De zoon van Boy
Eerste druk, februari 2011 © 2011 Frank van der Will Fotograaf: Edwin van Dalen isbn: 978-90-484-1704-9 nur: 332 Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (i) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (ii) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is.
De zoon van Boy f r a n k
v a n
d e r
w i l l
Solo – september 1946 Een man met een aanzienlijk schuldgevoel tegen zijn ouders. Na de oorlog is hij, na een 3-jarig verblijf in het Jappenkamp, overgebleven als wees. Zijn ouders zijn opgepakt en doodgemarteld door de Jappen na een verdenking van het verzenden van illegale berichten via postduiven. Een ongestoord leven in het voormalig Nederlands- Indië kwam abrupt ten einde als gevolg van de hobby van een kind. De postduiven waren van Boy!
5
Proloog
Tom Jansen, journalist van het horeca vakblad France et Vacance, heeft een ontmoeting met restauranthouder Kees van Dongen. Tom is bezig met een reportage over twee succesvolle Amsterdamse horeca ondernemers, die een florerende zaak hebben opgebouwd in het mondaine Zuid- Franse St. Tropez. Op het terras van het Italiaanse restaurant Pasta e Via, aan de Place du Marche in het nabijgelegen Port Grimaud, hebben zij hun eerste ontmoeting. Het is een warme zwoele zomeravond in juli en de zon is bijna weggegleden achter de saffraan-gele, roze en lichtblauw pastelkleurige huisjes die dit gedeelte van Port Grimaud doen denken aan een soort klein Venetië. In de grachten doen honderden grote kooikarpers zich te goed aan het overtollige stokbrood, dat gasten vanaf de verschillende terrassen in het water gooien. De schijnbaar onverzadigbare vissen verslinden de hoeveelheden stokbrood op bijna beangstigende wijze. Een beeld dat je bijblijft als aan zwermen carnivore zoetwatervissen die als Piranha’s hun agressieve honger proberen te stillen. Net als bij vissen, gelden natuurwetten ook voor mensen. Het is eten of gegeten worden. Leven of geleefd worden!
6
1
Port Grimaud – juli 2008
Het terras liep al behoorlijk vol en Tom bestelde een fles Prosecco en een karaf water. Kort daarop kwam een man aangelopen, die redelijk voldeed aan het opgegeven signalement. Een vriendelijk ogende man van normaal postuur, midden veertig, zwart haar en casual gekleed. Hij overzag het terras en liep vervolgens direct op Tom af. ‘Goedenavond, jij bent vast Tom Jansen,’ sprak hij zelfverzekerd. ‘Klopt!’ ‘Kees van Dongen, aangenaam. Zit je al lang op mij te wachten?’ ‘Valt mee, maar ga zitten,’ zei Tom en schonk Kees een glas Prosecco in. ‘In welk hotel zit je?’ vroeg Kees. ‘Ik heb nog niets geboekt, maar kun je me iets leuks aanbevelen?’ ‘Tuurlijk,’ mompelde Kees ietwat verbaasd. ‘Blijf je in Port Grimaud of wil je meteen naar St. Tropez?’ vroeg Kees. ‘Ook dat staat wat mij betreft nog open,’ sprak Tom. ‘Je kunt ook wel een nachtje bij mij logeren. Ik heb namelijk een appartement hier in Grimaud,’ bood Kees aan. ‘Ruimte zat! Mijn vrouw is er toch niet en we kunnen dan morgen meteen met de boot naar de zaak.’ ‘Lijkt mij een prima plan,’ zei Tom. ‘Ik zal de kaart even vragen, want ik lust wel een hapje.’ Tom wenkte de serveerster en zag de laatste plaatsen aan de rand van het terras ingenomen worden door een Italiaanse familie, althans hij herkende de drukke gebaren, die hun conversatie kracht bijzetten en het temperamentvolle, zangerige toontje van de Italiaanse taal. Het gezelschap bestond uit twee, in het zwart geklede, jonge mannen, een wat oudere man van eind vijftig en een jonge vrouw met een baby. Het terras was te vol om ook de kinderwagen een plek te geven en dus 7
werd deze naast het terrasmuurtje weggezet. De jonge vrouw nam, met de baby op schoot, plaats naast de oudere man. Tom schatte in dat de oudere man en de jonge vrouw een stel vormden, ondanks hun leeftijdverschil van zeker een jaar of dertig. De man oogde dominant en maakte een bazige, ietwat norse indruk. De jonge vrouw, daarentegen, had een vriendelijk gezicht met welsprekende, donkerbruine ogen. Niet overdreven knap, maar wel een sexy uitstraling. ‘Wat geld allemaal kan doen,’ mompelde Tom een tikje bevooroordeeld. De eigenaar van het restaurant, Sergio, haastte zich om het gezelschap te begroeten en stak zijn hand uit naar de oudere man. ‘Buona sera, senori Adelmo. Come sta il bambino?’ ‘Bene, grazie,’ reageerde Bruno Adelmo op een, voor zijn doen, opgewekte toon. ‘Ach, die sentimentele Italianen met hun overdreven liefde voor bambinos,’ zei Tom tegen Kees. Kees bekeek het tafereel met ingetogen, gefronste blik. Hij kende Bruno Adelmo vanuit de business en dat gold evenzo voor wat betreft de verhalen die over hem de ronde deden. Terwijl Tom hem aankeek, vroeg hij, ‘ken je die man?’ ‘Zeker,’ zei Kees. ‘Adelmo is eigenaar van een jachthaven in Port Grimaud, exploiteert twee exclusieve clubs in St. Tropez en heeft diverse horecagroothandel bedrijven in Genua en Amsterdam.’ Terwijl Tom voor de 2e keer de aandacht van de serveerster probeerde te trekken, werden bij de ‘Adelmo’ tafel al enkele grote schalen met vis uitgeserveerd en had de sommelier een paar flessen witte wijn ontkurkt. De jonge vrouw fluisterde iets tegen Adelmo en legde vervolgens de baby in de kinderwagen naast het muurtje te slapen. Een van de jonge mannen stond op, liep de zaak in en keerde vreemd genoeg niet meer terug. Druk pratend en drinkend deden de anderen zich te goed aan de culinaire inspanningen van de restauranteigenaar. 8
Het terras lag direct aan het grachtje en aan de overkant bevond zich een soort pizza afhaal zaak. Af en toe meerde een speedboot aan en verdween even later weer met een lading pizzadozen aan boord. Plotseling ontstond schuin aan de overzijde van het terras een tumult tussen twee mannen die beide hun boot op dezelfde plek wilden aanleggen. Vrijwel alle gasten op het terras volgden aandachtig het luide geschreeuw van de mannen en zagen hoe één van hen overboord werd geduwd. De man liggend in het water kwam proestend en scheldend weer boven en terwijl hij door zijn vriendin aan boord werd gehesen, spoot de andere boot, met veel kabaal en forse golfbewegingen tot gevolg, weg van de plek waar het incident plaatsvond. De meeste gasten op het terras van Pasta e Via waren gaan staan om niets te hoeven missen van dit onmiskenbare haantjesgedrag. Nadat het tumult grotendeels voorbij leek, zocht iedereen, nog nagenietend, zijn tafeltje weer op en maakte aanstalten zich verder te laten meevoeren langs culinaire Italiaanse proeverijen. Op het terras begon het ondertussen al behoorlijk te schemeren en de serveersters haastten zich om alle tafeltjes te voorzien van romantisch kaarslicht. Ook zij waren even uit hun rol geraakt door het waterballet van de twee booteigenaren, maar werden nu tot de orde geroepen door hun baas Sergio. Tom zag, de nu wat meer ontspannen, Bruno en zijn vriendin Rosita teruglopen naar hun tafel. Opmerkelijk daarbij was dat ook de 2e jongeman van hun tafel zich blijkbaar uit de voeten had gemaakt. Ook hij bleef weg. Rosita boog zich naast het terrasmuurtje om even naar haar baby te kijken, maar dit moederlijk tafereel veranderde binnen enkele seconden in een afgrijselijk gegil, waarbij het volledige terras betrokken werd. ‘De baby… de baby,’ krijste Rosita. ‘Bruno, mijn baby! Waar is de baby?’ Bruno kwam aanstormen en rukte het dekentje weg uit de kinderwagen. Vertwijfeld keek hij om zich heen en rende het terras af 9
richting het straatje dat uitkwam bij een smalle brug. Boven op het bruggetje draaide hij zich om en zocht met een gespannen, strakke blik de omgeving af. Het was onwaarschijnlijk druk in Grimaud en honderden toeristen slenterden door de smalle straatjes en pleinen. Met paniek in zijn ogen kwam hij terug en schreeuwde naar Sergio. ‘Waar is ie? Wie heeft mijn zoon ontvoerd?’ Sergio kwam aangesneld en Bruno greep hem bij zijn schouders. ‘Waar is ie? Waar is mijn zoon?’ wierp Bruno hem op verwijtende toon toe, terwijl hij de nietsvermoedende, kleine man door elkaar schudde. Tom en Kees stonden beiden op en trachtten Sergio te laten ontsnappen aan de steeds agressiever wordende Bruno. Een wat oudere vrouw had zich ondertussen ontfermd over de hevig snikkende Rosita en begeleidde haar het restaurant in. Tom wist uiteindelijk Bruno tot bedaren te brengen en trok hem aan zijn colbert eveneens mee naar binnen. Het restaurant binnen was, op twee tafeltjes na, onbezet en Tom liep met Bruno naar een ongedekte tafel bij het raam waar Kees en de oudere vrouw al zaten. ‘Bruno… waar is mijn baby? Ze hebben hem meegenomen,’ fluisterde Rosita hem met gebroken stem toe. Kees stond op en zei, ‘ik ga wel even buiten vragen of iemand iets gezien of gehoord heeft.’ De oudere vrouw liep met hem mee en wenste Rosita sterkte. Tom en Bruno namen eveneens plaats aan de tafel. ‘Ik zal mij even voorstellen,’ zei Tom. ‘Ik ben Tom Jansen, journalist. Kan ik wat voor jullie betekenen?’ Zonder op een reactie te wachten stelde Tom voor om de politie in te schakelen, maar Bruno schudde direct zijn hoofd. ‘Geen politie!’ antwoordde hij resoluut. ‘Hoezo, geen politie?’ reageerde Rosita verbolgen. ‘Jij met je eigengereidheid. Ga je het zelf weer oplossen, samen met je vriendjes?’ ‘Houd je mond, kind! Geen politie!’ herhaalde Bruno nogmaals. 10
‘Niemand heeft iets gezien,’ klonk het ineens vanuit de bar van het restaurant. Het was Kees die weer binnenkwam. ‘Het is een volslagen raadsel.’ ‘Zullen wij straks in de buurt nog wat gaan navragen?’ stelde Tom voor. ‘Dat is goed,’ antwoordde Bruno. ‘Bel me zodra je iets weet.’
11
2
Amsterdam – september 1998
Sandra had na lang aandringen haar broer zover gekregen dat hij haar dochter alvast met hem mee nam om te kunnen studeren in Nederland. Tim besefte maar al te goed dat zij een blok aan zijn been was, maar stemde uiteindelijk toe. Het plotselinge overlijden van haar man en een half jaar later hun moeder Tineke, gaf hem de morele plicht zijn zus gelegenheid te geven orde op de zaken te stellen en even tot zichzelf te komen. Ook moest zij haar huis weten te verkopen en de spullen van hun moeder nog uitzoeken. Vaak hadden zij het idee geopperd de stap te wagen, maar het permanent afscheid moeten nemen van hun geboorteland Indonesië, viel vooral Sandra zwaar. Immers hier lag haar jeugd, feitelijk haar hele leven. Tim was anders. Onrustiger. Avontuurlijker. Tims besluit om naar Europa te gaan stond al lange tijd vast. Al was het maar om enige duidelijkheid te kunnen krijgen over zijn vader. Geen idee waar hij zou kunnen zijn. Was hij überhaupt nog in leven? Nee, niets hield hem nog tegen. Hij moest hem gaan zoeken. Zijn opleiding tot leraar Nederlands had hem weinig soulaas geboden. De vele losse baantjes na zijn middelbare school hadden hem verre van voldoening gegeven. Gestimuleerd door zijn, uit Nederland afkomstige, moeder was hij op latere leeftijd aan deze opleiding begonnen, maar hij zag geen mogelijkheid aan de slag te komen. Hij was nu 42 jaar en wilde weg. Zich in Nederland gaan vestigen. Ongeveer drie jaar geleden had hij, via een uitwisselingsprogramma, een half jaar zijn afstudeerstage kunnen lopen aan de Universiteit van Amsterdam en zijn verblijf in Nederland was hem prima bevallen. Het, voor zijn gevoel, barre klimaat was behoorlijk wennen, maar hij genoot van het leven in de grote stad. Hij had er zelfs een paar vrienden aan overgehouden, die hem tijdens hun zomervakantie, afgelopen jaar, hadden 12
bezocht in Solo. Hij had hun verteld over zijn reislustige en vooral avontuurlijke vader en dat hij hem in de jaren steeds meer was gaan missen. De gedachte dat hij hem misschien nooit meer zou terugzien, maakte hem onzeker en bang tegelijk. Boy had zijn vrouw verlaten na een slippertje met Wies. Nota bene met Wies, de altijd bescheiden en zorgzame baboe die bij hen woonde en voor hen werkte. Wies was als een tweede moeder voor hen. Zij verzorgde de kinderen als Tineke les gaf, bracht ze naar school en hielp ze met hun huiswerk. Kortom, bij Wies konden de 4-jarige Tim en zijn oudere zusje Sandra altijd terecht. Nadat hun vader met Wies een nieuw leven was begonnen, had hij hen nog een paar keer bezocht, maar verdween toen voorgoed uit hun leven. Wies hadden zij in ieder geval nooit meer gezien. Zijn toenmalige Amsterdamse hospita, Sarah Baumgarten, had Tim geschreven dat zijn oude studenten woning binnenkort vrij kwam en deze graag voor hem wilde aanhouden. Zij verheugde zich op zijn weerzien en vooral op het feit dat hij zijn 16-jarige nichtje mee zou nemen. Sarah was al jaren weduwe en had zelf nooit kinderen gehad. Haar vier verdiepingen tellende huis had zij destijds voor de verhuur laten verbouwen tot twee kleine appartementen en drie studentenkamers op de zolderverdieping. Zelf bewoonde zij de tweede verdieping. Het uiterst sobere, 3-kamer souterrain- appartement aan de Ruysdaelkade zag er sterk verwaarloosd, maar bewoonbaar uit. Er was zelfs het nodige meubilair aanwezig. Een enigszins versleten bruine sky- lederen bank met twee losse fauteuils, een teakhouten eettafel met rotan stoelen en enkele staande schemerlampen. De keuken was voorzien van een 4-pits gasfornuis en koelkast. In beide slaapkamers stonden smalle 2persoonsbedden met matras en beddengoed. De eerste dagen besteedde Tim en zijn tiener nichtje aan het schoonmaken van de woning. De wanden werden voorzien van een likje verf en zijn hospita verraste hen met, weliswaar 2e hands, maar fris gewassen, lichtblauwe gordijnen. 13