Leven na Bloem
Eerste druk, 2014 © 2014 Ernst Vader Coverbeeld: Anne Margreet Coverontwerp met medewerking van Joyce Bloem Deze uitgave is tot stand gekomen met steun van 4 Heuvels isbn: nur:
9789048431694 340
Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (I) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (II) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is.
Ernst Vader
Leven na Bloem ROMAN BEZORGD EN VAN EEN EPILOOG VOORZIEN DOOR DR. DICK HOLLANDER
Want jullie dekken alles toe met leugens Kwakzalvers zijn jullie… JOB 13, vers 4
Opgedragen aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
1. BLOEMS DOOD
De geboorte van het millennium liet een roze nevel na. Wereldwijd was uur 00.00 met verblindend en oorverdovend vuurwerk ingeluid. Na de feestroes was het donker geworden: eerst op het oostelijk, tenslotte op het westelijk halfrond. De computers hadden de bevalling doorstaan. 2002 – 01.01. 00.03. De Euro was definitief! Een lachende Zalm liet zien dat de snip voorgoed verleden tijd was. Zesenzeventig etmalen en zeventien uren en achtentwintig minuten later ging de bel. Buiten was het grijs, binnen scheen de lamp. Ik moet de deur hebben geopend. Twee politieagenten keken mij aan met een strakke blik. “Bent u meneer Vader?” Mijn adem stokte. “Heet uw dochter Eugenie…?” Ik denk dat ik ja… slikte. Ik moet ze hebben binnen gelaten. “Ik heb een heel droevige mededeling voor ... Wij hebben een zekere Eugenie Vader dood in haar woning aangetroffen. Wij weten overigens niet zeker of het uw dochter is. Hoe pijnlijk dat ook voor u is, we stellen het op prijs als u het slachtoffer wilt identificeren.” De rest was waas. Ik herinner me slechts flarden van flarden: een vriendelijke vrouwelijke agent, een brancard, een laken. Een gezicht: onmiskenbaar Bloem. De agente reed mij terug naar huis. Ongetwijfeld probeerde ze mij te troosten. Ik bleef doofstom. Nadien heb ik mijn beeld van politiemensen drastisch bijgesteld. ’s Avonds moet ik mijn zoon Otto in Ecuador en mijn zwager Henk hebben gebeld. Henk was er onmiddellijk. Vreemd genoeg sliep ik die nacht diep en vast. Had hij een slaapmiddel in de cognac gedaan? 7
De volgende dag en dagen: bezoek, veel bezoek, familie, vrienden, bekenden, collega’s en dorpsgenoten die ik nauwelijks kende. Mijn zwagers namen de regie voor de begrafenis in handen; mijn zoon liet op zich wachten maar verscheen toch nog onverwacht: bedrukt, woordloos, tranen. Ik drukte hem wanhopig tegen mij aan. Dat hem dit moest overkomen! Mijn schoonzusters schreven de kaarten; soms vroegen ze voorzichtig naar onleesbare adressen in mijn telefoonklapper. Mijn broer bleek onbereikbaar De begrafenis: de kist bedolven onder bloemen uit de kassen van collega’s. Honderden mensen. Toespraken van mijn zwagers, een schoonzuster en een vriendin van Bloem. Bandjesmuziek waarvan de keuze mij ontging. Tenslotte moet ik de aanwezigen bedankt hebben; ik weet alleen nog dat Otto zijn arm om mijn schouders had geslagen. De receptie: een onafzienbare rij bedrukte en betraande gezichten; stamelende of ingestudeerde woorden. Onbekenden ook; kennelijk lotgenoten van Bloem. Verdovend, maar geen troost. Ik moet bekennen dat ik de sobere kerkdienst waarmee ik in mijn jeugd was opgegroeid, miste. Bloem had zich laten uitschrijven. Als kind luisterde ze geboeid naar de verhalen uit de kinderbijbel. Later zei ze dat ze niks meer met de kerk had. Kaarten met soms machteloos monsterlijke afdrukken van bloemen. Gelukkig nog net geen e-mails. Voorgedrukte teksten, maar ook ontroerende handgeschreven brieven. Ik heb ze alle bewaard. Het beeld dat sommigen van haar schetsten, herkende ik deels, maar deels ook niet. Ik wist dat Bloem sociaal was; maar zo? Ze kon toch ook heel lastig en opstandig zijn: niets daarvan vond ik in de brieven terug. De bijeenkomst na de begrafenis met familie en twee vriendinnen voelde als een verkwikkende douche na een zware werkdag. Ik was zelfs een beetje eufoor en bedankte mijn zwagers, zoon en anderen die het afscheid tot een goed einde hadden gebracht. De erop volgende zondagnacht sliep ik pas tegen zonsopgang in. Otto vloog inmiddels over de oceaan. ’t Zal rond elven zijn geweest dat een collega me wakker maakte. Tegen de zin van Bloem deed ik de deur van mijn huis nooit op slot. Zijn eerste woorden waren: 8
“Vader, dat moet je niet meer doen!” Ik begreep wat hij bedoelde. ’s Middags kwam hij weer. “Vader, heb je al in de kas gekeken?” Verdoofd strompelde ik achter hem aan en vervloekte binnensmonds mijn familienaam. De grond was ingeplant met chrysanten. Langzaam kwam ik bij bewustzijn. Ik wist niet of ik van dankbaarheid of boosheid moest huilen. Eigenlijk haatte ik de teelt van die bloemen ook al lagen ze goed in de markt. Zonder dat het tot mij was doorgedrongen, had een loonwerker de stekjes machinaal geplant. Toen ik iets wilde uitbrengen, zei mijn collega: “Arbeidstherapie... Je weet wat je te doen staat! Laat weten als je hulp nodig hebt”. Deze collega heeft mijn leven gered en dat van mijn naasten verlicht.
9