Openbaar Lunchcollege ‘De toekomst van werken en hoe de wereld van het werk verandert’ 24 juni 2014
Aan: De deelnemers van het openbaar lunchcollege ‘De toekomst van werken en hoe de wereld van het werk verandert’ d.d. 24 juni 2014
Loes Spaans 070 - 376 57 11
[email protected] 15 juli 2014
Inlichtingen Telefoon e-mail bijlage(n) briefnummer zaaknummer datum
Onderwerp: Verslag Openbaar lunchcollege ‘De toekomst van werken en hoe de wereld van het werk verandert’ Sprekers: prof. dr Paul van der Heijden, prof. dr Maarten Goos, mevr. Isabel Gaisbauer
Introductie Prof. dr Paul van der Heijden opent en heet iedereen van harte welkom op het lunchcollege ‘De toekomst van werken en hoe de wereld van het werk verandert’. Dit thema zal in een cyclus verder worden verdiept en blijft op de agenda van de leerstoelen staan. Tijdens dit lunchcollege zal eerst prof. dr Goos, vervolgens prof. dr van der Heijden en tot slot mevr. Gaisbauer een inleiding geven. Prof. mr. van der Heijden is hoogleraar Internationaal Arbeidsrecht aan de Universiteit Leiden en voorzitter Bestuur Leerstoelen CAOP. Hij schetst de ontwikkelingen in de arbeid in de afgelopen eeuw. Honderdtwintig jaar geleden vond de industriële revolutie plaats waardoor de agrarische sector, waar destijds 95% van de bevolking werkte, totaal werd omgegooid. Tegenwoordig werkt nog slechts 2% van de bevolking in de agrarische sector en zijn de meeste banen te vinden in de dienstensector. Op dit moment vindt de technologische revolutie plaats en die heeft net zoveel impact als de industriële revolutie destijds. De wetenschap probeert inzichtelijk te maken wat er precies gebeurt en wat dit betekent voor de instituties en de systemen die de maatschappij i.c. het publiek domein hebben ontwikkeld. Prof. dr. Maarten Goos Maarten Goos is hoogleraar Economie van de arbeidsmarkt aan de KU Leuven en tevens verbonden aan de Universiteit van Utrecht. In de media wordt veel gesproken over robots die onze banen kunnen overnemen en er heerst een technologische ‘vrees’. Zo werd er in een studie van Oxford beweerd dat tegen 2035 50% van onze huidige banen zijn geautomatiseerd. Deze technologische vrees is niet nieuw, deze was
Openbaar Lunchcollege ‘De toekomst van werken en hoe de wereld van het werk verandert’ 24 juni 2014 er ook tijdens de industriële revolutie. De totale tewerkstelling is over de afgelopen jaren alleen maar toegenomen, juist dankzij industriële en technologische vooruitgang. Daarmee acht dhr. Goos deze vrees ongegrond. Er is een drietal ontwikkelingen van invloed op de technologische revolutie: 1. De polarisatie van de banenstructuur In de afgelopen jaren is de totale tewerkstelling dankzij de recessie gedaald met 370.000 banen. Als je de tewerkstellingsevolutie opsplitst in drie categorieën, (1) hoog betaalde banen, (2) de middel betaalde banen en (3)laag betaalde banen, dan zie je banen voornamelijk verloren gaan in de middel betaalde banen. Dit zijn bijvoorbeeld kantoorbedienden en handarbeiders in de industrie. De gemiddeld betaalde banen verdwijnen en de hoog- en laag betaalde banen blijven stabiel. Men noemt dit hollowing out, het verdwijnen van de middelklasse in onze economie. Dit werd versterkt door de recessie, maar is al gaande sinds de jaren 1980. In termen van welvaart is dit een grote uitdaging voor onze samenleving. Het risico om in een armoedespiraal terecht te komen is groter en de mobiliteit tussen hoge en lage klasse neemt af. 2. Toenemende ongelijkheid Polarisatie van de banenstructuur is een van de factoren die invloed heeft op de inkomensongelijkheid. Uit de Gini-coëfficiënt voor Nederland blijkt dat de inkomensongelijkheid is toegenomen. In de eerste helft van de 20e eeuw is tegelijkertijd sprake van sterke economische groei en het dalen van de inkomensongelijkheid. Blijkbaar kunnen we deze twee tegenwoordig niet meer combineren. 3. Economische stagnatie Economische stagnatie is het idee dat op ook lange termijn onze economie eruit zal blijven zien als in een recessie. Een van de drijfveren waarom we op lange termijn moeten denken aan een groei van 0,5% in plaats van 2% of 3% komt ook door demografische veranderingen. De afname in de bevolkingsgroei is ingezet vanaf 1970 en komt vooral door een daling in de fertiliteit van de samenleving. Dit is een belangrijke uitdaging voor de macro-economie. Aggregatieve vraag en een daling in innovaties. Wat betekent dit nu voor een overheid? -
-
Flexibele arbeidsmarkt met inkomenszekerheid. De banenstructuur verandert constant en mensen moeten voortdurend veranderen van beroep als gevolg van technologische vooruitgang. Polarisatie vraagt flexibiliteit op de arbeidsmarkt en flexibiliteit van werknemers. Aanbod van gevraagde competenties door scholing en opleiding kunnen invloed uitoefenen op het voorkomen van ongelijkheid. Stagnatie door (markt)werking vraagt naar een rol voor de overheid. Economische stagnatie betekent dat er ergens iets niet optimaal functioneert in onze economie. Deels door de marktwerking van onze economie maar ook andere aspecten van de economie. Dat vraagt om een actieve rol van de overheid bijvoorbeeld in het behouden van de publieke tewerkstelling.
Openbaar Lunchcollege ‘De toekomst van werken en hoe de wereld van het werk verandert’ 24 juni 2014 Spreker is een mindfull optimist. Hij denkt dat technologie en globalisering een betere arbeidsmarkt mogelijk maken maar dat dit niet vanzelf gaat. Er ligt een belangrijke rol voor de overheid. De bottle neck voor economische groei en banengroei is niet technologie. Er is voldoende technologie en het proces van technologische innovatie versnelt zelfs nog. De bottle necks zullen eerder zitten aan de institutionele zijde van onze economie zoals bijvoorbeeld een belangrijke rol van de overheid. De overheid bepaalt bijvoorbeeld hoe de arbeidsmarkt zich ontwikkelt. Als je de tewerkstellingsevolutie van de afgelopen recessie vergelijkt met de tewerkstellingsevolutie uit de grote depressie dan zie je dat de grote depressie initieel een grotere negatieve impact had op de tewerkstelling. Maar het herstel uit de afgelopen crisis gaat langzamer en daarom is er snel actie nodig zodat de negatieve impact van de afgelopen crisis niet groter wordt. Prof. dr Paul van der Heijden Het vaste arbeidscontract is 100 jaar oud en een gevolg van de industriële revolutie. Voor de industriële revolutie werkte men op het land als dagloner en had men geen contract voor onbepaalde tijd. Het vaste contract is dus echt een ding van de 20e eeuw. We zien dat het percentage van de beroepsbevolking met vaste contracten vanaf 1980 (89%) tot nu (68%) hard terugloopt. Dit percentage neemt nog verder af en dit is dus een belangrijke ontwikkeling. Aan de andere kant van het spectrum ziet men flexarbeid toenemen. Dit gebeurt op twee manieren. Allereerst neemt het aantal flexibele arbeidscontracten zoals de 0-urencontracten, uitzendcontracten en parttime contracten, toe. Daarnaast neemt tegenwoordig meer dan 1/3 van de werkgevers zzp’ers aan. Deze personen hebben helemaal geen arbeidscontract, maar werken met een overeenkomst van opdracht. Een aantal oorzaken die aan deze ontwikkeling ten grondslag liggen: -
-
Economische oorzaken: vaste arbeid is te duur geworden. De arbeidskosten zijn zover gestegen dat werkgevers en met name het mkb, dat niet meer kunnen opbrengen. Arbeidskosten zijn de afgelopen jaar met 12,5 % gestegen terwijl de reële lonen met 12,5% zijn gedaald. De kosten blijven maar stijgen, maar de werknemer ziet er niets van. Ook andere arbeidskosten zijn hoog, een werknemer in dienst van de overheid of particuliere werkgever krijgt 13 maanden salaris voor 11 maanden werk. De werkgever moet twee jaar lang de ziekte doorbetalen. Bij een ongelukkige val van een keukentrapje moet de werkgever dat betalen. Daarnaast zijn de kosten van de pensioenpremie ook erg hoog voor de werkgever. Al deze kosten richting werkgever zijn prohibitief geworden om iemand aan te nemen, terwijl dit voor een zzp’er niet opgaat. Sociaal culturele veranderingen zoals de individualisering en participatie. Mensen willen zelf bepalen in welk deel van hun leven zij iets doen en daar individueel zeggenschap over hebben. Een verplicht pensioen past niet bij de zelfbewuste, individuele moderne burger/werknemer.
Openbaar Lunchcollege ‘De toekomst van werken en hoe de wereld van het werk verandert’ 24 juni 2014
Alles draait om het arbeidscontract, of u een hypotheek krijgt, of u een huurcontract krijgt, of u met pensioen kunt, of u vakantiegeld krijgt uitbetaald. Het grootste voordeel van het arbeidscontract is de bescherming. Je ziet dat om allerlei reden andere contracten de voorkeur gaan krijgen. Stelling: arbeidsverhouding centraal Spreker poneert dat niet het arbeidscontract centraal moeten staan maar de arbeidsverhouding. Dit is een breder begrip waar ook de alle type flex-contracten onder kunnen vallen. Op die manier kun je alle vormen van arbeid weer bundelen en binnen die groep de zekerheden herverdelen. Er zijn ontwikkelingen op de arbeidsmarkt aan de gang waarbij de overheid het voortouw moet nemen om op basis van wetenschappelijke analyse beleid op te maken.
Isabel Gaisbauer, senior beleidsmedewerker Europa bij CAOP De bovengenoemde ontwikkelen spelen ook in andere Europese landen. Is er voor deze problemen dan ook een Europees antwoord? De Europese Unie heeft drie strategieën 1. Europa 2020 Deze strategie moet zorgen voor inclusieve duurzame slimme groei binnen Europa. In deze strategie wordt een aantal doelstellingen genoemd. Voor ons is interessant: arbeidsparticipatie, onderwijs en inkomensongelijkheid. Momenteel worden op Europees niveau de doelstellingen niet gehaald. Er zijn weliswaar meer hoger opgeleiden en minder ‘drop-outs’ maar de arbeidsparticipatie blijft achter en de inkomensongelijkheid neemt alleen maar toe. Is dit wel de juiste strategie? De EU heeft alle overheden gevraagd om input te leveren voor een nieuwe strategie. De oude 2020 strategie gaat uit van het idee dat wanneer er binnen heel Europa dezelfde doelen worden gesteld en deels hetzelfde beleid wordt gevoerd de lidstaten steeds meer naar elkaar toe groeien, een soort Europese convergentie. Dit werkt niet meer aangezien de ontwikkeling is dat succesvolle landen steeds succesvoller worden en landen die niet goed mee komen juist steeds verder achterblijven. 2. Europese interne markt De Europese interne markt is de kern van de EU waar onder andere ook vrijheid van arbeid binnen valt. De arbeidsmobiliteit tussen de lidstaten ligt erg laag. Toch is tussen 2008 en 2013 de arbeidsmobiliteit wel gestegen van 2,1% naar 3,3 %. Dit heeft echter vooral te maken met de
Openbaar Lunchcollege ‘De toekomst van werken en hoe de wereld van het werk verandert’ 24 juni 2014 toetreding van nieuwe lidstaten en de economische crisis. Daarnaast is de jongere generatie meer bereid om te verhuizen voor een baan. Er is dus wel een stijgende lijn, maar de mobiliteit blijft erg laag. Het toekomstbeeld van één arbeidsmarkt ligt nog ver in de toekomst en is niet makkelijk te realiseren. Er is nu een roep naar overheden om barrières om in de publieke sector te werken voor burgers uit andere EU-landen weg te nemen. Binnen de gezondheidszorg loopt de arbeidsmarktmobiliteit vooruit en de verwachting is dat deze mobiliteit nog verder zal stijgen door de tekorten op de arbeidsmarkt. De experts zijn het er nog niet over eens of dit werkelijk gaat zal plaatsvinden dus dat zal zich in de toekomst moeten uitwijzen. 3. Skills agenda Dit is een soft-policy strategie. Er zijn heel veel verschillende initiatieven die zich richten op toekomstige vaardigheden en competenties zoals E-skills en 21st century skills. De EC geeft hier geld voor en richt denktanks is. Er is op een aantal niveaus sprake van een mis-match. Sector overstijgend: Uit onderzoek bleek dat 23% van de bevolking aangeeft dat ze niet de benodigde vaardigheden hebben terwijl 40 % van de bedrijven moeite heeft met vinden van werknemers met de juiste vaardigheden met name in bepaalde sectoren zoals ICT. Binnen een sector: Er is sprake van een mis-match tussen opleiding en praktijk. Problematisch met het aanpassen van curricula is dat dit enige tijd kost en men als snel 3 à 4 jaar verder is voordat studenten met de juiste vaardigheden afstuderen. Daarnaast gaan ontwikkelingen steeds sneller en wordt het risico op deze mis-match dus ook steeds groter. Over-kwalificatie: Overschot op de arbeidsmarkt zorgt voor over-kwalificatie van het personeel. Deze mensen verdienen minder, hebben minder carrièrekansen en stromen eerder uit. De conclusie is aldus spreekster dat er niet zomaar een Europees antwoord is, maar dat per lidstaat moet worden gekeken hoe men omgaat met de vraagstukken op de arbeidsmarkt en deze kennis dan met elkaar gedeeld moet worden.