Tekst DTP
beeld Peter Heijens
Tekst DTP
beeld Verantwoording Deze publicatie beoogt in kort bestek inzicht te geven in de principes van grafische vormgeving, en de toepassing daarvan met behulp van de personal computer. Voor de inhoud werden de volgende criteria gehanteerd: • De reader is bedoeld voor iedereen zonder enige voorkennis van grafische vormgeving en zonder veel kennis van computergebruik. • De leerstof is niet gericht op het gebruik van een specifiek DTP-computerprogramma. • De reader geeft aan de hand van veel teksten beeldvoorbeelden een overzicht van wat DTP inhoudt. Voor de vormgeving werden de volgende uitgangspunten gebruikt: • De leerstof wordt in overzichtelijk aangeboden, hapklare brokken gepresenteerd. • De stof wordt op compacte manier gepresenteerd. Dus géén tientallen pagina’s met letter- en lay-outvoorbeelden. Ook is getracht om een maximale hoeveelheid informatie per pagina te doseren, met behoud van leesbaarheid en overzichtelijkheid. Dat alles met het doel om regenwoud en afvalberg te ontzien.
Inhoud pag.
Wat is DTP? Typografie Illustratie Opmaak Index Bronnen
3 7 13 17 23 24
Gebruikte soft- en hardware: • Opmaakprogramma: Quark XPress. • De illustraties werden voor het merendeel gescand op een 300dpi zwart/wit-scanner. Een aantal afbeeldingen is afkomstig van CD-ROMs en het Internet. (zie ook ‘Bronnen’) • Vrijwel alle illustraties ondergingen bewerking m.b.v. het programma Photoshop. • Voor het afdrukken werd een gewone 300 dpi-laserprinter gebruikt. Peter Heijens, 1997
Bij deze reader is een aantal oefendiskettes te bevragen, met daarop alle illustraties (TIFFformaat) en tekst (WP5.1).
Hoofdstuk 1 Wat is DTP?
Wat is DTP? Sinds de opkomst van de personal computer is het maken van publicaties binnen ieders handbereik gekomen. Terwijl vroeger de schrijver zijn kopij uit handen moest geven aan een team van vakmensen, nu kan de hele drukwerkvoorbereiding op het beeldscherm plaats vinden, en het document kopieerklaar uit de printer schuiven. Alles vanaf hetzelfde werkbureau:
DeskTop Publishing.
W
anneer de vormgeving en opmaak van een publicatie in eigen hand genomen wordt, is de auteur ineens een heleboel vakmensen (m/v) tegelijk geworden: vormgever, zetter, werktekenaar, naast schrijver of redacteur. Het gebruik van een DeskTop Publishing-programma maakt de kennis en de kunde van deze vakgebieden echter niet overbodig: net zomin zoals een gewoon tekstverwerkingsprogramma het schrijven van een goede tekst niet overneemt. Nu is er voor een aardig ogende DTP-publicatie geen jarenlange opleiding nodig, maar wat elementaire vakkennis is niet overbodig.
Vormgeving geen doel Bij het maken van publicaties is er meestal sprake van twee soorten materiaal: tekst en beeld. Beide zijn informatiedragers: de bedoeling van de publicatie is om informatie over te brengen van zender naar ontvanger. De publicatie is het medium dat daarvoor wordt gebruikt. Vormgeving van de informatie heeft tot taak die overdracht zo doelmatig en soepel mogelijk te laten verlopen. Een publicatie moet een overzichtelijke vormgeving hebben, met funktionele illustraties en de makkelijk leesbare tekst. Vormgeving moet niet worden verward met ‘mooi maken’ van drukwerk. Natuurlijk kan
er bij het vormgeven van informatie gestreefd worden naar visueel interessant drukwerk; grafische vormgeving is immers een toegepaste kunst. Maar in het algemeen moet de vormgeving dienstbaar zijn aan het communicatieproces, en geen doel op zichzelf zijn.
Ontwerp vereist Voordat een publicatie opgemaakt wordt op het beeldscherm, is het handig als er een goed en bruikbaar plan ligt. Er moet een ontwerp zijn, een stramien. Het ontwerp hangt van allerlei dingen af: moet het een boekje worden, of een brochure; moet er illustratie- en fotomateriaal in komen; voor wie is de publicatie bestemd; enz., enz. Kortom, een heel pakket van eisen. Op basis van die eisen wordt een ontwerp gemaakt . Zo’n ontwerp kan op de computer voorbereid worden, met behulp van proeftekst en voorbeeldplaatjes. Op die manier wordt zichtbaar hoe de publicatie eruit gaat zien. In een vroeg stadium kan worden bepaald hoeveel ruimte er is voor tekst en beeld. Als het ontwerp gemaakt is wordt met het definitieve beeld- en tekstmateriaal de publicatie opgemaakt. Daarna zal er nog een aantal keren correctie nodig zijn voordat het document uitgedraaid kan worden, waarna het naar de drukker of kopieermachine kan. 3
Hoofdstuk 1 Wat is DTP?
Meer dan duizend woorden... Publicaties bestaan vaak voor het grootste gedeelte uit tekst. Soms is dat heel jammer, en vaak is het ook niet nodig. Veel informatie kan naar beeld vertaald worden. “Een beeld vertelt vaak meer dan duizend woorden” is niet voor niets een veelgehoorde uitspraak. Het is de taak van de DTP-vormgever om informatie zoveel mogelijk in beeld te vertalen. Cijfermateriaal kan bv. heel goed in grafiekjes worden getoond, een foto met een klein bijschrift kan meer vertellen dan een artikel. De meeste teksten kunnen in niveaus worden ingedeeld: hoofdinformatie, bijzaken, de titel, de samenvatting, enz. Niet alle niveaus hoeven er hetzelfde uit te zien. Er kunnen tussenkopjes worden gemaakt, delen van tekst kunnen worden uitgelicht, en in een groter lettertype in een apart kader geplaatst worden, enz.
Méér dan 1000 woorden? Met deze tekening probeerde een middeleeuwse reiziger weer te geven hoe de Sphinx in Egypte eruit zag…
Typografie Typografie is het vormgeven van tekst. Bij het maken van een publicatie dienen er zich nogal wat keuzes aan: het lettertype, de grootte van de letter, de kolombreedte, inspringen, regelafstand, regel-uitlijning (links uitlijnen, centreren, enz.).
Twee voorbeelden van zgn ‘infographics’: door gebruik van illustratieve elementen wordt onmiddellijk duidelijk waarop de cijfers betrekking hebben.
Zestiende eeuw: het ontwerp van een letter
Het kiezen van een lettertype is een van de belangrijkste keuzes bij het vormgeven van een publicatie. Vaak valt het de lezer niet op dat de ene letter de andere niet is, en áls het opvalt is het meestal mis. In de loop van de geschiedenis zijn letterlijk vele duizenden lettertypes ontworpen, en nog steeds komen er nieuwe op de markt. Ieder lettertype heeft een eigen karakter, een eigen sfeer. Een letter moet echter passen bij het soort publicatie: de Times-letter wordt vaak gebruikt voor romans e.d., de Helvetica voor brochures en andere meer zakelijke publicaties.
4
Tekst is beeld
Tekst=beeld. Het ‘verhaal van de muis’ uit Alice in Wonderland.
Hoofdstuk 1 Wat is DTP?
Naast illustraties en foto’s kan de vormgever nog allerlei ander beeldmateriaal gebruiken. Opgemaakte tekst funktioneert ook als beeld. Een pagina met een brede tekstkolom ziet er heel anders uit dan een pagina met vier tekstkolommetjes van verschillende lengte.
‘Furie sprak tot een muis, die zij trof in het huis: “ ’k Sleep jou voor ‘t gerecht —ik begin een proces. Hier helpt geen ontkenning: dit wordt een geding. Vanochtend heb ik toch niks beters te doen.” Zei de muis tot ’t hondsvot: “Proces? ’k ben daar zot! Zonder jury of rechter? Daar begin ik niet aan!” “ ’k Ben rechter,” ’k ben jury,
Ook ’wit’ is een belangrijk beeldelement. Het is niet nodig om alle beschikbare ruimte op de pagina te gebruiken, ‘lege’ ruimtes kunnen heel belangrijk zijn om een pagina een overzichtelijk en helder beeld te geven. ‘Wit’ in Alice in Wonderland
” ’k ben beul,” zei de Furie. “Ik acht je en
ter
je
schuldig
breng
dood.” ‘
gereedschap
Ook het gebruik van kopjes, verschillende lettergroottes e.d. draagt bij tot een bepaalde beeldvorming. Verder kunnen lijnen, kaders, rastervlakjes toegevoegd worden om tekst(delen) te accentueren of te isoleren. Met een computer is dat heel gemakkelijk: in de meeste opmaak-programmatuur is wel een gereedschapspalet te vinden waarmee dit soort beeldelementen gemaakt kunnen worden. 5
Hoofdstuk 1 Wat is DTP?
W
is van Willem hij leest op de W
Opmaken met een stramien Een van de belangrijkste dingen bij het opmaken van een publicatie is het stramien: dat is een verdeling van de pagina in ruimte voor tekst, de witruimte eromheen, de tussenruimte van de kolommen, enz. Zo’n stramien is nodig om ervoor te zorgen dat alle pagina’s in de publicatie er consistent uitzien: dat de tekst op iedere pagina op dezelfde hoogte begint en op dezelfde plek eindigt, dat de kolommen overal even breed zijn, en dat de typografie door de publicatie heen dezelfde stijl heeft. In veel DTP-programma’s kan zo’n stramien op een basispagina worden ontworpen. Het stramien hangt natuurlijk ook af van de soort publicatie. Boeken hebben meestal één kolom (romans), soms twee (studieboeken). Een tijdschrift werkt vaak met drie of vier kolommen, een krant heeft er nog meer. Witruimte is een essentieel onderdeel van een stramien. Er is kopwit (boven), staartwit (onder), rugwit (links) en snijwit (rechts). Hieronder de eerste (rechter)pagina van dit hoofdstuk, nu met de weergave van het stramien waarmee het opgemaakt werd. De linkerpagina’s vormen het spiegelbeeld. In het volgende hoofdstuk wordt nader ingegaan op de tekst-kenmerken.
Linker/rechterpagina uit een weekblad. Basisstramien: 3 koloms.
Opmaak van een krantenpagina in een 6-kolomsstramien.
BASIS-STRAMIEN: 5 kolommen
Tekst-kenmerken:
kopwit 20 mm Hoofdstuktitel en nr. (Frutiger, 10 punt)
rugwit 18 mm
Titel (Optima, 36 punt) Introtekst (Optima, 12 punt) uitgevulde tekst
Initiaal (Optima, 36 punt) Tussenkopje (Frutiger, 11 punt)
snijwit 10 mm
staartwit 15 mm 6
Broodtekst (Optima, 10 punt) linkslijnende tekst, steeds over 2 kolommen.
Pagina-nummer (Optima, 10 punt)
Hoofdstuk 2 Typografie
Typografie Heraclitus van Ephesus zei: “Het schrift is het echte begin van leven.” Hij bedoelde daarmee dat een mens pas aanzien krijgt als hij de schrijfkunst beheerst. Al is de betekenis van deze uitspraak sinds 500 v. Christus veranderd, toch heeft die nauwelijks zijn waarde verloren. Met de hedendaagse informatie-overvloed is het belang van een helder geschreven en gedrukte tekst groter dan ooit.
Schrift Het is onduidelijk wanneer het schrift ontstaan is. Als voorlopers van schrift worden wel de rotstekeningen genoemd, die in Altamira en Lascaux aangetroffen werden, daterend uit 20.000 v. Chr. Deze tekeningen van dieren en de jacht hadden niet alleen een decoratieve funktie, maar leken ook boodschappen te bevatten die rechtstreeks gericht waren aan goden en geesten: “Stuur ons méér van deze beesten!” Deze vorm van beeld- of pictografisch schrift maakte pas véél later plaats voor een universeler coderings-systeem: het alfabet. Ons Latijnse alfabet dateert van ongeveer 700 v. Chr. Het alfabet vond zijn definitief —en spreekwoordelijk— beslag in 1200 met het puntje op de i; om de iu van de ui te kunnen onderscheiden.
Die eerste boeken —vooral bijbels en andere religieuze leerboeken— gebruikten letters die een kopie waren van handgeschreven letters; voor handschriften moest immers veel geld betaald worden. Het was dan toch ook logisch dat je op een goedkope manier een duur uitziend boek produceerde? Pas een honderd jaar later werd dit marktprincipe losgelaten, en gingen steeds meer drukkers eigen letters ontwerpen en gieten. Die werkwijze, om met behulp van uit lood gegoten letters drukwerk te maken, hield stand tot in de jaren 70 van deze eeuw. De enige verandering tussen 1450 en 1975 bestond feitelijk uit de verder doorgevoerde mechanisering van het drukprocedé, en de differentiatie in de taken van (letter)ontwerper en drukker.
Pictografisch schrift: hiëroglyphen: de beschrijving van een graan-transactie; gedrukt op linnen.
Drukken Ook vóór de uitvinding van de boekdrukkunst (± 1450) werden al eeuwenlang teksten en afbeeldingen bedrukt op stof of papier. Daarvoor werd een houtblok gebruikt, waarin tekst en afbeeldingen gebeiteld werden. De uitvinding van de boekdrukkunst bestond eruit dat men voor elke letter en elke afbeelding een afzonderlijk blok ging maken. Al die blokken konden samengesteld, uit elkaar gehaald, en opnieuw gebruikt worden.
Pictografisch schrift uit 1830; een rekening van een ongeletterde Engelse metselaar: “Twee mannen en een knechtje, arbeid drie-kwart dag, twee zakken mortel, kosten 10 shillings en 10 pence.” De galg betekent dat de rekening voldaan is.
7
Hoofdstuk 2 Typografie
De fotokopieermachine, die in de jaren zestig aan zijn opmars begon, maakte het mogelijk om d.m.v. knip-en plakwerk een aardig ogend document te vervaardigen: losgeknipte illustraties en tekst(elementen) kunnen binnen een stramien gerangschikt en opgeplakt worden. Koppen worden met zgn. wrijfletters gemaakt: letters die vanaf een vel plastic folie overgebracht kunnen worden op papier. Ook eenvoudige illustraties laten zich op deze manier afwrijven. Ofschoon met deze vorm van armeluis-DTP aardige resultaten behaald kunnen worden, blijft het een uiterst secuur werkje, dat veel vaardigheden vereist. Vanaf midden jaren tachtig werd de personal computer steeds populairder. Een van de eerste programma’s die beschikbaar kwamen was de tekstverwerker: een hulpmiddel om een getypte —door correctielak onbezoedelde— tekst af te drukken. Opmerkelijk detail is, dat één van de eerste tekstverwerkingsprogramma’s afkomstig was van een paar Mormoons-religieus bevlogen computerprogrammeurs. In den beginne was Het Woord... En het programma heette: Wordperfect. Weer later werd het mogelijk om de keuze van het lettertype in de publicatie af te stemmen op de inhoud: een advertentie voor gehakt vroeg immers om een ander lettertype dan een bijbelstudie? Bestaande letterontwerpen werden ‘omgewerkt’ naar computervarianten, en de mogelijkheden om ‘tekst te verwerken’ breidden zich steeds meer uit. Letters en tekst kunnen nu eindeloos bewerkt, vervormd en gecombineerd worden, waar vroeger de lettersnijder telkens in hout een nieuwe gietvorm moest beitelen. En het voordeel van de computer als gereedschap is dat iedere aangebrachte wijziging zich met een druk op de knop laat herroepen.
Typografie
Het logo van Purser , timmerbedrijf. Een zgn. typografische zelfverwijzing: de zwaluwstaartverbinding binnen de letter verwijst naar een beroep.
Typografie is alles wat met de vormgeving en weergave van letters en tekst te maken heeft. Dan gaat het over: het lettertype, de lettergrootte, het letterbeeld (de ene letter ’toont’ groter dan de ander), de funktie en sfeer (de ene letter oogt zakelijker dan de andere), enz. De keuzes hierin zijn sterk van invloed op de manier waarop de lezer de inhoud van het document zal gaan interpreteren.
& MOEDER kind
Nog een typografische zelfverwijzing: De manier waarop deze titel voor een tijdschrift werd vormgegeven, zegt al iets over de inhoud, en de doelgroep: aanstaande moeders. M.b.v. de computer werden verschillende tekstelementen op elkaar gelegd, en samengevoegd tot één geheel. In het lood-tijdperk zou voor het tweede teken een aparte ‘letter’ vervaardigd moeten worden.
8
Lettertype De keuze en het gebruik van een (computer-) lettertype is natuurlijk een vorm van schrijfstijl. De schrijver Paul Claudel, zei: “Het mysterie van het schrift is dat het spreekt.” Of anders gezegd: toon mij het schrift, en ik zal zeggen wie de schrijver is. Een klein voorbeeld toont die stelling aan: de naam van de Marlboro sigaretten is over heel de wereld gezet in een lettertype dat NeoContact-Bold heet. De merknaam wordt zo sterk verbonden met dit lettertype dat praktisch elk woord in Neo-Contact-Bold, of het nou gaat om het woord ‘computer’ of ‘hond’, geassocieerd wordt met de merknaam Marlboro. Zo gebruikt IKEA voor haar bedrijfsidentiteit de Century-letter, en IBM de Berthold Bodoni.
Typografische begrippen Er bestaan heel veel verschillende lettertypen. Om een globaal onderscheid aan te brengen: • letters met schreef. Een schreef is een dwarsbalkje aan het eind van de rechte lijnen van een letter. • letters zonder schreef. Met schreef: (Times:)
Zonder schreef: (Frutiger:)
M M Elk lettertype kent verschillende schrijfwijzen, zoals recht (romein) of schuin (cursief), elk in verschillende diktes. Al die varianten binnen één lettertype vormen samen een familie. Een complete familie bevat de volgende schrijfwijzen: mager, normaal, halfvet en extra vet. En dat alles in een rechte en cursieve vorm. De basisletter van een familie is de rechte letter in normale dikte, ook wel medium genoemd. Voor doorlopende (lees)tekst is die het geschikste. De schrijfwijzen van de Frutiger-letter:
Frutiger mager Frutiger normaal Frutiger halfvet Frutiger extra vet Frutiger cursief mager Frutiger cursief normaal Frutiger cursief halfvet Frutiger cursief extra vet
Kapitaal, klein-kapitaal, onderkast In de grafische wereld heet een hoofdletter een kapitaal. Een kleine letter heet onderkast. Vaak wordt ook een klein-kapitaal gebruikt; bijvoorbeeld in: ANWB, FEO, NCRV. Dat is een hoofdletter die even hoog is als de onderkast x van het lettertype waar hij toe behoort. kapitaal
onderkast
Romein stijl: normaal
stijl: klein-kapitaal
Klein-KAPITAAL Lettergrootte of corps De term corps speelt een belangrijke rol in de typografie. Wanneer een letter gekozen wordt voor een publicatie, zal eerst de keuze vallen voor een bepaald type, en vervolgens voor de grootte. De meest gangbare maatvoering is in punten. Eén punt is 1/72 inch, ofwel 0,376 mm. De lettergrootte voor makkelijk leesbare tekst varieert in het algemeen tussen 9 en 12 punten. Hier enkele corpsgroottes van de Optima-letter: 6 pt 7 pt 9 pt
Optima
Optima
Optima
10 pt
Optima
12 pt
Optima
18 pt
Optima
24 pt
Optima
36 pt
48 pt
Optima
Optima
Het letterbeeld Het optische beeld van een corps is niet voor ieder lettertype gelijk. De 9 pt. letter van de Helvetica oogt even groot als de 10 pt. van de Times. Vergelijk hieronder de Frutiger (links) met de Times (rechts): corpsgrootte = 30 punt
hoogte hoogte
Hieronder een aantal voorbeelden van dezelfde tekst, in verschillende lettertypes met dezelfde 9 puntsgrootte:
Hoofdstuk 2 Typografie
Schreefletters:
Schreefloze letters:
Times Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom graffelt sloef, maar niemand bood hem worvelend tegen-
Avant Garde Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de
Garamond Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom graffelt sloef, maar
Gill sans Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom graffelt sloef, maar niemand bood hem worvelend bevloog.
Bookman Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplong-
Helvetica Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom graffelt sloef, maar
9
Hoofdstuk 2 Typografie
& & & & & & &
Typografen hebben zich door de eeuwen heen, altijd uitgesloofd om van het ‘&’-teken (de stilering van het Latijnse ‘et’), iets moois te maken. Van boven naar onder, in 96 punts: Optima, Ondine, Garamond, Gaelic, Dolmen, FastFashion, Fine Hand.
10
Keuze van het lettertype Bij het kiezen van een lettertype komen een aantal overwegingen aan bod. Het lettertype bepaalt in hoge mate de sfeer van de tekst. Een uitnodiging deelt immers iets anders mee dan een betalingsverzoek… Schreefletters Over het algemeen worden schreefletters vaker gebruikt voor langere teksten, zoals in romans en studieboeken. Schreefletters blijken gemakkelijker te lezen dan hun schreefloze broertjes. Bekende schreefletters zijn de Times, Garamond, Courier (de typmachineletter), de Palatino en de Souvenir. Schreefloze letters Een schreefloze letter doet over het algemeen zakelijker aan dan een schreefletter. Die wordt dan ook meestal gebruikt voor kortere teksten, zoals in een tijdschrift. Bekende schreefloze letters zijn de Helvetica, de Arial en de Univers. Van de Helvetica wordt gezegd dat die altijd risicoloos gebruikt kan worden: de letter past meestal wel in elk soort publicatie. Hetzelfde geldt voor de Times als er gezocht wordt naar een schreef-lettertype. De Optima, die gebruikt is voor de broodtekst van deze publicatie, is ook een schreefloze letter. De keuze voor deze letter werd gemaakt, omdat de vorm van het lettertype de eigenschappen van de zakelijke tekst, en de gemakkelijke leesbaarheid van de schreefletter probeert te combineren. Schrift- en pretletters Voorts bestaan er binnen de categorieën van letters met en zonder schreef nog een aantal varianten: dat zijn de schriftletters, die afgeleid zijn van het handschrift; en de fantasieof pretletters. Een bekende schriftletter (met schreef), afgeleid van calligrafisch handschrift, is de Zapf Chancery:
Hiermee wordt u uitgenodigd bij… Een andere schriftletter (zonder schreef), afgeleid van de letter die in technische tekeningen gebruikt wordt, is de Architect:
de presentatie van het boek… Pretletters zijn even ruim beschikbaar als het aanbod van hun eetbare varianten in de chips-vakken van de supermarkt:
Alice in Wonderland De leesbaarheid van deze letters laat vaak te wensen over, en ze zijn daarom vaak alleen
geschikt voor (tussen)koppen. De keuze van een letter ook onderhevig aan modeverschijnselen. In een bepaalde periode worden sommige letters veel gebruikt, die je later helemaal niet meer ziet. Andere letters zijn niet weg te branden. De Garamond (zie vorige pagina), die in 1530 ‘gesneden’ werd, is nog steeds een letter die door niemand als ouderwets ervaren wordt. De (schreefloze) Lithos is een letter die nu erg populair is:
Koeterwaal Dingbats Met behulp van de computer zijn nog een aantal andere karakters op te roepen in het ‘lettermenu’ van het programma waarmee gewerkt wordt. Dat zijn de Dingbats en andere symbool-tekens. Dezelfde heer Zapf, die ook de Chancery ontwierp, maakte ook de Zapf Dingbats, een verzameling van vaak gebruikte tekens:
➒☎➀➋➭✩☞❍➐✓ Koeterwaals Om een gekozen lettertype/grootte in een publicatie te kunnen beoordelen, wordt vaak gebruik gemaakt van een zgn. Lorem ipsum dummy-tekst. Dat is een stuk platte —d.w.z. onopgemaakte— tekst in nep-Latijn, dat gebruikt kan worden om de gekozen typografische vormgeving te kunnen beoordelen, vóórdat het definitieve manuscript klaar is. Omdat zo’n dummy-tekst baarlijke nonsens inhoudt, wordt de vormgever ook niet afgeleid door de tekst-inhoud van het manuscript. Schrijver dezes heeft deze Lorem ipsum-tekst willen vernieuwen, en maakte daarvoor gebruik van het gedicht “Koeterwaal” uit Alice in Wonderland, in de vertaling van Nicolaas Matsier (Van Goor, Amsterdam 1989). Met behulp van de computer werd de tekst verhaspeld tot de dummy-teksten die in deze publicatie gebruikt worden.
L
etters vormen regels. Voor de indeling van die regels staan een aantal vormgevings-mogelijkheden ter beschikking:
Regelafstand of interlinie Om een tekst leesbaarder te maken wordt er vaak wat wit tussen de regels aangebracht. De instelling van deze interlinie staat in de meeste DTP-programma’s op ’automatisch’: het programma kiest dan zelf de ideale verhouding tussen lettergrootte en regelafstand. De regelafstand laat zich ook handmatig instellen. Meestal kan dat in ’letterpunten’ aangegeven worden. Sommige programma’s vragen om een getal groter of kleiner dan 1, de standaard-interlinie. Vergelijk hieronder 9 en 12 punts interlinie, beide voorbeelden in een 9 pt Times: Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdub-dier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom graffelt sloef,
Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaar-
Het is belangrijk dat de regelafstand binnen een alinea constant blijft. Op het moment dat we een groter type letter gaan gebruiken, of we plaatsen een initiaal, dan wordt de regelafstand aangepast aan die grotere letter. De regelafstand binnen een alinea kan dan ongelijkmatig worden. Hieronder een ongelijkmatige alinea, en een gecorrigeerde:
N
aast de technische en practische factoren is het vooral ook de stijl van een tijdperk, de heerschende vormenspraak, die zich in het karakter van de letter weerspiegelt en dit
vervuld doet zijn van het wisselend en boeiend aspect van land en tijdperk.
N
S.H. de Roos
aast de technische en practische factoren is het vooral ook de stijl van een tijdperk, de heerschende vormenspraak, die zich in het karakter van de letter weerspiegelt en dit vervuld doet zijn van het wisselend en boeiend aspect van land en tijdperk S.H. de Roos
Hoofdstuk 2 Typografie
Ook is het belangrijk dat we de regels van naast elkaar geplaatste kolommen laten ’lijnen’: de regels op dezelfde hoogte brengen. Dat bewerkstelligt een rustig tekstbeeld, en bevordert de leesbaarheid. Ook hier kan weer onregelmatigheid optreden als er verschillende lettergroottes (tussenkopjes!) door elkaar gebruikt worden. Deze kolommen lijnen.
Tekst uitlijnen Tekstregels kunnen op verschillende manieren onder elkaar gezet worden: Linkslijnend Alle regels beginnen tegen de linker kantlijn. Wordt meestal gebruikt voor gewone leestekst.
Naast de technische en practische factoren is het vooral ook de stijl van een tijdperk, de heerschende vormenspraak, die zich in het karakter van de letter weerspiegelt en dit vervuld doet zijn van het wisselend en boeiend aspect van land en tijdperk. S.H. de Roos
Rechtslijnend Naast de technische en practische factoren is het Wordt meestal gebruikt vooral ook de stijl van een tijdperk, de heerschende vormenspraak, die zich in het karakter van de letter voor bijschriften die weerspiegelt en dit vervuld doet zijn van het wisselinks van een illustratie lend en boeiend aspect van land en tijdperk. staan. S.H. de Roos
Gecentreerd Wordt vaak gebruikt voor koptitels, hoofdstukinleidingen, en komt voor op oorkondes, menu’s, e.d.
Naast de technische en practische factoren is het vooral ook de stijl van een tijdperk, de heerschende vormenspraak, die zich in het karakter van de letter weerspiegelt en dit vervuld doet zijn van het wisselend en boeiend aspect van land en tijdperk. S.H. de Roos
Uitgevuld De tekst loopt aan beide kanten tegen de linker- en rechter kantlijnen. Het DTP-programma brengt zelf hoeveelheden wit aan tussen de woorden. Vooral als de kolommen smal zijn, en de letter relatief groot, ontstaan er zo nogal eens hinderlijke rivieren van wit tussen woorden en letters (zie hiernaast). Tip: gebruik geen uitvullen als de tekst minder dan 50 typ-aanslagen breed is.
Naast de technische en practische factoren is het vooral ook de stijl van een tijdperk, de heerschende vormenspraak, die zich in het karakter van de letter weerspiegelt en dit vervuld doet zijn
In- en uitspringen Inspringen De eerste regel van de alinea begint niet aan de kantlijn, maar iets verder.
Naast de technische en practische factoren is het vooral ook de stijl van een tijdperk, de heerschende vormenspraak, die zich in het karakter van de letter weerspiegelt en dit vervuld doet zijn van het wisselend en boeiend aspect van land en tijdperk.
Uitspringen Naast de technische en practische factoren is het vooral ook: Wordt vooral gebruikt 1. de stijl van een tijdperk bij opsommingen, 2. de heerschende vormenspraak, die zich in het waarbij de nummering karakter van de letter weerspiegelt en dit vervoor de kantlijn komt vuld doet zijn van het wisselend en boeiend te staan. aspect van land en tijdperk.
11
Hoofdstuk 2 Typografie
D
e computer heeft zich ontwikkeld van een luxe typmachine tot een apparaat met uitgebreide typografische toeters en bellen. De verleiding is dan ook groot om die allemaal te gaan gebruiken, met het risico dat voorbijgegaan wordt aan het doel: het bezorgen van een overzichtelijke en makkelijk leesbare tekst, waarmee informatie overgedragen wordt. Hieronder een aantal typografische aanwijzingen, die kunnen bijdragen tot een professioneel en communicatief produkt.
Koppeltekens en streepjes Op het toetsenbord zijn streepjes van verschillende lengte beschikbaar. Gebruik ze niet voor het maken van opsommingen. - Het koppelteken is een kort streepje dat twee woorden met elkaar verbindt, zoals in ‘ex-vriend’, of in telefoonnummers. Het wordt ook gebruikt om een woord aan het einde van een regel af te breken. – Het En-streepje, zo genoemd omdat het net zo breed is als de hoofdletter N, wordt gebruikt in aanduidingen van tijd of afmetingen: januari–maart, grootte 3–8 meter. — Het Em-streepje, even breed als de hoofdletter M, wordt ook wel gedachtestreepje genoemd. Het wordt gebruikt op de plaats waar een wending in de mededeling plaatsvindt, of op de plaats waar haakjes hadden kunnen staan.
Andere speciale tekens In de standaard-karakterset van een lettertype zijn veel bijzondere tekens te vinden. Er kunnen Griekse letters zoals ß, π, µ opgeroepen worden, en rekenkundige symbolen zoals ‰, ≥, ÷, ±. Raadpleeg het overzicht van de Altcodes van het toetsenbord, en houdt zo’n lijstje altijd bij de hand. Enkele bijzondere tekens die de vormgeving van tekst ten goede komen: • De bullet voor opsommingen. Gebruik deze in plaats van streepjes. Ook bij de Dingbats zijn veel karakters te vinden die als alternatief kunnen dienen. ƒ Voor bedragen in guldens. Gebruik deze in plaats van de twee losse letters ‘fl’.
Onderstrepen Ooit een boek gezien met woorden die onderstreept waren? De bedoeling van onderstrepen is: nadruk leggen. Maar de strepen lopen door de staarten van de letters (bv.: gangtrapje), hetgeen de leesbaarheid verstoort. De manier om tekst(delen) te accentueren is: cursief of vet maken; evt. een grotere letter of ander lettertype nemen. Doe dat op een consequente 12
en spaarzame manier. Het gebruik van al die stijlkenmerken door elkaar heen, levert een zeer onrustig tekstbeeld op.
Gebruik van kapitalen TEKSTEN DIE GEHEEL UIT HOOFDLETTERS BESTAAN ZIJN MOEILIJK TE LEZEN. Gebruik dus alleen kapitalen in zeer korte koppen of titels, en zet deze in een royale lettergrootte: 24 punts of groter.
Inspringen Gebruik altijd tabs om inspringingen te maken. Gebruik nooit de spatiebalk om tekstdelen onder elkaar uit te lijnen! Veel ambtelijke nota’s en studieboeken lijden nogal eens aan de ‘inspringziekte’. Dat zijn uitgaven met een sterke onderverdeling in hoofdstukken. Elke nieuwe onderverdeling in het hoofdstuk springt verder in, en wordt dan ook nog vaak in een ander letter gezet. Het resultaat is lelijk en onoverzichtelijk, en bovendien wordt de beschikbare ruimte voor de tekst ook steeds smaller: 1.
Wat is DTP? 1.1 Inleiding 1.2 Tekst en beeld 1.2.1 Gebruik illustraties
Zet alles gewoon onder elkaar, desnoods met de nummers in vet, zodat de lezer snel de verschillende onderdelen kan terugvinden: 1. 1.1 1.2 1.2.1
Wat is DTP? Inleiding Tekst en beeld Gebruik illustraties
Afbreken • Controleer het DTP-document op vreemde afbrekingen. Vertrouw er niet op dat de gebruikte computer-programmatuur altijd op de juiste wijze afbreekt! • Breek niet teveel af in één alinea. • Breek nooit af in een kop of titel. • Breek niet af aan het eind van een onderste regel van een pagina.
Weduwen en wezen Een weduwe verschijnt als een alinea eindigt met een regel waarop minder dan zeven tekens staan. Nog zwarter is de weduwe als een regel tekens bevat van een afgebroken woord uit de voorgaande regel. Een wees of hoerenjong is een regel die niet meer onder aan een kolom past, maar die op de volgende kolom of pagina gezet wordt. Weduwen en wezen veroorzaken een onrustig, onoverzichtelijk paginabeeld. Voorkom dat dus.
Hoofdstuk 3 Illustratie
Illustratie Illustraties zijn voor een publikatie als zout voor de pap. Ze verhogen de zeggingskracht van de boodschap, en maken een publikatie aantrekkelijker. Zonder illustraties is een publikatie al gauw saai en oninteressant. Illustraties kunnen een onderwerp uit de tekst verduidelijken en toelichten. Ze werken ook als blikvanger, zodat de lezer meteen weet waar het artikel over gaat.
T
ot de illustraties in een DTP-document behoren afbeeldingen (tekeningen en foto’s), en ontwerpelementen zoals lijnen, kaders, en rastervlakjes. Kortom alles wat geen tekst is, is een illustratie. Illustraties moeten funktioneel zijn, en niet alleen een decoratieve funktie hebben. Ze moeten passen in het geheel van de opmaak van de publikatie. Elke afbeelding moet iets bijdragen, net zoals in de tekst ieder woord, en elke kop iets moet bijdragen aan de inhoud van de boodschap.
Clip-art De term clip-art, letterlijk knipkunst dateert nog uit knip- en plak-DTP-tijdperk. Plaatjes uit boeken, soms zelfs uit speciale clip-artboeken, werden uitgeknipt, en samen met tekstelementen tot een pagina-opmaak samengesteld. Clip-art is vooral bedoeld voor mensen die zelf slecht kunnen tekenen, of die zelf de moeite daarvoor niet willen nemen. Clip-art is inmiddels ook in gedigitaliseerde vorm verkrijgbaar, op diskettes of op CDRom. Het nadeel van veel clip-art-collecties is dat het tekenwerk vaak een gedateerde indruk
maakt (kijk naar kleding en haardracht bij plaatjes van mensen!). Veel clip-art is ook sterk Amerikaans-georiënteerd (veel rendieren, Halloween, en Washingtons). Clip-art wordt in verschillende computerbestandstypes aangeboden. De plaatjes die als PCX, BMP, TIFF voorkomen zijn bitmapplaatjes: ze bestaan uit afzonderlijke puntjes, die samen de afbeelding vormen. Het nadeel van deze bitmap-plaatjes is dat bv. rechte lijnen een rafelige weergave vertonen, hetgeen nog versterkt wordt op het moment dat zo’n plaatje uitvergroot wordt, of wanneer breedte/lengte verhouding veranderd wordt. De plaatjes die als WPG, EPS aangeboden worden zijn vector- of object gerichte plaatjes: ieder element uit de afbeelding wordt in een wiskundige formule beschreven als een lijn, vierkant, cirkel(segment), ellips, en vlak. Ook de grijstinten van al die objecten worden in een ‘formule’ vastgelegd. Het voordeel van deze plaatjes is dat bij vergroting en vervorming automatisch de wiskundige formules opnieuw berekend worden. Zo blijven de afbeeldingen intact, zonder dat er storende rafelige lijnen zichtbaar worden.
knip kun st
13
Hoofdstuk 3 Illustratie
ontwerpelementen
Kaders en lijnen De funktie van lijnen, kaders en rasters in een publikatie is om helderheid en overzicht te verschaffen. Lijnen en kaders zorgen voor méér dan een ‘opgeruimde’ aanblik. Kolommen kunnen gescheiden worden met een dunne lijn, om het lezen en de leesrichting te vergemakkelijken. Lijnen kunnen ook worden gebruikt om hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden. Een redactioneel voorwoord in een tijdschrift bv. kan door lijn of kader ‘losgemaakt’ worden van het hoofdartikel op dezelfde pagina. Belangrijke uitspraken in een artikel kunnen apart omkaderd (en in een groter lettertype) in de tekst ingewerkt worden. Door kaders en lijnen krijgt een opmaak meer struktuur. Als die elementen zorgvuldig geplaatst worden, lijkt het ‘wit’ op de pagina ineens meer betekenis te krijgen; alsof het daar heel opzettelijk, in plaats van toevallig is aangebracht.
“
deze inzet trekt Werkwijze inzet: Kader met 1-punts kaderlijn, rastervulling 10% grijs. Door toevoeging van schaduwvlakjes ontstaat diepte.
aandacht
”
Foto’s Foto’s hebben een grote overtuigingskracht, omdat ze een getrouwe weergave zijn van de werkelijkheid. Maar door de toenemende mogelijkheden voor elektronische beeldbewerking komt deze getrouwheid nogal eens in het gedrang. Op staatsieportretten bv. kunnen zonder veel moeite personen weggeretoucheerd worden, of personen toegevoegd worden, die er helemaal niet waren. Foto’s in een publicatie kunnen ook een gevoel van herkenning oproepen. De lezer ziet mensen of groepen waarover geschreven wordt. Een portretfoto van een columnist of geïnterviewde wekt ook meer persoonlijke belangstelling bij de lezer op. Bovenal is een foto in staat om in één beeld meer te vertellen dan in een omschrijving die vele woorden beslaat. Foto’s maken Foto’s kunnen eenvoudig zelf gemaakt worden. Dat kan op de traditionele manier: met een filmpje, dat vervolgens ontwikkeld en afgedrukt wordt. De afdrukken worden vervolgens gescand. Ook is het mogelijk om negatieven op een foto-CD te laten zetten, zodat ze later als digitaal bestand opgevraagd kunnen worden in een beeldbewerkings- of opmaakprogramma. Digitale fotocamera’s zijn camera’s die 14
geen film gebruiken, maar die het beeld opslaan in een intern geheugen. Als dat geheugen vol is (na ±30 opnames), kan de inhoud daarvan weggeschreven worden naar de harde schijf van de computer, klaar voor verdere verwerking. Net als Clip-art worden ook foto’s in een digitaal formaat aangeboden, zodat ze meteen te gebruiken zijn in een DTP-programma. Behalve de bekende TIFF, PCX, en BMP bestandstypen bestaat er ook het PCD-type, dat gebruikt wordt bij foto-CD’s. Foto’s zijn dus altijd bitmap-plaatjes. Foto’s bewerken Veel opmaak-programma’s beschikken over basisgereedschappen om plaatjes te bewerken. De meest elementaire bewerkingen zijn: • Het veranderen van de afbeeldingsgrootte. De oorspronkelijke foto kan uitvergroot of verkleind worden. • Veranderen van kader. Meestal zal het hoofdonderwerp van de foto in het midden afgebeeld worden. Het kan voorkomen dat er aan de randen details te zien zijn, die storend en afleidend werken. De foto kan dan aangesneden worden, waardoor die details wegvallen. Iedere vorm van aansnijden doet wèl de betekenis van de foto veranderen: Een aangesneden foto, die vervolgens uitvergroot werd:
De oorspronkelijke foto heeft een heel ander ‘verhaal’:
• Veranderen van helderheid (licht/donker) en contrast (het verschil tussen de lichtste en de donkerste gedeelten van de foto). Die aanpassing zal vaak gedaan moeten worden om de foto geschikt te maken voor de (beperkte) weergave van grijstonen door de printer.
Donkerder (helderheid -30%)
•
Lichter (helderheid +30%)
• Pasfoto van Florentijnse vrouw. Contrast en helderheid normaal.
Minder contrast (-30%)
Meer contrast (+30%)
•
•
Tips bij het gebruik van foto’s • Beoordeel de foto op funktionaliteit. Past de foto bij de inhoud van de tekst? • Foto‘s en illustraties zullen op het beeldscherm in kleur weergegeven worden. Bedenk echter dat de uitdraai in de meeste gevallen zwart/wit zal zijn. Een kleurenfoto waarop een sinasappel is afgebeeld, verliest op de zwart/wit-afdruk zijn herkenbaarheid doordat kleur ontbreekt, en de typerende textuur van de sinasappelschil niet weergegeven zal worden. Bekijk het origineel, en tuur door je oogharen, en maak zó een ‘vertaling’ van het orgineel naar het te verwachten resultaat. • Zorg dat het formaat van de afgedrukte foto’s niet te klein is. Ieder detail gaat zo verloren, en de foto zal een onscherpe
indruk maken. Het is dan wel mogelijk om illustratiemateriaal uit te vergroten, maar daarmee wordt ook de puntjesstruktuur van het beeld uitvergroot, waardoor opnieuw scherpteverlies optreedt. Maak of kies foto’s waarop het onderwerp duidelijk is afgebeeld. Zorg dat het losstaat van de achtergrond, of dat het tegen een neutrale achtergrond afgebeeld is. Voorkom storende details die niet bijdragen aan de boodschap. Weliswaar zal iedereen het bekende schilderij (rechts) herkennen, maar van de legendarische glimlach van de vrouw is weinig te ontwaren. Dat geldt wèl voor de pasfoto’s (links), waarbij de achtergrond ‘weggeretoucheerd’ is in een beeldbewerkingsprogramma, en het kader van de foto veranderd werd. Maak of kies geen foto’s waarop fijne details zichtbaar zijn. Deze details zullen bij weergave door de printer verloren gaan. Gebruik een close-up-opname om die details tot hun recht te laten komen. Maak dus bv. geen groepsfoto waarop 10 mensen staan. Klein afgedrukt zullen de gezichten nauwelijks te onderscheiden zijn. Zoek dus een alternatief in de vorm van een ‘portrettengalerij’, bestaande uit fotootjes op pasfotoformaat. Gebruik foto’s waarin een duidelijk contrast aanwezig is. Foto’s met een geringe licht/donkerverhouding (bv. ‘mist boven zee’, of ‘Utreg bij nag’) zullen onherkenbaar zijn op de afdruk uit de printer. Overweeg of een lijntekening van het onderwerp niet véél doeltreffender kan zijn dan een foto met veel grijstinten.
Hoofdstuk 3 Illustratie
Pasfoto van schrijver dezes, die te lang naar De Glimlach keek.
Foto van het prehistorische monument Newgrange. Detaillering ontbreekt door de te kleine afbeeldingsgrootte, en gebrek aan contrast.
Dezelfde afbeelding, nu omgewerkt naar een lijntekening (alleen zwart/witcontast)
15
Hoofdstuk 3 Illustratie
Bovenstaande foto lijkt grijstinten te bezitten. Bij uitvergroting wordt de rasterstructuur zichtbaar:
Bij nog verder uitvergroten wordt duidelijk dat dit raster bestaat uit verdichtingen van grotere en kleinere zwarte punten:
Scannen en printen De scanner Een scanner kan illustraties ‘aftasten’. Deze scan kan daarna als digitaal bestand weggeschreven worden naar diskette of harde schijf. Dat bestand kan vervolgens in een beeldbewerkings- of DTP-programma geïmporteerd worden om verder te gebruiken. De scanner-software (meestal een apart programmaatje dat bij de scanner geleverd wordt) biedt een aantal instellingsmogelijkheden. De belangrijkste daarvan zijn: • De resolutiefactor. De scanner vertaalt de afbeelding naar een (digitaal) plaatje dat uit (beeld)puntjes bestaat. Hoe meer puntjes, des te scherper zal de afbeelding zijn. De resolutiefactor wordt uitgedrukt in dpi (dots per inch). Het lijkt voor de hand te liggen om met een zo hoog mogelijke resolutie te gaan scannen, maar de scherpte van de weergave wordt uiteindelijk ingeperkt door de weergaveresolutie van het uitvoermedium: in het geval van een gewone laser- of inkjetprinter is die 300 dpi. Als het plaatje bestemd is voor een beeldschermpresentatie, is de maximaal haalbare resolutie 72 dpi. Het heeft dus geen enkele zin om op hogere resoluties te gaan scannen; de bestandsgrootte van het plaatje zal onnodig veel ruimte innemen, en het afdrukken duurt daardoor alleen maar langer. • De kenmerken van de afbeelding: KLEUR-afbeeldingen (bv. kleurenfoto’s), GRIJSTOON-afbeeldingen (d.w.z. afbeeldingen met grijstinten, zoals zw/w-foto’s), HALFTOON-afbeeldingen (‘gerasterde’ foto’s uit kranten of tijdschriften), ZWART/WIT (lijntekeningen). Ook hier is het weer zinvol om te weten welk uitvoermedium gebruikt gaat worden: (kleuren)printer of beeldscherm. Als de uitvoer een zwart/wit printer is, is het raadzaam om een kleurenfoto als een grijstinten-afbeelding te scannen; de bestandsgrootte wordt daardoor drie keer zo klein. • De afbeeldingsgrootte: in de meeste scannersoftware kan ook aangegeven worden welke afbeeldingsgrootte het gescande beeld moet krijgen. Dit is zinvol bv. als een oorspronkelijk grote afbeelding straks in in veel kleiner formaat in het DTP-document verwerkt gaat worden. Het bespaart wederom opslagruimte en afdruktijd. De printer Geen enkele zwart/wit-printer is in staat om grijstinten af te drukken; er is immers maar één kleur inkt: zwart. De printer is echter in staat om beeldpunten met verschillende diktes af te drukken. De printersoftware legt daartoe een denkbeeldig raster over de
16
afbeelding, waardoor zwarte beeldpunten ontstaan die in varierende dichtheden gerangschikt worden. Door deze rastering wordt de illusie van grijstinten opgeroepen. Dit gerasterde beeld wordt naar de printer gestuurd en daar afgedrukt. Ook hier geldt weer: hoe fijner dit zgn. halftoon-raster, des te gedetailleerder is de afdruk. De maat van dit raster wordt uitgedrukt in lpi (lines per inch). In andere woorden: lpi geeft aan hoeveel rasterpuntjes per inch gedrukt kunnen worden. Bij een gewone 300 dpi laserprinter is die rastermaat 53 of 60 lpi. Bij een krantenfoto bedraagt die 80 lpi, waarmee duidelijk wordt dat de kwaliteit van een krantenfoto nog altijd beter is dan die van een laserprinter-foto.
Vuistregels Om het hele traject van invoer (het scannen) naar uitvoer (printer of beeldscherm) doeltreffend te kunnen afleggen, volgen hier een aantal vuistregels: ☞ Kies voor een uitvoermedium: • beeldscherm (72 dpi) • laserprinter 300 dpi/60 lpi (o.a Laserjet 3) • laserprinter 600 dpi/100 lpi (Laserjet 4) • inkjetprinter 300–360 dpi/60 lpi (Deskjet) ☞ Bepaal daarna de benodigde scanresolutie: • Scans bedoeld voor beeldschermpresentaties: scanresolutie = 72. • Scannen van foto-afdrukken of hoogwaardig gedrukt fotomateriaal uit boeken: scanresolutie = 2,5 x aantal lpi van de printer. (voor een 300 dpi inkjetprinter met een rastermaat van 60 lpi, moet de scanresolutie dus ingesteld worden op 150 dpi.) • Scannen van zwart/wit (lijn)tekeningen: scanresolutie = 4 x aantal lpi printer ☞Kies in het scanprogramma nooit voor de optie halftoon- of dithered scan. De scanner legt dan zelf al een raster op de afbeelding, hetgeen in de meeste gevallen tot kwaliteitsverlies leidt. ☞ Stel bij de scan-afbeeldingsgrootte het formaat in zoals het straks binnen de opmaak van het DTP-programma gebruikt gaat worden. Een plaatje dat later teveel uitvergroot wordt, zal scherpte gaan verliezen. Een plaatje dat later veel verkleind wordt, neemt opslagruimte en afdruktijd in beslag. ☞ Controleer vóór het printen of de printer ingesteld staat op het afdrukken van fotografische (grijs-of kleur)afbeeldingen. ☞ Maak een fotokopie van de afdruk om te beoordelen hoe de publikatie eruit gaat zien na vermenigvuldiging door middel van een (zw/w)-fotokopieerapparaat. Stel zo nodig helderheid en contrast van de afbeeldingen bij in het DTP-document.
Hoofdstuk 4 Opmaak
Opmaak Bij de opmaak of lay-out van een publicatie worden alle beeld- en tekstelementen samengevoegd tot één geheel. Die opmaak vereist het aanbrengen van een struktuur in de aangeboden informatie. Beeld en tekst moeten elkaar ondersteunen, en moeten zich makkelijk laten ‘lezen’. Ieder element moet iets bijdragen aan het overbrengen van de boodschap, èn moet voor die specifieke doelgroep en situatie juist gekozen zijn. Een heldere vormgeving draagt voor een belangrijk deel bij aan het beoogde doel van de publikatie.
Doelgroep en doel Voordat aan de opmaak begonnen wordt, is het belangrijk te weten voor wie de publicatie bestemd is. Een publicatie die overwegend uit tekst bestaat, en die bedoeld is voor mensen die niet gewend zijn om veel te lezen, of die daar de tijd niet voor kunnen nemen, zal zijn doel volledig missen. Het is dan zorg om in de vormgeving een gewicht te leggen op visuele informatie-overdracht, en de tekst zo compact mogelijk te houden. Dat uitgangspunt wordt ook toegepast bij de opmaak van kranten; vorm en inhoud worden zorgvuldig afgestemd op een specifieke lezersgroep. Ook is het voor de vormgeving van belang om vooraf te definiëren welke boodschap de publicatie moet overbrengen. Moet er feitelijke kennis overgedragen worden (bijvoorbeeld lesmateriaal), of moet de publicatie lezers bewegen om in te gaan op een uitnodiging (zie flyers voor House-parties), of moet die de lezer dwingen om zich een mening te vormen in een bepaalde kwestie (bv. door een opiniërend artikel in een faculteitsblad)? Al deze verschillende boodschappen vereisen een specifieke vormgeving. Vervolgens zal al snel beslist kunnen worden in welke vorm de lezers die boodschap zullen tegenkomen: in boekvorm (bv: scripties), brochures (ook: lesbrieven), nieuwsbrieven (schoolkranten), uitnodigingen, reclamefol-
ders, enz. Hoe nauwkeuriger het antwoord op al deze vragen, des te sterker zal het ontwerp voor de publikatie zijn.
De basisonderdelen van de pagina Elke pagina van een publicatie bestaat uit een rangschikking van drie basisonderdelen: • koppen • tekst (zgn. platte tekst of broodtekst) • illustraties Deze drie onderdelen hoeven niet allemaal tegelijkertijd aanwezig te zijn. In een taalkunde-scriptie zullen waarschijnlijk weinig of geen plaatjes gebruikt worden; een scriptie over de Nederlandse polders zal juist veel verduidelijkend illustratiemateriaal bevatten. De effectiviteit van de publicatie hangt vooral af van de gebruikte basisonderdelen, en hoe die gerangschikt worden.
Twee kranten van dezelfde datum: twee verschillende soorten opmaak.
17
Hoofdstuk 4 Opmaak
Koppen
Het schieuwert Van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom, maar niemand bood hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van hup en hop, van hup en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai!
Tussenkoppen: Het schieuwert Van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom, maar niemand bood hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem worvelend bevloog.
Daar ging zijn zwaard: van hup en hop, van hup en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en zo stond hij in de Koeterwaal, met vlammend oog,
Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en de rontelguik, en zag en zo stond hij in ruffig denken trof hem tegenstand, en zo stond hij ontzield de koeterwaal je, zoon! die zwingend door het monster en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai!
T E K S T
Het schieuwert Van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom, maar niemand bood hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van hup en hop, van hup en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en de rontelguik, en zag en zo stond hij in ruffig denken trof hem tegenstand, en zo stond hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en zo stond hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal!
Koppen en tussenkoppen De funktie van koppen is om aandacht te trekken, en een samenvatting geven van wat daaronder te zien of te lezen is. Zonder koppen ziet het ene blok tekst er hetzelfde uit als het andere, en onstaat er geen onderscheid tussen de verschillende onderdelen van de publicatie. Koppen moeten groter zijn dan de platte tekst, en bij voorkeur in een ander lettertype gezet worden. Het is ook goed om ze vet te zetten. Ze moeten kort genoeg zijn om binnen de beschikbare ruimte te passen, en moeten wervend en pakkend geformuleerd worden. De kop “Strijd tegen het water” of zelfs “Polderen of verzuipen” is véél effectiever en uitnodigender dan het brave en formele “De geschiedenis van de Nederlandse polders”. Nog een paar ‘koppen’-tips: • De ideale grootte voor een kop is tussen de 36 en 72 punt, die voor een tussenkopje kan een paar punt groter zijn dan de platte tekst. • Zet een (tussen)kop niet in hoofdletters, tenzij deze slechts uit één of twee woorden bestaat. • Gebruik geen al te opvallend of decoratief lettertype, tenzij de publicatie daarom vraagt. • Maak nooit meerdere eenzelfde koppen op dezelfde pagina. Daardoor lijken de koppen met elkaar om aandacht te gaan wedijveren, en wordt de lezer afgeleid of verward. Er moet maar één kop zijn die de pagina domineert. • Maak voor koppen aparte tekstblokken. Dat verschaft meer vrijheid in de plaatsing van de kop dan wanneer een kop ‘vastzit’ in een platte-tekstblok. Tekst Als de koppen de aandacht van de lezer eenmaal hebben gevangen, is het de beurt aan de tekst om op heldere wijze informatie, ideeën en meningen over te dragen. De tekst moet goed leesbaar zijn, en moet er goed uitzien —zie daarvoor ook de aanwijzingen in het hoofdstuk ‘Typografie’. Op het moment dat er voor de broodtekst een keuze is gemaakt voor een bepaald lettertype, en aan de opmaak begonnen wordt, kan blijken dat er teveel tekst is voor de beschikbare ruimte: er treedt dan bijvoorbeeld een weduwe of wees op. Probeer in zo’n geval eerst de tekst te herschrijven: door zorgvuldig redigeren kan vrijwel elke tekst ‘passend’ worden gemaakt. Als dat niet lukt, ga dán pas de vormgeving aanpassen: door bijvoorbeeld koppen of illustraties iets kleiner te maken. In het geval dat er te weinig tekst is, en er onevenwichtig veel wit op de pagina ontstaat,
18
probeer dan het omgekeerde door koppen en illustraties groter te maken. Zorg er wel voor dat met deze incidentele aanpassingen de consistentie in de vormgeving van de publicatie niet verstoord wordt. Nog enkele ‘tekst’-tips: • Lees de publicatie door op de inhoud. Kijk of elke alinea een volledige gedachte weergeeft en of de opeenvolgende alinea’s op een logische manier tot een conclusie leiden. Let erop dat de belangrijkste ideeën het eerst gelezen worden. • Lees de publicatie door en kijk naar spelen tipfouten, grammaticale bokken en verkeerde of ontbrekende leestekens. • Ga na of alle (eigen)namen goed gespeld zijn, en of alle hoofdletters op de juiste plaats staan. • Ga na of alle getallen kloppen, decimale komma’s op hun plek staan, en of opgetelde totalen juist zijn. • Zorg voor eenvormigheid in het gebruik van begrippen en woorden: vermijd dat een woord als ‘procent’ elders voorkomt als ‘percent’ of ‘%’. • Gebruik geen afkortingen. Een afkorting als ‘t.b.v.’ kan immers zowel ‘ten behoeve van’, ‘ten bedrage van’ en ‘ten bate van’ betekenen. Omdat er na alle intensieve werk bij de auteur een soort blindheid voor de meest onbenullige fouten kan optreden, is het een goed idee om een ander de volledige tekst te laten lezen en te laten controleren. Illustraties Meestal vallen de illustraties op een pagina het eerst op, soms zelfs eerder dan de kop. Kies daarom illustraties die optimaal aansluiten bij de inhoud van de publicatie, en zorg dat ze moeten bovendien een duidelijke weergave bezitten. Illustraties die geen aanvulling zijn op de inhoud, verzwakken de publicatie en roepen ergernis op bij de lezer. Een uitzondering hierop zijn ontwerpelementen als kaders en lijnen, die de verschillende onderdelen op de pagina in evenwicht kunnen houden, of de aandacht van de lezer kunnen ‘sturen’. Maar een overdadig gebruik van deze elementen maakt een pagina erg druk en bewerkstelligt juist het tegenovergestelde effekt.
Effectief opmaken Bij het samenbrengen van de basiselementen op de pagina zijn een aantal vormprincipes van toepassing: evenwicht, symmetrie en orde. Evenwicht betekent een gelijkmatige verdeling van het gewicht. Het gewicht op een pagina wordt gevormd door de verschillende
basisonderdelen tekst, koppen en illustraties. Vorm, contrast en grootte zijn dan van belang. Evenwicht ontstaat als donkere beelden afgewisseld worden met lichtere, of als een groter beeld tegenover enkele kleinere geplaatst wordt. Symmetrie zorgt voor een vertrouwde, rustige indruk. Een niet symmetrisch paginabeeld kan misschien een dynamische indruk wekken, maar in grote aantallen pagina’s aangeboden wekt het echter onrust. Een al te streng doorgevoerde symmetrie daarentegen maakt een publicatie voorspelbaar en saai. Orde is het verlengstuk van evenwicht en symmetrie. Door ordening aan te brengen in de basiselementen, kan het oog van de lezer naar links, naar rechts, omhoog en omlaag gedwongen worden. Hou er echter rekening mee dat de (westerse) lezer gewend is om van links naar rechts, en van boven naar beneden te lezen. Breng dus een ordening aan die met deze leesrichting overeenstemt. Bij toepassing van deze vormprincipes in de opmaak zijn er nog een aantal andere aspecten van belang: • Het leggen van nadruk. Er moet steeds één element zijn dat boven de andere uitsteekt. Een element kan dominant zijn door grootte, kleur, intensiteit, ongewoonheid, plaatsing, of door een combinatie van deze eigenschappen. Een grote vette kop boven een hoofdstuk kan het dominante onderdeel van die pagina zijn, op een volgende pagina kan een illustratie de dominant zijn. Voorkom dat er meerdere dominante onderdelen op een pagina naast elkaar komen te staan. Dat verwart de lezer. • Consequent zijn in de stijl van de opmaak. Gebruik op iedere pagina dezelfde marges, dezelfde lettertypes voor (tussen)koppen en tekst, dezelfde witruimte tussen kolommen en rond illustraties, enzovoorts. • Aandacht voor details. Een opmaak is opgebouwd uit details. Eén verkeerd gebruikt detail kan het uiterlijk van een verder prima uitziende pagina bederven. Een verkeerd onderschrift onder een illustratie, of het voortdurend optreden van een extra spatie voor een punt, zal de lezer afleiden en storen in zijn aandacht.
Stramien Om een heldere struktuur in de opmaak te krijgen, moet de beeld- en tekstinformatie ‘georganiseerd’ worden over het beschikbaar aantal pagina’s. Het gebruik van een stramien is de sleutel tot het structureren van beeld- en tekstinformatie. Het stramien is een denkbeeldig rooster dat op elke pagina van de publikatie gelegd kan worden. Dat stramien is geen
dwangbuis voor tekst- en beeldelementen; het geeft richting aan wáár de tekst moet komen te staan, en wáár de illustraties. In het stramien wordt ook aangegeven hoe groot de witmarges zijn op de pagina: het kopwit (boven), snijwit (rechts), staartwit (onder) en rugwit (links). Daarbij moet extra rekening gehouden worden met de bindbreedte van de publikatie: het rugwit van een scriptie in een ringband zal groter moeten zijn dan die van een gelijmde binding. Hiernaast staan vier verschillende manieren om een tekst op een pagina te zetten: In afbeelding 1 staat de tekst in één blok op de pagina. Er zijn nauwelijks witmarges, en de tekst is uitgevuld. Het lezen wordt bemoeilijkt door de lange regellengte. Er is geen enkel tegenwicht door gebruik van witruimte: de pagina ziet eruit als een blinde muur vanuit een zoldervenstertje. In afbeelding 2 is er veel meer witruimte aangebracht. Maar omdat het tekstblok midden op de pagina staat, en de tekst is uitgevuld, maakt de pagina een heel formele en stramme indruk. In grote aantallen pagina’s aangeboden, zal deze opmaak de lezer afschrikken. Afbeelding 3 is beter geworden. De witmarges zijn ongelijk gemaakt (vanaf het rugwit naar het kopwit, snijwit en staartwit worden de marges steeds groter), en de tekst is niet uitgevuld. De pagina levert daardoor een dynamischer indruk. In afbeelding 4 is de tekst over twee kolommen verdeeld. De regellengte wordt daardoor kleiner, en de leesbaarheid groter. De kolommen worden van elkaar gescheiden door vertikale lijnen: die zorgen ervoor dat de aandacht van de lezer sneller gevangen wordt. Ook zijn er tussenkopjes in de tekst aangebracht die de aangeboden informatie in hapklare brokken verdelen. Uit deze voorbeelden blijkt dat kleine verschillen in opmaak grote gevolgen hebben voor het uiterlijk van een pagina. De juiste keuze voor één bepaald soort opmaak zal echter steeds afhangen van het soort publikatie. Wat voor de ene publikatie helemáál niet kan is voor de andere misschien juist erg geschikt.
Het maken van een stramien Ofschoon er bij sommige DTP-programma’s kant-en-klare stramienen worden meegeleverd, is het raadzaam om zelf op een stuk (ruitjes)papier een schetsontwerp te maken van het stramien. Zelfs wanneer er in de publicatie geen illustratiemateriaal gebruikt gaat worden, heeft het zin om een meerkoloms-stramien te gaan hanteren. De paginaindeling wordt daardoor overzichtelijker, en de leesbaarheid groter.
Hoofdstuk 4 Opmaak
Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom, maar niemand bood hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van hup en hop, van hup en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en de rontelguik, en zag en zo stond hij in ruffig denken trof hem tegenstand, en zo stond hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en zo stond hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het monster en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de vijgten. Maar heel sloef was de vijgten. Maar heel sloef was de rontelguik, en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de glappe muik graffelt zich in kroom in ruffig denken trof hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in ruffig denken trof hem daar de glappe muik graffelt zich in kroom in de glappe muik graffelt zich in kroom in kroom in kroom in de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en strave woelen krijgten. Hoed voor de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van vreugd. in de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en hop, van hup en strave woelen krijgten. Hoed voor de glappe muik graffelt zich in de vijgten. Maar heel sloef was de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van zig en strave woelen krijgten. Hoed voor de rontelguik, en strave woelen krijgten. Hoed voor de vijgten. Maar heel sloef was de glappe muik graffelt zich in kroom in ruffig denken trof hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van vreugd. glappe muik graffelt zich in kroom in kroom in ruffig denken trof hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het monster en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem tegenstand, en strave woelen krijgten. Hoed voor
Afbeelding 1
Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom, maar niemand bood hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van hup en hop, van hup en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en de rontelguik, en zag en zo stond hij in ruffig denken trof hem tegenstand, en zo stond hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en zo stond hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het monster en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de vijgten. Maar heel sloef was de vijgten. Maar heel sloef was de rontelguik, en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de glappe muik graffelt zich in kroom in ruffig denken trof hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in ruffig denken trof hem daar de glappe muik graffelt zich in kroom in de glappe muik graffelt zich in kroom in kroom in kroom in de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand
Afbeelding 2
Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom, maar niemand bood hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van hup en hop, van hup en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en de rontelguik, en zag en zo stond hij in ruffig denken trof hem tegenstand, en zo stond hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en zo stond hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het monster en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de vijgten. Maar heel sloef was de vijgten. Maar heel sloef was de rontelguik, en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de glappe muik graffelt zich in kroom in ruffig denken trof hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in ruffig denken trof hem daar de glappe muik graffelt zich in kroom in de glappe muik graffelt zich in kroom in kroom in kroom in de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en strave woelen krijgten. Hoed voor de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde
Afbeelding 3
Het schieuwert
H
et schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag!
Hij nam zijn zwaard: Van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom, maar niemand bood hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van hup en hop, van hup en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en de rontelguik, en zag en zo stond hij in
Ruffig denken trof hem tegenstand, en zo stond hij ontzield de koeterwaal je, zoon!
Zijn scherp gebit Zijn worpel zwaard ter hand en zo stond hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het monster en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de vijgten. Maar heel sloef was de vijgten. Maar heel sloef was de rontelguik, en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de glappe muik graffelt zich in kroom in ruffig denken trof hem worvelend bevloog.
Keek een beetje droef. Is hij in ruffig denken trof hem daar de glappe muik graffelt zich in kroom in de glappe muik graffelt zich in kroom in kroom in kroom in de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ont-
Afbeelding 4
19
Hoofdstuk 4 Opmaak
Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom, maar niemand bood hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van hup en hop, van hup en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en de rontelguik, en zag en zo stond hij in ruffig denken trof hem tegenstand, en zo stond hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en zo stond hij in de Koeterwaal, met vlammend oog,
Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom, maar niemand bood hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van hup en hop, van hup en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en de rontelguik, en zag en zo stond hij in ruffig denken trof hem tegenstand, en zo stond hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en zo stond hij in de Koeterwaal, met vlammend oog,
De Koeterwaal komt! Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom, maar niemand bood hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van hup en hop, van hup en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en de rontelguik, en zag en zo stond hij in ruffig denken trof hem tegenstand, en zo
20
Stramienvoorbeelden Hierna volgen enkele toepassingsvoorbeelden van stramien-ontwerpen. In alle gevallen is uitgegaan van een staand A4-formaat; dat zal immers in de onderwijspraktijk het meest toegepast worden. Deze stramienen laten zich echter zonder veel moeite vertalen naar andere formaten. In veel opmaakprogramma’s kunnen stramienen —soms sjablonen genoemd— gedefinieerd worden in het paginainstelling-menu. Daarin kunnen waarden ingevuld worden voor de witmarges, het aantal kolommen, en de ruimte daartussen. Globaal zijn er twee soorten stramienen: symmetrische en asymmetrische: Bij een symmetrisch stramien zijn de linker- en de rechterpagina’s elkaars spiegelbeeld. Dit stramien wordt vaak gebruikt voor tweezijdig drukwerk. Voor zowel linker- als rechterpagina’s moet een apart stramien gedefinieerd kunnen worden. monster en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de vijgten. Maar heel sloef was de vijgten. Maar heel sloef was de rontelguik, en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de glappe muik graffelt zich in kroom in ruffig denken trof hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in ruffig denken trof hem daar de glappe muik graffelt zich in kroom in de glappe muik graffelt zich in kroom in kroom in kroom in de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en strave woelen krijgten. Hoed voor de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van vreugd. in de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en hop, van hup en strave woelen krijgten. Hoed voor de glappe muik graffelt zich in de vijgten. Maar heel sloef was de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het groene vlaar hem worvelend
monster en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de vijgten. Maar heel sloef was de vijgten. Maar heel sloef was de rontelguik, en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de glappe muik graffelt zich in kroom in ruffig denken trof hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in ruffig denken trof hem daar de glappe muik graffelt zich in kroom in de glappe muik graffelt zich in kroom in kroom in kroom in de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en strave woelen krijgten. Hoed voor de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van vreugd. in de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en hop, van hup en strave woelen krijgten. Hoed voor de glappe muik graffelt zich in de vijgten. Maar heel sloef was de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het groene vlaar hem worvelend
Bij een asymmetrisch stramien zijn linkeren rechterpagina aan elkaar gelijk. Dit stramien kan ook toegepast worden als de publicatie enkelzijdig gedrukt wordt.
Het eenkoloms stramien Dit stramien wordt vaak gebruikt voor drukwerk waarin weinig illustraties voorkomen. Er zijn weinig mogelijkheden om die illustraties te plaatsen: een illustratie kan over de kolombreedte gezet worden, of over de hele pagina. Hou er in het laatste geval rekening mee dat printer en ook kopieermachine zelf een witmarge aanleggen (om het papier te kunnen ‘grijpen’). Die marge varieert per merk en type apparaat, maar is meestal minstens vijf millimeter. monster en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de vijgten. Maar heel sloef was de vijgten. Maar heel sloef was de rontelguik, en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de glappe muik graffelt zich in kroom in ruffig denken trof hem worvelend bevloog. Daar ging
Tweekoloms stramien Een tweekoloms stramien geeft al wat meer vrijheid in de plaatsing van beeld- en tekstelementen. De platte tekst kan over de breedte van één kolom gezet worden, koppen kunnen over twee kolommen geplaatst worden. Introteksten en bijschriften krijgen eenkolomsbreedte toegewezen. Illustraties kunnen over een of twee kolommen gezet worden.
Hoed u voor de
Koeterwaal! Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom, maar niemand bood hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van hup en hop, van hup en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en de rontelguik, en zag en zo stond hij in ruffig denken trof hem tegenstand, en zo stond hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en zo stond hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het monster en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de vijgten. Maar heel sloef was de vijgten. Maar heel sloef was de rontelguik, en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de glappe muik graffelt zich in kroom in ruffig denken trof hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in ruffig denken trof hem daar de glappe muik graffelt zich in kroom in de glappe muik graffelt zich in kroom in kroom in kroom in de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en strave woelen krijgten. Hoed voor de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van vreugd. in de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en hop, van hup en strave woelen krijgten. Hoed voor de glappe muik graffelt zich in de vijgten. Maar heel sloef was de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van zig en strave woelen krijgten. Hoed voor de rontelguik, en strave woelen krijgten.
Hoed voor de vijgten. Maar heel sloef was de glappe muik graffelt zich in kroom in ruffig denken trof hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van vreugd. glappe muik graffelt zich in kroom in kroom in ruffig denken trof hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het monster en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem tegenstand, en strave woelen krijgten. Hoed voor de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en hop, van vreugd. Maar heel sloef was de vijgten. Maar heel sloef was de glappe muik graffelt zich in de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn worpel zwaard ter hand en speurde bij de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het monster en zo stond hij in de Werp aan mijn borst u, lieve deugd! kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal!
Hij nam zijn worpel zwaard ter hand.
Een andere opmaak van dezelfde pagina, nu met een introtekst die om de illustratie loopt:
Hoed u voor de
Koeterwaal! Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, wingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u,
H
et schieuwert en hop, van zig en hop van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom, maar niemand bood hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van hup en hop, van hup en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai!
Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en de rontelguik, en zag en zo stond hij in ruffig denken trof hem tegenstand, en zo stond hij ontzield de koeterwaal je,
zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en zo stond hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het monster en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai!
Vermijd het Dubdubdier verschoon de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de vijgten. Maar heel sloef was de vijgten. Maar heel sloef was de rontelguik, en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de glappe muik graffelt zich in kroom in ruffig denken trof hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in ruffig denken trof hem daar de glappe muik graffelt zich in kroom in de glappe muik graffelt zich in kroom in kroom in kroom in de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en strave woelen krijgten. Hoed voor de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van vreugd. in de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn
Drie- of meerkoloms stramien Deze stramienen zijn uitstekend geschikt voor nieuwsbrieven, handleidingen, kortom publicaties waarin veel illustraties, tabellen en bijschriften voorkomen. In onderstaand driekoloms stramien staat de tekst over twee kolommen, en wordt de derde kolom gebruikt voor het plaatsen van kleine illustraties en bijschriften:
worden vier (stramien)kolommen gebruikt om twee tekstkolommen te maken. In de vijfde kolom kunnen bijschriften geplaatst worden, of kleine illustraties. Illustraties kunnen —al naar gelang grootte— over één of meer kolommen geplaatst worden. Hetzelfde geldt voor koppen en introteksten. Door dat alles te combineren ontstaat een levendige en aantrekkelijke opmaak:
Hoofdstuk 4 Opmaak
Daar komt de
Koeterwaal
Koeterwaal, met vlammend oog, die zwin-gend door het monster en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzen-zwaai! Vermijd het monster en zo stond hij ontzield de
“Werp aan mijn borst, u lieve deugd, en niemand die zich worpelend en ruffig bevloog”
H
et schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom, maar niemand bood hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van hup en hop, van hup en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en de rontelguik, en zag en zo stond hij in ruffig denken trof hem tegenstand, en zo stond hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en zo stond hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het monster en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de vijgten. Maar heel sloef was de vijgten. Maar heel
Het vijfkoloms stramien biedt haast ongekende mogelijkheden. In het voorbeeld hieronder
De laatste Koeterwaal
Het schiewert en hop
H
et schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom, maar niemand bood hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van hup en hop, van hup en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en de rontelguik, en zag en zo stond hij in ruffig denken trof hem tegenstand, en zo stond hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en zo stond hij in de Koeterwaal, met
Kennen
& Weten
DEEL 1 vlammend oog, die zwingend door het monster en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het monster en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de vijgten. Maar heel sloef was de vijgten. Maar heel sloef was de rontelguik, en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de glappe muik graffelt zich in kroom in ruffig denken trof hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in ruffig denken trof hem daar de glappe muik graffelt zich in kroom in de glappe muik graffelt zich in kroom in kroom in kroom in de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en strave woelen krijgten. Hoed voor de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van vreugd. in de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en hop, van hup en strave woelen krijgten. Hoed voor de glappe muik graffelt zich in de vijgten. Maar heel sloef was de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het groene vlaar hem worvelend bevloog.
Alice aan zet Nieuws van de Wonderland-schaakclub
S
i meliora dies, ut vina, poemata reddit, scire velim, chartis pretium quotus arroget annus. scriptor abhinc annos centum qui decidit, inter perfectos veteresque referri debet an inter vilis atque novos? Excludat iurgia finis, “Est vetus atque probus, centum qui perficit annos.” Quid, qui deperiit minor uno mense vel anno, inter quos referendus erit? Veteresne poetas, an quos et praesens et postera respuat aetas? “Iste quidem veteres inter ponetur honeste, qui vel mense brevi vel toto est iunior anno.” Utor permisso, caudaeque pilos ut equinae paulatim vello unum, demo etiam unum, dum cadat elusus ratione ruentis acervi, qui redit in fastos et virtutem aestimat annis miraturque nihil nisi quod virtutem aestimat annis virtutem aestimat annis miraturqu“Iste quidem veteres inter ponetur honeste, qui vel mense brevi vel toto est iunior
Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde de Koeterwaal met vlammend oog. Het schieuwert en hop, van zig en hop, van zig en zag en speurde bij de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij gnuivelde van zig en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn zwaard: van vreugd. Koeterwaal. Het schieuwert en de Plingplongboom, maar niemand bood
?O2@@6X?f?' @@@@@@)Xe?O-? ?J@@@@@@@1?W2@@? ?7@@@?@@@5W&(M ?@@@@?@@0Q&(Y?W2@@@@6X ?W2@@6X??@@@@L+MO&(Y?W&@@@@@@1 W&@@@@)X?@@@@,W2@(Y??7@@@@@@@@ ?W&@@@@@@1?@@@(Q&@(Y?+J@@@(Me@@ ?7@@(Q@@@@?@@0Q&@(YW-?7@@(Q2@@@@ ?@@@Q&@@@@@(MW&@(Y?75J@@@H7@@@@@ ?@@@@@@@0R+YO&@(Y?J@H7@@@?@@@@@5?O2@@@@6X? ?3@@@?e?@W2@@(Ye7@?@@@@L3@@@(Q2@@@@@@@1? ?N@@@@@@,W&@@(Y??J@@?@@@@)P4@0Y7@@@@@@@@@L 3@@@@(Q&@@(Ye?7@@@@@@@@)KeJ@@@@@@@@@@1 V4@@0Q&@@(Y?eJ@@?@@@@@@@@6W&@@@@(M?@@@@ O&@@(Ye?W&@@@@@@@@@@@@@@@@@@HC@@@@5 W2@@@(Y?e?7@@@?@@@@@@@@@@@@@@@?@@@@@H ?W&@@@(YfJ@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@L3@@@5? W&@@@@H?f7@@(Q@@@@@@@@@@@@@@@@)P4@0YO2@@@6X ?W&@@@@5f?J@@(Q&@@@@@@@@@@@@@@@@@)X?W2@@@@@@)X?hg W&@@@@@Hf?7@(Q&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@1?7@@@@@@@@1?hg ?O&@@@@@@?f?@(Q&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?@@@@@@@@@@?hg ?W2@@@@@@@@?eO2@@Q&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@(Q@@@@?hg W&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@(Q&@@@@?hg ?W&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@H7@@@@5?hg W&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?@@@@@H?hg ?O&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@L3@@@5 ?W2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@1V4@0Y W&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@LeW2@@@6X?he ?W&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@1?W&@@@@@)Xhe O&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@W&@@@@@@@1he W2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@he ?W&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@(Q@@@@he W&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@Q&@@@@he 7@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@5he @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?@@@@@Hhe @@@@@@0M?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@LB@@@@?he @@?@(MW2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@1 @5J@HW&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?O2@6Khe ?J@H75?@@?e?I4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?h ?7@?@H?N@@@@@??I'@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?h ?@@?@?e@@@@@?eV@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@Lh ?@@??W&?@@@@
anno.” Utor permisso, caudaeque pilos ut equinae paulatim vello unum, demo etiam unum, el mense
O26?2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6X?hg W2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?hg @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@H?hg N@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@5 ?3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@(Y ?V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0Y? V4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M O@K?eO26?2@@@@? ?W2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@? ?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@? ?V4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M? I'@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@(M ?V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@(Y? N@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@H ?3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@? ?N@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@5? @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@H? @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@ @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@L? @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@1? ?J@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@L W&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@)X? ?W&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@)K O&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@? ?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@? ?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0Me?I4@@@@0M?
?O@?26K?eO2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6Khe O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K?g W2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@g ?W&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@L?f W&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@1?f 7@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?f ?J@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?f ?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?f ?V4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0?4@0M??I4@0?@M
hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en zoef! Dood bleef het groene vlaar hem worvelend bevloog. Daar ging zijn zwaard: van hup en hop, van hup en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de Plingplongboom, maar niemand bood hem daar de vijgten. Maar heel sloef was de Plingplongboom, maar niemand bood hem tegenstand, en de rontelguik, en zag en zo stond hij in ruffig denken trof hem tegenstand, en zo stond hij ontzield de koeterwaal je, zoon! Zijn scherp gebit, zijn worpel zwaard ter hand en zo stond hij in de Koeterwaal, met vlammend oog, die zwingend door het monster en zoef! Dood
bleef het Dubdubdier, verschoon de Koeterwaal? Werp aan mijn borst u, lieve deugd! O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het monster en zo stond hij ontzield de glurieuze Beffesnaai! Hij nam zijn reuzenzwaai! Vermijd het Dubdubdier, verschoon de vijgten. Maar heel sloef was de kop Keek wel een beetje droef. Is hij ontzield de vijgten. Maar heel sloef was de vijgten. Maar heel sloef was de rontelguik, en zoef! Dood bleef het Dubdubdier, verschoon de glappe muik graffelt zich in kroom in ruffig denken trof hem worvelend bevloog. Daar ging zijn worpel zwaard ter hand en de kop Keek wel een beetje droef. Is hij in ruffig denken trof hem daar de glappe muik graffelt
Paginanummering Een publicatie in boekvorm bestaat uit een of meer van de volgende onderdelen: HET OMSLAG HET VOORWERK, waarin • een titelpagina • het colofon (gegevens over de uitgave) • het voorwoord • de inhoudsopgave HET BINNENWERK, bestaande uit • een inleiding • de hoofdstukken HET NAWERK, waarin • bijlagen • register, indexen • notenlijst • bibliografie, bronvermeldingen De paginanummering is afhankelijk van welke onderdelen gebruikt worden. Als regel geldt dat paginanummers niet afgedrukt worden op omslag en voorwerk; de telling van de pagina’s begint echter op het eerste blad van het voorwerk. De eerste pagina waarop dus een paginanummer gedrukt wordt is de eerste pagina van het binnenwerk (inleiding of hoofdstuk 1). En ten overvloede: rechterpagina’s van dubbelzijdig drukwerk krijgen een oneven nummer, de linkerpagina’s een even nummer. 21
Hoofdstuk 4 Opmaak
❷
❸
❺
❼
❾
❿
22
Naar succesvol resultaat Er zijn veel soorten drukwerk: uitnodigingen, reklame, jaaroverzichten, handboeken, enz. Voor iedere soort is een aangepaste vormgeving vereist. Dat gaat ook op voor drukwerk dat voor onderwijsdoeleinden gemaakt wordt. De vormgever is in dat geval meestal ook de auteur, illustrator en redacteur. Bij een typische onderwijs-publicatie loopt het traject ‘van idee tot vorm’ als volgt: 1 Bepalen van doel en doelgroep van de publicatie. ❷ Tekst schrijven. ❸ Illustratiemateriaal opsporen en selecteren. 4 Tekst daarop aanpassen en bijwerken. ❺ Tekst corrigeren en redigeren. Wees niet bang om te schrappen! Laat nu de tekst lezen door een ander. 6 Bedenk een publicatie-vorm: boekvorm in ringband of met nietjes, brochurevorm een- of meermaal gevouwen, enz. ❼ Ontwerp een stramien, en geef aan waar ontwerpelementen zoals lijnen en kaders moeten komen. Vergeet ook niet de plaats te bepalen voor paginanummers en voetnoten. 8 Kies een lettertype en -grootte voor koppen en een ander type voor platte tekst ❾ Importeer nu tekst en illustraties in het gemaakte stramien. Als de publicatie uit meerdere pagina’s bestaat, doe dit dan per hoofdstuk. ❿ Ga nu per bladzijde de opmaak verfijnen: plaats de koppen, verschuif de illustraties naar de plaats waar ze corresponderen met de tekst, vergroot of verklein de illustraties. Maak bijschriften. Kort waar nodig de platte tekst in. 11 Beoordeel de pagina (of twee tegenoverliggende pagina’s) op het scherm. Druk die af. Leg de afdrukken op hun kop, en beoordeel het resultaat op evenwicht, symmetrie en orde. Stel bij, en beoordeel het resultaat telkens weer. 12 Laat het resultaat opnieuw lezen door een ‘buitenstaander’, en peil diens indrukken. Zijn er onduidelijkheden in de ordening van tekst en beeld? Staat er hier en daar nog een domme tikfout of zijn er bijschriften verward? Stel bij. 13 Maak nu van de afdrukken fotokopieën. In de hier beschreven typische onderwijssituatie zal vermenigvuldiging meestal plaats vinden met een fotokopieerapparaat. Die heeft de eigenschap grijstinten ‘gelijk te trekken’ naar een gemiddeld niveau. Foto’s worden daardoor harder en contrastrijker, en (licht)grijsgevulde tekstkaders lopen het risico om in viezige kledder te veranderen. Stel indien mogelijk het
kopieerapparaat bij met de licht/donkerknop. Als het kopieerwerk uit handen gegeven moet worden, stel dan het DTPdocument bij.
Besluit De uitdaging van grafisch ontwerpen met DTP is dat er geen vaste regels voor zijn. Een uitgekiend ontwerp dat dienst doet bij de vormgeving van een scriptie zal misschien bij het maken van een leerlingen-werkblad helemaal niet voldoen. Als grafisch ontwerpen tot stand zou kunnen komen met behulp van universele regels, dan zouden computerprogramma’s in staat zijn die regels uit te voeren. Maar zou dan niet alle drukwerk er hetzelfde uit gaan zien? Zo’n eenvormigheid zou ons beroven van de verscheidenheid en herkenbaarheid in het informatieaanbod. Succesvol ontwerpen houdt in: • Experimenteren. Probeer ideeën uit —op papier of op het beeldscherm— en beoordeel ze. • Erkennen dat doelmatig ontwerpen een georganiseerd proces is, en niet uit toevalstreffers bestaat. • Inspiratie zoeken. Kijk naar ander drukwerk, en leg een knipselarchief aan met ontwerpvoorbeelden. Haal die NEE REKLAME NEE-sticker een week lang van de brievenbus af, en analyseer het drukwerk dat op de mat valt. • Vertrouwen op eigen inzicht. • En onthou: de mens is de maat der dingen:
Modulor, Le Curbusier
Index
aansnijden, 14 afbeeldingsgrootte, 14, 16 afbreekstreepje, 12 afbreken woorden, 12 Alt toetsen, 12 asymmetrisch stramien, 20 beeldschermpresentatie, 16 bitmap-plaatjes, 13 BMP, 13 boodschap, 17 bronvermelding, 21 broodtekst, 10, 17 bullet, 12 centreren, 11 clip art, 13 colofon, 21 contrast, 15 corps, 9 cursief, 8, 12 DeskTop Publishing, 3 digitale camera, 14 Dingbats, 10 dither, 16 dpi, 16 dummy-tekst, 10 Em-streepje, 12 En-streepje, 12 evenwicht, 18 fantasieletter, 10 foto-CD, 14 fotokopiëren, 3, 15, 16, 20, 22 gedachtestreepje, 12 gereedschapspalet, 5 grijstoon, 16 halftoon, 16 halftoonraster, 16 handschrift, 7, 10 helderheid, 15 hoerenjong, 12 hoofdstuk, 21 importeren, 16, 22 infographics, 4 inhoudsopgave, 21 initiaal,11
inkjetprinter, 16 inleiding, 21 inspringen, 11, 12 interlinie, 11 introtekst, 6 inzet, 14 kaders, 14 kapitaal, 9 kleinkapitaal, 9 kleur, 16 knip- en plakwerk, 8 Koeterwaals, 10 koppeltekens, 12 koppen, 17-18 kopwit, 6, 19 laserprinter, 16 lay-out, 17 letterbeeld, 9 lettergrootte, 9 letterkeuze, 10 lettermenu, 10 lettertype, 8, 10 lijnen, 14 lijntekening, 15 linkslijnen, 11 Lorem ipsum, 10 lpi, 16 marges, 11, 19 nawerk , 21 noten, 21 omslag, 21 onderkast, 9 onderstrepen, 12 ontwerp, 3 ontwerpelementen, 13 orde, 18 paginanummering, 21 PCD, 14 PCX, 13 platte tekst, 10, 17 pretletter, 10 printen, 16 punt, 9 rasters, 14
rechtslijnen, 11 redigeren, 18 redigeren, 18, 22 regelafstand, 11 regellengte, 11, 19 register, 21, 23 resolutie, 16 romein, 8 rugwit, 6, 19 scannen, 16 schreef, 8 schreefloos, 8 schrift, pictografisch-, 7 schriftletter, 10 schrijfwijzen, 8 sjabloon, 20 snijwit 6, 19 speciale tekens, 12 staartwit, 6, 19 stijl, 18 stramien, 6, 19-21 stramienontwerp, 20 symmetrie, 18 symmetrisch stramien, 20 tabs, 12 tekst, 4 tekstcorrectie, 18, 22 tekstverwerker, 8 TIFF, 13 titelpagina, 21 tussenkoppen, 17-18 typografie, 4, 8 uitlijnen, 11 uitspringen, 11 uitvullen, 11 vector-plaatjes, 13 voorwerk, 21 voorwoord, 21 weduwe, 12 wees, 12 wit, 5, 6 WPG, 13 zelfverwijzing, 8 zwartwit, 16 23
Illustraties: Bronnen
(in vet: de bestandsnamen, zoals die voorkomen op de oefendiskettes) Titelpagina: • TITEL; Peter Heijens Pagina 3: • MONNIK (DTP-monniken); basisillustartie uit: Desktop Design for the Electronic Age; Jan V. White, Watson Gubtill N.Y., ISBN 0-8230-2122-X, bewerking PH • POTLOOD, PH. Pagina 4: • SFINX, Anoniem; uit: L’œil, dec 1984 • CHOCOGR (chocolade-infographic), James Lland; van: Internet. • RUNREC (hardlooprecords), idem. • EPEINS (peinzende letter ‘e’), David B.; uit: SVM MAC, sept. ‘95. • LETONTW (ontwerp voor een letter); zie Monnik. Pagina 5: • TOOL (gereedschap), Wim Jansen; uit: Volkskrant • AIWBOOK (Alice in Wonderland-boekpagina); Alice in W.-facsimile met de illustraties van James Tenniel. • ?LETTER (fantasie-Chinese letters): zie EPEINS Pagina 6: • WCKRANT (W is van Willem), Wim Hofman; uit NRC Handelsblad 29-9-95. • DTPSTRA (stramien DTP-reader),PH. • FOCUSTS (dubbelpagina uit tijdschrif ‘Focus), Focus; Internet. • EVSTAND (pagina van Evening Standard), Evening Standard; Internet. Pagina 7: • ATEGENZ (letters in gevecht), Adobe Systems; The Gray Book, Gosney, Ventana Press, ISBN 0-94008750-2 • HGLYPH (hiëroglyph); Photoshop Wow Book, ISBN 1-56609-004-0 • PICTO (pictografisch schrift); uit: Language and Communication, Julian Huxley, Odham Books London. Pagina 8: • LBEITEL (beitelen van een letter), Albrecht Dürer; zie Monnik. • PURSER (logo Purser); uit: The Dictionary of Visual Language, Thompson/Davenport, Bergstrom&Boyle Books Ltd, ISBN 0-903767-07-4 • MOEDER, PH. Pagina 10: • AIWPIC (Alice in Wonderland), PH. De foto van Alice is van Lewis Carroll; uit: Lewis Carroll Photographs, Edition Stemmle, ISBN 3-7231-0407-X Pagina 12: • TOETERS (en bellen), Mariet Numan; NRC 26-10’95. • SCHRIJF, PH. Pagina 13: • DAMMIT; uit ‘A Brand New Monty Python Bok’, (uitgave zonder enige gegevens) • VANGOGH; Art Parts, Fonthaus CD-Rom
24
• SCHAAR; Wayzata ClipArt Gallery- CD-Rom. • DISK; id. Pagina 14: • FOTOGRA (fotograaf), zie VANGOGH. • FIETS (fietswiel), Daniel Koning; Met ons gaat alles goed, Priem, ISBN 90-71494-7. Pagina 15: • MONA (Lisa), Leonardo Da Vinci. • MONACU (Mona close-up); id. • MONAPH; (‘Morph’-beeld van Mona met schrijver), PH. • NEWGR (Newgrange), PH. • NEWGRL (Newgrange Line-art), PH. Pagina 16: • MANHOED; Graphics Handbook, Ken Garland; Studio Vista, London, ISBN 0 289 36930 4 • FACECU(face close-up); idem • HALFDOTS (halftoon-punten); PH Pagina 17: • AANPLAK, ClipArt Collection Nr.1, GES, Milaan • KRANTEN; Pictures on a Page, Harold Evans; Heinemann, London, ISNBN 434905534 Pagina 18: • ALICE; zie AIWBOOK, pag.5 Pagina 20 • KOETER(Waal); Treasury of Fantastic and Mythological Creatures, Richard Huber; Dover Pictorial Archive Pagina 21: • DUIVEL; id. • GELEED (monster); id. • PAARD; Bruce Smith, Internet. Pagina 22: • MODULOR; Le Corbusier • SCREENS (beeldschermen); NRC 28-05-96
Literatuur: • Letters & Layout, Jannie Maes, BoekWerk, ISBN90 71677 50 8 • Werken met PageMaker 4, C.J. Weigand, Academic Service, ISBN 90 6233 206 4 • De PC is geen typmachine, R. Williams, BoekWerk, ISBN 90 5402 053 9 • Het PageMaker Handboek, Ton Rombout & Henk Tybosch, Addison-Wesley, ISBN 90 6789 096 0 • The really useful DTP-book, Alistair Dabbs e.a., bijlage MacFormat maart 1996. • Schrijfwijzer, J. Renkema, Staatsuitgeverij, ISBN90 12 03782 4 • The Gray Book, Gosney, Ventana Press, ISBN 0940087-50-2 • Graphics Handbook, Ken Garland, Studio Vista, ISBN 0 289 36930 4
Internet: • http://desktopPublishing.com/design.html ‘Graphic Designer’s Paradise’ : alles op DTP-gebied. Veel links, veel download-items: stramienen, letters, clip-art, enz. Aanbevolen! • http://www.will-harris.com (online DTP-tips en voorbeelden) • http://www.booth.eiu.edu/HTML/archive.html