-3
6 oktober
Vervolgcursus ‘Oogheelkunde voor CHBB-geregistreerde huisartsen’ Doelgroep: huisartsen die ingeschreven staan in het CHBB-register 18.30-22.30 uur
6 en 13 oktober PAOT-NN cursus ‘Een incident of een calamiteit in de tandartspraktijk. Wie is verantwoordelijk? Doelgroep: tandartsen, mondhygiënisten, tandartsassistenten 16.30-21.30 uur
8 oktober Cursus ‘Teach the Teacher 2 Onderwijs in de dagelijkse praktijk’ Doelgroep: opleiders vanuit de opleidingsziekenhuizen in de OOR Noord- en Oost-Nederland Martiniziekenhuis Groningen UMCG Seminar Series Molecular Medicine ‘Huntington’s disease’ Doelgroep: PhD students/post-docs (aio’s/oio’s), medisch specialisten en aios 16.00-17.00 uur PAOT-NN themadag ‘Doet u de mond maar even open’ Doelgroep: tandartsen, mondhygiënisten, tandartsassistenten en studenten Tandheelkunde 13.15-21.30 uur
8 en 29 oktober Discipline Overstijgende Cursussen (DOC) voor aios ‘Reflectieve professionaliteit en recht (cursus 2)’ Aios in de OOR Noord- en Oost-Nederland
Voor gedetailleerde informatie over de hier genoemde activiteiten van het Wenckebach Instituut, werkgebied Postacademisch Onderwijs, kunt u terecht op www.wenckebachinstituut.nl. Via deze website kunt u zich ook inschrijven voor een bij- of nascholingsactiviteit. Bellen of mailen kan ook: 050-3613558 of
[email protected]. De oraties vinden plaats in de aula van het Academiegebouw, Broerstraat 5 en beginnen in de regel om 16.15 uur. U vindt aankondigingen en samenvattingen van alle medische promoties vanaf twee weken voor de promotiedatum op de UMCG website, www.umcg.nl. Daar zijn na het uitspreken meestal ook de teksten van oraties te vinden. 39
Foto: Universiteitsmuseum
Vorm en functie Het mooie van oude apparatuur is dat vaak zichtbaar is wat het doet. De vormgeving is, voor zover aanwezig, volledig in dienst van de functie van het toestel. Dat veranderde in het midden van de 20e eeuw. Niet langer wilden de consumenten een apparaat dat doet waarvoor het is gemaakt, het toestel moest er ook nog eens goed uitzien. Nederlanders liepen in de jaren vijftig voorop in het industriële design. De firma Kipp & Zn. die al jaren laboratoriumapparatuur vervaardigde, ging zich eveneens toeleggen op de uiterlijke kenmerken van het toestel. Een goed voorbeeld van dat nieuwe design is de Hemoreflector van de Groningse fysioloog Robert Brinkman. Het toestel meet de binding van zuurstof in het bloed. Met gebruikmaking van verschillende lichtbronnen en filters kan door reflectie van het licht op het bloedmonster de uitslag die verschijnt op een galvanometer (de schaal zit linksboven op het toestel) worden omgerekend. De uitkomst van die berekening geeft de verzadiging van zuurstof in het bloed aan. Aan de buitenzijde van het apparaat is echter nauwelijks meer te zien welke functie het heeft. Deze Hemoreflector is een paar jaar geleden opgenomen in de Historische Collectie UMCG. Hij werd tot in de jaren tachtig gebruikt bij de afdeling Experimentele Chirurgie. Rolf ter Sluis, Universiteitsmuseum