De overval
Eerste druk, april 2010 © 2010 Koen Vugs isbn: nur:
978-90-484-1209-9 340
Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (i) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (ii) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is.
Koen Vugs
De overval
1
geld……….geld……..snel!!!!! Dagenlang heeft Evert Verbruggen in gedachte op deze woorden geoefend. Moest hij schreeuwen om meer dreiging in de woorden te leggen? Of was het beter de woorden zachtjes maar dwingend uit te spreken? Nu hij hier in het sigarenmagazijn annex postkantoor stond, klonken de woorden waar hij al zo lang over had lopen peinzen ineens absurd. De hele situatie leek zo uit een surrealistische film te zijn overgenomen. Een doodzenuwachtige overvaller staat op een maandagmorgen met een pistool voor de balie van een bank en eist geld. Onder zijn masker zweet hij overdadig, hevige emoties doen het pistool trillen, zijn geldeisende woorden komen dermate gespannen over zijn lippen dat hij ze nog amper herkend als zijn eigen stemgeluid. De gedachte dat deze overval een vreselijke vergissing was trof hem als een mokerslag. Hoe had het in hemelsnaam zo ver met hem kunnen komen? Nog geen twee jaar geleden was hij een succesvol accountant geweest, verbonden aan een van de grootste accountantskantoren van Nederland. Hij bezat een ruim appartement in Amsterdam-Zuid, was getrouwd met een mooie vrouw en had een dito vriendin. Voor de broodnodige ontspanning zocht hij in de weekeinden zijn heil in het nachtleven rond het Rembrandtplein in Amsterdam. Zo kwam hij in aanraking met cocaïne. In eerste instantie gebruikte hij alleen in het weekeind als hij uitging. Later trad de gewenning en ook de verslaving in: hij begon ook door de week grote hoeveelheden cocaïne te gebruiken. Hij verkeerde in de waan dat het witte poeder hem beter deed functioneren. Zijn werk begon er al snel onder te lijden. Gemaakte afspraken kwam hij slecht of helemaal niet na, zijn werk vertoonde ernstige fouten en zijn uiterlijk toonde meer en meer wat hij in werkelijkheid was: een junk. Na enige tijd verloor hij alles: baan, geld (aan de coke), vriendin en tenslotte ook zijn vrouw. Toen hij als gevolg van een aanzienlijke huurschuld uit zijn huis werd gezet trok hij bij een oude vriend in, maar zijn drugsgebruik was almaar toegenomen. Om dat drugsgebruik te bekostigen was zijn uitkering niet meer toereikend geweest; hij begon geld van zijn vriend weg te nemen. Als dank had deze hem op straat gezet. Nog twee logeeradressen waren gevolgd, ook daar had Evert geld gestolen. Een zwervend bestaan werd uiteindelijk zijn deel. Soms sliep hij in een opvanghuis of bij het Leger Des Heils. Meestal echter sliep hij ergens op de Luchthaven Schiphol. Voor een dakloze die er nog redelijk netjes gekleed uit zag was dat een prima plek om 5
te vertoeven, het was er altijd aangenaam warm en bovendien waren er ’s avonds en ’s nachts voldoende ruimtes te vinden waar je onbespied slapen kon. Zo was hij afgegleden van een succesvol accountant tot een dakloze en nu zelfs tot overvaller. Gelukkig voor Evert schrok de baliemedewerker nogal van zijn onzekere optreden en het trillende pistool in zijn hand. Onberekenbare overvallers, zo had de baliemedewerker op een cursus geleerd, waren de meest gevaarlijke. Daarom vulde de baliemedewerker direct de plastic tas die Evert hem gaf. Hierna verliet Evert met de flink gevulde tas haastig het pand. Buiten aangekomen stak hij het, overigens ongeladen, pistool in zijn jaszak en trok het masker van zijn hoofd. Ooit had Evert ergens gelezen dat ervaren overvallers nooit wegrennen maar gewoon ontspannen wandelend de plaats van het misdrijf plegen te verlaten. Dat was dan ook precies wat Evert deed. Echter wel met een hartslag van rond de honderdzestig slagen per minuut. Twintig meter verder sloeg hij de hoek van de straat om. Gelukkig, zijn fiets stond er nog, hij had hem niet op slot kunnen zetten. Enigszins gehaast fietste hij onder de Rijksweg A-10 door het Rembrandtpark in. Daar aangekomen sloeg de spanning pas echt toe, steeds sneller reed hij, nog nooit had hij zo snel gefietst. Binnen vijf minuten bereikte hij het centrum van de stad en zette hij de fiets tegen een brugleuning. Onafgesloten, want toen hij een week geleden de fiets voor vijfentwintig Euro van een collega junk kocht zat er uiteraard geen slot bij. Met bonkend hart liep hij vervolgens de Kalverstraat in. Na enige tijd zat hij bij de hema achter een kopje koffie. Daar kwam hij enigszins tot rust. De plastic tas stond naast hem op een stoel, hij had er nog niet in durven kijken. Geen idee hoe groot de buit was. Het toilet leek hem een goede plek om maar eens te kijken hoeveel geld er in de plastic zak zat. Compleet met tas ging Evert op zoek naar het toilet, maar op dat moment realiseerde hij zich pas dat hij net zijn laatste kleingeld had uitgegeven aan de koffie. Hij kon onmogelijk bij de toiletjuffrouw een greep in zijn plastic tas doen en betalen met een biljet van vijftig of honderd Euro. Evert besloot dus maar de straat op te gaan en in een rustig steegje deed hij een gehaaste greep in de plastic tas. Een handvol bankbiljetten staarden hem aan, het was lang geleden dat hij zoveel geld bij elkaar zag. De spanning viel eindelijk van hem af. Later die avond, na een lange en door coke benevelde voettocht door de binnenstad, had Evert eindelijk pas de gelegenheid om zijn buit te tellen. In een goedkoop hotelletje nam hij een kamer. De receptionist wilde hem eerst wegsturen, maar toen Evert direct geld liet zien kreeg hij al snel de sleutel van 6
een kamer. De inhoud van de plastic tas had hij op bed omgekeerd. Voordat hij aan het tellen van het geld toe kwam had hij eerst een tijd naar al dat geld zitten staren. Na een kwartier was hij klaar met tellen en verbaasd keek hij naar de opbrengst. Bijna dertigduizend Euro!
7
2
Het zonlicht dat door de open gordijnen op Everts gezicht viel deed hem ontwaken. Volledig aangekleed lag hij op bed, hij staarde naar het plafond en had in eerste instantie geen idee waar hij was. Zijn ogen verkenden langzaam de kamer, tot zijn oog viel op het geld dat naast hem op het bed lag. Langzaam keerden de herinneringen aan de gebeurtenissen van gisteren weer in zijn geheugen terug. De dosis coke van de vorige dag was inmiddels uitgewerkt en ook de adrenalinestoot die de overval had opgewekt was uit zijn systeem verdwenen, wat overbleef was een dof en vooral leeg gevoel. Evert sloot zijn ogen en liet de gebeurtenissen van de laatste dag in gedachte nog eens de revue passeren. Achteraf leek het hem bijna onmogelijk dat hij de dag ervoor een gewapende overval had gepleegd, maar het bewijs lag naast hem op bed in de vorm van een flink pak bankbiljetten. Om er zeker van te zijn dat zijn ogen hem niet bedrogen pakte hij het geld vast. Het was echt, en bovendien was het van hem! Voorzichtig stapte hij uit bed, met zijn veertig jaar voelde hij zich als een oude man. Het leven op straat deed hem geen goed. De hotelkamer bleek over een badkamer met wc te beschikken. Zijn eerste gang was dan ook naar het toilet. Boven de wastafel hing een spiegel. Met zijn handen op de wastafel steunend keek Evert langdurig naar zijn spiegelbeeld, hij zag een vermoeid gezicht met daarin een paar lege ogen. Terug in de slaapkamer deed hij een poging zich uit te kleden, maar hij had het koud en draaide eerst de verwarming vol aan en sloot nu ook de gordijnen die de hele nacht open waren geweest. In de badkamer draaide hij de warme kraan van de douche vol open. De grote radiator warmde de hotelkamer snel op, stoom kwam uit de badkamer. Opnieuw een poging tot uitkleden, deze keer slaagde hij er in zich van zijn kleding te ontdoen. Snel stapte hij onder de douche en liet het warme water over zijn lichaam stromen. Zijn gedachten dwaalden af naar de tijd dat hij nog in zijn appartement in Amsterdam-Zuid woonde. Het was een ruim appartement op de 1e etage geweest. Eén van de oorspronkelijke kamers was verbouwd tot een zeer ruime badkamer. Ligbad, douche-cabine, dubbele wastafels, werkelijk alles was voorhanden. Destijds begon iedere dag met een warme douche, voor Evert was dat eigenlijk niets bijzonders geweest. Gewoon het resultaat van een goed betaalde baan. Later, toen hij permanent op straat woonde, realiseerde hij zich pas wat een luxe hij achter liet. Hij verzette zich wel tegen de situatie, maar zijn coke-verslaving had zijn doorzettingsvermogen gebroken. Van zijn ellendige situatie was hij zich 8
maar al te zeer bewust, hij was alleen niet in staat geweest zich er tegen te verzetten, en er weer bovenop te komen. De douche had Evert opgeknapt, hij voelde zich redelijk helder en fit. Nadat hij zich had afgedroogd ging hij naakt op bed liggen. Zijn oude instincten kwamen weer bovendrijven, min of meer analitisch bekeek hij zijn huidige situatie. De overval van gisteren was iets waar hij zich achteraf duidelijk over schaamde. Aan de andere kant, zo dacht hij, kon het de ommekeer in zijn leven betekenen. De dertigduizend Euro die nog steeds open en bloot naast hem op bed lagen kon hij gebruiken om zijn leven weer een draai de goede richting uit te geven. Op dat moment was zijn eerste zorg het feit of hij al dan niet herkend was tijdens de overval. Het sigarenmagazijn dat hij overviel lag in de buitenwijk Overtoomse Veld, een wijk die hij amper kende. De winkel had hij puur uitgekozen vanwege zijn gunstige ligging vlakbij een park en bovendien lag Overtoomse Veld niet ver van het centrum. Omdat hij zelden in die buurt kwam, leek de kans klein dat hij herkend kon worden. Bovendien droeg hij een masker dat zijn gezicht volledig bedekte. Evert besloot het masker en het pistool zo snel mogelijk kwijt te raken. De hotelkamer beviel hem wel, alleen kon hij zich met geen mogelijkheid meer herinneren hoeveel hij er voor betaald had. Een weekje bijboeken leek hem wel een goed idee. Tijdens het aantrekken van zijn kleren nam hij zich voor die dag nieuwe kleren te kopen. Het leven op straat de laatste maanden had zijn kleding geen goed gedaan, ze zagen er vies en versleten uit. Nog een wonder dat hij gisteravond deze kamer had kunnen bemachtigen, waarmee maar weer bewezen werd dat geld alle deuren opende. Het geld verdeelde hij in twee porties, een paar duizend Euro stak hij in zijn broekzak, de rest propte hij in de binnenzak van zijn jas bij het pistool. Een typische combinatie eigenlijk, dat pistool en het geld. Het pistool had hij gekocht voor vijfhonderd Euro; weg geld. Met dat pistool werd hij wel weer dertigduizend Euro rijker; exit pistool, en wel liefst zo snel mogelijk. In de lobby van het hotel aangekomen zag hij dat er iemand anders achter de receptie stond. Mooi. Evert kon zich nog vaag herinneren dat er gisteren een vent zat, nu was het een blonde dame van een jaar of vijfenveertig. “Goedemorgen, ik zit in kamer 37. Ben gisteravond aangekomen. Het bevalt me hier wel, als ik zeven nachten bijboek, wat gaat me dat kosten?” Op deze manier ontweek hij het feit dat hij niet meer wist wat hij de vorige avond voor de kamer moest betalen. De receptioniste keek in haar register en Evert zag dat ze een blik op zijn kleding wierp. 9
“Mijn vrouw heeft me uit huis gezet,” hoorde hij zichzelf zeggen. “Het lijkt me beter om een weekje weg te blijven, dan kan de situatie een beetje tot rust komen.” Schaapachtig haalde Evert zijn schouders op. Een tweede blik in het hotelregister volgde. “Dat gaat wel lukken,” zei de blonde vrouw. Behendige vingers vlogen over het toetsenbord van haar calculator. “Dat gaat u twaalfhonderdvijfennegentig Euro kosten.” En zonder zijn antwoord af te wachten: “hoe gaat u betalen, cash of creditcard?” Als antwoord telde Evert veertienhonderd Euro uit op de balie. “Het is prima zo, wel graag een bonnetje.” De accountant in hem was weer even wakker geworden. Buiten bleek het prachtig weer te zijn. Het zonnetje stond hoog aan de hemel, de temperatuur lag voor oktober op een redelijk niveau. Zijn hotel lag in de Jodenbreestraat. Onbegrijpelijk hoe hij hier terecht was gekomen, want van dit hotel wist hij niet eens de naam. Eigenlijk had Evert ook nooit geweten dat hier überhaupt een hotel zat. Eerst maar eens de maag vullen, die rommelde namelijk vervaarlijk. Even verderop in de straat kende Evert een winkel die alleen verse soep verkocht, daar had hij wel trek in. Beetje vreemd ontbijt wel. Hoewel, het was al bijna twaalf uur in de middag. Veel mensen zouden al aan de lunch denken. Met een maag gevuld met Goulashsoep liep Evert even later richting de Kalverstraat. Het Oudekerksplein en de Damstraat werden door Evert angstvallig ontweken. Dat waren namelijk de plaatsen waar hij altijd zijn coke kocht. Ergens in zijn achterhoofd zat de gedachte dat hij zijn leven weer moest oppakken. De gedachte dat deze vreselijke overval iets goeds moest voortbrengen, dat een negatieve gebeurtenis moest leiden tot de geboorte van iets positiefs. Ineens besefte Evert dat hij nog steeds met het pistool en het masker in zijn binnenzak rond liep. Daar moest hij zich nu toch echt van ontdoen. Het masker was het makkelijkst kwijt te raken. In de buurt van de Stopera en het Waterlooplein stopte hij het masker in een vuilnisbak. Hij durfde het niet aan om het pistool op dezelfde wijze kwijt te raken. Eerst zou hij alle vingerafdrukken moeten verwijderen, anders was het te link als het gevonden werd. Het pistool ergens in het water gooien leek hem de beste oplossing. Maar waar? Vast stond in ieder geval wel dat hij er zo snel mogelijk vanaf moest. Evert dacht ernstig na over een rustige plek aan het water waar hij het pistool kwijt kon zonder gezien te worden. Zijn keus viel op het Y. In de buurt van het Oosterdok kende Evert een treinviaduct, hij had daar overigens ook wel eens onder geslapen, waar het overdag redelijk rustig was. Terplekke wachtte 10
hij tot er niemand meer te zien was, trok het pistool onder zijn jas tevoorschijn, veegde het zorgvuldig schoon en wierp het pistool met een grote boog het water in. Weg vijfhonderd Euro. Snel liep hij weg, opgelucht dat hij het laatste stukje bewijs van zijn misdaad kwijt was geraakt, voor zijn gevoel een nieuwe toekomst tegemoet. Gekleed in een nieuw donkerblauw pak met daarover een regenjas keerde Evert laat in de middag terug in zijn hotel, zijn handen vol tassen met daarin een nieuwe gardarobe. Hij had die middag flink inkopen gedaan. Naast het donkerblauwe pak dat hij direct aantrok, had hij onder andere ook nog twee broeken en overhemden gekocht. Achter de receptie van het hotel zat dezelfde blondine van die morgen, ze wierp een goedkeurende blik op hem. “Ik ben weggegaan zonder kleren mee te nemen,” zei Evert. “En vind het wat pijnlijk om alleen voor kleren bij mijn vrouw langs te gaan.” De blonde receptioniste knikte. “Zit wat in, maar ik vind het toch zonde om zoveel geld aan nieuwe kleren uit te geven als je thuis voldoende in de kast hebt hangen. Mijn vent zou het niet moeten flikken.” Duidelijk was dat de receptioniste hem aanzag voor een doorgewinterde vreemdganger. Beter dat ze me voor een vreemdganger aanziet dan voor een overvaller dacht Evert. Op zijn kamer zette hij zijn tassen met nieuwe kleren in een stoel en bekeek zichzelf in de spiegel. Ondanks een baard van een paar dagen en een stel doffe ogen was hij toch tevreden over zijn uiterlijk. Zijn middellange, bijna zwarte haar vertoonde nog geen spoortje grijs, de brede kaken hadden nog steeds hun sterke uitstraling niet verloren. Evert was nooit ontevreden geweest over zijn uiterlijk, ondanks het feit dat hij nooit aan enige vorm van sport had gedaan, had hij in de loop der jaren geen buikje of uitgezakt figuur opgelopen. De laatste maanden op straat hadden hem echter wel enigszins getekend: enkele kilo’s lichter, zijn ogen lagen dieper in de kassen dan voorheen en zagen er vermoeid uit. Het winkelen had hem uitgeput en Evert besloot een kwartiertje op zijn bed te gaan liggen om uit te rusten. Hij viel echter in een diepe slaap en werd pas rond half elf in de avond weer wakker. Het was nu duidelijk te laat geworden om bij een restaurant nog iets te eten, maar honger had hij wel. Buiten het hotel liep Evert richting de Nieuwmarkt, hij wist daar een snackbar te zitten waar ze goede kroketten verkochten. Tijdens het eten van twee kroketten en een portie patat vroeg hij zich af wat hij de rest van de avond zou doen, zijn vermoeidheid was inmiddels helemaal verdwenen. De lege hotelkamer vormde geen aantrekkelijk alternatief, vooral omdat er geen 11
televisie op zijn kamer aanwezig was. Aan de overkant van het plein zat een café waar hij vroeger vaak kwam, in zijn zwerversbestaan was hij er nooit binnen geweest. Het leek hem daarom veilig daar een biertje te drinken, de kans dat hij er een medezwerver tegen het lijf zou lopen leek klein. In de stellige overtuiging dat een paar biertjes geen kwaad konden stak Evert het plein over en liep Café De Zon binnen. Voor Evert was het zeker een half jaar geleden dat hij bij Café De Zon binnen was geweest. Willem, de eigenaar, was een bonkige vent met een gemillimeterd kapsel. Hij herkende Evert direct. “Hé, Evert. Lang niet gezien jongen, blij je weer te zien. Hetzelfde recept maar doen?” Binnen een minuut stond er voor Evert een koel glas bier op de bar. Na zijn eerste slok boog Willem naar hem toe, zijn brede onderarmen steunden daarbij op de bar. “Ik heb de laatste tijd wat vreemde verhalen over je gehoord.” Evert reageerde een beetje overdonderd door deze wel zeer directe opmerking en wist geen woord uit te brengen. “Begrijp me goed hoor, ik heb geen probleem met het feit dat iemand wat wit poeder in zijn neus stopt. Maar je moet jezelf niet naar de klote helpen door te veel te gebruiken. Hou het leuk.” Evert stond op het punt alles te ontkennen omdat hij bang was in dit cafe niet meer welkom te zijn, maar Willem was hem net voor. “Nogmaals, je bent altijd welkom hier, maar in de zaak geen rotzooi gebruiken.” Een stevige knuist pakte hem bij de schouder. “We begrijpen elkaar wel denk ik?” Evert glimlachte en knikte. “We begrijpen elkaar, Willem.” “Goed zo jongen, dit biertje is van mij.” Evert was opgelucht dat Willem het zo aanpakte, vooraf had hij wel een beetje opgezien tegen het weer bezoeken van Café De Zon. Hij wist natuurlijk wel dat er in bepaalde kringen over hem gesproken werd. Op straat was hij uiteraard soms vage bekenden tegengekomen die hem meewarig aangekeken hadden en die vervolgens snel doorliepen. Het bier smaakte hem best en de gezelligheid in het café deed hem al snel de ellende van de afgelopen maanden vergeten. De drank maakte hem een stuk losser en net zoals vroeger stapte hij op een vrouw af om een gesprekje aan te knopen. Na verloop van tijd wist hij zelfs haar telefoonnummer los te peuteren. Met de belofte haar te bellen nam hij afscheid van haar. Een kwartier later verliet hij zelf ook het café, hij had inmiddels een stuk of tien biertjes achter de kiezen en hij voelde zich enigszins aangeschoten. 12