Sorteren kun je leren
t or pp l su .n ol rt ho po p Sc su l ij er oo ev ch itg .s U w w
Leerinhoud: rubriceren, klanken onderscheiden. Materiaal: allerlei voorwerpen en bordjes. Locatie: klaslokaal (eventueel speelplaats). Groepsindeling: individueel. Tijdsduur: 10 minuten.
VOORBEREIDING
w
Je hangt in de klas verschillende bordjes met daarop een letter. In het midden van de klas liggen allerlei voorwerpen die kunnen worden benoemd met een woord van één lettergreep, bv. boek, bril…
HET SPEL
De leerlingen sorteren in dit spel de voorwerpen volgens een bepaald criterium. Er kan gekozen worden voor de klank als criterium, bv. voorwerpen als ‘bril’ en ‘schil’ worden bij het bordje met ‘i’ geplaatst, voorwerpen als ‘boek’ en ‘doek’ komen bij het bordje met ‘oe’…
Als variatie kan worden gewerkt met een ander criterium, bv. de beginletter, eindletter…
Om het spel eenvoudiger te maken kun je ook werken met woordkaarten in plaats van voorwerpen.
10
Ik koop hem met een klinker ‘a’
t or pp l su .n ol rt ho po p Sc su l ij er oo ev ch itg .s U w w
Leerinhoud: onderscheid klinker – medeklinker, woordvorming. Materiaal: letterkaartjes. Locatie: speelplaats. Groepsindeling: twee ongeveer gelijke groepen. Tijdsduur: 10 tot 15 minuten.
VOORBEREIDING
w
Maak voor elke leerling drie letterkaartjes.
HET SPEL
De leerkracht verdeelt de klas in twee ongeveer gelijke groepen. De leerkracht geeft elke leerling willekeurig drie letterkaartjes. De leerlingen staan in de twee groepen tegenover elkaar aan de uiteinden van het speelterrein. De leerkracht staat in het midden van het veld, tussen de twee groepen in. Op het startsein moeten de leerlingen naar de overkant van het terrein lopen. Als ze aangetikt worden door de leerkracht, helpen ze de leerkracht de andere leerlingen aan te tikken. Ze houden hun eigen letterkaartjes bij. Na drie overlooprondes wordt het spel even stilgelegd. De niet-aangetikte leerlingen kunnen de aangetikte leerlingen vrijkopen met een letter. Ze kunnen ook aangetikte leerlingen uit de andere groep vrijkopen. Ze kopen de anderen vrij als volgt: ‘Ik koop Jan vrij met de medeklinker s.’
Daarna start het spel opnieuw met drie overlooprondes. Na die drie rondes legt de leerkracht het spel stil. Vervolgens moeten de leerlingen alle letters uit hun groep die ze nog behouden hebben, bijeenleggen en zoveel mogelijk verschillende woorden vormen. Alle leerlingen die nog in het midden staan, krijgen de letters die de leerkracht gekregen heeft. Ook zij proberen woorden te vormen met die letterkaartjes en hun eigen letterkaartjes. Per letterkaartje dat een groep kan gebruiken, krijgen ze één punt. De groep met de hoogste score wint.
11
Muziekkaarten
t or pp l su .n ol rt ho po p Sc su l ij er oo ev ch itg .s U w w
Leerinhoud: woordvorming. Materiaal: letterkaartjes (evenveel als er leerlingen zijn), muziek en papierplakband. Locatie: grote zaal. Groepsindeling: individueel. Tijdsduur: 15 minuten.
w
VOORBEREIDING
Voor de aanvang van het spel deelt de leerkracht de zaal in vier zones in (met papierplakband). Dit kan op verschillende manieren:
HET SPEL
De kinderen ontvangen allemaal een letterkaart. Als de muziek speelt, lopen de kinderen kriskras door de zaal. Ondertussen wisselen ze de hele tijd hun kaarten uit met elkaar. Als de muziek stopt, blijven de kinderen staan waar ze dan gekomen zijn. Per zone wordt een zo lang mogelijk woord gevormd met de letterkaartjes die daar beland zijn. Als de muziek opnieuw start, begint het hele spel opnieuw.
12
Letterrechthoeken
w
t or pp l su .n ol rt ho po p Sc su l ij er oo ev ch itg .s U w w
Leerinhoud: letters onderscheiden, woordvorming. Materiaal: krijt, eventueel fiches van de letterrechthoeken (wanneer je die laat tekenen door de leerlingen), per twee leerlingen een lei en krijt of een harde kaft, papier en potlood. Locatie: speelplaats. Groepsindeling: groepjes van twee leerlingen. Tijdsduur: 15 minuten.
VOORBEREIDING
Je tekent met krijt op de speelplaats letterrechthoeken (zoals op de tekening) of je laat ze door de kinderen (met behulp van een fiche) tekenen.
HET SPEL
Voor elke letterrechthoek staan twee leerlingen. Eén leerling probeert al springend in de rechthoek zoveel mogelijk woorden te vormen. De andere leerling schrijft de woorden op en controleert. Op het teken van de leerkracht schuiven de leerlingen door naar een andere letterrechthoek. Nu springt de andere leerling en schrijft de leerling die al gesprongen heeft de woorden op.
OPMERKING
Hoe meer letters je in de letterrechthoeken schrijft, hoe eenvoudiger het spel.
VARIATIE
Je kunt het aspect competitie verhogen door bij elke letterrechthoek een lijst te leggen. Hierop noteren de leerlingen, voor ze doorschuiven, hun naam en het aantal gesprongen woorden. I.p.v. één leerling de woorden te laten noteren, kun je het woord ook hardop laten lezen. Je kunt alle leerlingen dezelfde letterrechthoek geven en zelf de woorden zeggen die de leerlingen moeten springen.
13
Werkwoorden uitbeelden
t or pp l su .n ol rt ho po p Sc su l ij er oo ev ch itg .s U w w
Leerinhoud: woordvorming, klanken aaneensluiten tot woorden, woordsoort (werkwoord). Materiaal: krijt. Locatie: speelplaats. Groepsindeling: groepen van ongeveer vier tot vijf leerlingen. Tijdsduur: 15 minuten.
w
VOORBEREIDING
Je tekent met krijt lettervierkanten op de speelplaats. De lettervierkanten bestaan uit zesentwintig vakjes. In ieder vakje staat een letter van het alfabet. Zo heb je zesentwintig verschillende letters.
HET SPEL
Eén leerling spelt een werkwoord door de opeenvolgende letters te springen in het lettervierkant. De andere leerlingen proberen het werkwoord zo snel mogelijk uit te beelden. Wanneer de ene leerling de letter ‘z’ springt, daarna de letter ‘w’, kunnen de andere leerlingen misschien al raden welk werkwoord het zou kunnen zijn, bv. zwemmen, zwijgen, zwoegen… Ze hoeven dus niet te wachten tot wanneer de leerling klaar is met springen. Daarna is een andere leerling aan de beurt.
14
Letterdobbelstenen
t or pp l su .n ol rt ho po p Sc su l ij er oo ev ch itg .s U w w
Leerinhoud: woordvorming, letters onderscheiden. Materiaal: letterdobbelstenen, papier, balpen. Locatie: klaslokaal. Groepsindeling: individueel. Tijdsduur: 15 minuten.
VOORBEREIDING
w
Je zorgt voor letterdobbelstenen. Op elke dobbelsteen staan vier medeklinkers en twee klinkers. Je kunt op gewone dobbelstenen etiketten met letters plakken. Er bestaan ook dobbelstenen waar je met krijt letters op kunt schrijven. Per drie leerlingen zorg je voor minstens één dobbelsteen.
HET SPEL
De leerlingen zitten in een kring. De leerkracht verdeelt de dobbelstenen over de kring. De leerkracht zorgt ervoor dat er telkens evenveel leerlingen tussen twee dobbelstenen zitten. De leerkracht geeft een startsein. De leerlingen die een dobbelsteen hebben, dobbelen en schrijven hun letter op. Daarna geeft de leerling de dobbelsteen in wijzerzin door. Na een vijftal minuten geeft de leerkracht een signaal. Dan bekijken de leerlingen individueel welke woorden ze met hun letters kunnen vormen.
VARIATIE
Dit spel kan ook in kleine groepen gespeeld worden.
15
Letterdans
w
t or pp l su .n ol rt ho po p Sc su l ij er oo ev ch itg .s U w w
Leerinhoud: woordvorming met opgegeven beginletter. Materiaal: stoelen (één stoel minder dan het aantal leerlingen), letterkaartjes (evenveel kaartjes als stoelen, gebruik alleen letters die de leerlingen al kennen), muziekinstallatie. Locatie: speelplaats of turnzaal. Groepsindeling: individueel. Tijdsduur: 15 minuten.
VOORBEREIDING
Je maakt letterkaartjes. Plaats de stoelen in een cirkel met de rugleuning naar het midden van de kring. Hierbij kunnen de leerlingen gerust helpen. Op elke rugleuning hang je een letterkaartje.
HET SPEL
De leerlingen stellen zich op aan de buitenkant van de stoelencirkel. Wanneer de muziek begint te spelen, lopen de leerlingen rond de stoelen. Wanneer de muziek stopt, zetten de leerlingen zich zo snel mogelijk op een stoel. Eén iemand heeft geen stoel en gaat in het midden van de stoelenkring staan. De andere leerlingen lezen de letter op hun stoel. Om beurt zeggen alle leerlingen een woord dat met de letter op hun stoel begint. Daarna start de muziek opnieuw. De leerlingen lopen rond de stoelen. Wanneer de muziek stopt, gaan de leerlingen opnieuw op een stoel zitten. De leerling die uitviel en in het midden staat, legt wanneer de muziek stopt zijn hand op het zitvlak van één stoel. Hierop kan niemand meer plaatsnemen. Opnieuw valt iemand af en ook die neemt plaats in het midden van de kring. Ook hij zal vanaf nu wanneer de muziek stopt zijn hand op het zitvlak van een stoel leggen. De muziek start weer wanneer de leerlingen om beurt een woord gezegd hebben dat begint met de letter van hun stoel. De volgende ronde zullen twee leerlingen afvallen, daarna vier… Wie blijft over?
16
Kegels werpen
w
t or pp l su .n ol rt ho po p Sc su l ij er oo ev ch itg .s U w w
Leerinhoud: woordvorming. Materiaal: kegels (per groepje tien kegels, de kegels kun je ook vervangen door plastic flessen met een beetje zand of water erin), één hard balletje per groep, krijt, één groot blad papier per groep, één stift per groep, etiketten. Locatie: speelplaats. Groepsindeling: groepjes van vier of vijf leerlingen. Tijdsduur: 20 minuten.
VOORBEREIDING
Op iedere kegel plak je een etiket met een letter. Op vier kegels zet je een klinker, op zes kegels een medeklinker (dit kunnen voor iedere groep dezelfde letters zijn, maar ze kunnen ook verschillen). Je stelt de kegels in een driehoek op. Dit doe je voor iedere groep. Op ongeveer drie meter van de kegels trek je met krijt een lijn.
HET SPEL
De leerkracht verdeelt de klas in groepjes van vier of vijf leerlingen. Achter iedere lijn neemt een groepje plaats. Ieder groepje krijgt een harde bal, één groot blad papier, één stift. Om beurt rolt elke speler van achter zijn lijn met de bal naar de kegels. Wanneer elke speler van de groep een keer geworpen heeft, gaan alle leerlingen van dat groepje naar de kegels toe. Zij proberen woorden te vormen met de omvergeworpen kegels. De gevonden woorden schrijven ze op het grote blad. De kegels worden weer rechtgezet en het spel start opnieuw. Als de leerkracht ziet dat na verloop van tijd de leerlingen moeilijkheden hebben om nog nieuwe woorden te vinden, schuiven de groepjes door naar een ander kegelspel (op voorwaarde dat bij iedere groep niet identiek dezelfde letters gebruikt zijn).
TIP
Geef iedere leerling een nummer, zodat ze een volgorde hebben om te werpen, zo vermijd je meningsverschillen. 17
Knikkers en letters
t or pp l su .n ol rt ho po p Sc su l ij er oo ev ch itg .s U w w
Leerinhoud: woordvorming. Materiaal: letterkaartjes, knikkers, een mand (eventueel: turntoestellen). Locatie: turnzaal of speelplaats. Groepsindeling: individueel. Tijdsduur: 15 tot 20 minuten.
VOORBEREIDING
w
Je verstopt knikkers in de turnzaal of op de speelplaats. Je kunt ook turntoestellen in de zaal plaatsen, zodat het verstoppen makkelijker wordt. In het midden van de turnzaal zet je een grote mand met letterkaartjes.
HET SPEL
De leerlingen komen de turnzaal binnen. Op het startsein van de leerkracht mogen ze knikkers zoeken. Na één minuut moeten ze ophouden. De leerlingen mogen naar de mand komen. Ze nemen met de ogen dicht precies zoveel letterkaartjes als ze knikkers hadden. Met die letters probeert elke leerling dan een woord te vormen.
TIP
De leerlingen kunnen ook zelf de knikkers verstoppen.
18
Getikte letters
t or pp l su .n ol rt ho po p Sc su l ij er oo ev ch itg .s U w w
Leerinhoud: woordvorming. Materiaal: drie letterkaartjes per leerling. Locatie: speelplaats of turnzaal. Groepsindeling: klassikaal. Tijdsduur: 15 minuten.
VOORBEREIDING
w
Je maakt letterkaartjes; voor iedere leerling heb je drie letterkaartjes nodig. Werk met een verhouding van drie medeklinkers tot één klinker.
HET SPEL
Alle leerlingen staan op een lijn aan één kant van het veld. In het speelveld staan de leerkracht en één leerling. Op het sein van de leerkracht lopen de leerlingen over. De leerkracht en de ene leerling proberen de andere leerlingen aan te tikken. Wanneer iemand aangetikt is, blijft hij als bevroren staan. Wanneer iedereen overgelopen is, gaat de leerkracht naar alle bevroren leerlingen toe en vraagt een letterkaartje. Daarna mogen ze terug naar de overkant om opnieuw mee te doen. Wanneer iemand geen letterkaartje meer heeft (al driemaal aangetikt is), wordt ook hij tikker. Wanneer enkele leerlingen tikker zijn, stopt de leerkracht het spel. Alle leerlingen die nog geen tikker zijn, proberen nu samen met de letterkaartjes die zij nog bezitten zoveel mogelijk woorden te maken. Voor elk letterkaartje dat zij kunnen gebruiken in een woord, krijgen ze tien punten. De leerlingen die al tikker zijn, doen hetzelfde met de letterkaartjes die de tikkers hebben kunnen bemachtigen. Welke groep (de aangetikte leerlingen of de niet-aangetikte leerlingen) heeft het grootste aantal punten?
19
Dansende letterdobbelstenen
t or pp l su .n ol rt ho po p Sc su l ij er oo ev ch itg .s U w w
Leerinhoud: woordvorming, letterafzondering. Materiaal: letterdobbelstenen, bord en krijt, papier en balpen. Locatie: klaslokaal. Groepsindeling: groepjes van ongeveer vijf leerlingen. Tijdsduur: 15 minuten.
VOORBEREIDING
w
Maak voor elk groepje drie letterdobbelstenen. Je kunt dit doen door etiketten op dobbelstenen te kleven en hierop letters te schrijven. Je hebt één dobbelsteen nodig met klinkers en twee met medeklinkers. Op het bord schrijf je een reeks woorden, bv. kat, help, boek, bril, pen, tak, mes, boer, lip…
HET SPEL
Per groepje gooit één leerling met de drie dobbelstenen. In het groepje proberen ze nu zoveel mogelijk woorden te vormen door een letter uit één van de woorden op het bord te vervangen door één van de letters op de gegooide dobbelstenen. Op het eindsein van de leerkracht tellen de leerlingen het aantal gevormde woorden. Daarna kan nogmaals gespeeld worden.
20