MBA UITWERKINGEN JANUARI 2007
UITWERKINGEN PRAKTIJKEXAMEN MODERNE BEDRIJFSADMINISTRATIE 15, 16 EN 17 JANUARI 2007
Versie 5: 04/01/2007
BEDRIJFSECONOMIE
Opgave I 1.
De indirecte kosten per arbeidsuur bedragen:€ 243.750,- : 650 = € 375,Integrale kostprijzen:
Direct materiaal Directe arbeid Indirecte kosten 175 × € 375,475 × € 375,-
2.
€ „
C87 12.300,7.000,-
„
65.625,-
€
84.925,-
€ „
C89 35.400,19.000,-
„ 178.125,€ 232.525,-
De indirecte kosten per eenheid van de verschillende kostenveroorzakers: • materiaal handelingen € 36.250,- : 1450 = € 25,- per onderdeel • draaibank € 96.000,- : 32 000 = € 3,- per omstelling • freesmachine € 75.000,- : 1000 = € 75,- per machine-uur • logistie ke handelingen € 36.500,- : 10 = € 3.650,- per order.
1 MBA januari 2007 avondexamen
3.
Integrale kostprijzen op basis van ABC:
Direct materiaal Directe arbeid Indirecte kosten materiaalhandelingen 600 × € 25,850 × € 25,draaibank 8 000 × € 3,24 000 × € 3,freesmachine 500 × € 75,500 × € 75,logistieke handelingen 4 × € 3.650,6 × € 3.650,-
€ „
C87 12.300,7.000,-
„
15.000,-
„ „ „
€ „
C89 35.400,19.000,-
„
21.250,-
„
72.000,-
„
37.500,-
24.000,37.500,14.600,-
€ 110.400,-
„ 21.900,€ 207.050,-
4.
De berekening van de integrale kostprijzen op basis van een traditionele methode veronderstelt dat de totale indirecte kosten samenhangen met het totale aantal directe arbeidsuren. Berekening van de integrale kostprijzen op basis van de ABC levert een zuiverder beeld, omdat het beslag op de verschillende activiteiten afwijkt van het beslag op de directe arbeidskosten.
5.
Twee belangrijke strategische toepassingen zijn: • de managementinformatie voor wat betreft de activiteitenanalyse wordt verbeterd, omdat de kostenstructuur door ABC duidelijker in beeld is gebracht. Daardoor kan per activiteit de efficiency beter worden beoordeeld; • er is een betere kostenplanning mogelijk, o.a. prijs - en product mixbeslissingen; • er is een betere besluitvorming mogelijk, o.a. bij kostentechnologische vernieuwingen.
Opgave II 1.a.
Indirecte kosten zijn kosten, waarvan niet bij voorbaat vaststaat welke producten deze kosten hebben veroorzaakt.
1.b. Voorbeelden van constante indirecte productiekosten zijn: - de afschrijving van machines, als er meerdere typen product op deze machines worden gefabriceerd en de waardevermindering ervan gelijk blijft ongeacht de bezetting; - het onderhoud van de productiehal, als er meerdere typen product in de productiehal worden gefabriceerd en het onderhoud onafhankelijk is van het gebruik dat van de hal wordt gemaakt. 2.
De vorm van budgettering die het meest geschikt is voor deze onderneming is gemengde kostenbudgettering. Bij de verkoop ontstaan constante kosten en proportioneel variabele kosten.
2 MBA januari 2007 avondexamen
3.a.
De standaard fabricagekostprijs is als volgt samengesteld. materiaalverbruik lonen constante kosten productie variabele kosten productie
1 eenheid × € 4,-/eenheid (2 875 : 11 500)uur × € 20,-/uur
€ 4,? „ 5,? „ 9,? „ 3,50 € 21,50
0,5 machine -uur × € 7,-/uur
3.b. De standaard commerciële kostprijs is als volgt samengesteld. standaard fabricagekostprijs constante verkoopkosten variabele verkoopkosten
4.
(5500 – 11 500 × 0,5) × € 9,- × 2 (5500 – 12 500 × 0,5) × € 9,- × 2
€ 4.500,? „ 13.500,? € 9.000,?
(W) (V) (V)
Begrote contributiemarge: 12 250 × (€ 50,- – € 9,- – € 1,-) = € 490.000,-. In procenten van de begrote omzet: (€ 490.000,- : € 612.500,-) × 100% = 80%. of: (€ 40,- : € 50,-) × 100% = 80%.
5.b. Begrote bezettingsresultaten: - productie: (12 600 – 12 500) × € 11,- verkopen: (12 250 – 12 500) × € 3,-
5.c.
€ 21,50 „ 2,? „ 0,50 € 24,?
Het bezettingsresultaat productie (€ 9.000,- V) kan als volgt worden gesplitst: efficiencyresultaat machine-uren bezettingsresultaat machine-uren
5.a.
(zie antwoord 3.a.)
= € 1.100,- (W) = „ 750,- (V) € 350,- (W)
Begrote nettowinst: - verkoopresultaat: 12 250 × (€ 50,- – € 24,-) = € 318.500,- (W) - bezettingsresultaten (zie vraag 5.b.) = „ 350,- (W) € 318.850,- (W)
5.d. Het break even punt kan als volgt worden berekend. De constante kosten zijn: 12 500 × € 11,- + 12 500 × € 3,- = € 175.000,-. Break even punt (in hoeveelheden): € 175.000,- : (€ 50 – € 10,-) = 4375 eenheden. De break even omzet is dus 4375 × € 50,- = € 218.750,-. 5.e.
De veiligheidsmarge in procenten van de omzet is: [(€ 612.500,- – € 218.750,-) : € 612.500,-] × 100% = 64,29%.
6.
De minimale prijs is gelijk aan de “opportunity” kosten: - 400 eenheden × € 10,- = € 4.000,- 600 eenheden × € 50,- = „ 30.000,1000 eenheden kosten minimaal: € 34.000,Dit is per eenheid: € 34,-.
3 MBA januari 2007 avondexamen
Opgave III 1.
De rentabiliteit van het eigen vermogen na belasting: (€ 2.100.000,- : € 16.900.000,- ) × 100% = 12,426% = 12,43%.
2.
Het financiële hefboomeffect is de invloed van het financieren met vreemd vermogen op de rentabiliteit van het eigen vermogen.
3.
De gemiddelde kostenvoet van het vreemd vermogen (KVV) is: (€ 1.400.000,- : € 26.300.000,-) × 100% = 5,32%. De rentabiliteit van het totale vermogen (RTV) is: (€ 4.550.000,- : € 43.200.000,-) × 100% =10,53 %. Omdat de RTV > KVV, is het hefboomeffect positief.
4.a. De debt ratio is : 2006: € 26.300.000,- : € 43.200.000,- = 0,61 2005: € 26.800.000,- : € 42.700.000,- = 0,63 4.b. De debt ratio geeft informatie over de solvabiliteit. 5.
Als sluitpost in het kasstroomoverzicht dient de mutatie in de liquide middelen of de netto kasstroom.
6.
Het kasstroomoverzicht over 2006, alle getallen × € 1.000,-
Bedrijfsresultaat Afschrijvingen Mutatie voorzieningen Mutatie voorraden Mutatie debiteuren Mutatie crediteuren Kasstroom uit bedrijfsoperaties Betaalde interest Betaalde vennootschapsbelasting
bedrag 4.550 2.200 100 400 500 400 6.350 1.400 1.050 2.450 3.900
Kasstroom uit operationele activiteiten
7.
+ of – + + + + – –
Investeringen in materiële vaste activa Investeringen in financiële vaste activa Kasstroom uit investerin gsactiviteiten
1.800 1.200
Mutatie lang vreemd vermogen Mutatie kort vreemd vermogen (rekening crt.) Betaald dividend Kasstroom uit financieringsactiviteiten Netto-kasstroom (mutatie liquide middelen )
800 1.000 1.100
3.000
1.300 400
– – – – – – + – – –
–
De agioreserve is een formele reserve, omdat hij op de creditzijde van de balans staat. 4 MBA januari 2007 avondexamen
8.
Een stille reserve is een reserve waarvan de aanwezigheid aangenomen kan worden, maar waarvan de omvang niet bekend is.
9.
Twee balansposten waarin een stille reserve kan voorkomen, zijn: - materiële vaste activa die ondergewaardeerd zijn; - voorraden goederen die worden gewaardeerd tegen de betaalde inkoopprijs die lager is dan de actuele waarde.
Opgave IV 1.
De verwachte omvang van de verandering in het netto werkkapitaal is: Gemiddelde toename voorraden Gemiddelde toename debiteuren Gemiddelde toename crediteuren Toename netto werkkapitaal
2.
€ „ – „ €
De verwachte omvang van de totale investering in vaste activa aan het begin van het eerste jaar is: Investering loods Investering inventaris en transportmiddelen Totale investering in vaste activa
3.
€ 1.200.000,„ 300.000,€ 1.500.000,-
De verwachte kasstroom aan het eind van het eerste jaar is: Omzet Inkoopwaarde omzet 35% Variabele kosten 15% Overige vaste kosten Afschrijving loods Afschrijving inventaris Winst voor belasting Vennootschapsbelasting Winst na belasting Afschrijving loods Afschrijving inventaris Kasstroom
4.
175.000,200.000,125.000,250.000,-
€ 2.500.000,„ 875.000,„ 375.000,„ 360.000,„ 40.000,„ 50.000,€ 800.000,– „ 240.000,€ 560.000,„ 40.000,„ 50.000,€ 650.000,– – – – –
De verwachte kasstroom aan het eind van het zesde jaar is: Kasstroom (zie vraag 3.) Restwaarde loods Vrijval netto werkkapitaal Kasstroom zesde jaar
€ 650.000,„ 960.000,„ 250.000,€ 1.860.000,-
5 MBA januari 2007 avondexamen
5.
De terugverdientijd is:
€ 3.500.000,- : € 1.000.000,- = 3,5 jaar, afgerond 4 jaar.
6.
Op grond van het antwoord op vraag 5. kan geen oordeel over de aanvaardbaarheid gegeven worden, omdat er geen eis is gegeven over de maximaal toegestane terugverdienperiode.
7.
De netto contante waarde van het project bedraagt: – € 3.500.000,- + € 1.000.000,- × 0,935 + € 1.000.000,- × 0,873 + € 1.000.000,- × 0,816 + € 1.000.000,- × 0,763 + € 1.000.000,- × 0,713 + € 1.000.000,- × 0,666 = € 1.266.000,-.
8.
Op grond van het antwoord op vraag 7. kan een aanvaardbaarheidsoordeel worden gegeven, omdat de eis (7%) bekend is (en het project is aanvaardbaar omdat de NCW > 0 is).
9.
De interne rentevoet van een project is die rendementseis, waarbij de netto contante waarde van een project nul is.
10.
Omdat de netto contante waarde groter is dan nul, moet de interne rentevoet groter zijn dan 7%.
6 MBA januari 2007 avondexamen
BEDRIJFSADMINISTRATIE I 302
1.
Inkoopcontracten (5000 × € 22,-) Prijsverschillen inkoopcontracten Contractcrediteuren
€
110.000,-
Aan Aan
321 141
Aan Aan
141 321 302
Contractcrediteuren Prijsverschillen inkoopcontracten Inkoopcontracten (1700 × € 22,-)
€ „
310
Nog te ontvangen sisal (1 700 × € 22,-) Vrachtkosten Nog te ontv. facturen grondstoffen Overige variabele productiekosten Constante kosten Te vorderen omzetbelasting Prijsverschillen sisal (€ 37.400,- – € 34.850,-) Prijsverschillen ontv. grondstoffen (€ 35.000,- – € 29.400,-) Crediteuren
€
Voorraad sisal (2100 × € 22,-) Voorraad overige grondstoffen (16 500 × € 2,50) Nog te ontvangen facturen sisal Nog te ontvangen facturen grondst.
€
46.200,-
„
41.250,-
€
2.
€ „
6.250,103.750,-
€
37.400,-
€
2.550,-
„
5.600,-
34.850,2.550,-
en
Aan
430 143 480 990 180 320
Aan
322
Aan
140 300
3.
301 Aan Aan
142 143 142
37.400,-
„ 2.100,„ 35.000,„ 3.200,„ 1.500,„ 13.499,50
„ 84.549,50
Aan
310
Nog te ontvangen facturen sisal (1900 × € 22,-) Nog te ontvangen sisal Te betalen lonen Overige variabele productiekosten Te betalen interest Bank
€ „ „
Aan
152 480 170 110 600
Kosten sisal (1580 × € 22,-) Kosten overige grondstoffen (15 900 × € 2,50) Voorraad sisal Voorraad overige grondstoffen
€
34.760,-
„
39.750,-
4.
5.
6.
601 300 301
€ „
46.200,41.250,-
€
41.800,-
€
28.000,-
€ „
34.760,39.750,-
41.800,-
25.900,1.300,800,-
7 MBA januari 2007 avondexamen
220
7. Aan Aan
150 151
Aan
152 510 520
8.
580 590
Aan Aan Aan Aan Aan
603 820 511 521 581 591 499 602
9. Aan
631 700
10.
604 Aan
610
Aan
611
Aan
612
Aan
613
Aan
614
11. Aan Aan Aan
710 612 610 611 613
Tussenrek. lonen en sociale lasten (1,3 × € 45.610,-) Loonheffing Te betalen sociale lasten (0,3 × € 45.610,- + € 7.560,-) Te betalen lonen
€
59.293,-
Variabele huisvestingskosten Variabele inkoopkosten (€ 2.500,- + € 400,-) Overige variabele productiekosten (€ 4.200,- + € 1.400,- + € 2.200,-) Variabele verkoopkosten (€ 3.900,- + € 450,- + € 800,-) Toeslag overige var. productie kosten Toeslag variabele verkoopkosten Dekking variabele huisvestingkosten Dekking variabele inkoopkosten Dekking overige var. productiekosten Dekking variabele verkoopkosten Overboekingsrekening rubriek 4
€ „
2.100,2.900,-
„
7.800,-
„
5.150,-
„ „
8.100,4.900,-
Productielonen (1620 × € 24,-) Verrekende productie lonen
€
11.800,21.243,-
„
26.250,-
€ „ „ „ „
2.250,3.000,8.100,4.900,12.700,-
€
38.880,-
€
39.600,-
„
45.000,-
„
43.200,-
„
9.000,-
„
7.200,-
„
6.800,-
€ „ „
70,40,45,-
38.880,-
Voorraad kkt € 136.000,(850 × € 160,-) Kosten uitval „ 8.000,(50 × € 160,-) (of 50 × € 152,-) „ 7.600,Standaardkosten sisal (900 × € 44,-) Standaardkosten overige grondstoffen (900 × € 50,-) Standaard productielonen (900 × € 48,-) Standaardtoeslag overige var. productiekosten (900 × € 10,-) Standaardkosten uitval (900 × € 8,-) (of 850 × € 8,-) Voorraad kkt in bewerking € Standaard productielonen „ Standaardkosten sisal Standaardkosten overige grondstoffen Standaardtoeslag overige var. productiekosten
€ „
75,80,-
8 MBA januari 2007 avondexamen
12. Aan Aan
130 840 181
Debiteuren Opbrengst verkopen Te betalen omzetbelasting
€ 206.167,50
800
Kostprijs verkopen (825 × € 160,-) Af te leveren kkt
€
€
€ „ „
€ 173.250,– „ 32.917,50
en Aan
720
720
132.000,-
Aan
700
Af te leveren kkt (860 × € 160,-) Voorraad kkt
Aan Aan Aan
599 911 899 910 699 912
Overboekingsrekening rubriek 5 Fabricageresultaat Overboekingsrekening rubriek 8 Resultaat kostenplaatsen Overboekingsrekening rubriek 6 Verkoopresultaat
Aan
999 090
Overboekingsrekening rubriek 9 € 15.480,Winstsaldo ( € 2.210,- + € 38.750,- – € 2.880,- – € 22.600,-)
13.
14.
15.
€
132.000,-
€
137.600,-
€ „ „
2.210,2.880,38.750,-
€
15.480,-
137.600,-
2.210,2.880,38.750,-
9 MBA januari 2007 avondexamen
BEDRIJFSADMINISTRATIE II 1.
Betaalde termijnen: op 1 april 2006 op 1 juli 2006 op 1 oktober 2006 op 1 december 2006 op 1 april 2007 Totaal
€ 1.225.000,„ 875.000,„ 875.000,„ 495.000,„ 30.000,€ 3.500.000,-
2.
Aflossing hypothecaire lening op 1 oktober 2006: € 3.500.000,--/ 25/ 2 = € 70.000,-.
3.
Interestbedrag op 1 juli 2006: € 3.500.000,- × 0,036 × 3/12 = € 31.500,Interestbedrag op 1 oktober 2006: idem (aflossing van de hypotheek heeft nog geen invloed op het interestbedrag).
4.
Het banksaldo la at einde december een tekort zien van € 103.000,-. 1/4 1/7 1/10 1/12 totaal Hypotheek € 3.500.000 € 3.500.000 Aflossing hypotheek – € 70.000 –„ 70.000 Rentebetalingen –€ 31.500 – € 31.500 –„ 63.000 Betaling projectsom – € 1.225.000 – € 875.000 – € 875.000 – € 495.000 – „ 3.470.000 – € 103.000
5.
Inderdaad neemt het tekort van de bankstand toe met € 20.580,-. (twee maanden rente over € 3.500.000,- – € 70.000,-).
6.
Minimum aantal gebruikers: Weekend: 13 × 2 × 400 × 1,5 = 15 600 Overige dagen: (90 – 26) × 400 = 25 600 Benodigde opbrengst per gebruiker: € 154.500,- / (15 600 + 25 600) = € 3,75
7.
Totaal aantal bezoekers: € 154.500,- / € 3,- = 51 500 Aantal bezoekers op een doorde weekse dag: 51 500 /(26 × 1,5 + 64) = 500 bezoekers
8.
Bij maximumvergoeding uitgaan van minimale bezoekersaantallen: Opbrengsten: [(13 × 2 × 400 × 1,5) + (64 × 400) × € 2,50] = 41 200 × € 2,50 = € 103.000,Maximale vergoeding gemeente: € 154.500,- – € 103.000,- = € 51.500,-.
9.
Aantal productieve uren per monteur per jaar: (52 × 40) – (38 × 8) – (5 × 8) – (14 × 8) – (6 × 15) + (3 × 20) = 1 594 uren
10.
Totale kosten per monteur per jaar: Jaarsalaris € 2.250,- × 12 × 1,08 × 1,30 Overwerk 3 × 20 × € 35,- × 1,30 Bijkomende vergoedingen 12 × € 200,Totaal
€ 37.908,„ 2.730,„ 2.400,€ 43.038,-
10 MBA januari 2007 avondexamen
11.
Jaarlijkse kosten inhuren van uitzendkrachten: 6 × 50 × € 28,- = € 8.400,-
12.
Te kiezen alternatief: Totale kosten monteurs Inhuren uitzendkrachten Bijkomende kosten Totaal
2 × € 43.038,6 × 50 × € 28,-
€ 86.076,„ 8.400,„ 15.000,€ 109.476,-
Kosten contract bij uitbesteding
€ 120.000,-
Uit kostenoogpunt zal de gemeente kiezen voor het in eigen beheer houden van de werkzaamheden. 13.
Vervanging van fulltime monteurs door uitzendkrachten heeft geen zin. Het uurtarief van de monteurs (“all in”) bedraagt € 43.038,- /1 594 = € 27,-. De uitzendkrachten kosten € 28,- per uur, dus heeft vervanging geen kostenbesparing opgeleverd.
14.
Fabricagekostprijs miniatuur-gondel: Materialen 0,360 × € 15,Arbeid 15/60 × € 20,Machinekosten 12/60 × (€ 16.000,-/800 + € 12.000 ,-/500) Ongekeurd
€ 5,40 „ 5,00 „ 8,80 € 19,20
Goedgekeurd
€ 25,60
100/75 × € 19,20
15.
Constante kosten: € 16.000,Variabele kosten per goedgekeurd product: 100/75 × € 15,20 = € 20,27 Break-even afzet: X × € 35,- – 50 × € 20,27 – X × € 20,27 – € 16.000,- = 0 X = 1 155,02376103 = 1 156 stuks
16.
Machinekosten: Bezettingsresultaat
(W – N) × C/N = (510 – 800) × € 20,-
€ 5.800,--
Lonen: Prijsresultaat Efficiencyresultaat
(P s – P w ) × Hw = (€ 20,- – € 21,40) × 605 (Hs – H w ) × P w = (612,5 – 605) × € 20,-
€ €
847,-150,--
nadelig voordelig
Materialen: Prijsresultaat Efficiencyresultaat
(P s – P w ) × Hw = (€ 15,- – € 15,25) × 833 (Hs – H w ) × P w = (882 – 833) × € 15,-
€ 208,25 € 735,--
nadelig voordelig
Uitvalresultaat: Uitvalresultaat
(Hs – H w ) × P w = (612,5 – 686) × € 25,60
€ 1.881,60
nadelig
17.
18.
19.
nadelig
11 MBA januari 2007 avondexamen
STATISTIEK Opgave 1 1.a. Een steekproef is een onderzoek waarbij een deel van de populatie wordt onderzocht. 1.b. Van een steekproef wordt gebruik gemaakt: - uit een oogpunt van reductie van kosten; - omdat de gegevens dan sneller beschikbaar zijn; - als de onderzochte elementen bij het onderzoek verloren gaan. 2, 3 en 4. Berekening van de vaste orderkosten en de totale orderkosten in procenten van de ordergrootte. Lexander BV. Ordergrootte, percentage vaste Vaste OrderOrdergrootte orderkosten nummer (× € 100) (× € 100) 6 25 18 21 50 18 46 90 18 53 120 18 75 200 18 5.a. 5.b. 5.c. 5.d. 5.e.
en totale orderkosten van 5 orders van product Z. Vaste Totale orderkosten orderkosten % % 72 82 36 46 20 30 15 25 9 19
Zie grafiek. Zie grafiek. Er is sprake van een negatieve kromlijnige correlatie (degressief dalend). Zie grafiek. Er is geen sprake van correlatie. De brutowinstmarge is bij iedere order even groot en daarmee onafhanke lijk van de ordergrootte.
6.a. Zie grafiek. Het nettoresultaat = 0 is bij een ordergrootte van 74 × € 100,-. 6.b. Zie grafiek. 7.a.
Zie grafiek. Bij een ordergrootte van 40 × € 100 is het percentage totale orderkosten 55. Met een brutowinstmarge van 35 is het nettoresultaat: (–55 + 35)% van 40 × € 100. Dit is – 20% van 40 × € 100 = – 8,0 × € 100. 7.b. Zie grafiek. Bij een ordergrootte van 140 × € 100 is het percentage totale orderkosten 23. Bij een brutowinstmarge van 35 is het nettoresultaat (–23 + 35)% van 140 × € 100. Dit is 12% van 140 × € 100 = 16,8 × € 100. 7.c. Deze verschillen kunnen worden veroorzaakt door afronding en door onnauwkeurigheden bij het aflezen uit de grafiek.
12 MBA januari 2007 avondexamen
Grafiek
brutowinst% totale orderkosten%
Spreidingsdiagram van het verband tussen ordergrootte en totale orderkosten / bruto winst van product Z in productieonderneming Lexander BV
Legenda totale orderkosten ––––– brutowinst – – –
ordergrootte × € 100,-
13
MBA januari 2007 avondexamen
Opgave 2 1.
Trendcijfer periode 1 van 2004 is (½ × 330 + 315 + 1110 + 930 + ½ × 360) : 4 = 675,0 = 675 × 1000 dozen van 5 kg.
2. Hoogste waarde Jaar 2004 2005 2006
1110 1125 1144
– Laagste waarde = Verschil (× 1000 dozen van 5 kg) – 315 = 795 – 340 = 785 – 355 = 789
Er is sprake van een stijgende trend. De verschillen tussen hoogste en laagste cijfer per cyclus blijven ongeveer gelijk (vertonen geen verband met de trend), dit duidt op een additief seizoenpatroon. 3. Afzet roomijs Jaar 2003 2004
2005
2006
Kwartaal 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4
900 330 315 1110 930 360 340 1125 952 386 355 1144 970 414
Som van de trendafwijkingen Gemiddeld Correctie (– 0,17 : 4 = – 0,04) Voorlopig seizoenpatroon Seizoenpatroon (seizoenveranderingsgetallen)
Trendafzet
668 675 682 687 692 698 703 707 712 717
Trendafwijking 1 2 3 (× 1000 dozen van 5 kg)
4
–353 +435 +248 –327 –352 +427 +249 –321 –357 +427
–1062 –354,00 –354,04 –354 –354
+1289 +429,67 +429,63 +430 +430
+497 +248,50 +248,46 +248 +248
–648 –324,00 ∑ = 0,17 –324,04 ∑ = 0 –324 –324
14 MBA januari 2007 avondexamen
4. en 5. 717 – 668 Verandering per periode = ________ 10 – 1
Jaar
Kwartaal
2006
2 3 4 1 2 3 4
2007
6.
7.
Trendafzet
49 = __ = 5,44 × 1000 dozen van 5 kg. 9
SeizoenVerwachte trendafzet patroon (× 1000 dozen van 5 kg)
Verwachte afzet
717 717 717 717 717
+ 3 × 5,44 + 4 × 5,44 + 5 × 5,44 + 6 × 5,44
= = = =
733,3 738,7 744,2 749,6
= = = =
733 739 744 750
–354 +430 +248 –324 (totaal
379 1169 992 426 2966)
Berekening van de toevallige afwijkingen:
Jaar
Kwartaal
2005
1 2
Afzet 340 1125
– (trendafzet + cijfer seizoenpatroon) (× 1000 dozen van 5 kg) – (692 + –354) – (698 + 430)
=
Toevallige afwijking 2 –3
De toevallige afwijkingen zijn relatief klein. Met behulp van de trend en het seizoenpatroon kan dan een nauwkeurige prognose worden gedaan.
8. en 9.
Jaar 2006 2007
Kwartaal 4 1 2 3 4
416 416 416 416 416
Verwachte trendafzet (× 1000 dozen van 5 kg)
×
× 1,04 × 1,042 × 1,043 × 1,044
× × × ×
= = = =
432,6 = 433 449,9 = 450 467,9 = 468 486,6 = 487
seizoenindex
25
/100
/100 /100 140 /100 60 /100 (totaal 175
Verwachte afzet (× 1000 dozen van 5 kg) 108,2 = 787,5 = 655,2 = 292,2 =
108 788 655 292 1843)
10.a. Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). 10.b. Prijs roomijs : € 4,80 × 116,2 / 114,5 = € 4,871 = € 4,87. 10.c. Omzet roomijs: (2966 × 1000 × 5 × € 4,87) : 1.000.000 = 72,2221 dat is 72 × € 1.000.000,-
15 MBA januari 2007 avondexamen
BELASTINGWETGEVING Opgave I 1.
a. onjuist b. juist c. onjuist d. onjuist
2.
a. juist b. onjuist c. juist d. onjuist
3.
a. juist b. onjuist c. onjuist d. juist
4.
a. onjuist b. onjuist c. juist d. juist
Opgave II 1.
Nee. Uitsluitend ondernemers hebben recht op investeringsaftrek; resultaatgenieters niet.
2.
De afschrijving over 2006 bedraagt dan 7/12 × ? × € 2.100,- = € 408,33. (Indien de economische levensduur korter is dan de technische, dan wordt de economische levensduur als uitgangspunt genomen.)
3.
Ja. De motorfiets wordt zakelijk en privé gebruikt en behoort dan tot het keuzevermogen.
4.
Nee. Het werkelijke privégebruik dient als onttrekking te worden opgenomen. ? × € 4.500,- = € 1.500,- mag niet ten laste van de winst worden gebracht. (Het autokostenforfait is niet van toepassing op een motorfiets.)
5.a. Ja, er is sprake van uitsluitend privégebruik. 5.b. Nee, de garage behoort tot het verplicht ondernemingsvermogen, omdat er sprake is van een afzonderlijke ingang. 5.c. Nee, de hypothecaire schuld dient te worden gesplitst in privé- en ondernemingsvermogen.
16 MBA januari 2007 avondexamen
6.
Nee. Het deel van de uitgaven die gemaakt zijn door Martine is beperkt aftrekbaar voor € 1.500,(art. 3.16, tweede lid letter f Wet IB 2001). Het gevolg is dat € 5.500,- niet in mindering kan worden gebracht op de winst. (Het deel van de uitgaven dat betrekking heeft op het vergezellen door Nic – € 3.500,- – kan in het gehe el niet in aftrek worden gebracht, omdat hiermee geen zakelijk belang is gediend.)
7.
Bij het staken van een onderneming door overlijden dienen de stille en fiscale reserves in de heffing betrokken te worden. Bij overlijden bestaat recht op de stakingsaftrek van € 3.630,-. Belast is dus € 43.000,- – € 3.630,- = € 39.370,-.
8.
- Nic kan een (schriftelijk) verzoek doen om doorschuiving, of - hij kan een lijfrenteverzekering afsluiten bij een professionele verzekeraar.
9.
Niets, de uitkering uit een ongevallenrisicoverzekering wordt niet belast met inkomstenbelasting. De premie is niet aftrekbaar.
Opgave III 1.a. 31-12-2005 € 40.000,„ 88.000,„ 20.000,€ 148.000,-
Aandelenkapitaal Winstreserves Winst 2005 (resp. 2006) Totaal begin/eindvermogen Af: beginvermogen 1 januari Vermogensverschil Onttrekking vennootschapsbelasting Belastbare winst 2006 (is belastbaar bedrag) 1.b. 25,5 % van € 15.000,- is:
€
31-12-2006 € 40.000,„ 90.000,„ 28.000,€ 158.000,„ 148.000,€ 10.000,„ 5.000,€ 15.000,-
3.825,-
2.
0. De winstuitkeringen vallen onder de deelnemingsvrijstelling.
3.
€ 40.000,- + 0,8 × (€ 60.000,- + € 50.000,-) = € 128.000,-
4.a.
Holding Mobiel BV ontvangt meer winstuit kering ad € 28.000. Deze winst valt onder de deelnemingsvrijstelling. 4.b. Voor Rijwiel BV heeft het geen consequenties. Er zijn geen meerwaarden gerealiseerd bij deze vennootschap.
Opgave IV 1.
Nee, gedeeltelijk. Voor de identiteitsvaststelling dient een geldig paspoort of identiteitsbewijs te worden overgelegd. Een rijbewijs geldt niet als zodanig. (Dus: ten aanzien van Derksen is correct gehandeld en ten aanzien van Everaars niet.)
17 MBA januari 2007 avondexamen
2.
Nee. Hier is sprake van een gewone dienstbetrekking. (De vrijstelling voor huishoudelijk personeel is uitsluitend van toepassing indien werknemers voor meer dan 90% diensten verrichten in de huishouding van een natuurlijk persoon.)
3.a.
De € 800,- is belast; de € 700,- vrijgesteld. Als voorwaarde voor een vrijgestelde vergoeding geldt dat de vergoeding is verstrekt of toegezegd vóór het einde van het jaar waarin de kosten zijn gemaakt. De opleiding die de werknemer volgt, moet betrekking hebben op het verwerven van inkomen uit werk en woning. 3.b. De tabel bijzondere beloningen is hierop van toepassing. 4.a.
Kilometervergoeding: de reiskosten voor de studiekosten zijn onbelast tot € 0,19 per gereden kilometer. De vergoeding van € 114,- is dus onbelast. 4.b. Maaltijdvergoeding: onbelast; er is sprake van een meer dan bijkomstig zakelijk karakter en ze blijven beneden 80 maaltijden per jaar. 5.
Nee. Tot het loon behoort al hetgeen uit dienstbetrekking wordt genoten en hierbij behoren ook voorschotten.
Opgave V 1.
Nee. Het ‘nieuwe feit’ geldt alleen voor directe belastingen (dus niet voor indirecte belastingen, zoals de omzetbelasting).
2.
Nee. Een ondernemer dient de administratie 7 jaar te bewaren (dus Zon moest ook 1999 en 2000 bewaren).
3.
Nee. De administratie dient toegankelijk te zijn en controleerbaar binnen een redelijke termijn (art. 52 lid 6 AWR).
4.
Nee. Een ondernemer is niet verplicht facturen uit te reiken aan particulieren. (Dit geldt alleen voor ondernemers op grond van art. 35.)
5.
Nee. Alleen een naheffing is mogelijk over de jaren 2001 tot en met 2005.
6.
Geen van beide. Een vergrijpboete van 100% is alleen mogelijk bij fraude middels listigheid, valsheid of samenspanning en de te weinig geheven belasting omvangrijk is of dat er sprake is van recidive van een boete waarbij opzet in het spel is. Daar is hier geen sprake van. Indien er sprake is van verwijtbaarheid dan is een vergrijpboete mogelijk van 25% (grove schuld) of 50% (opzet). Dit dient de Inspecteur te bewijzen. Er lijkt sprake te zijn van verwijtbaarheid, omdat de OB-schuld oploopt van 1999 tot en met 2005 en de onderneming nooit actie heeft ondernomen om (aanvullende) aangiften te doen.
7.
Nee. De agenda behoort tot de administratie van Zon. Geert heeft deze nodig om Zons gereden kilometers te kunnen controleren.
18 MBA januari 2007 avondexamen