23 . Z ullen
we nog eens dichten?
Denk goed na!
U itg w ev w e w ri .s j S ch c oo ho ls ols up u po pp rt. or nl t
Een oude boer uit het landelijke Sinaai maakt elke ochtend om vijf uur heel veel lawaai. En als men hem vraagt waarom hij dat doet zegt hij : ‘Het is voor mijn vrouwtje, zo houd ik haar zoet. Want dan wordt ze niet wakker van het hanengekraai.
Schrijfpalet
Poezie: een limerick
Dit is een limerick, het is een kort gedicht, dat uit vijf regels bestaat. De eerste, tweede en vijfde regel rijmen op elkaar. (Sinaai - lawaai - hanengekraai) Ook de derde en vierde regel rijmen op elkaar. (doet - zoet) In de eerste regel wordt een figuur uit een bepaalde plaats voorgesteld. (een boer uit Sinaai) De laatste regel vertelt een grapje.
6
Denk aan een persoon of een dier. Bedenk nu uit welke plaats je personage komt. Maak met die gegevens je eerste versregel. Verzamel een aantal woorden die rijmen op de plaatsnaam. Fantaseer wat je personage doet of meemaakt. Noteer dat in een tweede regel. Kies om de regel te eindigen één van je verzamelde rijmwoorden. In regel drie en vier geef je nog wat meer uitleg. Noteer eerst regel drie op je kladblad. Verzamel dan woorden die rijmen op het laatste woord van regel drie. Bedenk regel vier, die rijmt op regel drie. Voor regel vijf bedenk je een grappig einde. Deze regel moet weer rijmen op regel één en twee!
Je gaat straks zelf een limerick schrijven, maar eerst mag je nog wat oefenen.
Vul de volgende limericks aan. Lees eerst nog eens na waaraan een limerick met voldoen! Een dikke kattin uit Tervuren merkt dat een kater haar zit te begl __________ . Op zijn avances gaat ze niet ______________ Zo’n straatkat is voor haar veel te min. Zij heeft een oogje op de Siamese kat van de b________
Een jonge onderwijzer uit _____________ wordt door zijn leerlingen heel erg verwend. Zijn klas bestaat enkel uit meisjes. Die trakteren hem op koeken en __________ , want ze vinden hun meester een heel knappe _______.
Nu is het aan jou om een limerick te schrijven. Verzamel eerst wat je nodig hebt op een kladblaadje. 6e leerjaar groep 8
23 . Z ullen
6e leerjaar groep 8
we nog eens dichten? Maak je er nog één?
U itg w ev w e w ri .s j S ch c oo ho ls ols up u po pp rt. or nl t
Nu is het aan jou om een limerick te schrijven. Verzamel eerst wat je nodig hebt op een kladblaadje. Volg stap voor stap de richtlijnen bij denk goed na, dat is een hele hulp!
Controleer: Herlees je limerick. Misschien moet je hier en daar nog iets veranderen. Ben je helemaal tevreden? Schrijf je resultaat dan op een mooi blad. Maak er nog een leuke tekening bij om het geheel af te werken.
24 . Ons
huisreglement
Afwassers gevraagd!
6
Denk goed na!
U itg w ev w e w ri .s j S ch c oo ho ls ols up u po pp rt. or nl t
Waarschijnlijk bestaan er bij jou thuis wel een paar afspraken waaraan elke huisgenoot zich moet houden (of dat in ieder geval zou moeten doen). Jas aan de kapstok!
Schrijfpalet
Poezie: rijmvormen
Noteer kort de belangrijkste regels en afspraken die bij jou thuis gangbaar zijn (minimum 5). Noteer rijmwoorden die bij jouw regels en afspraken passen. Kies welke rijmvorm je wilt gebruiken. Kies ook welke rijmwoorden je effectief wilt gebruiken door ze te omcirkelen.
Een paar voorbeelden:
Schoenen uit!
Bedtijd!
Vuile was in de wasmand!
Wens elkaar een goeie morgen!
moeten voeten wasmand Luilekkerland
kapstok bedtijd washok wedstrijd
de vaat morgen zorgen kletspraat
We spreken in dit geval van gepaard rijm.
Dit is een voorbeeld van gekruist rijm
Hier spreken we van omarmend rijm.
Het is wel handig als zo’n reglement ergens in huis, op een voor iedereen goed zichtbare plaats hangt. Stel een huisreglement op voor bij jou thuis. En... zet het op rijm. Dat maakt het minder saai! Je kunt zelf kiezen welke rijmvorm je hanteert.
6e leerjaar groep 8
24.
6e leerjaar groep 8
Ons huisreglement
U itg w ev w e w ri .s j S ch c oo ho ls ols up u po pp rt. or nl t
Schrijf op een kladblaadje de zinnen die eindigen op de gekozen rijmwoorden. Geef de zinnen een volgorde zodat je de gekozen rijmvorm krijgt. Schrijf nu je reglement uit.
Ben je helemaal tevreden, noteer het dan op een mooi blad dat je bij jou in huis kunt hangen.
Controleer: Herlees het nog eens en kijk na of de rijmvorm en de rijmwoorden kloppen.
25 . Een
toneelstukje schrijven ...
‘Mama, mama, we hebben ze gezien, we hebben ze gezien!’ ‘Oh ja?’ ‘Ja, en ze hebben twee zonen en een dochter. En die ene is zestien, da’s al wat oud voor mij. Maar die andere, die heet Bruce en die is één jaar ouder dan ik. En Bruce heeft een hond, en die heet Shit, echt waar, hij heeft het mij zelf gezegd. En...’ ‘... en mag ik nu weten wie ze zijn, Dorien?’ Het mollige meisje van negen stopte abrupt haar klaterende woordenvloed. ‘Hoe bedoel je, mama?’ ‘Je hebt gezegd dat je ze gezien hebt, maar wie ze zijn, dat heb je er nog niet bij verteld. Is dat geheim, soms?’ Dorien dacht na: wéér te hard van stapel gelopen. Het gebeurde haar wel eens meer. Haar papa, die boekhouder was op een groot kantoor, had al vaak gezegd dat hij het zich niet kon veroorloven op zijn werk zoveel te praten, want dat hij dan de ene fout na de andere zou maken. ‘Mag ik het niet weten, Dorien?’ Ze schrok op uit haar gedachten. ‘Ja, ja, natuurlijk mama. Het waren...’
Schrijfpalet
Denk goed na!
U itg w ev w e w ri .s j S ch c oo ho ls ols up u po pp rt. or nl t
Ooit al eens een toneeltekst uit het hoofd moeten leren? Lastig karwei, niet? Wanneer je de tekst van een toneelstuk leest, dan merk je dat dat wel afwijkt van een gewone leestekst. Een toneelstuk wordt immers in dialoogvorm geschreven, en in de tekst worden ook suggesties gedaan in verband met de manier waarop iets gezegd of geacteerd moet worden. Een klein voorbeeld: Hieronder staat een fragment uit ‘Burenboel!’ van Frank Pollet. Daarna krijg je datzelfde stukje in toneelvorm.
Dialoog: tekst omzetten in dialoog
Bekijk eerst welke personages in je toneelstuk moeten voorkomen. Schrijf de zinnen die de personages moeten zeggen op een kladblaadje. Bedenk waar er extra aanwijzingen voor de acteurs moeten komen. Geef die aanwijzingen ook weer in je tekst.
6
En nu de toneeltekst: Mama, mam, we hebben ze gezien, we hebben ze gezien! Dorien: Mama: Oh ja? Dorien: Ja, ze hebben twee zonen en een dochter! En die ene is zestien, da’s al wat oud voor mij. Maar die andere heet Bruce. En die is één jaar ouder dan ik. En Bruce heeft een hond, en die heet Shit, echt waar, hij heeft het mij zelf gezegd. En... Mama: ... en ik mag nu weten wie ze zijn, Dorien? Dorien: (heel verbaasd) Hoe bedoel je mama? Mama: Je hebt gezegd dat je ze gezien hebt, maar wie ze zijn, dat heb je er nog niet bij verteld. Is dat geheim, soms? (Dorien slaat zichzelf voor het hoofd omdat ze
Mama: Dorien:
weer te hard van stapel liep.)
Mag ik het niet weten, Dorien? (schrikt op uit haar gedachten) Ja, ja, natuurlijk mama, het waren...
Nu is het jouw beurt. Je krijgt nog een stukje uit ‘Burenboel’. Maak er zelf een toneeltekst van.
6e leerjaar groep 8
25 . Een
toneelstukje schrijven ...
6e leerjaar groep 8
Herschrijf je tekst zodat het een echte toneeltekst wordt. Veel succes!
Lees eerst het fragment uit het boek.
U itg w ev w e w ri .s j S ch c oo ho ls ols up u po pp rt. or nl t
‘Onze nieuwe buren heten Tom en Sally, eh... De Jaegher, vertelt Dorien aan mama. Tom heeft een baard, en ze hebben twee zonen en een dochter. De oudste heet Pé, maar ze noemen hem Peke en de jongste Bruce. En weet je hoe die dochter heet?’ Mama, die nog steeds in de post zat te bladeren, zuchtte en zei, op een ongeïnteresseerde toon: ‘Hmmm, nee...’ ‘Die heet Lae... eh, Lae...!’ ‘... titia!’ vulde vader aan. ‘Juist, ja, Leatitia. Maar weet je hoe ze haar noemen?’ Godelieve, die meer geïnteresseerd leek in de post dan in haar dochters verhaal, schudde het hoofd. Dorien schoot in de lach: ‘Tietje! Stel je voor dat ik zo zou heten!’ Mama keek meteen op. ‘Dat méén je niet?! Stel je voor zeg, wie noemt er nu zijn dochter zo? Herman, het zijn toch geen rare mensen?’ Doriens papa trok rimpels in zijn voorhoofd. ‘Bwah... bwaaah... nee, nee, eigenlijk niet, nee. Tom is een journalist en zijn vrouw Sally is huisvrouw.’ ‘Ze heeft heel lang rossig haar, mama, zeker tot aan haar gat!’ ‘Dorien Smet! Een beetje fatsoenlijk, hè!’ Tot aan haar achterwerk, bedoel je?’ ‘O, maar, Sally zei zelf dat ze het graag tot op haar gat draagt!’ ‘Dat moet die mevrouw dan maar weten. Zij is trouwens volwassen. Maar jij gebruikt dergelijke woorden niet, Dorien! Herman, hoe ver ben je met het eten? Ik rammel! Dorien, roep jij je zus maar vast.’ Het meisje gilde ogenblikkelijk ‘A-An!!! Komen eeee-teeeennnn!’ Mama beende de keuken in en kwam meteen weer de woonkamer in gehold: ‘Dorien, roep je zus vanuit de hal! We hoeven niet doof worden van jouw gegil, hè!’ En in één adem ging ze door: ‘Herman, vier kopjes op het aanrecht? Hebben we visite gehad, dan?’ ‘Maar dat heb ik je toch verteld, de nieuwe buren zijn komen kennismaken! Ze huren het huis naast ons tot ze...’ Mama viel uit: ‘... en jij hebt ze meteen maar binnen gevraagd? En je had die mensen nog nooit eerder gezien? Heb je hun gevraagd of ze onze hekpaal gaan herstellen?’
Controleer: Misschien kun je met een aantal klasgenoten het stukje wel eens echt spelen. Weet elk personage wat hij / zij moet zeggen en doen?