Hoe de wereld verandert Het jaar 2011 stond voor alle commissies in het teken van 'minder'. Het planaanbod voor toetsing aan welstandsbeleid was gemiddeld over het jaar 25% minder dan in 2010. De terugloop ten opzichte van 2007 is zelfs 45%. Dit wordt verklaard door de crisis in economie en bouw en door beleidsveranderingen. Het rijksbeleid werd in 2010 met invoering van WABO en BOR gewijzigd en de gevolgen daarvan werden in 2011 goed zichtbaar. Gemeenten reageren op de veranderende omstandigheden door beleid en werkwijzen tegen het licht te houden. Ook dat leidt vaak tot reductie van het aantal bouwplannen dat voor toetsing aan welstandsbeleid wordt aangeboden. Het Oversticht zelf past werkwijzen (in overleg met gemeenten) en taakomvang ook aan. Ook in huis wordt de efficiency vergroot. Al die reductie betekent vaak dat een herijking plaatsvindt op de essentie van beleidsinstrumenten: wat wilden we ook al weer met omgevingskwaliteit en hoe bereiken we dat het best? Werd met de introductie van de welstandsnota's in 2003 nog wel met argusogen gekeken naar alle kwaliteiten die in het gemeentelijk territorium konden worden onderscheiden, anno 2011 zocht men veel meer naar de nuance en naar het sturen op hoofdzaken. Er ontstaan dus meer welstandsvrije gebieden in gemeenten en er wordt meer vergunningvrij gebouwd door wijzigingen in het wettelijk kader. Tot de andere werkwijzen behoort de publieke werving van nieuwe commissieleden en voorzitters. Ruim 55 mensen reageerden op onze advertenties. Ons troffen de betrokkenheid, het elan en de nuttige feed-back die we in de sollicitatiegesprekken ervoeren. De aanwezigheid van gemeentelijke vertegenwoordigers bij de selectie bleek bijzonder waardevol. Constante in het werk van de commissies blijft hoe dan ook de aandacht voor de waarden die we in onze gemeenten herkennen en de noodzaak om beleid te formuleren op basis van de ambities die gemeenten hebben en houden om kwaliteiten te versterken en te bewaren: "de bevordering en instandhouding van het landelijk en stedelijk schoon". Stadsbouwmeester: herkenbaar adviseur burger en bestuur Behalve op 'beleid' valt er ook te sturen op de processen en procedures. In vijf gemeenten in Overijssel (Hardenberg, Losser, Tubbergen, Dinkelland en Oldenzaal) werd de stadsbouwmeester naar model van Het Oversticht geïntroduceerd. Doel is, net als bij het straktrekken van het beleid: slimmere werkwijzen en snellere procedures. Het Oversticht blijft zorgen voor inbedding en back up vanuit de organisatie. Complexe plannen kunnen worden voorgelegd aan een commissie, waarbij de leden adviseurs zijn van de stadsbouwmeester. Met de introductie van de 'stadsbouwmeester' (de term en status komen uit de wet), kunnen we ook sturen op meer vooroverleg, op een zichtbaar en herkenbaar adviseur van burger en bestuur, voorwaarden voor een ander gezicht van 'welstand'. In Hardenberg, één van de gemeenten die werken met een stadsbouwmeester, is men enthousiast. Wethouder Douwe Prinsse: “In 2011 vond een discussie plaats met de raad over de toekomst van welstand. Die discussie – gevoed door wensen vanuit de samenleving - spitste zich toe op de vraag of welstand zichzelf reguleert of niet. Samen met Het Oversticht is toen een driedeling gemaakt in gebieden: geen welstand, licht of zwaar. Voor nieuwbouwwijken en binnen de bedrijventerreinen zou je welstandsvrij kunnen werken. Bij aanrijroutes kun je denken aan een lichte vorm van welstand en bij dorpskernen wil je welstand zwaarder kunnen inzetten.” Hardenberg besloot tot een gevarieerde inzet van welstand, waaronder het werken met een stadsbouwmeester. Prinsse: “Groot voordeel is dat het werken met een stadsbouwmeester snel is. Plannen worden wekelijks behandeld. We werken gedifferentieerd: naast de stadsbouwmeester hebben we een stedenbouwkundige. Complexe plannen leggen we voor aan een kwaliteitsteam dat samen met de initiatiefnemers aan de voorkant stuurt. Hierbij kijkt de stadsbouwmeester of de plannen voldoen aan het beleid. Het werken op deze wijze heeft ons ook gedwongen ons eigen beleid helder te formuleren. Inmiddels werken we een half jaar met de stadsbouwmeester. Inhoudelijk en qua procedures zijn de ervaringen zeer positief. We zijn erg tevreden.”
Na vereniging nu stichting Op 1 januari 2011 werd de voormalige vereniging Het Oversticht een stichting. Statutair directeur/bestuurder is Dirk Baalman. Daarnaast is er een Raad van Toezicht die gevormd wordt door: • De heer L.B. Kobes, voormalig burgemeester Wierden en Twenterand (wnd) • De heer D.T. Prinsse, wethouder Hardenberg • De heer G.J. Snijders, financieel directeur Plegt-Vos Bouwgroep B.V. • De heer T.J. Schouten, wethouder gemeente Almelo • De heer W.P. van Wijngaarden, voormalig directeur accountantskantoor. De gevolgen van de economische crisis waren ook voor Het Oversticht merkbaar. In 2010 werd een pakket organisatorische en financiële maatregelen doorgevoerd om de organisatie ook bij zwaar weer gezond te houden. Voor 2011 werd een bedrijfsplan opgesteld met tien quick wins. Klik hier voor de financiële resultaten. Herbestemming & hergebruik: Het Oversticht adviseert Nu het bouwen in uitbreidingen stilvalt en de opgaven van hergebruik en herbestemming op de voorgrond komen, biedt Het Oversticht ook op dit terrein de gemeenten de helpende hand. Hergebruik van agrarische en industriële complexen hebben we de afgelopen tien jaar al veel aandacht gegeven. Wij zetten dat door met aandacht voor scholen, winkelgebieden en bedrijventerreinen en kerken (zoals het organiseren van de zeer goed bezochte bijeenkomst Vitaal gebruik van kerken, 1 december in Deventer). In 2011 werden waardestellingen gedefinieerd voor weverij De Ploeg (Bergeijk); fabriekscomplex de Nederlandse Stoom Blekerij (Ten Cate in Nijverdal); woonwijk De Hengelose Es; Hogere Textielschool De Maere in Enschede en voormalige maalderij (nu landbouwmuseum) De Laarman. Ook voor het stadhuis van Enschede werd een waardestelling gemaakt. Hierbij was de vraag waar de ruimte in het gebouw zit om dit aan te passen aan veranderende functies en eisen van deze tijd. Niet alleen voor industriële, maar ook voor agrarische complexen worden regelmatig waardestellingen gedaan. In 2011 gebeurde dit ondermeer voor erf De Veldboer (Tubbergen). Het voormalige boerenerf is door de gemeente aangekocht. In opdracht van het samenwerkingsverband InnovatieNetwerk, Provincie Overijssel en gemeente Tubbergen zal dit erf als eerste pilot van een knoopervenproject ontwikkeld worden. Doel van de pilot is de ambities die er zijn als het gaat om ruimtelijke kwaliteit waar te maken. Dat betreft bijvoorbeeld het voortbouwen op de eigenheid en karakteristieken van de plek. Om de cultuurhistorische kwaliteiten van dit erf in beeld te brengen gaf de gemeente Tubbergen Het Oversticht de opdracht om een waardestelling op te stellen van twee gebouwen op het erf, de boerderij en de rundveestal. Herbestemmen: leren van de praktijk Het Oversticht is niet alleen een advies- maar ook een kennisorganisatie. Medewerkers van Het Oversticht publiceren, geven lezingen en workshops en verzorgen met regelmaat gastcolleges binnen het hoger onderwijs. Ook vinden studenten er een plek om praktijkervaring op te doen of begeleid te worden bij een scriptie. In 2011 begeleidde Marieke van Zanten, adviseur ruimtelijk kwaliteit (erfgoed), Sanne Kersten, vierdejaarsstudent aan de opleiding vastgoed en Makelaardij van Saxion Hogeschool. Sanne schreef een scriptie met de titel ‘Herbestemd? De valkuilen en speerpunten van het herbestemmen’. In haar samenvatting zette Sanne de valkuilen op een rij: • Herbestemmen is sterk afhankelijk van de subsidiemogelijkheden; • Het bouwbesluit bevat tegenstrijdigheden; • De betrokkenheid van partijen is vaak beperkt. In haar scriptie formuleert Sanne ook aanbevelingen. De tips die zij op basis van haar analyse en de interviews met mensen uit de praktijk geeft, zijn: • Zorg voor een enthousiast team, dat in staat is het enthousiasme over te dragen op anderen. • Betrek de omgeving, en daarmee ook de omwonenden bij de planontwikkeling
• •
Zorg voor een duidelijk imago en straal dit uit Creëer vanaf het begin van het proces een heldere samenwerking tussen de verschillende partijen. • Speel in op de visie van het rijk, de provincie en gemeente\ • Onderzoek de subsidiemogelijkheden, betrek hierin de toekomstige functie • Maak concessies. Gedeeltelijke sloop kan een meerwaarde opleveren voor dat wat behouden blijft. • Betrek de maatschappelijke meerwaarde en de cultuurhistorische meerwaarde bij de financiële haalbaarheid. Op basis van de praktijkervaring van Het Oversticht bij herbestemmingsprocessen heeft de provincie gevraag twee digitale folders te maken die particulieren of beheerders van panden of complexen bij plannen voor herbestemming verder helpen. Daarbij komen vragen aan de orde als: wat zijn de mogelijkheden voor herbestemming; wie moet je betrekken bij het proces; welke vergunningen en onderzoek zijn nodig en welke financiële mogelijkheden zijn er? De folders zullen via de site van Het Oversticht en de provincie vanaf 1 juni beschikbaar zijn. Monumenten minder beschermd Van de door 'Den Haag' geëntameerde wijzigingen in 2011 is de aanpassing van de Monumentenwet per 1 januari 2012 een voorbeeld. Ook voor monumenten zijn nu vergunningvrije bouwactiviteiten gedefinieerd. De regering gaat ervan uit dat eigenaren van monumenten zelf wel kunnen bepalen of onderdelen monumentale waarde hebben en dat zij die onderdelen dan wel zullen respecteren. Op grond van onze ervaringen hebben wij daarin minder vertrouwen. Ook voor beschermde stads- en dorpsgezichten zijn vergunningvrije bouwactiviteiten voorzien. Het Steunpunt Cultureel Erfgoed Overijssel heeft door een extra financiële bijdrage van de provincie in 2011 de gemeenten een impuls kunnen bij het realiseren van gemoderniseerd erfgoedbeleid. Sinds 2007 zijn gemeenten wettelijk verantwoordelijk voor de zorg voor archeologie en moet het belang van archeologische waarden aan het begin van ruimtelijke ontwikkelingen wordt meegewogen. Per 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening uitgebreid en moet met alle cultuurhistorische waarden, ook bovengrondse, rekening worden gehouden. Dat betreft, behalve het gebouwde erfgoed, bijvoorbeeld het cultuurlandschap en grotere stedenbouwkundige, water-, wegen of groenstructuren. Het bestemmingsplan zal ingezet moeten worden om deze waarden te borgen. Modernisering Monumentenzorg (MoMo) kent drie pijlers: cultuurhistorie verankeren in de ruimtelijke ordening, herbestemming en herontwikkeling bevorderen, krachtiger en eenvoudiger regelgeving realiseren. Het Steunpunt heeft voor – en samen met - alle gemeenten in Overijssel een ‘wegwijzer voor een MoMo-proof toekomst’ opgesteld. De wegwijzer laat zien wat de gemeente heeft aan object- en gebiedsgericht erfgoedbeleid, welke stimuleringsmaatregelen er zijn, hoe herbestemming van erfgoed wordt opgepakt, of ruimtelijk erfgoed wordt ingezet ter profilering van de gemeente, en wat de werkwijze is in het ambtelijk apparaat. Op basis van deze gegevens is een aantal aanbevelingen gedaan voor verder te nemen stappen. Bij een gemoderniseerde monumentenzorg gaat het om voorkantsturing - kennisvergaring, analyse en cultuurhistorische afweging vooraf in planprocessen en een integrale gebiedsgerichte aanpak van erfgoed. Net als het rijk en de provincie Overijssel moet gemeenten inhoud geven aan de ambitie om erfgoed te behouden èn het in te zetten als inspiratie en onderdeel van ruimtelijke ontwikkelingen. Monumentenadvisering in 2011 geschiedde zowel in een aantal geïntegreerde welstands- en monumentencommissies als de Monumentencommissie van Het Oversticht. Deze laatste commissie adviseert 16 kleinere monumentengemeenten. Dat zijn Almelo, Dalfsen, Dinkelland, Dronten, Haaksbergen, Hardenberg, Hellendoorn, Losser, Noordoostpolder, Oldenzaal, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Rijssen-Holten,Twenterand en Wierden. Deze commissie bestaat uit Dirk Baalman (voorzitter), Johan Teunis, Greet Bierema, en Gesien van Altena (secretaris). De commissie vergadert iedere twee
weken op het kantoor van Het Oversticht te Zwolle. De commissie stimuleert het gebruik vooroverleg om de uitgangspunten die bij monumenten gehanteerd worden aan de voorkant van het proces scherp in beeld te krijgen. Jubileum ervenconsulentschap Op 7 oktober organiseerde Het Oversticht een bijeenkomst rond het vijfjarig jubileum van het ervenconsulentschap. Dagvoorzitter Jannie Lamberts (voormalig voorzitter LTO noord provincie Overijssel) keek met ervenconsulenten Anneke Coops en Ingrid Nij-Bijvank, gedeputeerde Bert Boerman en gastsprekers naar de resultaten van de afgelopen vijf jaar en kansen voor de toekomst. Femke Daalhuizen, als onderzoeker plattelandsontwikkeling werkzaam bij het Planbureau voor de Leefomgeving, belichtte de ontwikkelingen op het platteland, waar het aantal bedrijven in de agrarische sector de afgelopen jaren drastisch daalde, terwijl tegelijkertijd het platteland als leefomgeving in populariteit toenam. Naast nieuwe bewoners vestigen zich in oude boerderijen steeds meer niet-agrarische bedrijven. Wat voor bedrijven zien we tegenwoordig in oude boerderijen en waarom kiezen ondernemers voor een voormalige boerderij als bedrijfslocatie? Welke ruimtelijke en economische effecten heeft dit voor de omgeving? In het programma-onderdeel ‘Ondertussen bij de buren’ reflecteerden verschillende sprekers vanuit hun visie en ervaring op ontwikkelingen in het buitengebied en op erven. Vanuit het Gelders Genootschap leverde Annemiek Weijs, Gelders ervenconsulent van het eerste uur, een bijdrage. Arien Heering, medewerker gebouwd erfgoed van Landschap Erfgoed Utrecht, maakte de aanwezigen deelgenoot van de ervaringen in de provincie Utrecht en Nynke Rixt-Jukema, eigenaar van NRJ Architectuur en auteur van recente artikelen als ‘Boerderij verdient eigen identiteit’ en ‘Transformatie is de toekomst‘ gaf haar visie op architectuur èn landschap. Vanuit Engeland, was er een presentatie van Jeremy Lake, agrarisch erfgoeddeskundige in Engeland, over ontwikkelingen op het Engelse platteland (verwoord door ervenconsulent Anneke Coops).N.a.v. stellingen was er een levendige discussie tussen aanwezigen en een panel. Atelier Overijssel gaat door! Op 1 december vond in de Bovenkerk te Kampen de manifestatie KwaliteitZekert 2011 plaats. De belangrijkste boodschap van die dag was dat het werken en het zorgen voor ruimtelijke kwaliteit een garantie is voor een goede toekomst. Iedereen die aan ruimtelijke opgaven werkt, heeft hierin een verantwoordelijkheid. Niet alleen vanuit duurzaamheid of economisch perspectief (kosten / baten), maar ook vanuit sociaal perspectief. Rijksbouwmeester Frits van Dongen, burgemeester Steenwijkerland en dagvoorzitter Marja van der Tas, gedeputeerde Bert Boerma, directeur Het Oversticht Dirk Baalman en atelierleider van Atelier III, Fons Asselbergs gaven hun visie op ruimtelijke kwaliteit en de betekenis daarvan voor onze samenleving. Tijdens de bijeenkomst werd afscheid genomen van atelierleider Fons Asselbergs en werd de nieuwe atelierleider voorgesteld: Bart Buijs, lid van het managementteam van Het Oversticht. Samen met Dienst Landelijk Gebied, Kunst en Cultuur Overijssel en Landschap Overijssel werkt Het Oversticht als partner van AtelierOverijssel de komende jaren vooral vraaggericht. Opdrachtgevers kunnen het Atelier inzetten voor het bereiken van omgevingskwaliteit. Voor de financiering van de inzet van het Atelier kunnen zij een beroep doen op een bijdrage die de provincie Overijssel met een ‘voucher’ beschikbaar stelt. Aan de vooravond van de vierde equipe van het Atelier verscheen een publicatie met daarin een terugblik op het symposium en op zes jaar AtelierOverijssel. Project van ongekende omvang: opgravingen Oldenzaal Het nieuws bleef ook landelijk niet onopgemerkt: de gemeente Oldenzaal voert, voorafgaand aan herinrichting van het plein voor de Plechelmusbasiliek, een bijzonder omvangrijk archeologisch onderzoek uit. Hans Oude Rengerink, regio-archeoloog van Het Oversticht en werkzaam bij de gemeente Oldenzaal, is als projectleider betrokken bij de opgraving van duizenden skeletten in de
grond rond de kerk. Een uniek onderzoek, ook als je breder kijkt op Europees niveau. Want een continuïteit van meer dan 1000 jaar begraven, zoals in Oldenzaal, is zeldzaam. Onderzoek van de skeletten, die daarna herbegraven worden, levert veel informatie op over demografische samenstelling, welzijn, herkomst en sociale status over deze periode. Alhoewel de archeologische opgravingen zich vooral richten op menselijke restanten, komen er ook resten van bebouwing aan het licht die interessante informatie kunnen opleveren over de geschiedenis van deze oude Oldenzaalse plek. Daarbij gaat het niet alleen om de fundamenten van de voorgangers van de huidige Plechelmusbasiliek uit circa 1150, maar ook om de oudste nederzettingssporen uit de tijd van Karel de Grote en om een groot bouwwerk uit de 10e of de 11e eeuw waarvan de functie nog niet vaststaat. Regio-archeoloog Hans Oude Rengerink werkt in dit onderzoek samen met Moniek Bazen en Aart Koers (gemeente Oldenzaal). Hij is toezichthouder en directievoerder van de opgravingen. Bij het aanvraagproces voor de omvangrijke (circa 1,65 miljoen) subsidie uit de Rijksregeling voor excessieve kosten vanwege opgravingen, die verleend werd door de RCE, was hij met name betrokken bij het opstellen van besteksdocumenten en de aanbestedingsleidraad. Kennispark Twente Hoe kan inrichting van de openbare ruimte bijdragen aan versterking van een imago, een merk? Voor die interessante opgave zag Het Oversticht zich gesteld toen Universiteit Twente, de gemeente Enschede en provincie Overijssel Het Oversticht vroegen aanbevelingen te doen voor de openbare ruimte, met als doel het merk Kennispark Twente te versterken. Waar het merk Kennispark Twente voor stond werd duidelijk op een werkconferentie met stakeholders: innovatie, ondernemerschap en samenwerking tussen onderzoek en bedrijfsleven. Ook vonden er interviews plaats, om het gebied, de ontwikkelingen de ideeën over het Kennispark scherp te krijgen. In werkconferenties werden de betrokkenen bij het project meegenomen in de ontwikkelingen. Het resultaat was een breed gedragen advies waarbij voorstellen zijn gedaan die de huidige drie gebieden waaruit het Kennispark bestaat (campus; Business & Sciencepark en Kanaalzone) meer tot een eenheid maken. Het samenwerken en verbinden van bedrijven en onderzoekers is vertaald naar ingrepen als het transparant maken van gevels en opruimen van terreinafbakeningen. Nieuwe typen straatverlichting, - meubilair en bestrating kunnen het innovatieve karakter van het Kennispark ondersteunen. Deze en meer aanbevelingen dragen bij aan een passende ruimtelijk aantrekkelijke locatie. Verdronken, maar niet vergeten Het Oversticht beheert in opdracht van de provincie Overijssel het Provinciaal Archeologisch Depot. In dit depot, gevestigd in een voormalige graansilo in Deventer, zijn sinds 2005 alle bodemvondsten van archeologisch onderzoek uit de provincie - met uitzondering van Kampen en Zwolle - onder één dak gebracht. Afgezien van veel nieuw onderzoek ligt er ook een schat aan (onuitgewerkt) oud onderzoek en materiaal. Het gaat om onderzoek vanaf de jaren ’30-‘40 tot in de jaren ’90 van de vorige eeuw. ‘Onuitgewerkt’, betekent in dit geval dat er nooit goed is gekeken naar het materiaal en de bijbehorende documentatie. De vraag: kun je er nog wat mee en is het zinvol om het materiaal te bewaren, is zeker gezien de druk op de beschikbare ruimte aan de orde. Daarom is in 2011 een project gestart waarbij dit materiaal nader onderzocht wordt. Steeksproefgewijs worden tien oude onderzoeken bekeken. Hierbij wordt aangegeven welke mogelijkheden er voor uitwerking zijn. Dit levert inzicht op in de vraag: wat zullen we ongeveer moeten bewaren en wat kunnen we deselecteren? Daarnaast werd een pilot gestart waarbij de resultaten van oud onderzoek uitputtend onderzocht werden. Gekozen werd voor de resten van het verdronken dorp Beulake. Deze turfstekersgemeenschap was eind 18e eeuw ten prooi gevallen aan het water van de Zuiderzee. Eind jaren zestig van de vorige eeuw konden duikers de restanten nader onderzoeken. Destijds is veel materiaal, waaronder huisraad, opgedoken. De collectie van een kleine 1000 kilo werd bewaard in het depot. Het onderzoek dat in het kader van de pilot nu gedaan is door Annelies Berends, onder leiding van Hemmy Clevis, stadsarcheoloog van Zwolle, laat aan de hand van 60 jaar huisraad (1716-1776)
zien dat de Beulaker, zoals gedacht, leefde van turf. Het beeld dat ontstaat, is van mensen die een armoedig, hard en bijzonder spaarzaam bestaan leidden. De vondsten geven, wellicht voor het eerst, een blik op het dagelijks leven van de allerarmsten uit de 18e eeuwse samenleving. Over het onderzoek is een publicatie verschenen (Annelies Berends, Hemmy Clevis (red), Verdronken Dorp, Op zoek naar archeologische vondsten uit het verdronken turfstekersdorp Beulake, Zwolle 2012 met een voorwoord van Suzanne Wentink (provinciaal archeoloog vanuit Het Oversticht). U kunt de publicatie bestellen bij Spa Uitgevers, Zwolle (€ 12,50). Verhalen onderdeel signatuurdagen In 2011 voerde Het Oversticht in opdracht van en samen met de Provincie Overijssel het project ‘Signatuur voor het Vechtdal’ uit. Het project had als doel om overheden, lokale organisaties, bewoners, bezoekers en gebruikers in de Vechtstreek bewust te maken van het unieke cultuurlandschap dat het Vechtdal is. Het Vechtdal is een landschap met een ongekend hoge dichtheid aan aardkundige, archeologische, historisch-geografische, architectuurhistorische en ecologische waarden. Het project heeft er toe geleid dat er vier Signatuurdagen zijn georganiseerd (ontwerpsessies waarbij actuele ruimtelijke vraagstukken langs de Vecht onder de loep zijn genomen). Onderdeel van een Signatuurdag vormden de verhalen van mensen die de betreffende locatie goed kenden. Hun verhalen zijn opgetekend en geven een interessant beeld van de rijke geschiedenis van het Vechtdal. Deze verhalen zijn gepubliceerd op de website www.mijnvechtmijnverhaal.nl. Vlak voor de jaarwisseling verscheen de omvangrijke landschapsbiografie ‘Atlas van de Vecht’. De Signatuurdagen zijn zowel door de deelnemers als door de organisatoren ervaren als een zeer waardevolle manier van ontwerpen en krijgen in 2012 een vervolg. Ondanks crisis interessante ontwikkelingen In 2011 werd er door de crisis in bouw minder gebouwd. Over de gehele linie bekeken waren er weinig uitbreidingsgebieden met nieuwe kavels. Gelukkig hoeft minder niet altijd minder kwaliteit te betekenen. Zo is er bijvoorbeeld een toename te zien van kwalitatief hoogwaardige zorgvoorzieningen. De toenemende vergrijzing en bijbehorende nieuwe woonbehoefte lijken woningbouwcorporaties te stimuleren in kwaliteit te investeren, met oog op een duurzaam leefklimaat. Een voorbeeld hiervan is het ontwerp voor de Verpleeghuisdependance en wijksteunpunt van Woningstichting de Veste in Ommen. Deze dependance zal plaats bieden aan 48 cliënten van de Saxenburgh Groep. Daarnaast zal er op de verdieping een wijksteunpunt met dakterras worden gerealiseerd. Het ontwerp is afkomstig van Peters & Lammerink architecten uit Hengelo. Met name in het buitengebied vinden interessante ontwikkelingen plaats. Naast de gangbare paden die bewandeld worden, werden juist voor het buitengebied het afgelopen jaar opmerkelijke plannen voorgelegd aan de commissies. Zo werd de welstandscommissie Dalfsen positief verrast door het vernuftige plan van architectuurstudio SITEC voor een gemaalwoning in Dalmsholte. Aan het bestaande volume wordt een nieuw volume toegevoegd, dat in architectonische uitwerking op een eigentijdse wijze voortborduurt op het oude gemaal. De landschappelijke inpassing is gegarandeerd door een terreinplan van Odin. Voor landgoed Roggebotstaete (Dronten) veranderde het programma van eisen en moest – alhoewel het oude plan naar de mening van de commissie een hoogwaardige architectonische kwaliteit had – er een nieuw ontwerp komen. Het is knap dat de ontwerpers erin geslaagd zijn hun opzet te verbeteren. Dit komt door een en het entreegebouw een koppeling vormt tussen twee maaivelden. De commissie concludeerde dat het plan “voldeed aan de hoogst mogelijke kwaliteit”. In Den Ham, deels in de dorpskern, deels in de groene long, zal een bestaande woning worden gereconstrueerd tot schuur, terwijl op het achtererf een nieuwe woning komt. Het platte dak van een eerder ontwerp werd gewijzigd in een geknikte kapvorm, waarbij het advies van de commissie om juist hier te kiezen voor
een moderne woning, geïnspireerd op traditionele bouwvormen, opgevolgd werd. Met het plan wordt, naar mening van de commissie, de ruimtelijke kwaliteit op de locatie verbeterd. Herbestemming en hergebruik vinden in toenemende mate plaats. Dat levert vaak mooie projecten op, die niet alleen bijdragen aan behoud van cultureel erfgoed, maar ook aan verlevendiging van locaties. Zo krijgt in Zwolle de Broerenkerk in de vorm van boekhandel Waanders een nieuwe gebruiker. Er werd een aanbouw ontworpen door 19Het Atelier die plaats zal bieden aan toiletten, keuken en opslag. Het ontwerp toont een gestaffelde gevel van individuele pandjes met een ruimtelijk accent ter hoogte van de hoofdentree van het kerkgebouw. De geveltjes worden onderling verbonden door glasstroken en de kappen worden met zink gedekt. De commissie spreekt van een spannend ontwerp. Overijssel Restaureert! Ook in 2011 Een enorme subsidie van de provincie Overijssel maakte het mogelijk dat in 2009 en 2010 maar liefst 34 rijksmonumenten een flinke opknapbeurt kregen. Het gaat daarbij om een breed scala aan monumenten: van kerken tot molens en van scholen tot schaapskooien. Door in crisistijd te investeren in het opknappen van deze rijksmonumenten is bovendien een flinke bijdrage geleverd aan de economie en de werkgelegenheid. Daarbij hadden jongeren een bijzondere rol. Bij meer dan de helft van de projecten werkten jongeren mee die een restauratieopleiding volgen bij de stichting RIBO. Als vervolg op de succesvolle aanpak van 2009-2011 is in maart 2011 nog een extra subsidie gegeven voor het wegwerken van restauratieachterstanden van Rijksmonumenten. Hiermee werden in 2011 o.a. de Broederenkerk in Deventer, de boerderij de Oude Mars in Zwolle, de watertoren in SintJansklooster en de Hoeve Deperman in Reutum aangepakt. 1 juni 2011 maakte de provincie bekend de toegezegde extra subsidie van 6 miljoen nog eens te verhogen tot 11,5 miljoen euro. Het Oversticht adviseerde bij de subsidieaanvragen en verzorgt het communicatietraject Overijssel Restaureert! Alle projecten en de restauratievorderingen zijn te zien op de site www.overijsselrestaureert.nl Op 10 september (open monumentendag) waren vele monumenten die inmiddels gerestaureerd waren of waar nog volop gewerkt werd, opengesteld voor bezoekers. Er waren veel publieksactiviteiten. Voor bezoekers waren er ansichtkaarten met informatie over het restauratieprogramma. Op 8 februari publiceerde de NRC onder de kop “Monumentenzorg - Overijsselse miljoenensubsidie monumenten houdt bouwsector aan het werk” een artikel over de Overijsselse restauraties. En meer… Dit jaarverslag geeft een beeld van de advisering en activiteiten van Het Oversticht in 2011. In de Over> en in onze digitale nieuwsbrief heeft u het afgelopen jaar kunnen lezen over projecten die hier niet uitgebreid aan de orde zijn gekomen. Projecten als de ‘Ervengids Wierden’, die we maakten. Met informatie over streekeigenheid en tips voor erven van nu. Of ‘Bossies an de diek’, een gids waar de streekeigenheid van tuinen in het lint Staphorst-Rouveen centraal staat. Een gids die op een bijzonder mooie najaarsdag werd aangeboden aan wethouder Brand. Het bijzondere project erfgoed voor kinderen in de buitenschoolse opvang werd uitgebreid in de Over> belicht. De resultaten van dit project zijn inmiddels te bekijken op een site. Een project van een heel andere orde in 2011 was ‘Uit in Flevoland!’. Een brochure met mogelijkheden voor teamuitjes, personeelsreisjes of excursies voor relaties in Nederlands jongste provincie. Het Oversticht maakte deze gids, waarbij de kwaliteit van het unieke landschap en de bebouwing uitgangspunt vormt, samen met het Steunpunt voor Archeologie en jonge Monumenten in Flevoland, Stichting cASLa, het Flevo-landschap en Stichting ALS (Architectuur, Landschap, Stedenbouw).