De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2
Uit de kunst! Activiteitencyclus
José Hillen, Annie van der Beek en Willy van Elsäcker Met medewerking van Mira Hilhorst en Monique Rovers
Inhoudsopgave
Belangrijke achtergrondinformatie
3
Activiteitencyclus Uit de kunst! – Voorbeeld van een planningsrooster
4
Voorbereiding
8
Fase 1 – Introductie
14
Fase 2 – Interactief voorlezen
20
Fase 3 – Werken met verhalen
25
Fase 4 – Werken met leervragen
30
Fase 5 – Presentatie/evaluatie
34
Eindevaluatie
35
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 2
Belangrijke achtergrondinformatie Waarom is de Taallijn ontwikkeld? Het Expertisecentrum Nederlands en Sardes hebben de afgelopen jaren de Taallijn VVE ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het doel van de Taallijn VVE is de effectiviteit van de taalstimulering van leidsters en leerkrachten te vergroten. De Taallijn biedt handreikingen voor het beperken van de achterstand in taalontwikkeling op jonge leeftijd. Onderzoeksresultaten geven aan dat een vroege aanpak van taalachterstanden effect heeft. De Taallijn is gebaseerd op de principes van interactief taalonderwijs, zoals die in eerdere publicaties van het Expertisecentrum Nederlands uitgebreid beschreven zijn. De vijf speerpunten van de Taallijn zijn Mondelinge taal, Werken aan woordenschat, Beginnende geletterdheid, ICT en multimedia en Ouderbetrokkenheid. De Taallijn voor peuters De Taallijn voor peuters is ondertussen landelijk ingevoerd. Door Sardes zijn verschillende cursussen voor peuterleidsters ontwikkeld, variërend van aparte modules voor de speerpunten tot een geïntegreerde cursus waarbij alle speerpunten aan de orde komen. In het boek Peuters Interactief met Taal (Stoep & Van Elsäcker, 2005) wordt de Taallijn uitgebreid beschreven. Bij de Taallijn voor peuters zijn tevens drie cd-roms ontwikkeld met praktijkvoorbeelden: Interactief voorlezen aan peuters, Gesprekken met peuters en Werken aan woordenschat. Dit schooljaar verschijnt op de website een serie uitgewerkte, concrete activiteitencycli voor peuters. Werken met de Taallijn houdt in dat leidsters eerst deelnemen aan een cursus, en vervolgens zelfstandig kunnen werken met de activiteitencycli. De Taallijn voor kleuters De Taallijn biedt een doorgaande lijn van peuterspeelzaal naar basisonderwijs. Sardes heeft voor groep 1 en 2 een geïntegreerde cursus ontwikkeld waarin alle vijf speerpunten van de Taallijn aan bod komen. Nadat de leerkrachten bekend zijn gemaakt met de principes en speerpunten van de Taallijn, kunnen ze zelf aan de slag. Binnen de Taallijn is een aantal kant-en-klare activiteitencycli ontwikkeld. Leerkrachten kunnen deze geheel of gedeeltelijk uitvoeren. Met behulp van een checklist kunnen ze bijvoorbeeld bepalen welke Taallijn-speerpunten in hun eigen programma's nog onderbelicht zijn en aanvullende activiteiten kiezen uit een Taallijn-thema. Ook voor kleuters verschijnt dit schooljaar op de website een serie uitgewerkte, concrete activiteitencycli. De uitgewerkte thema's voor groep 1 en 2 zijn ook bruikbaar in groep 3, zeker in de eerste helft van het schooljaar. Voordat leerkrachten aan de slag kunnen met een thema van de Taallijn, dienen zij eerst een nascholingscursus te volgen. Daarnaast is het boek De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 (Van Elsäcker, Van der Beek, Hillen & Peters, 2006) onmisbaar bij het uitvoeren van een activiteitencyclus. In dit boek staat achtergrondinformatie over de Taallijn, de vijf speerpunten, en de opbouw en uitvoering van een activiteitencyclus. Bij het boek hoort een dvd met video-opnames van diverse activiteiten in groep 1 en 2 (Praktijkvoorbeelden van de Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2). Op de dvd staat tevens een aantal instrumenten dat bruikbaar is bij de uitvoering, zoals een planningsrooster, een checklist om een sterkte/zwakte analyse te maken en een aantal observatieinstrumenten.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 3
De Taallijn in het (speciaal) basisonderwijs Diverse activiteitencycli worden momenteel uitgeprobeerd in een aantal scholen voor het speciaal basisonderwijs. Scholen die interesse hebben in het uitproberen van de Taallijn kunnen contact opnemen met Sardes (030- 2326200). Peuter- en kleutertv De Taallijn werkt samen met het programma Koekeloere en de Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB). Hierdoor is het werken met de activiteitencycli afgestemd op de afleveringen van het programma en ook wordt gebruik gemaakt van dezelfde prentenboeken. Diverse thema’s zoals Hier wonen wij!, Kriebelbeestjes!, Uit de kunst!, Er was eens … en Beweeg je mee? zijn geïntegreerd. Daardoor wordt het gebruik van de Taallijn en het kijken naar Koekeloere nog aantrekkelijker en effectiever.
Sylvia Peters Nijmegen, augustus 2006
Meer informatie over de bijbehorende boeken en dvd’s of over scholing in de Taallijn in de diverse regio’s is te vinden op www.detaallijn.nl. Boeken, cd-roms en de dvd zijn te bestellen via www.lcowijzer.nl. Informatie over cursussen in de diverse regio's is ook te verkrijgen bij Sardes (030- 2326200). © 2006 Expertisecentrum Nederlands Deze uitgave is voorbehouden aan begeleiders en deelnemers van het trainings- en ondersteuningstraject van de Taallijn (zie www.detaallijn.nl). Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag voor commerciele doeleinden worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnames, of op enige andere wijze, zonder nadrukkelijke verwijzing naar Sardes en het Expertisecentrum Nederlands.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 4
Voorbeeld van een planningsrooster Mondelinge taal Werken aan woordenschat Beginnende geletterdheid Ict en multimedia Ouderbetrokkenheid
Tijd Vooraf
Week 1 Maandag
Week 1 Dinsdag
Fase en activiteit Speerpunten Voorbereiding Leerkracht bereidt thema voor Voorbereiden anker: kunstwandeling door de school of directe omgeving; selecteren kernwoorden bij thema en prentenboek; verzamelen boeken en materialen; voorbereiden gezinsportfolio; voorbereiden stimulerende leeromgeving; startactiviteit fase 4 voorbereiden Leerkracht maakt planning van activiteiten Ouders worden ingelicht over het nieuwe thema en gevraagd te helpen bij bepaalde activiteiten Kinderen helpen met 'schrijven' uitnodiging Fase 1: Introductie Start van het thema: een kunstwandeling door de school of directe omgeving, (digitale) foto's maken In kleine kring digitale foto's van de kunstwandeling bekijken op de computer Samen beeldwoordenweb maken van het anker Gesprek over inrichten lokaal en vertelstoel maken De k van kunst op de lettermuur Leervragen opschrijven en kunstenaar op bezoek, digitale foto’s van het bezoek maken Gesprek over namen van kunstwerken
Week 1 Woensdag
Schrijfhoekactiviteiten: namen kunstwerken opschrijven of stempelen, letters schrijven of stempelen, kaartjes voor het museum maken Kunstgrafiek maken
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 5
Kunsttafel inrichten
Week 1 Donderdag
In kleine kring werkjes in gezinsportfolio plakken en erover praten Fase 2: Interactief voorlezen Pre-teaching: centrale prentenboek voorbespreken in kleine kring Interactief voorlezen van het centrale prentenboek in grote groep Voorlezen met vertelkoffer Herhaald voorlezen met aandacht voor nieuwe woorden Beeldwoordenweb uitbreiden
Week 1 Vrijdag
Schrijfhoekactiviteiten: woorden schrijven of stempelen, folder maken voor museum Kunstwerk van letters maken Zelf het verhaal navertellen Eigen verhaal vertellen Koekeloere en gesprek hierover
Dagelijks
Week 2 Maandag
Week 2 Dinsdag
Gesprek over gezinsportfolio. Portfolio mee naar huis geven Herhaald voorlezen in de kleine kring met gebruik van wie-waar-wat-picto's Betekenisvolle activiteiten in hoeken met de kernwoorden, zoals tekenen, stempelen, schrijven, taal- en woordspelletjes op de computer, spelen met de voorwerpen van de thematafel of in boekenhoek of luisterhoek lezen of luisteren Fase 3: Werken met verhalen Met ouders praten over gezinsportfolio’s Nieuwe boeken bekijken en voorlezen, overeenkomsten en verschillen met centrale boek bespreken Voorlezen van het boek Blauwtje en Geeltje Kinderen mogen kleuren mengen, gesprek hierover Uitgeschreven gedicht voorlezen met picto’s en woorden Voorlezen met wie-waar-wat picto’s Informatief boek lezen en bespreken Nieuwe leervragen opschrijven Klankspelletjes: woorden met kunst, rijmen, klappen Gesprek over kiezen
Week 2 Woensdag
Filosoferen met kinderen
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 6
Portfoliogesprek met kinderen Het gezinsportfolio deze week mee naar huis geven en maandag weer mee terug laten brengen Zelf een gedicht maken Dagelijks
Week 2 Donderdag
Zelf prentenboeken of informatieve boekjes lezen, liedjes of versjes, naspelen verhalen, verhalen luisteren op computer, schrijfhoekactiviteiten Fase 4: Werken met leervragen Op bezoek in een museum of andere instelling Digitale foto’s van het bezoek bekijken Meespelen in het museum: opruimen, lijst met regels opstellen, rondleiding Interview met directeur van het museum
Week 2 Vrijdag
Antwoorden op leervragen zoeken Tabel van kunstwerken maken Tableau vivant samenstellen en gesprek hierover
Dagelijks
Week 3 Maandag
Werken in hoeken: betekenisvolle lees- en schrijfactiviteiten, rollenspel, verhalen naspelen, digitaal prentenboek, zelf onderzoek doen in onderzoekshoek Uitgeschreven gedicht naspelen Gesprek over gezinsportfolio Uitnodingen voor de presentatie maken
Dagelijks
Week 3 Dinsdag
Week 3 Woensdag
Week 3 Donderdag
Fase 5: Presentatie/Evaluatie De leerkracht observeert in deze fase dagelijks bij enkele kinderen het gebruik van kernwoorden, het verhaalbegrip en de letterkennis van de kinderen tijdens de activiteiten Werken in hoeken: betekenisvolle lees- en schrijfactiviteiten, onderzoekshoek, themahoeken, rollenspel, verhaal naspelen, digitaal prentenboek, werkbladen zoals Welke letters ken ik al? Samen nadenken over eindpresentatie, bijvoorbeeld tentoonstelling of ik-tafel, samen uitnodiging maken voor de ouders Kernwoorden oefenen met liedjes en versjes over het thema Voorbereiden van de eindpresentatie die samen bedacht is In kleine kring vertellen bij (digitale) foto's In kleine kring verhaal navertellen aan de hand van illustraties of digitaal prentenboek Letters en klanken in kleine kring. Lettermuuractiviteit: Wat hebben we allemaal geleerd? De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 7
Week 3 Vrijdag
Na afloop
Feestelijke eindpresentatie van het werk met publiek: gezamenlijke afronding van het thema, bijvoorbeeld tijdens de ochtendinloop Reflectiegesprek met de kinderen in kleine kring: werk/foto kiezen uit gezinsportfolio en hierover vertellen Eindevaluatie van het thema met de kinderen in grote kring: Wat hebben we geleerd? Wat hebben we samen heel goed gedaan? Wat vond je het leukst? Eindevaluatie Leerkrachten bespreken na wat goed en minder goed liep Verslaglegging en bewaren van materialen voor volgend jaar
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 8
Activiteitencyclus Uit de kunst! Thema: Anker:
Uit de kunst! Een kunstwandeling
Alle thema's van de Taallijn voor groep 1 en 2 bieden talige activiteiten rondom de vijf speerpunten mondelinge taal, werken aan woordenschat, beginnende geletterdheid, ICT en multimedia en ouderbetrokkenheid. Elke activiteitencyclus duurt ongeveer drie weken en heeft een aantal fasen, waarin het centrale prentenboek een grote rol speelt. Dit prentenboek wordt meerdere malen voorgelezen, zodat woordenschat, zinsconstructies en verhaalbegrip de kans krijgen zich te ontwikkelen. Bij de uitvoering van dit thema is het boek De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 (Van Elsäcker, Van der Beek, Hillen & Peters, 2006) onmisbaar. In dit boek is uitgebreide achtergrondinformatie te vinden over de vijf speerpunten van de Taallijn, de opbouw en de fasen van een activiteitencyclus en de benodigde leerkrachtvaardigheden. Bij het boek hoort een dvd met praktijkvoorbeelden. In de volgende tekst wordt door middel van een pictogram naar een fragment op de dvd verwezen dat ter illustratie van de tekst kan dienen.
Wat is kunst? Wat kunst precies is en wat er wel en niet onder valt, daar denkt iedereen anders over. Kunst is te onderscheiden in beeldende kunst, theater, muziek, literatuur, film en tv. Verder zijn er combinatiemogelijkheden van kunst, zoals performance art en multimediatechnieken, al of niet gebruik makend van computertechnieken. Daarnaast zijn er de toegepaste kunsten, zoals grafisch ontwerpen, industrieel ontwerpen, mode, dans en architectuur. In deze cyclus wordt de nadruk gelegd op beeldende kunst, met name op schilderkunst en beeldhouwkunst.
Voorbereiding • • • • • • • •
Anker voorbereiden: kunstwandeling organiseren, digitale camera regelen, ouders benaderen Startactiviteit voor fase 4 voorbereiden Ouders inlichten Woorden selecteren bij thema en prentenboek Boeken en materialen verzamelen Voorbereiden van een gezinsportfolio Planning maken voor activiteiten Stimulerende leeromgeving creëren
Voorbereiding van het anker: een kunstwandeling
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 9
Het anker voor deze cyclus is een kunstwandeling door (en rond) de school. De leerkracht bekijkt van tevoren wat er in het schoolgebouw geschikt is om te bekijken tijdens de kunstwandeling. Hierbij kan gedacht worden aan schilderijen of beelden in de school, zowel in de gangen als in de docentenkamer of directiekamer, producten van leerlingen of kunstwerken of graffitischildering vlakbij de school. De leerkracht kan er ook voor kiezen een wandeling in de directe omgeving van de school te maken. De leerkracht zoekt een geschikt kunstwerk uit dat gebruikt kan worden als startpunt van de wandeling. Dit is bij voorkeur een prominent kunstwerk of een kunstwerk dat de kinderen aanspreekt. Een voorbeeld hiervan zou kunnen zijn het logo van de school dat aan het schoolgebouw hangt. De leerkracht beoordeelt of het noodzakelijk is om hulpouders te vragen voor de kunstwandeling of voor het maken van foto's. In de informatiebrief (zie bijlage 1) die de leerkracht aan de ouders meegeeft om hen in te lichten over het thema Uit de kunst!, en de activiteiten die plaatsvinden tijdens dit thema, kan de leerkracht de ouders vragen om te assisteren. De kunstwandeling kan variëren in tijd, van ongeveer één tot drie kwartier. Tijdens de wandeling maakt de leerkracht foto's met een digitale camera. De leerkracht licht collega’s in wanneer de kunstwandeling plaatsvindt om onderwijsactiviteiten op elkaar af te kunnen stemmen en eventueel een extra oogje in het zeil te houden. Wanneer de kinderen een stuk van de wandeling hebben afgelegd kan de leerkracht een gedeelte van de school uitkiezen waar de kinderen zelf vrij op zoek mogen gaan naar nog meer kunst. Voor kinderen is het extra betekenisvol als ze zelf (bijvoorbeeld in kleine groepjes) op pad mogen gaan. De leerkracht blijft in de buurt bij om kinderen te stimuleren en te ondersteunen bij hun zoektocht. Ze kan de kinderen vrij rond laten lopen of hun een specifieke opdracht meegeven. Voorbeelden van opdrachten zijn: • Met behulp van een opdrachtenvel (zie bijlage 2) mogen kinderen op zoek gaan naar een kunstwerk dat ze aanspreekt. Op het opdrachtenvel omcirkelen de kinderen wat ze zien bij het kunstwerk. • In een klein groepje gaan de kinderen op zoek naar een kunstwerk dat ze leuk, mooi of apart vinden. Na de kunstwandeling mogen ze de andere kinderen en de leerkracht meenemen naar het kunstwerk en uitleggen wat het is en waarom ze voor dit kunstwerk gekozen hebben. • De kinderen zoeken een kunstwerk dat ze heel mooi vinden en tekenen op een vel papier hoe het eruit ziet. Terug in de klas kunnen de kinderen dan uitleggen wat ze gezien en getekend hebben. Startactiviteit voor fase 4 voorbereiden. De leerkracht neemt contact op met een museum, atelier, sociale werkplaats, gemeenteof bejaardenhuis met een kunstexpositie in de buurt van de school. Ze verkent de mogelijkheden om de expositie met de kinderen te gaan bekijken. Zelf bezoekt ze de expositie vooraf, om een beeld te krijgen van de kunst die de kinderen te zien zullen krijgen en welke activiteiten ze hieraan kan koppelen. Ze kan de kinderen voorbereiden op het bezoek door folders van de (kunst)instelling te laten zien, een boek van een exposerende kunstenaar te lenen bij de bibliotheek of digitale foto's te maken van het gebouw die de kinderen vooraf kunnen bekijken. De leerkracht spreekt met de instelling af wanneer ze deze kunnen bezoeken en regelt vervoer en eventueel ouders voor extra begeleiding. Selectie van kernwoorden bij het thema Tijdens het thema komen de kinderen in aanraking met nieuwe woorden. Een aantal kernwoorden bij het thema wordt bewust aangeleerd en geoefend. Er zijn kernwoorden geselecteerd bij het thema en ook bij het prentenboek; beide groepen kernwoorden worden in de verwerkingsopdrachten gebruikt. De leerkracht maakt een keuze uit de kernwoorden; ze kan hierbij gebruik maken van de toetsgegevens van kinderen of eerder gemaakte observaties. Wanneer er in de klas kinderen zijn die deze woorden al kennen is De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 10
het raadzaam om voor hen aanvullende of moeilijkere woorden te selecteren. Bij de selectie van woorden kan gebruik gemaakt worden van de thematische woordenlijst van Kienstra (2003).
Kernwoorden bij het thema de kunst, de kunstenaar, het kunstwerk, de schilder, het schilderij, tekenen, schilderen, het atelier, het palet, de ezel, de kwast, het penseel, het beeld, de beeldhouwer, het beeldhouwwerk, beeldhouwen, de dichter, het gedicht, rijmen, de kleur, donker- (kleur), licht- (kleur), mooi, knutselen, de klei, het museum, tentoonstellen, bekijken, trots, de uitnodiging, de lijst, de naam, boetseren, ontwerpen
De leerkracht maakt een selectie uit bovenstaande lijst. Ze selecteert ongeveer vijftien eenvoudige woorden voor de minder taalvaardige leerlingen en vijftien moeilijke kernwoorden voor de meer taalvaardige leerlingen. Natuurlijk kan er overlap tussen beide lijsten zijn. Aan het begin van de cyclus is het doel dat de kinderen de geselecteerde woorden receptief (passief) beheersen. Aan het einde van de cyclus moeten ze de meeste kernwoorden ook productief (actief) beheersen. Selectie van kernwoorden bij het prentenboek Bij het thema Uit de kunst! wordt het prentenboek De koningin die niet kon kiezen van Annemarie van Haeringen (2006) gebruikt. In de onderstaande lijst wordt een aantal kernwoorden uit het prentenboek gegeven. Dit zijn vooral die woorden die belangrijk zijn voor het begrip van het verhaal.
Kernwoorden bij het prentenboek de koningin, midden (in), het paleis, kiezen, de zaal, tegelijk, de erwt, de matras, de keuze, zacht, de jurk, de kroon, uitgaan, zwemmen, de koets, de fiets, het standbeeld, poseren, wanhopig, misschien, hakken, traag, benieuwd zijn, het marmer, majesteit, het gazon, overtollig, de hamer, de beitel, verbijsterd, de salon, de balzaal, het bordes, het schaakbord
De leerkracht selecteert uit bovenstaande lijst welke woorden zij wil behandelen en houdt daarbij rekening met het taalniveau van de kinderen. Evenals bij de themawoorden, maakt ze zowel voor de minder taalvaardige als voor de meer taalvaardige kinderen een lijst met ongeveer vijftien kernwoorden. Er kan weer overlap tussen beide lijsten zijn. Koekeloere In het schooljaar 2006/2007 is er een samenwerking tussen de Taallijn en het kleuterprogramma 'Koekeloere'. Het thema Uit de kunst! En het prentenboek zijn uitgewerkt in afleveringen van het programma. De uitzendingen rondom het thema Uit de kunst! zijn op 8 t/m 12 januari 2007 en op 15 t/m 19 januari 2007. Voor meer informatie zie www.schooltv.nl/koekeloere.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 11
Boeken verzamelen De leerkracht informeert bij de bibliotheek naar de mogelijkheden voor het lenen van een leskist. In deze leskist kunnen aan het thema verwante boeken, maar ook speel- en leermaterialen zitten. De leerkracht verzamelt zelf ook prentenboeken en informatieboeken over het thema en de kinderen mogen boeken meenemen van thuis. In bijlage 2 zijn suggesties opgenomen voor prentenboeken, informatieve boeken en boeken voor kinderen die zelf al kunnen lezen. Materialen verzamelen De leerkracht verzamelt verschillende foto's, afbeeldingen, concrete voorwerpen en materialen die bij het thema en het centrale prentenboek horen voor de thematafel, fototafel/fotowand of boekenmuur. Bij de voorwerpen worden woordlabels opgehangen. Ict De leerkracht maakt een digitale versie van het prentenboek. Een stappenplan van het maken van een digitaal prentenboek staat in het boek De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 (Van Elsäcker, Van der Beek, Hillen & Peters, 2006) en op de website www.detaallijn.nl. De leerkracht maakt veel digitale foto’s, die in diverse activiteiten worden gebruikt. Daarnaast wordt in de klas indien mogelijk gebruik gemaakt van het digitaal schoolbord. Gezinsportfolio Voor alle kinderen komt er een eigen gezinsportfolio. De leerkracht kan hiervoor het bijgevoegde voorbeeld van een gezinsportfolio gebruiken (bijlage 3) of een eigen versie maken. Als de leerkracht of de school al werkt met een gezinsportfolio is het beter de eigen versie te gebruiken. Als scholen nog geen ervaring hebben opgedaan met een gezinsportfolio, is het voorgedrukte gezinsportfolio een goed hulpmiddel om mee te beginnen. De kinderen verzamelen gedurende het thema een aantal werkjes in het gezinsportfolio. In het gezinsportfolio uit de bijlage is op enkele bladzijdes al voorgedrukt wat de bedoeling is. Woordenmap De leerkracht kan tijdens het thema een woordenmap aanleggen. In deze map wordt per kind genoteerd welke kernwoorden het kind actief gebruikt tijdens gesprekken en speelleersituaties. Planning maken voor activiteiten De leerkracht selecteert verwerkingsactiviteiten voor de speerpunten waaraan zij gedurende de cyclus aandacht wil besteden. Het voorbeeld van een planningsrooster aan het begin van dit document, kan een hulpmiddel bij de planning zijn. Indien de school regelmatig contact heeft met één of meerdere peuterspeelzalen, kan het prettig zijn om de cyclus (gedeeltelijk) samen met de peuterspeelzaalleidsters voor te bereiden. Het anker voor deze cyclus kan bijvoorbeeld door peuters en kleuters samen worden uitgevoerd. Planning maken voor activiteiten De leerkracht selecteert verwerkingsactiviteiten voor de speerpunten waaraan zij gedurende de cyclus aandacht wil besteden. Het planningsrooster kan een hulpmiddel bij de planning zijn. Stimulerende leeromgeving creëren De leerkracht denkt erover na hoe het lokaal kan worden ingericht in de sfeer van het thema. Dit hoeft niet allemaal van tevoren te gebeuren. Het inrichten van het lokaal is ook een verwerkingsactiviteit voor de kinderen. Door samen met de kinderen over het inrichten te praten, en daarna samen het lokaal in te richten, wordt de betrokkenheid bij De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 12
het thema vergroot. Tijdens de duur van het thema komen er steeds meer werkjes bij, waardoor het lokaal stapsgewijs ingericht wordt in de sfeer van het thema. Hoofdstuk 9 van het boek De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 heeft betrekking op de inrichting van de leeromgeving. Hierin staan veel tips over plekjes in het lokaal, zoals een leeshoek, een boekenmuur, een woordmuur, een lettermuur, een thematafel, een computerhoek, een schrijfhoek of een ontdekhoek. Hieronder staan enkele concrete tips voor het inrichten van het lokaal bij het thema Uit de kunst! •
•
•
•
•
• • • •
Kunsttafel: In deze activiteitencyclus wordt een kunsttafel ingericht. Deze kunsttafel wordt gebruikt als reflectiemiddel waarbij kinderen en de leerkracht samen praten over kunstwerken die gemaakt zijn in de verschillende hoeken. Op vaste tijden worden er op de kunsttafel een aantal kunstwerken van kinderen gezet. Op de tafel komen kunstwerken van de kinderen waar ze trots op zijn. De kinderen die de kunstwerken gemaakt hebben mogen hierover praten met de leerkracht en de andere kunstenaars. Museum: De kunstwerken die door de kinderen zijn gemaakt worden tentoongesteld in een museum. De kunstwerken kunnen worden gerubriceerd en bezoekers kunnen de kunstwerken komen bekijken. Het museum kan worden ingericht met behulp van schappen, planken of verhogingen om de verschillende kunstwerken uit te stallen, entree met een kassa, geld en museumkaartjes, een pet voor de suppoost of gids, labels voor bij de kunstwerken, (posters van) kunstwerken van bekende kunstenaars, een bankje om rustig op te zitten in het museum, kunstwerken die kinderen van thuis hebben meegenomen. Deze inrichting kan steeds verder uitgebreid worden met bijvoorbeeld affiches voor het museum, museumjaarkaarten, uitnodigingen aan ouders voor het museum, een bord met openingstijden, een lijst van de kunstwerken die in het museum te zien zijn, reclamefolders van het museum, een museumgids en dergelijke. Schildershoek: In deze hoek kunnen de kinderen zelf schilderen. Voorbeelden van materialen die in deze hoek aanwezig kunnen zijn: schildersezels, baretten, schorten, paletten, verf, verschillende doeken (papier in verschillende kleuren en grootte en ‘echte’ doeken) en penselen en kwasten van verschillende grootte. De materialen in de hoek kunnen telkens worden vervangen, bijvoorbeeld door plakkaatverf, vingerverf, waterverf, ecoline of een spuitbus. Beeldenhoek: Op deze plek kunnen de kinderen aan de slag met boetseren. Voorbeelden van materialen die hier aanwezig kunnen zijn: verschillende soorten klei, spatels, vormen, onderleggers, schorten voor de beeldhouwers en eventueel een draaiplateau voor op tafel zodat het werk van alle kanten bekeken kan worden. Eventueel kunnen de kinderen in deze hoek beeldhouwen (van stenen materiaal) of met gips werken. Creatief atelier: Hier kunnen de kinderen met behulp van allerlei kosteloos materiaal kunstwerken knutselen. Voorbeelden van materialen zijn doosjes, bakjes, kurken, stokjes, stofjes, draadjes, tijdschriften om iets uit te knippen, verschillende soorten en kleuren papier. In het atelier zijn schorten, onderleggers en verschillende soorten lijm aanwezig. Sieradenatelier inrichten met verschillende kleuren en vormen kralen. De kralen kunnen worden gemaakt van verschillende materialen, bijvoorbeeld kralen van papier-maché, macaroni, klei, crêpepapier, rolletjes papier of brooddeeg. Zandtafel: Sculpturen maken van zand, kunsttaferelen tekenen in zand, of met gekleurd zand en lijm een kunstwerk maken. De boekenhoek en de luisterhoek worden in het kader van dit thema uitgebreid met dichtbundeltjes voor kinderen en cd's of cassettebandjes met ingesproken gedichten. In de computerhoek kunnen de kinderen kunstwerken maken op de computer, bijvoorbeeld met het programma Microsoft Paint.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 13
Fase 1 Introductie
Anker Een kunstwandeling Verwerkingsactiviteiten 1. Foto's van de kunstwandeling bekijken 2. Beeldwoordenweb 3. Vertelstoel maken 4. De K van kunst op de lettermuur 5. Een kunstenaar op bezoek 6. Namen van kunstwerken 7. Schrijfhoekactiviteiten 8. Een kunstgrafiek 9. De kunsttafel 10. Gezinsportfolio: inplakken van werkjes en foto's
Anker Een kunstwandeling Bij dit anker maakt de leerkracht samen met de kinderen een kunstwandeling door de school, of in de directe omgeving van de school. De leerkracht laat verschillende vormen van kunst zien die in of rond het schoolgebouw te vinden zijn. Nadat de kinderen een aantal kunstwerken bekeken hebben, kunnen ze zelf op zoek gaan naar nog meer kunst. De leerkracht zoekt een gedeelte van het schoolgebouw uit waar de kinderen zelf op zoek mogen gaan. De leerkracht blijft in de buurt om kinderen te stimuleren en te ondersteunen bij de zoektocht. De leerkracht kan ervoor kiezen om de kinderen een opdracht te geven (bijlage 2) maar dat hoeft niet. De kinderen kunnen zich door deze zoektocht een beeld vormen van wat kunst allemaal zou kunnen zijn. Tijdens de tocht kunnen kinderen reageren op de kunst die ze zien. Wat vinden ze mooi en waarom? Van de kunstwerken die ze zien worden digitale foto's gemaakt. Deze foto's kunnen later voor allerlei doeleinden worden gebruikt: een fotoshow op de computer, foto's op de lettermuur, foto's op de woordmuur bij de kernwoorden of bij gebruik van het digitaal schoolbord. De leerkracht probeert zo veel mogelijk afbeeldingen van de kernwoorden op de foto te zetten. Ook probeert ze op de foto's zoveel mogelijk kinderen erbij te zetten, zodat de foto's betekenisvoller worden.
Uit de kunst! De Meiboom, fragment 1 Kunstroute Uit de kunst! Van Ostade, fragment 1 Een kunstwandeling
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 14
Verwerkingsactiviteiten 1. Foto's van de kunstwandeling bekijken De kinderen bekijken samen met de leerkracht in een klein groepje de foto's die zijn gemaakt tijdens de kunstwandeling op de computer. De kinderen zullen vanzelf op de foto's reageren. De leerkracht gaat op deze reacties in en op die manier ontstaat er een interactief gesprek over kunst. Tijdens het gesprek geeft de leerkracht de ruimte aan kinderen om op elkaar te kunnen reageren. In gesprekken over kunst speelt de eigen smaak van de kinderen een grote rol. Hierdoor zijn er geen goede of foute antwoorden en kunnen de kinderen vanuit hun eigen beleving reageren. De leerkracht besteedt tijdens het gesprek extra aandacht aan enkele kernwoorden. De leerkracht observeert tijdens het gesprek welke woorden de kinderen al actief gebruiken in het thema kunst. Deze informatie kan ze noteren in de woordenmap.
Uit de kunst! De Meiboom, fragment 2 Kunstwerken in beeld Uit de kunst! Van Ostade, fragment 2 Foto’s kunst 2. Beeldwoordenweb Rondom het woord kunst wordt samen met de kinderen een woordweb gecreëerd. Dit kan gedaan worden op een flap of het bord, of op het digitaal schoolbord. De kinderen noemen de dingen die ze hebben gezien tijdens de kunstwandeling. De leerkracht schrijft de woorden die de kinderen noemen op in een woordweb. De woorden op het woordweb kunnen worden ondersteund met de foto's die gemaakt zijn tijdens de fototocht of door middel van pictogrammen of kleine tekeningetjes bij de woorden. Daarna vraagt de leerkracht aan de kinderen of ze nog meer kunnen bedenken bij kunst. Tijdens deze activiteit komen de kernwoorden aan bod. De kernwoorden die door de kinderen niet worden genoemd worden door de leerkracht zelf ingebracht. Het woordweb krijgt een plaats in de klas, zodat kinderen er tijdens het thema naar kunnen kijken of zodat er tijdens andere activiteiten woorden kunnen worden herhaald aan de hand van het woordweb of het woordenweb kan worden uitgebreid.
Uit de kunst! De Meiboom, fragment 3 Licht en donker 3. Vertelstoel maken De leerkracht bespreekt met de kinderen wat er allemaal in het lokaal veranderd moet worden, zodat er van alles te zien is over kunst. Ze praten onder andere over het inrichten van een museum, een atelier en de schildershoek. Ook bespreekt de leerkracht met de kinderen dat er een vertelstoel in de klas komt. Wanneer er nog geen vertelstoel aanwezig is, kan dit thema uitstekend gebruikt worden om er een te maken. De leerkracht heeft van tevoren gezorgd voor een bijzondere stoel. Dit kan bijvoorbeeld een oude leunstoel of schommelstoel zijn. De stoel wordt in het midden van de kring gezet en de leerkracht vertelt dat ze van deze stoel graag een vertelstoel voor in de klas wil maken. Er ontstaat een gesprek over de vertelstoel. De leerkracht lokt gezamenlijk hardop denken uit, onder andere door oprechte nieuwsgierigheid te tonen, door uitnodigende opmerkingen te maken of door een nieuw element aan het gesprek toe te voegen. Elementen die de leerkracht tijdens het gesprek in kan brengen zijn: • Activiteiten verzinnen die er met een vertelstoel gedaan kunnen worden • De kinderen een plek in de klas laten verzinnen waar de vertelstoel kan staan • Samen met de kinderen verzinnen hoe de stoel versierd kan worden De vertelstoel kan door de kinderen (verdeeld in groepjes) worden geverfd en versierd. Op deze manier wordt de vertelstoel een kunstwerk dat door de hele klas is gemaakt.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 15
4. De K van kunst op de lettermuur Tijdens deze activiteit staat één letter centraal, bijvoorbeeld de letter k van kunst. De letter krijgt een speciale versiering, lijst of kleur op de lettermuur. De leerkracht maakt een keuze uit de volgende activiteiten: • In een klein groepje bedenken de kinderen andere woorden die beginnen met de letter k. De leerkracht schrijft de woorden op. De kinderen schrijven of stempelen de woorden na, en maken er een tekening bij. Dit wordt opgehangen bij de letter k. • Kinderen van wie de naam begint met de letter k mogen een gekopieerde foto met hun naam bij de letter k hangen. • Bij de lettermuur wordt een klein tafeltje ingericht als lettertafel. Deze keer staat op de lettertafel de letter k centraal. Kinderen mogen thuis of op school op zoek gaan naar dingen die beginnen met de letter k. Alles wordt uitgestald op de lettertafel. De woorden die bij de spullen horen worden gestempeld of geschreven en erbij gelegd. Als variant kunnen de letters op een andere plek worden gehangen dan op de lettermuur, bijvoorbeeld aan een ‘letterparaplu’. Voor de kinderen die hier aan toe zijn kunnen deze activiteiten ook gedaan worden met woorden die eindigen met de letter k, of woorden waarin meerdere keren de letter k staat.
Uit de kunst! De Meiboom, fragment 10 Letterparaplu 5. Een kunstenaar op bezoek De leerkracht nodigt een kunstenaar uit in de klas om iets over zijn werk te vertellen. Dit hoeft geen professionele kunstenaar zijn, maar bijvoorbeeld een ouder, oma of opa of een bekende, die schildert, dicht of beeldhouwt. Voorafgaand aan het bezoek maakt de leerkracht samen met de kinderen een lijst met vragen die ze aan de kunstenaar kunnen stellen. Al pratende over kunst en wat ze bijvoorbeeld tijdens de kunstwandeling hebben gezien, zullen er veel vragen opgeroepen worden. De leerkracht schrijft alle leervragen op in een speciaal schrift, op een flap of op het digitaal schoolbord. Bij dit thema past het goed om op een groot vel papier een schilderijlijst te tekenen, en de vragen binnen die lijst te schrijven. Er moet ruimte worden overgelaten voor de antwoorden. Niet alle vragen zullen bij het bezoek van de kunstenaar aan de orde kunnen komen. Deze leervragen komen terug in fase 4. De leerkracht vraagt de kunstenaar iets van zijn werk of foto's van zijn werk mee te nemen naar school, zodat de kinderen de kunst kunnen bekijken. De kunstenaar zit tijdens het vertellen op de vertelstoel. Na het verhaal van de kunstenaar mogen de kinderen hun vragen stellen. Deze activiteit kan eventueel verder uitgebreid worden: • De kunstenaar gaat samen met de kinderen een kunstwerk maken. • De kunstenaar wordt uitgenodigd bij de kunsttafel om mee te praten over kunstwerken van de kinderen. • De kunstenaar gaat met de kinderen mee op bezoek in het museum. Er worden digitale foto's gemaakt van de kunstenaar en van zijn werk. Deze foto's worden als een fotoshow op de computer gezet, zodat de kinderen deze kunnen bekijken en de leerkracht het bezoek van de kunstenaar met een klein groepje (bijvoorbeeld met taalzwakke kinderen) kan nabespreken.
Uit de kunst! Van Ostade, fragment 3 Kunstenaar op bezoek Uit de kunst ! De Meiboom, fragment 8 Kunstenares in de klas
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 16
6. Namen van kunstwerken Na het bezoek van de kunstenaar hebben de kinderen tijdens verschillende creatieve activiteiten allerlei kunstwerken gemaakt.
Uit de kunst! Van Ostade, fragment 8 Werk in het atelier In de kleine kring bekijkt de leerkracht met de kinderen een aantal kunstwerken. Ook laat ze verschillende (afbeeldingen van) schilderijen aan de kinderen zien. Ze bespreekt met de kinderen dat kunstwerken en childerijen een naam kunnen hebben. De leerkracht laat de kinderen kunstwerken zien met een duidelijke voorstelling, maar bijvoorbeeld ook surrealistische of abstracte kunst. In de kleine kring wordt er een interactief gesprek gevoerd over de namen van kunstwerken, waarbij de leerkracht weinig vragen stelt en de kinderen vooral op elkaar laat reageren. De volgende onderwerpen kunnen aan bod komen tijdens het gesprek: • De kinderen voorspellen de naam van een kunstwerk • De kinderen geven hun mening over kunstwerken en hun namen (past die naam bij het kunstwerk) • De kinderen verzinnen namen voor de kunstwerken die ze zelf gemaakt hebben 7. Schrijfhoekactiviteiten De leerkracht maakt een keuze uit de volgende activiteiten. Ze kan ook de kinderen zelf laten kiezen. Namen voor kunstwerken De kinderen verzinnen een naam voor een eigen kunstwerk of een kunstwerk in het museum. Ze stempelen of schrijven de namen op een strook papier en zetten die bij het kunstwerk. Kunst-lettermuur De leerkracht laat aan de kinderen een aantal boeken zien met daarin voorbeelden van kunstletters. Dit zijn letters die op een bepaalde manier zijn vormgegeven waardoor de letters zelf kunstwerken lijken. Mooie voorbeelden zijn te zien in boeken over de middeleeuwen. De leerkracht let erop dat ze afbeeldingen uitzoekt waarbij de letters nog wel duidelijk herkenbaar zijn. De kinderen mogen een letter uitkiezen (bijvoorbeeld de eerste letter van hun naam of de letter K) waarvan ze zelf een kunstletter gaan maken. Op deze manier ontstaat er een kunst-lettermuur. Later kunnen kernwoorden van het thema en kernwoorden van het prentenboek bij de goede letter op de kunst-lettermuur worden gehangen. Ook kunnen er afbeeldingen, plaatjes of foto’s van kunstwerken met een naam bij de goede letter worden gehangen. Kleitabletten maken Door een stuk klei of plasticine met een deegrol plat te maken ontstaat er een kleitablet. Deze kleitabletten kunnen worden versierd door er allerlei stempels in af te drukken, bijvoorbeeld letterstempels en eventueel vormstempels. De kinderen kunnen zo hun eigen letterkunstwerk afdrukken in het kleitablet. Ook is het mogelijk om letters te vormen van andere voorwerpen, bijvoorbeeld met rolletjes van plakband, spatels, knopen, spijkers, bestek, flessendoppen, sleutels of stokjes. Rolstempels maken De kinderen knippen van sponsachtige vaatdoekjes of knutselrubber letters (bijvoorbeeld met behulp van sjablonen). Deze letters worden op een toiletrol geplakt. De toiletrolletjes worden door verf gerold en daarna op papier. Op deze manier wordt er een rolstempel gemaakt die lettervormen afdrukt op papier.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 17
Leeromgeving De kinderen kunnen samen met de leerkracht namen verzinnen voor de verschillende hoeken in de klas en het museum. De kinderen stempelen de namen op woordkaarten die worden opgehangen in de betreffende hoek. Ook bij de materialen kunnen de kernwoorden worden gestempeld en opgehangen. De namen voor de hoeken worden ook bij de juiste letter op de kunst-lettermuur opgehangen. Kaartjes voor het museum Bezoekers van het museum in de klas kunnen een kaartje krijgen bij de ingang van het museum. In de schrijfhoek kunnen de kinderen toegangskaartjes ontwerpen. 8. Een kunstgrafiek De kinderen kunnen uit verschillende tijdschriften plaatjes over kunst verzamelen. In een klein groepje kinderen worden deze plaatjes opgeplakt in een tabel. Samen bespreken de kinderen of ze de kunst op het plaatje wel of niet mooi vinden. Ieder kind zet een kruisje in het juiste hokje. In plaats van kruisjes kunnen de kinderen ook een gekleurd kaartje in de vakjes leggen. Ieder kind kiest een eigen kleur zodat te zien is wie het kunstwerk mooi vindt, en wie niet. Samen bespreken ze welk plaatje de meeste kinderen mooi of niet mooi vinden. Een voorbeeld van een tabel:
mooi niet mooi Kunstwerk 1 (afbeelding)
mooi niet mooi Kunstwerk 2 (afbeelding)
mooi niet mooi Kunstwerk 3 (afbeelding)
mooi niet mooi Kunstwerk 4 (afbeelding)
9. De kunsttafel De leerkracht stalt op de kunsttafel haar eigen kunstwerken uit. Ze neemt kunst mee van thuis, bijvoorbeeld een schilderij, een beeldje, een gekopieerd gedicht en iets wat ze zelf heeft gemaakt. Ze vertelt iets over de kunstwerken, bijvoorbeeld hoe ze het gemaakt heeft, waarom ze het gedicht zo mooi vindt, wat de naam van het kunstwerk is of waarom het schilderij thuis op een speciaal plekje hangt. De kinderen kunnen vragen stellen aan de leerkracht. Daarna mogen de kinderen in kleine groepjes iets uitstallen op de kunsttafel. Dat zijn voornamelijk werkjes die ze op school hebben gemaakt, maar als ze dat willen, mogen ze ook iets van thuis meenemen. De kinderen vertellen om de beurt in de kleine kring iets over hun kunstwerken. Het kind dat aan de beurt is mag op de vertelstoel zitten. De andere kinderen luisteren en stellen vragen. De leerkracht stelt zich terughoudend op; alleen als het gesprek stokt, stelt zij een open vraag of doet ze een prikkelende bewering. Tijdens de gesprekken bij de kunsttafel maakt de leerkracht foto's van de kinderen met hun kunstwerk. Deze foto's worden later door de leerkracht in het gezinsportfolio geplakt. 10. Gezinsportfolio: inplakken van werkjes en foto's In de kleine kring bekijkt de leerkracht met enkele kinderen werkjes en foto's van activiteiten die ze hebben gedaan. Dit zijn bijvoorbeeld foto's van de kunstwandeling, de kunsttafel, het museum, het bezoek van de kunstenaar en foto's van kinderen met hun eigen kunstwerk. Uit deze werkjes en foto's wordt samen met de kinderen een selectie gemaakt voor in het gezinsportfolio. Doordat kinderen zelf op de foto's staan zullen zij spontaan reageren op de foto's. De leerkracht kan op deze reacties ingaan en een gesprek met de kinderen voeren. Hierbij schept de leerkracht veel ruimte voor de De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 18
inbreng van de kinderen. Ze laat kinderen op elkaar reageren en eventueel vragen aan elkaar stellen. Wanneer het gesprek niet vlot verloopt of de kinderen nog niet zo vaak een portfoliogesprek hebben gedaan kan de leerkracht ondersteunende vragen stellen, zoals: • Weet je nog wat we toen gedaan hebben en hoe het ging? • Op welke foto ben je trots? En kun je daar iets over vertellen? • Wat zullen we erbij schrijven?
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 19
Fase 2 Interactief voorlezen In deze fase komen de kinderen door het prentenboek tot meer verdieping, meer verdieping in de vorm van woordenschat behorende bij het anker en meer verdieping door een andere invalshoek dan de foto's. Interactief voorlezen is een belangrijk onderdeel van deze fase. De leerkracht start deze fase met het introduceren van het prentenboek en de bijbehorende kernwoorden aan de taalzwakke kinderen (preteaching). Bij het voorlezen in de grote kring zullen deze kinderen van de voorkennis profiteren.
Startactiviteiten Pre-teaching: introductie prentenboek in de kleine kring Introductie prentenboek in grote groep Verwerkingsactiviteiten 1. Voorlezen met vertelkoffer 2. Herhaald voorlezen 3. Beeldwoordenweb uitbreiden 4. Schrijfhoekactiviteiten 5. Een kunstwerk van letters 6. Zelf het verhaal navertellen 7. Eigen verhaal vertellen 8. Koekeloere 9. Portfoliogesprek: terugblik
Startactiviteiten Prentenboek voorlezen De koningin die niet kon kiezen Annemarie van Haeringen (2006) Inhoud: Een koningin heeft moeite met kiezen. Welke jurk zal ze vandaag aantrekken? Zou ze op de fiets gaan of met de koets? Als de koningin een beeld van zichzelf wil laten maken, wil beeldhouwer Engel vooraf zeker weten dat ze zijn beeld zal kiezen. Het wordt een verrassend beeld. In het verhaal zijn grapjes verwerkt (de koningin was vroeger de prinses op de erwt) en er staan mooie verwijzingen in naar beroemde kunstenaars (beeldhouwer Augustus verwijst naar Rodin en in de beelden zijn Giacometti en Henry Moore te herkennen).
Kernwoorden bij het prentenboek de koningin, midden (in), het paleis, kiezen, de zaal, tegelijk, de erwt, de matras, de keuze, zacht, de jurk, de kroon, uitgaan, zwemmen, de koets, de fiets, het standbeeld, poseren, wanhopig, misschien, hakken, traag, benieuwd zijn, het marmer, majesteit, het gazon, overtollig, de hamer, de beitel, verbijsterd, de salon, de balzaal, het bordes, het schaakbord De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 20
Startactiviteiten in de kleine kring Pre-teaching: De leerkracht kiest een introductie uit de volgende suggesties 1. Prentenboek verkennen met de verteltafel 2. Prentenboek verkennen aan de hand van illustraties Introductie 1: Prentenboek verkennen met de verteltafel De leerkracht verkent het prentenboek De koningin die niet kon kiezen in de kleine kring met de minst taalvaardige kinderen. Ze maakt gebruik van voorwerpen op de verteltafel. Op de verteltafel liggen allerlei voorwerpen en afbeeldingen van kernwoorden die in het boek aan de orde komen. De leerkracht verkent samen met de kinderen de spullen en afbeeldingen op de tafel. Ze legt uit wat een voorwerp is, zo nodig door iets voor te doen, synoniemen te zoeken voor het voorwerp of uit te beelden waar het voorwerp voor dient. Daarna bekijkt de leerkracht samen met de kinderen het prentenboek. Ze leest het nog niet voor maar bespreekt met de kinderen wat er te zien is op de platen. Introductie 2: Prentenboek verkennen aan de hand van illustraties De leerkracht verkent het prentenboek De koningin die niet kon kiezen in de kleine kring met de minst taalvaardige kinderen. Ze bekijken samen de voor- en achterkant en de illustraties in het boek en ze bespreken de kernwoorden. De leerkracht zorgt dat er ruimte is voor reactie en interactie. Ze leest het prentenboek nog niet voor, maar bekijkt de platen en bespreekt met de kinderen wat er te zien is. Ze laat voorwerpen of afbeeldingen bij de kernwoorden zien om de kernwoorden te visualiseren, zoals een foto van een paleis of een koets. Ook kan ze enkele kernwoorden voordoen, zoals de begrippen ‘poseren’ of ‘wanhopig’.
Uit de kunst! Van Ostade, fragment 4a Het beeld van de koningin Uit de kunst! De Meiboom, fragment 4 De kleine Dali
Startactiviteit in de grote groep Introductie prentenboek in de grote groep De leerkracht introduceert het prentenboek De koningin die niet kon kiezen in de grote groep. Ze bespreekt de voorkant en de achterkant met de kinderen. Bij het bespreken van het boek laat ze de kinderen voorspellen wat er gebeurt aan de hand van de volgende vragen: • Waar denken jullie dat het verhaal over gaat? • Waarom denk je dat? Met behulp van pictogrammen kan de leerkracht opschrijven wat de kinderen hebben voorspeld. Op een later moment kan ze erop terugkomen of deze voorspellingen kloppen. Hierna leest de leerkracht het boek letterlijk voor. Tijdens het voorlezen verduidelijkt ze de kernwoorden die ze heeft gekozen door voorwerpen te laten zien of door middel van uitbeelden of uitleggen. Ze geeft de kinderen steeds de ruimte om te reageren op het verhaal of op de prenten.
Uit de kunst! Van Ostade, fragment 4b Een kasteel en 4c Hamer en beitel
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 21
Verwerkingsactiviteiten 1. Voorlezen met vertelkoffer De leerkracht heeft een vertelkoffer of -tas gemaakt. In deze vertelkoffer zitten allerlei voorwerpen of afbeeldingen die te maken hebben met de kernwoorden uit het prentenboek. De vertelkoffer staat in het midden van de (kleine) kring. De leerkracht leest het boek voor. Na het voorlezen wordt de vertelkoffer open gemaakt en worden de voorwerpen of afbeeldingen er op spannende wijze één voor één uitgehaald. De kinderen mogen de voorwerpen benoemen en erover vertellen.
Uit de kunst! De Meiboom, fragment 5 Pannenkoekenklokken 2. Herhaald voorlezen In de dagen daarna leest de leerkracht het verhaal meerdere malen voor in de kleine kring. Ze besteedt extra aandacht aan de nieuwe woorden uit het verhaal. De leerkracht vraagt naar betekenissen van de nieuwe woorden aan de kinderen en laat de woorden aanwijzen op de illustraties in het boek. Ook kan ze de kinderen de woorden op de illustraties laten benoemen. Als het verhaal meerdere keren is voorgelezen, kan de leerkracht het boek nog een keer lezen met de kinderen uit de pre-teaching-groep. Het is voor deze kinderen erg leuk te ontdekken dat ze nu al heel veel woorden kennen en de verhaallijn beter kunnen volgen.
Uit de kunst! Van Ostade, fragment 4e De koningin kan niet kiezen 3. Beeldwoordenweb uitbreiden De leerkracht bespreekt in een klein groepje kinderen het beeldwoordenweb dat gemaakt is naar aanleiding van de kunstwandeling. Ze kan de flap erbij nemen die gebruikt is in fase 1 of de afbeelding opnieuw projecteren op het digitaal schoolbord. Samen met de leerkracht vullen de kinderen het woordenweb aan met nieuwe woorden die ze geleerd hebben. Dit kunnen woorden zijn die in de hoeken, het prentenboek of tijdens andere activiteiten aan bod zijn gekomen. Ook bij de nieuwe woorden worden plaatjes of foto’s gezocht en erbij gehangen. 4. Schrijfhoekactiviteiten De leerkracht maakt een keuze uit de volgende activiteiten. Woorden uit het boek De woorden uit het boek kunnen worden nagestempeld of geschreven. Deze woordkaarten kunnen worden opgehangen op de (kunst-)lettermuur. Vertelkoffer aanvullen In de schrijfhoek bespreekt de leerkracht met kinderen dat niet alle woorden in het boek op een afbeelding staan. De kinderen maken van deze woorden zelf een tekening. Bij sommige woorden is dat moeilijk, zoals bij de woorden ‘midden (in)’, ‘kiezen’, ‘het bordes’. Deze woorden worden eerst besproken. Samen met de leerkracht overleggen de kinderen hoe ze deze woorden kunnen tekenen. Door bij deze woorden een afbeelding te verzinnen zullen ze betekenisvoller zijn voor de kinderen en zullen zij de woorden sneller onthouden. Woorden uit het boek met de letter K In het boek en de vertelkoffer gaan de kinderen op zoek naar woorden die beginnen met de letter K. Deze woorden worden opgeschreven en getekend, en toegevoegd aan de lettermuur. De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 22
Folder maken van het museum Er wordt een folder gemaakt voor het museum. In de folder staan bijvoorbeeld digitale foto’s of een tekening van het museum, namen van de kunstenaars en de kunstwerken of de openingstijden. De folder wordt ’s ochtends aan ouders uitgedeeld tijdens de inloop. Verder kan de folder worden uitgedeeld aan andere klassen die op bezoek kunnen komen in het museum en aan de directeur en andere leerkrachten van de school. 5. Een kunstwerk van letters De kinderen mogen van de eerste letter van hun naam een kunstwerk maken. Dit kan op allerlei verschillende manieren, bijvoorbeeld: • De kinderen krijgen een groot papier met de eerste letter van hun naam. Op tafel liggen allerlei soorten papier, stofjes, plakfiguren, glitters en dergelijke waarmee de kinderen hun eigen letterkunstwerk mogen maken. • De kinderen maken met brooddeeg of klei de eerste letter van hun naam. Met behulp van spateltjes en extra klei maken ze er een kunstwerk van. • Door middel van spatten wordt de letter of de naam van het kind gemaakt. Hiervoor hebben de kinderen eerst hun letter uitgeknipt of geprikt. • Met behulp van tijdschriften worden de eerste letter of letters van de eigen naam gezocht. Deze letters (zoveel mogelijk verschillende vormen en kleuren) worden op een groot vel papier geplakt. Op deze manier ontstaat er een collage van de eigen letter of de eigen naam. Ook kunnen de kinderen met dezelfde beginletter samen een collage maken. 6. Zelf het verhaal navertellen De leerkracht maakt kopieën van acht à tien pagina's uit het boek. De kinderen leggen in tweetallen de gekopieerde platen uit het verhaal in de goede volgorde en vertellen in de grote kring zelf het verhaal. Als deze activiteit nog moeilijk is, kan de leerkracht dit eerst voordoen in de grote kring. Na afloop kunnen de platen in de goede volgorde op de boekenmuur gehangen worden. De leerkracht komt hier af en toe op terug en vraagt de kinderen dan wat ze op de muur zien. De kinderen kunnen ook hun eigen tekeningen van kernwoorden op de juiste plek binnen het verhaal ophangen op de boekenmuur.
Uit de kunst! De Meiboom, fragment 6 De toets is kwijt 7. Eigen verhaal vertellen De kinderen hebben het verhaal uit het prentenboek al vaak gehoord en ook zelf naverteld. Ze weten dat een verhaal bestaat uit een begin en een eind, en dat het spannend verteld moet worden. De leerkracht neemt op de vertelstoel plaats, en vertelt een verhaal over iets wat ze zelf heeft meegemaakt. Het verhaal heeft met kunst te maken, bijvoorbeeld: • Ze was een keer in het museum en toen …. (ging het licht uit, was ze verdwaald…) • Ze had zelf een mooi schilderij gemaakt en toen …. (liep de poes erover heen, viel het penseel uit haar handen…) Na de leerkracht zijn de kinderen aan de beurt. Er ontstaat een routine van verhalen vertellen, op een vaste plek in het rooster. 8. Koekeloere De leerkracht bekijkt samen met de kinderen de afleveringen van Koekeloere over het thema kunst. Daarna voert ze hierover een gesprek met enkele kinderen in de kleine kring.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 23
9. Portfoliogesprek: terugblik In de kleine kring bekijkt de leerkracht met enkele kinderen hun zelfgemaakte producten en bespreekt deze. Ze bespreken ook elkaars werk. Enkele dingen worden ingeplakt in het gezinsportfolio. Vragen die de leerkracht kan stellen zijn: • Wat vond je moeilijk/makkelijk aan dit werkje? • Waarom zullen we deze inplakken? • Wat vind je van het werkje van …? De kinderen mogen hun porfolio's nu mee naar huis nemen. De leerkracht spreekt met de ouders af wanneer de kinderen de portfolio's weer mee naar school moeten nemen. Als de ouders de portolio’s weer mee terugbrengen, knoopt de leerkacht een gesprek met hen aan om over de werkjes van hun kind te praten.
Uit de kunst! Van Ostade, fragment 9 Kunst in het portfolio
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 24
Fase 3 Werken met verhalen In deze fase staan verhaallijnen van verschillende boeken centraal. De leerkracht leest nieuwe boeken voor en kinderen maken zelf verhalen, waarin ze de kernwoorden op een actieve wijze gebruiken. Plezier beleven aan verhalen in boeken staat voorop in deze fase.
Startactiviteit Voorlezen van nieuwe boeken Verwerkingsactiviteiten 1. Blauwtje en geeltje 2. Een gedicht lezen met picto’s en woorden 3. Lezen met wie-waar-wat picto’s 4. Een informatief boek lezen 5. Klankspelletjes 6. Wat moet ik kiezen? 7. Filosoferen met kinderen 8. Portfoliogesprek: wat hebben de ouders ingeplakt? 9. Een gedicht maken
Startactiviteit Voorlezen van nieuwe boeken De leerkracht introduceert verschillende boeken die te maken hebben met het thema. De boeken krijgen een plaats in de boekenhoek. Dit kunnen boeken zijn over het thema, boeken met gedichten, boeken over kunstenaars, informatieboeken en zelfleesboeken. Samen met de kinderen wordt een boek uitgekozen. De kinderen voorspellen waar het boek over zal gaan. De leerkracht leest het boek op een interactieve manier voor. Na afloop praten ze erover of de voorspellingen kloppen, en vergelijken ze het boek met het centrale prentenboek De koningin die niet kon kiezen. De kaft van het boek dat door de leerkracht is voorgelezen wordt gekopieerd en krijgt een plaats in het lokaal, bijvoorbeeld op de boekenwand. De gekopieerde kaften kunnen door de kinderen worden omgetoverd in kunstwerken door ze te verven met ecoline. Naast de kaften kan een wie-waar-wat schema opgehangen worden, eventueel uitgebreid met de B van hoe het boek begint en de A van afloop (zie bijlage 4, laatste pagina in het gezinsportfolio). Ook kunnen er voorspellingen worden opgehangen die de kinderen hebben gedaan naar aanleiding van een boek.
Verwerkingsactiviteiten 1. Blauwtje en geeltje De leerkracht zit met een klein groepje kinderen in de schildershoek. Er liggen verfspullen klaar. Ze leest het prentenboek Blauwtje en Geeltje (van l. Lionni) voor, of een ander boek of verhaal dat gericht is op het mengen van kleuren. De leerkracht bespreekt met de kinderen wat er in het boek gebeurde; de nadruk van het gesprek ligt De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 25
op het mengen van kleuren. De kinderen kunnen meteen zelf kleuren gaan mengen, en er met elkaar over praten wat er met de kleuren gebeurt. 2. Een gedicht lezen met picto’s en woorden De leerkracht biedt een gedicht aan dat past binnen het thema. Het gedicht staat groot uitgeschreven op een flap of het (digitaal school)bord en samen met de kinderen worden er picto’s verzonnen die passen bij de woorden uit het gedicht. De leerkracht wijst met haar vinger de woorden aan terwijl ze leest. Op deze manier worden tekst en beeld gekoppeld en kunnen de kinderen 'meelezen' met de leerkracht. Als het gedicht een volgende keer wordt voorgedragen, mag één van de kinderen de tekst aanwijzen. De volgorde, ‘melodie’, en tekstvorm (rijmen) worden op deze manier extra benadrukt. Wanneer de kinderen het gedicht beter kennen kan het gedicht samen worden opgezegd en opgenomen met behulp van een microfoon. Het bandje met het gedicht kan door de kinderen worden beluisterd in de luisterhoek. De kleuren die in het gedicht aan bod komen worden op de lettermuur gehangen bij de juiste beginletter.
Uit de kunst! Van Ostade, fragment 6 Kunstwerk hier,kunstwerk daar Uit de kunst! De Meiboom, fragment 9 Na schooltijd 3. Lezen met wie-waar-wat picto’s De leerkracht zoekt een nieuw prentenboek uit dat past binnen het thema, en leest het boek op een interactieve manier voor aan de kinderen. Na het voorlezen bespreekt ze het verhaal met de kinderen en wordt er samen een wie-waar-wat schema ingevuld. Wie Waar Wat ?
Over wie gaat het verhaal? Wat gebeurt er in het verhaal? Wat is het probleem? Waar speelt het verhaal zich af?
De picto’s kunnen worden uitgebreid met een picto voor het begin en de afloop van het verhaal:
b a
Hoe begint het verhaal?
Hoe loopt het verhaal af? Achter de picto’s worden de antwoorden van de kinderen geschreven of getekend. Als de kinderen iets niet meer zeker weten wordt het boekje nog een keer doorgebladerd om een antwoord te vinden op de vraag. 4. Een informatief boek lezen In de kleine kring bekijkt de leerkracht samen met de kinderen een informatief boek over kunst. Dit kan een boek zijn dat gaat over een bepaalde kunstenaar of bijvoorbeeld een boek dat gaat over verschillende schilder- of bouwstijlen. De leerkracht probeert een boek uit te kiezen dat aansluit bij de kernwoorden van het thema, zodat deze tijdens het bekijken van het boek nogmaals aan de orde kunnen komen. De leerkracht bekijkt met de kinderen eerst naar de voor- en de achterkant van het boek. Waar denken de kinderen dat het boek over gaat? Daarna bekijken ze de inhoud van het boek. Zijn de voorstellingen herkenbaar of zijn ze misschien zo abstract dat de kinderen er hun fantasie bij moeten gebruiken om zich een beeld te vormen? In het gesprek stelt de leerkracht niet teveel vragen. Alleen als het gesprek stokt, stelt zij open vragen. Het lezen van een informatief boek kan bij kinderen leiden tot leervragen. De leervragen worden toegevoegd aan het lijstje dat in fase 1 is opgesteld.
Uit de kunst! Van Ostade, fragment 5 Meer kunstboeken De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 26
5. Klankspelletjes In kleine groepjes doen de kinderen klank- en letterspelletjes. Suggesties voor klank- en letterspelletjes binnen het thema Uit de Kunst! zijn: • Het woord 'kunst' uitbreiden. Welke woorden kunnen erachter worden geplakt? Bijvoorbeeld: kunst-werk, kunst-boek, kunst-bril, kunst-been, kunst-enaar • Kernwoorden van het thema of het boek uitzoeken en kijken hoe vaak de letter K te vinden is • Kernwoorden met elkaar vergelijken, welk woord is het langste en uit hoeveel stukjes bestaat het woord? • Kernwoorden of de kleuren verdelen in letters en woordstukjes • Woorden verdelen in lettergrepen, door te klappen of te stappen. De kinderen kunnen bijvoorbeeld samen lopen op een liedje of versje en bij elke lettergreep een stap zetten • Op zoek gaan naar alle kleuren die beginnen met een bepaalde letter • Rijmen met kleuren - Ik heb een laars, die verf ik …, of: - paars – laars - groen – schoen, meloen - geel – veel, steel, … 6. Wat moet ik kiezen? De leerkracht voert een gesprek met enkele kinderen in de kleine kring. In het prentenboek kan de koningin steeds niet kiezen. Ze weet niet in welke kamer ze wil gaan zitten, of ze in bad of onder de douche wil gaan, welke jurk ze aan wil trekken, of ze wel of niet een jas zal aantrekken. Samen praten de kinderen over wat ze allemaal moeten kiezen, of ze het moeilijk vinden om te kiezen en hoe ze dat dan oplossen. De leerkracht geeft een aantal voorbeelden, om de kinderen op weg te helpen: • Ik kan nooit kiezen of ik stroop of spek op mijn pannenkoek wil • Ik weet niet welke kleur ik het mooiste vind: blauw of rood • Ik kan nooit iets kiezen als ik een cadeautje voor iemand moet kopen Ook komt in het gesprek naar voren dat je niet altijd hoeft te kiezen: je hoeft niet te kiezen wie je het liefste vindt: je broertje of je zusje. 7. Filosoferen met kinderen Kunst is een onderwerp waarover kinderen kunnen filosoferen. De leerkracht denkt van tevoren na over onderwerpen die tijdens het filosoferen aan bod kunnen komen. De vragen in het gesprek zijn abstract, ze gaan niet over gebeurtenissen die de kinderen hebben meegemaakt. Wanneer een kind zijn mening geeft, wordt er niet meteen weer een vraag gesteld, maar dieper op de vraag ingegaan door het antwoord te verfijnen. De leerkracht stelt zich in het gesprek op als onderzoeker. Voorbeelden van gespreksonderwerpen die te maken hebben met kunst zijn: Mooi versus lelijk: Wanneer is iets mooi? Wanneer is iets lelijk? Is iets wat mooi is altijd mooi? Is iets wat mooi is voor iedereen mooi? Moet kunst mooi zijn? Kleuren Hoe zou de wereld eruit zien als er geen kleuren waren? Wat voor kleur zou jij dan zijn? Hoe zou je elkaar dan kunnen herkennen? Zou de wereld zonder kleuren mooi zijn? Mislukt? De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 27
Is alles wat je maakt kunst? Wanneer is iets geen kunst? Zijn sommige dingen mooier dan andere? Kun je meten hoe mooi iets is? Eigen kunst Wat is kunst? Van wie is kunst? Moet je kunstenaar zijn om kunst te maken? Hoe weet je wat een kunstenaar bedoelt? Waar komt kunst vandaan? 8. Portfoliogesprek: wat hebben de ouders ingeplakt? De gezinsportfolio’s zijn terug op school. Sommige ouders hebben iets ingeplakt of erbij geschreven, of zijn thuis op zoek gegaan naar een kunstwerk. De leerkracht bekijkt samen met enkele kinderen hun portfolio’s. De kinderen vertellen over wat er thuis is ingeplakt. Ze kunnen ook vragen aan elkaar stellen. 9. Een gedicht maken In een kleine kring wordt de flap met het gedicht nogmaals bekeken. De leerkracht stelt voor om samen met de kinderen een eigen gedicht te maken. Met de kinderen wordt er een ‘kunst’-onderwerp uitgekozen waar het gedicht over zal gaan. Hieronder staan een aantal suggesties voor gedichten. Het gedicht wordt in het lokaal opgehangen. Een 'elf' Een elf is een gedicht dat uit elf woorden bestaat. Het wordt opgebouwd volgens een vaste structuur: op de eerste regel één woord, op de tweede regel twee woorden, op de derde drie woorden, op de vierde vier en op de laatste regel weer één woord. Voordat het gedicht gemaakt wordt gaan leerkracht en kinderen eerst associëren over een bepaald onderwerp. Na deze brainstorm laat de leerkracht het schema van de elf aan de kinderen zien. Om het schema samen in te vullen komt er op iedere regel een bepaalde vraag over het onderwerp centraal te staan. Er wordt bijvoorbeeld een gedicht gemaakt over schilderijen: 1. Waar gaat dit gedicht over? 2. Waar hangt het schilderij? 3. Hoe ziet het eruit? 4. Welke kleuren zijn er gebruikt? 5. Wie heeft het gemaakt? schilderij museum bloem met spikkeltjes groen en donkerrood Myrthe klas
geel
Een naamgedicht Een naamvers is een gedicht waarin de beginletters van de versregels samen één woord of naam vormen. Het woord of de naam wordt van boven naar beneden geschreven. De kinderen verzinnen bij iedere letter een zinnetje dat te maken heeft met de naam. Gedicht met alliteratie Een gedicht met alliteratie bestaat uit woorden die vaak dezelfde beginletter hebben. Een voorbeeld van zo’n gedicht is bijvoorbeeld: ‘Liesje leerde lotje lopen’. De leerkracht kiest een beginzin of een beginletter en zoekt samen met kinderen naar nog meer woorden met die beginletter. Op die manier kan er een gedicht ontstaan.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 28
Vrij dichten De kinderen kunnen ook zonder richtlijnen een eigen gedicht bedenken. De leerkracht kan in de kleine groep kinderen ieder een eigen zinnetje laten bedenken over een bepaald onderwerp. De leerkracht schrijft deze zinnetjes op een aparte strook en legt ze daarna samen met de kinderen in een bepaalde volgorde.
Uit de kunst! Van Ostade, fragment 7 De prinses heeft een wens
Voor elk groepje wordt het gedicht gekopieerd en ingeplakt in het gezinsportfolio. Het gezinsportfolio wordt weer meegegeven aan de kinderen.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 29
Fase 4 Werken met leervragen In deze fase voeren de leerlingen verschillende onderzoeken uit aan de hand van leervragen. De moeilijkheidsgraad van deze activiteiten varieert. Het doel van deze fase is het uitbreiden en verdiepen van het thema, van de woordenschat en van de kennis van de wereld. Door de kernwoorden in een andere context te gebruiken zullen de kinderen een beter begrip krijgen van de woorden, ze beter onthouden en ze ook meer actief gaan gebruiken.
Startactiviteit Op bezoek Verwerkingsactiviteiten 1. Terugkijken op het bezoek 2. Meespelen in het museum 3. Een interview 4. Antwoorden op leervragen 5. Een lijst van kunstwerken 6. Tableau vivant 7. Gedicht naspelen 8. Portfoliogesprek 9. Uitnodigingen maken
Startactiviteit Op bezoek De kinderen brengen een bezoek aan een museum, een atelier of een andere instelling die kunstwerken exposeert. Veel bekende musea hebben speciale rondleidingen voor kinderen van groep 1-2. De leerkracht gaat vooraf zelf in het museum of de instelling kijken en bespreekt het programma. Zo nodig vraagt ze ouders om het bezoek te begeleiden. De leerkracht of een ouder maakt digitale foto’s van het bezoek. Deze foto’s kunnen later voor allerlei doeleinden worden gebruikt: fotoshow op de computer, foto’s op de lettermuur, gebruik van het digitaal schoolbord of foto’s op de woordmuur bij de kernwoorden. De leerkracht probeert zoveel mogelijk afbeeldingen van de kernwoorden op de foto te zetten. Ook zet ze zoveel mogelijk kinderen op de foto’s erbij, zodat de foto’s betekenisvoller worden.
Verwerkingsactiviteiten 1. Terugkijken op het bezoek De digitale foto’s van het bezoek aan het museum worden in een slide-show van een PowerPoint-presentatie op de computer gezet. Bij de PowerPoint-presentatie kunnen kernwoorden, namen van kinderen of een kort verhaaltje over wat er te zien is op de foto met behulp van een microfoon worden toegevoegd. Dit kan de leerkracht zelf doen, maar het kan ook een activiteit zijn om dit te doen samen met kinderen. De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 30
De leerkracht bekijkt de foto’s op de computer met kleine groepjes kinderen. Ze bespreken het bezoek aan het museum of instelling aan de hand van de foto’s. De leerkracht laat vooral de kinderen aan het woord. De opmerkingen die de kinderen maken tijdens dit gesprek kunnen worden opgenomen met een microfoon of mp3-speler, en later toegevoegd worden aan de PowerPoint-presentatie. De presentatie kan ’s ochtends tijdens de inloop worden getoond op de computer zodat kinderen met hun ouders er naar kunnen kijken. Toepassing met het digitaal schoolbord De leerkracht laat de digitale foto’s van het bezoek aan het museum zien op het digitaal schoolbord. Samen met de kinderen gaat ze op zoek naar woorden die ze geleerd hebben tijdens het thema of die ze zijn tegengekomen in het museum. Deze woorden worden op het digitaal schoolbord geschreven en/of worden ingesproken door de kinderen. De andere kinderen kunnen dan later, wanneer ze in een klein groepje aan de computer zitten, deze foto-show bekijken en de woorden aanklikken zie ze willen horen. Ook kan de leerkracht met behulp van het digitaal schoolbord de kinderen dingen op de foto laten zoeken die horen bij een bepaalde letter (bijvoorbeeld de letter K). Deze dingen kunnen worden omcirkeld op het schoolbord en de letter kan erbij worden geschreven. 2. Meespelen in het museum In het museum in de klas hebben inmiddels een heleboel kunstwerken een plaats gekregen. De leerkracht gaat af en toe op bezoek in het museum en speelt mee met de kinderen. Activiteiten die plaats kunnen vinden in het museum zijn bijvoorbeeld: • Grote opruiming in het museum. De kunstwerken worden opnieuw ingedeeld, bijvoorbeeld naar aanleiding van het museumbezoek. De kinderen hebben gezien hoe de kunstwerken in een museum of een atelier zijn opgehangen en gaan dit in het eigen museum ook doen. De leerkracht kan de kinderen hierbij ondersteunen. De kunstwerken kunnen bijvoorbeeld opnieuw worden opgehangen of neergezet op volgorde van materiaalsoort, kunstenaar, kleur, vorm, grootte of naam. • Er kan een lijst worden gemaakt of borden waarop duidelijk is wat de regels zijn van het museum, bijvoorbeeld borden met niet eten/drinken, niet aanraken, niet voorbij de rode lijn stappen of een bord voor een ruimte die speciaal voor kinderen is. • De kinderen geven de leerkracht een rondleiding in het museum en vertellen haar wat er te zien is, wie de kunstenaar is en andere bijzonderheden over het kunstwerk.
Uit de kunst! De Meiboom, fragment 11 Dag meneer de kunstenaar 3. Een interview Er wordt er een interview gehouden met de 'directeur' van de museumhoek. De directeur, een kind, kan tijdens het interview plaats nemen op de zelfgemaakte vertelstoel. Een klein groepje kinderen gaat op bezoek in de museumhoek en stelt aan de directeur vragen die door de kinderen zelf verzonnen zijn. Vragen die de kinderen zouden kunnen stellen zijn: • Hoeveel kunstwerken hangen in het museum? • Van welke kunstenaars hangen er werken in het museum? • Welk werk vindt de directeur het mooist? • Waar moeten bezoekers rekening mee houden als ze op bezoek komen in het museum? • Wat kost het om het museum te bezoeken? De vragen zijn van tevoren samen met de leerkracht opgesteld. De kinderen spreken af wie de vragen gaat stellen en hoe ze de antwoorden kunnen onthouden. De antwoorden kunnen bijvoorbeeld door de leerkracht worden opgeschreven en door de kinderen later De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 31
worden nagestempeld of geschreven. De kinderen kunnen ook ieder een eigen vraag stellen die ze tekenen of opschrijven/nastempelen. Later kunnen ze er zelf het antwoord bij tekenen of stempelen. De antwoorden van het interview worden door de kinderen in de grote kring gepresenteerd. 4. Antwoorden op leervragen Er zijn intussen een heleboel leervragen opgeschreven. Een aantal vragen zijn door de kunstenaar beantwoord. Ook zijn er vragen waarop de kinderen samen een antwoord bedenken. Toch zijn nog niet alle vragen beantwoord. De leerkracht bespreekt met kleine groepjes kinderen welke leervragen nog beantwoord moeten worden, en hoe ze het antwoord kunnen vinden. Dit kan bijvoorbeeld zijn in boeken of op plaatjes op internet. Ook kunnen ze een filmpje bekijken met informatie, bijvoorbeeld een aflevering van Koekeloere over kunst. Een andere mogelijkheid is een andere deskundige te vragen. De antwoorden die de kinderen vinden worden getekend, nagestempeld, geschilderd of geknutseld en opgehangen. 5. Een lijst van kunstwerken In het museum in de klas zijn een heleboel kunstwerken te zien. Samen maken de kinderen een lijst of tabel van alle kunstwerken. Deze lijst kunnen ze later gebruiken bij de eindpresentatie, zodat de ouders of kinderen van andere groepen kunnen zien wat er allemaal in het museum hangt, en wie het gemaakt heeft. Er wordt van alle kunstwerken uit het museum een foto of tekening gemaakt. Deze worden in de eerste kolom van de tabel opgeplakt. In de volgende kolommen staat wat wie het gemaakt heeft en welke naam het heeft (of met welke letter het begint). De leerkracht maakt de lijst met kleine groepjes kinderen. De kinderen kunnen allemaal hun eigen kunstwerken in de lijst zetten. Een andere mogelijkheid is dat één groepje kinderen de schilderijen opschrijft, een ander groepje de beelden, enzovoort. Voorbeeld: Foto of tekening
Naam van het kunstwerk
Gemaakt door
Eerste letter
6. Tableau vivant De leerkracht kiest samen met de kinderen een schilderij uit. Er wordt een schilderij gekozen waar een aantal personen opstaan. Dit kan een schilderij zijn dat door de kinderen zelf is gemaakt, een schilderij dat de kinderen gezien hebben tijdens het bezoek aan een museum of een schilderij uit een boek. De leerkracht hangt het schilderij of een kopie op zodat het goed te zien is voor de kinderen. Er volgt een gesprek over het schilderij. Het doel van dit gesprek is, dat de kinderen zich gaan inleven in de personen op het schilderij. Inleidende vragen die de leerkracht kan stellen zijn: • Wie zouden die mensen zijn op het schilderij? • Wat zouden ze aan het doen zijn? • Wat zouden die mensen tegen elkaar vertellen? Vervolgens worden de kinderen uitgenodigd om het schilderij na te doen. Hierbij gaan de kinderen precies hetzelfde staan als de personen op het schilderij. Er kunnen verkleedkleren of attributen gebruikt worden om het echter te maken. De leerkracht geeft aan dat zij de mensen tot leven kan wekken op het schilderij door in haar handen te klappen. Dit betekent dat de personen (kinderen) op het schilderij gaan praten en De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 32
bewegen maar wel in het schilderij blijven. Wanneer de leerkracht in haar handen klapt gaan de kinderen op het schilderij bewegen. Doordat er van tevoren is gesproken over de inhoud van het schilderij hebben de kinderen al een beeld van wat er gaat gebeuren en wat er van ze verwacht wordt. 7. Gedicht naspelen De leerkracht zoekt samen met de kinderen een gedicht uit dat ze kunnen naspelen. Het gedicht wordt door de leerkracht uitgeschreven op een flap of bord en er worden picto’s of tekeningen gemaakt ter ondersteuning van de tekst. Nadat de kinderen het gedicht enkele keren hebben gehoord of opgezegd kunnen ze het gedicht gaan naspelen. Er worden attributen bij het gedicht verzonnen, die ze verzamelen of zelf maken. Door een gedicht na te spelen begrijpen de kinderen de betekenis beter en zullen zij de woorden en het ritme van het gedicht gemakkelijker kunnen onthouden. Wanneer de leerkracht geen geschikt gedicht kan vinden kan zij er ook voor kiezen om een prentenboek na te spelen. 8. Portfoliogesprek De kinderen praten met de leerkracht in een kleine kring over wat er thuis met het gezinsportfolio is gedaan. Gespreksonderwerpen kunnen zijn: • Wie heeft er thuis nog iets kunnen vinden over kunst? • Hoe heb je dat gezocht? • Wat vind je van je portfolio tot nu toe? • Wat zouden we er nog meer in kunnen plakken? De leerkracht betrekt alle kinderen bij het gesprek door antwoorden van kinderen door te spelen naar elkaar, en aan de kinderen te vragen wat ze van elkaars portfolio vinden. 9. Uitnodigingen maken Voor de eindpresentatie van het thema in fase 5 kunnen ouders, andere klassen en leerkrachten kunnen worden uitgenodigd. De kinderen maken zelf een uitnodiging. Enkele suggesties voor de uitnodiging zijn: • De kinderen maken een digitale foto van het museum of een andere hoek of laten zichzelf fotograferen wanneer zij aan het spelen zijn voor op de uitnodiging. • De kinderen maken een kunstwerk voor op de uitnodiging. • De datum en tijd worden door de leerkracht voorgeschreven op woordstroken zodat kinderen deze zelf kunnen nastempelen of –schrijven. • De leerkracht vraagt aan het kind wat ze op de uitnodiging wil zetten en voor wie deze uitnodiging is. Dit kan de leerkracht dan opschrijven of voorschrijven. • Een digitale uitnodiging maken met behulp van het digitaal schoolbord. Rondom een foto of vaststaande tekst kan het kind dan de uitnodiging verder vormgeven en inspreken wie het wil uitnodigen of wat er te zien zal zijn. Deze uitnodiging kan via e-mail naar ouders verstuurd worden.
Uit de kunst! Van Ostade, fragment 10 Uitnodiging voor expositie
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 33
Fase 5 Presentatie/evaluatie In deze fase wordt de activiteitencyclus afgerond. De leerlingen verzorgen een eindpresentatie. Door met kinderen samen te evalueren worden kinderen actief betrokken bij hun eigen leerproces. Als de kinderen in een groep evalueren, ontwikkelen ze reflectieve vaardigheden. Bij de eindpresentatie kunnen ouders worden betrokken.
Presentatie/evaluatie • Eindpresentatie van het werk van de kinderen • Evalueren van de kinderen • Evalueren met de kinderen
Presentatie De leerkracht denkt samen met de kinderen na over de manier waarop de gezamenlijke afsluiting plaatsvindt. Voor de afsluiting wordt publiek gevraagd, dat bestaat uit ouders, andere familieleden of leerkrachten en kinderen van andere groepen. Museum Het meest passend bij dit thema is om het museum open te stellen voor het publiek. Als er in het lokaal weinig ruimte is, kan het museum tijdelijk verplaatst worden naar de gang of de hal, zodat de kunstwerken beter tot hun recht komen. Ook kunnen de kunstwerken van de kinderen door het hele gebouw tentoongesteld worden. De kinderen kunnen hun ouders of anderen een rondleiding geven langs alle kunstwerken in het gebouw. Naast de kunstwerken zijn ook foto’s, zelfgemaakte folders en werkjes van de boekenmuur en lettermuur goed zichtbaar. Presentatie De verteltafel en de vertelstoel krijgen een speciale plek. Hier kunnen de kinderen iets vertellen over de kunstwerken en de manier waarop ze die gemaakt hebben. Door middel van een PowerPointpresentatie in de computerhoek of op het digitaal schoolbord kunnen foto’s van de activiteiten getoond worden, zodat de kinderen niet alleen hun producten laten zien, maar ook een deel van het proces. Ook bij deze presentaties kunnen de kinderen iets vertellen.
Uit de kunst! De Meiboom, fragment 13 De onthulling Uit de kunst! Van Ostade, fragment 11 Het museum
Evalueren van de kinderen De leerkracht houdt de ontwikkeling van de kinderen bij met behulp van de gezinsportfolio’s. Met behulp van gerichte observaties tijdens de gesprekken in de kleine kring of tijdens een woordenschatspel houdt de leerkracht in een woordenmap bij welke woorden een kind al kent, zowel receptief als productief. Ze kan de kinderen doeopdrachten geven om te zien of ze de woorden receptief beheersen. Dit kan ze doen in het museum of met behulp van de vertelkoffer. Productieve woordenschat kan de leerkracht toetsen door bijvoorbeeld de kinderen een rondleiding te laten geven door het De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 34
museum en ze te laten vertellen wat er allemaal te zien is of door ze het prentenboek na te laten vertellen aan de hand van de illustraties. Ze let hierbij speciaal op de kernwoorden die ze voor het thema geselecteerd heeft.
Evalueren met de kinderen Voordat de ouders in het museum komen mogen de kinderen eerst zelf nog eens alles bekijken in het museum. De leerkracht praat met de kinderen over de activiteiten van het thema Uit de kunst! Hierbij wordt ook het gezinsportfolio gebruikt. De leerkracht kan hierbij de volgende vragen stellen: • Wat vond je leuk om te doen? • Welk kunstwerk dat je gemaakt hebt vind je het mooist, en waarom? • Wat wist je eerst nog niet, en heb je nu geleerd? • Wat vind je van het museum?
Uit de kunst! De Meiboom, fragment 5 Iets met de ‘m’…
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 35
Eindevaluatie
• •
Zelfreflectie door de leerkracht: wat ging goed en wat kon beter? Verslaglegging en bewaren van materialen voor volgend jaar
Na afloop van de cyclus reflecteert de leerkracht voor zichzelf of met haar collega's op de activiteitencyclus. Ze evalueert wat in het verloop van de cyclus goed liep en welke onderdelen verbeterd kunnen worden. Ten slotte verzamelt ze alle materialen en ideeën voor een volgend jaar.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Uit de kunst! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 36