MBA UITWERKINGEN JANUARI 2011
UITWERKINGEN PRAKTIJKEXAMEN MODERNE BEDRIJFSADMINISTRATIE 11 EN 12 JANUARI 2011
BEDRIJFSECONOMIE Opgave 1 1.a. De aanwezige capaciteit is 5 × 440 000 = 2 200 000 stuks. De normale productie is 1 200 000 stuks. De totale overcapaciteit is: 2 200 000 – 1 200 000 = 1 000 000 stuks. 1.b. Benodigde capaciteit in het tweede kwartaal: 4/10 × 1 200 000 = 480 000 stuks. Benodigde capaciteit op jaarbasis: 4 × 480 000 = 1 920 000 stuks. Rationele overcapaciteit door de seizoensinvloed: 1 920 000 – 1 200 000 = 720 000 stuks. Het restant van de rationele overcapaciteit (280 000 stuks) is het gevolg van de ondeelbaarheid van duurzame productiemiddelen. Dus alle overcapaciteit is rationeel. 1.c.
Mogelijke andere oorzaken van rationele overcapaciteit zijn: - gewenste reservecapaciteit; - onvermijdbare aanloop (initiële) overcapaciteit.
2.
Bedrag aan constante kosten in de kostprijs:
5 × € 350 .000 ,− + € 890 .000 , − € 2.640 .000 , − = = €2, 20 1 200 000 1 200 000
1 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
3.
De rationele jaarcapaciteit wordt: 1 200 000 : 440 000 = 2,73 machines. Dit is afgerond 3 machines ABC. De rationele jaarcapaciteit is: 3 × 440 000 = 1 320 000 eenheden product.
4.
Besparing op constante kosten: 2 machines (2 × € 350.000,-) overige (gegeven)
€ 700.000,„ 280.000,-
Gewenste kostprijsverlaging (1 200 000 × € 0,40) Maximaal totale opslagkosten per jaar (€ 980.000,- – € 480.000,-) of [1 200 000 × (€ 2,20 – € 0,40 – € 1,38) = € 504.000,-] 5.
€ 980.000,„ 480.000,€ 500.000,-
De variabele kosten zullen per eenheid dalen met 0,25 × € 0,80 = € 0,20. De constante kosten zullen toenemen met 15% van 1 000 000 × € 2,- = € 300.000,-. De productie- en afzetgrens van waaraf verdere mechanisatie zinvol is: € 300.000,- : € 0,20 = 1 500 000 stuks.
Opgave 2 1.
De economische levensduur van een productiemiddel is die gebruiksduur waarbij de totale kosten per prestatie van dat productiemiddel het laagst zijn.
2.
De jaarlijkse afschrijvingskosten per Centrans zijn: (€ 70.000,- – € 10.000,-) : 4 = € 15.000,Het jaarlijkse afschrijvingspercentage is: (€ 15.000,- : € 70.000,-) × 100% = 21,43%.
3.a. Onder intensieve financiering wordt verstaan het zo mogelijk direct doen van nieuwe investeringen met vrijgekomen middelen uit afschrijvingen en restwaarden. 3.b. Een ideaalcomplex is een aantal identieke productiemiddelen dat onderling gelijkmatig in leeftijd verschilt. 4.
Een ander voorbeeld van interne financiering is het financieren door gebruik te maken van ingehouden winst.
2 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
5.a. Bedragen × € 1.000,Jaar
1 2 3 4 5 6
Aantal Centrans begin van het jaar 3 3 4 5 3 4
Afschrijving Niet Restwaarde Totaal einde van gebruikte einde van beschikbaar het jaar afschrijving het jaar einde van het vorig jaar jaar 45 0 0 45 45 45 0 90 60 20 0 80 75 10 30 115 45 45 0 90 60 20 10 90
Aantal aan te schaffen Centrans einde van het jaar 0 1 1 1 1 1
Niet gebruikte afschrijving einde van het jaar 45 20 10 45 20 20
5.b. Aan het einde van het vijfde jaar is er sprake van een ideaalcomplex, omdat er dan vier stuks Centrans aanwezig zijn, die onderling een jaar in leeftijd verschillen. 5.c.
Een groot nadeel van op deze wijze bereiken van een ideaalcomplex is dat de behoefte aan het aantal Centrans kan afwijken van de beschikbaarheid ervan.
5.d. Een voordeel van intensieve financiering is, dat vergroting van de (gelijktijdige) capaciteit mogelijk is zonder dat het benodigde externe vermogen behoeft toe te nemen. Ook goed: “Er is sprake van een regelmatige vermogensbehoefte.” 6.
De restwaarde is: € 70.000,- × 0,6 × 0,6 × 0,6 × 0,6 = € 9.072,-. Dit is afgerond € 9.000,-.
7.a. Complementaire kosten zijn alle kosten voor het gebruik van een duurzaam productiemiddel met uitzondering van afschrijvingskosten en financieringskosten. 7.b. Twee voorbeelden van complementaire kosten van de Centrans zijn: - elektriciteitskosten; - onderhoudskosten; - reparatiekosten; - grondstofkosten. 8.a. De kostprijs per bezorging van het nieuwe model is: Afschrijvingskosten per bezorging (€ 15.000,- : 2 000): € 7,50 Complementaire kosten per bezorging: „ 12,50 Totaal € 20,8.b. Indirecte opbrengstwaarde van het oude model {(€ 20,- – € 15,-) × 2 000}= € 10.000,-. De directe opbrengstwaarde is de restwaarde na 4 jaar is € 10.000,Omdat de indirecte opbrengstwaarde gelijk is aan de directe opbrengstwaarde is het economisch indifferent of tot directe vervanging wordt overgegaan, of dat dit aan het einde van het vierde jaar gebeurt.
3 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
Opgave 3 1.
Een holding is een onderneming die van een of meerdere andere ondernemingen voldoende aandelen houdt om daar de zeggenschap uit te kunnen oefenen.
2.
Niet elke dochtermaatschappij is een deelneming. Bij een dochtermaatschappij is er sprake van beslissende zeggenschap. Bij een deelneming behoeft dit niet het geval te zijn. Ook goed: Bij een deelneming is sprake van een duurzame verbondenheid ten behoeve van de eigen werkzaamheid. Dat hoeft bij een dochtermaatschappij niet het geval te zijn.
3.
Leverancierskrediet is krediet dat ontstaat, doordat de leverancier van de goederen (of dienst) akkoord gaat met betaling, enige tijd nadat de levering heeft plaatsgevonden
4.
De gemiddeld genoten krediettermijn is 360 dagen : (€ 12.000.000,- : € 2.000.000,-) = 60 dagen.
5.
Het gebruikmaken van het krediet kost per jaar: [360 : (60 - 10)] : 0,99 × 1% = 7,3%. (Ook goed: gedeeld door 1,00. Het antwoord is dan 7,2%).
6.
Het is voor DOC bv financieel niet aantrekkelijk om gebruik te maken van het geboden leverancierskrediet, omdat het duurder is dan lenen van de holding.
7.
De rekening crediteuren komt daarna voor (10 : 60) × € 2.000.000,- = € 333.333,33 op de balans.
8.
Door het overgaan op contante betaling van de leveranciers van DOC bv kunnen de volgende effecten optreden: - het saldo crediteuren neemt af; - er wordt meer interest betaald aan de holding; - het balanstotaal neemt af; - de brutowinst zal toenemen.
4 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
Opgave 4 1.a. De vaste activa in de gepubliceerde jaarrekening kunnen bestaan uit: - immateriële vaste activa; - materiële vaste activa; - financiële vaste activa. 1.b. Onderdelen van het eigen vermogen van Zorba bv kunnen zijn: - (geplaatst en gestort) aandelenkapitaal; - reserves; - onverdeelde winst. 1.c.
Waarderingsmethoden die aanvaardbaar kunnen zijn voor de post Deelnemingen: - netto vermogenswaarde; - verkrijgingsprijs of actuele waarde (art 2:384); - zichtbare intrinsieke waarde.
2.a. Twee andere afschrijvingsmethoden kunnen zijn: - vast percentage van de boekwaarde; - annuïteitenmethode. 2.b. Bij de methode ‘vast percentage van de boekwaarde’ verloopt de boekwaarde degressief dalend. Bij de annuïteitenmethode verloopt de boekwaarde progressief dalend. 3.
Aanvaardbare methoden voor het bepalen van de historische uitgaafprijs zijn fifo , lifo en gemiddelde inkoopprijzen.
4.a. De verkoopprijs is (€ 7,- + € 2,-) × 100/75 = € 12,-. Transactieresultaat 4000 × (€ 12,- – € 7,- – € 2,- – 0,15 × € 12,-) = of 4000 × (10% van € 12,-)
€ 4.800,- (W)
4.b. De verkoopprijs is (€ 7,60 + € 2,-) × 100/75 = € 12,80. Transactieresultaat 2000 × (12,80 – € 7,60 – € 2,- – 0,15 × € 12,80) = of 2000 × (10% van € 12,80)
€ 2.560,- (W)
4.c.
€ 2.500,- (W)
Resultaat op verpakking, verzekering en transport 6000 × € 2,- – € 9.500,- =
4.d. Resultaat op vaste overige bedrijfskosten [€ 13.000,- – 15% × (4000 × € 12,- + 2000 × € 12,80)]
€ 1.960,- (V)
4.e.
Het totale resultaat is [€ 4.800,- + € 2.560,- + € 2.500,- – € 1.960,-]
€ 7 900,- (W)
5.
Indien de calculatie zou zijn gebaseerd op historische kosten is het resultaat lager. Doordat de historische prijzen lager zijn dan de vervangingswaarde vallen ook de gecalculeerde dekking van de vaste overige bedrijfskosten en gecalculeerde nettowinst lager uit.
6.
De vervangingswaarde op 23 december 2009 was € 9,60 × 75/100 – € 2,- = € 5,20.
5 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
FINANCIËLE RAPPORTAGE & ANALYSE ZITTING: BEDRIJFSSTATISTIEK Opgave 1 1.a. De tabel heeft drie ingangen(aantal ingangen is gelijk aan het aantal keuzes dat gemaakt moet worden voor het gewenste getal is gevonden, zie voorbeeld hieronder). 3de keuze is man/vrouw 1ste keuze is jaar, 2de keuze is geslacht, de 2 keuze is leeftijd in jaren 3de keuze is <25; 25-34; 35-44; 45-54; 55-59; 60-64 3de keuze is 1-4; 5-10; >10 2de keuze is salarisklasse 1.b. Het ziekteverzuimpercentage bij vrouwen ligt gemiddeld ongeveer 3% hoger dan bij mannen. 1.c.
In de hogere leeftijdsklassen neemt het ziekteverzuimpercentage toe, behalve in de leeftijdsklasse 60-64 jaar.
1.d. Bij de hogere salarisklassen neemt het ziekteverzuimpercentage af. 2.a. Een correlatieonderzoek is een onderzoek naar een vermoedelijk verband tussen twee of meer verschijnselen. 2.b. K = 0,28 × 72 + 32 K = 20,16 + 32 K = 52,16 2.c.
BW = 0,8 A = 0,52A = A =
K 0,28 A + 32 32 32 : 0,52
De kosten zijn € 52,16.
A = 61,5
Afgerond bij een ordergrootte van 62 stuks.
2.d. K = 1,15 × 0,28 A + 32 K = 0,322 A + 32 Afgerond: K = 0,32 A + 32 Hierbij is K de orderkosten in euro’s en A de ordergrootte in stuks. 3.a. Seizoenveranderingsgetal in periode 1 is 0 = X + 15 + 26 + –18 – X = 41 – 18 X = – 23 Seizoenveranderingsgetal is: –23 × € 10.000,3.b. De voor het seizoengecorrigeerde omzet in periode 4 van 2010 is 124 × € 10.000,- – (–18) × € 10.000,- = 142 × € 10.000,-. 4.a. De consumentenprijsindex is een samengesteld gewogen prijsindex die de waarde ontwikkeling weergeeft van een standaardpakket consumptiegoederen uit een bepaalde basisperiode. 4.b. De prijscompensatie is (118,6 – 115,4) : 115,4 × 100% = 2,77%. Afgerond 2,8%.
6 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
Opgave 2 1.a. Indexcijfers van de productie met als basisjaar 2005 zijn Jaar 2000 2010
Index productie ( 852 : 1120) × 100 = 76,07 (1310 : 1120) × 100 = 116,96
Afgerond 76,1 Afgerond 117,0
1.b. Indexcijfers van het aantal arbeidsuren met als basisjaar 2005 zijn Jaar 2000 2010 1.c.
Index aantal arbeidsuren (50280 : 62440) × 100 = 80,52 (70180 : 62440) × 100 = 112,39
Afgerond 80,5 Afgerond 112,4
Indexcijfers van de arbeidsproductiviteit met als basisjaar 2005 zijn Jaar 2000 2010
Index arbeidsproductiviteit ( 76,1 : 80,5) × 100 = 94,53 (117,0 : 112,4) × 100 = 104,09
Afgerond 94,5 Afgerond 104,1
2.a. De consumentenindex in 2000 is Consumentenprijsindex = (nominale loon : reële loon) × 100 = (€ 15,20 : € 16,25) × 100 = 93,53
Afgerond 93,5
2.b. Het reële loon in 2010 is Reële loon = (nominale loon : consumentenprijsindex ) × 100 = (€25,10 : 118,2 ) × 100 = € 21, 235
Afgerond € 21,24
2.c.
De stijging van de arbeidsproductiviteit van 2000 naar 2010 is (104,1 – 94,5) : 94,5 × 100% = 10,15 % Afgerond 10,2% De stijging van het reële loon van 2000 naar 2010 is (€ 21,24 – € 16,25) : € 16,25 × 100% = 30,70% Afgerond 30,7% Het reële loon is dus procentueel veel sterker gestegen dan de arbeidsproductiviteit.
3.a. Zie grafiek. 3.b. Conclusies: - Het ziekteverzuimpercentage ligt bij bedrijf GROBOL circa 0,4% hoger dan bij het particuliere bedrijfsleven. - Het ziekteverzuimpercentage van het bedrijf GROBOL volgt in grote lijnen het verloop van het ziekteverzuimpercentage van de particuliere bedrijfssector zij het met wat meer fluctuaties.
7 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
Grafiek
Ziekteverzuim van het bedrijf GROBOL en de gehele particuliere bedrijfssector in Nederland in de periode 1998 – 2008
Ziekteverzuim in % Legenda: ––––––– = particuliere bedrijfssector – – – – – = bedrijf GROBOL
6,6 2
6,2
5,8
5,4
5,0
4,6
4,2
1998
2000
2002
2004
2006
2008
Jaren
8 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
BELASTINGWETGEVING
Opgave I 1.
a. b. c. d.
onjuist onjuist juist onjuist
2.
a. b. c. d.
juist onjuist onjuist juist
3.
a. b. c. d.
juist onjuist onjuist onjuist
4.
a. b. c. d.
onjuist juist onjuist onjuist
Opgave II 1.
Uiterlijk op 31 december 2012. (De investeringen moeten plaatsvinden binnen drie jaar na het jaar waarin de vervreemding van het bedrijfsmiddel heeft plaatsgevonden waarvoor de herinvesteringsreserve is gevormd.)
2.
Nee; artikel 3.54 lid 4 Wet IB. (Dit artikel schrijft voor dat de afboeking op een bedrijfsmiddel waarop niet of 10 jaar of langer pleegt te worden afgeschreven slechts plaats mag vinden voor zover de herinvesteringsreserve is gevormd terzake van de vervreemding van een bedrijfsmiddel met eenzelfde economische functie. Aan deze eis wordt niet voldaan.)
3.
Nee. Over 2010 mag Hendrik nog toevoegen aan de FOR, omdat hij op 1 januari 2010 nog geen 65 jaar is (art. 3.67 lid 1 Wet IB). Vanaf 2011 mag hij niet meer toevoegen. (De stand van de FOR mag echter in 2010 en 2011 – en volgende jaren – in tact blijven, mits hij over voldoende ondernemingsvermogen blijft beschikken).
9 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
4.
Opbrengst grond Af: boekwaarde Af: landbouwvrijstelling Belast
€ 1.000.000,„ 40.000,€ 960.000,„ 260.000,€ 700.000,-
Hendrik en Gerard krijgen ieder 50% van € 700.000,- = € 350.000,Af: MKB-winstvrijstelling 12% „ 42.000,Belast bij Hendrik en Gerard elk € 308.000,-
Opgave III 1.
€ 525.000,-.
2.
Fiscale oudedagseserve (FOR) (artikel 3.65 lid 2 wet IB).
3.a. Uiterlijk 31 maart 2011, of voor 1 april 2011 (artikel 15 lid 5 Wet Vpb). 3.b. 95 % (artikel 15 lid 1 Wet Vpb) 3.c.
- Er hoeft maar één aangifte gedaan te worden (minder administratieve rompslomp). - Verliezen van vennootschappen binnen de fiscale eenheid kunnen gecompenseerd worden met winsten van andere vennootschappen (horizontaal en verticaal). - Vermogensbestanddelen kunnen zonder directe afrekening overgedragen worden binnen de fiscale eenheid (mogelijkheid van fiscaal geruisloze reorganisatie). - Bij de familie-bv kan de fiscale eenheid gebruikt worden voor een holdingstructuur (moeder/dochtermaatschappij). - Geen uitsluiting van investeringsaftrek bij vermogensbestanddelen die ter beschikking worden gesteld aan vennootschappen binnen de fiscale eenheid.
4.
Geen, of (0). (Er is sprake van overdracht binnen de fiscale eenheid; artikel 15 lid 1 Wet Vpb).
Opgave IV 1.
De werknemer is verplicht om gedurende een zekere tijd arbeid te verrichten voor de werkgever. De werkgever is verplicht om loon te betalen voor zijn arbeid. Er moet sprake zijn van een gezagsverhouding tussen de werkgever en werknemer.
2.
Bij een privaatrechtelijke dienstbetrekking is voldaan aan de elementen loon, arbeid en gezagsverhouding. Bij een fictieve dienstbetrekking zijn niet alle elementen van het begrip dienstbetrekking aanwezig, maar brengt de Wet op de loonbelasting deze arbeidsverhouding toch onder het begrip dienstbetrekking. (Ook goed rekenen: “bij een fictieve dienstbetrekking ontbreekt meestal het begrip gezagsverhouding”.) 10 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
3.a. Neen. Bij een commissaris ontbreekt met name de gezagsverhouding, hierdoor is er geen sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. 3.b. Ja. Er is sprake van een fictieve dienstbetrekking op grond van artikel 3 lid 1 letter g Wet LB. 4.
Nee. (Er is sprake van schade aan persoonlijke zaken die tijdens de uitoefening van de dienstbetrekking is ontstaan). De vergoeding is onbelast op grond van artikel 11 lid 1 letter k Wet LB.
5.
Ja. (De waarde van het kerstpakket is niet belast bij Bastian.) De werkgever moet over € 50,- 20% eindheffing voldoen op grond van artikel 31 lid 2 letter c ten 2e Wet LB.
6.
Ja. Een verstrekking van een geldbedrag in contanten is altijd belast.
Opgave V 1.a. De mogelijkheid houdt in dat afgezien wordt van de vrijstelling van OB door een gezamenlijk verzoek in te dienen bij de Inspecteur (optieverzoek voor belaste verhuur). 1.b. Neen. Beauty bv verricht voor ca. 80 % belaste prestaties ( € 400.000/€ 500.000). Feit 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Rubrieknummer geen 1a 1a 1b 5b geen
Bedrag OB geen € 2.850,€ 1.140,€ 300,* € 152,geen
* (€ 400.000,-/€ 500.000,- × 19% van € 1.000,- = € 152,-)
11 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
BEDRIJFSADMINISTRATIE: JOURNAALPOSTEN
Opgave 1 Algemeen. De kandidaat mag in plaats van btw-code 1 ook btw-code 2 gebruiken, of omgekeerd. Let op dat dan wel het juiste bedrag bij de gebruikte code wordt vermeld. 1.a. Het invoerscherm ontvangen facturen. Boekingstuk- Rekening- Crediteur nummer nummer 310105 430 160.02 1.b. Journaalpost. 430 180 Aan 160
2
Bedrag
btwbedrag € 2.380,€ 380,-
Schoonmaakkosten gebouw Te vorderen omzetbelasting Crediteuren 160.02
2.a. Invoerscherm bankboekingen. Boekingstuk- Rekening- Debiteur/ nummer nummer Crediteur 201008 020 025 980 2.b. Journaalpost. 020 025 180 980 Aan 110
btw-code
btw-code
€ „
€
Bij
2.380,-
Af
btwbedrag € 5.000,- – € 950,€ 10.000,- – € 1.900,€ 1.000,- – € 190,-
1 1 1
Auto Afschrijving auto Te vorderen omzetbelasting Resultaat verkoop vaste activa Bank
2.000,380,-
€ „ „ „
5.000,10.000,3.040,1.000,€
19.040,-
3.a. Berekening arbeidskosten: • Directe arbeidskosten:
300 × € 50,- + 250 × € 40,- + 600 × € 30,€ 15.000,- + € 10.000,- + € 18.000,• Indirecte arbeidskosten: 50 × € 50,- + 40 × € 40,- + 70 × € 30,3.b. Journaalpost 400 401 Aan 210
Directe lonen Indirecte lonen Tussenrekening lonen
€ „
= = € 43.000,= € 6.200,-
43.000,6.200,€
49.200,-
12 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
4.a. Invoerscherm overige financiële feiten (loonlijst). Boekingstuk- Rekening- Debiteur/ Opdrachtnummer nummer Crediteur Nummer 310101 210 310101 161 310101 162 310101 165 4.b. Journaalpost 210 Aan 161 Aan 162 Aan 165
Debet
Credit
€ 40.000,€ 11.500,€ 2.200,€ 26.300,-
Tussenrekening lonen Af te dragen loonheffingen Af te dragen pensioenpremie Te betalen nettolonen
€
40.000,€ „ „
11.500,2.200,26.300,-
5.a. Invoerscherm overige financiële feiten (overige personeelskosten) Boekingstuk- Rekening- Debiteur/ Opdracht- Debet credit nummer nummer Crediteur nummer 310102 210 € 2.400,310102 163 € 2.400,310102 210 € 3.200,310102 162 € 3.200,310102 210 € 3.600,310102 161 € 3.600,5.b. Journaalpost 210 Aan 161 Aan 162 Aan 163
6.
Tussenrekening lonen Af te dragen loonheffingen Af te dragen pensioenpremie Te betalen vakantietoeslag
€
Journaalpost kostenverdeelstaat 600 Kosten opdrachten Opdracht 2009.50 (20% van € 43.000,-) 600 Kosten opdrachten Opdracht 2009.51 (30% van € 43.000,-) 600 Kosten opdrachten Opdracht 2010.01 (10%van € 43.000,-) 600 Kosten opdrachten Opdracht 2010.02 (40% van € 43.000,-) 510 Overige indirecte kosten 520 Indirecte personeelskosten Aan 499 Overboekingsrekening
9.200,-
€
8.600,-
„
12.900,-
„
4.300,-
„
17.200,-
„ „
24.400,6.200,-
€ „ „
3.600,3.200,2.400,-
€
73.600,-
13 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
7.
Journaalpost van de doorberekening van de indirecte kosten 600 Kosten opdrachten Opdracht 2009.50 (60% van € 8.600,-) 600 Kosten opdrachten Opdracht 2009.51 (60% van € 12.900,-) 600 Kosten opdrachten Opdracht 2010.01 (60%van € 4.300,-) 600 Kosten opdrachten Opdracht 2010.02 (60% van € 17.200,-) Aan 525 Doorberekende indirecte kosten
€
5.160,-
„
7.740,-
„
2.580,-
„
10.320,€
25.800,-
8.a. Invoerscherm verkoopfacturen Boekingstuknummer 1309
Rekeningnummer 850 840 800 605
Debiteur
Opdracht
130.020 130.020
btwcode 1 1
Bedrag € –€ –€ €
2009.50
btw-bedrag
17.200,1.720,13.760,13.760,-
€ 3.268,– € 326,80
8.b. Journaalpost van de verzonden facturen 130
Aan Aan en
840 850 185
Aan
800 605
Aan
605
Aan
605
Aan
605
Debiteuren 1,19 × (€ 86.000,- – € 1.720,-) Actiekorting Opbrengst opdrachten Te betalen omzetbelasting
€
Kostprijs opdrachten Doorberekende kosten opdrachten Opdracht 2009.50 (€ 8.600,- + € 5.160,-) Doorberekende kosten opdrachten Opdracht 2009.51 (€ 12.900,- + € 7.740,-) Doorberekende kosten opdrachten Opdracht 2010.01 (€ 4.300,- + € 2.580,-) Doorberekende kosten opdrachten Opdracht 2010.02 (€ 17.200,- + € 10.320,-)
€
De omzet is: De korting is: De kostprijs van de omzet is:
„
100.293,20 1.720,€ „
86.000,16.013,20
€
13.760,-
„
20.640,-
„
6.880,-
„
27.520,-
68.800,-
300 × € 100,- + 250 × € 80,- + 600 × € 60,- = € 86.000,0,20 × € 86.000,- × 0,1 = € 1.720,300 × € 80,- + 250 × € 64,- + 600 × € 48,- = € 68.800,-
14 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
9.
Het resultaat van periode1 is per rubriek en in totaal. Rubriek 5 – € 6.200,- – € 24.400,- + € 25.800,- = Rubriek 6 geen resultaat Rubriek 8 + € 86.000,- – € 68.800,- – € 1.720,- = Rubriek 9 – € 1.000,Totaal Journaalpost 899 Aan 081
– € 4.800,0,+ € 15.480,– € 1.000,+ € 9.680,-
Overboekingsrekening Verkoopresultaat periode 1
€
(verlies) (winst) (verlies) (winst)
15.480,€
15.480,-
€
70.000,-
€
410.000,-
€
41.000,-
€
250.000,-
€
3.094,-
€
1.000,-
Opgave 2 Deel 1 2100
Kosten directie (200 × € 100,-) Kosten Administratie (150 × € 100,-) Kosten Verkoop (350 × € 100,-) Doorbelaste kosten Huisvesting
€
20.000,-
„
15.000,-
„
35.000,-
2301 Aan 2302
Te dekken budget Verkoop Budget Verkoop (€ 4.920.000,- : 12)
€
2301 Aan 2310
Te dekken budget Verkoop Seizoencorrecties Verkoop (10% van € 410.000,-)
€
Te dekken budgetten Internal orders Budgetten Internal orders
€
Geactiveerde ontwikkelingskosten Te verrekenen omzetbelasting Vooruit nv
€ „
Kosten Internal orders Doorbelaste kosten Administratie (20 × € 50,-)
€
1.
2200 2300 Aan 2003 2.
3.
4.
5.
6.
2501 Aan 2502
(21000)
0900 1800 Aan 1309
(21000)
2500 Aan 2203
(21000)
410.000,-
41.000,-
250.000,-
2.600,494,-
1.000,-
15 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
7.
8.
1100 Aan 1556 Aan 1810 Aan 8500 en 2301 Aan 2302
Tussenrekening Hotelbonnen Hotel Meerzicht Verschuldigde omzetbelasting Provisie Hotelbonnen
€
Te dekken budget Verkoop Budget Verkoop (25% van € 255,-)
€
Nog te ontvangen bedragen Opbrengst Kortingskaart 1 (5620 × € 25,- × 100/119) Opbrengst Kortingskaart 2 (3802 × € 50,- × 100/119) Opbrengst Kortingskaart 3 (9764 × € 20,- × 100/119) Verschuldigde omzetbelasting
€
Te dekken budget Verkoop Budget Verkoop (25% van € 441.915,97)
€
1404 1556 1711 Aan 1001 Aan 1721 Aan 9311
Schildersbedrijf Klarenbeek bv Hotel Meerzicht Te betalen lonen Rabobank Nog te ontvangen bedragen Financiële baten en lasten
€ „ „
4100 Aan 0004
Kosten bedrijfspand Bedrijfspand
€
Diverse kosten Rabobank Nog te betalen bedragen
€ „
Geactiveerde ontwikkelingskosten Geactiveerde ontwikkelingskosten
€
1721 Aan 8501 Aan 8502 Aan 8503 Aan 1810 en 2301 AAN 2302
9.
10.
5.100,€ „ „
4.796,55 48,45 255, -
€
63,75
€
118.067,23
„
159.747,90
„
164.100,84
„
83.964,03
€
110.478,99
€ „ „
183.326,550,2.354,-
€
50.000,-
€
154,-
€
25.000,-
63,75
525.880,-
110.478,99
7.426,45 4.796,55 174.007, -
50.000,-
Deel 2 11.
12.
4900 1001 Aan 1710
CCVK
0900 Aan 0900
(21000) (PRHB)
90,64,-
25.000,-
16 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
1810
Verschuldigde omzetbelasting (€ 173.109,24 – € 168.571,42) Opbrengst Kortingskaart 1 (€ 200.600,- × 100/119) Opbrengst Kortingskaart 2 (€ 206.000,- × 100/119)
€
4.537,81
„
168.571,43
2301 Aan 2302
Te dekken budget Verkoop Budget Verkoop (25% van € 4.537,82)
€
1404 Aan 1800 Aan 4100
Schildersbedrijf Klarenbeek bv Te verrekenen omzetbelasting Kosten bedrijfspand (€ 1.190,- × 100/119)
€
13.
8501 Aan 8502
€
173.109,24
€
1.134,46
€ „
190,1.000,-
€
3.300,-
€
25.000,-
€
6.550,-
€
123.000,-
en
14.
15.
16.
17.
18.
0900 4080 Aan 1710
(21000) Geactiveerde ontwikkelingskosten (CCDR) Kosten bedrijfsauto’s Nog te betalen bedragen
€ „
1002 Aan 1000
Deposito ING Kas
€
1100 Aan 9451
Tussenrekening Hotelbonnen Opbrengst vervallen Hotelbonnen
€
2310 Aan 2301
Seizoencorrectie Verkoop Te dekken budget Verkoop
€
1.134,46
1.190,-
2.600,700,-
25.000,-
6.550,-
123.000,-
17 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
FINANCIËLE RAPPORTAGE & ANALYSE ZITTING: RAPPORTAGE & ANALYSE
Deel 1 NB: de tussen haken [..] geplaatste opmerkingen zijn uitsluitend ter toelichting. 1.a. Het percentage omzet voor de publieke markt is bij SenS bv (€ 675.000,- : € 2.000.000,-) × 100% = 33,75%. In de sector als geheel is dit 52,63%. De omzet van SenS bv bestaat dus voor een groter deel uit diensten voor de private markt. 1.b. De afwijkende samenstelling van de omzet is ongunstig voor het bedrijfsresultaat van SenS bv. Gegeven is dat de prijs die in rekening gebracht wordt voor de private markt lager is dan de prijs die in rekening wordt gebracht aan de publieke cliënten. 2.
De oplopende omzet is positief voor het bezettingsresultaat, aangezien de werkelijke omzet van € 2.000.000,- hoger is dan de normale jaaromzet van 4 × € 480.000,-. [Positieve bezettingsresultaat in 2010 is: (€ 2.000.000,- – 4 × € 480.000,-) × 93% : 2 = € 37.200,-].
3.a. Omloopsnelheid gemiddeld totaal vermogen SenS bv € 2.000.000,- : (€ 633.500,- + € 649.100,- + € 664.700,- + € 680.300,-)/4 = 3,04. 3.b. Omloopsnelheid van de sector is € 4.750 mln : € 1.500 mln = 3,17. De omloopsnelheid van SenS bv is slechter dan de omloopsnelheid van de sector. 4.
De RTV van SenS bv [(€ 180.000,- : € 656.900,-) × 100% = 27,40%] is beter dan de RTV van de sector [(€ 300 mln : € 1.500 mln) × 100% = 20%], omdat de gemiddelde brutowinstmarge van SenS bv [(€ 180.000,- : € 2.000.000,-) × 100% = 9%] beter is dan de brutowinstmarge van de sector [(€ 300 mln : € 4.750 mln) × 100% = 6,32%].
5.a. Gelet op het totale aantal uren is de ontwikkeling ongunstig. Het aantal declarabele uren neemt af, dus het resultaat neemt eveneens af. 5.b. Het aantal declarabele uren per publieke cliënt neemt geleidelijk toe van 200 in kwartaal 1 naar 235,29 in kwartaal 4. Deze ontwikkeling is gunstig voor het resultaat. 6.
De prijsontwikkeling is neutraal. De prijs per uur voor publieke cliënten blijft € 37,50 per uur, voor private cliënten blijft deze stabiel op € 20,- per uur.
7.a. Het aantal cliëntklachten in procenten van het aantal declarabele uren neemt geleidelijk toe, namelijk van 2,10% in kwartaal 1 tot op 2,30% in kwartaal 4. Dit is ongunstig. 7.b. Het aantal klachten per cliënt neemt geleidelijk af van 0,41 in kwartaal 1 tot 0,39 in kwartaal 4. Dit is gunstig. 7.c.
Het oordeel is verschillend doordat het aantal declarabele uren per cliënt niet constant is (zie het antwoord op 5a en 5b). 18 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
Deel 2 8.a. Afgeboekt is € 3.000,- (beginsaldo) + € 16.000,- (toevoeging) – € 6.000,- (eindsaldo) = € 13.000,-. 8.b. De voorraad materialen is toegenomen met € 44.000,- – € 36.000,- = € 8.000,-. [De materiaalaankopen zijn in 2010 dus € 208.500,- + € 8.000,- = € 216.500,- geweest]. 9.
De debt ratio eind 2009 (€ 180,- + € 98,- + € 6,- + € 15,-) : € 633,50 *) = 0,47 De debt ratio eind 2010 (€ 150,- + € 99,30 + € 5,- + € 22,-) : € 680,30 **) = 0,41. De solvabiliteit is verbeterd want de debt ratio is afgenomen. *) **)
(zie ook tabel 1a, kwartaal 1) (zie ook tabel 1a, kwartaal 4)
10.a. Deze stelling is onjuist. Het kostenresultaat in 2009 was € 92.000,- voordelig en in 2010 € 40.000,- voordelig. 10.b. Deze stelling is onjuist. Het kostenresultaat in rubriek 5 bestaat uit een budgetresultaat en een bezettingsresultaat (zie antwoord op vraag 2). 10.c. Deze stelling is juist. Het afschrijvingspercentage is (€ 14.000,- : € 56.000,-) × 100% = 25% van de aanschaffingsprijs in 2009 evenals in 2010. 10.d. Deze stelling is juist. Het bedrijfsresultaat is de nettowinst plus de interest. Als de interest afneemt, neemt de nettowinst toe en omgekeerd. 11.
Het invoeren van meerdere dekkingsrekeningen is een verbetering, omdat in het bestaande rekeningensysteem verliezen en winsten van de kostensoorten elkaar kunnen compenseren, waardoor het niet goed mogelijk is zicht te krijgen op (in)efficiencies binnen de afzonderlijke posten.
19 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
12.
(geldbedragen ×€ 1.000,-) Beginstand liquide middelen Ontvangsten uit servicecontracten 1) Betalingen wegens: - dividenduitkeringen 2) - materiaalaankopen 3) - lonen en salarissen 4) - leasekosten - interestverplichtingen 5) - aflossingen6) Eindstand liquide middelen
€ 114,65 + € 1.901,55 € 2.016,20 € 103,€ 209,50 € 1.312,50 € 255,70 € 8,50 € 30, -– € 1.919,20 € 97,-
Toelichting: 1) € 2.000,- + € 221,85 – € 307,30 - € 13,- (zie 8a) 2) € 211,5 (winstsaldo 2009) – € 108,5 (toegevoegd aan reserves) 3) € 208,5 + (€ 15,- – € 22,-) + (€ 44,- – € 36,-) 4) € 1313,80 + € 98,- – € 99,30 5) € 7,50 + € 6,- – € 5,6) € 180,- – € 150,-
Deel 3 13.a. Een positief nettoresultaat in een jaar hoeft nog niet te betekenen dat de liquiditeit verbetert, omdat de liquiditeit ook wordt beïnvloed door afschrijvingen, mutaties in vlottende activa en passiva, investerings- en financieringsactiviteiten. 13.b. De afschrijvingen worden als ontvangst in het kasstroomoverzicht opgenomen, omdat zij als kosten de winst hebben verminderd maar geen uitgaven zijn. 14.
Het nettowerkkapitaal is toegenomen met € 83,15 – € 17,65 = € 65,50 (× € 1.000,-). De current ratio is dus ook toegenomen. De liquiditeit is verbeterd.
Deel 4 15.
Werkelijke kosten Schoonmaken € 240.000,- : 23 000 = € 10,43. Het tarief ad € 12,- wordt niet overschreden. De directie hoeft dus niet te worden geïnformeerd. Of Toegestaan 23.000 × € 12,- = 276.000,-. De directie hoeft niet te worden geïnformeerd, want de werkelijke kosten zijn lager. Orderacquisitie € 90.000,- : € 530.000,- = € 0,17 per euro omzet. Dit is minder dan het standaardtarief van 19% (€ 0,19 per euro omzet). De directie hoeft dus niet te worden geïnformeerd. Of Toegestaan 19% van € 530.000,- = € 100.700,-. De directie hoeft niet te worden geïnformeerd, want de werkelijke kosten zijn lager. 20 MBA januari 2011 dagexamen eindversie
Administreren € 28.800,- : 1357 = € 21,22 per cliënt. Het tarief ad € 19,35 wordt met 9,68% overschreden. Dit is meer dan 6%; de directie moet dus worden geïnformeerd. Of Toegestaan 1357 × € 19,35 = € 26.258,-. De directie moet worden geïnformeerd, want de werkelijke kosten zijn meer dan 6% hoger. Directie € 13.200,- : € 372.800,- = € 0,03541 per euro loonsom (3,54%). Dit is minder dan het standaardtarief van 4%. De directie hoeft dus niet te worden geïnformeerd. Of: Toegestaan € 372.800,- × 4% = €14.912,-. De directie hoeft niet te worden geïnformeerd, want de werkelijke kosten zijn lager. Conclusie: De directie moet worden geïnformeerd over de kostenoverschrijding bij Administreren.
21 MBA januari 2011 dagexamen eindversie