Symposium ‘Dak- en thuisloos in Overijssel... daar gaan we wat aan doen!’
Verslag november 2004
KennisInstituut Stedelijke Samenleving
‘Dak- en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen!’ Verslag symposium 8 oktober 2004
Provincie Overijssel Kennisinstituut Stedelijke Samenleving
november 2004
Colofon
Datum
november 2004 Oplage
135 Auteur
Kennisinstituut Stedelijke Samenleving Inlichtingen bij
Peter Graus Eenheid Zorg en Cultuur telefoon 038 425 12 32 Jan Provoost Eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid telefoon 038 425 13 30 Adresgegevens
Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 25 25 Fax 038 425 26 50 www.prv - overijssel.nl postbus@prv -overijssel.nl Kennisinstuut Stedelijke Samenleving
Postbus 545 7500 AM Enschede Telefoon 053 483 6346 www.kiss-oost.nl
[email protected]
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2
1.3
2
3 3.1
-
Inleiding Welkomstwoord door Theo Rietkerk Samenvatting van de Inleiding van Erik Dannenberg Inleiding Vier maatschappelijke ontwikkelingen Hulp aan de dakloze… Tot slot: acht adviezen Samenvatting van de Inleiding van de heer Th. A. Sluijs MPH Het Ambulant Medisch Team Ontschotten in Amsterdam Een voorbeeld Enkele adviezen
5 7 8 9 9 11 11 12 12 13 13 13
-
Samenvatting van de discussie Afsluiting door Gert Ranter
14 17
Deelnemerslijst Standhouders Informatiemarkt
19 21
-
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
3
4
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
1
Inleiding
“Dak- en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen!”, zo luidde de titel van het op 8 oktober 2004 georganiseerde symposium over de huisvesting, zorg en veiligheid van de Overijsselse dak- en thuislozen. Het doel van de bijeenkomst was om de bij dit onderwerp betrokken partijen met elkaar in contact te brengen, om kennis uit te wisselen, meer politieke aandacht voor dak- en thuislozen te vragen en nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Een kwart eeuw geleden hadden we het niet verwacht: dak- en thuislozen in de provincie Overijssel. Tot op zekere hoogte was het een problematiek die zich buiten het blikveld afspeelde. Daar is in hoog tempo verandering in gekomen. Inmiddels telt Nederland maar liefst 25.000 dak- en thuislozen. Het grootste deel daarvan leeft in de grote steden. Overijssel kent ca. 1600 dak- en thuislozen. In 2002 telde Zwolle minstens 450 dak- en thuislozen en Enschede ruim 500. In dit verslag treft u een samenvatting aan van de inleidingen van de sprekers en van de discussie die daarop volgde.
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
5
6
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
1.1
Welkomstwoord door Theo Rietkerk
Gedeputeerde Volkshuisvesting, Ruimte en Milieu Beste dames en heren, Ik wil u graag welkom heten op dit symposium over dak- en thuislozen. Net als u vind ik het belangrijk om dit onderwerp opnieuw op de agenda te zetten en er iets aan te doen. Er is veel aandacht voor dit onderwerp en daarom ben ik ook blij dat de Tweede Kamerleden Co Verdaas en Mirjam Sterk hier aanwezig zijn. Zojuist werd ik aangesproken door iemand die na lang dakloos te zijn geweest weer een woning heeft. Hij gaf mij aan dat we bij het zoeken naar oplossingen vooral “de mens centraal” moeten stellen. Ik herinner mij dat er begin dit jaar berichten waren over hokkende daklozen in de leegstaande woningen in de herstructureringswijk Holtenbroek hier in Zwolle. De beantwoording van statenvragen hierover leidde tot de conclusie van mijn collega Gert Ranter en mij dat we meer aandacht aan dit onderwerp wilden besteden. Actiegericht en met onze gezamenlijke portefeuilles wilden wij beweging krijgen in dit thema. Dak- en thuisloosheid is een reëel probleem, zowel voor betrokkenen als voor de samenleving. Daarom heeft het ook mijn aandacht. In mijn tijd als kamerlid ben ik hier voor de CDA kamerfractie al mee bezig geweest. Doel was om een sluitende sociale opvang te realiseren voor dak- en thuislozen in Nederland. Ook het plan of manifest van Co Verdaas “Iedereen Onderdak” sluit hierbij aan. In de provincie en bij Provinciale Staten is er ook belangstelling voor dit onderwerp en er is de wil om er met zijn allen iets aan te doen. Met hen willen wij invulling geven aan de statenmotie om een debat te voeren over maatschappelijke opvang en de rol van de provincie. Onlangs is er ook een motie in Provinciale Staten aangenomen ter vergroting van het aantal winteropvangplaatsen in Overijssel. Als start van de aanpak hebben mijn collega Ranter en ik gedacht om dit symposium te organiseren. Het doel van deze dag is tweeledig: - Ten eerste willen wij landelijk duidelijk maken dat we in Oost-Nederland het probleem onderkennen en dat we er wat aan doen. Wij willen ook het rijk oproepen extra inspanningen te doen. Daarom ben ik ook zeer gelukkig met het feit dat er vandaag ook meerdere kamerleden aanwezig zijn. Ik heet mevrouw Sterk van het CDA, de heer Verdaas van de PvdA en mevrouw Kalsbeek eerste kamerlid voor de VVD (tevens oud statenlid) dan ook in het bijzonder welkom op deze bijeenkomst. Ook de provincie Gelderland is actief op dit gebied. Gelderland heeft een project opgestart en organiseert volgende maand een dak- en thuislozenmanifestatie. Bij deze wil ik dan ook “virtueel” een estafettestokje overdragen aan mijn ambtgenoot van de provincie Gelderland, de heer Esmeijer, om het onderwerp onder de aandacht te brengen. - Ten tweede willen wij de bij dit onderwerp betrokken partijen in Overijssel provinciebreed met elkaar in contact brengen om kennis uit te wisselen. Wij willen u informeren maar wij willen ook van u horen en leren. Wij willen dus meer politieke aandacht voor dak- en thuislozen en wij willen stimuleren dat er nieuwe initiatieven worden ontwikkeld. Vanuit mijn eigen portefeuille waarin het wonen zeer centraal staat wil ik een bijdrage geven aan dit onderwerp. Wonen is een speerpunt van het provinciale beleid en een kerntaak van de provincie. In de Tuin van Nederland moet het goed wonen worden en blijven, voor iedereen. Daarvoor zijn voldoende aantrekkelijke woonmogelijkheden nodig. Wijzelf bouwen geen woningen. De verantwoordelijkheden die wij dragen, willen wij daarom waarmaken in samenwerking met onze partners, met name de rijksoverheid, gemeenten, woningbouwcorporaties, maatschappelijke organisaties en marktpartijen.
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
7
Binnen het huisvestings- en woonbeleid gaat onze aandacht uit naar de huisvesting van bijzondere doelgroepen. Vaak zijn dat starters op de woningmarkt, jongeren en senioren maar ook groepen die minder goed voor zichzelf kunnen opkomen zoals mensen met een lichamelijke beperking, allochtonen (statushouders), woonwagenbewoners en vandaag dus dak- en thuislozen. Landelijke gemeenten gaan voor hun woonbeleid uit van de eigen behoefte. Dit uitgangspunt kan ertoe leiden dat bijzondere doelgroepen als dak- en thuislozen, studenten en woonwagenbewoners onvoldoende aandacht krijgen in de woonplannen van landelijke gemeenten. Daarom hebben Provinciale Staten in een motie uitgesproken dat, om de druk bij de grote steden te verminderen, ook de randgemeenten een fair deel moeten bijdragen in de zorg voor deze groepen (Motie Tunc). Hier zullen wij de gemeenten op gaan aanspreken. De huisvesting van bijzondere doelgroepen vormt dan ook een belangrijk aandachtspunt bij de beoordeling van gemeentelijke woonplannen door de provincie. In het nieuwe provinciale beleid worden gemeentelijke woonplannen expliciet getoetst op de aanpak van tekorten aan zorgwoningen, levensloopbestendig bouwen en op de organisatie van zorg- en welzijn rond het wonen voor bijzondere zorgdoelgroepen. Hierover willen wij ook prestatieafspraken gaan maken met de gemeenten. Eigenlijk zou het ook zo moeten zijn dat alle gemeenten met de corporaties prestatieafspraken maken. Dit gebeurt nog lang niet overal en daarom wil ik de gemeenten oproepen dit wel te doen Hierbij wil ik ook uitdrukkelijk de woningcorporaties vragen om in deze verantwoordelijkheid te nemen. De corporaties zijn bij uitstek die organisaties die diverse (doel)groepen kunnen huisvesten. Vandaag verwacht ik dan ook goede voorbeelden van woningcorporaties te zien. Op dit moment is sprake van te weinig aanbod aan zorgwoningen en daarbij goed aansluitende zorggerelateerde welzijnsdiensten. Het fysiek bieden van huisvesting aan de doelgroep dak- en thuislozen sec is niet voldoende (dat hoef ik u niet te vertellen). Dak- en thuisloosheid is maar gedeeltelijk een huisvestingsprobleem en is vooral een kwestie van opvang, begeleiding, zorg en hulpverlening welke om het wonen heen worden georganiseerd. Een verdere bundeling en meer samenhang in de keten wonen, zorg, welzijn en reclassering is dan ook noodzakelijk. Mijn collega Gert Ranter is verantwoordelijk voor de portefeuille zorg en zal straks ongetwijfeld meer vertellen over de aanpak van de dak- en thuislozenproblematiek vanuit zijn invalshoek en portefeuille. Dan kom ik aan het eind van mijn verhaal; ik wil een oproep doen: Ik wil u vandaag meegeven dat de aanpak van de dak- en thuislozenproblematiek een heel brede moet zijn. De risico’s dat er in een bepaalde hoek steken vallen, moeten voorkomen worden. De “keten” is wat dat betreft nog zeer zwak. Leer daarom vandaag uw medegasten kennen en leg veelvuldig contacten. Ik spreek dan ook de hoop uit dat er uit die contacten goede initiatieven en afspraken geboren kunnen worden. Ik wens u een leuke dag toe met veel leereffecten en hoop dat daar veel succes uit voort zal vloeien. Kortom: “Dak- en thuisloos in Overijssel…. daar gaan we wat aan doen!’
1.2
Samenvatting van de Inleiding van Erik Dannenberg Thuisloos in Overijssel, daar gaan we wat aan doen
Erik Dannenberg is werkzaam als manager Maatschappelijke Dienstverlening en Jeugdgezondheidszorg bij de RIVAS Zorggroep. Centraal in het betoog van Dannenberg is de stelling dat er in Nederland voldoende geld in de zorgsector aanwezig is om dak- en thuisloosheid te voorkomen. Maar, dan moeten we die zorg wel anders gaan organiseren!
8
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
Inleiding We lezen veel in de media over verschraling in de zorg. In deze lezing ga ik aan deze klaagzang niet meedoen. Met het budget voor Zorg en Welzijn behoort Nederland in Europa tot de middenmoters. Het probleem in Nederland is meer gelegen in de wijze waarop wij de zorg hebben georganiseerd. De vraag dient zich aan hoe het mogelijk is dat in een beperkt aantal jaren zo’n explosieve stijging plaatsvond van het aantal daklozen. Om goed zicht te krijgen op de situatie van vandaag, begin ik met een analyse van de opbouw van de verzorgingsstaat. Hoe is het allemaal ook al weer ontstaan? Vervolgens bezien we de zorgverkokering: de professionele zorg is ontstaan langs de financieringslijnen, die zijn gericht op enkelvoudige problematiek. De conclusie is: in Nederland word je goed geholpen als je één probleem hebt.
Vier maatschappelijke ontwikkelingen 1. De verzorgingsstaat Het Nederlandse zorgstelsel is ontstaan vanuit de bevolking. Vanuit hun betrokkenheid organiseerden maatschappelijke en religieuze groeperingen zorg en opvang. Dat groeide in het begin van de vorige eeuw uit tot een breed scala aan voorzieningen, dat vaak met succes en vanuit een menselijke betrokkenheid werd aangeboden. Vaak ging het goed, maar soms waren er ook uitglijders. De overheid begon in eerste instantie met het stellen van kwaliteitsnormen, gevolgd door eisen die aan de medewerkers van deze voorzieningen werden gesteld. Er was sprake van een toenemende professionalisering: beroepskwalificaties die konden worden behaald bij beroepsopleidingen. Steeds meer werden op deze manier vrijwilligers vervangen door “professionals”. De zorg en opvang kwamen los te staan van de maatschappelijke verbanden die ze bij aanvang had. Een tweetal ontwikkelingen speelt hierbij een rol. Op de eerste plaats betrof dit de directe betrokkenheid van de overheid. Deze overheid ging steeds meer direct de zorg en opvang betalen en soms zelf uitvoeren. Op de tweede plaats de schaalvergrotingen van de laatste decennia, waardoor de afstand tot de maatschappelijke organisaties nog verder werd vergroot. Inmiddels is sprake van een van overheidswege georganiseerd stelsel van rechten. We hebben recht op zorg en daar betalen we voor! Bovenstaande ontwikkelingen hebben er toe bijgedragen dat de zorg in Nederland onbetaalbaar is geworden. We zijn als Nederland daarin uniek, want we beschikken én over forse budgetoverschrijdingen én over wachtlijsten. 2. De zorgverkokering Vroeger werd de zorg verleend door het maatschappelijk werk. De maatschappelijk werkster was veelal bekend met het gezin en pakte veel verschillende problemen “integraal” aan. Als dat niet meer mogelijk was werd gezorgd voor een tehuis. Elke intramurale instelling ging echter na verloop van tijd differentiëren. Ze richten zich op specifieke groepen, met specifieke problemen. Hieraan gekoppeld is het ontstaan van een woud aan financieringsstromen. Een ontwikkeling die er toe heeft geleid dat we te maken hebben met een veelheid aan zorg- en hulpverleners die zich rondom deze financieringsstromen hebben georganiseerd. Middelen, met bijbehorende regelgeving afkomstig van drie verschillende overheden, zorgkantoren en zorgverzekeraars. Het beeld ontstaat van een stelsel dat eruit ziet als een “ongesnoeide appelboom” Kijkend naar het huidige zorgaanbod, dan zien we als lichtste vorm de voorzieningen uit het gemeentelijk welzijnsbeleid. Dit is eigenlijk een lichte vorm van maatschappelijk werk. Daarnaast bestaat de geïndiceerde zorg waarbinnen we een onderscheid maken tussen de ambulante en intramurale zorg. Deze geïndiceerde zorg is dan opgebouwd in kokers rond verschillende vormen van problemen. Ik noem er (niet uitputtend) enkele: psychiatrische hulpverlening, jeugdhulpverlening, gezondheidszorg, verslavingszorg, justitiële
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
9
hulpverlening, schuldhulpverlening enz. enz. Typisch voor alle organisaties in dit veld is dat ze zijn opgebouwd rondom financieringslijnen. Maar dit stelsel loopt vast als het iemand betreft die meerdere indicaties heeft. Die mensen vallen tussen de wal en het schip en komen uiteindelijk weer terug bij de gemeentelijke voorzieningen. Dit terwijl het meeste geld niet in de gemeentelijke voorzieningen, maar in de zorgkokers zit. De zorgparadox van Nederland: Hoe zwaarder de zorgvraag, des te lichter het zorgaanbod.(vrij naar Trimbos) Mijn conclusie is dat je in Nederland goed wordt geholpen als je maar één probleem hebt.
3. Vermaatschappelijking van de zorg Vanuit het idee dat “die ander” (degene die anders is dan de doorsnee burger) ook bij de samenleving hoort en dus daarin voluit moet kunnen participeren is een beweging in gang gezet naar wat we noemen vermaatschappelijking van de zorg. We treffen dit vooral aan binnen de ouderenzorg, de verstandelijk gehandicapten zorg (VGZ) en geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Het is een groot goed indien we in staat zijn om “die ander” te accepteren door hem niet buiten de samenleving, maar in onze samenleving te plaatsen. Maar voor een aantal van de betrokkenen is die ontwikkeling rampzalig. Als voorbeeld noem ik Piet. Piet is een licht verstandelijk gehandicapte en hij kreeg een zelfstandige woonruimte aangeboden. Daarbij ontving hij voor enkele uren per week ambulante hulp. Piet kon deze situatie niet aan. Hij vereenzaamde en wist niet goed met geld om te gaan. Piet ging aan de drank. Zijn “enkelvoudig probleem” werd op deze manier een “meervoudig probleem” en Piet raakte verzeild in het woud van zorgaanbieders. Uiteindelijk loopt Piet nu op straat. Zijn de moeilijkste patiënten niet gewenst? Om in de beeldspraak van de appelboom te blijven, lijkt het erop alsof de instellingen uit het bos komen. Overal in de samenleving worden eenzame boompjes gepland in de vorm van bijvoorbeeld socio-woningen. De lokale wethouders zien in toenemende mate deze mensen in de lokale samenleving terecht komen. Waaronder de mensen met meervoudige problemen die, vanwege contra-indicaties, uit de voorzieningen zijn gezet. Een tweetal maatschappelijke katalysatoren speelt hierbij overigens een rol. De toenemende overkreditering waardoor het opbouwen van forse schulden mogelijk is geworden en een gebrek aan goedkope huurwoningen.
4. Nieuwe wetgeving Het besef dat de schotten in de financiering van onze zorg moeten worden afgebroken lijkt te zijn doorgebroken. Als voorbeeld van decentralisatie, ontschotting en deregulering kan genoemd worden de Wet Werk en Bijstand. Feitelijk wordt hiermee een ongedifferentieerde zak met geld aan de gemeenten toegestopt met de mededeling om op lokaal niveau verder maar beleid te maken. Het streven naar het beëindigen van zorgmonopolies en het invoeren van meer marktwerking zal zorgaanbieders ertoe brengen om hun diensten vraaggerichter te ontwikkelen. Niet meer te denken vanuit het bestaande product dat wordt aangeboden, maar denken in termen van functies die moeten worden uitgevoerd. Wie dat niet doet zal uiteindelijk de boot missen. Een goed voorbeeld is de gemoderniseerde AWBZ. Hierin staan twee ontwikkelingen centraal: functiegerichte zorgindicatie én zorgzwaartefinanciering. Ontschotting zal ook plaatsvinden door de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) én door de overheveling van delen van de AWBZ naar het gemeente -fonds of basisverzekering (BV). Om deze ontschotting tot stand te brengen is aanpassing van financieringsstromen alléén onvoldoende. Van belang is dat alle betrokken aanbieders het denken in termen van het bestaande aanbod overboord zetten. Niet meer denken in producten, maar in functies die je wilt vervullen.
10
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
Hulp aan de dakloze… De dakloze is iemand die zijn zelfstandige woonruimte is kwijtgeraakt. Die geen geld heeft. En, die niet beschikt over een stabiel sociaal netwerk. Maar hierachter kunnen we, afhankelijk van het individu waar het om gaat een hele serie problemen aankruisen: schulden, problemen met instanties, tekort aan sociale vaardigheden, verslaving, psychiatrische problematiek, zwakbegaafd, getraumatiseerd verleden, lichamelijke problemen, justitiecontacten, opvoedingsproblemen of vlekjes op het ‘woon-CV’. Vanuit verschillende beleidsterreinen kan hulp worden georganiseerd. Tot op zeker hoogte bestaan er tussen deze beleidsterreinen bruggen als het over de uitvoering van dit beleid gaat: professionals die, in overleg een brug slaan tussen welzijnsbeleid en jeugdzorg, tussen Wet werk en bijstand en welzijn, tussen de uitvoering van de AWBZ en welzijn. Desondanks worden multiprobleem gevallen nog steeds geconfronteerd met een veelheid aan deskundigen. Case-managers afkomstig van verschillende zorgaanbieders. Ik pleit er voor om deze hulpverlening te concentreren. Zorg ervoor dat “net als vroeger” de hulpverlening aan mensen door één of twee hulpverleners integraal wordt aangepakt. Op de achtergrond kan dan een multidisciplinair team van deskundigen deze hulpverleners bijstaan. Voorkom op deze manier dat de hulpvrager tussen de wal en het schip raakt en uiteindelijk als dakloze op straat belandt. Dit betekent ook dat we iets moeten gaan doen aan de opleiding van deze hulpverleners. Niet meer, na de brede basisopleiding van MW of HBO-V, specialist worden op één terrein, maar kennis hebben van meerdere probleemgebieden.
Tot slot: acht adviezen Ik wil afsluiten met een achttal adviezen.
1.
Budget Zorg & Welzijn voor wie dat écht nodig hebben
2.
Financiersoverleg, thema’s-gewijze organisatie. Bijvoorbeeld door gezamenlijke afspraken met provincie, gemeenten en zorgkantoor.
3.
‘Aanbesteding’, focus op maatschappelijke effecten
4.
Zorg in de hulpverlening voor generalisten in plaats van legertjes specialisten.
5.
Organisaties moeten terug naar hun wortels. Breng de menselijke maat terug in de zorg en hulpverlening. Biedt die aan vanuit een maatschappelijke betrokkenheid.
6.
Zorg voor een aanbod op maat: participatie van de doelgroep.
7.
Zorg er voor dat bij de uitvoering van de WMO er sprake is van een individuele benadering. Bouw geen gemeentelijk AWBZ’tje!
8.
Zorg voor eenvoudige ‘2e kans woningen’ en ‘rafelrandwoningen’
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
11
1.3
Samenvatting van de Inleiding van de heer Th. A. Sluijs MPH Verhalen uit de praktijk: het ambulant medisch team in Amsterdam Theo Sluijs is hoofd van het Ambulant Medisch Team van de GG&GD te Amsterdam. In zijn inleiding vertelt hij over de ontstaansgeschiedenis van dit team en over de werkwijze die wordt gehanteerd. Een verhaal uit de praktijk over het opvangen van dak- en thuisloosheid.
Het Ambulant Medisch Team Dannenberg heeft in zijn voordracht aangetoond hoe organisaties problemen over de schutting gooien naar andere organisaties. In deze inleiding wil ik vanuit een public health visie ingaan op een aanpak om die problemen te voorkomen. Het Ambulant Medisch Team (AMT) is onderdeel van het cluster Maatschappelijke en Geestelijke Gezondheidszorg van de GG&GD van Amsterdam. Amsterdam kent een realtief omvangrijke groep van dak- en thuislozen, dolenden, drugsgebruikers en alcoholisten. Hun problemen zijn vaak niet alleen fysiek, maar ook psychisch van aard. Dit betekent dat zij door bestaande instellingen niet altijd goed kunnen worden opgevangen. Zo kennen we het probleem dat ziekenhuizen in de praktijk niet altijd in staat zijn om deze mensen goed te behandelen. Zij worden bijvoorbeeld vanwege gedragsproblemen uit het ziekenhuis gestuurd, of zijn plotseling verdwenen. Met het AMT proberen wij een brug te slaan tussen de gezondheidszorg in ziekenhuizen en hulpverlening daarbuiten. Wij leren de medewerkers in het ziekenhuis hoe om te gaan met deze patiënten én we proberen de patiënten in een zodanige conditie te brengen dat zij daar ook hun verdere behandeling kunnen volgen. Maar ook naar andere vormen van hulpverlening slaan wij een brug. Bijvoorbeeld naar het gevangeniswezen. Binnen gevangenissen is Justitie verantwoordelijk voor de zorg. Deze taak werd uitgevoerd door de reclassering, maar de uitvoering van die taak is uitgehold door vergaande bezuinigingen. In de zorgverlening bestaat dus onvoldoende continuïteit. In Amsterdam neemt nu het AMT zorgtaken van de reclassering over. Niet alleen binnen de gevangenis, maar ook op het moment dat gevangenen daaruit worden ontslagen. Op dat moment staan wij met een auto voor de deur en nemen ze op sleeptouw langs de verschillende instanties, zodat zij in ieder geval aan het einde van die eerste dag vrijheid de basis behoeften zoals inkomen, ziektekostenverzekering en een dak boven het hoofd zijn geregeld. Tot de taken van het AMT behoren: • • • • • •
Aparte medische spreekuren voor drugsverslaafden en dak en thuislozen in de Maatschappelijke Opvang en op vindplaatsen in de stad Verstrekking van opiaten op locatie. Realisatie maatschappelijke opvang van dak en thuislozen en verslaafden in sociale pensions. Ondersteuning van ziekenhuismedewerkers bij opname en ontslag van drugsverslaafden. Coördinatie hulpverlening aan personen met chronisch complexe problemen die door de politie zijn aangemeld vanwege overlast. In dit Project Support wordt samengewerkt met politie, hulpinstellingen en gemeentelijke diensten. Registratie van gegevens t.b.v. epidemiologie.
Daklozen zijn mensen die niet beschikken over een sociaal netwerk en die over onvoldoende of beschadigde competenties beschikken om voor zichzelf te kunnen zorgen. Daarom moeten we deze mensen helpen. Preventief, voorkom dakloosheid! Zorg er voor dat voor mensen binnen één half jaar een oplossing wordt gevonden waardoor ze niet verder afglijden naar een staat van permanente dak- en thuisloosheid. Vaak is het niet mogelijk om problemen op te lossen, omdat de betrokkene daarvoor de competenties niet heeft, maar dan kunnen we wel proberen om de problemen onder controle te krijgen. Als de dakloosheid reeds bestaat moeten we zoeken naar oplossingen die goed zijn voor de dakloze zelf, maar ook voor diens omgeving De aanpak van dakloosheid begint met de erkenning daarvan. We moeten erkennen dat we als zorgverleners niet in staat zijn om de problematiek van de dakloze vanuit één optiek of een instelling te benaderen. De problematiek van de dakloze is immers meervoudig. We moeten daarnaast de dakloosheid herkennen. Dannenberg heeft uiteengezet dat er weliswaar een aantal
12
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
gemeenschappelijke kenmerken van daklozen als groep bestaan, maar daarachter kan een veelvoud aan problemen schuil gaan. Hulpverleners in bijvoorbeeld ziekenhuizen, andere instellingen en bij de politie moeten inzien dat het niet alleen om personen gaat die ziek zijn, of die crimineel gedrag vertonen. We moeten vervolgens draagvlak creëren binnen de organisaties om over de schotten van de eigen organisatie heen te kijken. En tenslotte, moeten we regisseren, dat wil zeggen sturing geven aan de organisaties om gezamenlijk de problematiek aan te pakken.
Ontschotten in Amsterdam In 1999 heeft het college van B&W van Amsterdam te kennen gegeven dat zij niet meer wenst te werken met de schotten tussen de organisaties op het gebied van huisvesting, zorg, inkomen, dagbesteding en gebruikersruimten. De aanpak van de dakloosheid dient integraal te worden aangepakt. Daarom is een convenant afgesloten tussen verschillende partijen. De driehoek Amsterdam, de gemeente Amsterdam, opvangorganisaties, de sociale dienst, de GG&GD. Door deze partijen is een regiegroep opgericht met als doelstelling om gestructureerd voor de komende jaren afspraken te maken. Voorbeelden van die afspraken zijn de ontwikkeling van een Cliënt Volg Systeem (CVS) waardoor in beeld gebracht wordt met welke instanties de dakloze contacten heeft en aan wie ze worden doorverwezen. Ook is bij de Sociale Dienst de Centrale Eenheid Daklozen (CED) ingericht. Deze zorgt ervoor dat daklozen op één punt worden geregistreerd. Om concreet de hulpverlening integraal te kunnen aanpakken voeren de betrokken organisaties wekelijks overleg over individuele gevallen. Op bestuurlijk vlak staat binnen de gemeente Amsterdam de aanpak van dak- en thuisloosheid regelmatig op de agenda. Vier keer per jaar komen de convenantpartijen bijeen. De besprekingen gaan over een vijftal domeinen: wonen, werk en inkomen, medische zorg, toegang tot gebruikersruimten en dagbesteding. Het wonen richt zich niet alleen op de maatschappelijke opvang. Het gaat ook over de particuliere woningen en kamerverhuur, het onderdak dat geboden wordt door de charitatieve instellingen én over de woningcorporaties die eenvoudige en betaalbare woningen moet realiseren.
Een voorbeeld Als voorbeeld van een gezamenlijke aanpak wil ik de volgende casus benoemen. Het betreft een man van 50 jaar, afkomstig uit de scheepvaart, maar daar door allerlei omstandigheden is vertrokken en niet meer aan de bak komt. Deze man was een fenomeen. Hij had veel klachten: fysiek, maar ook psychische en persoonlijkheidsstoornissen. Deze man reisde van Antwerpen tot Den Helder. Telkens kwam hij met klachten in het ziekenhuis. In totaal heeft hij de laatste tien jaar zo’n 100 keer het ziekenhuis bezocht. Hij vertelde over zijn klachten, die hij inmiddels door het vele bezoek uitstekend onder woorden wist te brengen. Werd opgenomen en verzorgd en vertrok daarna met de noorderzon om elders opnieuw te zoeken naar verzorging en opvang in een ander ziekenhuis. Anno 2003 is hij onder controle gekomen bij het AMT. Bewindvoering is geregeld. Er is een rechterlijke machtiging afgegeven zodat hij geen dingen kan doen die tegen zijn behandeling ingaan. Er is maatschappelijke opvang voor hem geregeld. Gezamenlijk hebben de organisaties er voor gezorgd dat de zorg naar hem is toegebracht. Overconsumptie van zorg en teloorgang van hem zelf zijn nu onder controle.
Enkele adviezen Wat is nodig om de zorg naar de mensen toe te brengen. Ik wil een paar adviezen geven: • Zorg voor onderdak- en financiële zekerheid voor opvangvoorzieningen. Maak afspraken met de woningcorporaties, die in veel gevallen voor dit onderdak willen zorgen en regel dat omwonenden gevrijwaard blijven van overlast. • Zorg ervoor dat de AWBZ zorg naar deze huizen wordt gebracht; • Extra regelgeving is niet nodig. Er is voldoende; • Zorg ervoor dat informatie over de betrokkene eenvoudig door alle relevante hulpverleners kan worden geraadpleegd. Bouw een systeem waardoor we de betrokkene niet uit het oog verliezen; • Zorg voor een centrale regie en breng verschillende deskundigheden samen in een team.
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
13
2
Samenvatting van de discussie
Samenvatting van de lagerhuisdiscussie onder leiding van dagvoorzitter Frans Miggelbrink Is samenwerken voldoende, of moeten de schotten worden geslecht? Tussen de beide inleiders lijkt een tegenstelling te bestaan. De één (Dannenberg) lijkt te pleiten voor meer marktwerking. De ander (Sluijs) juist voor een vorm van ketenzorg, waarbij bestaande organisaties samenwerken en de processen onderling afstemmen. Naar de mening van Dannenberg is hier echter sprake van een schijntegenstelling. De oplossing zoals die in Amsterdam is bedacht is het beste wat je nú kunt doen. Met zijn verhaal wil hij echter verder gaan. Gewezen wordt op het feit dat er al gemeenschappelijk gefinancierde projecten bestaan, waardoor men integraal projecten kan aanpakken. Centraal hierbij is dat sprake is van “value added partnership” . Door de heer Deliën (Humanitas) worden voorbeelden genoemd zoals het project “De Toren” in Hengelo, of het TOV project (zwerfjongerenpension) te Enschede. Voor Dannenberg is het OK wanneer instellingen samenwerken, maar voor de toekomst is dit onvoldoende. Kenmerkend voor veel van de huidige gezamenlijke projecten die worden uitgevoerd is dat het gaat om inbreng vanuit de bestaande zorgaanbieders. Men probeert op die manier, elk vanuit de eigen achtergrond, bestaande zorgproducten aan elkaar te koppelen. Voor de toekomst moeten we juist naar een mix van nieuwe produkten. Daarom is het voor de toekomst van belang om thema-gewijs een overleg te creëren van financiers van de zorg. Door verschillende aanwezige zorgaanbieders wordt gewezen op het feit dat schotten altijd wel zullen blijven bestaan. Bijvoorbeeld tussen gehandicaptenzorg en justitiële hulpverlening. Schotten zijn niet per definitie alleen maar slecht. Ze bieden ook de mogelijkheid voor kwaliteitsontwikkeling. De heer De Weger (wethouder van de gemeente Enschede) merkt op dat het TOV project in Twente een voorbeeld is van versnippering tussen drie Twentse gemeenten, provincie en een scala van instellingen, dat kan dus beter onder één regie passen. In de praktijk is óók het bestaande schot in de hulpverlening tussen 18/18+ leeftijd onwerkbaar. Er ligt bij de ontwikkeling van de Wet Maatschappelijke Opvang een kans om de hulpverlening in de gemeente te bundelen. Die kans moet afgedwongen worden. De heer Verdaas (PvdA) deelt deze conclusie. De gemeente moet straks kunnen sturen met geld. Stelling: Alle gemeenten en niet alleen centrumgemeenten moeten hun verantwoordelijkheid nemen In de praktijk van het T-Team Twente (Thuislozenopvang voor jongeren/Jarabee) blijkt dat veel dak- en thuisloze jongeren naar de centrumgemeenten trekken. In die gemeenten doet men veel, maar in de randgemeenten gebeurt eigenlijk niets. Veel jongeren komen naar de stad vanwege problemen in hun oude omgeving. Deze jongeren kunnen worden opgevangen, maar terugplaatsen in het eigen netwerk in de randgemeente is niet mogelijk. De heer Van den Berg (wethouder gemeente Olst Wijhe) stelt dat de problematiek in de randgemeenten in de praktijk niet zo sterk aanwezig is. Bovendien trekt de doelgroep juist naar de centrumgemeente omdat daar allerlei voorzieningen zijn die voor hen aantrekkelijk zijn. Hij zal echter wel gehoor geven aan de oproep van gedeputeerde Rietkerk en zal in de woonvisie van de gemeente aandacht aan de problematiek schenken. Van verschillende zijden (Humanitas, Legers des Heils) wordt aangedrongen op de ontwikkeling van preventieve projecten in de randgemeenten. Voorkomen moet worden dat mensen vanwege problemen naar de grote stad trekken.
14
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
Stelling: Woningcorporaties dienen de gehele huisvestingskant (woningen/pensions) op te lossen. Volgens de heer Boerenfijn (Aedes) dragen corporaties, met name in de grotere steden, al lang bij door het aanbieden van woningen, maar ook in de kleinere gemeenten zouden corporaties zich hiervoor in kunnen spannen. Gemeenten en provincie zouden hieraan wel meer sturing mogen geven, door dit punt mee te nemen in het overleg. De heer Hagedoorn (wethouder van de gemeente Zwolle) is het hier niet geheel mee eens. Waarom moet de overheid hier het voortouw nemen? Corporaties en zorgaanbieders kunnen dat toch zelf ook. De heer Oosterhuis (De Woonunie) geeft aan dat vooruitstrevende corporaties al lang bezig zijn om vanuit hun eigen maatschappelijke doelstellingen te investeren in sociale/zorg voorzieningen. De heer Hagedoorn geeft aan dat hij blij is met de bijdragen van de Zwolse corporaties. Stelling: Als alle zorginstellingen en huisvesters hun verantwoordelijkheid nemen, is er nauwelijks nog maatschappelijke opvang nodig! Het gaat niet alleen om verantwoordelijkheid willen nemen. Je moet die ook kunnen nemen. Door bestaande schotten is dat niet altijd mogelijk. Als voorbeeld wordt genoemd de psychiatrische hulpverlening door Zwolsche Poort. Psychiatrische problemen vinden vaak hun oorsprong op jeugdige leeftijd. De psychiatrische hulpverlening kan specialisten aanbieden, maar zij is niet in staat om met alle gemeenten, met alle zorgverleners, en met even zoveel regeltjes, afspraken te maken. De heer Visser (voorzitter van de raad van bestuur van Zwolsche Poort) wil graag een regionale visie over samenwerking in de maatschappelijke opvang, de jeugdhulpverlening, OGGZ en GGZ, waarvoor de provincie het initiatief kan nemen. Zo een visie maakt het mogelijk om vooraf te sturen in plaats van achteraf te corrigeren. Over de noodzaak om de schotten te slopen mengen velen zich in de discussie. Tegenstanders zien als mogelijk gevaar het ontstaan van een eindeloze discussie. Stelselherzieningen kosten veel tijd en veel geld. Volgens de heer Van Ommen gaat het zelfs uitsluitend om het verdelen van geld en banen. De kwaliteit en inzet van hulpverleners worden ten onrechte gebagatelliseerd, terwijl ze overbelast worden. Er is niet alleen meer samenwerking, maar ook meer geld nodig. De heer v.d. Venis (directeur van het Leger des Heils Zwolle en Veluwe) maakt zich hierover boos. Toch heeft de inleiding van Dannenberg hem aan het denken gezet. Er wordt door de werkvloer hard gewerkt. De winter komt eraan! Wat gaan we doen met de dak- en thuislozen? Luidt de oproep van Joop van Ommen, actief in de daklozenopvang te Zwolle. Anderen zijn juist van mening dat de schotten geslecht moeten worden. Maar dat betekent ook de bereidheid hebben om iets van de eigen zeggenschap in te leveren. De hulpverlening aan dak- en thuislozen is vooral curatief. Voor de toekomst moet gekeken worden naar verbetering van de samenwerking tussen zorgaanbieders op preventief vlak. Weer anderen zijn van mening dat schotten helaas altijd zullen blijven bestaan. We moeten niet de illusie hebben dat nieuwe wetten of regels onze problemen kunnen oplossen. Denk bijvoorbeeld aan het nieuwe schot dat dreigt te ontstaan door de WMO (voor 18+) en de nieuwe Wet voor Jeugdzorg (voor 18-) . De heer Verdaas (PvdA 2e Kamer) zegt zijn best te willen doen om de schotten te slechten, maar hij ziet in het bestaan van schotten geen alibi om regionaal en lokaal samenwerking te blokkeren. Of stelsels nu wel of niet gewijzigd moeten worden. Eén ding zou volgens de heer Hagedoorn toch geregeld moeten kunnen worden: Zorgen dat mensen eerst altijd een dak boven hun hoofd hebben. Daarnaast kan dan de noodzakelijke zorg worden aangeboden via één of twee casemanagers. Alle partijen lijken zich te kunnen vinden in het model, waarin één persoon vast aanspreekpunt voor cliënten wordt. De heer Rutten (Tactus) spreekt zijn vrees uit voor toename van de beheerskosten als gevolg van de WMO. Hierop ontstaat een pittige discussie (Oosterhuis, Deliën, van Ommen) over bureaucratie, administratieve kosten versus concreet wijkwerk. Tweede kamerlid mevrouw Sterk (CDA) vraagt aan alle aanwezigen om concrete casussen van deze administratieve druk, zodat ze daar landelijk aandacht voor kan vragen. De heer Miggelbrink besluit de discussie met de vraag: “Is het niet mogelijk om in Overijssel een pilot voor een nieuwe aanpak te organiseren?”
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
15
Reactie van de Tweede Kamerleden Volgens mevrouw Sterk (CDA) is het organiseren van een pilot nu nog een illusie. Iedereen blijft nog op zijn eigen ”toko” passen. Maar wanneer we met elkaar in gesprek raken is al een hoop bereikt. Belangrijk is dat personen zich verantwoordelijk gaan voelen. Landelijk zijn er de ontwikkelingen rond de WMO en zijn we bezig met preventie en de invoering van gezinscoaches. Op de werkvloer gaat het ook de goede kant op. Mensen van verschillende organisaties moeten elkaar leren kennen en gaan samenwerken. Hoger in de organisaties moet het beter. Aan de minister VROM en via Aedes zal zij een oproep doen: Woningcorporaties en gemeenten en provincie hebben een gezamenlijke maatschappelijke taak als het gaat om het creëren van een dak boven het hoofd. Hiervoor roept zij een ieder op om voorbeelden uit de praktijk naar haar te sturen. Volgens de heer Oosterhuis (De Woonunie) behoeft mevrouw Sterk zich op dit punt niet ongerust te maken. Als de instellingen voor maatschappelijke opvang gewoon aangeven waar en hoeveel vierkante meter gerealiseerd moeten worden, dan doen zij dat. De heer Hagedoorn (Zwolle) geeft aan dat Zwolle zelf al de financiering doet van de RIBW. De heer Oude Engberink (woningstichting Hellendoorn) meldt dat hij ook aan ambulante woonbegeleiding doet, feitelijk een zorgtaak. De heer Verdaas (PvdA) is van mening dat de verkokering in de zorg is begonnen bij de politiek. Dit onderwerp leent zich niet voor politisering. In 80-90% van de gevallen is bij velen de teneur “ik doe het wel goed, het probleem wordt door de ander veroorzaakt”. Daarom steekt hij de hand in eigen boezem. Hij roept alle partijen op zich aaneen te sluiten om dit probleem op te lossen.
16
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
Afsluiting door Gert Ranter Gedeputeerde voor ouderen- en jongeren zorg, volksgezondheid en integrale veiligheid Dames en heren, Ik heb vandaag veel behartenswaardige zaken gehoord. Het is me wel duidelijk, dat dak- en thuisloosheid een groot, ingewikkeld maatschappelijke probleem is met veel facetten en invalshoeken. Maar wat ik vooral vandaag opgestoken heb, is het idee, dat het ondanks die ingewikkeldheid toch niet een probleem is, dat echt onoplosbaar is, geen soort probleem, waar geen beginnen aan is. Integendeel, als alle betrokken partijen elkaar maar vinden, vanuit de wil om er iets aan te doen, vanuit het oppakken en delen van de verantwoordelijkheid, dan komen we heel ver met elkaar. Daarmee wil ik niet zeggen, dat we tot en met de laatste dakloze onder dak kunnen brengen. Dat moet je waarschijnlijk niet eens willen. Een groot deel van de dak- en thuisloosheid kunnen we wel oplossen en voor het overige deel willen we de negatieve gevolgen van dak- en thuisloosheid zoveel mogelijk beperken. Zowel voor de betrokkenen zelf, in de zin van verhogen van de kwaliteit van leven, als voor de samenleving, in de vorm van beperken van overlast. Waar wij als provincie vooral op inzetten is het bij elkaar brengen van zorg met huisvesting. Als provincie willen wij ook graag de centrumgemeenten ondersteunen bij hun moeilijke opgave op het gebied van maatschappelijke opvang. Daarbij denk ik ook aan de komende invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de zorgen hierover zijn vandaag al over tafel gegaan. De WMO biedt naar zijn gedachtegoed overigens ook kansen. Juist de samenhang tussen wonen, zorg, welzijn, politie kan op het lokale niveau optimaal worden ingevuld. Ik denk ook aan een vruchtbare koppeling met de nieuwe brede bijstandswet. Maar er zijn ook bedreigingen. De bedreigingen schuilen meer in de randvoorwaarden bij de invoering van de WMO, met name de financiën. Maar laat ik geen valse verwachtingen wekken: als provincie kunnen wij onmogelijk de financiële gaten vullen in de maatschappelijke opvang, die mogelijk ontstaan als gevolg van de invoering van de WMO en de landelijke bezuinigingen. Dat doet niets af aan het feit, dat ik de zorgen van de gemeenten van harte deel. In het Interprovinciaal Overleg sluiten we ons daarom ook als Overijssel aan bij de grote aarzelingen van de Vereniging Nederlandse Gemeenten ten aanzien van de randvoorwaarden bij de invoering van de WMO. Wij zullen zeker de aandacht van de landelijke politiek hiervoor vragen en deze boodschap geef ik ook graag mee aan de leden van de Tweede kamer, die hier vandaag aanwezig zijn. Als provincie kunnen wij ook binnen Overijssel een nuttige rol spelen. Zo hebben wij deze week nog subsidies toegekend aan de centrumgemeenten Zwolle en Deventer voor uitbreiding van het aantal opvangplaatsen in de komende winter. Die uitbreiding financieren wij uit incidentele gelden, die op basis van de motie-Tunc van provinciale staten beschikbaar zijn gesteld. Een aanvraag van de gezamenlijke Twentse steden wachten wij met belangstelling af. Daarvoor reserveren we geld uit ons provinciale zorgbudget. Ook in de convenanten die we in het kader van het provinciale Grotestedenbeleid met Zwolle, Enschede en Hengelo hebben afgesloten voor de periode 2005-2009 is de maatschappelijke opvang en de zwerfjongerenproblematiek een belangrijk speerpunt. Daarvoor wordt binnen die convenanten ruim € 2 miljoen bestemd. Uit deze inspanningen blijkt dat wij ons de problematiek aantrekken. Dat was ook de reden voor het organiseren van dit symposium. Samen met provinciale staten, die hier vandaag gelukkig goed zijn vertegenwoordigd, willen we graag verder invulling geven aan onze toezegging van 23 juni naar aanleiding van een motie van provinciale staten om een debat te voeren over maatschappelijke opvang en rol van de provincie.
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
17
Ik bied de centrumgemeenten graag aan om te overleggen wat wij als provincie binnen onze beperkte mogelijkheden kunnen doen aan oplossing van de problemen. Onze provinciale instrumenten zijn verschillend, soms beperkt, soms minder beperkt: daarbij denk ik aan het provinciale woonbeleid, het bevorderen van procedures ruimtelijke ordening en aan projectsubsidies. Deze instrumenten zetten wij graag in om het probleem van dak- en thuisloosheid te lijf te gaan. Ik dank u allen hartelijk voor uw inzet en deelname vandaag, met name de inleiders en de deelnemers aan het Lagerhuisdebat en de mensen van de instellingen, die de infomarkt verzorgen.
18
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
3
Deelnemerslijst
Organisatie Aedes vereniging van woningcorporaties Woningstichting Hellendoorn Woningstichting Hellendoorn Woningstichting VechtHorst Woningstichting VechtHorst Woningstichting Openbaar Belang Woningstichting Openbaar Belang HBS Ons Belang Beter Wonen Beter Wonen Gemeente Almelo Gemeente Almelo Gemeente Hardenberg Gemeente Kampen Gemeente Kampen Gemeente Olst-Wijhe Gemeente Staphorst Gemeente Zwolle Gemeente Oldenzaal Gemeente Zwolle Gemeente Zwolle Gemeente Zwolle Gemeente Zwolle Gemeente Zwolle Gemeente Zwolle Gemeente Zwolle Provincie Overijssel Provincie Overijssel Provincie Overijssel Provincie Overijssel Provincie Overijssel Provincie Overijssel Provincie Overijssel Provincie Overijssel Provincie Overijssel Provincie Overijssel Eerste Kamer Staten Generaal CDA-statenlid Provincie Gelderland Federatie Opvang Adhesie-sociaal pension Tibertius Humanitas Onder Dak Twente Humanitas Onder Dak Twente Humanitas Onder Dak Twente Humanitas Onder Dak Twente Leger des Heils Veluwe/IJsselstreek Leger des Heils Veluwe/IJsselstreek Leger des Heils Twente/Achterhoek Leger des Heils Twente/Achterhoek
naam H.J. Kamerbeek J.B.N.M. Oude Engberink M. Soek A.P.C.M. Kivits B.H. Wennemars C. Stiekema D. Boschloo J. Voskamp C. Naberman T. de Wal H.C. Isendoorn G. Rotman S. v.d. Veen J.N. Wieten H. van der Matem C.M.A. van den Berg W. Bron J. Hagedoorn Th.G.M. Vloothuis D. van Gijssel-v.d. Vegt A.F.T.M. van Daalen G. Kuper C. van Dongen R. ten Pas R. de Paus L. Jansen M. Tuk F. Nieuwenhuis W. Jaegers A. Tunc T. van Dalfsen K.N. Zwart Y.T. Nijhof - Sander N. Vedelaar H. Schuman J. Provoost E.M. Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije T. Morskate I. Joosten A. Koppenaal T. Harmelink B. Deliën H. Wolkotte L. Ellenkamp M. Luttikholt A. v.d. Venis C. Sleurink H. v.d. Graaf M. ter Beek
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
19
Leger des Heils regiobureau Noord-Oost CWZW Veluwe IJsselstreek Tactus verslavingszorg GGD Regio Twente Trias Jeugdhulp Adhesie GGZ Midden-Overijssel Arcuris Arcuris Arcuris Zorgkantoor Midden IJssel Zorgkantoor MiddenIJssel RIBW Zwolle RIBW Zwolle Menzis Zorgkantoor Menzis Zorgkantoor Commujon LSG Commujon LSG Sociale zaken en werkgelegnheid Jarabee Computeek Computeek Team Twente Statenlid Raadslid Zwolle Zwolse Poort CAD Zwolle Tactus Verslavingszorg Diaconaal predikant voor Zwolle
Inleiders/sprekers/organisatie etc. Provincie Overijssel Provincie Overijssel Tweede Kamer Staten Generaal Tweede Kamer Staten Generaal Gemeente Enschede GG en GD Amsterdam Aedes vereniging van woningcorporaties Woonunie Rivas Zorggroep Leger des Heils Provincie Overijssel Provincie Overijssel Provincie Overijssel KISS KISS Provincie Overijssel Provincie Overijssel Provincie Overijssel
20
G. Ton E. Boxem R.J.Th. Rutten A. Kaspers T. Hoekstra H. Huiting N. J. Maschhaupt L. Jansen J. Knorren S. van Egmond J. Schouten A. Vasse J. Holtkamp W. Klein Geltink Teunissen J. Nelkens R. Paus B. Entink J. Wentink A. v.d. Vegte C. v. Beek O. Riekerink R. Wellen A. Nusselder T. Vissers R.J. Beijerman A.F. Oosterik G.D.E. van Veldhuizen J.H.J. Van Ommen
T.W. Rietkerk G.J.H. Ranter W.R.C. Sterk J.C. Verdaas T.H.D. de Weger Th. A. Sluijs P. Boerenfijn T. Oosterhuis H.J. Dannenberg J.J. Sesink A. Beenen P. Graus Y. Tromp W. Rodenhuis S. Autar N. Benning L. Kofrc A. Spijkers
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
3.1
Standhouders Informatiemarkt
Arcuris Humanitas (afdeling Oost) Kickstart KISS Leger des Heils (Zwolle en Enschede) RIBW Zwolle Provincie Overijssel Schuldhulpverlening (Stadsbank O-N, Enschede) Woningcorporaties Zwolle • SWZ • Delta Wonen • Openbaar belang
‘Dak - en thuisloos in Overijssel… daar gaan we wat aan doen
21