06122012_Opl.3.000_2122445
Tweetalig havo een uitdaging op niveau
gecoördineerd door
europees platform internationaliseren in onderwijs
Werkgroep tweetalig havo In 2011 werd een werkgroep tweetalig havo ingesteld onder leiding van tto-docent en lerarenopleider Stephen McLaughlin. De werkgroep bestond uit vertegenwoordigers van scholen met een tweetalige havo-afdeling en had als opdracht een handreiking voor de invoering van t-havo te formuleren. De werkgroep kwam enkele malen bijeen en de leden bezochten elkaars scholen om de t-havopraktijk in kaart te brengen. De handreiking ligt voor u en is gericht op schooldirecties, tto-coördinatoren en docenten op het tweetalig havo.
Netwerk tto Sinds 1993 werken de scholen met een tto-afdeling samen in een landelijk netwerk. Dit netwerk wordt gecoördineerd door het Europees Platform. De samenwerking omvat thema’s als certificering, materiaalontwikkeling en standaardisering.
Europees Platform Het ‘Europees Platform - internationaliseren in onderwijs’ inspireert door te laten zien wat de meerwaarde van internationalisering is. Wij delen graag de succes verhalen en ondersteunen internationaliseren in onderwijs met kennis en overheidssubsidies. Medewerkers en ambassadeurs adviseren stap voor stap op professionele wijze. Zowel basis-, als voortgezet onderwijs en lerarenopleidingen kunnen van onze expertise profiteren. Immers: internationalisering versterkt de kwaliteit van het onderwijs.
2
Tweetalig havo
3
Colofon © 2013 Europees Platform - internationaliseren in onderwijs Deze uitgave kwam tot stand dankzij de werkgroep tweetalig havo onder leiding van Stephen McLaughlin. Tekst: Arthur Rosa Redactie: Karin Akkerman (eindredactie), Onno van Wilgenburg Met dank aan: Willem Gebuis Fotografie: Wilco van Dijen Vormgeving en druk: nr58 / total communication
4
Inhoud Voorwoord 1 Waarom t-havo? 1.1 Invoering van het t-havo 1.2 De voorlichting 1.3 Het aannamebeleid
6 8 10 10 14
2 De onderbouw 2.1 Determinatie 2.2 Brugklasindeling Model 1: de categorale t-havo-stroom Model 2: de 1-jarige dakpanklas t-havo/t-vwo Model 3: de 2-jarige dakpanklas t-havo/t-vwo 2.3 Het tweede leerjaar 2.4 T-havo 3 2.5 Afsluiting van de onderbouw
15 15 16 17 18 19 19 22 24
3 De bovenbouw
26
4 Praktische tips
31
Tweetalig havo
5
Voorwoord Sinds 1989 is het tweetalig onderwijs (tto) bezig aan een niet te stuiten opmars. Wat begon met één tto-afdeling, is in 2012 uitgegroeid tot meer dan 120 scholen met tto op meer dan 170 afdelingen. Van al die afdelingen is echter de meerderheid een tweetalige vwo-afdeling. Hoewel er inmiddels enkele tientallen t-vmbo- en t-havo-afdelingen zijn, is in de maatschappelijke beeldvorming het verhaal van tweetalig onderwijs nog steeds het verhaal van tweetalig vwo. Dat is onterecht. Het volgen van vakken in een andere taal dan de moedertaal (meestal Engels) hoeft niet voorbehouden te zijn aan de meest intelligente leerlingen die een extra uitdaging zoeken. Sterker nog, voor meer praktisch georiënteerde leerlingen is het tto misschien wel meer geschikt. De taalverwerving vindt in het tto immers vooral impliciet plaats, terwijl de leerlingen bezig zijn met een ander vak. Bovendien is het voor leerlingen met een havo-achtergrond van groot belang om goed Engels te spreken en te schrijven. Veel hbo-opleidingen geven (voor een deel) Engelstalig onderwijs en voor beroepen op hbo-niveau is een goede beheersing van het Engels een vereiste. Zo bezien is het vreemd dat er niet veel meer tweetalig havo is. Uit de praktijk blijkt dat veel scholen enige moeite hebben met het inrichten van een t-havo-stroom. Het is duidelijk dat t-havo geen kopie van het t-vwo kan zijn: voor havo-leerlingen is een andere didactische aanpak vereist en heeft het programma baat bij andere accenten. Binnen de ‘Standaard’ die door het netwerk tweetalig onderwijs voor havo én vwo is opgesteld, is er volop ruimte voor een eigen invulling van het t-havo. Dit boekje beoogt daarbij behulpzaam te zijn. Het biedt tips, suggesties en handvatten op het gebied van didactiek, promotie en organisatie voor een t-havo met een eigen profiel. De tekst is de weerslag van het werk van een speciaal ingestelde werkgroep t-havo, waarin verschillende scholen met een t-havo afdeling zitting hadden. De inhoud van dit boekje is gebaseerd op hun succeservaringen. De rode draad in de werkgroep was steeds: geef de t-havo een eigen smoel! Sluit aan bij de capaciteiten en de behoeftes van de havo-leerling. Kortom, geef de tweetalige havist een uitdaging op niveau. Hopelijk helpt dit boekje u daarbij. Onno van Wilgenburg Coördinator Talen Europees Platform - internationaliseren in onderwijs
6
Tweetalig havo
7
1 Waarom t-havo? De missie die voor het tweetalig onderwijs is geformuleerd, luidt: Het stimuleren van taalvaardigheid en een Europese en internationale oriëntatie van leerlingen in het Nederlandse voortgezet onderwijs, met als doel deze tweetalige leerlingen te laten excelleren binnen hun schoolsoort. Inmiddels is duidelijk geworden dat het tweetalig onderwijs een onderwijs vernieuwing is, die werkt. Medio 2012 zijn er 120 scholen die tweetalig onderwijs aanbieden. De meer dan 25.000 leerlingen die tweetalig onderwijs volgen, doen het goed. Voor alle vakken scoren tto-leerlingen beter dan leerlingen in het reguliere onderwijs. Van deze leerlingen bevolkt ongeveer 90% het t-vwo en 10% het t-havo. De ontwikkeling van het t-havo houdt dus nog geen gelijke tred met die van het t-vwo. In het verlengde van die getalsverhouding past de constatering, dat van de ruim 150.000 havo-leerlingen er slechts zo’n 2.000 tweetalig onderwijs volgen. En dat terwijl er duidelijk een onderwijsinhoudelijke en maatschappelijke vraag is naar een t-havo. Er zijn in ieder geval voldoende argumenten die de doelstelling ondersteunen om van elke havo-leerling een t-havo-leerling te maken. Zo is het vak Engels in het voortgezet onderwijs één van de drie kernvakken met een speciale status, naast Nederlands en wiskunde. Slechts een van deze drie vakken mag in het examenjaar met een 5 afgerond worden. Een 4 als eindcijfer is funest, tweemaal het cijfer 5 ook. Deze aanscherping van de exameneisen is voor zowel leerlingen als scholen een uitdaging. Invoering van een t-havo zou voor een groot deel van de leerlingen een oplossing betekenen. Tto-leerlingen scoren immers duidelijk beter voor het vak Engels; t-havo-leerlingen daarmee ook. In het hbo komen havo-leerlingen in toenemende mate in aanraking met Engels. Niet alleen zijn er hbo’s waar Nederlandstalige colleges ondersteund worden met Engelstalig materiaal, ook het tegenovergestelde komt steeds vaker voor. Daarnaast zijn er hbo’s die bijna volledig ‘verengelst’ zijn. Ook op het hbo is dus een ontwikkeling gaande in de richting van al dan niet volledig Engelstalig onderwijs. T-havo speelt op die ontwikkeling in en biedt zo leerlingen een betere kans op een succesvolle hbo-opleiding.
8
Ook voor de maatschappelijke loopbaan daarna biedt het t-havo extra bagage. Voor studenten die het hbo succesvol hebben afgerond, ligt een toekomst als leidinggevende en vakexpert in het verschiet. Voor het merendeel van hen brengt dat met zich mee, dat ze ook moeten kunnen functioneren in een internationale setting, waarbij een goede beheersing van vreemde talen een absolute noodzaak is. Dat geldt met name voor het Engels, aangezien die taal al sinds de Tweede Wereldoorlog als lingua franca fungeert. Door bijvoorbeeld de groei van de handelsbetrekkingen met Azië zal het voor Nederlanders steeds belangrijker worden om het Engels goed te beheersen. Er is dus reden genoeg om in te steken op tweetalig onderwijs op havo-niveau, een opleiding die zich richt op de typische havo-leerling en dus een opleiding met een geheel eigen karakter. Dat het t-havo ook als vangnet kan fungeren voor de tweetalige vwo-leerling die het op het vwo niet redt, is een bijkomend voordeel.
Tweetalig havo
9
1.1 INVOERING VAN HET T-HAVO
Voordat de stap gemaakt kan worden om een tweetalige havo-afdeling in te voeren op een school, is er werk aan de winkel voor de directie en een in het leven te roepen stuurgroep. Dat werk is uiteraard voor een groot deel vergelijkbaar met het werk dat al eerder is verricht bij de invoering van het tweetalig vwo, zoals het schrijven van een projectplan en het onderzoeken van de haalbaarheid daarvan. Voor een groot deel kan dan ook gebruik gemaakt worden van de expertise die is opgedaan bij de invoering van het t-vwo. Er moet speciale aandacht zijn voor de voorlichting, het aannamebeleid en voor de brugklasmodellen waaruit gekozen kan worden, omdat daar nieuwe – voor het t-havo specifieke – aspecten aan zitten. 1.2 DE VOORLICHTING
Basisscholen moeten op de hoogte gebracht worden van de invoering van het t-havo. Dat kan het beste door een voorlichtingsbijeenkomst te organiseren ter introductie van deze nieuwe stroom.
10
Bij die voorlichtingsbijeenkomst moet duidelijk worden gemaakt voor welk soort leerling deze onderwijsvorm in het leven is geroepen, welke raakvlakken er zijn met het t-vwo, maar ook welke specifieke karakteristieken bij het t-havo passen. Voor basisscholen is het van belang te weten dat motivatie de allerbelangrijkste eigenschap is om met succes het t-havo te doorlopen en dat er in het tweetalig onderwijs dus ook plaats is voor wat minder talige en wat minder excellente leerlingen. Op basis van die informatie kunnen basisscholen leerlingen en hun ouders een gefundeerd advies geven. Ook ten behoeve van de voorlichting van ouders en potentiële nieuwe leerlingen zou er een aparte tto-informatiebijeenkomst georganiseerd moeten worden. Tijdens die bijeenkomst moet niet alleen duidelijk gemaakt worden welke factoren de aantrekkelijkheid van tweetalig onderwijs bepalen, er moet ook een duidelijk profiel geschetst worden van zowel t-vwo als t-havo.
Tweetalig havo
11
Er bestaan nu eenmaal verschillen tussen de gemiddelde havo-leerling en een doorsnee vwo-leerling. Een havo-leerling heeft over het algemeen wat meer moeite met zijn motivatie, heeft een kortere spanningsboog en een andere belevingswereld en is daardoor meer gebaat bij een praktische aanpak waarin hands-on-activiteiten en direct-effectervaringen een belangrijke rol spelen. Er zal, als een logisch uitvloeisel daarvan, een duidelijk verschil te zien moeten zijn in leerstijlen, lesaanpak en curriculum. Het bespreken van de eigenheid van de havo-leerling en zijn soms wat wisselende motivatie biedt overigens een prima aanknopingspunt om de inspanningen die de school zich getroost om die motivatie op peil te houden, voor het voetlicht te brengen. Te denken valt daarbij aan het inzetten van EIO-activiteiten. EIO staat voor Europese en internationale oriëntatie. Als een school een of meer EIOactiviteiten per leerjaar organiseert, waarbij een lesgroep als geheel is betrokken bij een uitwisselingsproject met een school in het buitenland, een groepsproject of een talenreis, dan versterkt dat meestal de onderlinge binding. Het gevolg daarvan is dat leerlingen duidelijker gemotiveerd zijn om bij hun groep te blijven. Uitval – met als ongewenst gevolg een kleinere lesgroep – wordt hierdoor voorkomen. Zeker als een school erin slaagt die activiteiten zo in te richten dat er duidelijk rekening is gehouden met de specifieke ‘behoeften’ van de havoleerling, zal dit de motivatie om tto’er te blijven, versterken. Het eigen karakter van het t-havo, van de t-havo-leerling moet dus zorgvuldig worden geschetst. Ouders zijn gebaat bij een duidelijk verhaal. Als zij hun kind herkennen in het geschetste profiel, is het voor hen aantrekkelijker om voor het t-havo te kiezen.
12
Mede gezien dit specifieke karakter van het t-havo is het belangrijk informatie te verschaffen over de gehele opleiding, van brugklas tot en met examenklas. Het betrekken van de bovenbouw in de voorlichting over het t-havo is bovendien van belang, omdat daar de mogelijkheid geboden wordt een internationaal erkend certificaat Engels te behalen. Dit kan voor ouders een extra argument zijn om voor het t-havo te kiezen. Ook het traject na het t-havo moet belicht worden. Deze opleiding is mede opgezet om leerlingen een grotere kans te bieden succesvol te zijn op het hbo. Het is dus aan te raden om hier ook aandacht aan te besteden. De school kan bijvoorbeeld een vertegenwoordiger van een hbo-opleiding uitnodigen om te vertellen hoe groot op het hbo de voorsprong van studenten is met een boven gemiddelde beheersing van het Engels. Wat dat betreft kan ook een bijdrage van een spreker uit het bedrijfsleven van toegevoegde waarde zijn. Hij kan immers een verhaal met dezelfde strekking vertellen over het gebruik van Engels in het veld.
Tweetalig havo
13
1.3 HET AANNAMEBELEID
De ‘Standaard’ van het Netwerk Tweetalig Onderwijs laat scholen volledig de vrijheid om zelf te bepalen hoe hun aannamebeleid eruit ziet. Over het algemeen wordt een minimale cito-score gehanteerd voor toelating. De score verschilt nogal per school; zij varieert tussen 538 en 543. Meestal wordt een minimumscore van 540 gebruikt. Als de NIO-toets wordt afgenomen, varieert de minimumscore tussen 105 en 113, waarbij een hogere eis gesteld wordt aan de verbale score. Een derde toelatingseis is het advies van de basisschool, waaraan door veel scholen groot belang wordt gehecht.
DIFFERENTIËLE AANLEG TEST
Alleen uitgaan van een of meerdere van genoemde toelatingscriteria brengt een risico met zich mee. De praktijk wijst uit dat er veel uitval is onder leerlingen die bij de citotoets relatief laag scoorden bij het onderdeel taalvaardigheid. Daarom zou bij die leerlingen een aanvullende Differentiële Aanleg Test (DAT) afgenomen moeten worden voor het onderdeel lees- en taalvaardigheid. Deze test kan uitsluitend door een geregistreerd psycholoog (NIP) worden afgenomen. Scholen die een vast contract hebben met testbureaus, kunnen dit intern regelen. Een school kan op twee manieren omgaan met de resultaten van zo’n test. Op de eerste plaats kan de test bij een negatief resultaat besproken worden met de ouders waarbij hen wordt afgeraden hun zoon of dochter een tweetalige opleiding te laten doorlopen. Het is dan aan de ouders om een keuze te maken. Ook kan de school bepalen dat de uitslag bindend is. Ouders worden van te voren op de hoogte gebracht van de status van de test.
14
2 De onderbouw In de ‘Standaard voor het tweetalig onderwijs’ is vastgelegd dat een tto-school verplicht is om in de drie onderbouwjaren gemiddeld 50% van de vakken in het Engels aan te bieden. Aan deze voorwaarde moet voldaan worden om in aanmerking te komen voor het junior certificate van het Europees Platform (de certificering van de tweetalige onderbouw). De school moet bij het selecteren van vakken die in het Engels gegeven worden, rekening houden met drie clusters: • de exacte vakken; • de maatschappijvakken; • de creatieve en bewegingsvakken. Uit deze clusters moet een zo evenredig mogelijke keuze gemaakt worden voor vakken die in het Engels worden gegeven. Wat het gebruik van Engels in de les betreft: de leerlingen moeten langzaam aan het Engels wennen door het gedoseerd aan te bieden tijdens het eerste half jaar van de brugklas. Tto-vakdocenten moeten tijdens cursussen Content and Language Integrated Learning (CLIL) onder andere geschoold worden in het gebruik van Engels en de mate waarin ze dat doen tijdens hun lessen. De aanwezigheid van docenten die native speaker zijn, maakt het gemakkelijker mogelijk immersieonderwijs aan te bieden. Scholen wordt geadviseerd zoveel mogelijk gebruik te maken van Engelstalige methoden in combinatie met zelf ontworpen materiaal. 2.1 DETERMINATIE
In de eerste periode van de brugklas wordt op veel scholen mild gecijferd, zodat het proces van wennen aan nieuwe omstandigheden niet tot ontmoediging leidt. Dat geldt ook voor tto-brugklassers. Hierin schuilt het gevaar dat een leerling cijfers haalt, die niet passen bij wat hij werkelijk presteert. Het is daarom belangrijk dat het team dat lesgeeft aan brugklassen, zich bewust is van een verantwoord cijfer- en determinatiebeleid, waarbij een evenwichtige verhouding wordt nagestreefd tussen reproductie van kennis en inzicht. Binnen de school moeten daar duidelijke en eenduidige afspraken over worden gemaakt. Zo is het bijvoorbeeld belangrijk te beslissen of de cijfers die in het eerste trimester zijn behaald, wel volledig meetellen bij bepaling van het eindrapportcijfer. Ook moet duidelijk zijn dat het niet toegestaan is om in de brugklas bij tegen vallende resultaten toetsen over te laten maken. Als te veel docenten te soepel
Tweetalig havo
15
zijn in dat opzicht, gaan leerlingen te makkelijk of ten onrechte over naar het volgende leerjaar en lopen ze het risico verderop in hun schoolloopbaan vast te komen zitten, bijvoorbeeld door een toename van het aantal vakken. In de beoordeling van een leerling moeten ook zaken als creativiteit, communi catieve vaardigheden, samenwerking en informatieverwerking meegenomen worden. In tto-klassen moet tevens gelet worden op de bereidheid om zich regelmatig in het Engels uit te drukken (use of English) en het bewust betrokken zijn bij deze internationaal georiënteerde onderwijsvorm. 2.2 BRUGKLASINDELING
Scholen worden geheel vrijgelaten voor wat het aannamebeleid betreft, maar ook in de manier waarop ze hun brugklassen indelen. Dat heeft ervoor gezorgd dat er ook wat dat betreft een divers beeld is ontstaan. Zo formeren sommige scholen een dakpanklas met potentiële t-havo- en t-vwo-leerlingen met daarnaast een aparte t-vwo-klas (voor leerlingen met een cito-score van minimaal 545 en een vwo-advies). Het alternatief voor deze aanpak is het formeren van aparte t-vwo- en t-havo-klassen, maar dat komt minder vaak voor.
16
Alhoewel de praktijk dus een ander beeld laat zien, lijkt er meer voor te zeggen om de tweetalige afdeling onder te verdelen in twee categorale stromen: het t-vwo en het t-havo. Dit model geeft scholen de gelegenheid om het t-havo een eigen gezicht te geven. Zo wordt voorkomen dat t-havo wordt gezien als een verdunde versie van t-vwo. Bovendien krijgen leerlingen vanaf het begin een lesaanbod dat helemaal op hen is afgestemd. Ook zal een klas die vanaf het begin bij elkaar blijft, meer cohesie vertonen, waardoor de motivatie om door te gaan op het ingeslagen tto-pad, groter is. Het risico van dakpanklassen – zeker in een tto-stroom – is dat die kunnen leiden tot uitval, omdat – zo leert de praktijk – de meeste docenten zich richten op de ‘gemiddelde’ leerling. Hierdoor zullen de zwakkere havo-leerlingen eerder uitvallen, terwijl de betere vwo-leerlingen niet aan hun trekken komen. Bij afnemende resultaten daalt de motivatie. Leerlingen werken misschien eerst nog hard om vanuit de dakpanklas toch op het t-vwo te komen, maar als blijkt dat ze dat niet halen, verliezen ze vaak hun motivatie. Het is voor een groot aantal docenten niet uitvoerbaar om adequaat om te gaan met de uitersten in een dakpanklas havo/vwo. Het belangrijkste bezwaar is echter dat aan de leerbehoeften en -stijlen van zowel havo- als vwo-leerlingen in zo’n setting geen recht wordt gedaan. Model 1: de categorale t-havo-stroom Voor toelating tot de categorale t-havo-stroom kunnen de volgende criteria gehanteerd worden: • minimaal een vmbo-t-/havo-advies; • een cito-score van minimaal 536; • een NIO-totaalscore van 107; de verbale score moet 110 zijn; de ondergrens is 105. Uit onderzoek blijkt dat 50% van alle havo 2-leerlingen een vmbo-t-/havo-advies heeft met een cito-score die hoog genoeg is. Aan de ouders van leerlingen met een dergelijk advies (en de gewenste cito-score) moet tijdens de voorlichting wel duidelijk gemaakt worden dat ze pas leerlingen van het t-havo zijn als ze aan het eind van het eerste leerjaar voldaan hebben aan de overgangsnormen naar t-havo 2. Als dat niet het geval is, volgt afstroom naar (t-)vmbo-t 2. Aan de andere kant is er voor een goed presterende t-havo-leerling ook het perspectief van opstroom naar t-vwo 2.
Tweetalig havo
17
Er zou overigens geen onderscheid gemaakt moeten worden tussen de overgangsnormen van havo en t-havo. Een argument daarvoor is dat scholen leerlingen van het begin af aan stof op havo-niveau aan moeten bieden om een reëel beeld te kunnen krijgen van hun capaciteiten. Alleen wanneer een leerling gebrek toont aan de juiste tto-motivatie, kan ervoor gekozen worden hem een advies te geven voor het reguliere havo. Een leerling heeft immers bewust gekozen voor het tto en dat betekent dat zijn inzet als tto-leerling ook bewaakt moet worden. Model 2: de 1-jarige dakpanklas t-havo/t-vwo Bij de selectie van leerlingen voor een 1-jarige dakpanklas wordt vaak uitgegaan van een mix van de ‘betere’ havo-leerling en de ‘zwakkere’ vwo-leerling. Meestal baseren scholen zich hierbij op de cito-score, het advies van de basisschool en – indien beschikbaar – de NIO-score. Sommige scholen noemen dit type klas ook wel de kans-klas, omdat zowel de vwo’ers als de havo-leerlingen de kans krijgen zich te kwalificeren voor de vwo-stroom.
18
Bij de determinatie wordt mede gelet op: • een duidelijke balans tussen reproductieve en inzichtelijke kennis; • communicatieve vaardigheden; • samenwerken; • informatieverwerking. Het team dat aan dit type klas lesgeeft, moet goed doordrongen zijn van de uitersten die zo’n groep bevat en moet daar adequaat op inspelen. Leerlingen moeten reële kansen krijgen op opstroom naar de t-vwo-stroom. Daarom moeten ze ook op een voor hen inzichtelijke manier beloond worden voor hun prestaties, zodat ze duidelijk kunnen zien waar ze staan. Model 3: de 2-jarige dakpanklas t-havo/t-vwo Om te voorkomen dat er in het tweede leerjaar te kleine klassen ontstaan – wat financiële consequenties heeft – kan het voor scholen aantrekkelijk zijn om in dat leerjaar een dakpanklas t-havo/t-vwo te formeren. Een absolute voorwaarde is dat het docententeam een visie ontwikkelt en ook hanteert, die zowel recht doet aan de hands on-mentaliteit van de havo-leerling als aan de theoretische oriëntatie van de vwo-leerling. Alleen al door dat verschil is het aan te raden om in het tweede leerjaar af te zien van een mengklas. Wat betreft de determinatie: in leerjaar 2 gelden dezelfde criteria als in het eerste leerjaar: een duidelijke balans tussen reproductieve en inzichtelijke kennis, aangevuld met de al eerder genoemde vaardigheden (zie 2.1). 2.3 HET TWEEDE LEERJAAR
In het tweede leerjaar kan via projecten een goed begin worden gemaakt met vakoverstijgend onderwijs. In het onderwijsaanbod krijgt de vakinhoud een zwaarder accent. De vakoverstijgende projecten kunnen ondersteunend werken. Voor de t-havo-leerling lijkt een projectopzet met de nodige direct-effect beloningen zeer geschikt.
Tweetalig havo
19
Een project in het kader van EIO (Europese en internationale oriëntatie) zou het volgende format kunnen hebben: • Een EIO-week, waarin door verschillende vakken de internationale verbindingen worden geaccentueerd, al dan niet gelinkt aan de internationale contacten die de school heeft. Vakinhoud kan zowel door Nederlandstalige als CLIL-docenten aangeleverd worden. • Een science fair waar leerlingen hun onderzoeksopdrachten en de resultaten daarvan aan medescholieren en/of ouders presenteren. Bij de bevordering van leerlingen naar t-havo 3 kan ervoor gekozen worden een dringend dan wel dwingend advies te geven om over te stappen naar een meer passende vorm van onderwijs dan het tweetalige. Het is beter gelijk al een overstap te maken dan daar nog een jaar mee te wachten. In dat geval moet er een overstap gemaakt worden naar vmbo-t 4 en dat levert hoogstwaarschijnlijk achterstanden in het PTA op.
20
Tweetalig havo
21
2.4 T-HAVO 3
In het derde leerjaar wordt de onderbouw afgerond en kiezen de leerlingen een profiel voor in de bovenbouw. Dit leerjaar is – meer nog dan t-vwo 3 – een scharnierjaar: terugblikken en vooruitkijken. Het vermogen om te reflecteren moet nadrukkelijk meer aandacht krijgen dan in de eerste twee leerjaren. Ook in dit leerjaar moeten vakoverstijgende projecten in het curriculum worden ingebed. Leerlingen ervaren op die manier de samenhang tussen de inhoud van diverse vakken. Deze projecten kunnen bijvoorbeeld gerelateerd zijn aan EIO, Global Perspectives en de (internationale) maatschappelijke stage. Het curriculum in de derde klas van het t-havo kan uiteraard op verschillende manieren worden opgezet. Aangezien in het schooljaar 2010 - 2011 38% van de leerlingen in havo 4 het Em-profiel (economie en maatschappij) koos, is er in dit boekje voor gekozen om een Em-programma te schetsen. Uiteraard kan elke school het derde leerjaar naar eigen inzicht inrichten.
22
In een Em-programma lijkt het logisch het vak economie in het Engels aan te bieden. Daarnaast zou er een module over ondernemerschap ingericht moeten worden, waarin wordt uitgegaan van de theorie die in de lessen economie aan de orde gesteld wordt, en waarin rekening wordt gehouden met verschillende hbo-competenties. In het kader van deze module zouden in het curriculum van het vak Engels verschillende onderwerpen een plaats moeten krijgen, die gelinkt zijn aan dat ondernemerschap. Daarbij valt te denken aan: • een module zakelijk Engels die gericht is op de verwerving van zakelijk vocabulaire en idioom; • cursussen vergaderen, presenteren en onderhandelen; • een module bedrijfscorrespondentie. Uiteraard is een goede samenwerking tussen de secties Engels en economie hierbij van evident belang. Ook op het gebied van de Europese en internationale oriëntatie (EIO) biedt de module ondernemerschap mogelijkheden. Scholen kunnen contact leggen met het internationale bedrijfsleven om kennis op te doen en advies in te winnen over de inrichting van de module. Daarnaast kunnen leerlingen in het kader van de module internationale commerciële bedrijven bezoeken en kunnen gastsprekers uitgenodigd worden om college te geven over ondernemerschap. In het curriculum van het vak Engels in t-havo 3 moet rekening gehouden worden met het niveau dat de leerlingen aan het eind van de derde klas en aan het eind van hun t-havo-loopbaan bereikt moeten hebben. Het Europees Platform stelt eisen aan het niveau van Engels dat leerlingen aan het eind van de onderbouw bereikt hebben; als minimum wordt het ERK-niveau B1 aangemerkt. Als een school ook in de bovenbouw kiest voor een tto-programma en in aanmerking wil komen voor de kwalificatie senior school, dan moet in het vierde en vijfde leerjaar het vak English IB language B aangeboden worden. Gezien de relatief korte bovenbouwperiode is het belangrijk dat de leerlingen in de derde klas al terdege worden voorbereid op wat hen in de bovenbouw te wachten staat. Gezien de invulling van het vak English IB language B zou het verstandig zijn om extra aandacht te besteden aan essay writing en tekstanalyse op ERK B2-niveau.
Tweetalig havo
23
Het is aan de school om te bepalen hoe er omgegaan moet worden met leerlingen die aan het eind van de onderbouw het vereiste niveau (B1) niet halen. De praktijk wijst uit dat die leerlingen het gevaar lopen het bovenbouwprogramma niet met succes af te ronden. Dat risico moet tijdig met de ouders van die leerlingen worden gecommuniceerd. 2.5 AFSLUITING VAN DE ONDERBOUW
In het kader van de afsluiting van de onderbouw en het daaraan gekoppelde junior certificate moet kunnen worden aangetoond dat 80% van de t-havo 3-leerlingen aan het eind van het derde leerjaar op niveau B1 van het ERK (Europees referentiekader) zitten. Voor de toetsing van dat niveau kunnen de scholen gebruik maken van diverse instrumenten: Cambridge- en Anglia-toetsing (bij een voldoende resultaat beloond met een B1-certificaat) en Cambridge Checkpoints. De resultaten van die toetsen kunnen een rol spelen bij de advisering met betrekking tot het vierde leerjaar. Het niveau dat een leerling haalt, kan een voorspellende waarde hebben voor een succesvolle deelname aan de IB-cursus in het vierde en vijfde leerjaar. Als hij het B1-niveau niet haalt, zou dat kunnen leiden tot een dwingend advies om het tto-traject niet voort te zetten. De overstap van havo 3 naar havo 4 is sowieso lastig, omdat er sprake is van een aantal ‘breuken’. Over het algemeen hebben die breuken te maken met het verdwijnen van vakken (door de profielkeuze) en de toevoeging van nieuwe vakken aan het curriculum, een andere manier van beoordelen, examengericht werken en het feit dat er meer sprake is van verdieping dan van verbreding. Het aantal breuken in de tweetalige afdeling is groter dan in de reguliere. De extra breuken zijn inherent aan een tweetalige opleiding: • De meeste vakken die tot het einde van het derde leerjaar in het Engels worden aangeboden, worden in t-havo 4 in het Nederlands gegeven, in verband met de voorbereiding op het Nederlandstalige eindexamen. Dat eindexamen begint eigenlijk al op de eerste dag van de tweede fase. Er zal moeten worden geanticipeerd op een aanpassingsperiode waarin leerlingen wennen aan het Nederlands als instructietaal. • Er bestaat een groot verschil in aanpak tussen de tto-/CLIL-docent in de onderbouw en diens vakcollega in de reguliere bovenbouw. Als t-havo 3 een scharnierjaar is, betekent dat dat er bij de vakken die een leerling meeneemt
24
naar de vierde klas, voor een deel vooruit gekeken zou moeten worden naar de kennis en vaardigheden die de leerling daar nodig heeft. Vanwege zijn eigen manier van werken zal een CLIL-docent daar niet altijd aandacht aan besteden. • Een aantal vakken dat nieuw is in t-havo 4, wordt in het Engels aangeboden. Voorbeelden daarvan zijn social studies, als tto-variant van maatschappijleer en CKV. De vraag is in hoeverre leerlingen in t-havo 3 zicht kunnen krijgen op deze veranderingen. Vakdocenten, mentoren en de schooldecaan moeten samen werken aan deze beeldvorming, maar leerlingen in de leeftijd van 14 tot 16 jaar zijn niet allemaal in staat hierop te reflecteren.
Tweetalig havo
25
3 De bovenbouw Het Europees Platform heeft duidelijke criteria opgesteld waaraan de bovenbouw van het t-havo moet voldoen, wil een school in aanmerking komen voor de kwalificatie senior tto-school. Die criteria vormen de rode draad bij de inrichting van de bovenbouw t-havo. Daar speelt nog een aantal andere factoren een rol bij. Een school moet ook rekening houden met de eigen identiteit van de school en de daar aanwezige expertise. Daarnaast is de eigenheid van de t-havo-leerling met zijn eigen mentaliteit, motivatie en denkniveau een factor om rekening mee te houden. T-havo-leerlingen moeten trots kunnen zijn op hun opleiding en dat naar buiten willen uitdragen. Geef de afdeling dus een eigen gezicht en draag uit wat het resultaat is van de specifieke t-havo-activiteiten. Engels is het vak waarmee voor een deel dat eigen gezicht kan worden bepaald en waar leerlingen voor een deel ook de trots op hun opleiding op kunnen baseren. De gedegen taalvaardigheid Engels maakt het mogelijk om in de bovenbouw het programma IB English Language B aan te bieden. Daarmee wordt wat betreft het vak Engels voldaan aan een belangrijk criterium van het Europees Platform. Indien de school van die certificering afziet, zijn programma’s als Cambridge Advanced English, Cambridge Proficiency English en IGCSE Business English alternatieven die ook leiden tot een certificaat voor het vak English. In de criteria van het Europees Platform is voorzien in een studielast van 850 SLU voor Engelstalig onderwijs. Een school kan natuurlijk al voor een deel aan die norm voldoen door het aantal uren voor het vak Engels uit te breiden. Daarnaast kan ervoor gekozen worden om vakken als maatschappijleer, lichamelijke opvoeding, CKV (culturele en kunstzinnige vorming), NLT (natuur, leven & techniek) en Business Studies in het Engels aan te bieden. Ook kan English Language and Literature als extra vak op het programma gezet worden (het liefst gegeven door een native speaker).
26
Andere mogelijkheden: • Het profielwerkstuk wordt in het Engels geschreven en gepresenteerd. • Leerlingen ondernemen een internationale studiereis of nemen deel aan een internationale uitwisseling. Onderdelen van verschillende vakken kunnen in het reis- of uitwisselingsprogramma worden ingebed. • Aan de verplichte maatschappelijke stage kan een internationaal karakter gegeven worden (een stage in het buitenland of een internationaal georiënteerde stage in Nederland).
Tweetalig havo
27
De internationale studiereis, uitwisseling en stage vallen alle drie onder de internationaliseringseis EIO. Een school heeft de mogelijkheid om zich te beperken tot een internationale of internationaal georiënteerde stage. Deze komt dan in de plaats van de reis of uitwisseling. Buiten het officiële programma om kunnen leerlingen gestimuleerd worden om op individuele basis deel te nemen aan internationale projecten of competities; public speaking contests, model united nations en olympiades. Als de school voldoet aan de genoemde taaleis (850 SLU Engelstalig onderwijs en deelname aan het programma IB English language B) en aan de internationaliseringseis (onder andere een internationale studiereis, uitwisseling en/of stage; deelname aan een internationaal project of internationale competitie), dan staat daar het predicaat senior t-havo tegenover. De leerlingen die aan de genoemde eisen voldoen, ontvangen het senior certificate. Daarop staan vermeld: • English IB language B; • de in het Engels gevolgde vakken; • de internationaliseringsactiviteiten. Een school die ervoor kiest om het tweetalig onderwijs in de bovenbouw voort te zetten, doet er goed aan het zwaartepunt daarvan te leggen in het vierde leerjaar. Leerlingen in de examenklas moeten niet onnodig belast worden. Het laatste jaar zal voor het t-havo vooral in het teken staan van het behalen van de einddoelen van het IB English-programma en het havo-diploma. De internationaliserings activiteiten en de vakken die in het Engels gegeven worden, horen in principe thuis in t-havo 4. Bij de inrichting van de bovenbouw van het t-havo moet ook rekening gehouden worden met de eisen die het vervolgonderwijs stelt aan zijn toekomstige studenten. Over het algemeen zal dat vervolgonderwijs een hbo-opleiding zijn (zie ook de bestaande literatuur over Havisten Competent, HACO). Het hbo hecht veel waarde aan de in het havo ontwikkelde competenties en borduurt daarop voort. In het tto kunnen deze competenties met name in Engelstalige vakken of tijdens Engelstalige activiteiten goed ontwikkeld worden.
28
Om de leerlingen een goed beeld te geven van wat van hen verwacht wordt in het hbo, is het wenselijk een goed LOB-programma in te bedden in het curriculum. Het is ook wenselijk dat de decaan van de school bekend is met de diverse Engelstalige vervolgopleidingen en dat hij op de hoogte is van de aanmeldingsprocedures van opleidingen in het buitenland. Verder is het aan te raden om jaarlijks op school een voorlichtingsbijeenkomst te organiseren met vertegenwoordigers van Engelstalige hbo-opleidingen. Ten slotte is het zinvol hbo-opleidingen in te lichten over het t-havo, het type leerlingen dat het t-havo aflevert en de toegevoegde waarde van het aangeboden programma en van het behaalde certificaat. Die kennis is nu nog onvoldoende aanwezig.
Tweetalig havo
29
30
4 Praktische tips • Stel een team samen voor de t-havo-onderbouw dat bestaat uit een aantal docenten met affiniteit voor het havo-onderwijs, en dat gedreven is om voor de leerlingen een uitdagend aanbod te maken. Leerlingen moeten worden gestimuleerd om over hun eigen schaduw heen te stappen, dus geef zowel de docenten als de leerlingen van t-havo het gevoel dat ze met iets bijzonders bezig zijn. • Laat de docenten Engels in het t-havo-team een sleutelrol vervullen met betrekking tot de CLIL-lessen; een vakoverstijgende aanpak vanuit het Engels maakt het geheel overzichtelijker voor de leerlingen. • Vermijd bij zowel de voorlichting als de intake en de beoordeling aan de hand van de rapporten het concept ‘afstromen’. T-havo-leerlingen die zorgvuldig zijn geselecteerd moet je bij elkaar houden. Bindende factoren zijn EIO-activiteiten, bij voorkeur één per leerjaar waarbij ze allemaal met elkaar op stap zijn in het buitenland. Je schept een band voor jaren. • Vermijd als het kan ‘dakpanklassen’. Een kind dat in een dakpanklas t-mavohavo wordt geplaatst, maar elders in een reguliere havo-klas kan worden toegelaten, heeft volgens veel ouders meer kansen op een aanbod van het hoogste niveau in de homogene havo-klas. • Laat de decaan in leerjaar 3 een goed overzicht maken van de Engelstalige opleidingen in het hbo, en leg contacten met het onderwijs in Engeland. • Vier de afsluiting van de t-havo-onderbouw met een feestelijke avond voor ouders en leerlingen als je de Junior Certificates uitreikt. • Wees niet bang om op t-havo het IB Language & Literature Standard Level aan te bieden. • Bied in de bovenbouw een extra Engelstalig vak aan, gekoppeld aan EIO-projecten, zoals Global Perspectives. • Evalueer regelmatig en breng plenair verslag uit van je bevindingen. Dat vergroot je draagvlak en dat kun je nodig hebben als je een keer minder aanmeldingen hebt en er een kleinere t-havo-klas moet worden geformeerd. • Ga geen gekke dingen doen om je havo-klas vol te krijgen; instroom in t-havo 4 is alleen voor afstromers uit t-vwo 3 en bij aankomst of vertrek in verband met verhuizingen, niet voor reguliere havo-leerlingen.
Tweetalig havo
31
Meer informatie Voor meer informatie over tweetalig onderwijs kunt u contact opnemen met het Europees Platform. Europees Platform - internationaliseren in onderwijs Kennemerplein 16 Postbus 1007 2001 BA Haarlem T 023 553 11 50 F 023 542 71 74
[email protected] www.europeesplatform.nl/tto @ttoHQ
gecoördineerd door
europees platform internationaliseren in onderwijs