10 JAAR KORT!
Tien visies op Kort!-films Tijdens het Nederlands Film Festival gaat de 10e editie van Kort! in première. 11 nieuwe korte films – één editie telde maar 9 producties – vormen samen een staalkaart van het kortfilmgenre in Nederland anno 2010. De films worden na het festival door de NTR uitgezonden. Kort! maakt onderdeel uit van Deltaplan Talent, een samenwerkingsverband van het Mediafonds, het Filmfonds, de Publieke Omroep, het CoBO-fonds en het Binger Filmlab. Kort! gaf inmiddels 10 jaar lang aan talloze jonge en gevestigde fictieregisseurs de kans om een korte, narratieve film met filmische kwaliteiten te realiseren. Eveneens tijd om terug te kijken dus. 10 schrijvers, journalisten, regisseurs, acteurs, kunstenaars, programmeurs en denkers werd gevraagd op persoonlijke titel in het kort uit te wijden over twee Kort!films.
zitten in de rijgordel, valt er een blikje bier onder het rempedaal, wordt de auto bewerkt met een honkbalknuppel, en hebben we een shot waarin een bejaarde met rollator zich tergend langzaam richting de inmiddels onstopbare auto (want: bierblikje) begeeft, direct gevolgd door eenzelfde beeld van een moeder met kinderwagen, die maar
zijn korte scènes. Strakke shots, een non-descripte achtergrondmuziek. Een buurtjongetje roept “lekkere tieten!” naar ze, Merel heeft een flirt met een Marokkaanse jongen, een scène later loopt hij voorbij met een ander meisje. “Hee Semtexsukkel!” roept Kiki. “Moet je geen jihad voeren?!” Het lijkt alsof ze vanaf hun brommer de wereld bekijken,
Joost de Vries over ‘Brommermeisjes’ (Janneke van Heesch, 2005) en ‘Het Rijexamen’ (Tallulah H. Schwab, 2005)
Onder een Mr. Bean-achtig muziekje glijdt de camera in Het Rijexamen langs een rij jonge mensen voor de deur van het Centraal Bureau Rijvaardigheid. Eén voor één worden ze opgehaald door vriendelijk ogende examinatoren, totdat er een iets oudere vrouw (Leny Breederveld) overblijft. Ze kijkt nerveus en heeft de hik, die prompt verergert als een besnorde examinator (Viggo Waas) haar sommeert mee te komen. “Mevrouw Roos, zegt hij, dit is uw zes… en-twintigste rijexamen?” Het examen nummertje zevenentwintig verloopt niet minder vreselijk dan de voorgaande, maar omdat de examinator constant aan de telefoon is met zijn ruziënde ex, valt haar gestuntel slechts af en toe bij hem op. “Zet ’m in z’n drie.” Mevrouw Roos schakelt, een luide mechanische IIEE! kreunt uit de motorkap. “Andere drie.” Schwab schuwt geen enkel slapstickmiddel. In de dodemansrit komt mevrouw Roos met haar voet vast te
Brommermeisjes
net voor de wielen weet weg te komen. Als de auto eenmaal tot stilstand komt en prompt uit elkaar valt is de knipoog naar de beroemde achtervolgingsscène uit The Blues Brothers compleet. Toch zoomt Schwab niet in op de vette slapstick. Haar camera blijft gericht op de ogen van mevrouw Roos. Haar ogen schieten alle kanten op – opzij, vooruit, achteruitkijkspiegeltje, zijspiegels – maar ze ziet zoveel dat ze het niet kan registreren. Zonder dat het ergens benoemd wordt snap je waar haar rijangst vandaan komt; opgesloten in rijdend blik komt de wereld sneller op haar af dan ze aankan. Ook Brommermeisjes gaat over kijken. De film verhaalt over twee vriendinnen, Merel en Kiki (Merel Minjon en Sallie Harmsen), niet veel ouder dan zestien, die zittend op hun brommertjes rondhangen op een pleintje. Het
maar eigenlijk kijken ze naar elkaar. Merel kijkt hoe Kiki rookt (zo quasizelfverzekerd), Merel kijkt hoe Kiki naar haar borsten kijkt. “Miss Wonderbra.” Ze zoeken iets in elkaar, hopen iets te vinden dat iets over henzelf zegt. Maar langzaam, heel impliciet, zie je dat het schuurt. Merel wil iets meer. Ze verveelt zich. In feite gebruikt Van Heesch de brommer als symbool voor stilstand. Op de middelbare school is een brommer een statusobject, maar Merel merkt dat het haar nergens naartoe brengt. Ze staat stil op het pleintje, dat op dat vervelende buurjongetje na leeg is. Het laatste shot voor de aftiteling rijdt Kiki naar het pleintje. Merel is er niet. Ze kijkt om zich heen, en ziet opeens dat er niets is om naar te kijken. Joost de Vries is redacteur bij De Groene Amsterdammer.
Mediafonds september 2010 609 – cultuur en media 33
Halina Reijn over ‘Talmen’ (Stijn van Santen, 2002) en ‘Bezet’ (Arno Dierickx, 2004)
maar ze houden dezelfde plek “bezet” en worstelen nu in plaats van met hun verleden met elkaar. Als de boze vriend van het meisje ten tonele verschijnt in de persoon van Cees Geel, hebben ze plots een gemeenschappelijke vijand en vinden ze een schuilplaats bij de jongen
lofte van dreiging en mysterie dient zich al snel aan: een bloedrode brandkraan als signaal in de zwart-grijze nachtelijke wereld, de plotselinge schrik door een aanval van een grote witte vogel. Geconcentreerd fotograferend in de smalle donkere steegjes tussen de
Talmen
Twee mensen zitten op een stoep en kunnen maar niet beslissen om de nacht met elkaar door te brengen of niet. Het is donker en de rest van de wereld slaapt allang. In gestolen tijd dralen en dwalen ze om elkaar heen, maar maken ze geen keuze. “Ik ben bang”, zegt het meisje, maar ze kust hem wel. Nog maar een paar uur kennen ze elkaar, ze tasten af, lachen om elkaars grapjes en raken elkaar per ongeluk /expres aan. De jongen wil wel, maar het meisje houdt hem tegen. Ze is haar sleutels kwijt, maar de deur kan heus wel open. Herkenbaar twijfelen. Heeft zij een vriend, een hond, kinderen? Of schaamt ze zich voor iets wat nu nog onder haar jurkje verstopt zit? “Principes zijn voor overdag”, zegt ze, maar nog altijd zitten ze op diezelfde stoep te aarzelen. Als je naar ze kijkt, denk je: doe nou maar, ga toch gewoon naar binnen en ruk de kleren van zijn lijf! “Je bent niet vrolijk meer”, merkt de jongen op. Ze staat op en wil hem binnen laten. JA! JA! Haar hand is bij de deurklink. Hij staat naast haar, nog een stap en hij is over de drempel. Gaan we het dan toch beleven, die vurige vrijscène waar we al minutenlang op hopen? “Je wil niet dat ik mee kom”, besluit de jongen en loopt weg. Aaaaarrrrghhhhh. Het meisje kijkt hem na, twijfelt, aarzelt, treuzelt, hapert, wankelt, en weet dan eindelijk wat ze moet doen. Trefzeker rent ze hem achterna. Onze vurige scène krijgen we, maar de jongen moet het met de dood bekopen. Bezet
Als twee honden vechten ze in het holst van de nacht om een plekje om hun spulletjes te verkopen op Koninginnedag. Het gaat er hard aan toe. Dan weer zijn ze George en Martha uit Who’s afraid of Virginia Woolf, dan weer twee balletdansers die soepel over elkaar heen buitelen of strijders uit een Aziatische martial arts film. Ze hijgen uit, verzamelen kracht en werpen zich weer in het gevecht. Geen van tweeën geeft een centimeter toe, ze zijn aan elkaar gewaagd. Met schwung en intelligentie laat regisseur Arno Dierickx dit meisje en deze jongen elkaar vinden. Beide zijn ze bedrogen door hun geliefden en zoeken ze wraak. De jongen verkoopt de schoenen van zijn ex, het meisje het gereedschap van de hare,
Pivot
thuis. De dialogen zijn scherp, grappig en nooit uitleggerig. Michiel de Jong en Terence Schreurs zijn een sexy koppel, je wil dat ze samen in bed belanden en dat gebeurt dan ook. Waar ze zo even nog streden om een stukje straat, gaan ze elkaar nu zonder kleren te lijf en de vonken vliegen er van af. Sex en wraak, oeroude thema’s op moderne, originele wijze verteld. En Cees Geel? Die zit uiteindelijk op het stukje bezette grond en verkoopt schoenen. Halina Reijn is actrice.
Henk Bitter over ‘Pivot’ (André Bergs, 2009) en ‘Raak’ (Hanro Smitsman, 2006)
Pivot
Een fotograaf staat op een hoog dak in een nachtelijk, verlaten havengebied. Hij observeert, bewondert en fotografeert het fascinerende spel van zwarte en grijze industriële silhouetten. Overbekende beeldassociaties uit talloze films, tv-series en games, die intrigeren door de geraffineerde filmische kadrering en montage in een strakke, hoekige animatiestijl. De be-
34 609 – cultuur en media september 2010 Mediafonds
fotogenieke loodsen en fabriekshallen, ontgaat onze held het punt waar de film om draait, letterlijk. Als hij op dit witte kruis op de weg staat hoort hij een schot en legt hij intuïtief de moordscène vast. De schutter, een bruut in blauw, zet zwaaiend met zijn pistool de achtervolging in. Er volgt een adembenemende, snel en dynamisch vormgegeven jacht op de tonen van een dreigend pulserende soundtrack. In een kolkend man-totmangevecht draaien dan de rollen om. Pistool en camera wisselen van drager, achtervolger wordt achtervolgde... Het finale schot is wel na vijf minuten het einde van André Bergs’ indrukwekkende korte film Pivot, maar het verhaal houdt niet op. Het cirkelt eeuwig rond zijn draaipunt. Raak
“...want het leven duurt maar even...” zingen Martin en Mirna in de laatste scène van Raak. Of dit ook voor henzelf geldt, blijft hangen in het zwartbeeld waarmee de film eindigt. Deze regel uit de smartlap lijkt Hanro Smitsman te hebben geïnspireerd tot een verbluffend staaltje van efficiënte vertelkunst. In het korte tijdsbestek van negen minuten weet hij drie personages tot leven te wekken in korte, rijke scènes met grote emotionele diepgang: de jonge Rik, op school gepest en thuis getuige van het exploderen van de relatie van zijn ouders, is boos en gefrustreerd; Martin, afgewezen in zijn onbeholpen flirt met het barmeisje van zijn stamcafé, is op zoek naar een nieuwe liefde; Mirna, Riks
moeder, tracht wanhopig de woedende raad van haar weglopende man, “...met je rotkop...doe eens een keer iets aan jezelf...”, op te volgen door een bezoek aan de kapper. Woede, wanhoop en verlangen, drie thema’s die secuur in elkaar gevlochten worden dankzij een uiterst knap scenario (Anjet Daanje en Philip Delmaar), dat niet probeert alles te vertellen, maar de kijker stimuleert om personages en gebeurtenissen zelf in en aan te vullen. Het verlangen om Raak onmiddellijk wéér te zien, is het resultaat en ook het bewijs van de grote kracht van de korte film. De jury van het filmfestival van Berlijn bekroonde hem in 2007 met een Gouden Beer. Henk Bitter is directeur van Focus filmtheater in Arnhem.
Basje Boer over ‘R.I.P.’ (Jan Doense, 2001) en ‘Dajo’ (Hanro Smitsman, 2003) Het grafschrift requiescat in pace (of rest in peace) ken ik eigenlijk alleen uit films of stripboeken; nooit zag ik “R.I.P.” op een grafzerk staan. Het clichématige, bijna ironische karakter dat de uitdrukking daardoor gekregen heeft, past perfect bij Jan Doense’s gelijknamige korte film uit 2001. Als de drie letters van de titel uit beeld verdwenen zijn, worden we getrakteerd op de mooie verschijning van Manouk van der Meulen. Haar knappe maar altijd wat ongelukkig ogende gezicht herinnert gelijk aan kasteelromans, soaps of melo-
drama. Manouk zit voor een spiegel en kamt haar haar. Voordat ze gaat slapen, kust ze de foto van haar overleden man. Naast de gouden lijst ligt een rode roos. En Doense heeft nog meer voor ons in petto. De camera zweeft als een geest over een kerkhof. Bliksemschichten verlichten ternauwernood de in blauwe nevels gehulde grafzerken. Een zwarte kat kijkt verschrikt op als een grafsteen van zijn plek verschoven wordt en een hoge toon op de soundtrack verraadt het naderende onheil. Een magere hand komt uit het graf vandaan. Ook zo mooi cliché: de villa waar de weduwe woont, wordt van onderen gefilmd, zoals vele villa’s in vele horrorfilms vanuit kikkerperspectief werden gefilmd om ze nog groter en nog leger te laten lijken. Doense speelt met de regels van de griezelfilm. Natuurlijk valt de elektriciteit uit en moet Manouk gebruikmaken van een zaklantaarn. Natuurlijk is er de afgrijselijke gil en de op Hitchocks Psycho geïnspireerde soundtrack. Maar R.I.P. is helemaal geen horrorfilm, het is een komedie. En de clou van het verhaal zet de filmtitel onverwachts in een nieuw daglicht. Als je na Doense’s film onmiddellijk doorschakelt naar de korte film Dajo van Hanro Smitsman, dan heeft het meteen iets lugubers, dat kind dat in het allereerste shot in de aarde aan het graven is. Hoewel Dajo niets van de ironie van R.I.P. heeft, heeft ook Smitsmans korte film iets onwerkelijks over zich. Hoofdpersonage is de tienjarige Rutger. Hij is de belichaming van een boze bijna-puber, zoals zijn moeder de stereotype alleenstaande vrouw is: dellerig gekleed, lief voor haar kind, een ramp met mannen. Personages, dialogen, setting; ze zijn weinig genuanceerd of subtiel. Het geeft de film wel wat van een sprookje mee, een allegorie waarin altijd weer een mooie prinses en gemene heks opduikt. Maar Rutger is prinses en heks in één, een jongen die getroebleerd is door het sletterige gedrag van zijn moeder. Gek genoeg schuilt juist in Dajo’s eenvoud de rijkdom van de film. Enerzijds een creatieve rijkdom die leidt tot de prachtige staccato montage en Rutgers rake monologen. En anderzijds een inhoudelijke rijkdom. In acht minuten tijd schetst de film niet alleen een korte periode uit Rutgers leven maar roept deze tevens vragen op over zijn verleden en zijn toekomst. Hoe is het zover gekomen? En hoe groeit dit jongetje later op? De vermakelijke, licht droevige toon waarmee de film van start gaat, slaat uiteindelijk om in verontrusting. En dat maakt Dajo tot de horrorfilm die R.I.P. niet is. Basje Boer is schrijver en beeldend kunstenaar.
Bezet
Mediafonds september 2010 609 – cultuur en media 35
Diederik Ebbinge over ‘Joymeal’ (Mathijs Geijskes, 2001) en ‘Zwemparadijs’ (Lodewijk Crijns, 2009) Een week nadat ik een afwijzing te verwerken had gekregen door het Mediafonds werd ik gebeld door iemand van het bureau. Bij het horen van de naam Mediafonds was mijn eerste reflex om te gaan schelden, vloeken en tieren over het afwijzen van mijn meesterwerk in wording. Opportunisme won het van het volgen van mijn reflex, ik zal hun geld de komende jaren namelijk nog hard nodig hebben, en een moment hoopte ik dat ze terug waren gekomen op hun kapitale blunder. Het bleek ijdele hoop en ik kreeg de vraag of ik een stukje wilde schrijven over twee Kortjes, te weten Joymeal van Mathijs Geyskes en Zwemparadijs van Lodewijk Crijns. Het eerste wat er door mijn hoofd schoot was dat ik dit verzoek niet kon weigeren omdat ik mijzelf de komende jaren anders wellicht buitenspel zet. Ik voelde mij een maker in het nauw en riep enthousiast dat ik het een hartstikke leuke opdracht vond. Bovendien stond er een vergoeding van maar liefst 200 euro tegenover, een bedrag wat een beginnende filmmaker niet zomaar laat liggen! Daar zit ik dan, in gewetensnood. Ik heb net de twee films in erbarmelijke kwaliteit op de NPS-site bekeken en uiteraard vind ik er van alles van. Zoals filmmakers altijd van alles vinden van elkaars werk. Bij beide films zag ik een poging tot humor zoals ik dat ook altijd hartstochtelijk probeer. Het werd mij meteen weer glashard duidelijk dat humor het moeilijkste genre is dat er bestaat en dat de ultieme komedie niet meer dan een streven is. Het ingewikkelde is dat mensen die een gebrek aan humor hebben en zich derhalve nooit tot dit genre richten geen idee hebben hoe ingewikkeld het is. Sterker nog, onder de humorlozen merk ik vaak een zeker dédain en het verwijt dat het ‘oppervlakkig’ is en ‘nergens over gaat’. Dit misverstand is voor de schaarse humorist zeer frustrerend en ik vrees werkelijk dat een verhaal over een naturist die een relatie krijgt met een gesluierde moslima moeilijker te slijten is dan een bloedserieus statement over de moeilijke positie van een Poolse gastarbeider. Ik ben altijd blij als er geestige films door de mazen van het net zijn geglipt en deze makers weer een kans krijgen een poging te doen naar hun ultieme streven. Tenzij ze er
echt een potje van maken natuurlijk en zelfs de glimlach geen moment op het gezicht verschijnt. Bij zowel Joymeal als Zwemparadijs had ik dit godzijdank wel, wat deze opdracht nog enigszins dragelijk maakt. Met plezier heb ik naar beide films gekeken en het lijkt mij leuk en zinvol om met deze makers een boom op te zetten over dit hogeschoolgenre en van gedachten te wisselen over hoe we onze films nog beter en grappiger kunnen krijgen; in het scenario, de
Want we zullen het personage nooit te dicht naderen, we blijven voyeurs, detectives, die in onze ijver bijna vergeten stil te staan als onze prooi stilstaat. We krijgen geen kans ons eigen zicht op de gebeurtenissen te bepalen. We ervaren de route, maar kunnen de richting niet voorspellen. Het personage heeft ons aan de lijn. In 11:59 (Johan Kramer, 2004) loopt een jongen, schijnbaar van Marokkaanse afkomst, enigszins geagiteerd naar school.
Het Zwemparadijs
shots, de montage, het ritme en bovenal het spel. Eén keer heb ik een NPS Kort gezien die wat mij betreft bijna het stempel ‘ultieme komedie’ mag dragen en dat was Turkse Chick van Lodewijk Crijns maar die viel helaas buiten mijn opdracht. Ik wil maar zeggen: Lang Leve de Humor! Diederik Ebbinge is acteur en regisseur.
Gustaaf Peek over ‘11:59’ (Johan Kramer, 2004) en ‘Succes’ (Diederik Ebbinge, 2008)
11:59
Al honderd jaar in de cinematografische gereedschapskist, maar nog onverminderd populair: het tracking shot. De volgende blik van de camera deinend op de beweging van een personage. Als in een droom lopen we mee, even denken we samen te smelten met de hoofdpersoon, wij verlaten gebouwen, stappen over straten. Die vereenzelviging is het verraad van een goed tracking shot.
36 609 – cultuur en media september 2010 Mediafonds
De camera wijkt niet van zijn zijde. We zien hem ruziën met zijn moeder, de bus nemen, wat vrienden ontmoeten, de school binnengaan. Blijkbaar worden onze veronderstelde vooroordelen getest, de jongen zal wel kwaad in de zin hebben (wellicht begrijpelijker voor kijkers uit 2004, het jaar van de moord op een docent op het Haagse Terra College). Maar de truc is te doorzichtig, niemand zal denken dat de jongen werkelijk een pistool zal trekken. Nee, spannender is het onafgebroken tracking shot. Niet de jongen, maar het inventieve camerawerk krijgt onze volle aandacht. Vloeiend zweeft het beeld de hele tocht van huis naar school. Eén keer gaat het mis. De jongen houdt een deur in het schoolgebouw net iets te ver open, zodat de cameraman achter hem ook naar binnen kan. Het is het werkelijke einde van de film. Het geheim van succes
In Succes (Diederik Ebbinge, 2008) zit een man in zijn keuken aan het ontbijt. Daarna rijdt hij naar zijn werk, waar hij een belangrijke presentatie moet houden. De presentatie is een succes, zijn collega’s klappen hun handen stuk. Na het werk haalt hij in een snackbar kip, patat en een stuk taart. In zijn keuken kluift hij blij zijn kip, maar plotseling stikt hij in een botje. Bedroefde collega’s
staan rond zijn graf. Bovenstaand verhaal is zo lachwekkend simpel en plat dat Succes onverwacht een broedplaats van verborgen betekenissen wordt. De presentatie van de man, bijvoorbeeld: die is zo onzinnig, en het daaropvolgende applaus zo overdreven, dat we onmiddellijk denken aan een droom. Maar niemand kan in zijn eigen droom sterven. En is de chagrijnige uitbater van de snackbar, de enige die de man die dag niet toejuicht, misschien een moordenaar, die de kip heeft vergiftigd? Is de film bedoeld als satire, drama, of absurdistische slice of life? Iemand bedenkt een verhaal over een burgerlijke man die succes boekt bij zijn collega’s, maar daarna stikt in zijn gefrituurde kip. Dat verhaal wordt verfilmd. Het verhaal, en daarmee ook de bedenker, is dus een succes. Ebbinges succesverhaal is een metafoor voor de nietszeggendheid van verwezenlijking. Goed of slecht, het maakt niet uit, welslagen staat los van intrinsieke waarde. De film zelf is als een zucht. Licht en leeg.
film opnemen of een toneelstuk filmen, of een stukje monteren. Ik bedoel dat de film volgens mij een realistisch beeld geeft van de manier waarop mensen naar films en andere kunsten kijken, van de manier waarop die in ons hoofd worden opgeslagen en in dat hoofd geactiveerd. Hoe films in het dagelijks leven geïntegreerd worden. Wie wil weten hoe dat gaat, ziet Stop! En leert veel. Hoe de ene film je aan dat andere toneelstuk doet denken, hoe het is om je met de hoofdpersoon te identificeren om vervolgens meteen te denken ‘ik moet nog koffie kopen’. Hoe film van de werkelijkheid verschilt en hoe die er op lijkt. Je kunt proberen dat op een gedragen manier te filmen, en dat is vaak gebeurd. Je kunt ook een grap maken. Stop! Nachtbijter
Kinderen kijken niet naar horrorfilms. Daarom is een horrorfilm met een kind in de hoofdrol vaak extra eng. Zij weten niet welke verwachtingen er allang gespannen zijn door eerdere horrorfilms, al doen sprookjes een eerste stap in die richting. Kinderen kunnen dingen nog onbevooroordeeld eng vinden. Ze zou-
Rob Ligthert over ‘Morgen’ (Jacqueline van Vugt, 2001) en ‘Roadkill’ (Jeroen Annokkee, 2002)
Keek – op verzoek – twee Kort!films uit de zeer rijk gevulde ‘oude doos’ van het NPS-archief: Morgen (2001) van Jacqueline van Vugt en Roadkill (2002) van Jeroen Annokkee. Was op voorhand nieuwsgierig of de filmpjes zo’n tien jaar na dato nog het bekijken waard zouden zijn. En indien deze korte films (en alle andere die volgden) als vingeroefening maar zeker ook als springplank dienden, hoe verging het deze makers dan? Tien jaar is een mooie spanningsboog om op terug te blikken en anders dan veel mensen denken, ligt een carrière in wezen niet voor, maar achter je. Was er dus wellicht ook al een eigen artistiek handschrift te ontdekken in deze miniaturen?
Gustaaf Peek is schrijver.
Bianca Stigter over ‘Stop!’ (Mathijs Geijskes, 2003) en ‘Nachtbijter’ (Chris Mitchell, 2002)
Stop!
Stop! is een film in een Drosteblikje; nou ja, als dat Drosteblikje telkens een beetje anders zou zijn, als de verpleegster nu eens geen wit kapje zou dragen maar een groen hoofddoekje, als het blikje zelf dan weer een doos of een tas zou zijn. Stop! is dus een geslaagde grap, een aardige uitvoering van een idee dat al op diverse manieren en in talloze media is gebruikt; de oude Grieken gebruikten vast al verhalen die onderdeel bleken van andere verhalen en op een Griekse vaas is wie weet ook wel een Drosteblikje te vinden. Maar Stop! is niet alleen een grap. Ik bedwing mezelf “meer dan een grap” te tikken, want een goede grap is meer dan genoeg. Maar goed, in dit geval is het toch meer; hoewel dat gevoel eigenlijk inherent is aan goede grappen, zoals stille wateren altijd diepe gronden hebben.Het hoort bij een goede grap dat hij meer lijkt dan een grap; pas dan is het een goede grap. Stop! is niet alleen grappig, maar ook realistisch. En dan bedoel ik niet dat de film laat zien hoe dat nou gaat, een
11:59
den de eersten kunnen zijn die ergens van griezelen. Daarom is het juist zo eng. Nog nooit meegemaakt. Misschien wel nog nooit bang geweest. Je hebt als kind ook nog niet geleerd sommige dingen die best eng lijken niet eng te vinden. Omdat het zo hoort. Zoals de zwangerschap van je moeder en de geboorte van een broertje. Je zou een canon kunnen maken van dingen die eng gevonden worden. Een top tien van angsten. Reëel of niet. Zouden de angsten van kinderen origineel zijn en door het zien van horrorfilms en het lezen van spannende boeken, door volwassen te worden kortom, zich ook op dit gebied conformeren aan de norm? Bianca Stigter is schrijver en redacteur van NRC Handelsblad.
De houdbaarheidsdatum van beide films bleek gelukkig nog niet verstreken. Volgens mij heeft dat in de eerste plaats te maken met de solide ‘verpakking’. Morgen en Roadkill zijn nogal professioneel gedraaid en in bijna alles zie je een hoge ‘production value’ terug. In de tweede plaats lijkt het alsof je als regisseur en/of scenarist in slechts tien minuten niet al te zeer kunt teleurstellen. Met zo veel beeldkwaliteit per seconde vliegt de tijd voorbij, zodat het geduld nauwelijks op de proef gesteld wordt. Maar blijf ik als kijker dan wel tweemaal tien minuten inhoudelijk geboeid? Niet makkelijk. Morgen is vanaf de eerste seconde nadrukkelijk sentimenteel van toonzetting en per minuut wordt het scenario diffuser. Ik twijfel dus al snel of de vrouw van het bejaarde echtpaar
Mediafonds september 2010 609 – cultuur en media 37
misschien ook zelf dementeert (“Het is donker” bij hellichte dag?) en de afscheidstragiek (De echtgenoot gaat naar het verzorgingstehuis, morgen blijkt vandaag te zijn) krijgt in een dansscène op de dagmarkt een wel erg feestelijke betekenis, die haaks staat op de uitgezette dramatische lijn. Tot mijn verrassing en genoegen zag ik in Morgen wel twee oude bekenden verenigd: Ton Kuyl en Pim Lambeau. Hun fragiele aanwezigheid en goed gedoseerde acteren geven de film ondanks mijn kritische kanttekeningen een meerwaarde. Ton verblijft overigens al meerdere jaren in het Rosa Spierhuis en Pim is nog steeds Pim, wat dat betreft leeft het scenario van Morgen in hen voort. Roadkill lijdt nergens onder sentimenten maar wel onder onwaarschijnlijkheid. De regisseur moet het noodlot op een te smalle polderweg veel te nadrukkelijk helpen en forceren. Ook is de film (als ironische dader-wordt-zelfslachtoffer-grap) helaas te voorspelbaar, beginnend bij de titel. Roadpizza zou al verrassender geweest zijn. Er is hier overigens geen sprake van dialoog, het geluidsdecor is sterk, de enige ‘tekst’ is best grappig sardonisch gesnater van de aangereden eend in kwestie. Roadkill doet me in stijl nog het meest aan een uitgesponnen reclame denken en wat blijkt: Jeroen Annokkee heeft zich inmiddels in de reclamewereld genesteld en werkt voor behoorlijk prestigieuze opdrachtgevers. Zag dat Jacqueline van Vugt in 2003 in ieder geval nog de niet onopgemerkt gebleven documentaire Toda una Vida maakte. Ook daarin blijkt zij goed oog te hebben voor kleinmenselijk drama. Er volgde – bij mijn weten – nadien geen nieuw eigen werk. Ze maakt zich ondertussen als cameravrouw verdienstelijk, waarschijnlijk – net als talloze andere lotgenoten – ongeduldig wachtend op een nieuwe gelegenheid. Wellicht dat de NPS naar aanleiding van dit jubileum daar de noodzaak van inziet? Rob Ligthert is theatermaker en regisseur.
Auke Kranenborg over ‘Missiepoo 16’ (Anna van der Heide, 2007) en ‘El Mourabbi’ (Sacha Polak, 2007) Wanneer een film begint schort je als kijker je ongeloof op. Je gaat een verbintenis aan met de filmregisseur dat – hoe ver het soms ook afstaat van de realiteit – wat hij laat zien echt gebeurd zou kunnen zijn. Pratende vossen, boze harige monsters en gevoelige opblaaspoppen kunnen dan ineens volstrekt geloofwaardig overkomen. Maar hoe ver ga je daar in? Onder welke voorwaarden blijf je de filmmaker geloven? En is de vaderliefde van een pizzakoerier voor een gevonden baby even geloofwaardig als het meisje dat via de webcam vraagt of ze haar stiefvader (onterecht) moet aanklagen voor seksuele intimidatie? De korte film El Mourabbi van Sacha Polak oogt realistisch, bijna documentair. De camera kijkt mee over de schouder van Rachid terwijl hij in de avonduren op zijn brommer langs de huisdeuren rijdt om pizza’s te bezorgen. Als hij op een avond ergens aanbelt en niemand opendoet vindt hij een huilende baby achtergelaten in het portiek. Rachid neemt het kindje mee en verbergt het voor vrienden in de pizzabox van zijn brommer. Voor het eerst in zijn leven voelt hij echte verantwoordelijkheid, maar na een paar dagen beseft hij dat hij deze verantwoordelijkheid niet kan of wil dragen en hij laat de baby achter op een verlaten plek. De korte film MissiePoo16 is zo mogelijk nog realistischer vormgegeven. De veertienjarige Rosan zien we namelijk alleen maar vanuit het perspectief van haar webcam, die ze als videodagboek gebruikt. Ze lijkt een vrolijke tiener, maar al gauw blijkt dat de opgewektheid vooral buitenkant is. Haar beste vriendin Kim is alleen geïnteresseerd in jongens (is al met drie naar bed geweest) en haar gescheiden moeder heeft een verschrikkelijke nieuwe vriend, Ernest genaamd. Rosan is geen vrolijke tiener, maar een eenzame puber. Wat dat betreft hebben MissiePoo16 en El Mourabbi wel wat gemeen. Beide korte films verhalen over de eenzame puberziel en beide tieners worden voor situaties geplaatst waarmee ze maar moeilijk om kunnen gaan. Rosan weet zich geen raad met haar nieuwe stiefvader en Rachid niet met de baby. Toch is Rosan een geloofwaardiger personage dan Rachid, en dat heeft niet te maken met het feit dat deze laatste
38 609 – cultuur en media september 2010 Mediafonds
10 jaar Kort! Kort!, het jaarlijkse programma van tien korte films, beleeft dit jaar de tiende editie en dat wordt gevierd met een nachtelijke marathonuitzending van de NTR op 25 september op Nederland 2, een feestelijke première op het Nederlands Film Festival en de lancering van een dvd-box met alle 100 films die in tien jaar Kort! zijn gemaakt. Met originele en gevarieerde films, gemaakt door talentvolle makers, heeft Kort! in tien jaar tijd een aantal belangrijke internationale prijzen in de wacht gesleept, waaronder de prestigieuze Gouden Beer voor Hanro Smitsman met Raak en de Zilveren Beer voor Karin Junger met Vet!. Op 28 september gaat Kort! 2010 in première. De volgende films zijn te zien: Bukowski van Daan Bakker, Dominique van Jim Taihuttu, Vanaf hier van Margot Schaap, Heen en weer dag van Martine Nijhoff en Mirjam de With, Kattenkwaad van Laura van Dijk en Nova van Dijk, De maan is kapot van Rogier Cornelisse en Arno Dierickx, Mowgli en Fidel van Desiree Duwel en Janneke van Heesch, The Palace van Lara Sala en Ruud Satijn, Het rijke verdriet van Erwin Olaf en Suiker van Dennis van de Ven en Jeroen Annokkee. In het kader van het 10-jarig bestaan van Kort! is een elfde film geproduceerd in samenwerking met VERS, een project van de Vereniging voor Nieuwe Film- en Televisiemakers: Rosalinda van Rogier Hesp en Michael Leendertse. In het project Kort! werken de NTR, het Filmfonds, het CoBO-fonds en het Mediafonds samen.
een baby vindt, deze een tijdje bij zich houdt en vervolgens weer te vondeling legt. Er zijn wel gekkere dingen gebeurd in films. De vraag of iets in het echte leven wel of niet zou kunnen gebeuren is dan ook niet interessant. Het is de realistische filmtaal van El Mourabbi die de onwaarschijnlijke verhaallijn moeilijk verdraagt. De vorm van het videodagboek zit MissiePoo16 daarentegen als gegoten. De regisseur is totaal onzichtbaar en niet alleen het acteerwerk, maar ook de webcam maakt Rosan tot een van de geloofwaardigste personages in tien jaar Kort! Auke Kranenborg studeerde filosofie en werkt bij het Mediafonds.
Hanna Bervoets over ‘Over vis en revolutie’ (Margien Rogaar, 2008) en ‘Naakt’ (Albert-Jan van Rees en Diederik Ebbinge, 2006)
Eigenlijk moet u dit stukje niet lezen. Hoe korter een vertelling, hoe minder je er van te voren over dient te weten. Daarom hier geen beschrijvingen of recensies van de mij toegewezen Kort!-producties, maar twee geschreven trailers. Want waar een recensie soms verzadigt, is een trailer slechts een voorgerecht, ja: een trailer maakt hongerig. Hoop ik. Na het lezen van de [PLAY]knop moeten mijn trailers zich in uw hoofd gaan afspelen. Dankzij mijn woorden, maar vooral: dankzij uw verbeelding. Bent u klaar? Ja? 1: [PLAY] Vogelgeluiden, we zijn buiten. Een gezicht: een man. Groeven lopen over zijn voorhoofd. De fronsrimpels tussen zijn ogen zijn nog net iets dieper. ‘Zigeunerschnitzel?’ : een vrouw. Haar haren zijn wit. De man zegt niets. Zwart scherm, stilte. De man staat voor het raam. Handen in zijn zakken, rug naar ons toe. ‘Eerste letter een W, tweede letter een A.’ ‘Water,’ zegt de man. ‘Nee da’s niet goed,’ doet de vrouw. ‘Wacht,’ zegt de man. ‘Wat?’ ‘Wacht.’ Zwart scherm, stilte. De man eet een kommetje leeg. Zijn lepeltje tikt tegen het glas: tiktik, tak. ‘Koffie is zo klaar’. De vrouw verdwijnt, de man zucht. Zwart scherm, muziek, een piano: dada, dadadam. Witte letters, titels, teksten: Bert Luppes, Joke Tjalsma, in een film van… Dadadam, dadadam. Margien Rogaar en Jacqueline Epskamp. Pom pom pom PAM! Een trommel, tamboerijn, gezang: pom pom pam,‘Ay!’, ‘Privet!’, ‘Aaaay!’
Naakt
Nog meer trommels: Pompompom, pompompam! Mannen lachen, mannen schreeuwen, mannen dansen langs de waterkant. ‘Ay ay!’, ‘For you’, ‘Where is your wife?’ Pompompom, pompompam! Een vuur, een vis, een fles, een net. ‘Yes!’, ‘Yes!’ Pompompom, pompompam, BAF! Stilte. Een gezicht: de man. Kampvuur verlicht de groeven in zijn voorhoofd. De man praat niet maar we horen zijn stem: ‘Waarom vangen zij wel van die grote?’ Zwart scherm, witte letters: OVER VISSEN EN REVOLUTIE.
Een kinderstem, een jongetje: ‘We gaan vandaag naar de sauna.’ Nog een stem, een meisje: ‘Wat is dat?’ ‘Dan moet iedereen in z’n blootje.’ ‘Moet jij dan ook bloot?’ De kikker klatert nog steeds. Maar dan: Een bubbelbad, spetters, golven: het klateren wordt kolken. Voeten, nagels, enkels, benen in het water. Schaamhaar. Een jongetje, helemaal alleen, in een doucheruimte vol glimmende tegels. Boven zijn hoofd hangt een ton. De jongen trekt aan een touwtje, de ton kantelt langzaam: SPLASH!
2: [PLAY]
Rode letters: NAAKT.
Een fontein. Of nou ja: een kikker van steen spuit water dat klatert.
Hanna Bervoets is schrijver en columnist.
Mediafonds september 2010 609 – cultuur en media 39