Kristien Arnouts
Visies op onderwijs COC en politieke partijen
COC heeft zich op haar congres van oktober 2013 bezonnen over de toekomst van het onderwijs en van de leraar. Dat resulteerde in negen door het congres goedgekeurde krachtlijnen1. Onze visie maakt ook duidelijk hoe wij onze rol als vakorganisatie willen opnemen. Recent stelden wij met het gemeenschappelijk vakbondsfront ook een memorandum2 op voor de volgende Vlaamse Regering, dat ook geïnspireerd werd door onze krachtlijnen.
Met de verkiezingen van mei voor de deur wilden we onderzoeken of de vijf politieke partijen die het beleid in Vlaanderen in het verleden meebepaald hebben en dat in de toekomst waarschijnlijk nog zullen doen (CD&V, Groen, N-VA, Open Vld en sp.a) onze standpunten delen. We wilden weten hoe zij tegenover onze verwachtingen staan en wat hun prioriteiten zijn binnen het beleidsdomein onderwijs. Om daarachter te komen, hebben wij Kathleen Helsen (CD&V), Elisabeth Meuleman (Groen), Kris Van Dijck (N-VA), Jo De Ro (Open Vld) en Pascal Smet (sp.a) dertien stellingen voorgelegd: over de vaste benoeming, de kerntaak van het onderwijs, de opleiding van directeurs, het leidinggevend kader, welzijn op school, werkingsmiddelen voor vakbonden en inspraak op school, de financiering van het onderwijs, middelen voor de ondersteuning van startende personeelsleden, de jaaropdracht, de opleiding en de professionalisering van het onderwijspersoneel, de onderwijstijd en de schoolvakanties, de scholengroepen en tot slot het vakantiegeld. Als afsluiter vroegen we wat hun prioriteiten zouden zijn, als de volgende minister van onderwijs uit hun partij zou komen. Tot slot nog dit: bij het lezen van de antwoorden van de politieke partijen moet je er rekening mee houden dat we ze per stelling een maximum aantal lettertekens hebben opgelegd. Of je je stemgedrag door hun antwoorden laat beïnvloeden, laten we aan jou over. Maar het is in elk geval zo dat een verwittigd mens er twee en een verwittigd vakbondslid er minstens vier waard is!
1 http://www.coc.be/newsitems/view/663 2 http://www.coc.be/newsitems/view/670
Brandpunt | Mei 2014
9
Kristien Arnouts
1. De vaste benoeming
Onderwijs is een pedagogische activiteit die per definitie waardegebonden keuzes inhoudt en gericht is op de identiteitsvorming van jongeren. Dat kan maar binnen een dragende verhouding en daarvoor is een stabiele pedagogische relatie nodig die een veilige omgeving creëert waarbinnen jongeren zich kunnen ontwikkelen. Een stabiele pedagogische ruimte waarin het onderwijspersoneel zich als stabiel team engageert, laat toe dat leraren en docenten met hun leerlingen en studenten bezig zijn in plaats van met de eigen tewerkstelling of onderlinge concurrentie. COC vindt de vaste benoeming én de affectatie aan een school of centrum dan ook een essentiële voorwaarde voor kwaliteitsvol vormend onderwijs.
Om pedagogische ambities na te streven en te bereiken, om jongeren optimale kansen te geven zich te ontwikkelen, is en blijft een stabiel team van leraren een cruciale voorwaarde. De uitdaging die voor ons ligt, is om een sterke verbondenheid met een school te laten samengaan met een grote werkzekerheid van alle leraren, ongeacht hun statuut. Dat laatste is uitermate belangrijk, in het bijzonder om voldoende nieuwe leraren aan te trekken en hen ook in het onderwijs te houden. Om te grote niet-objectiveerbare verschillen en onderlinge concurrentie tegen te gaan, willen we de arbeids- en sociale zekerheidsvoorwaarden van de verschillende groepen naar elkaar toe laten groeien.
Groen wil de vaste benoeming niet afschaffen, maar pleit wel voor meer solidariteit tussen vastbenoemden en tijdelijken. Een op vijf leraren is niet vastbenoemd. Die ‘tijdelijke’ leraren moeten een beter statuut krijgen. Om de vervangende leraar meer zekerheid te geven, geldt voortaan bij een afwezigheid die langer dan een jaar duurt, bijvoorbeeld door detachering, één vast instapmoment op 1 september. Als de leraar die wordt vervangen, gebruik wil maken van dat instapmoment, moet hij daar ten laatste op 30 juni kennis van geven, waarna de vervangende leraar onmiddellijk wordt verwittigd. Detachering met behoud van vaste benoeming wordt beperkt in de tijd.
2. Kerntaken onderwijs
Competentiegericht onderwijs heeft nood aan trainers. Opvoedend onderwijs heeft nood aan verzorgers. Vormend onderwijs heeft nood aan leraren. Dat onderwijs vormt leerlingen tot democratische burgers die in staat zijn tot kritisch denken, oordelen, verdraagzaamheid en inlevingsvermogen. Het trekt leerlingen uit hun leefwereld, confronteert hen met wat van belang is in de wereld, nodigt leerlingen uit zich te verdiepen in de materie en te studeren en investeert ook in wat leerlingen (ogenschijnlijk) nog niet kunnen of waar ze (ogenschijnlijk) geen talent voor hebben. Zo’n onderwijs is identiteitsvormend en bereidt leerlingen voor op een vernieuwende inbreng in een democratische samenleving. Volgens COC is vormend onderwijs verstrekken de kerntaak van het onderwijs en is het onderwijsberoep dus fundamenteel verschillend van een zorgberoep.
10
Brandpunt | Mei 2014
Onderwijs biedt elke jongere de kans om zichzelf te ontplooien. CD&V wil een brede vorming blijven waarmaken: ‘learning to know, learning to do, learning to live and learning to be’. Vakbekwame leraren bepalen de kwaliteit van ons onderwijs. Zij maken het verschil door erin te geloven dat we de talenten van al onze jongeren sterk tot ontwikkeling kunnen brengen. Leraren kunnen daarin ondersteund worden door psychologen, pedagogen, maatschappelijk werkers, logopedisten, kinesisten, artsen, verpleegkundigen… die samen kijken hoe het leerproces bij kinderen met specifieke onderwijsnoden zo optimaal mogelijk kan verlopen.
Naast zorgen voor de cognitieve ontwikkeling van kinderen heeft onderwijs de opdracht om te werken aan de volledige ontplooiing van kinderen en jongeren - sociaal, emotioneel, fysiek en creatief. Die brede ontwikkeling behoort tot de kerntaak van leraren. Brede ontwikkeling veronderstelt intense samenwerking tussen de school en andere lokale spelers. De directie en het lerarenteam zijn verweven met een breder netwerk van partners in de buurt van de school. Inbedding in de buurt helpt om professionals uit andere sectoren een rol te laten spelen binnen de werking van de school: straathoekwerkers, bemiddelaars, sociaal assistenten, buurt- en opbouwwerkers.
Een degelijk en aantrekkelijk loopbaanbeleid is essentieel. De vaste benoeming is een van de aspecten die een loopbaan in het onderwijs aantrekkelijk maken. De N-VA wil ook werk maken van een degelijk evaluatie- en functioneringsbeleid. Leraren hebben recht op een efficiënte evaluatie met als doel hen in de eerste plaats te motiveren, te ondersteunen en te begeleiden en, als het echt niet anders kan, hun aanstelling te beëindigen. Daarnaast wil de N-VA ook specifiek werk maken van een speciaal retentiebeleid voor jonge en beginnende leraren.
Open Vld is van oordeel dat het debat over de vaste benoeming in de volgende legislatuur niet aan de orde is. Er zijn onderwijsdossiers die een grotere prioriteit wegdragen.
De maatschappij verwacht inderdaad steeds meer van het onderwijs. Maatschappelijke problemen en opvoedingskwesties worden nogal vaak doorgeschoven naar de school. Dat gebeurt meestal nog de dag zelf waarop een nieuw element in de media komt. Voor de N-VA is onderwijs in de eerste plaats opleiden en vormen. Ook de maatschappij en de ouders zelf dragen een grote verantwoordelijkheid. Onderwijs moet zich kunnen blijven focussen op haar kerntaak: kennis en vaardigheden overbrengen. Het aantal lesuren per week is beperkt. We moeten dus prioriteiten stellen. De onderwijsmiddelen moeten dan ook ingezet worden voor die kerntaak.
Elk mens heeft zijn eigen talenten, interesses, vaardigheden en mogelijkheden en daarom moet het onderwijs streven naar het vakkundig begeleiden van al die talenten. Open Vld wil daarom het onderwijzend personeel versterken. Het zijn immers zij die voor de klas staan, die de as zijn waarrond het onderwijs in Vlaanderen draait. Talentherkenning, talentontwikkeling en talentoriëntering zijn kerntaken die we aan ons onderwijzend personeel toewijzen. Dat is hun fundamentele opdracht: kennis en vaardigheden overbrengen op een manier die past bij het talent van elk kind.
Sp.a wil inzetten op leraren die een excellente opleiding genieten, zich continu bijscholen, plezier beleven aan hun vak en hedendaags onderwijs geven. Wij willen dat school- en centrumbesturen inzetten op een goed HR-beleid waarbij teamwork vooropstaat. Wij streven naar scholen en centra waar leraren graag komen werken en behandeld worden als echte professionals. Sp.a is geen vragende partij om de vaste benoeming af te schaffen, maar wil wel een andere invulling. Sp.a is absoluut voorstander van een bestuurlijke schaalvergroting, omdat dat de werkzekerheid en loopbaanperspectieven voor personeelsleden vergroot. Voor sp.a is de leraar in dienst van het bestuur en wordt hij ingezet waar zijn talent het meest nodig is.
De leraar is dé sleutel om jongeren zelf hun talenten te laten ontdekken, hen maximaal te laten ontplooien en interesses bij hen op te wekken. Sommige kinderen hebben meer zorg nodig dan anderen. Leerlingen met een lichte verstandelijke beperking of een leerstoornis volgen, waar mogelijk, het gewoon onderwijs. We houden daarbij rekening met de draagkracht van scholen. We versterken het buitengewoon onderwijs voor leerlingen voor wie inclusief onderwijs niet mogelijk is. Het onderwijsberoep verschilt inderdaad van een zorgberoep. Dat wil niet zeggen dat lesgeven beperkt kan blijven tot ‘leerstof overbrengen’. Het competentiegerichte, het vormende en het zorgende zijn alle drie belangrijk. De school staat daarin niet alleen. We moeten uitklaren hoe leerlingenbegeleiding beter kan ingevuld worden.
Brandpunt | Mei 2014
11
Kristien Arnouts
3. Opleiding directeurs
Beginnende directeurs staan voor een complexe opdracht: de techniciteit van de nieuwe functie onder de knie krijgen, leren omgaan met de vele (emotioneel) beladen relaties tussen leerlingen, leraren en ouders op een manier die een veilig en professioneel pedagogisch klimaat ondersteunt, hun plaats vinden binnen een team van collega-directeurs, een extern netwerk uitbouwen en tussen dat alles de balans weten te vinden. Het gaat hier om het verwerven van specifieke competenties en een specifieke professionele identiteit wat minstens een geëigend opleidingstraject noodzaakt. COC is dan ook van mening dat directeurs pas aangesteld kunnen worden als ze zo’n traject gevolgd hebben.
Elke school verdient sterke leiders aan het hoofd en heeft die, gelet op de grote complexiteit van een school leiden, ook absoluut nodig. Wij zijn ervan overtuigd dat ook voor directeurs opleidingen en professionaliseringsmogelijkheden verder ontwikkeld moeten worden. We geven het vertrouwen en de ruimte aan schoolbesturen om op een professionele manier directeurs aan te stellen en om voor hun directeurs trajecten op maat aan te bieden, die voortbouwen op competenties die ze al hebben. Wij willen eerder inzetten op kwaliteitsbewaking inzake het gebruik van valide en betrouwbare instrumenten en methoden in het HR-beleid dan in het creëren van nieuwe reglementeringen.
Meer opleidingskansen voor directeurs zijn heel belangrijk om het beleidsvoerend vermogen van scholen te versterken. Groen steunt het voorstel van COC om een opleidingstraject te koppelen aan de aanstelling van toekomstige directeurs.
4. Leidinggevend kader
Kwaliteitsvol onderwijs vraagt professioneel leiderschap. Directeurs spelen een cruciale rol in het bewaken van de werkdruk, emotionele belasting en planlast. Professionele directeurs moeten de autonomie van het onderwijsteam hoog in het vaandel dragen en het onderwijspersoneel ook het nodige vertrouwen geven. Als in een school of centrum een leidinggevend kader wordt gevormd (een directeur kan immers niet alles alleen), dan moet dat met aparte middelen gebeuren en dus niet meer met middelen uit het lesuren- of lestijdenpakket. Deze lesuren/lestijden moeten gebruikt worden voor lesactiviteiten.
12
Brandpunt | Mei 2014
Om directeurs de mogelijkheid te bieden hun cruciale rol nog beter op te nemen, wil CD&V volop inzetten op deregulering en een daling van de administratieve planen werklast. Dat vereist een grotere terughoudendheid van de overheid en minder decreten, besluiten en omzendbrieven. Bij het begin van de volgende legislatuur wil CD&V zich samen met de onderwijsactoren buigen over de bestaande regelgeving om tot vereenvoudiging te komen. Wij hebben vertrouwen in directies en schoolteams die hun schoolbestuur adviseren om tot de juiste keuzes te komen in de aanwending van de globale puntenenveloppe. Wij kiezen voor een sterke kwaliteitsbewaking waarbij de ontwikkelingskansen van kinderen centraal staan.
Sterke directeurs en professionele schoolbesturen maken het verschil. De omkadering voor administratieve, beleids- en pedagogische ondersteuning voor basisscholen wordt verhoogd. Die middelen komen niet uit het lesuren- of lestijdenpakket. Ook het salaris van de directeurs in verschillende onderwijsniveaus wordt meer in evenwicht gebracht. Dat kan een belangrijke stimulans vormen om meer kandidaatdirecteurs te vinden.
Schooldirecties besteden een groot deel van hun tijd aan allerhande administratie, financieel beheer en logistieke ondersteuning. Daardoor kunnen de directies niet genoeg focussen op hun sowieso al erg veelzijdige taak: begeleiden van personeel, kwaliteit bewaken, omgaan met kinderen, schoolbeleid en ten slotte plannen en organiseren. Goede en gemotiveerde directeurs blijken dan ook vaak witte raven. Velen houden het wegens de hoge werkdruk al snel voor bekeken. De N-VA vindt het daarom belangrijk dat directeurs via een opleiding voorbereid worden op hun functie.
Open Vld wil een versterking van elke lerarenloopbaan, dus ook van de directiefunctie. Het beleidsvoerend vermogen van elke school moet verhoogd worden door een versterking van leraren en directies. Een daartoe geëigend opleidingstraject kan een mogelijke maatregel zijn. Dat moet, samen met alle andere mogelijke maatregelen, op zijn merites onderzocht worden.
Er wordt inderdaad meer en meer verwacht van directeurs. We werken daarvoor verschillende directeursprofielen uit. Een professioneel gevormde directeur moet een school leiden. Of alle directeurs verplicht eerst een opleiding moeten volgen, hangt af van de startcompetenties van de directeurs die geworven worden. Als beginnende directeurs nood hebben aan een algemene opleiding of aan een opleiding over bepaalde deelaspecten, moet dat zeker kunnen. Soms is het misschien ook aangewezen om een coach te hebben waarbij de beginnende directeur terecht kan. Ook hier gaan we absoluut voor samenwerking over de verschillende directeurs heen. Schoolbesturen moeten voldoende groot zijn en voldoende middelen hebben om verder te werken aan het beleidsvoerend vermogen van scholen.
De N-VA is ervan overtuigd dat administratieve ondersteuning en omkadering zo dicht mogelijk bij en in de scholen moet gebeuren. De N-VA wil dat de onderwijsmiddelen maximaal worden ingezet voor onderwijs. Op dit moment gaan er te veel financiële én menselijke middelen verloren aan ons versnipperd onderwijslandschap of in de overhead, zoals uit de recente studie van de pedagogische begeleidingsdiensten bleek. Daarom wil de N-VA dat er minder middelen in dure structuren worden gestoken en meer middelen in mensen in de klas. Leerlingenbegeleiding en pedagogische begeleiding moeten bovendien meer in dienst staan van leerlingen en leraren.
Open Vld deelt dit standpunt, weliswaar geplaatst binnen een ruimer budgettair kader. Alle maatregelen die nieuwe middelen vereisen, moeten afgewogen worden binnen een totaal budgettair kader.
Zie ons antwoord op vraag 3. Een professioneel gevormde directeur moet een school leiden, maar een directeur kan echter niet àlles. De verschillende profielen kunnen helpen om een leidinggevend kader te creëren waarbij directeurs uit verschillende disciplines elkaar ontmoeten en versterken. We stimuleren eveneens de ontwikkeling van een netoverschrijdend netwerk dat expertise verzamelt in praktijkgericht innovatief onderwijs. De verzamelde kennis wordt gedeeld in het onderwijsveld. Zo leren scholen van elkaar en worden goede praktijken verder bekend gemaakt.
Brandpunt | Mei 2014
13
Kristien Arnouts
5. Welzijn op school
Personeelsleden zijn de spil van het onderwijsgebeuren. Daarom moet er voluit aandacht zijn voor hun professioneel welbevinden en is een goed uitgewerkt welzijnsbeleid een absolute noodzaak. Werkdruk en emotionele belasting zijn verantwoordelijk voor psychische vermoeidheid. COC vindt daarom dat het onderwijspersoneel recht heeft op een volwaardig beleid aangaande alle psychosociale aspecten, een beleid dat antwoord biedt op de toenemende stress, depressie en burn-out, de stijgende werkdruk, de grotere mondigheid van leerlingen en ouders, de toenemende agressie en het pesten van het onderwijspersoneel. Voor zo’n beleid moet de overheid de middelen voorzien.
Scholen worden naast door de specifieke onderwijsreglementering, gevat door andere wetgeving, bijvoorbeeld op het vlak van milieu, voedselveiligheid of welzijn. Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het uittekenen van een welzijnsbeleid voor hun school. Het psychosociale aspect zal daarvan deel uitmaken. Om dat eigen beleid uit te tekenen, komt het aan de besturen toe om te beslissen welke mankracht en welke middelen ze inzetten. Voor elk luik aparte, gekleurde budgetten toekennen doet afbreuk aan de beslissingsruimte die besturen nodig hebben. Het spreekt anderzijds voor zich dat er, om het geheel van taken te vervullen, voldoende middelen beschikbaar moeten zijn.
Groen onderschrijft het syndicale recept van ACV om vroegtijdig knelpunten te detecteren in het werkvermogen van werknemers. Het is essentieel om de werkbaarheid op peil te houden met vorming, jobaanpassingen of ander individueel maatwerk. We ondersteunen de versnelde ontwikkeling van een eenvoudig instrument dat het ‘werkvermogen’ meet. Sociale partners zien van kortbij toe op de uitwerking van zo’n neutraal instrument. Groen wil dat de overheid bij nieuwe onderwijsregelgeving controleert of de nieuwe regels geen irriterende regeldruk veroorzaken. We starten met een ‘lastenmonitor’ als meldpunt.
6. Werkingsmiddelen voor vakbonden/inspraak op school
Naast de arbeidsvoorwaarden wordt de werkbaarheid van het werk ook in hoge mate bepaald door de inhoud van het werk, de relaties op de werkvloer en de omstandigheden waarin het werk uitgevoerd moet worden. Om die reden is COC van oordeel dat het sociaal overleg moet worden uitgebreid tot alle aspecten die een invloed kunnen hebben op de werkbaarheid van het werk zoals de inhoud van de job, de omstandigheden waarin gewerkt wordt, de verhoudingen op de werkvloer, de onderwijsstructuren en het curriculum op macroniveau. De lokale vakbondsafgevaardigden moeten ook voldoende vrijgesteld worden van hun opdracht om hun taken in het sociaal overleg naar behoren en professioneel te kunnen vervullen.
14
Brandpunt | Mei 2014
De overleg- en onderhandelingscultuur in het onderwijs (op Vlaams en op lokaal niveau) staat volgens CD&V in belangrijke mate mee garant voor het succes van ons onderwijs. Zowel voor de regelgeving op Vlaams niveau als voor de professionaliteit van onze leraren en de kwaliteit van onze scholen is ze onmisbaar. Op alle niveaus blijven investeren in overleg, zeker ook met de representatieve vakorganisaties, is dus de boodschap. Dat overleg houdt ook in dat de overheid zich samen met de representatieve vakorganisaties, de koepels en het GO! blijft buigen over de context waarbinnen overleg- en onderhandelingsafspraken vorm krijgen. Afspraken over voldoende mogelijkheden voor lokale vakbondsafgevaardigden horen daarbij.
Vertrouwen geven aan leraren betekent dat ook zij een sterkere rol krijgen in de centrale inspraakorganen (directieraad en/ of pedagogische raad). Dat betekent een democratische en uitgebreide vertegenwoordiging van de leraren in de directieraad en een goede consultatie en efficiënte communicatie naar alle leraren.
De N-VA vindt dat welzijn op school een gedeelde verantwoordelijkheid is van zowel de overheid als van de schoolbesturen. Het is belangrijk dat de overheid de problematiek duidelijk in kaart brengt en opvolgt. Daarnaast moet de overheid ook planlast aanpakken en vermijden dat alle maatschappelijke problemen naar de scholen worden doorgestuurd. Dat neemt echter niet weg dat ook de schoolbesturen een belangrijke verantwoordelijkheid hebben om tijdig ernstige signalen op te vangen van personeelsleden die te kampen krijgen met psychosociale problemen.
Open Vld deelt dit standpunt, weliswaar geplaatst binnen een ruimer budgettair kader. Alle maatregelen die nieuwe middelen vereisen, moeten afgewogen worden binnen een totaal budgettair kader.
Als de leraar goed opgeleid is, zich voortdurend bijschoolt (formeel of informeel) en samenwerkt met andere personeelsleden, dan zal hij veel situaties beter aankunnen, waardoor de kans dat hij problemen krijgt met welbevinden minder groot is. Als scholen geleid worden door professionele directeurs die een verantwoord HR- en welzijnsbeleid voeren, dan zullen de klachten van personeelsleden wellicht verkleinen of minimaal zijn. Als alle onderwijsactoren onderzoeken hoe de plan- en administratieve lasten voor leraren kunnen verminderen, dan zal de tevredenheid van de leraren toenemen. Als hij actief kan zijn in een evenwichtig samengesteld team, dan zal hij zich beter in zijn vel voelen, enzovoort.
De N-VA wil een onderwijsbeleid dat ook gedragen wordt door leraren en directies. De vakorganisaties hebben daarin onmiskenbaar een belangrijke rol. Het is volgens ons logisch dat vakbondsafgevaardigden voldoende vrijgesteld worden om deel te nemen aan de werkzaamheden van de in de vakorganisatie opgerichte algemene commissies en comités.
Open Vld is voorstander van een nauw sociaal overleg binnen de onderwijswereld. Een mogelijke uitbreiding van de verplichte onderwerpen van het sociaal overleg kan overwogen worden, maar heeft niet de grootste prioriteit in de volgende legislatuur.
Voor sp.a is het geen enkel probleem om de opgesomde punten tot verplicht sociaal overleg te maken. Wanneer de bestuurlijke schaalvergroting een feit is, moet er naast de werkgeversafvaardiging ook een sterke werknemersafvaardiging te zijn. De manier waarop dat moet georganiseerd worden, is voorwerp van debat in het uittekenen van een passend nieuw en geïntegreerd syndicaal statuut.
Brandpunt | Mei 2014
15
Kristien Arnouts
7. Financiering onderwijs
De overheid schuift, ook onder druk van maatschappelijke veranderingen, steeds meer taken door naar de scholen en centra. Zij neemt haar eigen verantwoordelijkheid te weinig op, omdat zij onvoldoende de grenzen van het onderwijs bewaakt en niet voorziet in het personeel dat noodzakelijk is voor die nieuwe taken. Daardoor wordt volgens COC de kwaliteit van het onderwijs aangetast. In die zin kan het ook niet dat men er nog maar zou aan denken om de open-end financiering van het leerplichtonderwijs in vraag te stellen. Ook de centra voor basiseducatie en de centra voor volwassenenonderwijs moeten gefinancierd worden op basis van hun aantal cursisten. De gesloten omkaderingsenveloppe van de CLB moet om dezelfde reden ook opengebroken worden.
CD&V is er zich van bewust dat er een stijgende druk is om meer taken aan scholen toe te wijzen, vaak door maatschappelijke evoluties. CD&V kiest ervoor om scholen opnieuw meer vrijheid te geven bij het invullen van hun curricula. Verder blijft de open-end financiering van het leerplichtonderwijs het uitgangspunt voor de budgettaire meerjarenplanning. De evaluatie van het volwassenenonderwijs – die helaas op zich laat wachten – moet ook uitwijzen of en hoe we de financiering moeten aanpassen. Al meermaals hebben we ervoor gepleit om de CLB-enveloppe aan te passen aan de uitgebreide opdracht van de centra.
Door een sterke toename van het aantal zorgvragen op school, is het duidelijk dat de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) dringend extra mensen en middelen nodig hebben. CLB zouden ook een sterkere rol moeten krijgen in gezondheidspreventie en opvoedingsondersteuning (zwaarlijvigheid, tandbederf, gedragsproblemen, middelengebruik…). Willen we van onze basisscholen brede scholen maken, die kiezen voor een brede ontwikkeling en extra zorg voor gelijke onderwijskansen, dan moet ook de algemene omkadering voor basisscholen worden verhoogd. Sterke directeurs en professionele schoolbesturen zullen positieve effecten hebben op de ontwikkeling van kleine kinderen.
8. Middelen voor ondersteuning startende personeelsleden
Veel startende personeelsleden verlaten het onderwijs al vroeg in hun loopbaan. Versnipperde opdrachten, werkonzekerheid en gebrek aan ondersteuning spelen daarbij een belangrijke rol. Volgens COC moeten die personeelsleden goed ondersteund worden door ervaren collega’s en specifiek opgeleide mentoren. Ze moeten in de eerste fase van hun loopbaan geleidelijk kunnen ingroeien in hun opdracht, wat impliceert dat ze niet belast worden met taken die verantwoordelijkheden omvatten die best door meer ervaren collega’s worden uitgevoerd. In hun opdracht moet ruimte worden voorzien voor aanvullende (formele) vorming en coaching. Dat is allemaal niet te realiseren als de overheid de scholen en centra niet de middelen geeft die nodig zijn voor zo’n beleid.
16
Brandpunt | Mei 2014
Ook in ons eigen 3D-plan hebben we aangegeven dat het van groot belang is dat beginnende leraren een aangepaste opdracht krijgen en op een performante aanvangsbegeleiding kunnen rekenen. Het laat bovendien toe dat ervaren leraren nieuwe uitdagingen kunnen aangaan naast of in de plaats van hun lesopdracht. Ook in dat kader willen we het gesprek aangaan over de opdracht van de leraar. Meer dan ooit willen we alle scholen uitdagen om middelen aan te wenden om voor alle leraren en hun schoolteam professionaliseringtrajecten te ontwikkelen. Ze krijgen daarbij de ruimte om een sterk eigen HR-beleid te voeren, maar tegelijk willen we ‘good practices’ ook meer laten delen.
Groen pleit voor een statuut voor de beginnende leraar dat het recht opent op aanvangsbegeleiding, op een minimum aantal paralleluren en extra opleidingskansen. Parallel wordt het statuut van de senior leerkracht geïntroduceerd, met extra pedagogische verantwoordelijkheden en een mandaatvergoeding. De mentoruren voeren we opnieuw in. Door de middelen voor professionalisering te verhogen willen we ook collectieve coaching en andere vormen van leergemeenschappen extra stimuleren. Groen pleit ten slotte voor een projectfonds voor praktijkgericht onderwijsonderzoek. Vormen van praktijkgericht onderzoek met onderzoekers en pedagogische begeleiders ondersteunen de leraar in de vervolmaking van zijn meesterschap.
De maatschappij verwacht steeds meer van het onderwijs. Voor de N-VA is onderwijs in de eerste plaats opleiden en vormen. Ook de maatschappij en de ouders zelf dragen een grote verantwoordelijkheid. De N-VA vindt het belangrijk dat voor het leerplichtonderwijs vertrokken wordt vanuit de aanwezige onderwijsbehoeftes en stelt het principe van de open-end financiering dus niet in vraag. Zowel het volwassenenonderwijs als de CLB zijn momenteel het voorwerp van een bredere oefening waarbij wordt nagedacht over hun toekomstige rol in het onderwijslandschap. Op basis daarvan kan vervolgens ook het financiële plaatje worden bekeken.
Dit debat moet gevoerd worden binnen het ruimere budgettaire kader van de hele Vlaamse begroting. Als gevolg van de zesde staatshervorming komen meer bevoegdheden en middelen over naar Vlaanderen. Dat zal ertoe leiden dat een globaal kerntakendebat zal moeten gevoerd worden om na te gaan waar de schaarse overheidsmiddelen prioritair naartoe moeten gaan. Voor Open Vld is onderwijs een prioritair beleidsdomein in de volgende legislatuur.
De onderwijsbegroting is tussen 2009-2014 met 1,606 miljard euro gestegen. In de meerjarenraming 2014-2019 zal die verder stijgen met 1,298 miljard euro. Daarin zitten alle indexeringen, de bestaande openend financieringen alsook de verdere uitrol van reeds beslist beleid vervat. Sp.a heeft niet de intentie om de openend financiering van het onderwijs af te schaffen. De bestaande regelgeving is duidelijk en de benodigde kredieten moeten worden ingeschreven. Het is en blijft wel de permanente opdracht van de overheid en het onderwijsveld om die open-end financiering onder controle te houden door erover te waken dat de beschikbare middelen effectief en efficiënt worden ingezet of, na evaluatie, de bestaande financieringsmechanismen bij te sturen, wat niet per definitie een meerkost betekent.
De N-VA vindt dat er opnieuw aanvangsbegeleiding moet komen voor beginnende leraren. Een mentorleraar kan hen helpen bij hun professionele ontwikkeling. Ook de directies kunnen daarbij helpen, onder meer door beginnende leraren aanspraak te laten maken op een aantal parallelklassen en hen minder resttaken te geven. Daarnaast kunnen we ook nog een tandje bijsteken wat betreft de nascholing van leraren. Momenteel volgen leraren anderhalve dag per jaar nascholing. In vergelijking met andere topregio’s op vlak van onderwijs hinken we daar serieus achterop.
Open Vld betreurde van in het begin de afschaffing van de mentoruren. Dat was een middel om jonge leraren een betere begeleiding te geven. Daarom wil Open Vld in de volgende legislatuur een aantal maatregelen nemen voor de startende leraren. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan: meer werkzekerheid voor jonge leraren, bijvoorbeeld via een vervangingspool; meer begeleiding van jonge leraren, bijvoorbeeld door de herinvoering van mentoruren; meer aandacht en respect voor de inbreng van jonge leraren als volwaardige leden van het schoolteam.
We drukken de onderwijsopdracht van leraren uit in een jaaropdracht in plaats van een lesurenopdracht. In een jaaropdracht integreren we lesuren, opleidingsuren (in het bijzonder in het begin van de loopbaan), vakgroepwerking, tijd voor opvolging van leerlingen, lesvoorbereidingen, verbeterwerk, schoolopdrachten en niet te vergeten ruimte voor voortdurende competentieontwikkeling. De manier waarop de jaaropdracht ingevuld wordt, kan verschillen naargelang het stadium van de beroepsloopbaan waarin iemand zich bevindt. Beginnende leraren moeten bijvoorbeeld voldoende pedagogische ondersteuning krijgen en zeker niet de moeilijkste klassen.
Brandpunt | Mei 2014
17
Kristien Arnouts
9. Jaaropdracht
In het masterplan secundair onderwijs staat: ‘Professionalisering wordt een integraal deel van de onderwijsopdracht voor leraren (jaaropdracht) en van de opdracht van directeurs en bestuurders. Er wordt daartoe voorzien in een kwalitatief aanbod van professionaliseringsmogelijkheden.’ Die zin wekt de indruk dat de (week)opdracht van een leraar zoals overeengekomen in cao VIII en daarna decretaal verankerd, zal gewijzigd worden in een jaaropdracht. COC is van oordeel dat een collectieve arbeidsovereenkomst een overeenkomst is die niet eenzijdig door een ondertekenende partij kan worden gewijzigd. Urgenter dan het invoeren van een jaaropdracht is te komen tot een systeem dat paal en perk stelt aan de steeds toenemende bijkomende opdrachten.
Voor CD&V is het een evidentie dat de overheid blijft investeren in constructief overleg en in onderhandelingen met onderwijskoepels en het GO! en met de representatieve vakorganisaties. Dat houdt ook het grootste respect in voor gemaakte cao-afspraken, ook over de opdracht van leraren. Dat mag ons echter niet tegenhouden om samen te blijven nadenken over de hoofdtaak van de leraar, over de instellingsgebonden taken of de optie om professionalisering een prominentere plaats te geven in de opdracht van leraren. In die context wil CD&V samen met de koepels en de vakorganisaties op zoek gaan naar mogelijkheden om de opdracht meer op maat van de leraar zelf te bepalen, om die minder te koppelen aan een vast bepaald aantal contacturen en meer aan de concrete taakbelasting, zonder die te vergroten.
Groen pleit voor meer taak- en functiedifferentiatie door de lesopdracht te vervangen door een schoolopdracht. Daardoor krijgt de leraar een takenpakket binnen de school, waarvan lesgeven de belangrijkste taak is. Omdat de taakomschrijving van de leraar een stuk ruimer is dan lesgeven alleen, stelt Groen voor om de opdracht van leraren niet langer in lesuren uit te drukken, maar in procenten. Daardoor is meer afwisseling mogelijk in het takenpakket en kunnen nieuwe opdrachten, zoals het begeleiden van jonge leraren, administratief werk, inzet voor de vakgroep, leerlingenbegeleiding, het begeleiden van middagactiviteiten op school… beter gevaloriseerd worden.
10. Opleiding en professionalisering
Volgens COC vraagt de huidige onderwijsrealiteit meer middelen voor de opleiding en professionalisering van het personeel. Daarbij moet de kerntaak van onderwijs centraal blijven staan. Onderwijsopleidingen moeten zich ontwikkelen tot centra voor professionalisering (initiële opleiding, permanente vorming, navorming). Scholen moeten een onderhandeld personeelsbeleid uitbouwen, waarvan mentoring (startende leraren) en ondersteuning permanent deel uitmaken. Op verschillende niveaus moet er werk gemaakt worden van loopbaanbegeleiding en van ondersteuning en opvang van onderwijspersoneel in moeilijke onderwijscontexten en probleemsituaties.
18
Brandpunt | Mei 2014
Ook voor CD&V is het duidelijk dat continue professionalisering en competentieontwikkeling voor elk personeelslid een recht is en blijft. In de praktijk moet dat ertoe leiden dat elke individuele leraar kan rekenen op een professionaliseringstraject op maat. Teamvorming, loopbaanbegeleiding en aanvangsbegeleiding door mentoren zijn daar nauw mee verbonden. Voldoende middelen zijn daarbij inderdaad belangrijk. CD&V wil in elk geval nagaan of de manier waarop de beschikbare middelen voor opleiding en professionalisering vandaag worden ingezet de beste is in het licht van de uitdagingen waar ons onderwijs en onze leraren voor staan.
Cruciaal is de verdere professionalisering van het lerarenkorps en de lerarenopleiding. De hervorming van het secundair onderwijs en de hervorming van de lerarenloopbaan zijn volgens Groen onlosmakelijk met elkaar verbonden. We ondersteunen het pleidooi van COC om meer middelen te voorzien voor de opleiding en professionalisering van het personeel. We denken ook dat de rol van de pedagogische begeleidingsdiensten meer moet focussen op de kerntaak van onderwijs: het ondersteunen van leraren en CLB-teams op de werkvloer.
De N-VA wil de overbevraging van het onderwijs wegwerken. De maatschappij verwacht steeds meer van het onderwijs. Maatschappelijke problemen maar ook opvoedingskwesties worden vaak doorgeschoven naar de school. Voor de N-VA is onderwijs in de eerste plaats opleiden en vormen. Ook de maatschappij en de ouders zelf dragen een grote verantwoordelijkheid. Voor de N-VA is het daarnaast ook belangrijk om te voorzien in een kwalitatief aanbod van professionaliseringsmogelijkheden, zoals het masterplan over de hervorming van het secundair onderwijs vooropstelt.
Open Vld is van oordeel dat er inderdaad (te) veel opdrachten op de schouders van leraren worden gelegd. De volgende Vlaamse regering moet daarin dus grote kuis houden. Dat neemt niet weg dat professionalisering inderdaad een kernelement is en blijft binnen de lerarenloopbaan. De discussie over een jaaropdracht/ weekopdracht is daaraan ondergeschikt.
Zoals in het antwoord op vraag 8 aangegeven, zijn wij inderdaad voorstander van een jaaropdracht, omdat daarbij volgens ons een win-win situatie kan gecreëerd worden voor werknemers en werkgevers. Het is inderdaad zo dat de jaaropdracht niet eenzijdig kan ingevoerd worden. Onderhandelingen daarover zijn een vereiste. Dat daarbij een evenwicht moet zijn tussen taken die kunnen gevraagd worden en voorziene mogelijkheden, is een evidentie.
Loopbaanbegeleiding en ondersteuning van onderwijspersoneel is volgens de N-VA heel belangrijk. De begeleiding door de pedagogische begeleidingsdiensten moet nog veel meer ten bate komen van de leraar in de klas. De N-VA vindt dat er opnieuw aanvangsbegeleiding moet komen. Mentorleraren kunnen ondersteuning bieden. Ook de directies kunnen helpen, bijvoorbeeld door beginnende leraren aanspraak te laten maken op een aantal parallelklassen en hen minder resttaken te geven. De N-VA vindt ook dat we blijvend oog moeten hebben voor aangepaste ondersteuning en bijscholing voor leraren die werken met leerlingen met zorgnoden.
Inderdaad, ook Open Vld is van oordeel dat in de volgende legislatuur de absolute focus op de leraren moet liggen. Daarbij gaat het zowel om een versterking van de lerarenopleiding als om een versterking van de lerarenloopbaan.
Sp.a investeert in professionalisering op maat van leraren. Opleidingen en vormingen spelen in op maatschappelijke en pedagogische evoluties. De ontwikkeling en het op punt houden van competenties is belangrijk tijdens de hele loopbaan. Dat is zowel een recht als een plicht voor de leraar. Leraren worden betaald op basis van verworven competenties. Sp.a creëert meer mogelijkheden tot differentiatie binnen de functie van leraar. We stimuleren leraren door bedrijfsstages en innovatieve projecten op te zetten, door lesgeven in een andere context aan te moedigen. We geven leraren de mogelijkheid om zich tijdens de loopbaan bij te scholen en te bekwamen. Dat geeft zuurstof, nieuwe ideeën en knowhow.
Brandpunt | Mei 2014
19
Kristien Arnouts
11. Onderwijstijd/schoolvakanties
Een denktank van een politieke partij stelde voor om de zomervakantie in te korten om zo de achterstand die een aantal leerlingen al heeft, niet te vergroten. COC is het niet eens met dat voorstel. Die problematiek moet eerst ten gronde onderzocht worden. Over welke leerlingen gaat het? Hoe werd die achterstand opgelopen? Heeft deze maatregel wel effect? Zijn er geen andere en betere alternatieven? Moet men maatregelen nemen die voor iedereen gelden als er ook maatregelen ‘op maat’ kunnen genomen worden? Bovendien gaat dit voorstel voorbij aan de toegevoegde waarde van speelpleinwerking, jeugdkampen, buurtwerking… die volop in de zomervakanties worden georganiseerd. Die zijn een meerwaarde voor de totale ontwikkeling van het kind.
Voor de helderheid is het wellicht goed om alle twijfel weg te nemen en aan te geven dat het hier om de visieontwikkeling van onze partij, CD&V, gaat. Het is ook goed om duidelijk te maken dat ons Innesto-congres na een boeiende gedachtewisseling tot de conclusie is gekomen dat het belangrijk is om maatregelen te nemen om de leerwinst te garanderen en te behouden en dat een optimale spreiding tussen onderwijstijd en vakantie daartoe belangrijk is. Samen met alle onderwijsactoren willen we daarnaar op zoek gaan. Die ambitie en uitnodiging leggen we opnieuw voor in ons 3D-plan en ons verkiezingsprogramma.
Groen is er geen voorstander van om ede zomervakantie in te korten. Wanneer we het aantal contacturen per jaar vergelijken met andere onderwijssystemen, zitten we in Vlaanderen nu al boven het Europees gemiddelde. Het Innesto-voorstel vergeet overigens garanties in te bouwen om evenveel vrije tijd in te bouwen op andere momenten in het schooljaar. Kinderen hebben tijd nodig om te spelen en te leren buiten de schoolse context. Ook vakanties zijn voor veel leerlingen nuttig om andere dan schoolse competenties te ontwikkelen. De redenen die worden aangevoerd om de vakantie in te korten - sterke leerlingen meer uitdagingen bieden en minder sterke leerlingen minder achterstand laten oplopen - zijn twijfelachtig en kunnen volgens Groen beter worden aangepakt door het secundair onderwijs te hervormen.
Om jonge leraren meer werkzekerheid te bieden, om betere vervangingsmogelijkheden te creëren, om scholen meer ruimte te geven om overleg tussen leraren mogelijk te maken zodat kansen ontstaan voor onderlinge coaching, teamvorming, co-teaching… is een zekere schaalgrootte nodig. Dat kan binnen scholengemeenschappen, maar het kan ook in andere bestuurlijke modellen. Zo geloven we dat grotere schoolbesturen (met rechtspersoonlijkheid) sneller tot besluitvorming kunnen komen en gerichter een goed personeelsbeleid kunnen uittekenen. Daarom wil CD&V ook andere modellen kansen bieden, zodat binnen scholen een sterk HRbeleid kan gevoerd worden.
De afgelopen legislatuur zijn cruciale jaren voorbijgegaan waarin het beroep van leraar aantrekkelijker had kunnen gemaakt worden. De mankementen aan de conceptnota ‘Scholengroepen’ waren zo groot dat het draagvlak helemaal verdween. Volgens Groen moeten scholengroepen gevormd worden in het belang van de leraren en de betrokken schoolbesturen en niet in functie van grotere onderwijsblokken die de concurrentie tussen onderwijsnetten in stand houden.
12. Scholengroepen
De conceptnota ‘Scholengroepen’ zou de werkgevers genoeg ruimte en slagkracht geven om de werkzekerheid voor beginnende leraren te garanderen, om een ruimere jobdifferentiatie mogelijk te maken en om een permanente competentieontwikkeling te realiseren. Het beleidsvoerend vermogen van bestuur en directeurs zou versterkt worden en de middelen zouden efficiënter aangewend worden. Volgens COC is deze nota een zuiver financiële nota die het beheersen van de middelen én de financiering van de schoolbesturen centraal stelt. Volgens COC is er geen enkele objectieve reden om Vlaanderenbrede scholengroepen te vormen. De nota biedt maar twee zekerheden en dat is dat er een nieuwe geldstroom op gang komt van Vlaanderen naar de schoolbesturen en dat die geldstroom afgewend wordt van de huidige middelen.
20
Brandpunt | Mei 2014
De N-VA kan zich vinden in de geponeerde redenering.
Open Vld wil dit voorstel op zijn merites laten onderzoeken, maar is ook van oordeel dat er dossiers zijn met meer prioriteit.
De huidige regeling voor schoolvakanties gaat al een hele tijd mee en er is geen animo om daaraan iets te veranderen. Toch kan het interessant zijn om na te gaan welke maatregelen kunnen genomen worden om een succesvolle schoolcarrière voor alle kinderen te organiseren. Of daarvoor aan de schoolvakanties moet gesleuteld worden, zal uit onderzoek moeten blijken. De oorspronkelijke aanleiding van deze discussie (de achterstand van sommige kinderen na een schoolvakantie verkleinen) vraagt volgens ons een ruimer antwoord. It takes a village to raise a child. Door in lokale gemeenschappen in te zetten op brede scholen kunnen onderwijs, jeugdwerk, lokale overheid, sportclubs, enzovoort, samenwerken, niet alleen tijdens de schoolvakanties maar ook tijdens het schooljaar.
De bestaande scholengemeenschappen werden verlengd tot 2020. Scholen kunnen uit een scholengemeenschap stappen na drie jaar. Voor de N-VA is het cruciaal dat de scholen zelf beslissen hoe en met wie ze samenwerken. Het moet gebeuren op basis van vrijwilligheid. Het is bovendien belangrijk om lessen te trekken uit de ervaringen die men elders met schaalvergroting heeft gehad. Wij zien wel voordelen om bepaalde taken/ functies op een ander niveau uit te voeren. In het basisonderwijs zien we daar veel goede voorbeelden van, bijvoorbeeld in verband met ICT, zorg, veiligheidscoördinatie, groepsaankoop…
Ook Open Vld twijfelt aan het nut van Vlaanderenbrede scholengroepen. Het Nederlandse voorbeeld toont aan dat men van een schaalvergroting niet alles kan verwachten. Waar meer samenwerking mogelijk is, zal dat vaak natuurlijk tot stand komen zonder een van bovenaf opgelegde structuurhervorming.
Goede organisatie maakt ons onderwijs excellent en efficiënt voor iedereen. Onderwijs mag niet star en log zijn. Samenwerkingen tussen scholen gommen organisatorische moeilijkheden weg. Eerst moeten bestaande middelen verantwoord ingezet worden en dan pas kan er binnen de budgettaire ruimte eventueel ingezet worden op bijkomende middelen. In die zin heeft de bestuurlijke schaalvergroting ook een budgettair luik. Bestuurlijke schaalvergroting vereenvoudigt namelijk de praktische organisatie voor professionele schoolbesturen. Het vermindert overheadkosten en geeft meer kans op werkzekerheid en loopbaanperspectieven voor personeelsleden. Als dat ook Vlaanderenbreed moet kunnen (wat onderzocht moet worden), dan zal zo’n schoolbestuur zich ook regionaal moeten organiseren.
Brandpunt | Mei 2014
21
Kristien Arnouts
13. Vakantiegeld
Tijdens de opmaak van de begroting 2013 besliste de Vlaamse Regering honderd miljoen euro te besparen op personeelsuitgaven om zo een begroting in evenwicht te hebben. Als gevolg daarvan werd het vakantiegeld van de vastbenoemde personeelsleden van het onderwijs verminderd van 92% van hun maandloon naar 70%. Cao-geld werd ingezet om die vermindering ongedaan te maken door een verhoging van de eindejaarstoelage. Begin 2014 bleek dat de Vlaamse Regering in 2013 geen tekort had maar een overschot. COC wil dat de Vlaamse Regering de besparing ongedaan gemaakt. Er is immers geen enkele reden waarom het onderwijspersoneel een lager vakantiegeld en een lagere eindejaarstoelage heeft dan de ambtenaren of de leden van de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering heeft eind 2012 een aantal beleidskeuzes gemaakt die tot doel hadden om niet alleen de begrotingen 2013 en 2014, maar ook de daarop volgende gezond te houden (door nieuwe initiatieven uit te stellen, een aantal zaken te schrappen en ook door besparingen). Het klopt ook dat het onderwijspersoneel daartoe – zoals geschetst - een belangrijke bijdrage heeft geleverd. In het raamakkoord dat daarvoor de basis vormt, is tegelijk aangegeven dat er na het aantreden van de nieuwe Vlaamse Regering opnieuw zal onderhandeld worden met de vakbonden over de meest gevoelige maatregelen (vanaf einde 2014, begin 2015). Voor CD&V is het evident dat die afspraak wordt gehonoreerd, ook door de volgende Vlaamse Regering.
Het ongedaan maken van deze besparing is een terechte vraag en maakt deel uit van de volgende cao-onderhandelingen. Als dat een essentieel facet is van de onderhandeling, dan kan Groen zich daar in vinden.
Onze topprioriteit – onderwijsinfrastructuur - delen we met de Vlor. CD&V wil geen tijd verliezen. We engageren ons om zo vlug mogelijk een denktank op te richten van beleidsverantwoordelijken, onderwijsactoren en financiële experts die oplossingen en financieringsmogelijkheden aanreikt en een langetermijnaanpak mee vorm geeft. We zetten overheidsmiddelen in, maar rekenen ook op lokale PPS-formules en verkennen de mogelijkheid van volksleningen voor scholen, van crowd funding of van een fiscale aftrek voor giften aan scholen. Nieuwe schoolinfrastructuurprojecten krijgen steeds meer vorm in een campusbenadering waar ook andere gemeenschapsvoorzieningen hun plaats hebben.
Scholenbouw Met een recurrente input van 200 miljoen euro extra, voorzien we een forse verhoging van de reguliere middelen voor scholenbouw. We voorzien de eerste jaren ook een bijkomende financiële injectie voor de middelen voor capaciteit.
14. Open vraag
Als de volgende minister van onderwijs tot uw partij behoort, wat is dan zijn of haar allereerste prioriteit en waarom?
Versterking basisonderwijs Gelet op de positieve effecten van het kleuteronderwijs op de ontwikkeling van kleine kinderen, voorzien we bijkomende omkadering en kleinere klassen. De omkadering voor administratieve, beleids- en pedagogische ondersteuning voor basisscholen wordt verhoogd. Leraren ondersteunen De impact van de leraar is heel groot en de sociale rol die hij vandaag speelt is enorm. Om het hen mogelijk te maken hun opdracht te blijven waarmaken, willen we leraren meer ondersteunen.
22
Brandpunt | Mei 2014
Gelet op alle noden in Vlaanderen zijn bovenstaande vragen, vragen die in het kader van cao-onderhandelingen aan bod kunnen komen, als de budgettaire ruimte voorhanden is. De N-VA apprecieert dat de vakorganisaties zich constructief hebben opgesteld in het kader van de besparingsoefening die de afgelopen regeerperiode moest gebeuren.
Open Vld wil dit op zijn budgettaire gevolgen laten onderzoeken. Open Vld betreurt immers de beslissingen van de Vlaamse regering ten aanzien van het onderwijsveld en het onderwijsbeleid, omdat die enkel gebaseerd waren op budgettaire overwegingen.
De maatregel waaraan COC refereert, is voor twee jaar afgesproken en kaderde in het zogenaamde raamakkoord. De volgende Vlaamse Regering zal moeten bekijken of de maatregel ongedaan gemaakt wordt. Voor sp.a is het totale pakket van arbeidsen loonvoorwaarden van belang als men sectoren wil vergelijken en wil zien of zij rechtvaardig zijn in relatie met de prestaties die van de personeelsleden gevraagd worden. Alleen het vakantiegeld en de eindejaarstoelage vergelijken met andere sectoren is dus te eng om een conclusie te kunnen trekken.
Onderwijs is en zal voor de N-VA een cruciaal thema blijven. Ons motto is: behouden wat goed is en dus enkel bijsturen wat nodig is. De N-VA vindt dat een kwalitatieve schoolinfrastructuur een prioriteit moet zijn. Waar nodig, moeten we bijkomende capaciteit creëren. We moeten ook werk maken van de renovatie van verouderde schoolgebouwen. Het is immers ook voor de leraren belangrijk in een aangename, moderne omgeving te kunnen werken.
Elk kind heeft zijn eigen talenten, interesses, vaardigheden en mogelijkheden en het onderwijs moet streven naar het vakkundig begeleiden van al die talenten. Open Vld wil daarom het onderwijzend personeel versterken. Het zijn immers zij die voor de klas staan, die de as zijn waarrond het onderwijs in Vlaanderen draait. Talentherkenning, talentontwikkeling en talentoriëntering zijn kerntaken die we aan ons onderwijzend personeel toewijzen. Dat is hun fundamentele opdracht: kennis en vaardigheden overbrengen op een manier die past bij het talent van elk kind. Dat impliceert maatwerk, wat op zijn beurt hoog kwalitatieve professionals impliceert. Open Vld wil daarom zwaar inzetten op een verbetering van de lerarenopleiding en van de lerarenloopbaan.
Investeren in elke jongere Onderwijs moet alle talenten (h)erkennen. Sp.a wil de lat hoger voor iedereen door een betere oriëntatie en een betere voorbereiding.
De N-VA wil ook inzetten op het wegwerken van planlast. Voorts is de N-VA ervan overtuigd dat ondersteuning en omkadering zo dicht mogelijk bij en in de scholen moet gebeuren.
Betaalbaar onderwijs Socio-economische of culturele thuissituatie en financiële drempels mogen slaagkansen in het onderwijs niet bepalen. School- en studietoelagen moeten automatisch toegekend worden (vanaf 2015). Schoolfacturen kunnen als dat nodig is gespreid in tijd worden betaald. We willen een maximumfactuur in de eerste graad van het secundair onderwijs. Topleraren voor de klas Uitstekend onderwijs begint met gemotiveerde en uitstekende mensen voor de klas. Leraren krijgen een excellente opleiding, een hedendaagse taakinvulling (jaaropdracht) en meer mogelijkheden tot differentiatie binnen de functie van leraar. Brandpunt | Mei 2014
23
Kristien Arnouts
Rode en andere lichten Wij waarderen dat alle partijen ingegaan zijn op onze vraag. In onze slotbeschouwing bespreken we wat het meest in het oog springt.
Geen van de partijen zegt de vaste benoeming te willen afschaffen, maar een aantal wil wel aan de invulling ervan sleutelen. Ze koppelen dat aan twee andere aspecten. Enerzijds willen ze meer werkzekerheid creëren voor startende leraren. Anderzijds willen ze werk maken van een degelijk HRbeleid. Daarbij hoort een professionaliserings- en evaluatiebeleid waarbij de vaste benoeming geen levenslange bescherming kan zijn voor wie niet goed functioneert of voor wie andere beroepskeuzes wil maken (bijvoorbeeld via detachering). COC zet alvast een rood licht bij de denkpiste om de vaste benoeming te koppelen aan schoolbesturen en niet aan scholen. Bij de kerntaak van onderwijs zetten we een knipperlicht. Het besef lijkt te groeien, bij de ene partij al meer dan bij de andere, dat onderwijs geen zorgberoep is. Hoe zij dit in de praktijk willen omzetten, is minder duidelijk. Ook krijgen we de indruk dat, minstens in het taalgebruik, het neoliberale gedachtegoed met het accent op talentontwikkeling en het competentiedenken blijft doorklinken, terwijl voor COC vormend onderwijs de kerntaak is. We stellen verheugd vast dat alle partijen het belang inzien van goed opgeleide en professionele directeurs. Maar niet alle partijen onderschrijven de noodzaak om dat via een formeel vormingstraject te realiseren. Voor ons is dat ook een knipperlicht! De partijen benaderen het leidinggevend kader, het vrijwaren van het lestijdenpakket en welzijn op het werk vanuit verschillende invalshoeken. COC zal daar in de toekomst heel waakzaam voor moeten blijven.
24
Brandpunt | Mei 2014
De partijen ondersteunen het belang van inspraak. Uit hun reacties blijkt echter dat recente nieuwe inzichten over arbeid (nog) niet helemaal terug te vinden zijn in hun visie op de manier waarop inspraak in het onderwijs moet evolueren. Voor COC is dat een knipperlicht, zeker wanneer we weten dat we ook in het onderwijs langer zullen moeten werken en dat onderwijs bij uitstek een contactberoep is waarbij de werkdruk hoog is. De partijen geven aan niet de intentie te hebben de open-end financiering voor het leerplichtonderwijs in vraag te stellen. Toch wijzen enkele partijen erop dat ze de grootte van de financiering in het totale budgettaire kader willen (her)bekijken. Rood licht voor COC! Alle partijen onderschrijven de noodzaak om startende leraren beter te begeleiden. Zij stellen organisatorische maatregelen voor. Voor COC telt daarnaast vooral de
kwaliteit van de aanvangsbegeleiding en daar lezen we niets over. Het is niet onverwacht dat ook de jaaropdracht van de leraar mee in beeld komt en dat de partijen het gesprek daarover willen aangaan. We stellen verheugd vast dat de partijen de rol van de vakbonden in cao-besprekingen respecteren. Het is ook positief dat ze paal en perk willen stellen aan het alsmaar meer toeschuiven van opdrachten naar het onderwijs en dat ze expliciet ruimte willen maken voor professionaliseringsactiviteiten van onderwijspersoneel. Maar over de concrete invulling is verder niets duidelijk. Voor COC gaat het rode licht toch wel aan: het bewaken van de opdracht van de leraar blijft ook in de toekomst een belangrijk aandachtspunt. De schoolvakanties staan misschien niet meteen in de vuurlinie, de vorming van scholengroepen des te meer. Een belangrijk knipperlicht voor COC!