&
FINANCE
CONTROL
Financial accounting
Onderz oek naar nale v ing standaard
TOEPASSING NIEUWE PENSIOENVERSLAGGEVINGSREGELS ZEER SLECHT Vanaf 1 januari 2013 is IAS 19R1 de geldende standaard voor het opstellen van pensioenverslaggeving voor beursgenoteerde ondernemingen. De standaard heeft tot doel de verslaggeving rondom pensioenen minder complex te laten zijn dan onder IAS 19, door onder andere de corridormethode af te schaffen. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft in 2014 onderzoek verricht naar de toepassing van IAS 19R onder 57 aan de Euronext Amsterdam genoteerde ondernemingen. De belangrijkste conclusies zijn dat de nieuwe toelichtingsvereisten in IAS 19R slecht worden toegepast en dat bedrijfstakpensioenregelingen niet consistent worden gekwalificeerd.
D O O R D R . F E R D Y VA N B E E S T
H
et onderwerp pensioenen heeft volop de aandacht. Of het nu gaat om de 105%-grens van De Nederlandsche Bank, de korting op pensioenen, of het filosoferen over de toekomstige onbetaalbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel; pensioenen blijven een belangrijk onderdeel van het maatschappelijk debat. De AFM houdt onder andere toezicht op de jaarverslaggeving van beursgenoteerde ondernemingen. Deze ondernemingen dienen hun jaarrekeningen op te stellen op basis van de International Financial Reporting Standards (IFRS). Voor het verslaggevingsjaar 2013 is de International Accounting Standard (IAS) 19 vervangen door IAS 19R (‘Employee Benefits’). De wijzigingen in de standaard hebben onder meer tot doel de complexiteit van de pensioenverslaggeving te verminderen, zodat de bruikbaarheid van het jaarverslag toeneemt voor beleggers en andere gebruikers. IAS 19R beoogt dit onder meer te bereiken door beperking van de keuzemogelijkheden in de waardering van de pensioenverplichtingen en uitbreiding van de toelichtingsvereisten op de pensioenverplichtingen. De AFM heeft onderzoek gedaan naar de mate waarin beursgenoteerde ondernemingen inderdaad voldoen aan de nieuwe standaard en of de toepassing beter is dan die van IAS 19.
10
|
Nederlands Pensioenstelsel Een eerste onderscheid dat in het kader van pensioenen belangrijk is heeft betrekking op de vraag of een pensioen een zogenaamd defined benefit of defined contribution plan is. Onder een defined contribution, oftewel toegezegde-bijdragenregeling, betaalt de werkgever maandelijks een bedrag aan een pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij, waarbij het doel is dat de betreffende entiteit een zo hoog mogelijk rendement genereert. Een toegezegde-bijdragenregeling wordt gedefinieerd als een regeling waarbij een werkgever vaste bijdragen afdraagt aan een aparte entiteit en geen in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting heeft om verdere bijdragen te betalen indien deze entiteit niet over voldoende activa beschikt om alle personeelsbeloningen te betalen die verband houden met werknemersprestaties tot aan de balansdatum (Ter Hoeven en Laning, 2010). De werkgever is verplicht dit bedrag periodiek te storten, maar daarmee is het voor hem ook klaar. Het risico binnen dit stelsel ligt echter bij de werknemer. De betaalde premie wordt in de jaarrekening opgenomen als last in de winst- en verliesrekening. De werkgever heeft geen pensioenverplichting op haar balans staan. Onder IFRS geldt dat alle regelingen, anders dan regelingen die voldoen aan de definitie van een toegezegde-bijdragenregeling, DECEMBER 2014
&
FINANCE
worden beschouwd als defined benefit regelingen. Bij een defined benefit regeling, oftewel toegezegd-pensioenregeling, ligt het risico in belangrijke mate bij de werkgever. Een werkgever heeft dan de verplichting om, voor de periode dat de werknemer arbeidsprestaties levert, bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zorg te dragen voor een toegezegd pensioen.2 Op basis van de Pensioenwet (2007), dient dit te gebeuren bij een ondernemingspensioenfonds (OPF), bedrijfstakpensioenfonds of verzekeringsmaatschappij. Op grond van IAS 19 dient de werkgever deze pensioenverplichting op de balans op te nemen.3 Aangezien de verplichting een lange looptijd heeft, zal de werkgever de verplichting schatten, rekening houdend met veel financiële en actuariële assumpties. Op basis van deze actuariële berekeningen dient de werkgever het bedrag te bepalen dat hij (naar schatting) in de toekomst dient uit te keren aan werknemers of voormalige werknemers. De focus van dit artikel en het uitgevoerde onderzoek ligt op de toegezegd-pensioenregeling en of deze op de juiste manier is toegelicht. Een tweede punt dat belangrijk is in het Nederlandse pensioenstelsel, is de vraag of de afdracht vanuit de onderneming plaatsvindt aan een OPF of een BPF. Zowel afdrachten aan bedrijfstakpensioenfondsen als ondernemingspensioenfondsen zijn onderdeel van het door de AFM uitgevoerde onderzoek. Een OPF is een autonome entiteit, maar wel direct gerelateerd aan een specifieke (veelal grote) onderneming of groep geassocieerde ondernemingen. Voorbeelden van ondernemings-
Philips NV
Philips pensioenfonds
Figuur 1
IAS 19 en IAS 19R Zoals gesteld is per verslaggevingsjaar 2013 de oude IAS 19 vervangen door de nieuwe IAS 19R.4 Zonder uitputtend te zijn over de totale veranderingen willen we hier drie belangrijke verschillen tussen IAS 19 en IAS 19R uiteenzetten. Allereerst zijn de keuzemogelijkheden ingeperkt voor de verwerking van een pensioenverplichting. IAS 19 kende feitelijk drie verwerkingsmethodes. Ten eerste de directe verwerking van actuariële resultaten via de winst- en verliesrekening. Ten tweede de directe verwerking van de actuariële resultaten via ‘Other Comprehensive Income’ (OCI). OCI is een eigen vermogensmutatie anders dan via een aandeelhouderstransactie. Als derde was het mogelijk om de actuariële winsten en verliezen niet te tonen door het toepassen van de corridormethodiek. Onder deze methodiek konden actuariële verliezen of actuariële winsten, zijnde niet groter dan 10% van de contante waarde van de bruto verplichting of 10% van de reële waarde
Het verwachte rendement voor de plichting is gelijk
Metaalbedrijf A
Metaalbedrijf B
pensioenfondsen zijn de pensioenfondsen van Philips en Unilever (zie figuur 1). Bij een BPF (zoals in de bouw of in de metaal), is er sprake van een zogenaamd multi-employerplan. Ondernemingen in dezelfde bedrijfstak zijn op die manier bij wet gekoppeld aan één overkoepelend pensioenfonds. De risico’s worden hiermee niet gedragen door één specifieke onderneming, maar door alle ondernemingen binnen die specifieke bedrijfstak. Een vereenvoudigde weergave van het verschil tussen een OPF en een BPF is weergegeven in de figuren 1 en 2.
fondsbeleggingen en de pensioenver-
Voorbeeld ondernemingspensioenfonds (Philips)
Technisch bedrijf A
CONTROL
Pensioenfonds metaal en techniek (PMT)
Technisch bedrijf B Figuur 2 Voorbeeld bedrijfstakpensioenfonds (PMT)
DECEMBER 2014
van de fondsbeleggingen, als het ware ‘in een lade geschoven worden’; met andere woorden, zij werden niet verwerkt in de pensioenverplichtingen. De verwachting was dat op langere termijn actuariële winsten en verliezen elkaar zouden opheffen en dat daarom het verwerken van de actuariële resultaten alleen maar zou leiden tot een volatiel resultaat zonder extra inzicht te verschaffen in de effecten op langere termijn. Onder IAS 19R is alleen de tweede methode nog toegestaan. Derhalve dienen vanaf het verslaggevingsjaar 2013 actuariële winsten en verliezen direct via het OCI te worden verwerkt. |
11
W W W. F I N A N C E - C O N T R O L . N L
&
FINANCE
Een tweede belangrijk verschil is dat het verwachte rendement voor de fondsbeleggingen en de pensioenverplichting gelijk is. Waar onder IAS 19 deze percentages nog van elkaar konden afwijken, is dat onder IAS 19R niet langer toegestaan. Voordeel van deze maatregel is dat ondernemingen de rentepercentages niet langer kunnen gebruiken voor winststuring, iets wat onder IAS 19 potentieel wel mogelijk was. Zo laten Bergstresser et al. (2006) zien dat managers agressieve aannames hanteren met betrekking tot rendementen om de earnings te verbeteren. Dit is onder IAS 19R niet meer mogelijk. Een laatste belangrijk verschil tussen IAS 19 en IAS 19R, en voor de AFM de kern van haar uitgevoerde onderzoek, zijn de toegenomen toelichtingsvereisten. Voor multi-employerplannen zijn bijvoorbeeld extra vereisten opgenomen in IAS 19R paragraaf 148, waarbij onder andere wordt gekeken naar de funding arrangements en de mate waarin de onderneming risico’s loopt voor schulden van andere entiteiten. Een ander voorbeeld is dat IAS 19R een uitgebreide toelichting eist op gedeelde risico’s; verschillende entiteiten onder gezamenlijke control (IAS 19R paragraaf 149). Het AFM-onderzoek is voornamelijk gericht op het toetsen in welke mate ondernemingen voldoen aan de nieuwe toelichtingsvereisten en in welke mate dit beter of slechter is dan de mate waarin aan de oude IAS 19 toelichtingsvereisten werd voldaan. Resultaten AFM-rapport5 De nieuwe toelichtingsvereisten in IAS 19R worden slecht nageleefd De AFM constateert dat vooral de nieuwe toelichtingsvereisten geïntroduceerd in IAS 19R op het gebied van pensioenen in de financiële verslaggeving 2013 slechter worden nageleefd dan in de financiële verslaggeving 2012. In tabel 1 wordt de non-compliance score per soort pensioenfonds weergegeven. De toelichtingsvereisten zijn gesplitst naar het soort pensioenfonds dat de pensioenregeling voor de onderneming uitvoert. Hierbij is onderscheid gemaakt naar OPF en BPF.
Score bij OPF Score bij BPF
Toelichtingsvereisten IAS 191 24% 40%
Toelichtingsvereisten IAS 19R2 28% 57%
1 Toelichtingsvereisten IAS 19 zien op de financiële verslaggeving over 2012. 2 Toelichtingsvereisten IAS 19R zien op de financiële verslaggeving over 2013. Tabel 1 Percentage non-compliance bij toelichtingsvereisten IAS 19 en IAS 19R per soort pensioenfonds6
12
|
CONTROL
Score bij OPF Score bij BPF
Toelichtingsvereisten IAS 19R die al vereist waren in IAS 19 13% 23%
Toelichtingsvereisten IAS 19R die nieuw zijn geïntroduceerd 51% 74%
Tabel 2 Percentage non-compliance bij toelichtingsvereisten in de financiële verslaggeving 20137
Uit tabel 1 blijkt dat vooral de kwaliteit van de toelichting op regelingen ondergebracht bij BPF’s is verslechterd. Voor OPF’s is het verschil marginaal. Om te bepalen of de ondernemingen slechter zijn gaan rapporteren op basis van de toelichtingen die al onder IAS 19 verplicht waren of dat de kwaliteit van de toelichtingen juist achterblijft met betrekking tot de nieuwe in IAS 19R geïntroduceerde toelichtingsvereisten, heeft de AFM een nader onderscheid aangebracht in de IAS 19R-toelichtingen. Dit onderscheid ziet toe op toelichtingen die zowel voor IAS 19 als IAS 19R vereist waren en toelichtingen die voor het eerst zijn geïntroduceerd in IAS 19R. Tabel 2 laat de toepassing zien van de oude en nieuwe toelichtingsvereisten in de financiële verslaggeving 2013. Uit tabel 2 blijkt duidelijk dat vooral de nieuw geïntroduceerde toelichtingen in IAS 19R in de financiële verslaggeving 2013 zeer slecht scoren. De toelichtingsvereisten in IAS 19R die ook al in IAS 19 voorkwamen, scoren in de financiële verslaggeving 2013 echter beter dan in de financiële verslaggeving 2012. Dit laatste kan wijzen op het feit dat ondernemingen het zeker goed proberen te doen, maar dat er voor IAS 19R nog een groot leereffect dient plaats te vinden. Toelichting bij ondernemingspensioenfondsen Wij hebben de scores van de nieuwe toelichtingsvereisten onder IAS 19R nader geanalyseerd. Uit deze analyse blijkt dat voornamelijk de volgende toelichtingen in het geval van OPF’s zeer slecht scoren: ~ een beschrijving van het wettelijk kader over pensioenen en pensioenfondsen (IAS 19R.139.a(ii)); ~ een beschrijving van de governance van de pensioenfondsen en de relatie met de onderneming (IAS 19R.139.a(iii)); ~ informatie over de risicograad van de waardering van de pensioenbeleggingen door middel van een classificatie naar analogie van IFRS 13 (IAS 19R.142); ~ informatie over de risicobereidheid van het pensioenfonds en de consequenties hiervan voor de onderneming (IAS 19R.146); ~ de gevoeligheid van de pensioenverplichtingen voor aanpassingen in de belangrijkste aannames (IAS 19R.145); ~ informatie over de gemiddelde looptijd en verdeling in de tijd van de pensioenverplichtingen (IAS 19R.147(c)). DECEMBER 2014
&
FINANCE
De AFM is van mening dat deze toelichtingen relevant zijn voor de gebruikers, die dan de risico’s verbonden aan de pensioenregeling van de onderneming juist kunnen inschatten. Meer specifiek zeggen deze toelichtingen iets over toekomstige kosten en uitgaande kasstromen van de onderneming. Toelichting bij bedrijfstakpensioenfondsen Dezelfde analyse heeft de AFM uitgevoerd bij regelingen ondergebracht bij BPF’s. Hieruit blijkt dat vooral de volgende toelichtingen in meerderheid ontbreken of onvoldoende zijn: ~ de financieringsovereenkomst met het bedrijfstakpensioenfonds en de mate waarin de onderneming in de toekomst aansprakelijk is voor tekorten bij het fonds (IAS 19R.148a en b); ~ de gevolgen voor de onderneming indien het fonds ophoudt te bestaan of de onderneming haar verplichtingen elders wil onderbrengen (IAS 19R.148c); ~ de verwachte premiebijdragen aan het fonds (IAS 19R.148d(iii)); ~ het aandeel van de onderneming in de totale omvang van het fonds (IAS 19R.148d(v)). De AFM is van mening dat deze toelichtingsvereisten essentieel zijn voor de gebruiker. Dit klemt des te meer, omdat de toelichtingsvereisten zoals die gelden voor toegezegd-pensioenregelingen hier niet van toepassing zijn en dus niet zijn vermeld. Ook de werkelijke omvang van de pensioenverplichtingen hoeft bij regelingen ondergebracht bij bedrijfstakpensioenfondsen niet te worden opgenomen in de jaarrekening. De AFM onderstreept het belang van een juiste naleving van de voorschriften in de financiële verslaggeving. Ondernemingen dienen in hun financiële verslaggeving over 2014 de naleving van de nieuwe toelichtingsvereisten in IAS 19R te verbeteren. De AFM zal in een vervolgonderzoek de naleving van deze voorschriften opnieuw toetsen. Bedrijfstakpensioenregelingen worden niet consistent gekwalificeerd De AFM constateert dat ondernemingen eenzelfde bedrijfstakpensioenregeling bij hetzelfde BPF niet consistent kwalificeren en dat dit bij de gebruiker kan leiden tot verwarring over de juiste kwalificatie van de regeling en de daarbij behorende risico’s. In haar onderzoek heeft de AFM aandacht besteed aan de wijze waarop toegezegde-pensioenregelingen die zijn ondergebracht bij een BPF worden gepresenteerd in de jaarrekening. Zoals eerder uiteengezet zijn BPF’s zogenaamde multi-employerfondsen die stellen niet in staat te zijn de verplichtingen en vooral het vermogen van de respectieve individuele deelnemende pensioenregelingen binnen het BPF te identificeren. Zowel in IAS 19 als in IAS 19R is hiertoe een bepaling opgeDECEMBER 2014
CONTROL
Regeling is een toegezegde bijdragenregeling Regeling is een toegezegd-pensioenregeling maar bedrijfstakpensioenfonds kan de benodigde informatie niet leveren Geen toelichting
Aantal ondernemingen 8 19
3
Tabel 3 Kwalificatie bedrijfstakpensioenregeling8
nomen. Deze stelt dat, indien de informatie benodigd voor het juist verwerken van de toegezegd-pensioenregeling niet door het fonds beschikbaar kan worden gesteld, de onderneming de toegezegd-pensioenregeling mag verwerken als ware het een toegezegde bijdragenregeling. In dat geval dienen aanvullende toelichtingen te worden verstrekt. Deze paragraaf behandelt de wijze waarop de onderneming de behandeling als toegezegde-bijdragenregeling rechtvaardigt. In totaal hebben 30 van de 57 onderzochte ondernemingen een deel of alle pensioenregelingen ondergebracht bij een of meer bedrijfstakpensioenfondsen. In alle gevallen worden deze pensioenregelingen verwerkt als toegezegde-bijdragenregeling. In tabel 3 wordt aangegeven op welke wijze de onderneming de verwerking als toegezegde-bijdragenregeling rechtvaardigt. Van de acht ondernemingen die aangeven dat de regeling een toegezegde bijdragenregeling is, betreft dit in één geval een buitenlandse regeling. In zeven gevallen zijn dit regelingen die zijn ondergebracht bij twee Nederlandse bedrijfstakpensioenfondsen. Deze twee bedrijfstakpensioenfondsen komen voor onder zowel de negentien ondernemingen die aangeven dat het bedrijfstakpensioenfonds de benodigde informatie niet kan leveren en dus de regeling als een toegezegde-pensioenregeling kwalificeren, als bij de acht ondernemingen die stellen dat de pensioenregeling een toegezegde-bijdragenregeling is. Hierbij merkt de AFM op dat de pensioenregeling van hetzelfde bedrijfstakpensioenfonds bij twee ondernemingen verschillend wordt gekwalificeerd, hoewel deze ondernemingen door dezelfde accountantsorganisatie worden gecontroleerd. De AFM is van mening dat het door verschillende ondernemingen niet consistent kwalificeren van eenzelfde pensioenregeling bij dezelfde uitvoerder ongewenst is en bij de gebruiker kan leiden tot verwarring over de juiste kwalificatie van de regeling en de daarbij behorende risico’s. Ondanks de gelijke verwerkingswijze is de AFM van mening dat een juiste en consistente kwalificatie van de regeling noodzakelijk is voor een juiste beoordeling van de aan de pensioenregeling verbonden risico’s. Een consistente verwerking van de pensioenregeling bij bedrijfstakpensioenfondsen is volgens de AFM essentieel voor |
13
W W W. F I N A N C E - C O N T R O L . N L
&
FINANCE
een juiste beoordeling van de aan de pensioenregeling verbonden risico’s. De AFM roept ondernemingen en hun accountants dan ook op om op basis van IAS 19R en de specifieke bepalingen van de pensioenregeling en bijbehorende uitvoerings- en financieringsbesluiten te komen tot een uniforme kwalificatie in de jaarrekening. Succes uit eerder onderzoek pensioenen In 2012 heeft de AFM onderzoek verricht naar de wijze waarop ondernemingen informatie verschaften over de gevolgen van de invoering van IAS 19R op hun vermogen en resultaat. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat twaalf ondernemingen deze informatie niet volledig verstrekten. Deze vereisten komen er in het kort op neer dat informatie dient te worden verstrekt over het effect van de wijziging in grondslagen op het vermogen per aanvang van het vergelijkende boekjaar, het eind van het vergelijkende boekjaar en het huidige boekjaar. Ook dient het effect op het resultaat op beide jaren te worden getoond. De AFM heeft naar aanleiding van het onderzoek destijds contact opgenomen met deze ondernemingen om de vastgestelde problemen door te nemen. In dit onderzoek is de AFM vervolgens nagegaan of zij deze informatie wel hebben gegeven in de financiële verslaggeving over 2013. Uit het onderzoek van de AFM is gebleken dat alle twaalf ondernemingen deze informatie in hun jaarrekening over 2013 hebben verschaft. Conclusie en opvolging De AFM heeft de naleving door ondernemingen van de oude en nieuwe verslaggevingsstandaard over pensioenen onderzocht. De nieuwe standaard had tot doel de complexiteit van pensioenverslaggeving te verkleinen en de transparantie te vergroten. Uit de resultaten blijkt echter dat IAS 19R nog niet goed wordt toegepast. De toelichtingen die grotendeels gelijk zijn gebleven met IAS 19 worden wel afdoende gegeven en zelfs wat beter dan in de jaarrekening van 2012. Echter, de nieuwe toelichtingsvereisten onder IAS 19R worden slecht nageleefd, terwijl ondernemingen verplicht zijn deze informatie te verstrekken. Dit geldt zowel voor kwantitatieve toelichtingen, zoals de gevoeligheidsanalyse met betrekking tot de belangrijkste aannames, als voor de kwalitatieve toelichtingen ten aanzien van bijvoorbeeld het risicobeleid van het fonds en de inhoud van de pensioenregeling. De AFM constateert dat bedrijfstakpensioenregelingen op dit punt nog slechter scoren dan toegezegd-pensioenregelingen ondergebracht bij ondernemingspensioenfondsen. Een tweede opvallend resultaat is dat ondernemingen met eenzelfde bedrijfstakpensioenregeling bij dezelfde uitvoerder dit niet consistent kwalificeren. Dit kan bij de gebruiker tot verwarring leiden, vooral bij het inschatten van risico’s. In iets meer dan de helft van de gevallen worden deze bedrijfstakpensioenregelingen beschouwd als een toegezegd-pensioenregeling. In de overige gevallen worden deze pensioenregelin-
14
|
CONTROL
gen zelfs beschouwd als een toegezegde-bijdragenregeling, terwijl het een toegezegd-pensioenregeling is. Dit is opmerkelijk omdat het om dezelfde pensioenregeling gaat. Een nietuniforme toepassing blijkt zelfs aanwezig bij verschillende ondernemingen met dezelfde pensioenuitvoerder en hetzelfde accountantskantoor. De AFM pleit hier voor een uniforme toepassing van de regeling om het inzicht voor de gebruiker te vergroten. In het AFM-rapport zijn voorts verschillende good practices opgenomen om ondernemingen te helpen en te inspireren. Volgend jaar zal de AFM een vervolgonderzoek doen om te kijken of de toepassing van IAS 19R is verbeterd. Noten 1. In dit artikel wordt IAS 19 (1999) vermeld als IAS 19 en IAS 19 (2011) als IAS 19R. IAS 19 heeft betrekking op de financiële verslaggeving tot en met 2012, terwijl IAS 19R betrekking heeft op de financiële verslaggeving 2013. 2. In vroegere tijden betrof dit veelal een eindloonregeling, waarbij 70% van het laatstverdiende loon werd gegarandeerd. Ondertussen zijn bijna alle regelingen aangepast, zodat het bijvoorbeeld een middelloonregeling betreft. De uiteenzetting van de verschillende regelingen met bijbehorende toezegging ligt buiten de scope van dit artikel. 3. Dit is niet in lijn met de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, RJ 271 (Ter Hoeven, 2011). Echter, aangezien de focus van dit onderzoek ligt op beursgenoteerde ondernemingen waarop IFRS van toepassing is, wordt hier niet verder op ingegaan in dit artikel. 4. In dit artikel wordt IAS 19 (1999) vermeld als IAS 19 en IAS 19 (2011) als IAS 19R. IAS 19 heeft betrekking op de financiële verslaggeving tot en met 2012, terwijl IAS 19R betrekking heeft op de financiële verslaggeving 2013. 5. www.afm.nl. 6. Deze tabel geeft het gemiddelde percentage weer van verslaggevingsvoorschriften die niet worden nageleefd door de ondernemingen in hun financiële verslaggeving 2012 (IAS 19) en 2013 (IAS 19R). 7. Deze tabel geeft het gemiddelde percentage weer van verslaggevingsvoorschriften die niet worden nageleefd door de ondernemingen in hun financiële verslaggeving 2013 (IAS 19R) gesplitst naar toelichtingsvereisten die al vereist waren in IAS 19 en nieuwe toelichtingsvereisten geïntroduceerd in IAS 19R. 8. Deze tabel betreft de kwalificatie van de bedrijfstakpensioenregeling door 30 ondernemingen die hun pensioenregeling bij een bedrijfstakpensioenfonds hebben ondergebracht.
Literatuur ~ AFM (2014) Pensioenen – Een vergelijking tussen de naleving van de oude en nieuwe verslaggevingsstandaard, www.afm.nl. ~ D. Bergstresser, M. Desai en J. Rauh (2006) ‘Earnings Manipulation, Pension Assumptions, and Managerial Investment Decisions’, The Quarterly Journal of Economics, p. 157-195. ~ Burgerlijk Wetboek (2013) BW2: Rechtspersonen, Titel 9: De jaarrekening en het jaarverslag, Kluwer, Deventer. ~ R. ter Hoeven (2011) ‘Inhoud, gevolgen en toepassing van nieuwe pensioenverslaggevingsregels in Nederland’, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, p. 621-637. ~ R. ter Hoeven en A. Laning (2010) ‘Het echec van IAS 19 in Nederland verklaard, een conceptuele en empirische duiding aan de hand van de “shared risk”-pensioenregelingen’, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, p. 649-657. ~ International Financial Reporting Standards (IFRS) (2013) A Guide through International Financial Reporting Standards, Londen.
Dr. F. van Beest is als senior toezichthouder verbonden aan de afdeling Kwaliteit Accountantscontrole en Verslaggeving van de AFM. Hij is daarnaast als universitair docent verbonden aan de Nyenrode Business Universiteit. Hij wil het projectteam pensioenen en de projectleider drs. Jerry Wouterson RA danken voor het door hen uitgevoerde onderzoek. DECEMBER 2014