SPECIAL
GROENE GROEI DECEMBER 2013
DE WERELD IN TRANSITIE
DIALOOG BERNARD WIENTJES EN SYLVIA BORREN
NAAR GROENE WELVAART WIEBE DRAIJER, MAARTEN HAJER, THOMAS RAU, ANNIEK MAUSER
DUURZAME FINANCIERING HOE DE INVESTERINGEN RENDEREN
ECO-INNOVATIES DE NIEUWE BUSINESSMODELLEN
editorial
Wereld in transitie
H
oe biobased, glokal, circulair, vernetwerkt, modulair en energieneutraal gaat de groene economie worden? Het kabinet heeft met de Kamerbrief Groene Groei ingezet op een sterke duurzame economie, waarin groen en groei niet langer paradoxale noties zijn. Ook het recent gesloten Energieakkoord is een stap richting vergroening. Ondertussen worden er nog steeds nieuwe Green Deals gesloten. Groen en groei hebben elkaar gevonden! In deze special verkennen we de toekomst van de green economy. Wat worden de leading principles, waar liggen de comparatieve voordelen en toekomstige verdiensten voor Nederland en wat zijn fundamentele keuzes en stappen die gemaakt moeten worden, waren vragen waarmee de redactie op pad ging. ‘Onderweg naar groene welvaart’ werd de kop van het visieverhaal op pagina 8. Vier prominente spelers in de transitie naar groene groei schetsen hierin de contouren van de groene economie die zij voor ogen hebben. De wereld wordt modulair, verwacht toparchitect Thomas Rau. Alle materiaal is immers grondstof en te hergebruiken as a service. De gebouwde omgeving is straks ‘energetisch autonoom’ of in een enkel geval net als onze productie uiterst energiezuinig en koolstofarm. De kringlopen zijn gesloten. Ecoinnovaties worden de nieuwe motor van de economie, voorspelt Maarten Hajer van het Planbureau voor de Leefomgeving. Unilever-topman Paul Polman, die het Unilever Sustainable Living Plan lanceerde, kan nu al een jaarlijkse omzetgroei van 10 procent noteren. SER-voorzitter Wiebe Draijer wijst op de nieuwe groene groeibanen in bijvoorbeeld de installatiebranche of offshore wind. Volgens een recent rapport van TNO worden dit er 54.000. Met de juiste benutting van alle circulair economische kansen is al snel een bedrag van 7,3 miljard euro gemoeid. We organiseerden een ontmoeting tussen VNO-NCW-voorman Bernard Wientjes en Sylvia Borren van Greenpeace. Ze moesten samen de nagalm van het Energieakkoord nog verwerken (beiden waren hier nauw bij betrokken), maar kijken in de dialoog op pagina 4 ook naar de nabije toekomst. Samen stellen ze vast dat nieuwe productiemethoden nodig zijn die balans brengen tussen produceren en consumeren. ‘We maken samen een bocht, maar die van mij is scherper,’ merkt Borren op. Ook bezochten we verschillende innovatieve bedrijven, waarvan ik er één wil uitlichten: Pharmafilter, een bedrijf dat helemaal niet gedreven werd door duurzame ambities, maar niettemin een geweldig groen systeem verzon voor de verwerking van ziekenhuisafval, dat ook nog veel beter werkt. Lees op pagina 7 hoe groene groei loont, zelfs als je er niet naar zoekt. We hebben een aantal kansen en mogelijkheden uitgelicht en presenteren graag wat we tegenkwamen. Het zijn soms nog maar kleine verschuivingen, maar ze vormen de aanzet tot een grote stap voor Nederland. Chris van de Wetering Hoofdredacteur Specials
deze special is een uitgave van sdu uitgevers redactieadres
drukkerij Senefelder Misset, Doetinchem
Postbus 20025, 2500 EA Den Haag
Verschijning Deze PM-Special verschijnt eenmalig als bijlage
Tel. 070 – 378 07 30
PM Public Mission, VNG Magazine en Forum in een oplage van
www.pm.nl |
[email protected]
52.000 exemplaren
Hoofdredacteur Chris van de Wetering
Deze special is mede mogelijk gemaakt door de ministeries van
Projectcoördinator Rianne Waterval
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Economische Zaken en
Medewerkers aan deze special Frank van Alphen, Joep Auwerda,
Infrastructuur en Milieu.
Pieter van den Brand, Rutger van den Dikkenberg, Janneke Koorevaar (fotografie), Arenda Oomen (fotografie), Friederike de
Cover Loek Weijts
Raat, Richard Sandee, Herman Stolwijk, Maurits van den Toorn, Loek
De illustraties zijn gebaseerd op een brainstormsessie met
Weijts (illustraties)
deelnemers van het Dutch Research Insititute for Transitions (Drift).
Vormgeving Jan Heijnen - www.janheijnen.com Uitgever Roel Langelaar salesmanager Asha Narain
2
Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen in welke vorm dan ook zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever kan op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld voor eventueel geleden schade door foutieve vermelding in het blad. © 2013 Sdu Uitgevers
PM SPECIAL december 2013
inHoUd
4 dialoog Bernard Wientjes en sylvia Borren
8 onderweg naar groene welvaart
VNO-NCW-topman en Greenpeace-directeur exploreren na het
De visie van Wiebe Draijer, Maarten Hajer, Anniek Mauser en
Energieakkoord de kansen voor een green economy.
Thomas Rau op groene groei.
15 nieuwe methode slaat productieprocessen over
30 rijkswaterstaat koopt duurzaam in
IJzer en staal produceren met minder CO₂. Tata Steel ging aan
Green Deals rond circulair inkopen maken grond-, weg- en
de slag met het HIsarna-proces.
waterbouw groener.
16
innoveren in de praktijk:
Facts & figures Transitie duurzame economie in cijfers
18
Het geheim van groen bouwen Lokale initiatieven in opkomst
20
Van bezit naar service
7 13 23 26 29
Ziekenhuizen gaan zelf afval reinigen transparantie over de echte prijzen de auto delen in plaats van kopen Frisdrankfles 100 procent groen Winst maken met arbeidsintensief werk
De nieuwe businessmodellen en hun opschaling
en verder: 24
internationaal perspectief De agenda van econoom Kitty van der Heijden
27
14 32
Column Herman stolwijk: Groenere groei Up to date
duurzaam investeren moet ook renderen Kapitaal voor hernieuwbare energiebronnen
PM SPECIAL december 2013
3
dialoog
Bernard Wientjes (VnO-nCW) en sylVia BOrren (GreenpeaCe) OVer GrOene GrOei
Op zOek naar EVEnWicht Foto's arenda oomen
Groen en groei zijn niet langer elkaars tegenpolen. Steeds vaker worden de twee in nieuwe coalities verenigd. Is dit voldoende om te komen tot een duurzame economie? Een gesprek tussen voorzitter Bernard Wientjes van VNO-NCW en Greenpeace-directeur Sylvia Borren over polderen, de ideale mix tussen koopman en dominee, transitie en gevestigde belangen.
H
et had wat voeten in de aarde. Toch weten de topman van ondernemingsorganisatie VNONCW en de frontvrouw van milieubeweging Greenpeace plaats te maken in hun drukbezette agenda’s om de dialoog over groene groei aan te gaan. Bernard Wientjes, net terug van een tiendaagse handelsmissie naar China, Myanmar en Indonesië, ontvangt Sylvia Borren – nog vol in de hectiek van het proces tegen de Arctic 30-vaarders in Rusland en daags voor haar vertrek naar Bangladesh – gastvrij in zijn werkkamer in de Haagse Malietoren. Ze hebben elkaar goed leren kennen tijdens de intensieve onderhandelingen over het Energieakkoord [zie kader] en hadden een cruciaal aandeel in het eindresultaat. Vormt dit Energieakkoord een startpunt voor het groene poldermodel?
Borren: ‘Het glas is halfvol. Ook al hebben we niet al onze doelen behaald, ik ben blij dat dit akkoord er is. Het is een begin van de groene weg uit de crisis, waarbij ook werkgelegenheid wordt gecreëerd. Voor mij is het poldermodel een goed instrument als de doelstellingen ambitieus genoeg zijn, en dat waren ze in dit geval.’ Wientjes: ‘Door de volatiliteit van het politieke systeem is de behoefte aan dergelijke akkoorden met een langetermijnvisie enorm toegenomen. De kracht van dit akkoord is dat het de uiterste houdbaarheid van het kabinet overstijgt. We zijn zo ver gekomen omdat we het erover eens zijn dat de klimaatverandering de grootste bedreiging is voor de mensheid. Het feit dat we nu samen om de tafel zitten, bewijst dat het poldermodel functioneert. Daarmee is gekozen voor het overleg. Het poldermodel betekent compromissen sluiten. “Uit de rubber bootjes aan wal en aan wal is vuile handen maken,” heb ik wel eens gezegd. Binnen dit akkoord is Greenpeace deel van het overlegsysteem geworden, dat is bijzonder.’ Borren: ‘Maar dat betekent niet dat we niet zullen proberen verder te gaan dan dit akkoord. Daar hebben we de vrijheid toe. Als we worden uitgenodigd gaan we altijd praten, maar we 4
Sylvia Borren: 'De grenzen van de planeet zijn absoluut hard.'
hebben tal van andere instrumenten die we kunnen inzetten. Qua richting zijn we het eens, maar ik wil verder springen. We hebben er keihard aan getrokken en voelen ons absoluut verbonden aan dit akkoord, maar als er partijen zijn die zich er niet aan zullen houden, zullen we actie ondernemen. Dit gaat niet over later, dit gaat over nu. Het zijn geen machtspelletjes, dit is bloedserieus. We zitten op de Titanic, koersen af op een ijsschots en toch stellen velen voor om nog een muziekje te spelen.’ Wat moeten we verstaan onder groene groei?
Borren: ‘Het groene betekent dat we een manier vinden om ons consumentengedrag, onze economie en samenleving zo te bouwen dat de planeet het aan kan, de grenzen zijn absoluut hard. We moeten ervoor zorgen dat er meer gelijkwaardigheid tussen productie en consumptie komt. Qua handel en werkgelegenheid kan er nog heel veel groeien, maar we moeten dat doen op een nieuwe manier. Ik ben voorstander van groene groei, zo lang die op een eerlijke, transparante en duurzame wijze tot stand komt. Ik bestrijd niet zozeer dát de economie moet groeien, maar de vraag is wát er groeit. Windmolens, woningisolatie en de installatie van zonnepanelen leveren aantoonbaar werk op en stimuleren onze economie. Er zijn al PM SPECIAL deCemBer 2013
dialoog
EnErgiEakkoord na maandenlange onderhandelingen ondertekende ez-minister kamp namens het kabinet op 6 september jongstleden het energieakkoord. Door veertig partijen werden meer dan 140 onderwerpen besproken. Werkgevers, vakbonden en milieubewegingen maakten onder toeziend oog van de Ser bindende afspraken over energiebesparing, schone energietechnologieën en het klimaatbeleid. De uitvoering hiervan moet leiden tot duurzame groei en groene werkgelegenheid (ten minste 15.000 voltijdsbanen). het energieverbruik moet omlaag met gemiddeld 1,5 procent per jaar. Daarnaast wordt ingezet op een stijging van het aandeel duurzame energie (nu nog 4 procent). in 2020 dient dit 14 procent te zijn, drie jaar later 16 procent. hiertoe worden vijf kolencentrales gesloten, drie in 2016 en twee in 2017. ed nijpels is aangesteld als onafhankelijk voorzitter van de commissie Borging energieakkoord om het nakomen van de afspraken te bewaken.
Bernard Wientjes: 'elke procent minder fossiele energie is transitie.'
veel goede voorbeelden van hoe het anders kan, kijk maar naar het boek We kunnen nog kiezen van Lester Brown. Ik zoek groei als het gaat om economisch verkeer, maar in termen van het opsouperen van de aarde moeten we krimpen, dat maakt het nog wel eens een verwarrend begrip.’ Wientjes: ‘Het zou elitair zijn om te stellen dat groei niet meer nodig is, dat is makkelijk praten als je je onder de rijken ter wereld bevindt. Je hebt het dilemma tussen enerzijds de capaciteit
We zitten Op De titanic en kOerSen af Op een ijSSchOtS van de aarde en anderzijds het volkomen gelegitimeerde verlangen van mensen te delen in welvaart en welzijn. Om te zorgen dat we alleen al in Nederland de komende jaren de ouderen kunnen verzorgen op een manier die we fatsoenlijk vinden en miljarden mensen op aarde een kans te geven, heb je groei nodig. Er is geen model voor krimp, dat functioneert niet. De oplossing hiervoor is groene groei, dat is ook de kern van ons akkoord.’ PM SPECIAL deCemBer 2013
Over de precieze route van deze groene groei lopen de meningen uiteen. ‘We moeten ons de komende jaren volledig concentreren op de vermindering van CO2-uitstoot,’ stelt Wientjes. ‘De makkelijkste manier om dit te doen is door het energieverbruik te laten dalen, dit leidt automatisch tot minder CO2-uitstoot en minder klimaatbedreiging. De opwekking van energie bestaat nu nog voor meer dan 80 procent uit fossiele brandstoffen, we kunnen de komende decennia niet zonder.’ ‘We maken samen een bocht, maar die van mij is scherper dan die van jou,’ reageert Borren. ‘Ik spreek liever over transformatie. Voor een schonere toekomst is een verschuiving van systemen noodzakelijk. Kijk maar naar Duitsland. Er zou veel meer aan duurzame energie kunnen worden geproduceerd als de ongelijke machtsverhoudingen tussen de oude fossiele industrie en de lokale kleine duurzame initiatieven worden gelijkgetrokken. De gevestigde belangen hebben het nog steeds voor het zeggen en dat gaat ten koste van smart grids en lokale energieopwekking. Ik denk niet dat we er met een doel voor CO2-uitstoot komen, we hebben aparte doelen voor duurzame energie en energiebesparing keihard nodig om goed beleid in de lidstaten af te dwingen. Onze ervaring is dat landen die zowel de CO2-uitstoot willen reduceren als energie willen besparen en kiezen voor schone energie veel sneller en verder springen. Neem Bihar in India, daar werken Greenpeace en overheid samen aan een staat met alleen maar hernieuwbare energie opgewekt met en voor een op zich arme bevolking. Zij hopen zo een domino-effect te creëren voor andere staten. Stel je voor dat dit lukt, dan springen zij zo over die gasbubbel heen.’ Wientjes wil zover niet gaan. ‘Ik geloof niet dat een wereld waarin nog steeds miljarden mensen geen stroom hebben, ontkomt aan een transitie waarin ook fossiele grondstoffen een rol spelen,’ aldus de voorzitter van VNO-NCW. ‘Wat we wel kunnen doen is de inzet op gas aanzienlijk vergroten en CO2 opslaan. Het gaat om evolutiedenken, deze overgangssituatie hebben we nodig. De stap van olie naar gas is voor het klimaat al enorm. Ik geloof niet in de sprong, elke procent minder fossiele energie is transitie. We zitten nu midden in die beweging en daar ben ik blij om. We kunnen gas gebruiken in dit model om te komen tot diezelfde wereld die jij ook wilt.’ Wie moet het voortouw nemen als het gaat om het realiseren van deze duurzame economie?
Wientjes: ‘De politiek op het wereldtoneel is op dit moment onmachtig, kijk wat er in Polen en Rio de Janeiro gebeurt. Het bedrijfsleven neemt steeds vaker de lead. Dat doen ze uit welgemeend eigenbelang. Bedrijven beseffen heel goed dat zij geen 5
bedrijfsleven. Als ik een zware club klimaatsceptici binnen het bestuur had gehad, zou ik het Energieakkoord nooit hebben kunnen afsluiten.’ Welke rol zien jullie weggelegd voor het kabinet en in het bijzonder voor de minister van Economische Zaken?
toekomst hebben als ze dit probleem niet oplossen. Die zien niet puur de aandeelhouderswaarde, maar ook de stakeholders value. Het grote plaatje, de context, de burger en zijn omgeving. De nieuwe generatie leiders in het bedrijfsleven wil ook bijdragen aan een betere wereld, ik zie echt een verschil met tien jaar geleden.’ Borren: ‘De driehoek van bedrijfsleven, overheid en maatschappelijk middenveld moet dit soort zaken gezamenlijk goed regelen. In alle drie zitten mensen die vooruit willen en anderen die achteruit blijven onderhandelen. Sinds de klimaatconferentie in Rio de Janeiro van 1992 zijn we op dit terrein – waar wordt klimaatverandering veroorzaakt, wat kunnen we doen om dit tegen te gaan en gaan de rijke landen compenseren? – weinig opgeschoten. Ik zie het als een falen van het VN-systeem en de politiek. De positie van de overheid om belangen in balans te houden is verzwakt.’ Wientjes: ‘Het onderwerp staat niet op de agenda van de grote politieke leiders in de wereld. Daar staat tegenover dat er de afgelopen vijf jaar binnen het bedrijfsleven een nieuwe generatie is opgekomen, die geen rekening houdt met aandeelhouders die ver van de maatschappij staan. Deze mensen bemoeien zich ook met de discussie over groene groei. Het is ideaal als je het economische bedrijfsbelang kunt combineren met ideële belangen. Organisaties als Greenpeace spelen hierbij een rol, jij hebt een ontzettend sterke positie als waakhond. De grootste angst van een ceo is dat zijn bedrijf aan de schandpaal wordt genageld. Maar ook de consument moet niet worden onderschat.’ Borren: ‘Toch word ik bij veel van jouw leden die ik bel nog steeds verwezen naar een issue manager die er is om het maatschappelijk middenveld koest te houden. Ik constateer dat het particulier initiatief vaak bepalend is geweest voor groene groei. De innovatieve lead ligt bij een deel van de wetenschap en vooral het maatschappelijk middenveld. Sommige delen van het bedrijfsleven bewegen de goede kant op, maar ik zie die beweging nog niet als geheel.’ Wientjes: ‘Natuurlijk worden bedrijven gestuurd door afnemers en invloeden op afnemers. Neem biologisch eten, de supermarkt zet dit in de schappen omdat de consument erom vraagt of omdat stichting Wakker Dier actie voert. Maar ik zie wel degelijk een wezenlijke verandering bij kopstukken in het 6
Wientjes: ‘We hebben een langetermijnvisie nodig. Wil Nederland in de toekomst een kennis- en innovatieland blijven, dan moeten we hier meer budget voor vrijmaken. De enige manier om te overleven is investeren in kennis en elke vorm van innovatie, anders verarmen we. Ik snap dat elk kabinet wil scoren, maar innovatiebeleid is een zaak van de lange adem. In die zin is het een wereldprestatie dat het Topsectorenbeleid van Rutte-I zonder grote wijzigingen gecontinueerd is. Ook de Green Deals zijn een belangrijk hulpmiddel.’ Borren: ‘Er zijn honderden manieren waarop Economische Zaken de groene werkgelegenheid op een goede manier kan bevorderen en de vervuilende industrie kan tegengaan. Veel budget en belastingvoordelen gaan nog naar de gevestigde orde, die treedt nu vaak op als hindermacht. De energie-intensieve industrie levert nog nauwelijks in bij dit Energieakkoord. Mijn advies is alle steun en investeringen op fossiele energie stop te zetten en de kleinschalige innovatie centraal te plaatsen.’ Zijn de koopman en de dominee te verenigen?
Borren: ‘De koopman-dominee tegenstelling vind ik irritant, omdat ik ze beide niet lust. Ze zijn allebei hypocriet want ze gaan uit van hun eigen belang, niet van rechtvaardigheid. Liever zet ik er een alternatief tegenover. Kies voor de grenzen van de planeet, en produceer, handel en consumeer transparant, eerlijk en duurzaam. We hebben mondiale mensenrechtenverdragen, ILO- en OESO-richtlijnen die gaan over het zorgen voor de planeet, medemens en toekomst. Alleen voeren we die internationale afspraken onvoldoende uit. Hierop kunnen we elkaar misschien toch wel vinden.’ Wientjes: ‘Een modern bedrijf beschikt over de ideale mix, we hebben geen keus en moeten ook denken aan onze kinderen. Wij moeten produceren op een manier die duurzaam is, Neder-
De OuDe SyStemen van maSSaal prODuceren gaan verDWijnen land kan dat als geen ander. Niet alleen grootschalig, ook in het MKB zie ik dit al gebeuren. De oude systemen van massaal produceren gaan verdwijnen, veel delen van de groene economie zijn er al. De 3D-printer is het hele primitieve begin van een totaal nieuwe industriële wereld waarin je op grote afstand materiaal produceert, 100 procent recyclebaar en geen transportkosten. Op grote afstand uit minimale materialen produceren wordt steeds grootschaliger. De eerste kleine stap is gezet, maar er komt een versnelling. In Sint Petersburg staat al een fabriek waar Unilever afvalloos produceert. In de toekomst koop en produceer je je nieuwe auto hier, terwijl deze wordt geprogrammeerd vanuit BMW in Duitsland. Uiteindelijk gaat het om de balans tussen produceren en consumeren, daar heb je volkomen gelijk in. Ik ben ervan overtuigd dat we dat evenwicht zullen vinden.’ • RW PM SPECIAL deCemBer 2013
INNOVEREN IN DE PRAKTIJK
ZIEKENHUIZEN GAAN ZELF AFVAL REINIGEN
‘EEN GOED IDEE VERKOOPT ZICHZELF’ Ziekenhuispersoneel dat met afval van patiënten door het hele ziekenhuis rijdt. Het is Eduardo van den Berg van Pharmafilter een doorn in het oog. Samen met het Reinier de Graaf Gasthuis in Delft bedacht hij een systeem om de afvalstromen te scheiden en te verwerken in een gesloten circuit.
‘A
lles wat in het riool terechtkomt, is besmet,’ zegt Van den Berg. In het geval van ziekenhuizen kan dat van alles zijn: medicatie, bacteriën, ziektekiemen. Ziekenhuispersoneel haalt de gebruikte bedpannen van patiënten op en loopt ermee naar de bedpanspoeler, waar ze gereinigd worden. ‘Een derde van alle logistiek in ziekenhuis is afvaltransport,’ zegt Van den Berg. ‘Maar we weten dat er fouten worden gemaakt bij het scheiden van afval. Dertig tot veertig procent van de gerecyclede stromen is vervuild.’ Erg hygiënisch en veilig is het niet in een omgeving waar veel mensen sowieso iets onder de leden hebben, stelt Van den Berg, die een achtergrond heeft in hotelmanagement. Hij bedacht in opdracht van het Reinier de Graaf Gasthuis een oplossing: een gesloten kringloop, waarbij het ziekenhuis zelf het afval verwerkt en het water reinigt. AARDAPPELSCHILLEN
Op het terrein van het ziekenhuis wordt een modulaire afvalvergistings- en waterzuiveringsinstallatie geplaatst. In plaats van de oude metalen bedpannen, die worden gebruikt voor de ontlasting van patiënten, ontwierp hij bedpannen van afbreekbare kunststoffen, gemaakt van onder meer aardappelschillen. Die kunnen na eenmalig gebruik afgebroken worden tot kleine korrels. Op elke afdeling van het ziekenhuis wordt daarvoor de vermaler Tonto geplaatst, met de omvang van een wasmachine, die wordt aangesloten op een zuiveringsinstallatie elders op het terrein. De korrels worden vergist en leveren energie waar de
PM SPECIAL DECEMBER 2013
waterzuivering op draait; het gezuiverde water kan vervolgens worden gebruikt om bijvoorbeeld toiletten mee door te spoelen. Pharmafilter ontving voor de ontwikkeling van het idee bijna 4 miljoen euro subsidie, zegt Van den Berg. Agentschap NL, de Europese Commissie, het Hoogheemraadschap van Delfland en Stowa – het onderzoeksorgaan van wa-
REINIGING DOOR EEN GESLOTEN KRINGLOOP terschappen en provincies – leverden een bijdrage. Veel moeite hoefde Van den Berg niet te doen om ze het nut van de innovatie in te laten zien, zegt hij. ‘Dat ging allemaal vrij snel. Wat mij is opgevallen in de afgelopen jaren, is dat een goed idee zichzelf verkoopt.’ Pharmafilter had ook het tij mee, zegt hij. ‘De Nederlandse overheid had van water en microverontreiniging een speerpunt gemaakt.’ NIEUWE TECHNIEK
De eerste installatie, die bij het Reinier de Graaf Gasthuis, is inmiddels in werking. In Terneuzen wordt gebouwd aan een tweede. De belangstelling is groot, naar verwachting worden de komende drie tot vier jaar installaties gebouwd bij zo’n twintig ziekenhuizen. Niet alleen in Nederland, maar ook elders in Europa: ziekenhuizen in Ierland, Engeland, Denemarken en Duitsland tonen interesse. Toch waren er in het begin wat strubbelingen. ‘Het grootste probleem
Eduardo van den Berg
is dat het een nieuwe techniek is. Wetgeving is dan een belemmerende factor. De wet is gisteren geschreven, maar dit is een idee van vandaag.’ Ook lastig: gemeenten beoordelen nu op basis van de omgevingsvergunning of een ziekenhuis een installatie van Pharmafilter mag plaatsen. ‘Elke gemeente moet opnieuw beslissen of een vergunning wel of niet gehonoreerd wordt. Dat is een vertragende factor, omdat niemand nog precies weet op basis van welk onderdeel van de wet een vergunning verleend kan worden.’ In Ierland, waar de ziekenhuizen in overheidshanden zijn, is dat probleem veel minder groot. ‘Daar wordt het centraal geregeld,’ zegt Van den Berg. ‘Als zij zeggen “wij vinden dit een goed product”, dan krijg je een vergunning en dan ben je klaar. Dat was vroeger in Nederland ook zo, maar nu is het zo dat degene die moet handhaven, ook moet beoordelen of er een vergunning afgegeven kan worden. Dat is lastig als het gaat om innovaties, omdat het een grijs gebied is.’ • RVDD
7 13
visie
Prominenten geven hun visie
onderweg naar groeNe welvaart Energiezuinig en koolstofarm, met een scala van duurzame innovaties, gesloten kringlopen en hergebruik van materialen. Dat zijn de contouren van de groene economie die ons land een keur aan nieuwe werkgelegenheid zal bezorgen. Zover is het nog niet. SER-voorzitter Wiebe Draijer, directeur Maarten Hajer van het Planbureau voor de Leefomgeving, directeur duurzaamheid Anniek Mauser van Unilever Benelux en architect Thomas Rau geven hun visie op de groene groei. ‘Wie niet verduurzaamt, loopt straks achter de feiten aan.’
Foto: Christaan Krouwels
wiebe Draijer: ‘onderwerpen waar ons land écht goed in is, verdienen extra aandacht’
8
gaan opschalen, is die van Duitsland in zijn snelst groeiende jaren.’ De banengroei die hiermee gepaard gaat komt er, weet Draijer, want die is doorgerekend. De rekenmeesters in kwestie (ECN en PBL met op de achterbank het CPB en EIB) zijn volgens hem nog redelijk conservatief geweest met hun voorspelling van netto zo’n vijftienduizend banen. Draijer: ‘Als je het totale pakket aan maatregelen neemt, is het aantal banen in potentie nog groter.’ De banengroei voorziet Draijer voor een groot deel in de bouw- en installatiesector, die de gebouwde omgeving gaat verduurzamen, en in offshore windenergie. ‘Ik voorzie dat wind op zee een sector gaat creëren die op een aantal plaatsen langs de Nederlandse kust geïndustrialiseerde bouwactiviteiten gaat ontplooien. Er komen dus verschillende soorten banen aan. Ik denk dat het aantal voorspelde banen nog een onderschatting is van de werkgelegenheid die kan ontstaan. En dat is precies waar groene groei over gaat.’ Netvlies
Duitsland staat ook bij directeur Maarten Hajer van het PBL op het netvlies als een prachtvoorbeeld waaruit blijkt dat de businesscase van de oude economie erodeert. ‘Niet de Duitse regering, maar het parlement bepaalde dat burgers die hernieuwbare energie opwekken voor twintig jaar een gegarandeerd teruglevertarief krijgen. Beleidsmatig gezien een heel klein initiatiefje, maar met een ongelooflijk groot effect. RWE, het grootste energiebedrijf in Europa, zag zich gedwongen zijn hele businesscase te veranderen omdat groene stroom voorrang kreeg op het net. We gaan door een fase heen waarin zij zich niet kunnen aanpassen aan de nieuwe orde zullen omvallen. In 2050 moet Nederland een schone economie zijn, staat in het regeerakkoord. Europa wil dan 95 procent PM SPECIAL december 2013
illustratie: loek weijts
W
iebe Draijer is een tevreden man. De voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER) heeft een Energieakkoord gesloten waar ruim veertig partijen hun handtekening onder hebben gezet. Een akkoord dat een stevige slinger geeft aan de vergroening van de Nederlandse economie. Zo worden huizen energiezuiniger en kan het bedrijfsleven vaart maken met energie-efficiency en groene innovatie. ‘We hebben de pijlers van de verandering die nodig is neer kunnen zetten. Natuurlijk is er kritiek. Het akkoord zou van weinig ambitie getuigen. Ontegenzeggelijk is er nu echter één agenda van alle partijen die ertoe doen. Alle sectoren worden geraakt, van huurders en bouwsector tot ondernemers en overheid.’ Gebrek aan ambitie wenst de SER-voorzitter ernstig te betwijfelen. ‘We gaan over de komende zeven jaar een windpark bouwen met een omvang die gelijk is aan de totale grootte van wind op zee in de wereld op dit moment. Als dat geen ambitie is... De snelheid waarmee we duurzame energie
PM SPECIAL december 2013
9
visie
CO2-reductie gerealiseerd hebben. Dan spreek je van zulke enorme transities dat bedrijven radicaal zullen moeten meebewegen of dat anders niet mee zullen maken.’ SER-voorzitter Draijer denkt dat het bedrijfsleven adaptief genoeg is. ‘Het tempo van verandering gaat nooit zo snel dat bedrijven daar niet op in kunnen spelen. Ze zullen juist eerder de vruchten kunnen plukken dan dat ze om zullen vallen. De gevestigde bedrijven hebben nu al door dat in de verduurzaming geld te halen is. De focus op energiebesparing stelt nieuwe groei in het vooruitzicht.’ Hij noemt het pas door hem bezochte Tata Steel. ‘Middenin de oude economie heeft dit staalbedrijf een uitgebreid programma doorlopen, waarbij het aantoonbaar energiebesparing heeft doorgevoerd. De verklaring is: we lopen hiermee vooruit op de muziek, maar we moeten door. Door hun slechte concurrentiepositie vanwege de hoge energieprijzen vergeleken met de rest van de wereld, is energiebesparing cruciaal voor de toekomst van Europese bedrijven. Dat besef is in het Energieakkoord omarmd.’ iNteNsive Care
Architect Thomas Rau steekt zijn kritiek op het SERakkoord niet onder stoelen of banken. De ‘belabberde consensus-uitkomst’ levert volgens Rau weinig op. Hij spreekt zelfs van een teruggang, ‘terwijl Nederland, net als de rest van onze aardbol, op de intensive care ligt. Het jaar 2020 is cruciaal. Ambities verder wegleggen is een verloren race. Op korte termijn is niet 20 maar 40 procent CO2-reductie nodig. Het roer moet radicaal om’. De crisis van de afgelopen jaren toont volgens de Duits-Nederlandse architect aan dat het oude economische systeem aan zijn grenzen zit. ‘De consumptie van grondstoffen is aan het exploderen. We moeten dringend begrijpen dat voorspoed en welzijn niet afhankelijk zijn van een steeds groter gebruik van materialen.’ Rau is ervan overtuigd dat zijn filosofie van Material is Service, beschreven in het gelijknamige boek dat een dezer dagen verschijnt, de te bewandelen weg is. Zijn hippe kantoor in Amsterdam diende drie jaar geleden als proeftuin voor het Turntooprincipe. Lichtarmaturen, kantoormeubilair, vloerbedekking en tegels, al deze spullen blijven in handen van de fabrikanten. ‘Als ze op zijn, gaat alles terug en krijgt het een tweede leven,’ zegt Rau. ‘We krijgen lichturen, zituren, tafeluren, loopuren en spiegeluren als service geleverd.’ Zijn concept prikkelde leverancier Philips zijn product ‘pay per lux’ op de markt te brengen. Vergelijkbare projecten volgden, zoals de Duurzaamheidsfabriek in Dordrecht en het nieuwe kantoor van stichting Urgenda in Amsterdam-Noord. Na het interview vertrekt Rau in zijn elektrische Tesla om de zoveelste prijs in ontvangst te nemen, ditmaal voor het volledig demontabele gemeentekantoor van Brummen. Het in september geopende verbouwde gemeentehuis is gebouwd met veel kar10
ton en hout en zo min mogelijk beton met het oog op volledig hergebruik als het over twintig jaar aan het eind van zijn levensduur is. Een kwestie van uit elkaar schroeven, aldus Rau. autoNoom
Elk nieuw gebouw, betoogt Rau, zou ‘energetisch autonoom’ moeten zijn, dus minimaal zelfvoorzienend en CO2-neutraal. ‘De overheid zou dit verplicht moeten stellen. Plannenmakers mogen zelf bepalen hoe er gebouwd wordt, maar als ze hier niet aan voldoen, krijgen ze geen vergunning, net zoals een onveilige auto de weg niet op mag. De overheid moet het gebruik van secundaire grondstoffen stimuleren door de wet te veranderen – door afval te verbieden – en producenten tot op molecuulniveau voor hun producten verantwoordelijk te maken. Ze zouden dan gek zijn als ze geen eco-efficiënt ontworpen producten maken die zich makkelijk uit elkaar laten halen.’ Gelukkig snappen bedrijven als Philips dat ze hun businessmodellen moeten veranderen, omdat ze anders tegen een muur aanlopen. Ook leverancier Bosch hoort in dit rijtje huis. Een van de Turntoo-projecten loopt bij woningcorporatie Eigen Haard. Bewoners van huurwoningen krijgen wasmachines, koelkasten en drogers aangeboden op prestatiebasis, zodat de energielasten omlaag gaan. Na de contractperiode van zeven jaar gaan de apparaten terug naar Bosch die de grondstoffen hergebruikt. ‘Ook de kosten voor de reparatie ko-
thomas rau: ‘het roer moet radicaal om’
men voor rekening van de leverancier. Wat we zien is dat er apparaten komen te staan die nauwelijks stuk gaan. De leverancier heeft er immers baat bij een zo energie-efficiënt en betrouwbaar mogelijk apparaat te ontwikkelen.’ reputatiesChaDe
Nog zo’n grootmacht die het groene licht heeft gezien is Unilever. De duurzame drive van ceo Paul Polman kan velen bekoren. De Unilever-topman haalde er recent de tweede plek mee op de Duurzame Top 100 van Trouw. Sustainability Director Benelux Anniek Mauser van Unilever blijft niet achter. Naast plek 36 op het duurzame toplijstje werd PM SPECIAL december 2013
visie
aNNieK mauser: ‘we zitten nog volop in het transitieproces’
samen met het Wereld Natuur Fonds in 1996 geïntroduceerde MSC-keurmerk voor vis, de oprichting van de Round Table on Sustainable Palm Oil (RSPO) en de samenwerking met de Rainforest Alliance om de theeproductie te verduurzamen. Mauser: ‘De theeboeren hebben inmiddels met een duurzamere teelt hogere opbrengsten. Een lokaal voorbeeld van succesvolle integratie van economie en verduurzaming.’ teller
ze eind november verkozen tot MVO-manager van het jaar. Als kersverse prominent mocht ze een paar dagen later op de Amsterdamse effectenbeurs de ochtendgong luiden. Beide gebeurtenissen illustreren hoe de multinational vergroening en economie weet te combineren. De strategie hierachter vormt het eind 2010 gelanceerde Unilever Sustainable Living Plan. Het concern wil zijn omzet verdubbelen en in 2020 de milieu-impact van zijn producten in de hele waardeketen halveren, van de inkoop van grondstoffen tot het gebruik en de verwijdering als afval door de consument. Ook wil het bedrijf in dat jaar alle voedingsingrediënten uit duurzame landbouw halen en daarbij de gezondheid en welzijn van één miljard burgers hebben verbeterd. ‘We geloven erin dat dit op termijn het enige houdbare businessmodel is. We hebben maar één aarde, dus groei en milieu-impact moeten we loskoppelen. Bedrijven die producten in de markt zetten die toegevoegde waarde bieden op het gebied van voeding, welzijn en milieu, hebben de toekomst. Wie niet verduurzaamt, loopt straks achter de feiten aan. Los nog van de reputatieschade en het omzetverlies als je als bedrijf door ngo’s aan de schandpaal wordt genageld. En wat is er mooier dan armoede de wereld uit te helpen en kindersterfte tegen te gaan?’ De voorlopige resultaten bevestigen dat de multinational de juiste weg heeft gekozen. Ondanks de crisis liet Unilever over 2012 prachtige cijfers zien, een omzetstijging van 10,5 procent tot meer dan 50 miljard euro. In zijn inleiding bij de voortgangsrapportage van het Sustainable Living Plan over dat jaar schrijft Polman dat de Unilevermerken die zijn begonnen duurzaamheid in hun propositie centraal te stellen, een sterke groei hebben laten zien. In de eigen organisatie zijn de duurzaamheidsambities inmiddels goed geland, ‘al was dat een proces van de lange adem en zitten we nog volop in dat transitieproces’, geeft Mauser toe. ‘Maar de mindset is al enorm veranderd in de twaalf jaar dat ik bij Unilever werk. Het is mooi om de organisatie te zien meebewegen.’ Een duurzame multinational klopt nadrukkelijk op de poorten van de samenleving. Het lijstje van gremia en samenwerkingsverbanden waarin Unilever met ketenpartners, bedrijven, overheden en ngo’s wereldwijde problemen als klimaatverandering, voedselzekerheid en het lenigen van armoede aanpakt, is indrukwekkend. Wapenfeiten zijn het PM SPECIAL december 2013
Bij de ambitie om alle landbouwgrondstoffen alleen nog uit duurzame bron te betrekken, stond de teller eind vorig jaar op 36 procent (in 2011 was het nog 24 procent). Vanwege zijn omvang kunnen de acties van de multinational grote impact hebben. Mauser: ‘Ruim twee miljard keer per dag wordt er een Unilever-product gebruikt. We verwerken 3 procent van de wereldwijde palmolie en 15 procent van de zwarte thee. Dat zijn substantiële wereldmarktaandelen. Daarmee zijn we in staat markten te veranderen.’ Maar Unilever kan het niet alleen. ‘De markt moet volgen, anders bereiken we niets,’ vervolgt Mauser. De uitvoering van het Sustainable Living Plan drijft voor een deel op innovaties op het vlak van producten, verpakkingsmaterialen en technologie. Voorbeelden van duurzame productinnovaties zijn de droogshampoo (die het aantal wasbeurten en dus het waterverbruik reduceert) en de wasverzachter die minder water om te spoelen vergt. De innovaties zijn begrijpelijk, want 68 procent van de
'de grootste uitdaging is de gedragsverandering bij de consument' emissies van broeikasgassen van Unilever ontstaat bij het gebruik van de producten door consumenten, vooral door douchen, wassen en koken. ‘Maar productinnovaties alleen zijn onvoldoende,’ zegt Mauser. ‘Misschien wel de grootste uitdaging is gedragsverandering bij de consument.’ De groene economie zal volgens Mauser geen gestalte krijgen zonder duurzame consument. Unilever probeert die consument te mobiliseren met tal van campagnes. In Nederland heeft het concern samen met partners, waaronder het WNF, het Waterspaarders-programma ontwikkeld voor kinderen om thuis de dialoog aan te gaan over het bezuinigen op warm watergebruik. Een grappige app meet de douchetijden en geeft de milieuwinst van korter douchen weer, uitgedrukt in uitgespaarde Olympische zwembaden en, beter nog, in harde pecunia. ‘Drie minuten minder douchen in een gezin van vier levert jaarlijks 165 euro op.’ DyNamieK
PBL-directeur Hajer bevestigt de ongekende dynamiek in het bedrijfsleven. ‘Steeds meer 11
visie
ondernemingen zien dat hun verdienmodellen op de tocht komen te staan. De grote bedrijven die vergroening propageren, realiseren zich dat hun aanvoer van grondstoffen in het geding is door de zich snel ontwikkelende concurrentie uit de Aziatische landen. Het beslag op grondstoffen wordt groter en dus is het voor Europa meer van belang efficient te produceren. Grondstoffen worden duurder, de prijs stuitert op en neer. Dat willen bedrijven niet. Ze beseffen dat ze anders moeten opereren. Veel bedrijven hadden de kostenpost natuur nooit in het vizier, maar dat bewustzijn komt nu op. Dat er bedrijven bestaan die produceren zonder te innoveren, is eigenlijk niet meer van deze tijd. Daar moet je afstand van nemen. De politiek moet helder stellen dat het niet langer acceptabel is dat er geld wordt verdiend ten koste van de natuurlijke hulpbronnen.’ Het is zaak, aldus Hajer, dat de overheid klip en klaar stelt dat zij de kant van groene groei op wil. ‘Bij het opschalen van eco-innovaties gaat veel mis. Het is lastig voor innovators om geld te krijgen voor demonstratieprojecten. Een bank denkt vaak: wil de overheid wel echt die kant op? Als de overheid een helder perspectief biedt, dus duidelijke doelen stelt, geeft dat financiers de garantie dat innovaties een goede belegging zijn.’ De overheid moet verder de creatieve koplopers koesteren, meent Hajer. ‘Als een koploper heeft laten zien dat iets mogelijk is wat anderen nog niet hadden bedacht, moet deze de ruimte krijgen.’ Een goed idee is de vaak kleine bedrijven waar de echte innovatie zit, centraal te stellen in een eigen fonds, naast het beleid voor de topsectoren. Zelf heeft PBL een aardgasbatenfonds voor ecoinnovaties voorgesteld. ‘Na 2030 lopen we jaarlijks
'als je iets wilt verkopen, moet je keuzes maken' miljarden aan aardgasbaten mis omdat het gas dan op is. Overweeg daarom om een deel van de baten die ons nu toevallen, apart te zetten om die producten uit te vinden die ons land straks minder kwetsbaar maken. Als ik Nederland vergelijk met andere landen, zoals Duitsland en Denemarken, zie ik dat ons land minder investeert in groene innovatie. Ons advies is de band met die landen aan te halen.’ opsChaleN
Innovatie gaat te langzaam bij sommige ondernemers, lezen we ook in het Energieakkoord. De doorstroming naar grootschalige demonstratieprojecten stokt. Start-ups kunnen moeilijk klanten vinden voor nieuwe technologieën en hun toepassingen. Ook de financiering van innovatieprojecten, die kapitaalintensief en risicovol zijn, laat te 12
wensen over. Aanvullende stappen zijn volgens SER-voorman Draijer van belang als het gaat om de energietransitie. ‘Veelbelovende technologieën zijn in principe voorhanden, maar voor het opschalen ervan zijn een launching customer en kapitaal nodig. Je hebt dus een middel nodig dat deze barrière overbrugt. Hiervoor zijn in het Energieakkoord aanzienlijke extra middelen vrijgemaakt,
maarteN hajer: ‘de overheid moet de creatieve koplopers koesteren’
bovenop die van het topsectorenbeleid. Allemaal met als doel dat innovaties de beruchte valley of death overbruggen.’ Als het gaat om de circulaire economie zitten we volgens Draijer aan de voorkant van het proces en moet ons land nog prikkels bouwen om innovaties te ontwikkelen. ‘Het pleidooi om de aardgasbaten aan te wenden voor eco-innovatie vind ik erg goed. De keuze van een aantal jaren geleden om deze opbrengsten in de begroting te stoppen was niet goed onderbouwd. Vanuit het perspectief van de circulaire economie zou het goed zijn deze gelden weer vrij te maken voor innovatie en kennisontwikkeling.’ Draijer is van mening dat de onderwerpen waar ons land écht goed in is extra aandacht verdienen. ‘Het is verstandig juist die gebieden aan te wijzen waarmee we het verschil kunnen maken. Voor Nederland liggen over de grenzen overweldigende kansen. De gebieden waar ons land zich in onderscheidt, zijn onder meer offshore windenergie, biobased en de adaptatietechnieken tegen de klimaatverandering, denk aan watermanagement. Op dat vlak hebben we producten in huis die hun weerga niet kennen in de wereld.’ Voor biobased is weliswaar een plek ingeruimd in het topsectorenbeleid, maar het onderwerp is slechts een van de talrijke thema’s binnen de topsector Energie. ‘Er zijn veel aandachtsgebieden, dus de middelen worden breed verdeeld. Dan ben je suboptimaal bezig. Als je iets wilt verkopen in de wereld, moet je niet met een lange lijst onderwerpen aankomen. We moeten keuzes maken, niet alleen vanwege de inzet van middelen, maar ook voor de geloofwaardigheid van het verkoopverhaal.’ • Pvdb PM SPECIAL december 2013
INNOVEREN IN DE PRAKTIJK
ALLE KOSTEN VAN EEN KOPJE KOFFIE IN KAART GEBRACHT
‘JE HOEFT ALLEEN MAAR TE KUNNEN REKENEN’ Bij de prijs die consumenten betalen voor een pak koffie zijn niet alle ecologische en sociale kosten meegerekend. De Nederlandse organisatie True Price ontwikkelde een model om die kosten inzichtelijk te maken. Met transparantie over de echte prijs kan duurzamer geproduceerd worden en weten consumenten ook welke producten de maatschappij minder kosten dan andere, zegt directeur Adrian de Groot Ruiz.
D
e productie van koffie gaat gepaard met tal van verborgen kosten, zowel in ecologisch als in sociaal opzicht, zegt De Groot Ruiz. ‘De echte prijs is de winkelprijs plus daarboven op de sociale kosten en de milieukosten,’ zegt hij. Zo wordt bij de teelt van koffiebonen de uitstoot van CO2 niet meegerekend, net zo min als de kosten van het waterverbruik en de onderbetaling van de boeren. True Price ontwikkelde samen met een aantal bedrijven en ondersteund door de ministeries van Binnenlandse Zaken, Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu een methode om achter al die verborgen kosten te komen. ‘Dat is in principe niet zo ingewikkeld,’ zeg hij. ‘Je hoeft alleen maar te kunnen rekenen.’
BUSINESSCASE
In de rekenmethode van True Price wordt onder meer een ecologische levenscyclusanalyse uitgevoerd. Per stap wordt uitgerekend wat de kosten zijn, van het verbouwen van de koffie, het verwerken van de geoogste bonen en het transport ervan naar de fabriek via het branden en verpakken tot het opdrinken van de koffie en het weggooien ervan. Dan volgt er nog een sociale analyse, waarin onder meer de effecten op werknemers, de lokale gemeenschap én de consument worden meegerekend. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van internationaal vastgelegde standaarden. Wat kost een kopje koffie dan eigen-
PM SPECIAL DECEMBER 2013
lijk? Zo makkelijk is dat nou ook weer niet te zeggen, blijkt uit het antwoord van De Groot Ruiz. ‘Dat is afhankelijk van het land en de wijze waarop de koffie geproduceerd is. Producenten in Brazilië gebruiken bijvoorbeeld veel minder water dan producenten in West-Afrika, omdat ze de geplukte bonen op een andere manier drogen.’ Voor de vraag of een koffieboer voldoende uitbetaald krijgt, wordt gekeken naar de inhoud van een ‘mandje’, met daarin onder meer voedsel, kleding en de schoolkosten voor de kinderen. ‘Dat vergelijken we met wat de arbeider krijgt en of hij voldoende krijgt.’
WETEN WAT DE ECHTE PRIJS IS KAN LEIDEN TOT INNOVATIE
Door de rekenmethode toe te passen, weten producenten wat hun verborgen kosten zijn. De Groot Ruiz: ‘Dan weet je ook hoe je je producten zo kan maken dat ze een zo laag mogelijke echte prijs hebben. Zo is het bijvoorbeeld beter om op een droge manier koffie te maken, en dichter bij huis als dat kan.’ Die kennis kan gebruikt worden om producten duurzamer te maken. Uiteindelijk is dat goedkoper. De Groot Ruiz: ‘Het is bijvoorbeeld hartstikke duur om vervuilde grond op te ruimen. Als je ervoor zorgt dat
Adrian de Groot Ruiz
de grond niet vervuild raakt, ben je goedkoper uit.’ ONDERSCHEIDEN
Weten wat de echte prijs is kan ook leiden tot innovatie. Soms is dat lowtech, bijvoorbeeld op cacaoplantages waar stokken zijn ontwikkeld voor het plukken van cacaobonen die hoog in de boom groeien. Soms is het ook hightech: een bedrijf als Akzo Nobel kan met de opgedane kennis nieuwe technologieën ontwikkelen. Voor bedrijven levert de kennis ook een interessante businesscase op, zegt de directeur van True Price. ‘Een meerderheid van de consumenten wereldwijd geeft aan duurzaam te willen kopen. Maar het koopgedrag blijft achter, omdat het niet helder is hoe duurzaam producten echt zijn. Door ook de echte prijs uit te rekenen, kan de consument eenvoudiger vergelijken wat wel of niet duurzaam is. Bedrijven die claimen duurzaam te zijn, kunnen dat daardoor ook laten zien. Zo kunnen ze zich op een gelijkwaardige manier onderscheiden van de concurrentie.’ • RVDD
13
column
Herman Stolwijk over de grenzen van een duurzame economie
Groenere groei
H
14
Foto Janneke Koorevaar
Volgens sommige studies leiden et huidige model van economische overheidsmaatregelen die een overgroei nadert de grenzen van de draaggang naar een groener ontwikkracht van de aarde. Dit is een breed kelingspad bevorderen op korte gedeelde mening onder wetenschaptermijn tot een hogere levenstanpers. Klimaat en biodiversiteit worden als het daard. Er zijn gegronde redenen om meest knellend gezien, maar ook de uitputbaarhieraan te twijfelen. Een keuze voor heid van fossiele olie en andere grondstoffen is een een groenere ontwikkeling betegroeiend probleem. De discussie over een alternakent hoe dan ook dat de economie tief economisch model centreert zich de afgelopen met extra randvoorwaarden wordt jaren rond het begrip ‘groene groei’, wat wordt geconfronteerd. Producent, consugedefinieerd als ‘economische groei met instandment en/of belastingbetaler zullen houding van de natuurlijke hulpbronnen en de mibijgevolg meestal duurder uit zijn. lieudiensten die de omgeving de mensheid biedt’. Een succesvolle transitie naar groene groei Beleid gericht op groene groei levert nieuwe mondt op den duur uit in een volledig groene ecokennis op en creëert nieuwe werkgelegenheid. nomie. De vraag is niet of zo’n groene economie kan Maar het leidt ook tot kapitaalvernietiging, bestaan, de (pre-)historie heeft op die vraag al een faillissementen en een afname van de werkgelegenbevestigend antwoord gegeven. Interessanter is de heid in niet-groene sectoren. Een groen en welvavraag of een groene economie op mondiaal niveau rend Nederland kan slechts duurzaam bestaan in een samen kan gaan met een hoge levensstandaard wereld die als geheel de draagkrachtgrenzen van de voor iedereen. Door aarde respecteert. Natioonzekerheden over nale maatregelen dienen Beleid gericht op groene groei toekomstige technolodaarom in een internagieën, de omvang van tionale context te worlevert nieuwe kennis op de wereldbevolking, de den beoordeeld. Te zeer precieze grenzen van de draagkracht van de aarde vooruitlopen op wat elders gebeurt, resulteert dikwijls en de omvang van de uitputbare grondstoffenvoorslechts in een verplaatsing van productieactiviteiten raden is het vooralsnog niet mogelijk om op deze tot over de landsgrenzen. De bijdrage aan een groene vraag een erg betrouwbaar antwoord te geven. economie is dan gering en kan zelfs negatief zijn. Voor een ontwikkeling in de richting van een De landbouw kan als voorbeeld dienen. Vergelegroenere economie is zo’n antwoord ook niet ken met andere OESO-landen is de milieudruk van nodig. Twee andere vragen zijn dan van groter bede Nederlandse landbouw groot. Maar omgerekend lang. Hoe kan zo’n ontwikkeling worden bewerkper eenheid product is ze dat niet. Een aanscherping stelligd? En zal zo’n transitie niet ten koste gaan van de milieu-eisen in eigen land die de concurrenvan de levensstandaard en de werkgelegenheid? tiepositie van de landbouw te zeer aantast, zal tot Een economie vergroent als productie- en een krimp in Nederland leiden en tot extra producconsumptieactiviteiten die een geringer beslag tiegroei elders. Weliswaar neemt het verbruik van leggen op draagkracht en hulpbronnen aantrekkunstmest, veevoer en pesticiden in Nederland dan kelijker worden dan de bestaande, niet-groene af, maar de milieuwinst hiervan zal op mondiaal nialternatieven. Door het opleggen van heffinveau vermoedelijk meer dan teniet worden gedaan gen, het introduceren van emissierechten, het door het grotere verbruik buiten ons land. Dit maakt verbieden van erg vervuilende activiteiten en de behoefte aan maatregelen en technologieën die het stimuleren van normen kunnen ‘distorsies’ zowel de concurrentiekracht van de Nederlandse die de economie ontmoedigen voor een groeeconomie versterken als de druk op de omgeving ner groeipad te kiezen, worden weggenomen. doen afnemen, des te dringender. Toch is dit niet voldoende. Grotere milieuwinAl met al is het ideaal van groene groei nog ver sten zonder dat de welvaart drastisch terugvalt, verwijderd. Het getuigt daarom van realiteitszin moeten van groene innovaties, groene investeringen om voorlopig maar niet van groene groei, maar van en technologische vernieuwingen komen. Het is bij groenere groei te spreken. uitstek een overheidstaak om de discrepantie tussen private en publieke welvaartswinst van groene inHerman Stolwijk is landbouweconoom en was novaties te overbruggen, en ze aldus te stimuleren. programmaleider bij het Centraal Planbureau. PM SPECIAL december 2013
INNOVEREN IN DE PRAKTIJK
NIEUWE METHODE SLAAT PRODUCTIEPROCESSEN OVER
IJZER EN STAAL MET MINDER CO2 Te midden van de enorme fabrieksgebouwen op het terrein van Tata Steel in IJmuiden staat een installatie die je bijna onopvallend zou kunnen noemen. Toch kan deze proeffabriek van het HIsarna-proces, die bij nadere beschouwing helemaal niet zo klein is, een revolutionaire ‘groene’ omwenteling in de productie van ijzer en staal veroorzaken.
H
et HIsarna-proces is aan het begin en eind hetzelfde als het reguliere productieproces – je begint met ijzererts en steenkool en eindigt met ruwijzer – maar je kunt een aantal tussenstappen elimineren. Om te zorgen dat er voldoende luchtstroom (‘trek’) in een hoogoven is, moet het poedervormige erts worden gesinterd – er worden poreuze brokstukken van gebakken – of tot bolletjes (pellets) worden gebakken. Omdat steenkool bij verhitting een soort asfalt wordt dat geen lucht meer doorlaat, worden er eerst cokes van gemaakt; die behoudt zijn sterkte bij hoge temperaturen, zodat de luchtstroom op gang blijft, ook bij temperaturen waarbij het erts smelt. Noodzakelijke processen, maar ze zijn duur en energie-intensief, waardoor ze ook bijdragen aan de totale CO2 uitstoot. Het HIsarna-proces slaat deze twee stappen over, legt projectleider Koen Meijer uit. ‘Bij de productie worden kolen en onbewerkt erts gebruikt. Steenkool en erts worden niet gestapeld, zoals in een conventionele hoogoven, maar in de oven gespoten. In een soort cycloonproces wordt het ijzererts direct gesmolten. Zo wordt het probleem van gasdoorlaatbaarheid vermeden.’ De toenmalige Hoogovens experimenteerden hier al in de jaren tachtig mee, maar doordat er toen meer aandacht was voor andere technieken om minder cokes te verbruiken, verdween het project naar de achtergrond. Toen het verminderen van de CO2-uitstoot in de belangstelling kwam is het project weer opgepakt. HIsarna maakt nu onderdeel uit van het ULCOS-programma (UltraLow CO2 Steel making) en wordt gezien
PM SPECIAL DECEMBER 2013
als een van de meest kansrijke methodes om de CO2-uitstoot in het staalproductieproces te verminderen. Het is een project van negen Europese staalbedrijven, de mijnbouwbedrijven Rio Tinto en LKAB en een aantal onderzoeksinstellingen, met steun van de Europese Unie en het ministerie van Economische Zaken. Sinds 2010 staat er op het terrein van Tata Steel een proeffabriek, een investering van zo’n dertig miljoen euro. OPSCHALEN
Het is een proces van lange adem. Vanaf 2011 is er elk jaar een proefcampagne geweest in de HIsarna-fabriek, waarna op basis van een analyse van verzamelde data aanpassingen zijn gedaan. Begin 2013 is het geproduceerde ruwijzer voor het eerst meegegaan in de reguliere staalproductie. In feite gaat het nu nog steeds om proeven op een laboratoriumschaal. Na een langere proefperiode in de huidige fabriek zal er een grotere proeffabriek worden gebouwd. Ook daarin worden dan een aantal jaren testen uitgevoerd om het proces productie-
HET IS EEN PROCES VAN LANGE ADEM rijp te maken. Dan volgt opschaling naar industriële omvang, met een bijbehorend proefprogramma. Uiteindelijk zal dan over circa tien tot twintig jaar duidelijk moeten zijn of invoering van het HIsarna-proces op commerciële schaal mogelijk is. Hoogovens vervangen door een ruwijzerfabriek volgens dit principe heeft
Koen Meijer
verschillende voordelen. Meijer: ‘Het gaat om een combinatie van economische voordelen en milieuvoordelen. Je kunt niet van alle soorten kolen cokes maken voor toepassing in hoogovens; je hebt speciale metallurgische kolen nodig en die zijn schaars en dus duur. Het is interessant als je andere soorten kunt gebruiken die goedkoper zijn. HIsarna betekent ook dat je minder fabrieken nodig hebt, minder energie verbruikt en minder emissies hebt. Het scheelt zo’n twintig procent aan CO2-uitstoot. De CO2 die desondanks nog vrijkomt reinigen we; nu gaat die nog de lucht in, maar we zijn er klaar voor als de overheid kiest voor ondergrondse opslag.’ De metaalsector staat voor 7 a 8 procent van het mondiale energieverbruik. Als het proces inderdaad tot (commerciële) wasdom komt, kunnen op langere termijn de conventionele hoogovens, cokesovens en pellet- en sinterfabrieken geleidelijk worden uitgefaseerd. Het gaat om enorme fabriekscomplexen waarin jaarlijks miljoenen tonnen aan materiaal wordt verwerkt. Als dat niet meer nodig is, dan kan er – mede door de lagere CO2-uitstoot – sprake zijn van een forse vergroening van de ijzer- en staalproductie. • MVDT
15 13
FAC T S & F I G U R E S
KANSEN VOOR GROENE GROEI Energiebesparende maatregelen in de
Wereldwijd groeit de markt voor schone en zuinige producten snel. Innovatie speelt daarbij een cruciale rol. Ook in Nederland is de transitie naar een duurzame economie in volle gang. Hoe staan we er nu voor en waar liggen kansen?
gebouwde omgeving hebben een positief effect op de werkgelegenheid. De maatregelen die in 2012 zijn genomen, staan voor zo’n 35.000 fte. Dit zijn bouwvakkers en installateurs, maar ook werkvoorbereiders bij aannemers, dienstverleners zoals adviseurs en architecten en
De groene productiesector had in Nederland in
toeleveranciers en productie-
2010 een toegevoegde waarde van 13 miljard euro.
bedrijven van isolatiemateriaal
Speciale cleantech-bedrijven die schone
en zuinige cv-ketels.
technologische oplossingen aanbieden op het gebied van energie-, water-, grondstof- en milieubesparende technologieën zijn goed voor circa 5 miljard euro aan toegevoegde waarde, oftewel bijna 1 procent van het bbp.
Open innovatie – het samenwerken van t steeds bedrijven met externe partijen – word
komt tot belangrijker. De meeste samenwerking het Maar nt). stand met leveranciers (75 proce klanten bedrijfsleven innoveert ook samen met private nt), proce (55 procent), concurrenten (31
Als alle kansen van de circulaire economie worden benut, kan dit voor de Nederlandse economie op
nt), consultants en r&d-bedrijven (38 proce nt) en proce (31 rwijs instellingen voor hoger onde
langere termijn een opbrengst opleveren van 7,3 miljard euro. Het
publieke onderzoeksinstellingen (24 proce
bedrag wordt voor iets meer dan 1 miljard euro ingevuld door een
nt).
toename van de dienstensector, voor 0,93 miljard euro door de landbouw en voor 5,3 miljard euro door de nijverheidssectoren (inclusief de bouw). Nederlandse multinationals bevinden zich als het om vergroening gaat in de voorhoede. Een aantal Nederlandse bedrijven als Unilever, Philips, AKZO en KLM Air France behoren tot de in totaal negentien supersectorleiders van de Dow Jones Sustainability Index 2012. Het beeld voor het midden- en kleinbedrijf is divers. Een aanzienlijk deel van het mkb blijft achter op het gebied van vergroening, terwijl anderzijds vaak juist kleinere bedrijven voor echte vernieuwing zorgen.
16
PM SPECIAL DECEMBER 2013
FAC T S & F I G U R E S
Nederland staat aan kop in de internationale recycleranglijsten. Van al het afval dat vrijkomt wordt bijna 90 procent hergebruikt of nuttig toegepast, terwijl elders in Europa gemiddeld zo’n 40 procent wordt gerecycled. Nederland heeft daardoor een hoog internationaal marktaandeel en veel kennis over scheidingstechnologie en over het bijbehorende logistieke systeem.
gelde Bij de vergroening en het te e maken daarvan door duurzam producten en technologieën exporteren, heeft Nederland
te
belangrijke concurrenten aan sland Denemarken en Duitsland. Duit en Denemarken zijn nu beter iende gepositioneerd in de snel groe
een markt voor groene technologie, 5 wordt mondiale markt die voor 202 ar. Een geschat op 4400 miljard doll ie is goede groene innovatiestrateg
erland nodig om te bereiken dat Ned kt van de ontwikkeling van die mar
Illustratie: Loek Weijts
kan profiteren.
Bronnen: Naar een lerende economie. Investeren in het verdienvermogen van Nederland (WRR, november 2013), Vergroenen en verdienen: op zoek naar kansen voor de Nederlandse economie (PBL, oktober 2013), Kansen voor de circulaire economie in Nederland (TNO, juni 2013) en Monitor energiebesparing gebouwde omgeving 2012 (AGNL, oktober 2013).
PM SPECIAL DECEMBER 2013
17
focus
lokale initiatieven in opkomst
Het gEhEim van groEn bouwEn Klein beginnen en groter groeien, dat lijkt het devies in het groene bouwen. De aandacht richt zich op de grote voorraad energievretende oudere woningen. Sommige initiatieven zullen altijd lokaal blijven, en dat is juist de bedoeling.
M
omenteel lopen er maar liefst drie programma’s om bestaande woningen energiezuiniger te maken: Energiesprong, Meer met Minder en Blok voor Blok. Alle drie richten ze zich op woningen die uit een tijd stammen dat energie betrekkelijk weinig kostte: de jaren vijftig, zestig en zeventig, toen isolatie nauwelijks een punt van aandacht was. Hier hangt in energiebesparingsopzicht het laaghangende fruit. Met relatief goedkope en ongecompliceerde bestaande isolatietechnieken kan veel winst worden behaald. Blok voor Blok probeert bouw- en installatiebedrijven er warm voor te maken en met elkaar te laten samenwerken.
'Gemeenten moeten noG wennen aan deze revolutionaire aanpak'
aanschaf van een zonnepaneel kan een mooi breekijzer zijn, om alsnog eens met de eigenaren te gaan praten over isolatie.’ Sinds de crisis komen de opdrachten niet meer vanzelf binnen. Aannemers moeten de klanten gaan opzoeken, daar speelt Blok voor Blok op in. ‘We willen ze stimuleren om samen op te trekken in het enthousiast aan de man brengen van isolatiediensten. Dat betekent dat ze leren elkaar soms wat te gunnen en dat is best moeilijk, want tot op het bot concurreren zit ze in het bloed.’ Het programma verplicht deelnemende bedrijven om met tenminste twee andere bedrijven een consortium te vormen. Zo’n consortium moet dit en volgend jaar in totaal 1500 of 2000 geïsoleerde woningen opleveren. Er lopen nu veertien projecten. Blok voor Blok, waarvan de teller nu staat op 33.000 woningen tot eind 2014, zou ervaring en kennis voor businesscases moeten genereren ten behoeve van de renovatie van de honderdduizenden verouderde woningen die nog wachten op isolatie. ‘Ik zie ze nog niet loskomen,’ moet Van Gisteren bekennen, ‘maar we hebben nog ruim een jaar. Dat samenwerken, elkaar vertrouwen en elkaar wat gunnen, dat blijkt toch wel heel lastig te zijn.’ Van Gisteren verwacht veel van de buurtregisseurs, die de stille kracht kunnen zijn achter de isolatiegolf die Blok voor Blok wil uitlokken. EnErgiEnEutraal
‘Het gaat om ingrepen die je van buiten niet ziet,’ vertelt Ruud van Gisteren van het Agentschap NL, dat het programma uitvoert in opdracht van BZK. ‘Spouwmuurisolatie, dakisolatie en vloerisolatie zijn niet sexy, mensen laten liever zien dat ze goed bezig zijn met een mooi zonnepaneeltje op hun dak, terwijl isolatie ze feitelijk meer geld zou opleveren.’ Toch hoeft de run op panelen het isolatieverhaal niet in de weg te zitten: ‘De 18
Uit de bovengenoemde isolatiecampagnes is een van de bijzonderste duurzame bouwinitiatieven voortgekomen: de Innovatiedeal Stroomversnelling. De doelstelling is zeer ambitieus: de energievoorziening van oude corporatiewoningen zo up to date brengen, dat de energiemeter op nul komt te staan. Zes woningcorporaties en de vier grote bouwers Ballast Nedam, BAM, Dura Vermeer en VolkerWessels gaan de eerste duizend prototypen PM SPECIAL december 2013
focus
winD in DE ZEilEn De ‘wattpiekprijs’ van zonnepanelen is de afgelopen acht jaar gedaald van 3,60 tot 1,40 euro en de daling lijkt nog niet ten einde. Die ontwikkeling geeft decentrale opwekking van energie een boost. Daarnaast stelt de informatiemaatschappij kleine innovatieve ideeën in staat om tot bloei te komen. ‘Je kunt alles online vinden, er is geen monopolie meer op technologische kennis,’ licht de lochemse wethouder thijs de la court toe. ‘Je kunt je eigen businessplan online zetten om het te laten checken door de hele wereld. innovaties kunnen nu in een schuur op het platteland gestalte krijgen. De komst van de 3D-printer zal dit fenomeen nog meer kracht bijzetten.’
opleveren. Vervolgens schalen ze de renovatie op tot 10.000 woningen en daarna volgt de grande finale van deal: nog eens 100.000 woningen energieneutraal, waarbij ook andere dan de vier pionierende bouwbedrijven welkom zijn om mee te werken. Ten slotte moet deze onderneming landelijk navolging krijgen voor zowel corporatiewoningen als particuliere woningen. ‘Het bijzondere is dat er aan deze deal geen cent subsidie te pas komt. Het geld dat de huurder nu maandelijks aan zijn energiebedrijf betaalt, gaat naar de corporatie. Die zorgt ervoor dat de woning geïsoleerd wordt en voorzien van een eigen energieopwekking,’ vertelt Leen van Dijke, de gemeenschappelijke woordvoerder van de bouwbedrijven. Per woning kost dat gemiddeld 60.000 euro. In totaal zal er dus ruim zes miljard worden geïnvesteerd. Minister Blok zal binnenkort de wetgeving aanpassen om aanwending van de energienota voor renovatie mogelijk te maken. ‘Gemeenten moeten nog wennen aan deze revolutionaire aanpak. Er wordt een zekere souplesse van ze gevraagd. Een voorbeeld: bij isolatie van buitenaf kan de rooilijn worden overschreden,’ aldus Van Dijke.
wijl die kennis wél in de samenleving zit. De energiecoöperatie met haar kundige vrijwilligers is het levende bewijs van de participatiesamenleving.’ De overheid moet haar rol beperken tot die van initiator en faciliteerder, meent De la Court. ‘De gemeente zal LochemEnergie helpen om te groeien van 500 leden nu tot 2000, zodat het ook mensen in dienst kan nemen. We sturen burgers bijvoorbeeld een brief om ze te wijzen op het
bottom uP
loKaal aKKoorD
Het idee van geleidelijke groei bottom up heeft overal in het groene bouwen postgevat. Klein beginnen is het motto. Sommige plaatselijke initiatieven hebben niet eens de intentie om groot te groeien. Thijs de la Court, wethouder duurzaamheid in de gemeente Lochem, stond acht jaar geleden aan de wieg van de coöperatieve energievereniging LochemEnergie. De vereniging spant zich ervoor in om de energievoorziening van huishoudens in 2020 tot 60 procent te verduurzamen. In dat streven krijgt lokaal opgewekte energie altijd de voorkeur. Maar dat is niet het enige streven: de coöperatie zet zich in voor energiebesparing en voor duurzame renovatie en nieuwbouw. De gemeente heeft lokale bouwers en installateurs samengebracht om genoeg massa en kwaliteit te krijgen voor een gezamenlijke aanspraak op rijksgeld voor duurzame renovatie. ‘Aannemers zijn niet voorbereid op de kwaliteitseisen die daaraan verbonden zijn,’ aldus De la Court. ‘De energievereniging helpt de bouwers om de eisen te begrijpen en eraan te voldoen.’ Wat in Lochem gebeurt – en in minstens nog 500 plaatsen overal in het land, want zoveel energiecoöperaties zijn er inmiddels al – illustreert een trend die ook op veel andere terreinen zichtbaar is: de samenleving neemt klassieke overheidstaken over. De wethouder: ‘De overheid waagt zich niet meer aan veel zaken. Daar hebben ze de know how ook niet voor, ter-
‘De gemeente doet niet alles wat LochemEnergie leuk vindt, hoor,’ aldus De la Court. 'De coöperatie ziet bijvoorbeeld veel in plaatselijke windmolens, maar de gemeente gelooft toch meer in concentratie in een windmolenpark.’ De ambities van de Gelderse gemeente reiken nog verder. De la Court wil een lokale variant van minister Bloks Energieakkoord voor elkaar krijgen, met een vergelijkbaar aantal deelnemers: zo´n vijftig lokale partijen, van de sociale dienst en bedrijven tot woningcorporaties. Maar de overheid moet ook bewaker zijn van de kwaliteit, vindt de wethouder. Elk initiatief heeft zo´n wakend oog op de achtergrond nodig. ‘Van een onbetrouwbaar business model heb je heel lang ellende. Want vertrouwen komt te voet, en gaat te paard. Daarom moet de overheid streng op die kwaliteit toezien.’ Het is mooi dat de duurzaamheid wordt gestimuleerd door zo veel kleinschalige, plaatselijke initiatieven, maar het is de vraag of nationale en Europese wetgeving voldoende mee kan bewegen. De la Court heeft daar in elk geval zorgen over. ‘Kijk naar de Energiebelasting. Goed, er is nu een korting voor decentrale opwekking. Maar het belastingsysteem zelf stamt uit een tijd dat alles centraal werd opgewekt, en is dus eigenlijk aan grondige renovatie toe. En die laat nog wel even op zich wachten. Traagheid is en blijft een van de grootste vijanden van innovatie.’ • CVr
PM SPECIAL december 2013
innovatieS kunnen in een SCHuur op Het platteland GeStalte kriJGen zonnepanelenprogramma van de coöperatie. We organiseren zo nu en dan een drukbezocht duurzaamheidsfeest waarop LochemEnergie veel exposure krijgt. En verder hebben wij het dak van het gemeentehuis verpacht aan de coöperatie: dat levert nu voor tachtig huishoudens 2000 kWh per jaar.’
19
focus
Nieuwe busiNessmodelleN iN de groeNe ecoNomie
Van bezit naar service De groene economie brengt nieuwe businessmodellen met zich mee. Bezit is uit, leasen en delen zijn in. Fabrikanten willen zich verzekerd weten van voldoende grondstoffen. Ook het herstel van ecosystemen stoelt voortaan op een gezonde businesscase. Het opschalen van deze groene innovatie vraagt om een gezamenlijke inzet van bedrijfsleven en overheid.
I
n de groene economie blijven bedrijven eigenaar van wat ze maken en nemen ze hun producten na verloop van tijd weer terug. Zo blijven ze verzekerd van voldoende grondstoffen. Desso leaset zo zijn tapijten, Mud Jeans zijn spijkerbroeken en Philips zijn lampen (‘pay-per-lux’). Een vergelijkbaar concept heet Take Back Chemicals. Sta de chemicaliën die je maakt niet af, maar lease ze en houd ze in bezit van de onderneming om ze later te recyclen en te hergebruiken. Dit duurzame businessmodel is in zwang in Vlaanderen. In zijn fabriek in de Antwerpse haven leaset chemiebedrijf Solvay zwavelzuur. Een in Vlaanderen gevestigde producent van deze chemische stof heeft een technologie ontwikkeld om zwavelzuur te recyclen tot een hoogwaardige kwaliteit die geschikt is voor hergebruik in het productieproces van Solvay. De voordelen zijn evident. Voorheen moest het chemiebedrijf het gebruikte zwavelzuur neutraliseren alvorens het te mogen lozen op de Schelde. De kosten daarvan vallen nu weg. De zwavelzuurproducent bespaart op productiekosten en het water in de Schelde krijgt minder vervuiling te verwerken.
BedrijVen moeten hun Businessmodel willen aanpassen De nadruk ligt op de duurzaamheidswinst, legt Bart Vander Velpen uit, manager business development en innovatie bij RoyalHaskoningDHV en bedenker van het leasingmodel. ‘Het gaat ons om upcycling. Een chemische stof wordt gerecycled voor een hoogwaardige en duurzame toepassing. Solvay hoeft geen afvalproduct meer te lozen, maar kan een gerecycled product voor hetzelfde doel hergebruiken.’ De chemische fabriek van vandaag, stelt Vander Velpen, zal een ingrijpende metamorfose doormaken. De op zichzelf staande fabriek verdwijnt. Daarvoor komen netwerken van fabrieken in de plaats, die optimaal gebruik maken van elkaars materiaal- en energiestromen. Kansen in nederland
Inspirerende ontwikkelingen daar bij onze zuiderburen. Zijn 20
dit soort toepassingen ook in ons land denkbaar? Het begin is er. RoyalHaskoningDHV heeft in opdracht van Agentschap NL samen met chemiebrancheorganisatie VNCI de kansen in Nederland onderzocht. Vander Velpen schat de potentie in ons land even groot als in Vlaanderen. ‘Het is een kwestie van aanbieden en doorpakken, al is een lange adem nodig. Bedrijven moeten hun businessmodel willen aanpassen. Dat vergt een omslag in cultuur. De chemie moet niet langer in volumes denken, maar in de toegevoegde waarde van haar producten. De verkoopstrategie van chemiebedrijven is nu nog vooral gericht op een zo groot mogelijke afzet van producten. Straks gaan ze hun klanten een dienst aanbieden, gekoppeld aan hun producten, en daar geld aan verdienen.’ Volgens hoogleraar Jan Jonker, gespecialiseerd in de verdienmodellen van de nieuwe economie, gaan we in de toekomst steeds meer ‘functionaliteitscontracten’ afsluiten. chemiebedrijf solvay
focus
We gaan producten gebruiken zonder ze te kopen. ‘Waarom zou je een auto kopen als die een groot deel van de tijd stil staat?’verwijst hij naar het voorbeeld van MyWheels, een platform voor deelauto’s. Ook burgers gaan straks gretig aan de slag met nieuwe verdienmodellen, voorziet hij. Neem de bijna tienduizend ‘winddelers’ die samen een windturbine hebben gekocht, om van die ellendige energierekening af te zijn. Of de initiatiefnemers achter thebeebox.nl die een eigen distributienet van verse groenten uit de regio hebben opgezet. ‘Dat zijn allemaal signalen van het volwassen worden van de verduurzamingsmarkt. Het zou me niet verbazen als straks het drinkwaterbedrijf afvalwater terugneemt om het te recyclen en daar en passant energie uit te winnen. De markt wordt zo cyclisch. Afvalwater bestaat niet meer,’ zegt Jonker. natuurherstel
Ook in het natuurherstel doen nieuwe bedrijfsmodellen hun intrede. Oprichter Willem Ferwerda van de Ecosystem Return Foundation (ERF) werkt aan een model om met privaat geld wereldwijd ecosystemen weer gezond te maken. Het model stelt lokale NGO’s en bewoners in staat samen met private investeerders een solide businesscase op te stellen voor de herontwikkeling van een natuurgebied. Onderdeel van het model is een gebiedsgerichte aanpak op basis van drie zones: natuur (biodiversiteit), oogstbare natuur (denk aan noten- of olijfbomen) en een economische zone als grootste inkomstenbron. ‘Dat kan landbouw zijn of woningbouw,’ vertelt de voormalig directeur van de International Union for the Conservation of
Nature (IUCN), die ook van de partij is om projecten te ondersteunen. Net als Ferwerda’s huidige standplaats, de Rotterdam School of Management van de Erasmusuniversiteit en een hele trits kennisinstellingen en internationale adviesbureaus. Een eerste project van de jonge stichting is de Baviaanskloof bij Port Elizabeth in Zuid-Afrika, waar een businessplan in de maak is om de huidige 8000 hectare van een lokale part-
de markt wordt cyclisch, afValwater Bestaat niet meer ner op te schalen naar 200.000 hectare. Het ontboste gebied wordt voor een deel herbeplant om de erosie te stoppen. ‘De essentie is bedrijven in Port Elizabeth, die er eigenlijk met de rug naartoe staan maar er wel voor hun watervoorziening van afhankelijk zijn, erbij te betrekken.’ Er staan ook ERF-projecten in India en Spanje op stapel. Een ERF-project moet niet alleen volwaardige natuur, voldoende rendement van de investering en banen voor de plaatselijke bevolking opleveren. Bij de initiatiefnemers moet ook ‘zingeving en inspiratie’ zijn. ‘Deze projecten hebben een looptijd van twintig jaar. Zonder passie en bevlogenheid hou je dat niet vol,’ licht Ferwerda toe. ‘Van belang is vooraf de juiste mensen bij elkaar te zetten. We weten dat er minder inkomsten zijn, als aan deze voorwaarde niet is voldaan.’ • Pvdb
Foto: Patrice Niset
innovatie opschalen tot een duurzame economie
S
peciale verf voor schepen zodat er minder algen aangroeien en er dus minder brandstof nodig is. Verf met minder weerstand die vliegtuigen sneller laat vliegen. Licht weerkaatsende muurverf waardoor minder sterke lampen volstaan. Peter Nieuwenhuizen, directeur future-proof supply chains bij AkzoNobel, kan legio voorbeelden noemen van innovatieve, duurzame producten die AkzoNobel heeft ontwikkeld. De multinational, die al jaren in de top drie van de Dow Jones Sustainability Index staat, doet die ideeën voor innovaties vooral op bij klanten: luchtvaartmaatschappijen, staalfabrikanten, scheepswerven. ‘Ze lopen tegen problemen aan en bespreken die met ons.’ Vrijwel altijd worden de oplossingen in eigen laboratorium ontwikkeld, vertelt Nieuwenhuizen. ‘We hebben zoveel expertise op verfgebied, dus waarom zouden we het niet zelf oplossen? AkzoNobel wil over zeven jaar 20 procent van zijn omzet halen uit producten waar een duurzaamheidsvoordeel aan zit voor de klant.’ Om die duurzame producten aan de man te brengen, is de prijs heel belangrijk, want voor een klant moet het voordeel van duurzame producten duidelijk zijn. ‘Het mag niet duurder 21
focus
zijn dan bestaande producten, bijvoorbeeld biologisch azijnzuur, óf er moet een voordeel zijn dat het prijsverschil compenseert, zoals die licht weerkaatsende muurverf. De praktijk wijst uit dat 5 procent meerprijs al een obstakel is voor aankoop. Slechts 10 tot 20 procent van de markt is bereid om meer te betalen voor duurzame producten. AkzoNobel richt zich op de 60 procent van de markt die wel duurzaam wil denken, maar er niet meer voor kan of wil betalen.’ Nieuwenhuizen zou graag zien dat de overheid in de beginfase van innovaties steun gaf aan het bedrijfsleven. ‘In het begin zijn duurzame producten vaak duur, omdat de productie dan nog beperkt is. Nu ligt het risico voor zo’n product voor de volle 100 procent bij het bedrijf.’ Als voorbeeld noemt hij het gebruik van (hernieuwbaar) hout om biologische chemicaliën te maken: ‘In Europa is hout tweemaal zo duur als in de VS, omdat we hout hier gebruiken om biocentrales bij te stoken. Daardoor loont het niet om hout te gebruiken en moeten we teruggrijpen op minder duurzame olie en gas.’ OPlOssiNgeN aaNreikeN
Om innovatieve productie te stimuleren zouden ondernemers elkaar minder moeten zien als concurrenten en vaker samenwerken, adviseert Marko Hekkert, hoogleraar innovatiewetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Ze kunnen elkaar oplossingen aanreiken. ‘Grote bedrijven worstelen vaak met radicale innovaties omdat aandeelhouders nogal eens aandringen op snel resultaat. En kleintjes hebben kapitaalbehoefte.’ Een dergelijke samenwerking gaat niet altijd goed. Hekkert noemt het voorbeeld van een energiebedrijf dat een kleine producent van zonnecellen kocht, maar er niet in slaagde om die nieuwe technologie te incorporeren. Het zou goed zijn als grote en kleine bedrijven dichter bij elkaar zouden zitten, aldus Hekkert. Een goed voorbeeld is DSM, dat mkb’ers uitnodigt zich te vestigen op technologiecampus Chemelot. Daar worden de ontwikkeling en groei van start-ups en andere bedrijven gestimuleerd, onder meer door een nauwe band met grote
ondernemers zouden elkaar minder moeten zien als concurrenten bedrijven en de academische wereld zoals het Universitair Medisch Centrum Maastricht. Studenten doen er onderzoek en opdrachten voor bedrijven die met supermoderne materialen en technieken bezig zijn. Zo kunnen innovatieve bedrijven sneller groeien. rol voor de overheid
Maar ook de overheid heeft een rol bij de opschaling van de groene economie, zegt Hekkert. ‘Idealiter gaat het met de groene economie zoals met de mens op de maan. Op een dag opperde iemand het idee om iemand naar de maan te sturen. Iedereen dacht dat het onmogelijk was. Maar toen steeds meer mensen warm liepen voor het plan, lukte het om een bemande vlucht naar de maan te sturen en nu, veertig jaar later, vinden we mensen op de maan heel normaal.’ 22
coalitie voor duurzame grOei acht nederlandse multinationals hebben zich begin 2012 verenigd in de dutch sustainable Growth coalition (dsGc). de bedrijven gaan samen actief bedrijfsmodellen voor duurzame groei bevorderen en promoten. het gaat om akzonobel, dsm, frieslandcampina, heineken, klm, philips, shell en unilever. de coalitie wordt gefaciliteerd door ernst & young, voorzitter is oud-premier jan-peter Balkenende.
Zo ver is het nog niet, terwijl dat wel zou kunnen, volgens Marga Hoek, directeur van De Groene Zaak, het platform van bedrijven die duurzaam ondernemen willen versnellen. ‘Nederland heeft goede kaarten: we hebben kennis, een handelsgeest en bedrijven zitten dicht op elkaar in een toegankelijke, platte structuur. Bovendien is Nederland een naar buiten gericht land. Maar die competenties worden onvoldoende benut.’ Ze wijst naar de overheid. ‘Die faciliteert onvoldoende. Wet- en regelgeving lopen bijvoorbeeld achter bij nieuwe ontwikkelingen. En het fiscale beleid is er nog steeds niet op gericht om de vervuiler te laten betalen. Daardoor is de prijs van groene producten onevenredig hoog en dat concurreert lastig.’ zichtbaar
Ook hoogleraar Hekkert vindt dat de overheid ‘te weinig oog heeft voor het feit dat de groene economie de enige manier is om in de toekomst geld te verdienen. Er is veel discussie en scepsis, wat het ondernemingsklimaat niet ten goede komt. Ik denk dat het van de politiek moet komen dat de groene economie de toekomst wordt. Wanneer het idee van groene groei in al het beleid prioriteit krijgt, van de industrie tot het topsectorenbeleid, zullen bedrijven en investeerders zich anders gaan gedragen.’ Hoek wijst op de kansen die er liggen: ‘TNO heeft onlangs nog becijferd dat een circulaire economie, gericht op hergebruik, een impuls kan geven van 7,3 miljard euro en 54.000 nieuwe banen zou kunnen creëren. Dat zou de weerstand toch moeten wegnemen.’ We zullen in Nederland echt met z’n allen moeten gaan voor groene groei, vat Hekkert de situatie samen. Kennis, lef, financiering, samenwerking, wet- en regelgeving en een nieuwe manier van denken. Hij noemt het voorbeeld van de tapijtfabrikant die geen nieuwe vloerbedekking meer legt, maar tegels verhuurt. Komt er een vlek in een tegel, dan wordt die omgewisseld. ‘Milieu blij, klant blij, fabrikant blij, want die ontvangt jaarlijks huur en hoeft geen vijftien jaar meer te wachten totdat de klant eindelijk een nieuw tapijt bestelt.’ Hoek geeft aan dat er een enorme markt is voor producten en diensten op het gebied van energiebesparing, hernieuwbare energie, restwarmte en recycling. ‘Maar we moeten dat wel zichtbaar maken, met behulp van nieuwe media bijvoorbeeld. Duurzaam moet hip en trendy worden, dat helpt bij de verkoop van groene producten.’ • Fdr PM SPECIAL december 2013
INNOVEREN IN DE PRAKTIJK
AUTO DELEN IN PLAATS VAN KOPEN
‘HET PLATFORM MOET STAAN ALS EEN HUIS’ Airbnb, thuisafgehaald.nl, peerby. De deeleconomie floreert. Ook SnappCar, een online platform voor het uitlenen van auto’s, springt in op de trend van bezit naar gebruik. ‘Elke auto die gedeeld wordt, leidt uiteindelijk tot tien auto’s minder op de weg.’
D
e acht miljoen auto’s in Nederland staan gemiddeld 23 uur per dag stil. ‘Dat is toch idioot veel,’ stelt Victor van Tol. ‘Het klassieke autobezit is niet meer van deze tijd. Door slimmer gebruik kunnen we toe met aanzienlijk minder auto’s.’ Reden voor hem om zo’n tweeënhalf jaar geleden met twee anderen het autodeelinitiatief SnappCar op te richten. Het principe is simpel: de auto-eigenaar verdient geld aan het uitlenen van zijn auto en helpt een ander aan vervoer, de huurder kan het type auto huren dat hij nodig heeft. De verhuurder bepaalt de prijs, SnappCar faciliteert de transactie door bemiddeling via een online platform en het verzorgen van een verplichte all-risk verzekering die geldt tijdens de verhuur. Het bedrijf rekent hiervoor een fee van 10 euro aan de huurder. ‘Alles valt of staat met betrouwbaarheid,’ stelt oprichter Van Tol, die uitgebreid consumentenonderzoek heeft gedaan voordat hij SnappCar op de markt bracht. ‘Voordat ze hun auto uitlenen willen mensen weten of eventuele schade gedekt is en wie er in hun auto gaat rijden. In het systeem zijn daarom APK en rijbewijsbezit-checks ingebouwd. Ook laten we de kredietwaardigheid van de huurders nagaan. Daarnaast beoordelen de huurders de auto’s en hun bezitters online.’ Bij dit alles staat het gebruikersgemak centraal. Van Tol: ‘Het platform moet staan als een huis, alleen dan kun je het bereik opschalen. We hebben in het ontwerp daarom al rekening gehouden met verschillende talen en volumes.’ Inmiddels heeft het netwerk meer dan
PM SPECIAL DECEMBER 2013
30.000 leden, via de site worden vijfduizend auto’s actief verhuurd. Ook de zakelijke markt haakt aan. Zo worden de honderd auto’s van de medewerkers van de Rabobank in Rotterdam inmiddels gedeeld via SnappCar. Van Tol: ‘Sinds begin dit jaar is er sprake van een stroomversnelling, maandelijks groeit het aantal transacties met 15 procent. De word of mouth speelt hierbij een cruciale rol.’ REPUTATIE
De oprichters van de peer-to-peer marktplaats hadden het economisch tij mee. ‘De deeleconomie is een trend die niet meer te stoppen is. Vroeger werd je reputatie bepaald door wat je had, nu door je gedrag,’ aldus Van Tol. ‘Mensen worden door de crisis gedwongen meer op de kosten te letten.’ De ondernemer gelooft niet in duurzaamheid ‘zonder dat er een economisch model achter zit’. Voor meer dan driekwart van de deelnemers spelen zowel sociale, economische als duurzame aspecten een rol, benadrukt
DOEL: HET AUTOBEZIT IN EUROPA MET 1 PROCENT LATEN DALEN hij. ‘Je maakt contact met buurtgenoten, verdient er ook nog wat aan of kan goedkoop een auto huren en het is beter voor het milieu.’ Toch waren er nog wel enkele ‘juridische en fiscale haken en ogen’ die moesten worden overwonnen. Zo klopte Van Tol aan bij een twintigtal verzekeraars,
Victor van Tol
zonder succes. ‘Dit initiatief was zo nieuw dat er geen historie was op basis waarvan risicoanalyses konden worden gemaakt.’ Pas twee weken voordat de site in oktober van 2011 live ging, was de deal met Centraal Beheer Achmea rond. ‘Door met ons in zee te gaan en een speciale verzekeringspolis te ontwikkelen waarbij de verhuurde auto volledig is verzekerd, heeft Achmea echt de nek uitgestoken,’ aldus Van Tol. ‘Uit recente cijfers blijkt het bedrag van de claims overigens lager te liggen dan bij andere autoverhuurbedrijven. Op de auto van de buurman zijn mensen toch een stuk zuiniger.’ De ambities beperken zich niet tot Nederland. SnappCar is al actief op de Duitse markt en zal in 2014 ook in België en Engeland worden geïntroduceerd. Van Tol: ‘Wij streven ernaar dat in 2017 in Europa zo’n 250.000 auto’s worden gedeeld. Daarmee zouden we het autobezit met één procent kunnen laten dalen. Elke auto die gedeeld wordt, leidt uiteindelijk tot tien auto’s minder op de weg.’ • RW
23 13
i n t e r n at i o n a a l
Overheid en bedrijfsleven werken samen aan armOedereductie
Het gaat om de balans tussen economy, equity en ecology De armoede over dertig jaar de wereld uit? ‘Ik zou het fantastisch vinden. En uit wetenschappelijke literatuur blijkt dat het kan,’ zegt econoom Kitty van der Heijden. ‘Alleen: als iedereen er dan hetzelfde consumptiepatroon op na houdt als jij en ik, dan heb je de natuurlijke hulpbronnen van drie aardbollen nodig. Dat wordt een bende.’ eerste directeur van de WRI-vestiging in Brussel. ‘Ik moet alles nog opzetten, dat is pionieren en waanzinnig interessant. Het WRI is een gezaghebbend topinstituut. Het is tijd de Europese ambitie aan te jagen.’ Een paar dagen na het interview vliegt Van der Heijden naar New York om daar, in de Open Working Group, verder te denken over de Sustainable Development Goals (SDG’s). Welke doelen gaat de wereld zichzelf stellen qua duurzaamheid? In haar denken staan economy, equity (rechtvaardigheid) en ecology centraal, en vooral de balans daartussen. Verankeren
De Open Working Group is in het leven geroepen tijdens de VN-top Rio+20 om duurzaamheid in de mondiale ontwikkelingsagenda te verankeren. Van der Heijden: ‘Nederland blaast in die expertgroep een aanzienlijk potje mee, heeft Heineken garandeert 110.000 Congolese boeren een afname van hun rijstoogst veel invloed. Op deze dossiers hebben we een groot profiel opgebouwd.’ Wat de SDG-onderhandelinil je een rechtvaardige verdeling, niet alleen gen bemoeilijkt, is dat veel ontwikkelingslanden milieubeleid tussen arm en rijk anno 2020, maar ook tussen vooral als kostenpost zien die hun ontwikkelingsmogelijkde generaties van 2013 en 2043, dan is groene heden inperkt. ‘Ze zeggen tegen de geïndustrialiseerde wereld: groei noodzakelijk: economische groei zonder dank je de koekoek, jullie hebben eerst lekker kunnen groeien, hulpbronnen extra te belasten. ‘Dat kan, het is géén anti-groei maakten het milieu kapot, ook binnen onze landsgrenzen, en agenda, daar ben ik niet voor, ik ben econoom, het is een andere nu leggen jullie ons beperkingen op: nieuwe milieunormen, agenda,’ stelt ambassadeur Duurzame Ontwikkeling Kitty van fytosanitaire normen en importrestricties. Ze ervaren duurder Heijden, Nederlands boegbeeld in de wereldtop. zaamheid vaak als molensteen, niet als rugwind.’ Niet voor niets is ze gevraagd door het World Resources Ze hebben gelijk dat het westen een grote historische Institute (WRI), een onafhankelijke mondiale denktank die onverantwoordelijkheid draagt en nog altijd een enorme ecoderzoek doet op het snijvlak van armoede, ontwikkeling en milogische voetafdruk heeft. Maar, benadrukt Van der Heijden, lieu, dat is toegesneden op de beleidspraktijk. Van der Heijden, tegelijkertijd is groene groei de enige mogelijkheid voor pertot voor kort directeur Klimaat, Energie, Milieu en Water bij het manente armoedereductie. ‘Zetten we die transformatie nu ministerie van Buitenlandse Zaken, begint in januari 2014 als
W
24
PM SPECIAL december 2013
i n t e r n at i o n a a l
niet allemaal in, dan wordt de wereld op termijn onleefbaar.’ Groene groei kent niet alleen winnaars. Transformatie naar een groene economie kan pas als ook de verliezers meedoen in de dialoog, anders zullen zij de vergroeningspogingen tot het uiterste frustreren. Ze moeten worden meegenomen in het proces, niet vanuit het morele imperatief, maar door het economisch aantrekkelijk voor ze te maken om hun schadelijke patronen op de lange termijn los te laten. Het zou daarbij niet zo moeten zijn dat het noorden alleen maar betaalt voor groene acties van het zuiden, dat is het oude charitasmodel, stelt Van der Heijden. ‘Het moet ook gaan over acties van het noorden die het zuiden goed doen. Ons productie- en consumptiepatroon moet anders. Minder afval, minder voedselverspilling, duurzame producten, lagere CO2-uitstoot – en het kan heel eenvoudig zijn, minder vlees en dierlijke eiwitten consumeren zou bijvoorbeeld al veel schelen.’ masserend werk
Nederland speelt een belangrijke rol in internationale fora. Ter voorbereiding van Rio+20 heeft Nederland binnen de Europese Unie het agendapunt groene groei getrokken. Dat is intensief masserend werk in de coulissen geweest, waardoor alle EU-lidstaten én de Europese Commissie uiteindelijk in Rio de Janeiro hetzelfde geluid uitdroegen tijdens de bespreking van het agendapunt Green Economy in the context of Sustainable Development and Poverty Eradication. De Nederlandse overheid, ngo’s en het bedrijfsleven werken intensief samen om groene groei internationaal te bevorderen. Patrick Villemin, corporate relations director Africa & Middle East bij Heineken, vertelt over een local sourcing project in de Democratische Republiek Congo, waar duurzame
ontwikkelingslanden zien milieubeleid vooral als kostenpost ontwikkeling hand in hand gaat met armoedebestrijding. Heineken heeft op het Afrikaanse continent acht private public partnership-projecten. De bierbrouwer betaalt daaraan 5 miljoen dollar cash en 5 miljoen dollar in natura, de Nederlandse overheid meer dan 6 miljoen dollar. Heineken wil voor de bierproductie in heel Afrika uiterlijk in het jaar 2020 tenminste 60 procent van de grondstoffen op het continent zelf inkopen. Villemin: ‘Wij garanderen 110.000 kleine Congolese boeren een afname van hun rijstoogst tegen een vooraf vastgelegde prijs. EUCORD, een ngo, schoolt de boeren in duurzame landbouwtechnieken. Ze krijgen goedkoop krediet van Heineken om zaad van hoge kwaliteit te kopen. Ook leert EUCORD de boeren hoe ze een corporatie kunnen runnen.’ Sinds de start van het project stegen de rijstoogsten gemiddeld met 42 procent. Het gemiddelde inkomen van de boeren steeg in de regio Bumba met 184 procent en in Kinshasa met 323 procent. Aangezien iedere boer veel familieleden ondersteunt, profiteren zo’n half miljoen Congolezen van dit project. Heineken draagt direct 26 miljoen dollar bij aan de lokale economie. ‘Heineken zorgt voor het transport van de oogst,’ vervolgt Villemin. ‘Boeren houden de oogst gedeeltelijk zelf, een deel brengen wij voor hen naar de lokale markt in Kinshasa, en PM SPECIAL december 2013
nederland kan de politiCal eConomy van water Helpen agenderen kitty Van der heiJden
van de rest brouwen we jaarlijks 57 miljoen hectoliter Primus, een geliefd Congolees biermerk. We doen dit niet alleen uit liefdadigheid. We krijgen een goede kwaliteit tegen een goede prijs en we konden onze import van rijst terugbrengen van 100 procent naar 13 procent. Dat scheelt kosten, maar ook flink in onze carbon footprint. Ook de belangen van de kleine boeren zijn hiermee uitstekend gediend.’ beter eVenwicht
‘Dit zijn projecten waarmee Heineken, een van de deelnemers in de Dutch Sustainable Growth Coalition, economy, equity en ecology beter in evenwicht brengt,’ reageert Kitty van der Heijden. ‘Natuurlijk willen ze groeien, maar met respect voor de lokale supply chain. Ik krijg de meeste energie van de manieren waarop bedrijven als Unilever, AkzoNobel, DSM en KLM, die in de Dow Jones Sustainability Index hoog genoteerd staan, groene groei aanpakken. Op de politieke agenda blijft het een moeilijk onderwerp, daar moet ik heel eerlijk in zijn.’ Een van de internationale speerpunten van Nederland is water. We zijn een autoriteit als het gaat om zoetwatermanagement in huishoudens, industrie en landbouw. We staan bekend om dijkbeheer, de Deltawerken, de bestrijding van overstromingen en verzilting. Onze kennis is hard nodig, ook bij aanpassingen aan klimaatveranderingen. Het kabinet verklaarde de watersector tot een van de negen topsectoren. Geld verdienen is mooi, erkent Van der Heijden, maar: ‘Nóg mooier is dat we de mensheid echt meerwaarde kunnen bieden. Water is een verdelingsvraagstuk. Zoetwaterschaarste gaat spanningen opleveren, uiteindelijk gaan mensen erom knokken. Een onderschat probleem. Nederland kan praktische oplossingen bieden én helpen om de political economy van water sneller te agenderen.’ Het huidige kabinet heeft weer wat meer politieke ambitie qua klimaatbeleid dan vorige kabinetten. Een voorbeeld daarvan is het Energieakkoord. Van der Heijden is er blij mee: ‘Zonder akkoord hadden we geen opschalingspad gehad. Het doel is nu 14 procent hernieuwbare energie in 2020, precies wat ons door de EU is opgelegd. Ik hoop dat we dat halen, we moeten daarvoor nog heel hard een beentje bijtrekken. Op de langere termijn is er méér mogelijk, en moet er meer gebeuren aan beheersing van de CO2-uitstoot. Nederland staat nummer 31 in de 2014-Climate Change Performance Index. De koploper is Denemarken, met nu al 40 procent hernieuwbare energie en in 2020 liefst 70 procent. Daar steken wij toch nog wat schamel bij af. Politici, bedrijven, bestuurders en burgers moeten uiteindelijk keuzes maken – en dat kan: het is in Denemarken echt niet veel winderiger of zonniger dan bij ons.’ • Ja 25
INNOVEREN IN DE PRAKTIJK
NEDERLANDS BEDRIJF ONTWIKKELT 100 PROCENT GROENE FRISDRANKFLES
VAN PET- NAAR PEF-FLES Avantium is al ver met de ontwikkeling van biobased producten. Uit opgeloste suikers maakt het Amsterdamse hightechbedrijf bioplastics. Samen met Coca-Cola, Danone en anderen werkt de spin-off van Shell aan een 100 procent groene frisdrankfles. ‘Toen we een demo-fles op tafel konden zetten, was Coca-Cola direct enthousiast.’
C
hief technology officer GertJan Gruter leidt ons rond in het laboratorium van Avantium in het Amsterdamse Westelijk Havengebied. We zien verschillende ruimten waarin achter glas metershoge omkastingen schuilen met ingenieuze apparaten vol leidinkjes, draadjes en fijnmazige elektronica. De slechts enkele millimeters dikke reactoren bevatten katalysatoren. Het Amsterdamse hightechbedrijf test deze ‘aanjagers’ van (petro)chemische processen voor chemie- en farmabedrijven. Zo’n zevenhonderd reactoren doen dag en nacht hun chemisch monnikenwerk. In deze grillige tijden waarin snel op externe research wordt bezuinigd, zijn bedrijven als Avantium kwetsbaar. Reden voor het bedrijf om om te zien naar de ontwikkeling van eigen producten op basis van zijn katalyse-technologie. ‘We kwamen al snel uit op biomassa. Een niche, want niemand was er in die tijd in geïnteresseerd,’ vertelt Gruter. ‘Ook bij onze klanten lag de focus op olie. Van die kant hadden we geen concurrentie te vrezen. Nu is dat helemaal omgeslagen. Biobased is hot. Eindgebruikers als Danone en Coca-Cola vragen erom. Ze willen verpakkingen van renewables die makkelijk te recyclen zijn en CO2-winst opleveren vergeleken met het gebruik van fossiele grondstoffen.’ Gruter verwijst naar de samenwerking met deze beide concerns die eind 2011 gestalte kreeg in een gemeenschappelijk R&D-platform, waar ook ALPLA en Wifag-Polytype aan meedoen. Deze bedrijven hebben veel ervaring in het verwerken van kunststof tot ver-
26
pakkingsproducten voor onder meer Unilever, Procter & Gamble en CocaCola. ‘Met Coca-Cola hadden we al in een vroeg stadium contact, maar we konden nog niet de potentie van het materiaal aantonen.’ De samenwerking met het Amerikaanse NatureWorks, een dochterbedrijf van Cargill, leverde op kleine schaal al biobased producten op, waaronder flessen. Bij een volgende keer kon Gruter dan ook bij Coca-Cola een 100 procent groene frisdrankfles op tafel zetten, die het bedrijf zelf kon testen. ‘Toen waren ze direct enthousiast.’ OUDE KRANTEN
De bouwsteen voor bioplastic, die Avantium maakt in zijn proeffabriek in Geleen, heet furaandicarbonzuur (FDCA) in chemiejargon en is het beloofde
‘BIOBASED IS HOT, EINDGEBRUIKERS VRAGEN EROM’ ‘groene’ alternatief voor tereftaalzuur, het fossiele equivalent voor onder meer de productie van PET (polyethyleentereftalaat). Het bioplastic dat met behulp van FDCA wordt gemaakt, heeft de naam PEF (polyethyleenfuranoaat). ‘PEF is niet nieuw. Reeds in 1946 is PEF voor het eerst gepatenteerd, niet lang na PET. Niemand heeft het materiaal tot nu toe echter op grote schaal kunnen maken, omdat FDCA heel moeilijk zuiver op kilogramschaal te verkrijgen was,’ legt Gruter uit. Als grondstof gebruikt Avan-
Gert-Jan Gruter
tium goedkope suikers, zoals glucose uit zetmeel. Ook niet-eetbare reststromen uit de voedingsindustrie, denk aan de bladeren en stengels van de maïsplant, en houtsnippers uit de bosbouw en zelfs oude kranten komen in aanmerking voor de productie van FDCA. Inmiddels gaat de techniek om FDCA te produceren, getooid met de naam YXY (spreek uit: ‘ixie’). In Limburg heeft het proces zich bewezen. Avantium wil nu opschalen naar een combinatie van commerciële fabrieken die uiterlijk in 2017 zo’n vijftigduizend ton FDCA op jaarbasis gaat produceren. Dan zouden ook de eerste 100 procent biobased Coca-Cola-flessen in de schappen kunnen staan. ‘We redden het alleen in deze markt als onze technologie kostenvoordeel oplevert. De eerste jaren zullen we per definitie duurder zijn. Het mooie van FDCA is echter dat het in tal van producten is toe te passen en voor supervezels en engineering-plastics, die hoge temperaturen moeten kunnen verdragen, gelden hogere prijzen.’ • PVDB
PM SPECIAL DECEMBER 2013
FInAnCIerIng
Banken en pensioenfondsen pionieren in groen Beleggen
DuurzAme investeringen moeten ook gewoon renDeren Er zijn bakken met geld nodig om het energiegebruik in te dammen en over te stappen op duurzamere energiebronnen. Kapitalen voor woningisolatie, miljoenen voor zonnepanelen en miljarden voor windmolenparken. In hoeverre zijn banken, verzekeraars en pensioenfondsen bereid kapitaal te steken in de overgang naar hernieuwbare energiebronnen?
O
ver de richting – meer doen aan energiebesparing, minder kolen, olie en gas en meer schone energie zoals wind- en zonne-energie – is nauwelijks enige discussie. Het kabinet heeft deze ambitie dit najaar met vrijwel alle betrokken partijen vastgelegd in het Energieakkoord voor duurzame groei. Ook pensioenfondsen en banken in hun rol van medefinanciers van deze omwenteling hebben hun handtekening gezet onder dit document. Aan goede intenties is geen gebrek, maar zoals altijd zit de duivel in de details. ABN Amro is een van de banken die aan den lijve ervaart hoe lastig het is verduurzaming te financieren. Deze bank heeft
windturbines kunnen zonder subsidie de concurrentie aan met gascentrales de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan met onder meer lenen aan particulieren. ‘Energiebesparing en -opwekking hebben raakvlakken met de eigen woning,’ zegt Richard Kooloos, hoofd duurzame ontwikkeling bij ABN Amro. ‘Daar zitten we dichtbij, want 1,1 miljoen klanten hebben een hypotheek bij ons lopen. Een groot deel van die huiseigenaren zou hun huis kunnen isoleren of zonnepanelen kunnen aanleggen.’ ‘Deze mensen moet je verleiden,’ stelt Kooloos. ‘Ze hebben meestal een positieve grondhouding, maar zien vaak op tegen het gedoe. Zo spelen allerlei emotionele barrières op de achtergrond een rol. Als het opruimen van de zolder zo’n drempel is bij dakisolatie, moeten we bijvoorbeeld samenwerken met een verhuisbedrijf dat daar een oplossing voor kan bieden.’ Volgens Kooloos happen huiseigenaren pas massaal toe als ze kant-en-klare oplossingen krijgen aangereikt. Gemak PM SPECIAL decemBer 2013
Het onlangs door het kabinet aangekondigde nationaal investeringsinstituut biedt pensioenfondsen en verzekeraars de mogelijkheid te investeren in duurzame activiteiten, zoals windparken op zee. door via het investeringsinstituut kleinere projecten te bundelen worden ze voor grote investeerders aantrekkelijk en daarmee haalbaar.
en duidelijkheid over de besparingen zijn daarbij van groot belang. ‘Zo’n aanbieding kunnen wij niet alleen doen. Financiering is maar een van de puzzelstukjes. Daarom praten we met veel partijen zoals installateurs en bouwbedrijven over de vormgeving van dit soort aanbiedingen.’ ArrAngementen
De bank verwacht samen met andere partijen met aantrekkelijke arrangementen te komen. ‘Veel huizen kunnen met een lening van vijf- tot tienduizend euro een stuk energiezuiniger worden gemaakt,’ zegt Kooloos. ‘De rente is bovendien aftrekbaar omdat het gaat om woningverbetering. Maar je moet de 27
FInAnCIerIng
lening niet koppelen aan de bestaande hypotheek. Dat is te ingewikkeld omdat je dan weer naar de notaris moet.’ Ook pensioenbeleggers zien mogelijkheden op grote schaal te investeren in verduurzaming van honderdduizenden woningen van particulieren en woningcorporaties. Ze hebben hierover dit jaar met de overheid gesproken in de werkgroep Verduurzaming Gebouwde Omgeving, een onderdeel van het zogeheten Catshuisoverleg. Voorzitter was Else Bos, ceo van PGGM. Een van de conclusies is dat de wil aanwezig is om dit soort beleggingen te doen, maar dat het nog ontbreekt aan concrete projecten. Niet alleen particulieren blijken huiverig een eerste stap te zetten. Bij bedrijven en instellingen ziet Kooloos vergelijkbare obstakels als bij woningbezitters. ‘De lades van de directie liggen vol met plannen hoe je kunt besparen op energieverbruik. Toch worden die plannen zelden uitgevoerd, omdat ondernemers andere zaken aan hun hoofd hebben,’ licht hij toe. Om ondernemers over de streep te trekken, heeft ABN Amro in samenwerking met onder meer Johnson Controls, Strukton en Cofely budgetneutrale energiebesparingsmogelijkheden ontwikkeld. ‘Daarbij blijven de totale kosten voor het bedrijf gelijk. Een deel van het geld wordt gebruikt om energiebesparende maatregelen te nemen. Ook krijgt de onderneming de garantie van de installateur dat de energierekening met een bepaald percentage zal dalen. Als de lening is afbetaald, ziet de onderneming zijn energiekosten dalen.’ Deze constructies onder de aandacht brengen van zakelijke klanten is nieuw voor bankmedewerkers. Kooloos: ‘Ze zijn niet gewend ondernemers te wijzen op energiebesparingsmogelijkheden. Als bank bemoeien we ons niet met de isolatiemaatregelen. Onze taak is het voorstel aan de juiste klanten voor te leggen.’ WInDpArken
De overgang naar een duurzamere economie vraagt ook investeringen van honderden miljoenen euro’s in met name
nAtIonAAl energIebespAArFonDs
Huiseigenaren Hebben beHoefte aan kant-en-klare oplossingen risico. PGGM belegt immers voor vijf pensioenfondsen die een behoorlijk rendement nodig hebben om hun pensioenambities waar te maken. Energieopwekking en -distributie vallen bij PGGM onder de noemer infrastructuur, net als wegen en tunnels. PGGM denkt groot. ‘Het beoordelen van infrastructurele projecten vergt veel tijd,’ zegt Dennis van Alphen, specialist infrastructuur bij PGGM. ‘Daarom kijken we alleen naar projecten waar we ten minste honderd miljoen euro in kunnen beleggen.’ Verder wil PGGM niet als enige in een project investeren. Dat betekent dat het pas interessant wordt als er honderden miljoenen nodig zijn en er andere geïnteresseerde beleggers zijn. Windmolenparken op zee zijn een goed voorbeeld van projecten met zo’n omvang. Hier zien Van Alphen en Pieter van Stijn (adviseur energie en verantwoord beleggen) van PGGM mogelijkheden. ‘Grote energiebedrijven staan onder druk,’ zegt Van Stijn. ‘Er wordt van ze verwacht dat ze meer investeren in duurzame energieopwekking. Daarom moeten ze geld vrij maken. Dat kan door delen van bestaande windparken of gasleidingen te verkopen.’ Voordeel van windenergie op zee is dat het een bewezen techniek is. De windturbines kunnen zonder subsidie de concurrentie aan met gasgestookte centrales. ‘Energiebedrijven blijven deels eigenaar van die parken. Zij blijven het onderhoud doen. Een deel verkopen ze door aan grote beleggers,’ aldus Van Alphen.
de rabobank en de asn bank vullen samen met de rijksoverheid
zWAbberenD beleID
het
Bovenaan de zorgenlijst van beleggers staat onzekerheid over het overheidsbeleid. ‘Spanje is een voorbeeld hoe het niet moet,’ zegt Van Stijn. Het land had een zeer gunstig beleid voor investeerders in zonnepanelen, maar als gevolg van de financiele crisis heeft de Spaanse regering deze regeling de nek omgedraaid. ‘Gevolg is dat beleggers Spanje gaan mijden omdat ze de overheid niet meer vertrouwen. Andere landen waaronder Nederland voeren evenmin een consistent beleid, maar veranderen de regels niet met terugwerkende kracht.’ Voor financiers is dit reden te speuren naar projecten die zo min mogelijk afhankelijk zijn van overheidssubsidie. ‘Een project is robuust als het ook rendabel is zonder steun van de overheid,’ zegt Kooloos. ‘Subsidie is de kers op de taart, maar het gaat om de taart zelf.’ • FvA
nationaal
energiebespaarfonds
(nef).
minister
stef
blok voor wonen en rijksdienst heeft het nef in september aangekondigd. Het fonds waarin in totaal 300 miljoen euro zit, gaat geld uitlenen aan huizenbezitters die energiebesparende maatregelen nemen. Het is de bedoeling vanaf begin 2014 gunstig geprijsde leningen te verstrekken aan huiseigenaren die daken, vloeren en gevels laten isoleren. ook zonneboilers, warmtepompen en dubbel glas komen in aanmerking voor een nef-krediet. Hetzelfde geldt voor zonnecellen, mits er eveneens wordt geïnvesteerd in energiebesparing. in principe blijft het fonds gevuld, omdat het uitgeleende geld plus de rente weer terugvloeien naar het fonds.
28
windmolenparken op zee. De politiek en milieuorganisaties koesteren bij dit soort megaprojecten hoge verwachtingen van pensioenfondsen. Die beheren immers miljarden euro’s en zijn altijd op zoek naar lange termijnbeleggingen die een stabiele kasstroom opleveren. Met ruim 140 miljard euro onder beheer is PGGM een van die grote institutionele beleggers. Het is bovendien een pensioenuitvoerder die pioniert op het gebied van duurzaam beleggen. Daarbij geldt de kanttekening die alle pensioenfondsen plaatsen bij duurzame beleggingen: ze steken alleen geld in zaken die voldoende rendement opleveren in relatie tot het
PM SPECIAL decemBer 2013
INNOVEREN IN DE PRAKTIJK
LAGERE LASTEN OP ARBEID VOOR MILIEU ÉN WERKGELEGENHEID
WINST MAKEN MET ARBEIDSINTENSIEF WERK Een betere wereld begint bij het belastingstelsel. Femke Groothuis van Ex’tax bepleit een verschuiving van de lasten op arbeid naar belasting van natuurlijke hulpbronnen. De gevolgen voor de inrichting van onze economie kunnen verstrekkend zijn.
L
agere lasten op arbeid maken werk lonender voor werknemers en goedkoper voor werkgevers. Een hogere belasting van hulpbronnen betekent dat de producten waarin die verwerkt zitten, duurder worden. Het gevolg? ‘Als nu je televisie stukgaat, koop je meteen een nieuwe. Na de belastinghervorming die wij voorstellen, zul je eerder geneigd zijn het apparaat te laten repareren,’ zegt Femke Groothuis. Het idee is dat je bedrijven in staat stelt winst te maken met modellen die arbeidsintensiever zijn, legt ze uit. ‘Reparatie, recycling, en betere service krijgen daardoor meer kans. Dat is van groot belang voor een circulaire economie. Nu worden producten vaak zo gemaakt dat je ze aan het eind van een vrij korte levenscyclus weggooit. Vaak zijn ze niet eens geschikt om te repareren of te modificeren. Dat moet anders in het licht van de toenemende schaarste.’ Het idee van de belastingschuif is niet volslagen nieuw of onbekend. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Europese Commissie hebben het al omarmd. Nederland in zekere zin ook, want ons land loopt in Europa voorop met groene belastingen. Recente kabinetsmaatregelen verlaagden opnieuw de belasting op arbeid, terwijl de btw omhoog ging – in lijn met de visie van Ex’tax. ‘De eerlijkheid gebiedt wel erbij te zeggen dat die btw-verhoging vooral bedoeld was om de staatskas te vullen, in plaats van dat er een uitgesproken visie aan ten grondslag lag,’ tekent Groothuis aan. Feit is bovendien dat het voorzichtigheid troef is bij deze maatregelen. ‘De
PM SPECIAL DECEMBER 2013
politiek is huiverig om grote stappen te zetten. Dat heeft verschillende redenen. Om te beginnen is de verschuiving die wij bepleiten niet voor elk bedrijf even gunstig. Grondstofintensieve bedrijven, die vaak weinig gebruik maken van arbeid, ondervinden er nadeel van en proberen dit tegen te houden. Daarnaast is er nog een gebrek aan kennis en aandacht voor de samenhang tussen werkloosheid, grondstoffengebruik en het belastingstelsel.’ BANENMOTOR
Groothuis benadrukt dat in haar voorstellen ook de sleutel ligt voor de aanpak van de werkloosheid die Europa zo plaagt. ‘Veel landen breken als gevolg daarvan de sociale zekerheid af, maar
'WE WERKEN AAN EEN PAN-EUROPEES STAPPENPLAN' de vraag is: hoe krijg je nu die banenmotor weer op gang? Een belangrijke schakel is het verlagen van de lasten op arbeid. Kijk bovendien eens naar het gigantische probleem van de vergrijzing dat op ons af komt. Mensen moeten in de toekomst langer werken en er moeten dus voldoende banen zijn. En hoe houd je die ouderen interessant voor werkgevers? Opnieuw: met lagere lasten. Hetzelfde geldt voor veel arbeidsgehandicapten die nu langs de kant staan.’ Ex’tax lobbyt direct bij overheden, maar zoekt vooral ook de samenwerking met het bedrijfsleven. ‘Overheden dur-
Femke Groothuizen
ven vaak weinig te veranderen omdat ze bang zijn het bedrijfsleven te schaden. Als je kunt bereiken dat bedrijven zélf ergens om vragen, sta je dus veel sterker.’ Veel ondernemingen geven al niet mis te verstane boodschappen af. ‘Je ziet dat het bewustzijn over de wereldwijde schaarste en milieuproblemen heel groot is. Zo werken Microsoft, Shell en Disney met een fictieve belasting op CO2 omdat ze vinden dat de overheid op dit punt achterblijft. Microsoft investeert deze interne belasting weer in windmolens. Bedrijven kunnen dus ook veel zelf doen, behalve natuurlijk het verlagen van belastingen op arbeid.’ Ex’tax werkt met de vier grote accountants- en advieskantoren aan een visie over hoe de belastinghervorming er in Nederland zou kunnen uitzien. Een hele uitdaging, want als bijvoorbeeld de benzine hier duurder wordt, dan gaan mensen al snel over de grens tanken. ‘Begin volgend jaar hopen we het advies te kunnen presenteren. We proberen het voorstel zo te maken dat de methodiek ook toepasbaar is in andere landen. Op die manier werken we aan een pan-Europees stappenplan.’ • RS
29
foCus
mindEr organisatiEs mEt mEEr vakkEnnis
oveRheid maakt zich op voor CiRCulaiR inkopen Nu de overheid gewend is geraakt aan duurzaam inkopen is het tijd om de volgende slag te maken, te weten een verdere professionalisering van de inkoop, stelt Siep Eilander, directeur Inkoop Rijk bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. De werkwijzen die zijn ontwikkeld binnen de Green Deals grond-, weg- en waterbouw en circulair inkopen kunnen daarbij als voorbeeld dienen.
N
a wat eerdere aanzetten hebben het Rijk en de VNG in 2009 afgesproken dat de overheid vanaf 2010 duurzaam zou gaan inkopen. Het Rijk vanwege de voorbeeldfunctie voor de volle honderd procent, gemeenten (in eerste instantie) voor 75 procent, provincies en waterschappen voor 50 procent. SenterNovem – tegenwoordig Agentschap NL – stelde criteria op voor een groot aantal productgroepen waar inkopers rekening mee moeten houden bij de aanschaf van spullen en het aanbesteden van diensten. Bekende voorbeelden zijn energie-efficiënt bouwen met materialen die opnieuw te gebruiken zijn (waaronder natuurlijk duurzaam geproduceerd hout), kunststofsoorten als PVC vermijden, niet-chloorgebleekt papier gebruiken, low of no emission voertuigen aanschaffen, biologische producten in de kantine serveren, zorgen dat je afval netjes wordt verwerkt en liefst hergebruikt, etc. Het is een waslijst aan eisen op tal van gebieden waar de inkopers én leveranciers rekening mee moeten houden. Nu we zo’n vier jaar verder zijn past de vraag of het in de praktijk allemaal wel lukt. ‘Zeker wel,’ reageert Siep Eilander, als directeur Inkoop bij het ministerie van BZK verantwoordelijk voor het inkoop-
EEn gEbouw is EigEnlijk EEn opslagplaats van matEriaal beleid van het Rijk. ‘De criteria die minister Cramer indertijd vastlegde worden ruimschoots gehaald, wij scoren daaraan gemeten met onze inkoop honderd procent duurzaam. Ook gemeenten zitten boven de afgesproken norm, mede doordat ook zij hun inkoop hebben geprofessionaliseerd, bijvoorbeeld in de vorm van gezamenlijke inkooporganisaties.’ Hij schetst de twee ‘lijnen’ die bij duurzaam inkopen van belang zijn, het milieu en de mensen. Op milieugebied zijn er minimumcriteria, ook wel bekend als ‘knock out-criteria’. Voldoe je daar als leverancier bij een aanbesteding niet aan, dan lig je eruit. Daarbovenop komen wensen die bij de beoordeling van de offerte extra punten opleveren en daarmee een 30
stimulans zijn om duurzaamheidsprestaties continu te verbeteren. Eilander: ‘Die criteria werken goed. Iedereen weet waar hij zich aan heeft te houden en ze zijn bovendien een houvast voor ambtenaren bij kleinere organisaties – gemeenten bijvoorbeeld – die zich niet full time met inkopen bezig houden.’ Wat betreft de tweede ‘lijn’, de mensen, gaat het om sociale voorwaarden bij het inkopen. Bedrijven moeten zich in hun productketen aan de internationale normen houden ten aanzien van bijvoorbeeld kinderarbeid. Verder moet er sprake zijn van social return, bij de inkoop van diensten en werken als catering of bouwwerkzaamheden moet een gedeelte – gemiddeld vijf procent – van de aanneemsom ten goede komen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Verder laten we in aanbestedingen bewust ruimte voor ondernemers om een sociaal beleid te voeren. Ruimte aan de maRkt
Michel Schuurman, programmamanager Planet bij MVO Nederland (de nationale kennis- en netwerkorganisatie voor maatschappelijk verantwoord ondernemen) ziet dat er inderdaad duurzaam beleid is geformuleerd dat veel aanknopingspunten biedt. ‘Maar in de realisatie door het Rijk en de decentrale overheden zie je dat er toch nog veel specifieke eisen worden gesteld in plaats van open uitvragen waarbij de markt de ruimte wordt geboden om met oplossingen te komen.’ Volgens zijn collega Shirley Justice, projectmanager Duurzaam Leveren aan de Overheid bij MVO Nederland, kan de overheid nog heel wat leren van het bedrijfsleven. ‘Dat wordt veel meer gedreven door concurrentieoverwegingen, die businessdrive ontbreekt nog steeds bij de overheid. Je ziet dat nu soms veranderen, overheden schrijven zaken minder gedetailleerd voor en bieden bedrijven de ruimte om met oplossingen te komen. De komst van zogenaamde categoriemanagers voor bepaalde onderwerpen zoals schoonmaak of dienstauto’s draagt daaraan bij. Zij kennen de markt en schrijven niet alles tot in detail voor.’ Eilander bevestigt dat het proces gaat veranderen. ‘We staan nu op het punt dat we veel meer aan professionele inkopers willen overlaten. Het afgelopen jaar is daarom het programma Compacte rijksinkoop opgezet. Een van de doelstellingen daarvan is om het aantal punten waar inkoopbeslissingen worden genomen te verminderen van ongeveer driehonderd tot twintig grote, professionele inkooporganisaties. Bovendien willen we meer producten gezamenlijk inkopen, denk aan kantoormeubilair voor alle departementen. Dat laatste gebeurt nu al met zestien productcategorieën, maar dat breiden we uit naar 47 met steeds een speciale categoriemanager. Als we dit PM SPECIAL december 2013
foCus
de in 2012 in gebruik genomen ramspolbrug in de n50 tussen Emmeloord en kampen. de brug is een zogenoemde energienulbrug. de energie die vrijkomt bij het afremmen van de beweegbare klep wordt opgeslagen in supercondensatoren. ook heeft de brug zonnepanelen. gezamenlijk levert dat voldoende energie op om de klep van de brug te openen.
hebben gerealiseerd kunnen we nieuwe stappen maken in het duurzaam inkopen: meer aandacht voor de total cost of ownership, in dialoog met de markt gaan en specifiekere criteria “op maat” gaan gebruiken.’ Rijkswaterstaat – een van de grootste afnemers binnen de grond-, wegen- en waterbouwsector – heeft daar al ervaring mee opgedaan in de samenwerking met de partners van de Green Deal ‘Duurzaam GWW’ die afgelopen zomer is ondertekend. Het uitgangspunt hierbij is dat vanaf een zo vroeg mogelijke fase in het aanbestedingsproces zaken als energiebesparing, leefbaarheid en beperking van materialen en grondstoffen worden meegenomen zonder vooraf generiek voor te schrijven wat de duurzaamheidseisen zijn. Hulpmiddelen als een ambitieweb of een CO2-prestatieladder worden ingezet om duurzaamheidsdoelstellingen te behalen. De aanpak voor duurzaam inkopen die daar is ontwikkeld kan als voorbeeld dienen voor andere inkoopcategorieën. Die categoriemanagers zijn een goede stap, want de rol van de inkoper en het belang van zijn professionaliteit kunnen bijna niet worden overschat, vindt Schuurman. Hij of zij staat centraal in het proces en moet leren andere vragen te stellen. ‘Bij kopieerapparaten is het al heel gewoon dat je een contract sluit voor bijvoorbeeld 10.000 printjes. Je betaalt voor de performance en de leverancier draagt het risico. Je ziet dat nu ook bij verlichting ontstaan: je koopt geen lampen meer, maar lichturen per vierkante meter en per jaar. Dat kan op veel meer terreinen, vooral als het om facilitaire zaken gaat: je kunt loopuren kopen in plaats van tapijt, diensten afnemen in plaats van producten. Alle incentives liggen dan bij de leverancier.’ De opdrachtgever hoeft zijn behoeften alleen nog maar beknopt vast te leggen, de inschrijvers moeten vervolgens met een risicoanalyse of een plan van aanpak komen. Veel effectiever dan alles gedetailleerd voor te schrijven, stelt Justice. ‘Als PM SPECIAL december 2013
bedrijven een plan van aanpak moeten schrijven is het hun eer te na om hun eigen plan niet uit te voeren.’ CiRCulaiR
De volgende fase in de verduurzaming van de inkoop is in aantocht. Uit onderzoek van TNO is gebleken dat er jaarlijks minstens zeven miljard euro te verdienen is met de circulaire economie en dat er ruim 50.000 banen door gecreëerd kunnen worden. Volgens de principes van de circulaire economie is een gebouw eigenlijk een opslagplaats van materiaal dat na pakweg dertig jaar uit elkaar wordt gehaald. De materialen kunnen daarna ergens anders voor worden gebruikt. De Rijksgebouwendienst is daar al actief mee bezig. Het mes snijdt daarbij aan twee kanten, want veel oplossingen zijn ook nog eens goedkoper doordat er bijvoorbeeld energie wordt bespaard. Een goed voorbeeld van Rijkswaterstaat is de vorig jaar in gebruik genomen energieneutrale Ramspolbrug, die door energieopslag en zonnepanelen ‘voor zichzelf zorgt’ bij het open- en dichtgaan. Schuurman: ‘Op initiatief van MVO Nederland, NEVI, The Circle Economy en PIANOo hebben het Rijk en achttien inkopende organisaties uit overheid en bedrijfsleven onlangs een Green Deal gesloten over circulair inkopen. Uiterlijk in 2016 moet circulair inkopen aantoonbaar zijn geïntegreerd in inkoopprocessen. Het besef begint te ontstaan dat het een verrijking van het inkoopvak is door meer duurzaamheid, kostenbeperking en risicoreductie, doordat je aan de markt overlaat hoe die jouw probleem oplost.’ Inderdaad, ook kostenbeperking, bevestigt Eilander. ‘Duurzaam inkopen levert rendement op. Vroeger moest je betalen voor het laten ophalen van oud papier, maar als je het goed scheidt levert het nu zelfs geld op. Duurzaam inkopen is niet alleen idealistisch, het snijdt ook bedrijfseconomisch hout. Niet de laagste prijs, maar de kwaliteit is doorslaggevend geworden.’ • Mvdt 31
U P T O D AT E
GROEN GROEIEN WILT U OP DE HOOGTE BLIJVEN van het laatste nieuws op het terrein van de circulaire economie? Volg de updates van de Ellen MacArthur Foundation via www.twitter.com/ellenmacarthur
GREEN DEALS Sinds de start in 2011 heeft het Rijk meer dan 150 Green Deals afgesloten met bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden op het gebied van energie, klimaat, water, grondstoffen, mobiliteit, biodiversiteit, biobased economy, bouw en voedsel. Volg de laatste ontwikkelingen en abonneer u op de digitale nieuwsbrief door een mail te sturen naar
[email protected] o.v.v Aanmelden Green Deal nieuwsbrief.
consumenten
OP DE AGENDA Veel overheidsbeleid is (impliciet) gebaseerd op de mens als homo economicus, iemand die in zijn eigen belang handelt en daar rati-
HOUDT U ZICH BEZIG MET DE TRANSITIE NAAR EEN GROENE ECONOMIE?
oneel en calculerend over nadenkt. Maar vanuit verschillende disciplines worden steeds meer factoren inzichtelijk gemaakt die individuele keuzes van burgers en consumenten beïnvloeden. Door rekening te houden met deze wetenschappelijke inzichten kunnen
Meld u nu aan bij de LinkedIn-groep
beleidsinstrumenten effectiever en efficiënter worden ingezet. Re-
Biobased Economy
den voor de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) om onderzoek te doen naar de duurzame gedragsstijlen van de consument. Het rapport wordt naar verwachting in het voorjaar van 2014 gepubliceerd.
WAT ZIJN DE KANSEN VOOR SMART CITIES IN NEDERLAND?
DE VISIE VAN ONDERNEMERS LEES JE IN FORUM De visie van ondernemers op groene groei en tal van andere onderwerpen lees je in Forum, hét opinieblad over ondernemers en politiek. Forum komt wekelijks uit, wordt speciaal gemaakt voor de tablet en is interessant voor politici, beleidsmakers, journalisten en ondernemers. Download nu de app in de App Store of Google Play en krijg een gratis abonnement.
Bekijk hier het filmpje!
Zie ook www.vno-ncw.nl/forum-app.. Benieuwd hoe VNO-NCW, MKB Nederland en LTO Nederland de krachten bundelen als het gaat om groen ondernemen? Op www.ondernemendgroen.nl vindt u meer informatie.