OP ZOEK NAAR ALTERNATIEVEN VOOR POLITIEKE PARTIJEN Rens Vliegenthart1
Toen ik alweer een ruime tijd geleden gevraagd werd om een inleiding onder deze titel te verzorgen moet ik tamelijk gedachteloos hebben ingestemd. Ik ben in ieder geval redelijk zeker dat ik de titel niet zelf heb verzonnen. Ongetwijfeld hadden de organisatoren van het congres hiermee duidelijk voor ogen dat dit betoog zou moeten gaan over alternatieve vormen van politieke mobilisatie en organisatie. Ik zal daar ook zeker op in gaan. Toch is de titel ook anders uit te leggen, namelijk als een zoektocht naar alternatieven die politiek partijen zelf hebben. Alternatieven voor de huidige vormen van mobilisatie en organisatie die partijen gebruiken en waar – met alle relativeringen zoals die door Ingrid van Biezen volledig correct zijn gemaakt – toch in ieder geval een probleem met binding met de burger schuilgaat. Ik zal mij voornamelijk richten op de manieren waarop de interactie met die burger plaatsvindt, met als centrale vraag óf en hóe de politieke betrokkenheid van burgers kan worden vergroot en of deze strategieën een andere organisatievorm dan de huidige mainstream politieke partij vereisen – dus een alternatief voor de politieke partijen als organisatie vragen, of binnen de bestaande kaders kunnen worden ingepast, en dus als een alternatief binnen de politieke partij in zijn huidig vormkan zijn. Dit doe ik vanuit mijn achtergrond in de politieke communicatie.
De discussie over de communicatie van politieke actoren met burgers kan deze dagen niet meer gevoerd worden zonder dat er meteen verwezen wordt naar het internet en sociale media – en het grote potentieel van nieuwe mediavoor politieke mobilisatie. Met bewondering wordt dan veelal verwezen naar de succesvolle campagne van Barack Obama in 2008, waarbij het internet een belangrijke rol wordt toegedicht. Ook de Nederlandse politicus is niet wars van het gebruik van nieuwe media, in tegendeel, in vergelijking met veel West-Europese collega's loopt zij fier voorop. Er is bijna geen Tweede Kamerlid meer te vinden dat niet een persoonlijke website heeft en op Twitter en Facebook actief is.
Hieraan gerelateerd wordt vaak het toegenomen belang van de persoon en de personalisering van de politiek genoemd. Kort door de bocht: kiezers identificeren zich niet langer met partijen en hun variëteit aan standpunten en issues, maar eerder met charismatische personen met een duidelijke boodschap. Zoals de vooraanstaande Italiaanse communicatiewetenschapper Gianpietro Mazzoleni het al in 2000 krachtig uitdrukte: ‘Voters have orphaned and look for new political parents’.2 Deze zou in optima forma tot uitdrukking komen in de ‘single person’ partijen als de Lijst Pim Fortuyn en de Partij Voor de Vrijheid, en recentelijk over de landsgrenzen in Italië met Beppe Grillo. Niet zonder reden spreken veel betrokkenen bij deze initiatieven bij voorkeur niet over een politieke partij, maar over een beweging, daarmee het anti-institutionele, of zo men wil 1 Rens Vliegenthart is als universitair hoofddocent politieke communicatie verbonden aan de Amsterdam School of Communication Research (ASCoR), Universiteit van Amsterdam,
[email protected] 2 Mazzoleni, G., (2000). A return to civic and political engagement prompted by personalized political leadership. Political Communication, 17: 325-328.
populistische, karakter, benadrukkend. Paradoxaal genoeg wordt daarmee ook een bottom-up proces, aangejaagd en opgezet door de (ontevreden) burger verondersteld. Paradoxaal, omdat veel van deze ‘bewegingen’ in werkelijkheid uitgaan van een autoritair persoon die graag alle touwtjes in handen heeft – met Wilders als meest sprekende voorbeeld.
Toch bevat dit bewegingsdenkennaast een sterk retorische aantrekkingskracht ook een meer fundamenteel aspect. Al in 1998 spraken de vooraanstaande Amerikaanse sociologen David Meyer en Sid Tarrow over het ontstaan een movement society. Deze samenleving kenmerkt zich door een continue prominente rol van sociaal protest dat met grote frequentie door een variëteit van actoren wordt gebruikt voor een breed spectrum aan claims. Bovenal zorgt professionalisering en institutionalisering ervoor dat de sociale beweging, het belangrijkste vehikel om deze claims te maken, steeds verder geïntegreerd raakt met de traditionele, institutionele politiek.3 Voorbeelden van deze integratie zijn talrijk: de Tea Party in de Verenigde Staten die stevige voet aan de grond heeft in de Republikeinse partij; recent in Nederland de G500 die – in ieder geval in eerste instantie – een duidelijke strategie had om ‘in te breken’ bij mainstream politieke partijen (CDA, VVD en PvdA).
Het belang van nieuwe media en personalisering van de politiek worden vaak in één adem genoemd: het internet wordt beschouwd als een uitermate geschikt middel voor persoonlijke profilering en krachtige mobilisatie. De opkomst van deze nieuwe media en de toegenomen prominentie van personen en daaraan gerelateerde alternatieve vormen van institutionele politiek bedrijven lijken te duiden op een fundamentele verandering in de manier waarop politiek bedreven wordt, of in ieder geval de manier waarop er over politiek gecommuniceerd wordt. Als dit zo is, dan is het inderdaad niet gek te veronderstellen dat de traditionele politieke partij zijn langste tijd heeft gehad. Alternatieven, in de richting van meer los georganiseerde verbanden rond één centraal persoon, met een sterke online aanwezigheid, liggen dan voor de hand om de kiezer op aansprekende manier te benaderen. De vraag is echter of de vaak zo sterk geformuleerde ‘waarheden’ over grootse veranderingen daadwerkelijk kloppen. Om dit vast te stellen denk ik dat het goed is om één stap terug te zetten en te bezien hoe de interactie tussen de politiek en burgers er in de afgelopen decennia heeft uitgezien en dan te proberen een antwoord te geven op de vraag of het internet de relatie tussen de politiek en burgers wel zo fundamenteel heeft veranderd als veelal wordt gezegd.
In de politieke communicatie wordt vaak gebruik gemaakt van de driehoek politiek-mediaburger om interactieprocessen inzichtelijk te maken. Wetenschappelijke studies richten zich op de relatie tussen twee en in sommige gevallen alle drie de actoren. In de afgelopen decennia zijn de invloedsrelaties binnen de driehoek en de krachtsbalans aanmerkelijk
3
Meyer, D.S., & Tarrow, S. (1998, eds.) The social movement society. Oxford: Rowman & LittlefieldPublishers, p. 4.
veranderd. Wetenschappers argumenteren dat de ontwikkeling te begrijpen is als een historische verschuiving van politieke logica, via publieke logica naar een medialogica.4 Deze verschillende logica’s brengen structuur aan in de interacties tussen politiek, media en publiek. De politieke logica domineerde in de eerste twee decennia na de Tweede Wereldoorlog. Deze jaren worden wel de hoogtijdagen van de politieke partij genoemd, die in de verzuilde samenleving een uitermate dominante positie innam. Communicatie met het electoraat was relatief eenvoudig: de krant en het radiostation die hoorden bij de eigen zuil berichtte veel en positief over de partij. Bovendien was de kiezer stabiel in haar partijkeuze: er viel electoraal weinig te winnen bij uitgebreide verkiezingscampagnes. Dit veranderde in de jaren zestig, met de snelle ontzuiling en de opkomst van de televisie als het belangrijkste massamedium. De kiezer werd aan een breder palet van politieke ideeën en opinies blootgesteld en partijen als D66 en de Boerenpartij toonden aan dat het mogelijk was als nieuwkomer substantiële steun onder de kiezer te verwerven. De rol van de journalist veranderde van lap dog (schoothondje), in één van watch dog: ietwat rooskleurig gesteld de hoeder van de belangen van het Nederlandse publiek. Het verkiezingsdebat op televisie is in opkomst en partijen investeren meer en meer in een geprofessionaliseerde campagne. De derde fase, die van de medialogica, waarvan wordt gesteld dat deze begin jaren negentig haar intrede deed, kenmerkt zich door een verdere professionalisering van de communicatie door partijen en commercialisering van media. Het gevolg is wat wel een permanente campagne wordt genoemd, die wordt gedomineerd door spindoctors, interpretatieve journalistiek en de horse race - opiniepeilingen en de vraag wie het goed doet en wie niet. Media bepalen de (informele) regels van het spel, waardoor conflict, negativiteit en aansprekende persoonlijkheden hoogtij vieren. Het internet vergroot de toegenomen snelheid van interacties tussen media en politiek nog verder en wordt het centrale medium om campagne te voeren. In deze context – zo wordt gesteld – raakt de kiezer op drift en loopt massaal achter populistische, charismatische leiders aan. En de politieke partij? Dat is een vehikel uit het verleden dat de toegenomen snelheid niet kan bijbenen en zich van crisis naar crisis voortbeweegt. Dit beeld komt ook enigszins naar voren in het recente advies van de Raad voor het openbaar bestuur ‘In gesprek of verkeerd verbonden?’5, waarin een aantal kritische noten gekraakt wordt over het huidige gebruik van sociale media door politieke partijen.
Deze historische kenschets bevat zeker een kern van waarheid. Er kan op basis van recent wetenschappelijk onderzoek echter ook een aantal belangrijke kanttekeningen geplaatst worden. Ik richt mij hierbij op de twee eerder geïdentificeerde centrale fenomenen: het belang van nieuwe media en personalisering. Om bij de eerste te beginnen – inderdaad is het gebruik van het Internet en sociale media zoals Twitter en Facebook (en nog niet zo
4 Zie bijvoorbeeld Brants, K., & Van Praag, Ph. (2006). Signs of media logic: Half a century of political communication in the Netherlands. Javnost/the Public, 13: p. 25-40. Voor een uitgebreidere versie van de argumentatie en bewijsvoering rond medialogica zoals die gedeeltelijk en in verkorte vorm hier wordt gepresenteerd: Vliegenthart, R. (2012). U kletst uit uw nek. Over de relatie tussen politiek, media en de kiezer. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker. 5 Raad voor het openbaar bestuur (2012), In gesprek of verkeerd verbonden? Kansen en risico’s van sociale media in de representatieve democratie. Den Haag.
lang geleden Hyves) zowel door politici als door burgers enorm toegenomen in recente jaren. Toch is het aantal burgers dat deze media gebruikt voor politieke doeleinden zeer beperkt. Van de mensen die bijvoorbeeld actief op Twitter zijn, volgt slechts een fractie meerdere politici en een nog veel kleiner gedeelte gebruikt het medium ook daadwerkelijk om te interacteren met die politici.6 Uiteindelijk is het effect van al die twitterende Kamerleden toch vooral indirect: als journalisten hun berichten oppikken en verspreiden via traditionele media bereiken zij een groter publiek.
Er is meer bewijs voor de beperkte invloed van sociale media. In een studie naar het Twittergedrag van kandidaat-Kamerleden gedurende de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 vinden de Nijmeegse politicologen Niels Spierings en Kristof Jacobs dat aanwezigheid op Twitter inderdaad kan bijdragen aan het krijgen van meer voorkeursstemmen, maar dat het effect marginaal is. Grote verschuivingen tussen partijen zullen er niet door veroorzaakt worden.7 En zelfs in de zo alom geprezen online campagne van Barack Obama in 2008 werden online media ingezet als slechts één van de tools in een veel breder palet. Meer specifiek werden sociale media toch vooral gebruikt om sympathisanten te mobiliseren voor meer traditionele vormen van campagne voeren. Wederom zullen de directe effecten op stemvoorkeuren zeer beperkt zijn geweest.
Voor personalisering zijn op gelijke wijze een aantal nuanceringen te maken. Zo blijkt uit een studie die ik met een aantal collega's aan de Universiteit van Amsterdam uitvoerde dat in de afgelopen twintig jaar de prominentie van politici ten opzichte van partijen niet toegenomen als we kijken naar traditionele media.8 In haar proefschrift bestudeert Rosa van Santen hoe het televisie-interview met politici er in de afgelopen vijftig jaar heeft uitgezien.9 Zij benadrukt de overeenkomsten die vele malen groter zijn dan de verschillen. En ten slotte lijkt de kiezer toch ook minder gedreven door de poppetjes dan vaak wordt verondersteld. Het overgrote deel van de kiezers baseert zijn keuze nog steeds op inhoudelijke gronden en het unieke effect van lijsttrekkerskenmerken is beperkt en niet veel groter dan pakweg twintig jaar geleden.10 Het is wel zo dat sommige personen beter in staat zijn de partijstandpunten goed voor het voetlicht te krijgen dan anderen – in dat opzicht kan de lijsttrekker een verschil maken, maar dan als boodschapper en in combinatie met de inhoud.
Als gezegd, dit betekent niet dat er geen enkele waarheid zit in de claims over medialogica – eerder dat een meer genuanceerd beeld op zijn plaats is. Ik denk dat hetzelfde geldt als
6
Bakker, T. (2013). Citizens as political participants: The myth of the active online audience?Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. 7 Spierings, N., & Jacobs, K.T.E. (te verschijnen) Getting personal? The impact of social media on preferential voting. Political Behaviour. 8 Vliegenthart, R., Boomgaarden, H.G.,& Boumans, J.W. (2011). Changes in political news coverage: Personalisation, conflict and negativity in British and Dutch newspapers. In: Brants, K. and Voltmer, K. (Eds). Challenging the primacy of politics. London: Palgrave, pp. 92-110. 9 Santen, R. van (2012). Popularization and personalization. A historical and cultural analysis of 50 years of Dutch political television journalism. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. 10 Bijvoorbeeld: Aarts, K. (2001). The impact of leaders on electoral choice in the Netherlands revisited. Acta Politica, 36: 380-401.
we het hebben over ‘alternatieven voor politieke partijen’. Aan het begin van dit betoog onderscheidde ik twee betekenissen: als een totaal andere organisatievorm of als een andere aanpak binnen de huidige kaders. Een andere organisatievorm – een losser (online) netwerk rond een centraal persoon – heeft een aantal aantrekkelijke aspecten, maar heeft ook duidelijke nadelen, zoals recente voorbeelden uit de Nederlandse politiek aantonen. Verder lijkt de daadwerkelijke noodzaak hiervan niet evident. Zo belangrijk zijn nieuwe media en personen nu ook weer niet. Wel kunnen beiden een prominentere rol spelen in de communicatie met de burger. Een recent onderzoek van UvAcommunicatiewetenschapster Sanne Kruikemeier en collega's toont aan dat als burgers een politieke website bezoeken, zij zich het meest aangesproken voelen door inhoud die op een interactieve en gepersonaliseerde manier gepresenteerd wordt.11 In dat opzicht is er nog een wereld te winnen. Een wereld, waarin de burger écht serieus genomen wordt. Ten eerste zouden politieke partijen de mogelijkheden om via nieuwe media daadwerkelijk in contact te treden met burgers – al is het maar een zeer beperkt deel – veel serieuzer moeten nemen. Ten tweede mag de terughoudendheid die binnen politieke partijen soms bestaat om aandacht aan de politieke leider te besteden wel wat minder. Het persoonlijke is daadwerkelijk politiek: eigenschappen van de personen die de burger vertegenwoordigen zijn politiek en electoraal relevant. Angst dat burgers zich slechts door die eigenschappen laten leiden is onterecht, een onderschatting van de kiezer en dus contraproductief.
Dank u voor uw aandacht.
11
Kruikemeier, S., Van Noort, G., Vliegenthart, R., & De Vreese, C.H. (2013). Getting closer: The effects of personalized and interactive online political communication. European Journal of Communication, 28: 53-66.