Het Giga Complot
Eerste druk, juli 2010 © 2010 Kevin Leyssens isbn: nur:
978-90-484-1296-9 284
Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (i) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (ii) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is.
Kevin Leyssens
Het
Giga
Complot
Inleiding Hallo? Ja hallo! Kennen jullie me nog? Ik ben Laura uit New York. Heel enthousiast is die reactie niet. Goed, laat ik het nog even kort samenvatten. Ik heb samen met mijn twee beste vrienden, Lien en Edward en ook met een iets wat rare professor de wereld gered van een op hol geslagen computervirus. Dat moet jullie toch wel iets zeggen. Ik merk daar toch wel iemand die het zich nog herinnert dus kunnen we verder gaan. Ik weet niet hoeveel tijd er bij jullie is voorbij gegaan maar hier zijn er toch al drie jaar verstreken. En in die drie jaar is er heel wat verandert. Met Edward en zijn vader gaat het zelfs heel goed want door zijn uitvinding met de solide hologrammen is Professor Matt Mad zeer rijk geworden en werkt hij nu samen met de grootste filmsterren (de gelukzak). Lien is euh…Lien gebleven. Niet iedereen is daar even blij mee maar goed. De grootste verandering is er waarschijnlijk voor mij gekomen. Mijn vader heeft nieuw werk gevonden in het buitenland. Inderdaad. Ik woon dus niet meer in het drukke New York maar wel in Devania. Nu kan ik me voorstellen dat je nog niet veel van Devania hebt gehoord. Het is een klein ministaatje tussen Duitsland en België. Het is gesticht in 1900 door een rijke Engelsman genaamd James Devon. Hij heeft toen een groot stuk grond gekocht en daar zijn eigen staat uitgeroepen. Zijn bedoeling was een staat op te richten waar de werkende klasse niet uitgebuit werd wat in die tijd veel gebeurde. En de paar duizend die hem toen volgden zijn ondertussen met zo even 1,4 miljoen. Devinia is een rijke staat waar nauwelijks armoede bestaat. Maar genoeg Devaanse geschiedenis. Het is hier heel leuk wonen, alleen mis ik Lien en Edward. Het is al anderhalf jaar geleden dat ik ze nog gezien heb. Maar geen nood. Ik ga nu naar de luchthaven want ze komen hier een week logeren. Voor ik deze inleiding afsluit wil ik wel nog een vraag stellen. Zijn jullie er al achter hoe het kwam dat die kernraketten in het vorige verhaal ontploften en wie de geldschieter achter project Database was? Nee? Dat is jammer. Maar misschien kom je het binnenkort toch te weten. Ik vertrek in ieder geval naar de luchthaven. 5
Hoofdstuk 1 Reünie in Devania Het is die ochtend heel druk op de Devaanse luchthaven. Overal zijn er mensen die op punt staan te vertrekken of die net terugkomen. Sommige gaan op reis om terug op krachten te komen, te ontspannen of voor zaken en dan zijn er nog die die zeggen dat ze op zakenreis gaan maar eigenlijk… nu ja, je begrijpt het wel. Overal staan ook mensen die hun familie komen uitwijven of net terug verwelkomen. Langs de incheckbalies staan zoals altijd lange rijen van mensen die hun reis willen aanvangen. Plots wordt er tijdens een controle van bagage een halfleeg flesje water gevonden. Meteen wordt de eigennaar van de bagage omsingeld door veiligheidspersoneel die de bezitter van het flesje water hardhandig op de grond smijten en een soort van arrestatie uitvoeren. Een normaal tafereel in een luchthaven van een natie die bondgenoot is van de VS waardoor toerisme en terrorisme vaak door mekaar gehaald word. Met donderend geraas landt een immense Boeiing 747 op een van de landingsbanen van de Devaanse luchthaven. In de vertrekhal klinkt er plots een vriendelijke en luide stem: ‘Vlucht 191 NY uit New york is zojuist geland, bezoekers kunnen de passagiers afhalen aan terminal 6. Dank u.’ De mensen die uitstappen kijken enigszins gefrustreerd naar een jongen en een meisje die ook tot de passagiers behoren. Het meisje duwt de jongen bazig voort en de jongen gaat slaafs mee. ‘Maar ik wou alleen maar de vlucht aangenamer maken,’ zegt de jongen met een jammerende stem. Laura glundert als ze het komische duo uit de terminal ziet komen. Ze loopt dan ook meteen naar hen toe. ‘Eindelijk, jullie zijn er. Ik had jullie vlucht wel twee uur eerder verwacht. Hoe komt het dat jullie zo laat zijn?’ ‘Vraag dat maar aan Mad junior daar,’ zegt Lien boos terwijl ze met een beschuldigende vinger naar Edward wijst. ‘Het zit namelijk zo,’ legt Edward met een aarzelende stem uit. ‘De mensen op het vliegtuig klaagden over een tikkend geluid dat uit de bagageruimte zou komen dus wou ik eens gaan kijken.’ ‘Dus zomaar in het midden van de vlucht gaat meneer in de bagageruimte liggen snuffelen,’ komt Lien onbeleefd tussenbeide. ‘Hoe hij daar is in geraakt mag de duivel weten.’ 7
‘Dat heb ik toch al gezegd,’ verweerd Edward zich. ‘Omdat de indeling van het vliegtuig hetzelfde is als mijn vaders privé-jet, alleen kleiner.’ ‘En dan nog iets!’ begint Lien weer. ‘Hoe komt het dat wij die privé-jet van je vader niet konden gebruiken om naar hier te komen?’ ‘Wel, omdat…’ Terwijl Edward zijn antwoord probeert te formuleren tikt hij zenuwachtig met zijn wijsvingers tegen elkaar en kijkt verlegen naar de grond. ‘Omdat toen ik les kreeg van mijn vader om er mee te leren vliegen heb ik het een klein beetje laten neerstorten in een meer.’ ‘Dat verbaasd me niet echt,’ zegt Lien zelfvoldaan. ‘Genoeg Lien! Edward wat is er nu in die bagageruimte gebeurd?’ Vraagt Laura nieuwsgierig. ‘Wel het bleek gewoon mijn wekker te zijn. Ik had hem afgezet maar vergat dat hij op een bepaald uur automatisch terug opspringt.’ ‘En daarom zijn jullie twee uur te laat?’ vraagt Laura twijfelachtig. ‘Wat hij vergeet te zeggen is dat zijn ‘wekker’ er uitziet als een tijdbom!’ voegt Lien er bijna roepend aan toe. ‘Ja, dat heb ik altijd heel grappig gevonden,’ zegt Edward met een lichte glimlach op zijn mond. ‘Maar de crew van het vliegtuig vonden het minder grappig. Hij werd meteen voor een terrorist aangezien en getackeld door twee stewards en een stewardess. Het vliegtuig, dat nog geen half uur in de lucht was, maakte onmiddellijk omkeer naar New York. Waar het nog zeker drie kwartier heeft geduurd voor ze ons terug op het vliegtuig lieten.’ Terwijl dat Lien hun debacle vertelt verhoogt het volume van haar stem met steeds meer decibels. ‘Arme Edward,’ zegt Laura vol medelijden. ‘Arme Edward?!’ Lien begint nu echt gaan te roepen. ‘Ik heb het wel allemaal moeten doormaken!’ ‘Wees nu kalm Lien,’ sust Laura. ‘Ja, en die stewardess heeft me zelfs drie keer geschopt,’ zegt Edward in een poging om nog meer medelijden bij Laura op te wekken. ‘Ze heeft twee keer geschopt,’ zegt Lien met een grijns op haar gezicht. ‘Nee, ik heb drie schoppen gevoeld,’ reageert Edward. ‘Die derde keer, dat was ik,’ zegt Lien met een venijnig stemmetje. ‘Lien!’ roept Laura boos maar dan komt er weer een glimlach op haar gezicht te voorschijn. ‘Het is lang geleden dat ik die naam nog eens heb kunnen roepen. Wat ben ik blij dat jullie hier zijn. Mag ik jullie welkom heten in Devania. Welkom 8
op de DIA,’ zegt Laura dolgelukkig. ‘We gaan hier toch geen diavoorstelling krijgen zeker,’ zegt Lien panikerend. ‘Nee, zo noemt deze luchthaven. De Devanian International Airport of kortweg DIA. ‘Één van de grootste luchthavens ter wereld,’ vult Edward aan. ‘Zwijg jij maar, mislukte vliegtuigkaper,’ zegt Lien geërgerd. ‘Kom, volg mij naar de wagen,’ nodigt Laura uit. Nadat Lien en Edward hun bagage hebben afgehaald begeeft het drietal zich naar een donkerblauwe luxueuze wagen op de parking. Daar staat Laura’s moeder haar dochter en haar gasten op te wachten. ‘Goedemiddag mevrouw Foster,’ zegt Edward beleefd. ‘Hallo Edward en jij ook Lien.’ ‘Dag mevrouw Foster,’ zegt nu ook Lien. ‘Hoe komt het dat het zolang duurde, had de vlucht vertraging of zo?’ Laura kijkt naar Edward die weer naar de grond gaat kijken. ‘Lang verhaal mam,’ antwoord Laura. ‘Goed, stap maar in.’ Dat doen ze dan ook en de auto voegt zich in het drukke Devaanse verkeer. De auto kan pas vaart maken als hij de snelweg heeft bereikt. En terwijl ze aan het rijden zijn passeren ze enkele grote wolkenkrabbers. ‘Moet je dat zien!’ roept Edward het uit. ‘Het is net of we nog in New York zijn.’ ‘Dit is het financiële district van Devania,’ legt Laura uit. ‘Vele bedrijven hebben hier hun kantoren en velen zelfs hun hoofdkwartier. Het is dan ook logisch dat ze Devania het New York van Europa noemen.’ ‘Het lijkt inderdaad erg veel op thuis,’ zegt Lien die zich in het gesprek voegt. ‘En moet je die daar zien, dat is bijverre de grootste en de mooiste.’ Edward wijst naar een grote rode wolkenkrabber. ‘Wel een rare kleur voor zo’n gebouw,’ merkt Lien op. ‘Dat is de Evil Tower,’ verklaart Laura. ‘Het is het hoofdkwartier van Evil Enterprises, één van de grootse bedrijven ter wereld.’ ‘Ha ja, nu weet ik het weer,’ zegt Edward plots. ‘Dat is het bedrijf van Dean Evil, één van de rijkste mannen ter wereld.’ ‘Dat is juist,’ zegt Laura. ‘En hij is ook de baas van mijn vader want het bedrijf waar hij werkt, Omnisave, is pas opgekocht door Evil Enterprises.’ ‘Moeten jullie nu echt over werk en zaken praten,’ komt Laura’s moeder plots tussenbeide. Alledrie kijken ze haar verwonderd aan. ‘Toen ik zo oud was als jullie dacht ik wel aan andere dingen.’ ‘Het is goed 9
mam, je hoeft het ons niet te vertellen. Straks begint ze weer over die keer dat ze samen met haar vriendin de pruik van de schooldirecteur stal om indruk te maken op een jongen en daarna begint ze te zingen,’ Fluistert Laura. ‘Ik weet nog die keer dat ik en een vriendin…’ ‘Te laat,’ mompelt Laura. Nadat de rit verrijkt werd met een verhaal en een concert stopt de auto op de oprit van een groot huis. Terwijl Laura’s moeder al uitstapt blijft het trio nog even versuft liggen. ‘Hier ga ik nog lang nachtmerries van hebben,’ mompelt Lien. ‘Je moeder zou moeten overwegen om een cd op te nemen, dat was niet slecht.’ Edward is nog niet uitgesproken of hij krijgt al een klap die van achter hem komt. ‘Lien! hoe kon je,’ roept Laura. ‘Hij moet zijn mond maar leren houden,’ zegt Lien, terug haar arrogante zelf. Maar dan ze kijkt naar het huis waar ze voor staan. ‘Wat doen we eigenlijk bij deze villa,’ vraagt Lien verwondert. ‘Dat is het huis waar we wonen,’ antwoord Laura. ‘DIT huis!’ roepen Lien en Edward terwijl ze moeite doen om niet achterover te vallen. ‘Wat is daar nu zo raar aan? In Devania is dit een huis van standaard grootte.’ ‘Hoe rijk zijn ze hier dan eigelijk wel?’ vraagt Lien nog meer verwonderd. ‘Wel, er is geen echte armoede in Devania. De laagste sport op de sociale ladder is de middenklasse, lager bestaat hier niet. Men spreekt dan ook niet voor niets van de ‘Devanian Dream’. Zoveel mogelijk geld verdienen in zoweinig mogelijk tijd. En je mag ook niet vergeten dat de lonen hier hoger liggen dan waar ook ter wereld en dat de bevolking een zeer hoge scholingsgraad heeft. En omdat de staat zijn rijkdom haalt uit de farmaceutische en de wapenindustrie zijn de belastingen hier ook een stuk lager dan in de omliggende landen. Daarom dat vele bedrijven en rijke mensen zich hier komen vestigen.’ ‘Ik begin dit ministaatje nog leuk te vinden,’ zegt Lien plots heel geïnteresseerd. ‘Kom laten we naar binnen gaan,’ stelt Laura voor. Maar éénmaal binnen wordt de verbazing van Edward en Lien alleen maar groter als ze de woonkamer binnenkomen. ‘Moet je dit zien!’ roept Lien. ‘die tv is enorm. Het lijkt wel een tv op groeihormonen maal tien.’ Plots loopt Lien terug naar de hal. ‘Ik wist het.’ Roept ze terug. Edward en Laura gaan naar Lien toe die het toilet al heeft gevonden (dat is niet zo moeilijk want er hangt een bordje op de deur). ‘Wat wist je Lien?’ vraagt Laura. ‘Dit toilet is groter dan mijn kamer.’ ‘Wat is al dat lawaai hier beneden?’ 10
Laura’s vader komt zenuwachtig de trap af. ‘Ha, Lien en Edward. Jullie zijn hier al? Ik dacht dat jullie volgende week pas kwamen.’ ‘Nee, pa. De zestiende en is dat niet vandaag.’ ‘Jawel maar ben je niet vergeten dat we vanavond naar het feest van mijn baas gingen?’ ‘Paul, is dat vanavond,’ roept Laura’s moeder plots verbaasd. ‘Ik dacht dat ik dat de voorbije weken al genoeg had gezegd.’ ‘Ik was het vergeten door Lien en Edward hun komst.’ ‘Fantastisch, we zijn hier nog maar net en we krijgen al overal de schuld van,’ bromt Lien. ‘Nee, zo bedoelde ik het niet,’ verontschuldigd vader zich. ‘Het is alleen dat ik met het hele gezin op dat feest word verwacht en ik kan jullie toch al direct niet alleen laten.’ ‘Waarom moet ik mee naar zo’n suf feest,’ nu is het Laura die aan het klagen slaagt. ‘Laura, dit is zeer belangrijk voor je vader en zijn verdere carrière!’ reageert moeder furieus. ‘En Paul, met hoeveel wordt je daar verwacht?’ ‘Dat zei ik al. Met het hele gezin.’ ‘Geen specifiek aantal?’ ‘Niet echt.’ ‘Dan is er toch geen probleem. Dan gaan we toch met vijf in plaats van met drie.’ ‘Dat is allemaal goed en wel maar ik ben niet voorzien op zo’n evenement,’ komt Edward tussenbeide. ‘Dat hebben vrouwen nu voor op mannen. Wij zijn voorbereid op elke situatie,’ zegt feministe Lien. ‘Jij hebt toch ook niets om op een feest aan te doen?’ veronderstelt Laura met een kleine glimlach op haar mond. ‘Niet bepaald,’ zegt Lien al wat kalmer. Geen probleem,’ zegt moeder. ‘We gaan snel nog iets kopen voor Lien en voor Edward kunnen we een smoking huren.’ ‘Dat is een zeer goede oplossing. Jij zou een schitterende crisismanager zijn,’ looft vader. ‘Dat je voor mij iets gaat kopen is begrijpelijk maar aan Edward moet je toch geen geld verspillen. Laat hem toch gewoon in de auto zitten of bind hem vast aan een boom,’ zegt Lien venijnig als altijd. ‘Lien!’ roept Laura. ‘Het was maar een grapje, ik wou gewoon mijn naam nog eens horen,’ lacht Lien.
11
Hoofdstuk 2: Mysterie in New York Voor dat we ons bij het feest gaan voegen gaan we eerst een kijkje nemen in New York waar de zon net is opgegaan. Een politiewagen rijdt de haven binnen. Het is zeer mistig. Nogal ongewoon voor deze tijd van het jaar. Je waant je eerder in London dan in New York. Er hangt een spookachtige atmosfeer in de lucht. Ondertussen is de auto gestopt en is een niet zo onbekende politie-inspecteur uitgestapt. Hij wandelt naar een afgespannen gebied waar nog agenten en wagens staan. Als één van de agenten de inspecteur ziet stapt hij direct op hem af. ‘Goedemorgen inspecteur Deflic,’ zegt de agent vriendelijk. ‘Het is een morgen. Dat is al iets,’ bromt Deflic terug. ‘Wat hebben we deze keer?’ vraagt hij terwijl hij samen met de agent achter de afspanning stapt in de richting van een laken. ‘Ongeveer het zelfde als de vorige,’ antwoord de agent en hij tilt het laken omhoog. Van onder het laken wordt het lijk van een man zichtbaar met een blik van angst en gruwelijke pijn in zijn ogen. ‘Op het eerste zicht lijkt het alsof hij slechts enkele lichte brandwonden heeft,’ legt de agent uit. ‘Maar de schouwarts heeft bij eerste onderzoek vastgesteld dat eerder een vorm van inwendige elektrocutie de doodsoorzaak moet geweest zijn. De meeste van zijn organen moeten gesprongen zijn. Dat verklaart het bloed dat uit zijn mond, oren en neus komt.’ ‘Het is goed, doe maar terug omlaag,’ zegt de inspecteur die net van zijn broodje wou eten dat hij juist uit zijn zak had gehaald. ‘Mijn eetlust is voorbij,’ zegt hij met afschuw in het gezicht maar zodra het lijk weer verdwenen is onder het laken keert zijn eetlust wonderbaarlijk terug. ‘Dit is al de negende,’ mompelt hij met zijn mond vol eten. ‘Had deze ook zoveel metaal in zijn bloed?’ ‘Dat moet de autopsie uitwijzen,’ antwoord de agent op de iets wat aparte vraag. ‘Natuurlijk, tijdstip van overlijden?’ ‘Gisteren maar het precieze uur weten we pas na de lijkschouwing. Het rapport zal normaal gezien morgen beschikbaar zijn.’ ‘Dat zou sneller mogen maar goed,’ klaagt inspecteur Deflic. 12
‘Oh ja, inspecteur. Er staat daar iemand te wachten op u,’ zegt de agent en hij wijst naar een man in een grijze regenjas met kort bruin haar. ‘Ik kan al raden wat die komt doen,’ zegt Deflic zelfzeker en hij stapt op de man toe. ‘Inspecteur Ric Deflic?’ vraagt de man onmiddellijk. ‘Dat klopt.’ Is het korte antwoord. ‘Ik ben Ray Station van de FBI maar u mag me Tommy noemen.’ ‘Waarom Tommy?’ vraagt Deflic nieuwsgierig. ‘Omdat iedereen mij zo noemt,’ antwoord de man. ‘Klinkt logisch,’ redeneert Deflic. ‘FBI hè? Hoe komt het dat ze nu pas iemand sturen? Ik heb ondertussen al negen lijken in mijn zaak zitten. Meestal zijn jullie na de tweede al hier,’ hoort Deflic Tommy uit. ‘De zaak heeft pas nu onze aandacht getrokken,’ antwoord Tommy koel. ‘Zeker omdat het om zwervers gaat? Als het hondje van de dochter van de president verloren loopt dan gaan jullie direct op onderzoek maar dit, nee,’ bromt Deflic geërgerd. ‘U begrijpt het niet,’ reageert Tommy eveneens geërgerd. ‘Ik behandel enkel speciale zaken en de uwe is er zeker zo één.’ ‘Dat had ik ook al door,’ zegt Deflic nog een beetje kwader. ‘Goed, nu je hier toch bent kun je meteen verder doen!’ ‘Hoe bedoelt u?’ vraagt Tommy twijfelachtig. ‘Welja, je bent toch hier omdat de FBI het onderzoek overneemt?’ ‘Helemaal niet,’ antwoord Tommy. ‘Ik ben hier slechts om u te adviseren in deze zaak, voorlopig toch.’ ‘In dat geval is er geen reden om mij op te winden,’ zegt Deflic die onmiddellijk weer kalm wordt. ‘En inspecteur, ik wil u wel laten weten dat elke mens door mij met evenveel respect wordt behandelt ongeacht zijn plaats in de maatschappij,’ zegt Tommy. ‘Sorry daarvoor. Ik liet me even gaan maar ik houd er niet van als anderen zich met mijn zaak gaan bemoeien.’ ‘Dat begrijp ik maar ik wou het u wel even laten weten. En wat mijn bemoeienis met uw zaak betreft kan ik u garanderen dat mijn rol voorlopig beperkt zal blijven,’ legt Tommy uit. ‘Dan zal ik maar zeggen: “welkom aan boord”,’ antwoord Deflic. ‘Dank u maar laten we ons nu maar met de zaak bezig houden,’ pleit Tommy. ‘Kunt u me precies vertellen wat deze zaak inhoud?’ ‘Wil je me zeggen dat je op deze zaak bent gezet zonder dat ze je hebben ingelicht?’ vraagt Deflic. ‘Ik heb de verslagen gelezen maar die geven geen volledig inzicht in een zaak. 13
Ik hoor de feiten liever uit uw mond.’ ‘Goed dan,’ antwoord Deflic, die de laaste zin van Tommy als een compliment ziet, met een kalme stem. ‘Ongeveer twee maand geleden begonnen er zwervers te verdwijnen. Het kan ook vroeger geweest zijn maar toen kregen we een eerste aangifte.’ ‘Wie deed de aangifte van de verdwijning?’ onderbreekt Tommy. ‘De zus van het slachtoffer of denk je dat zwervers geen familie kunnen hebben?’ ‘Natuurlijk niet, het was maar een vraag.’ ‘De eerste verdwijning deed ons niets vermoeden want verdwijningen van mensen gebeuren helaas bijna elke dag. Maar toen kregen we op een week tijd nog 12 andere meldingen van verdwijningen binnen, steeds van zwervers. We besloten toen om zelf rondvraag te doen en kwamen zo tot de conclusie dat er veel meer verdwijningen plaatsvonden. Een week geleden stond de teller op 48 verdwenen zwervers en vandaag zijn dat er al 73. Maar dat is waarschijnlijk slechts het topje van de ijsberg want de meeste verdwijningen worden niet eens aangegeven. Verleden week is de zaak echter pas bij mij gekomen toen de eerste zwerver vermoord werd terug gevonden. Van in het begin interesseerde de zaak mij omdat ik zelf nog heb gewerkt op de afdeling verdwijningen voor ik een jaar geleden naar moordzaken ben overgestapt. Ondertussen zitten we dus al met negen lijken en een hoop verdwenen zwervers zonder een degelijk spoor.’ ‘Ik heb in het verslag gelezen over een bizarre staat waarin de lijken zijn terug gevonden,’ onderbreekt Tommy opnieuw. ‘Niet zozeer bizar als gruwelijk. Sommige misten een paar ledematen, andere een paar organen en nog andere gaven de indruk dat ze van binnenuit verbrand waren. En nog opmerkelijker is dat ze steeds grote hoeveelheden ijzer in hun lichaam hadden. Wel, dat is zowat het belangrijkste,’ zegt Deflic terwijl hij naar Tommy kijkt alsof die een verlossende oplossing gaat brengen. ‘Net zoals ik als dacht,’ is Tommy’s teleurstellende antwoord. ‘Inspecteur, wie denkt u dat hier achter kan zitten?’ vraagt hij dan heel ernstig aan Deflic. ‘Eerst dachten we aan een psychopaat, een seriemoordenaar. Aan de manier waarop de lijken zijn toegetakeld dachten we eerder aan een tweede Jack The Ripper.’ ‘Één die het expliciet op zwervers heeft gemunt,’ voegt Tommy toe. ‘Zoiets 14
ja maar die theorie lieten we al snel varen vanwege het grote aantal verdwijningen en het sneltempo waarin de lijken zich opvolgen. Dit is het werk van een bende, een zeer goed georganiseerde bende. Één persoon zou dit nooit alleen kunnen.’ ‘U zei dat er ook organen verdwenen waren, misschien zit de organenmaffia hier achter,’ suggereert Tommy. ‘Nee, want vaak waren de organen ook gewoon intact gebleven of juist volledig verschroeit. Maar als ik die vastberaden blik in uw ogen zie denk dat ik dat u al een spoor hebt,’ zegt Deflic en hij kijkt argwanend naar de FBI-agent waar hij tenslotte niet veel van afweet. Tommy kijkt eerst naar de grond en staart dan langzaam terug naar het gezicht van Deflic. ‘Wat weet u van Greed?’ vraagt hij dan bloedserieus. ‘Je bedoelt die misdaadorganisatie die altijd in het nieuws komt.’ ‘Greed is niet zomaar een misdaadorganisatie. Drie jaar geleden is ze uit het niets verschenen. Eerst opereerde ze enkel hier in New York maar al snel werd ze ook actief in Parijs, Londen, Rome, Sydney, Kaapstad, Tokio en zo verder. Vandaag is Greed aanwezig in 173 landen in vijf werelddelen. Ze zou ruim één miljoen leden hebben wat Greed tot de grootste misdaadorganisatie ter wereld maakt. Zelfs de maffia vreest hen, dit voornamelijk door hun bijzondere manier van handelen.’ ‘Hoe bedoelt u?’ vraagt Deflic nieuwsgierig. ‘Wel, gewone misdadigers vallen een bank binnen, houden de aanwezigen onder schot, maken de bankkluis leeg en maken dat ze wegkomen. Greed echter laat eerst een helikopter uit het niets verschijnen, blaast dan het dak op terwijl de brokstukken worden opgevangen door een door hen afgevuurd vangnet, dan hijsen ze de brokstukken weg en springen er enkele Greedleden de bank binnen. De aanwezigen worden verlamd met een soort van zenuwgas terwijl de kluis met vloeibaar stikstof word bevroren waardoor ze met een kleine impulsgranaat de kluis probleemloos open krijgen. Nadat ze alle waardevolle spullen hebben verdwijnen ze via een touwladder terug in de helikopter die al even mysterieus verdwijnt als hij verschenen is. Moest de politie aankomen bij de bank voordat ze verdwenen zouden zijn dan worden er hittebommen afgevuurd waardoor de asfalt van het wegdek smelt en de wagens komen vast te zitten, optioneel durven ze de politieauto’s dan ook nog eens op te blazen met de raketwerper van de helikopter.’ ‘Dat is de moeite,’ zegt een zwaar onder de indruk zijnde Deflic. ‘Ik wist niet dat Greed zo gevaarlijk was.’ 15