VERSIE 1.0 Juli 2014
Studiegids Krijgswetenschappen Bachelor Krijgswetenschappen
Voor de adelborsten en cadetten KW
Nederlandse Defensie Academie Faculteit Militaire Wetenschappen
Breda, juli 2014
Voorwoord
De Faculteit Militaire Wetenschappen verzorgt het wetenschappelijke deel van de officiersopleiding in de vorm van drie verschillende bacheloropleidingen. Eén van deze opleidingen is de Bachelor Krijgswetenschappen die beoogt de aanstaande officieren een academisch werk- en denkniveau in het domein van de krijgswetenschappen bij te brengen. Krijgswetenschappen betreft, kort gezegd, de bestudering van oorlog en oorlogvoering. Centraal staat de inzet van het militaire instrument. De opleiding heeft nadrukkelijk een interdisciplinair karakter. Alleen vanuit een brede benadering kan een goed begrip worden bijgebracht over het fenomeen oorlog in algemene zin, en over de dynamiek, logica, legitimiteit, dilemma’s, en complexiteit van militair optreden in het bijzonder. Omdat de krijgswetenschappelijke discipline een uniek karakter heeft, worden in hoofdstuk 2 de positie en de kenmerken van deze discipline nader beschreven. Tezamen met het beroepsprofiel van de krijgswetenschappelijk gevormde officier leidt dit tot de eindtermen van de opleiding. Deze eindtermen worden in de volgende hoofdstukken uitgewerkt tot een gedetailleerd curriculum. Daarmee beoogt deze studiegids drie doelstellingen. In de eerste plaats geeft zij de adelborsten, cadetten en andere studenten een ‘spoorboekje’ voor de gehele opleiding. De studiegids draagt zo bij aan inzicht in de samenhang van de gehele opleiding. In de tweede plaats geeft de studiegids aan docenten en onderwijsontwikkelaars de opzet en het kader van de opleiding. Zij zijn daardoor in staat hun onderwijs in het brede perspectief van de gehele opleiding te ontwikkelen en te verzorgen. Ten slotte geeft de studiegids aan alle overige belangstellenden inzicht in de wetenschappelijke opleiding van aanstaande officieren. De opleiding Krijgswetenschappen is een unieke opleiding die niet of nauwelijks vergelijkbaar is met enige andere opleiding in Nederland. Het is een relatief jonge opleiding aan de Nederlandse Defensie Academie. In 2003 werd deze opleiding voor de eerste keer verzorgd voor de opkomst 2002 en sedertdien is zij jaarlijks herhaald. Intensieve evaluatie heeft geleid tot jaarlijkse bijstelling van de opleiding, soms van de algemene opzet en altijd op details. In 2009 en 2010 is de opleiding met een voldoende resultaat gevisiteerd door een commissie van het Quality Assurance Netherlands Universities (QANU). De Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) heeft het accreditatiebesluit over de bachelor krijgswetenschappen genomen op 21 december 2011. Dit houdt in dat een bachelorsgraad is gekoppeld aan een succesvol afgeronde bachelor Krijgswetenschappen. Het curriculum in deze studiegids bouwt voort op deze accreditatie en voldoet geheel aan de eisen die de wet stelt aan een wetenschappelijke opleiding. Het curriculum is ook licht aangepast op grond van de doorlopende interne evaluaties, en vanwege thematische herinrichting van enkele vakken, waarbij ook nieuwe wetenschappelijke literatuur, onderzoek van KW docenten en recente casuistiek is geïncorporeerd. Hierdoor is het studieprogramma verstevigd en geactualiseerd.
2
Tegen een achtergrond van lopende operaties in Afghanistan, de Balkan, de Indische Oceaan en Libië (om slechts enkele prominente inzetgebieden te noemen), maar ook gezien diverse slepende conflicten in Afrika, gelijktijdige verschuivende machtsverhoudingen en snelle maar onzekere politieke en sociale ontwikkelingen in het Midden-Oosten, is een gedegen krijgswetenschappelijke studie van groot belang voor aspirantofficieren. Namens het Opleidingsbestuur Krijgswetenschappen,
Cdre prof. dr. F.P.B. Osinga (voorzitter)
3
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ...................................................................................................................................... 4 DEEL 1 – ORGANISATIE EN OPLEIDING ............................................................................................ 7 1. Hoofdstuk 1 – Het krijgswetenschappelijk domein ......................................................... 8 1.1. Algemeen .................................................................................................................... 8 1.2. Kenmerken van het krijgswetenschappelijke domein ................................................. 8 1.3. Kenmerken van de opleiding krijgswetenschappen ................................................... 9 1.4. Cadetten en adelborsten opleiden tot Thinking Soldiers .......................................... 10 1.5. Vertalen van wetenschappelijke inzichten naar het militaire veld ............................. 10 1.6. Relatie officiersprofiel-wetenschappelijke eindeisen ................................................ 11 1.7. Deskundigheid van de officier ................................................................................... 11 1.8. Het wetenschappelijk opleidingsprofiel ..................................................................... 12 1.9. Motivering voor wetenschappelijk onderwijs ............................................................. 12 1.10. Eindtermen en competenties van de bachelor krijgswetenschappen....................... 13 2. Hoofdstuk 2 – Organisatie ............................................................................................... 15 2.1. De Nederlandse Defensie Academie ........................................................................ 15 2.2. De Faculteit Militaire Wetenschappen ...................................................................... 16 3. Hoofdstuk 3 – Inrichting van het curricullum ................................................................ 19 3.1. Opzet van het curriculum .......................................................................................... 19 3.2. Inrichting van het curriculum ..................................................................................... 19 3.3. Onderwijs- en werkvormen bij de opleiding KW ....................................................... 21 3.4. Opbouw in moeilijkheidsgraad .................................................................................. 22 3.5. Het studieprogramma ............................................................................................... 23 4. Hoofdstuk 4 – Academische vaardigheden ................................................................... 26 4.1. Inleiding ..................................................................................................................... 26 4.2. De opzet van het onderwijs in academische vaardigheden ..................................... 26 4.3. Communicatieve vaardigheden ................................................................................ 27 4.4. Methoden en technieken van onderzoek (MTO) ...................................................... 30 4.5. Wetenschapsfilosofie ................................................................................................ 32 4.6. Militaire ethiek ........................................................................................................... 33 5. Hoofdstuk 5 - Kwaliteitszorg en commissies ................................................................ 35 5.1. Kwaliteitszorg ............................................................................................................ 35 5.2. Organisatie van de opleiding KW: Opleidingsbestuur, opleidingscommissie en examencommissie .................................................................................................... 36 DEEL 2 - REGELS EN VOORZIENINGEN .......................................................................................... 37 6. Hoofdstuk 6 – Regels en procedures van toepassing op KW studenten ................... 38 6.1. Toelatingseisen ......................................................................................................... 38 6.2. Opleidings- en ExamenRegeling (OER) KW ............................................................ 38 6.3. Fraude en plagiaat .................................................................................................... 38 6.4. Vaste orders .............................................................................................................. 39 6.5. Lestijden .................................................................................................................... 39 6.6. Vrijstellingen .............................................................................................................. 39 6.7. Toetsing en weging ................................................................................................... 39 7. Hoofdstuk 7 – Mogelijkheden na uw opleiding KW ....................................................... 40 7.1. Doorstuderen ............................................................................................................ 40 7.2. Alumni activiteiten ..................................................................................................... 41 8. Hoofdstuk 8 – Voorzieningen voor studenten van de studierichting krijgswetenschappen ....................................................................................................... 42 8.1. Organisatie ................................................................................................................ 42 8.2. Voorzieningen ........................................................................................................... 42 8.3. IT-Voorzieningen ....................................................................................................... 45 8.4. Locaties Breda .......................................................................................................... 45 8.5. Locaties Den Helder ................................................................................................. 46
4
8.6. Bibliotheek en mediatheek ........................................................................................ 47 DEEL 3 - CURSUSSEN IN DE BACHELOROPLEIDING KRIJGSWETENSCHAPPEN .................... 48 9. Hoofdstuk 9 - Cursussen in het eerste semester .......................................................... 49 9.1. De Gemeenschappelijke Officiersopleiding (GOO) .................................................. 49 9.2. Cursus Statistiek (STA)............................................................................................ 52 10. Hoofdstuk 10 - Cursussen in het tweede semester ...................................................... 54 10.1. Cursus Evolutie van Krijgsmacht en Oorlogvoering (EKO) ..................................... 55 10.2. Cursus Methoden en Technieken van Onderzoek I (MTO-I).................................... 62 10.3. Cursus Militair Leiderschap en Ethiek (MLE) ............................................................ 64 10.4. Cursus Defensie Economie en Logisitiek (DEL) ....................................................... 68 10.5. Cursus Krijgsmacht, Politiek en Samenleving (KPS) ............................................... 72 11. Hoofdstuk 11 - Cursussen in het derde semester ......................................................... 76 11.1. Cursus Internationale Betrekkingen (IB) ................................................................... 77 11.2. Cursus Logica van geweld (LVG) ............................................................................. 80 11.3. Cursus Militaire Operaties- I (Major Combat) (MOPS-I) .......................................... 85 11.4. Cursus Methoden en Technieken van Onderzoek – II (MTO-II).............................. 97 11.5. Cursus Internationaal Recht (IR) ............................................................................ 100 11.6. Militair-Historische Analyse (MHA) ......................................................................... 103 12. Hoofdstuk 12 - Cursussen in het vierde en vijfde semester ...................................... 105 12.1. Cursus Internationale Veiligheidsstudies (IVS) ....................................................... 106 12.2. Minoren ................................................................................................................... 111 12.3. Cursus Integratieproject (IPRO)............................................................................. 113 12.4. Cursus Methoden en Technieken van Onderzoek III (MTO-III)............................. 117 12.5. Cursus Militaire Operaties – II (Counter Irregular Operations) (MOPS-II) .............. 122 12.6. Cursus Militaire Operaties-III (Stability & Reconstruction Operations) (MOPS-III) . 125 13. Hoofdstuk 13 - Cursussen in het zesde semester ....................................................... 128 13.1. Cursus Militaire Operaties-IV (Nationale Operaties) (MOPS-IV) ............................ 129 13.2. Cursus Methoden en Technieken van Onderzoek IV (MTO-IV) ............................ 132 13.3. Cursus Militaire Geschiedenis (MGES) .................................................................. 135 13.4. Nederlands Veiligheids en Defensiebeleid (NVDB) ................................................ 141 13.5. Keuzevak ................................................................................................................ 146 13.6. Cursus Methoden en Technieken van Onderzoek V (MTO-V) .............................. 148 DEEL 4 AANWIJZINGEN VOOR SCHRIFTELIJKE EN MONDELINGE PRESENTATIES ............. 152 14.1. Scriptiehandleiding .................................................................................................. 153 14.2. Handleiding voor schriftelijke werkstukken ............................................................. 154 14.3. Beoordelingsformulier voor presentaties ................................................................ 163 Bijlage 1 – Contactgegevens medewerkers ........................................................................... 164 Colofon 167
Overige Studiegidsen Deze studiegids beschrijft de bachelor krijgswetenschappen. Delen van deze opleiding worden beschreven in andere studiegidsen. Dit zijn: Studiegids voor de Gemeenschappelijke Officiersopleiding. Deze beschrijft het eerste deel van de opleiding die gelijk is voor alle cadetten en adelborsten die de Militair-Wetenschappelijke opleiding volgen. Studiegidsen voor de minoren die in het 4e semester door de studenten van de bachelor krijgswetenschappen worden gevolgd. De studiegidsen voor de minoren militair recht en inlichtingenstudies zijn een verantwoordelijkheid van het Opleidingsbestuur Krijgswetenschappen. Aanvullingen op deze studiegids met het aanbod voor de keuzevakken die in het 6e semester door de studenten van de bachelor krijsgwetenschappen gevolgd worden.
5
N.B.: Deze studiegids beschrijft de bachelor Krijgswetenschappen zoals deze is ingericht naar de stand van zaken op het moment van uitgave (september 2013). De ontwikkeling van het cursusmateriaal voor de nieuwe bachelor KW zijn voor de academische cursusjaren 2013 en verder, nog niet in detail gereed en volgen successievelijk. Daarnaast is de ontwikkeling en verbetering van de nieuwe bachelor een continue proces waarbij, daar waar relevant en van toegevoegde waarde, tevens wordt getracht rekening te houden met de ontwikkelingen die – gerelateerd aan de aandachtsgebieden van krijgswetenschap – zich dagelijks in de actualiteit afspelen. Daarmee is de beschrijving van de diverse cursussen zoals opgenomen in deze studiegids niet compleet en/of gefixeerd en kunnen aan deze studiegids geen rechten worden ontleend. N.B.: Waar in de studiegids over “hij” en “zijn” wordt gesproken, wordt ook de vrouwelijke vorm “zij” en “haar” bedoeld.
6
DEEL 1 – ORGANISATIE EN OPLEIDING
In dit deel zijn de context van krijgswetenschap en de eindtermen van de bacheloropleiding krijgswetenschappen beschreven. Verder vindt u hier informatie over de organisatie en de achtergronden van de opleiding Krijgswetenschappen.
7
1. Hoofdstuk 1 – Het krijgswetenschappelijk domein 1.1.
Algemeen
In dit hoofdstuk worden de grondslagen en de kenmerken van de bachelor krijgswetenschappen weergegeven. Om het kenobject van de krijgswetenschappen te kunnen afbakenen, wordt eerst ingegaan op de ontwikkeling van de krijgswetenschappelijke discipline. Vervolgens worden de kenmerken van het wetenschapsveld en van de opleiding besproken. Daarna komt het professionele profiel aan de orde, hetgeen uiteindelijk leidt tot de eindtermen van de opleiding. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een weergave op hoofdlijnen van de inrichting van het curriculum en de hierbij gehanteerde onderwijsvisie.
1.2.
Kenmerken van het krijgswetenschappelijke domein
Oorlog en oorlogvoering behoren tot de meest aangrijpende en tot de verbeelding sprekende activiteiten van de mensheid. Hoewel de dreiging van een wereldoorlog tussen de dominante wereldmachten sterk is afgenomen, herinnert een enkele blik op het nieuws ons dagelijks aan verschillende conflicten en oorlogen overal in de wereld. Bij conflicten en oorlogen staan alle aspecten van het menselijke bestaan onder druk en vragen een academische benadering om een breder en dieper begrip te krijgen van een grote variëteit in vraagstukken, zoals:
Waarom vinden oorlogen plaats? Hoe kunnen oorlogen worden voorkomen; hoe kan, wanneer ze toch uitbreken, het geweld worden beheerst en op zijn doel gericht en hoe kunnen oorlogen succesvol tot een einde worden gebracht? Hoe verlopen militaire operaties, welke factoren zijn daar de oorzaak van en welke dynamiek speelt zich daarbij af? Hoe kunnen militaire eenheden in vredesoperaties1 bijdragen aan de realisatie van een duurzame toestand van vrede en welvaart? Hoe zijn het karakter en de functie van de oorlog in de loop van de tijd veranderd? Hoe zullen nieuwe uitdagingen zoals veranderende internationale machtsverhoudingen en het informatietijdperk de toepassing van geweld beïnvloeden? Hoe hebben ontwikkelingen in de moderne maatschappij de militaire professie beïnvloed en wat zal de betekenis zijn van huidige maatschappelijke trends? Hoe kan vertrouwdheid met het verleden de huidige militair helpen bij een beter begrip van de huidige conflicten en bij de inschatting van toekomstige risico’s? Met welke operationele, juridische en ethische dilemma’s worden militaire beslissers geconfronteerd?
Het krijgswetenschappelijke domein is daarmee traditioneel een interdisciplinaire benadering, waarin technologie, rechtswetenschappen, (militaire) geschiedenis, militaire strategie, internationale veiligheidsstudies, politieke wetenschappen, sociologie en psychologie worden samengebracht.
1
De term ‘vredesoperaties’ is voor velerlei uitleg vatbaar en binnen het vakgebied soms omstreden. Met vredesoperaties worden hier in ruime zin de activiteiten die voortvloeien uit crisisbeheersingsoperaties bedoeld. Een crisisbeheersingsoperatie wordt door de Nederlandse Defensie Doctrine omschreven als “een operatie met politieke, militaire en civiele activiteiten, die wordt geïnitieerd en uitgevoerd in overeenstemming met het internationale recht, waardoor een bijdrage wordt geleverd aan het voorkomen en oplossen van crises om de in internationaal verband vastgelegde doelstellingen te bereiken” (NDD, pt. 404).
8
Deze conceptuele benadering van conflict en oorlog staat in een sterke wisselwerking met het voeren van oorlog en met inzet en optreden in conflicten. Krijgswetenschappen worden sterk bepaald door datgene wat tot de kern van de militaire professie wordt gerekend, namelijk de inzet van militaire middelen, verbijzonderd naar operationele strategie en tactiek, de instandhouding van troepen, besluitvorming en het gedrag van groepen en individuen onder omstandigheden van geweld en levensbedreiging. Het krijgswetenschappelijke domein heeft daardoor een uniek karakter; haar kenobject speelt zich immers af in de ingewikkelde, veelzijdige en intense dynamiek van de inzet van militaire middelen in conflict en oorlog.
1.3.
Kenmerken van de opleiding krijgswetenschappen
De studierichting krijgswetenschappen biedt een academische opleiding, gericht op vraagstukken rond de inzet – zowel daadwerkelijk als dreiging – van militaire middelen onder uiteenlopende (inter)nationale omstandigheden. De opleiding is interdisciplinair van aard, waarin bovengenoemde onderwerpen worden samengebracht. De student bestudeert oorlog en conflict en alle daarmee samenhangende aspecten op verantwoorde wijze. De student vergaart kennis over processen, gebeurtenissen, bewegingen en personen. Tijdens deze academische opleiding wordt van de student verwacht dat de student nieuwe kennis en inzichten produceert en deze verbindt met bestaande en aangereikte kennis en inzichten. Om deze nieuwe kennis en inzichten te produceren is training van onderzoeksvaardigheden (vragen stellen, verzamelen en bewerken van informatie, data-analyse en mondeling en schriftelijk rapporteren) een belangrijk aspect van de opleiding. De bachelor krijgswetenschappen neemt in de academische wereld in Nederland een unieke plaats in. Er is geen vergelijkbare, geïntegreerde opzet aan enige universiteit in Nederland. In Engeland en de Verenigde Staten zijn vergelijkbare opleidingen, maar zij missen de structurele inbedding in het professionele veld. Sommige universiteiten in Nederland bieden afzonderlijke delen van de opleiding aan. De bachelor krijgswetenschappen onderscheidt zich van andere bacheloropleidingen in Nederland, omdat de opleiding zich in volle breedte en diepte richt op de bestudering van krijgswetenschappelijke vraagstukken. Daarbij staat één toekomstige werkgever centraal, namelijk de Nederlandse krijgsmacht. De ruime historische en internationale oriëntatie, zowel binnen als buiten de militaire organisatie, geeft binnen deze opleiding de academische vrijheid die noodzakelijk is om zelfstandig denkende en handelende officieren met een creatieve geest en een positief kritische instelling op te leiden. De bachelor krijgswetenschappen richt zich daarom uitdrukkelijk niet alleen op de eerste functievervulling, die vaak technisch van aard is, maar zij richt zich op alle officiersfuncties binnen de Nederlandse krijgsmacht en internationale organisaties, zoals VN, NAVO, EU en OVSE. De bachelor krijgswetenschappen is een driejarige opleiding. In het eerste jaar ligt de nadruk op het verwerven van overzichtskennis en inzichten én het aanleren van elementaire academische vaardigheden. Begrippen en theorieën uit de sociale, psychologische en rechtswetenschappen en hun betekenis voor militaire vraagstukken komen ruimschoots aan bod. In het tweede en derde jaar vindt verdieping plaats van kennis en inzichten over internationale betrekkingen, strategie, militaire operaties in het heden en verleden en worden onderzoeksvaardigheden nader aangescherpt.
9
Studenten met een bachelordiploma krijgswetenschappen kunnen zich aansluitend verder specialiseren in een aantal masters. Zij kunnen zich (soms na een korte schakelleergang) inschrijven voor masters aan enkele universiteiten. Afhankelijk van de gevolgde minor kunnen zij (soms met een schakelmodule) masters volgen aan de Open Universiteit. Tevens wordt door de FMW opleiding KW een Master Strategic War Studies aangeboden welke kan dienen als vervolgstudie op de Bacheloropleiding KW.
1.4.
Cadetten en adelborsten opleiden tot Thinking Soldiers
De FMW formuleert vijf academische eigenschappen die de wetenschappelijk opgeleide officier onderscheidt van de niet-wetenschappelijk opgeleide officier.2 De wetenschappelijk opgeleide officier:
1.5.
werkt theoriegedreven. Hij (a) zoekt actief naar – en gebruikt “state-of-the-art” theorie bij het analyseren van informatie en het ontwikkelen van oplossingen; (b) is op de hoogte van en staat kritisch tegenover het gebruik van theorieën; (c) kan deze op waarde schatten en kent – onder andere door kennis van toegepaste methodologie – ook de grenzen en beperkingen van de theorie; (d) kan bestaande theorieën creatief toepassen op problemen in het militaire werkveld. Door deze eigenschappen laten zij dikwijls een nieuw licht schijnen op een bestaande – of historische – situatie en op de gangbare methoden voor het ontwerpen van oplossingen; is creatief en kritisch ten aanzien van opdrachten. Hij zorgt er niet alleen voor dat opdrachten worden uitgevoerd, maar kan ook functioneren als partner en adviseur van commandanten en andere opdrachtgevers. Hij kan opdrachten afbakenen en structureren, niveaus en systeemgrenzen bepalen en heeft zicht op de bredere – (inter)nationale en maatschappelijke – context van de opdracht. is reflexief. Dit uit zich in veel aandacht voor de aanpak van opdrachten (reflection before action) en, bij het ontwerpen van oplossingen, voor problemen in het militaire veld (reflection in action). Hij is bovendien in staat te reflecteren op de eigen werkwijze, op gebruikte theorieën en modellen, en op zichzelf, d.w.z. op de eigen rollen, belangen en (voor)oordelen. kan analyseren, abstraheren en redeneren. voelt zich medeverantwoordelijk voor en betrokken bij het domeinspecifieke referentiekader van de FMW en de eigen bacheloropleiding in het bijzonder. Hij heeft zicht op de historische ontwikkeling van en de samenhang tussen de drie wetenschapsdomeinen die het domeinspecifieke referentiekader van de FMW kenmerken. Hij voelt zich medeverantwoordelijk voor de invloed van de door hem ontworpen oplossingen in de praktijk van het militaire werkveld. In tegenstelling tot onderzoekers grijpen officieren al dan niet in samenwerking met anderen daadwerkelijk in op de werkelijkheid –of zij geven leiding aan interventies op de werkelijkheid. Daarom heeft de officier ook een verantwoordelijkheid voor de effecten van zijn ingrepen.
Vertalen van wetenschappelijke inzichten naar het militaire veld
Het bacheloronderwijs van de FMW, gevoed door eigen militair relevant onderzoek, wetenschappelijk onderzoek van derden en ervaringen van militaire professionals, kenmerkt zich
2
Aken van J.E. (2005; 2007) De Master of Science Innovation Management: Ingenieur of Onderzoeker, Discussiestuk OSM, Faculteit TMTU/e, Eindhoven
10
door een stelselmatige vertaling van algemene wetenschappelijke inzichten uit wetenschapsgebieden zoals geschiedenis, internationale betrekkingen, rechtsgeleerdheid, bedrijfswetenschappen, economie, ethiek, gedragswetenschappen en techniek naar het “militaire bedrijf” en militaire operaties. Het militaire werkveld en militaire operaties in het bijzonder kunnen in dat kader worden gezien als de verbindende schakel tussen de wetenschapsdomeinen krijgswetenschappen, militaire bedrijfswetenschappen en militaire systemen en technologieën. Deze kenmerkende eigenschap vloeit voort uit de overtuiging dat effectief functioneren als officier in zowel het operationele en bestuurlijke werkveld als in de bedrijfsvoering een aantal academische competenties vereist. Los daarvan verwacht ook de student een opleiding die niet alleen een bachelorniveau biedt, maar die ook zichtbaar relevant is voor het toekomstige werkveld. Daarnaast is de FMW zich bewust van de vraag van haar arbeidsmarkt (de krijgsmacht) waarvoor zij haar studenten opleidt. Deze specifieke arbeidsmarkt heeft slechts een beperkte behoefte aan officier-onderzoekers, terwijl er een grote behoefte is aan officieren die op academisch niveau oplossingen kunnen ontwikkelen voor problemen in het militaire veld. De FMW locaties in Breda en Den Helder waar de bacheloropleidingen plaatsvinden zijn nauw gerelateerd aan de officiersopleidingen van de KMA en het KIM. De naamgeving van de FMW duidt niet alleen op deze relatie, maar geeft tevens de eigen aard aan in de context van het Nederlands hoger onderwijs. Het is de toepassing van algemene inzichten uit de wetenschappelijke domeinen op de militaire praktijk die het FMW onderwijs uniek maakt in de context van het Nederlandse hoger onderwijs.
1.6.
Relatie officiersprofiel-wetenschappelijke eindeisen
De opleidingsprofielen van de FMW-bacheloropleidingen zijn gebaseerd op (1) het officiersprofiel (2007)3 en (2) wetenschappelijke eindeisen (gebaseerd op de vergelijking met relevante bacheloropleidingen aan universiteiten en zusterinstituten in het buitenland). Hiermee geeft de FMW aan dat zij naast haar primaire aandacht voor wetenschappelijke vorming, sterk betrokken is bij de doelstellingen op het gebied van persoonsvorming en militaire-maritieme vorming.
1.7.
Deskundigheid van de officier
Teneinde in de bijzondere omstandigheden die het militaire beroep met zich meebrengt goed te kunnen opereren dient de officier eerst en vooral als persoon te kunnen omgaan met psychisch, fysiek en intellectueel uitdagende situaties. Sterker nog, de officier zal in die verschillende situaties leiding moeten kunnen geven. Leiderschap in al zijn verschillende vormen loopt als een rode draad door de loopbaan en opleidingen van de officier. Het accent van dat leiderschap zal, gegeven de specifieke personeelsintensieve aard van het bedrijf, vooral liggen op mensgericht leiderschap op basis van een goed ontwikkeld besef van normen en waarden. Daarnaast dient de officier op grond van de taken van de krijgsmacht te beschikken over specifiek militaire en beroepsgerichte deskundigheid. De persoonlijke en fysieke fitheid gecombineerd met leiderschapskwaliteiten, militaire en beroepsgerichte deskundigheid kan vrijwel uitsluitend worden verkregen door gerichte opleidingen en trainingen en door ervaringsopbouw tijdens functievervulling. In dit
3
Profielschets Subalterne Krijgsmachtofficier (vastgesteld door CDS op 27 juni 2007).
11
ontwikkelingsproces speelt de persoonsvorming van de officier een vooraanstaande rol. Tenslotte dient de officier over een goede algemene ontwikkeling te beschikken, en op het juiste kennis-, werk- en denkniveau te kunnen opereren. Voor een deel van het officierskorps betreft dat wetenschappelijk (of daarmee vergelijkbaar) niveau en voor een deel HBO (of daarmee vergelijkbaar) niveau. Alleen door de optimale combinatie van militaire, beroepsgerichte en algemene competenties kan worden beschikt over voor hun taak berekende functionarissen. Hierbij bestaat een duidelijke relatie tussen het niveau van de competenties dat de officier heeft ontwikkeld en de plaats waar een officier staat in zijn loopbaan, hetzij op lager managementniveau, middelbaar-, hoger- of topmanagementniveau. Daarbij wordt van iedere officier, cq. leider, verwacht dat hij op zijn niveau competent kan functioneren als “krijger, manager en diplomaat”.
1.8.
Het wetenschappelijk opleidingsprofiel
Aansluitend bij de officierscompetenties vertaalt het wetenschappelijke werk- en denkniveau voor officieren zich in termen als inzicht, begrip, samenhang, conceptueel denken, abstractie, systematiek, logisch en kritisch denken, denken in structuren, ethisch bewustzijn, vermogen om te reflecteren op en te communiceren over de eigen kennis en het eigen handelen. Deze termen doen een appel op het ontwikkelen van het leervermogen, typerend voor wetenschappelijke vorming. Uit de synthese van de vijf eigenschappen van thinking soldiers, het officiersprofiel en de benchmarks met universitaire instellingen leidt de FMW doelstellingen af voor haar bacheloropleidingen (Figuur 1). De doelstellingen zijn vertaald naar eindkwalificaties ofwel eindtermen. Deze eindtermen zijn op hun beurt weer terug te voeren op de zogenaamde Dublin descriptoren en/of de criteria voor academische bachelor en master curricula.
1.9.
Motivering voor wetenschappelijk onderwijs
De FMW baseert de noodzaak van een wetenschappelijke oriëntatie op drie motieven4. Ten eerste heeft het optreden van de hedendaagse Nederlandse krijgsmacht tot gevolg dat het bestuur van de organisatie, de inzet van mensen en middelen en daarmee de tactische, technische en administratieve bedrijfsprocedures steeds moeten worden aangepast aan veranderende eisen en omstandigheden. Ten tweede worden Nederlandse officieren geacht: onder fysiek en mentaal belastende omstandigheden telkens nieuwe en complexe probleemsituaties te analyseren en verhelderen op basis van een gestructureerd onderzoekof denkproces; analyses om te zetten in plannen om de problemen aan te pakken en op te lossen; te anticiperen en te reageren op nieuwe omstandigheden en onbekende situaties; de gekozen aanpak vooraf maar ook achteraf op zijn merites te beoordelen.
Ten derde mag van officieren worden verwacht dat zij wetenschappelijk onderzoek kunnen initiëren, definiëren, interpreteren, beoordelen en onder begeleiding uitvoeren. Naast persoonsvorming, 4
FMW Onderwijsvisie en -beleid, 2008
12
vaktechnische deskundigheid en militaire en/of maritieme vorming hebben officieren dan ook wetenschappelijke vorming nodig om de eisen die aan hen worden gesteld waar te kunnen maken.
Bacheloropleiding Krijgswetenschappen pleiding Visie en beleid onderzoek & onderwijs Faculteit Militaire Wetenschappen
Werkveld Officier Militaire Krijgswetenschappen
Profielschets subalterne officier
Wetenschappelijke eindtermen
Algemeen militair werkveld
Benchmarks universiteiten en militaire zusterinstituten
Hoofdtaken defensie
Wetenschappelijke professionals Wetenschappelijk onderzoek
Vraagstukken militaire werkveld
Vraagstukken wetenschappelijke context
Figuur 1: Relatie militaire werkveld en wetenschappelijke context van de bacheloropleiding KW
1.10. Eindtermen en competenties van de bachelor krijgswetenschappen Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij:
internationaal-politieke ontwikkelingen vanuit de historische context kan verklaren naar het heden, het gebruik van het militaire machtsinstrument als één van de machtsmiddelen van een staat kan uitleggen, internationaal juridische aspecten van het verkeer tussen staten en van het gebruik van militaire macht in dit verkeer kan verklaren en toelichten, gedragswetenschappelijke aspecten van leiderschap en groepsgedrag, vooral in stressvolle en levensbedreigende situaties kan herkennen en verklaren, de vigerende doctrines van krijgsmachten en krijgsmachtdelen, alsmede de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen en de keuzen die hierin zijn gemaakt, kan uitleggen, de technologische invloed op de inzet van militaire middelen en de logistieke processen die nodig zijn om een troepenmacht in stand te houden, kunnen verklaren en toelichten, de besluitvormingsprocessen die hun toepassing vinden bij de uitvoering van militaire operaties, zowel in nationaal als in internationaal verband kan uitleggen.
13
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door: theorieën en modellen uit de internationale betrekkingen in werkelijke en gefingeerde casuïstiek te duiden en te analyseren, keuzen te maken voor politieke en militaire strategieën en de gevolgen van deze keuzen aan te geven, gekozen strategieën en elk militair handelen te toetsen aan de regels van het internationale recht, leiderschaps- en groepsgedrag te duiden, gronden voor gedrag vast te stellen en consequenties te verbinden aan dit gedrag, technologische ontwikkelingen in verband brengen met de militaire organisatie en de inzet van militaire middelen op alle niveaus, operaties in verleden en heden te toetsen aan vigerende doctrines en conclusies te trekken over de validiteit van deze doctrines en over de implicaties voor de toekomst, een logistiek proces te ontwerpen ter ondersteuning van een militaire operatie, in werkelijke en gefingeerde casuïstiek de besluitvorming te reconstrueren, de hiervoor relevante gegevens te verzamelen en te analyseren en vast te stellen welke doorslaggevende invloedsfactoren tot een besluit hebben geleid.
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat: in werkelijke en gefingeerde casuïstiek van de internationale betrekkingen en de militaire strategie alle relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren en hierop een oordeel te vormen, mede gebaseerd op relevante sociaal-maatschappelijke, juridische en ethische aspecten, een oordeel te vormen over leiderschaps- en groepsgedrag, mede gebaseerd op sociaalmaatschappelijke, juridische en ethische aspecten, het handelen van commandanten, staven en officieren in operaties te toetsen aan de leer der operaties en de ethische en juridische kaders en hierover een oordeel te vormen, een oordeel te vormen over de validiteit van theorieën en modellen op grond van uitkomsten uit een operationele analyse. Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis, inzicht, oordeel en visie over te brengen op een publiek bestaande uit vakgenoten en niet-vakgenoten, zowel mondeling als schriftelijk, zowel in de Nederlandse als in de Engelse taal in de vorm van presentaties, bijdrage in discussies, papers, werkstukken, referaten en een scriptie. Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen bezit de houding, interesse en leervaardigheden die nodig zijn om een vervolgstudie zelfstandig af te ronden. Hij is in staat zelfstandig de methoden en technieken van onderzoek toe te passen die nodig zijn voor de bestudering van historische casuïstiek, voor casestudies en voor de operationele analyse van besluitvormingsprocessen. Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat in een geheel ander vakgebied dan de krijgswetenschappen: zich te oriënteren en inzicht te krijgen in de meest relevante probleemstellingen, zich hierover een oordeel te vormen, dit inzicht en oordeel mondeling en schriftelijk te communiceren in de Nederlandse taal, met professionals uit dit vakgebied te discussiëren over de meest, actuele relevante vraagstukken.
14
2. Hoofdstuk 2 – Organisatie 2.1.
De Nederlandse Defensie Academie
De Nederlandse Defensie Academie (NLDA) is op 14 november 2005 formeel opgericht. De reden tot de oprichting van de NLDA is samen te vatten als:
bevorderen van een cultuur van samenwerking gebaseerd op wederzijds respect tussen de krijgsmachtdelen door waar mogelijk de aspirant officieren van de verschillende Defensieonderdelen gezamenlijk (onderdelen van) de opleiding te laten volgen; bevorderen van de verdere integratie van gelijksoortige officiersopleidingen van de verschillende Defensieonderdelen; vormen van een eenduidige en transparante organisatie die vereist is voor de accreditatie van de opleidingen. verhogen van de doelmatigheid van de officiersopleidingen; duidelijke vormgeving van het concept van “een leven lang leren” voor de officier.
De NLDA heeft als doelstelling:
Opleiden van mannen en vrouwen tot professionele en gemotiveerde officieren die leiding gaan geven in de dynamische defensie organisatie; Doen van wetenschappelijk onderzoek op militaire aandachtsgebieden voor kennisontwikkeling, onderwijs en beleidsadvisering.
De NLDA bundelt de instituten voor de algemene officiersopleidingen, voor alle defensieonderdelen op alle niveaus: zowel de initiële officiersopleidingen als de loopbaanopleidingen op het midden-, hoger- en topmanagementniveau. Bovendien onderhoudt en ontwikkelt de NLDA kennis op militair relevante gebieden door eigen wetenschappelijk onderzoek, door bundeling van wetenschappelijk gevalideerde kennis en praktijkervaringen binnen Defensie en door samenwerking met universitaire instellingen in binnen- en buitenland. Zij maakt deze kennis toegankelijk voor Defensie en samenleving. De NLDA leidt officieren op voor alle defensieonderdelen en de verschillende functiegebieden (de z.g. wapens, dienstvakken, functies, korpsen) binnen deze krijgsmachtsdelen. De krijgsmachtdelen hebben elk hun eigen formatie en personeelslogistieke keten waaruit de lange termijn behoefte aan officieren voor de verschillende richtingen wordt afgeleid. In overleg tussen krijgsmachtdelen en de NLDA wordt bepaald hoeveel officieren met welke expertise moeten worden opgeleid, en wanneer zij de opleiding moeten hebben afgerond. Tot de NLDA behoren de volgende onderdelen:
Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda, Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) in Den Helder, Instituut voor Defensie Leergangen (IDL) in Breda, Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) in Breda en Den Helder, Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in Den Haag, Expertise Centrum Militair Leiderschap (ECML) in Breda.
15
2.2.
De Faculteit Militaire Wetenschappen 2.2.1. Algemeen
De Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) maakt als onderdeel van de NLDA deel uit van de Nederlandse Defensieorganisatie. De FMW is dan ook gebonden aan de regelgeving van Defensie. Die regelgeving kan in een aantal gevallen strijdig zijn met de eisen die zijn verbonden aan de status van civiel erkende instelling voor wetenschappelijk onderwijs. Om toch te kunnen voldoen aan de eisen, zoals neergelegd in de “Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek” (WHW), is binnen de NLDA een bijzondere organisatiestructuur ontwikkeld voor de positie van de FMW. Deze organisatiestructuur is vastgelegd in een Bestuurs- en Beheersreglement (BBR) en een faculteitsreglement (FR). Het gaat hierbij vooral om het borgen van de academische vrijheid. De FMW heeft een faculteitsbestuur dat bestaat uit een decaan, een portefeuillehouder onderwijs en een portefeuillehouder onderzoek. Het faculteitsbestuur geeft leiding aan de faculteit. Boven het faculteitsbestuur fungeert een College van Bestuur (CvB). Het CvB bestaat uit de commandant van de NLDA, zijn plaatsvervangend commandant, de directeur bedrijfsvoering en de decaan. De faculteit heeft een onafhankelijk adviesorgaan, de Wetenschappelijke Adviesraad (WAR), om het wetenschappelijke niveau en de academische onafhankelijkheid te bewaken. De WAR bestaat uit een commissie van een aantal prominente hoogleraren van universiteiten. De WAR geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het CvB over wetenschappelijke kwesties die de FMW aangaan. Volgens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en Beleidsregel bevoegdheid graadverlening hoger onderwijs van 08 september 2010, dient wetenschappelijk onderwijs te worden verzorgd door een rechtspersoon voor hoger onderwijs die niet uitgaat van de Staat der Nederlanden. Met de oprichting van de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA (SWOON) per 1 september 2011, heeft het Ministerie van Defensie aan deze eis voldaan. De SWOON is de instantie die de bachelor diploma’s uitreikt. De FMW verzorgt haar bachelor Krijgswetenschappen op twee locaties, te weten in Breda en in Den Helder. Het zwaartepunt van de opleiding ligt in Breda. Dat betekent dat cadetten van de landmacht en de luchtmacht deze opleiding geheel in Breda volgen. Adelborsten volgen het eerste bachelorjaar in Den Helder en worden in het tweede bachelorjaar samengevoegd met de cadetten in Breda. 2.2.2. Structuur van de Faculteit Militaire Wetenschappen De FMW bestaat uit drie kennisclusters, onderverdeeld in kennissectie, te weten:
Cluster Krijgswetenschappen - Militair recht - Internationale Veiligheidsstudies - Militaire Geschiedenis en Strategie - Militair Operationele Wetenschappen Cluster Militaire bedrijfswetenschappen - Militaire Gedragswetenschappen en Filosofie - Management, organisatie en Defensie Economie - Logistiek en Informatie Cluster Militaire technische wetenschappen
16
- SEWACO sysemen - Militaire Platformsystemen - Navigatie Technologie
De secties MOW, MG&S, MG&F, IVS en MR verzorgen het grootste deel van het onderwijs binnen de bacheloropleiding KW. In de oriëntatiefase van de opleiding (de Gemeenschappelijke Officiersopleiding) aan het begin van de studie zijn ook de andere secties betrokken. 2.2.3. Verantwoordelijkheid van de Faculteit Militaire Wetenschappen5 De FMW is primair verantwoordelijk voor het verzorgen van drie wetenschappelijke bacheloropleidingen. Deze opleidingen onderscheiden zich door een stelselmatige vertaling en toepassing van wetenschappelijke theorieën naar het militaire domein. De FMW leidt haar studenten op tot wat wel wordt aangeduid met de term thinking soldier; hiermee wordt gedoeld op een wetenschappelijk opgeleide militair die in het veld kan omgaan met kennisintensieve besluitvorming onder druk. Van de thinking soldier wordt verwacht dat deze oplossingen voor problemen in het militaire veld kan ontwerpen, leiding kan geven aan de invoering van deze oplossingen, en kan samenwerken in teams van dikwijls wisselende samenstelling. Aan het FMW-onderwijs ligt wetenschappelijk onderzoek ten grondslag; zowel het eigen onderzoek als dat van derden. Het eigen onderzoek in de FMW draagt bij aan zowel het academische als het professionele debat. 2.2.4. Relatie militair wetenschappelijke opleiding en korte officiersopleiding Het verschil tussen de militair wetenschappelijke opleiding (MWO) en de korte officiersopleiding (KOO) is de investering in het intellectuele ontwikkelingspotentieel van de student van de lange opleiding. Beide opleidingen leiden op voor de beroepspraktijk in de eerste functies maar de lange opleiding investeert daarnaast in een basis op bachelorniveau met een wetenschappelijke oriëntatie. De militaire opleiding en vorming vinden plaats aan de KMA of het KIM, terwijl de wetenschappelijke opleiding wordt gevolgd aan de FMW. 2.2.5. Karakter van het onderwijs aan de Faculteit Militaire Wetenschappen6 Bepalend voor het karakter van het onderwijs aan de bacheloropleidingen van de FMW is de manier waarop de FMW kijkt naar haar studenten. Daarnaast zijn het de stelselmatige vertaling van algemene wetenschappelijke inzichten naar het militaire veld en de relatie tussen het officiersprofiel en wetenschappelijke eindtermen die karakterbepalend zijn. Ten slotte is ook de manier waarop de FMW kijkt naar haar docenten een onderscheidende karakteristiek. In de paragrafen 1.2.6 t/m 1.2.10 worden deze karakteristieken nader toegelicht. 2.2.6. Civiel-militair docentencorps Het FMW-onderwijs wordt ontwikkeld en uitgevoerd door een docentencorps bestaande uit een mix van civiele en militaire docenten. Dit docentencorps put uit ruime eigen ervaring binnen het
5 6
FMW Onderwijsvisie en -beleid, 2008 ibidem
17
nationale en internationale militaire veld, volgt militair relevante (internationale) ontwikkelingen op de voet en is actief op het gebied van – voor de FMW – relevant onderzoek. De FMW-docenten hebben vaak directe eigen ervaring met (deelgebieden van) vakken die zij doceren. Kenmerkend voor FMW docenten zijn het enthousiasme voor het militairwetenschappelijk onderwijs en onderzoek, een grote betrokkenheid bij het militaire bedrijf waarvoor de studenten worden opgeleid en het tegemoet treden van studenten als toekomstige collega’s.
18
3. Hoofdstuk 3 – Inrichting van het curricullum Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de opzet en opbouw van de opleiding Krijgswetenschappen.
3.1.
Opzet van het curriculum
Op de Nederlandse universiteiten wordt voor de jaarplanning meestal een indeling in twee semesters van elk twee blokken gehanteerd. In de jaarplanning van de Nederlandse Defensie Academie wordt voor academische opleidingen een afwijkende indeling in „perioden” gehanteerd. Daardoor lopen de opleidingen binnen de FMW niet synchroon met de civiele universiteiten. Deze periode-indeling wordt gehanteerd om een afwisseling tussen militaire en academische opleiding mogelijk te maken. De bacheloropleiding van drie jaar bestaat uit 15 perioden. Elk studiejaar bestaat uit vijf perioden: vier van negen weken en één van zes weken, zodat een studiejaar uit 42 studieweken bestaat. De omvang van de studieonderdelen wordt uitgedrukt in studiepunten (ECTS – European Credits Transfer System, vaak afgekort tot EC), waarbij elk studiepunt een gemiddelde studiebelasting van 28 studielasturen (SLUn) vertegenwoordigt. Uitgaande van een studiebelasting van 40 uur per week, heeft een negenweekse periode een omvang van 13 EC en heeft een zesweekse periode een omvang van 8 EC. In elke periode worden in principe twee cursussen (of vakken) aangeboden. De volgorde van de vakken is zoveel mogelijk ontleend aan een logische afleiding vanuit de eindtermen en aan een opklimmende graad van moeilijkheid. Binnen de perioden is gestreefd naar combinaties van vakken die een nauwe relatie met elkaar hebben, zodat in een periode een kruisbestuiving kan ontstaan tussen de cursussen.
3.2.
Inrichting van het curriculum
De eindtermen van de bachelor Krijgswetenschappen leiden tot de volgende opbouw van het curriculum. De opleiding wordt begonnen met een gemeenschappelijk deel dat van toepassing is op alle bacheloropleidingen. In deze Gemeenschappelijke Officiersopleiding (GOO) vindt een brede oriëntatie plaats in de krijgswetenschappen, bedrijfswetenschappen en technische wetenschappen. Daarmee wordt een basis gelegd voor een interdisciplinaire verdieping, gericht op het kenobject van de krijgswetenschappen. Kenobject van krijgswetenschappen is de inzet van militaire middelen in conflict en oorlog, oftewel daadwerkelijk georganiseerd dreigen met, of toepassen van, geweld om politieke en militaire doelstellingen te bereiken. Dit kenobject wordt vooral bestudeerd in de cursuscyclus ”Militaire Operaties” en de cursus “Logica van Geweld”. In deze cursussen komt de interdisciplinariteit volledig tot haar recht. Gedragswetenschappen, technologie, internationaal recht en internationale veiligheidsstudies worden toegepast in de militair-strategische en operationele context. De militaire strategie oftewel de bepaling van de politieke en militaire doelstellingen en hieraan koppelen van middelen wordt in de cursus “Logica van Geweld” behandeld. In de cursussen militaire operaties zijn
19
tactiek en operationele strategie (ook wel “leer der operaties” genoemd) wezenlijke bestanddelen. De cursuscylus Militaire Operaties bestaat uit de cursussen: “Major Combat”, “Counter Irregular Operations”, “Stability and Reconstruction Operations” en “Nationale Operaties”. “Logica van Geweld” en “Militaire Operaties” vormen daarmee in deze opleiding de kern van de krijgswetenschappen. Nauw verbonden aan deze kerncursussen is de cursus “Strategische besluitvorming”. In deze cursus komt besluitvorming en bevelvoering aan de orde omdat daarmee de cognitieve resultante van de kerncursussen in daad wordt omgezet. Een bijzonder aspect hiervan is militair leiderschap. Aangezien de bron van de krijgswetenschappen in sterke mate is verankerd in de historie, is de cursus “militaire geschiedenis” een ondersteunend vak dat parallel aan de twee kernvakken wordt gegeven. “Militaire geschiedenis” strekt zich uit over alle niveaus van het krijgsbedrijf, maar gaat ook in op de politieke, sociale en technologische invloeden op militaire organisaties. Historisch onderzoek behoort hier ook toe. Een andere bron van krijgswetenschappen is de operationele analyse. Deze analyse wordt als methode van onderzoek in de opleiding ingebracht en aan casuïstiek gekoppeld. Naast het Krijgswetenschappelijk georienteerde deel van het curriculum krijgt de student in het tweede studiejaar de mogelijkheid om zijn kennis te verbreden door het kiezen van een minor. De minor heeft een volume van 20 EC en heeft een verbredend karakter. Overkoepelend wordt de politieke strategie en de invloed van de dynamiek in conflicten bestudeerd in cursussen “internationale betrekkingen” en “internationale veiligheidsstudies”. De politieke strategie stelt immers de hoogste doelstellingen en de beperkingen aan het militaire handelen en integreert dit met de toepassing van de andere machtsmiddelen van een staat of groepering. Onder de twee kernvakken biedt “internationaal recht” een inleiding op het internationaal publiekrecht waarna de internationaalrechtelijke grondslagen voor geweldgebruik door staten aan de orde komt. Vervolgens zullen daaraan gerelateerde capita selecta worden behandeld. Als een rode draad loopt parallel in de onderste lagen van de militaire organisatie het beïnvloeden van het gedrag van mensen en groepen om daarmee doelstellingen te bereiken, alsmede de bijbehorende ethische normen en grenzen. Dit komt tot uiting in de cursus “militair leiderschap en ethiek”. Deze cursus kijkt naar het handelen van de militaire organisatie vanuit gedragswetenschappelijk perspectief. De toepassing van in deze cursussen verworven kennis en inzicht wordt nog eens versterkt in een tweetal integratieprojecten of veldonderzoeken, waarin de kennis van meerdere vakken en cursussen wordt geïntegreerd rond een veelomvattend thema. In het derde studiejaar dient de student een keuzevak te kiezen van 5 EC waarbij wederom wordt gezocht naar een aanbod van keuzevakken met een verbredend karakter. De competentie om kennis, inzicht, oordeel en visie over te brengen op vakgenoten en nietvakgenoten, alsmede de leervaardigheden die nodig zijn om een vervolgstudie af te ronden en zelfstandig methoden en technieken toe te passen maken deel uit van de academische vaardigheden. Aanleren en versterken van deze academische vaardigheden is een permanent proces
20
dat gedurende de drie studiejaren steeds plaatsvindt. Hiertoe behoort uitdrukkelijk ook het bijbrengen van een houding en interesse die noodzakelijk is voor een professionele beroeps- of wetenschapsuitoefening op een academisch niveau noodzakelijk is. Deze academische competentie komen tot uiting in een vijftal doorlopende leerlijnen, waarmee tijdens de GOO een begin wordt gemaakt.
3.3.
Onderwijs- en werkvormen bij de opleiding KW
In de KW opleiding worden verschillende onderwijs- en werkvormen gehanteerd. De belangrijkste onderwijs- en werkvormen worden hieronder toegelicht en per cursus wordt aangegeven welke werkvormen er gehanteerd worden. Onderwijs-en werkvormen Hoorcollege
Werkcollege
Casuïstiek
Werkbezoek / excursie
Gastcollege Zelfstudie
Uitleg Tijdens een hoorcollege legt de docent de leerstof uit en geeft belangrijk informatie over de onderwerpen die aan bod komen en structureert op deze manier de leerstof. De docent houdt een betoog en de studenten luisteren en maken aantekeningen. Hoorcolleges zijn geschikt voor informatieoverdracht aan grotere groepen. Hoorcolleges worden vaak gecombineerd met werkcolleges. Een tussenvorm is het activerende hoorcollege waarin de docent tijdens het hoorcollege tracht de toehoorders te betrekken door kleine opdrachten of discussiemomenten te gebruiken tijdens het college. Een werkcollege is een college waarbij de studenten onder begeleiding van een docent in kleinere groepen een bepaalde leertaak uitoefenen. Studenten zijn vooral zelf aan het werk en de docent begeleidt. Tijdens de werkcolleges is er gelegenheid voor bijv. nabespreking van hoorcolleges en bespreking van/discussie over de literatuur en opdrachten. Tijdens werkcolleges kunnen verschillende didactische werkvormen gebruikt worden zoals: discussie, onderwijsleergesprek, opdrachten, casuïstiek, rollenspelen, etc. Doordat studenten actief werken aan een leertaak kunnen werkcolleges een belangrijke rol hebben in de oefening van academische vaardigheden/bij de academische vorming. Bij case-onderwijs gaat het erom dat studenten opgedane kennis, inzicht en vaardigheden toepassen om een probleem op te lossen. De case is meestal gebaseerd op een realistische praktijksituatie maar kan ook een fictief probleem zijn. M.b.v. casuïstieken wordt het probleemoplossend vermogen beoefend. Tijdens een werkbezoek of een excursie wordt nader kennis gemaakt met de praktijk en kan de theorie van de desbetreffende cursus (en eventueel theorie uit andere cursussen) gekoppeld worden aan de praktijk. Een specifieke vorm van een werkbezoek binnen de militaire context is de battlefield tour. Tijdens gastcolleges wordt een ervaringsdeskundige vanuit de (beroeps)praktijk of een vakexpert uitgenodigd om over een specifiek onderwerp informatie te geven. Onderwijsgestuurde zelfstudie is een zodanige inrichting van de onderwijsomgeving dat de student individueel, binnen de beschikbare tijd, in staat wordt gesteld zelfstandig de beoogde studieresultaten te behalen. Opdoen van kennis is hierbij meestal het centrale leerdoel. Hierbij kan zelfstudiemateriaal worden ingezet zoals leerboeken en readers maar ook multimediaal zelfstudiemateriaal (E-learning). Meestal wordt zelfstudie gecombineerd met werkcolleges of responsiecolleges
21
Individuele- of groepsopdracht
Project
Gespreksvormen
3.4.
waarin vragen gesteldkunnen worden over de leerstof. Tijdens opdrachten werkt de student soms alleen en soms met anderen aan taken en/of projecten. Opdrachten zijn er in verschillende soorten en maten. In de voorbereiding, begeleiding en afronding van opdrachten spelen de werkcolleges een belangrijke rol. Buiten de werkcolleges kunnen studenten in de vorm van zelfstudie in groeps- of syndicaatverband of individueel werken aan de opdracht. Veelal zal het werkcollege gebruikt worden om de opdracht toe te lichten en uit te zetten, om te presenteren wat er gedaan is tijdens het werken aan de opdracht en om met elkaar over de uitkomsten van de opdracht te discussiëren. Bij projectonderwijs moeten de studenten individueel en als groep een gesteld probleem zo goed mogelijk proberen op te lossen, met gebruikmaking van de kennis en vaardigheden uit de cursussen die in diezelfde periode zijn onderwezen. De doelen hierbij zijn het toepassen van verworven kennis, inzicht en vaardigheden, het oplossen van problemen en het leren projectmatig werken. Tijdens werkcolleges worden soms gespreksvormen zoals het onderwijsleergesprek, groepsdiscussie of het debat gehanteerd. Bij een onderwijsleergesprek heeft de docent een sturende rol door het stellen van gerichte vragen aan de studenten. Bij een groepsdiscussie is de docent meer een discussieleider en zijn de studenten met elkaar in discussie over een onderwerp, met als doel om gezamenlijk te leren door het delen van kennis, ideeën en meningen over het betreffende onderwerp. Bij een debat zal men argumenteren over de pro’s en contra’s van een bepaald onderwerp.
Opbouw in moeilijkheidsgraad
De KW-opleiding kent een oplopende moeilijkheidsgraad van cursussen. Daarbij is aangesloten bij een indelingsmodel van de universiteit van Leiden. Deze ombouw komt tot uitdrukking in de werkvormen en didactiek die wordt toegebruikt, het nivea van te bestuderen leerstof en de mate van zelfstandigheid die van de student wordt verwacht. Zie onderstaande tabel voor de omschrijving van de niveaus die van toepassing zijn voor een bacheloropleiding.
Niveaus:
BIJZONDERHEDEN
Niveau 100 Inleidende cursus, voortbouwend op het niveau van het eindexamen VWO.
Onderwijs is gebaseerd op stof in handboek of syllabus, didactisch gestructureerd, met oefenstof en proeftentamens; begeleide werkgroepen; accenten in studiestof en voorbeelden in colleges. Leerboeken of ander onderwijsmateriaal van min of meer inleidend karakter; colleges bijv. in de vorm van capita selecta, zelfstandige bestudering van de stof wordt voorondersteld.
Niveau 200 cursus met inleidend karakter, geen specifieke voorkennis maar wel ervaring met zelfstandig studeren. Niveau 300 cursus voor gevorderden (ingangseis niveau 100 of 200). Niveau 400 gespecialiseerde cursus (ingangseis niveau 200 of 300).
Leerboeken, die niet speciaal voor onderwijs hoeven te zijn geschreven; zelfstandige bestudering van de tentamenstof; bij tentamens zelfstandige toepassing van de leerstof op nieuwe problemen. Naast een tekstboek gebruik van vakliteratuur (wetenschappelijke artikelen); toetsing (mede) d.m.v. een klein onderzoek, een referaat, of een schriftelijk werkstuk.
22
3.4.1. Elektronische leeromgeving Veel cursussen worden ondersteund door een Elektronische Leeromgeving (ELO). In de ELO staat de cursusinformatie en zijn aanvullende bronnen en opdrachten beschikbaar. Tevens kunnen vis de ELO vragen worden gesteld en discussies worden gevoerd. 3.4.2. Onderwijsvormen Naast het klassieke (klassiekaal- of frontaal onderwijs) zal ook veel ruimte zijn ingericht voor werkcolleges en syndicaatswerk.
3.5.
Het studieprogramma
In dit hoofdstuk is de verdeling van de cursussen over de semesters en perioden weergegeven. De ‘perioden’ verwijzen naar de periode-indeling zoals deze van toepassing is voor de Faculteit Militaire Wetenschappen. 1e Semester (perioden 1, 2 en 3) CURSUS Inleiding Oorlog en Veiligheid (IOVH) Inleiding Militaire Operaties (IMO) Defensie Organisatie (DO) Legitimiteit (beginselen van humanitair oorlogsrecht) (HOR) Inleiding Militare systemen (IMS) Communicatieve vaardigheden Engels en Nederlands (CVN/CVE) Wetenschapsfilosofie en argumentatieleer (WAL)
OMVANG 4 4 4 4 6 5
Statistiek (STAT)
4
TOTAAL
34
BIJZONDERHEDEN Deze inleidingen en de expliciete academische vaardigheden vormen de Gemeenschappelijke Officiersopleiding (GOO).
3 Dit vak wordt verroosterd tijdens de laatste periode van de GOO als ‘grondslagenvak’.
2e Semester (perioden 4 en 5) CURSUS Evolutie van krijgsmacht en oorlogvoering (EKO) Militair Leiderschap en Ethiek (MLE) Methoden en technieken van onderzoek 1 (MTO-I) Defensie Economie en Logistiek (DEL) Krijgsmacht Politiek en Samenleving (KPS) TOTAAL
23
OMVANG 6 6 3 5 6 26
BIJZONDERHEDEN in periode 4 in periode 4 in periode 4 en 5 in periode 5 in periode 5
3e Semester (perioden 6, 7 en 8) CURSUS Internationale Betrekkingen (IB) Logica van geweld (LVG) Major Combat (MOPS-I) Methoden en technieken van onderzoek 2 (MTO-II) Internationaal Recht (IR) Veldonderzoek (Militair Historische Ananlyse (MHA)) TOTAAL
OMVANG 6 7 8 3 7 3 34
BIJZONDERHEDEN in periode 6 in periode 6 in periode 7 in periode 8 in periode 8 in periode 8
CURSUS Internationale Veiligheidsstudies (IVS) Minorruimte, waarbij een keuze bestaat uit de volgende institutionele minoren: Militair Recht (MINMR) Dynamiek van Mens en Militaire Organisatie (MINDMMO)
OMVANG 6 20
BIJZONDERHEDEN in periode 9 in periode 9 en 10 Het programma van deze minoren is beschreven in de bijbehorende programmaboeken.
TOTAAL
26
4e Semester (perioden 9 en 10)
5e Semester (perioden 11 en 12 ) CURSUS Counter Irregular Operations (MOPS-II) Methoden en technieken van onderzoek 3 (MTO-III) Stabilisation and Reconstruction (MOPS-III) Integratieperiode (IPRO) TOTAAL
OMVANG 6 3 7 5 21
BIJZONDERHEDEN in periode 11 in periode 11 in periode 12 in periode 12
6e Semester (perioden 13, 14 en 15) CURSUS Militaire geschiedenis (MGES) Nationale Operaties (MOPS-IV) Methoden en technieken van onderzoek 4(MTO-IV) Nederlands Veiligheids en Defensie Beleid (NVDB) Eén keuzevak Methoden en technieken van onderzoek 5(MTO-V) Scriptie (SCR) TOTAAL
24
OMVANG 6 5 1 6 5 3 13 39
BIJZONDERHEDEN in periode 13 in periode 13 In periode 13 in periode 14 In periode 14 In periode 14 in periode 15
25
4. Hoofdstuk 4 – Academische vaardigheden Dit hoofdstuk beschrijft de opleidingsmethode en de eisen die gesteld worden aan de academische en communicatieve vaardigheden.
4.1.
Inleiding
Van officieren en andere beoefenaars van de krijgswetenschappen wordt een academisch werk- en denkniveau verwacht. Dit niveau wordt bereikt door het aanleren van kennis en het verwerven van inzicht in dit wetenschapsgebied en blijkt uit het vermogen deze kennis toe te passen en zich een oordeel te vormen over krijgswetenschappelijke vraagstukken. Hiertoe zijn competenties nodig die ‘academische vaardigheden’ worden genoemd. Deze vaardigheden zijn in de eindtermen expliciet verwoord als:
De student bezit de houding, interesse en leervaardigheden die nodig zijn om een vervolgstudie zelfstandig af te ronden. Hij is in staat zelfstandig de methoden en technieken van onderzoek te selecteren en toe te passen die nodig zijn voor de bestudering van historische casuïstiek, voor casestudies en voor de operationele analyse van besluitvormingsprocessen. De student is in staat zijn kennis, inzicht, oordeel en visie over te brengen op een publiek bestaande uit vakgenoten en niet-vakgenoten, zowel mondeling als schriftelijk, zowel in de Nederlandse als in de Engelse taal in de vorm van presentaties, bijdrage in discussies, papers, werkstukken, referaten en een scriptie.
Anders geformuleerd dient de student aan het eind van de major krijgswetenschappen in staat te zijn om theoretische en praktische vraagstukken te formuleren en op te lossen door het combineren van bestaande kennis en inzichten. Tevens dient de student nieuwe kennis te verwerven door middel van wetenschappelijk onderzoek. De student dient in staat te zijn in een onderwerp of kennisveld een probleem te identificeren dat wetenschappelijk van belang is en de theorieën of argumenten te kiezen die zich het best lenen voor het oplossen van een probleem in overeenstemming met de juiste onderzoeksstrategie en methodologie. Daarnaast dient de student helder en effectief te kunnen communiceren in woord en geschrift, zowel in de Nederlandse als de Engelse taal. Na het afronden van de major krijgswetenschappen moet de student in staat zijn op wetenschappelijk niveau zowel mondeling als schriftelijk te communiceren volgens de hedendaagse conventies van de (militaire) wetenschapsbeoefening.
4.2.
De opzet van het onderwijs in academische vaardigheden
Binnen de Faculteit Militaire Wetenschappen worden de academische vaardigheden gegroepeerd in vijf doorlopende leerlijnen. Deze leerlijnen zijn:
communicatieve vaardigheden in de Nederlandse taal (CVN), communicatieve vaardigheden in de Engelse taal (CVE), methoden en technieken van onderzoek (MTO),
26
wetenschapsfilosofie, militaire ethiek.
Het onderwijs binnen deze leerlijnen vindt plaats:
als expliciet onderwijs, waarbij de leerstof uit de leerlijn centraal staat en toegewezen studielasturen (als contacturen en zelfstudie-uren) voor dit doel worden aangewend. Dit onderwijs wordt verzorgd door docenten die dit als hoofdtaak hebben. Binnen de gehele major krijgswetenschappen is de omvang van dit expliciete onderwijs 25 ECn, gespreid over alle studiejaren. als impliciet onderwijs, waarbij de academische vaardigheden worden toegepast binnen alle cursussen in het curriculum. Deze toepassing vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de docenten die de verschillende cursussen verzorgen. Omdat deze vaardigheden worden geïntegreerd in de leerstof van de cursussen, zijn hiervoor geen studielasturen gereserveerd.
De leerlijnen kennen in de loop van de drie studiejaren een opklimmende graad van moeilijkheid. Voor de communicatieve vaardigheden zijn daartoe per studiejaar een aantal fasedoelen vastgelegd. Voor de leerlijn methoden en technieken van onderzoek is in het tweede tot en met zesde semester expliciet onderwijs voorzien. Voor de leerlijnen communicatieve vaardigheden, wetenschapsfilosofie en militaire ethiek wordt een meer ‘capita selecta’-achtige benadering toegepast, waarbij geselecteerde onderwerpen en de vaardigheden verweven met de leerstof in de cursussen aan de orde komen. De basis voor de vijf leerlijnen van academische vaardigheden wordt gelegd in de gemeenschappelijke officiersopleiding (GOO) in het 1e semester, waarin 10 ECn aan expliciet onderwijs zijn opgenomen. In het 2e en de volgende semesters wordt het in de GOO bereikte niveau uitdrukkelijk als aanvangsniveau gehanteerd. De student is zelf medeverantwoordelijk voor het ontwikkelen van kennis en vaardigheden. Voor de verschillende leerlijnen zijn opdrachtgerichte oefen- en toetsmomenten ingebouwd. De resultaten van deze opdrachten worden door elke student in een portfolio verzameld, zodat zowel docent als student de ontwikkeling kunnen volgen.
4.3.
Communicatieve vaardigheden
De basiscursussen CVN en CVE in de GOO bestaan uit de onderdelen academisch schrijven en presenteren en hebben een omvang van resp. 2 en 3 ECn. Hiermee is een voldoende eenvormige basis gelegd die in de volgende semesters versterkt en verbreed wordt. In het tweede en de volgende semesters zijn de leerlijnen verweven met de cursussen in een aantal oefenmomenten in academisch schrijven en presenteren. Deze oefenmomenten zijn opgenomen als opdrachten in de verschillende cursussen. De cursusdocent beoordeelt de uitvoering van deze opdrachten vakinhoudelijk en daarnaast de taal- en stijlaspecten aan de hand van een feedbackchecklist en bespreekt dit met de student na. De taal- en stijlaspecten worden steeds meegewogen in het cijfer dat de student voor het werkstuk of de presentatie krijgt. Indien taal- en stijlaspecten daartoe aanleiding geven, kan elke docent opdracht geven het werkstuk eerst te redigeren alvorens het na te kijken.
27
Studenten die op grond van hun prestaties in de GOO of in de volgende semesters behoefte hebben aan begeleiding bij de stijl- en taalaspecten van hun geschreven teksten kunnen zich altijd tot de CVdocenten wenden. Indien nodig kan een ‘remedial teaching’-traject worden opgesteld. Bij het maken van werkstukken kan de student op zijn verzoek begeleid worden door de cursusdocenten. Voor deze begeleiding gelden de volgende uitgangspunten:
Van werkstukken in cursussen op 100-niveau moeten studenten tot een week voor het moment van inlevering een conceptversie inleveren. De docent zal de student dan van gerichte feedback voorzien. Van werkstukken in cursussen op 200-niveau moeten studenten tot een week voor het moment van inlevering de doelstelling, hoofd- of kernvraag en de structuur met de docent bespreken. Ook kan de student feedback krijgen bij zijn literatuurkeuze. Voor werkstukken op 300-niveau geldt dat studenten altijd gerichte vragen kunnen stellen aan hun docent en feedback kunnen krijgen op de literatuurkeuze, maar dat feedback voor het moment van inlevering op de complete inhoud of op de structuur in beginsel achterwege blijft.
Van alle werkstukken en presentaties maken de cursusdocenten bij de beoordeling gebruik van een feedbackformulier (zie hoofdstuk 14.2.11). Op dit formulier wordt de waardering voor de inhoud en voor de taal- en stijlaspecten weergegeven. Het werkstuk met het feedbackformulier wordt opgeslagen in het portfolio van de student. Werkstukken worden zowel op inhoud als op taal en stijlaspecten beoordeeld:
Alle werkstukken (zie paragraaf 4.3.) worden beoordeeld aan de hand van het feedback formulier. De werkstukken zijn pas voldoende als de inhoud is gewaardeerd met 50 punten of hoger en de taal en stijlaspecten voldoende zijn De werkstukken worden met een voldoende/onvoldoende beoordeeld op taal en stijlaspecten. Bij inhoudscijfers lager dan 50 punten krijgt de student de gelegenheid om (bij voorkeur na feedback met de docent) het stuk te verbeteren. Bij een onvoldoende voor taal en stijlaspecten vindt een soortgelijke verbeterslag plaats (ongeacht de hoogte van het inhoudscijfer). Beide resultaten (inhoud en taligheid) worden doorgegeven aan de cijferadministratie. Bij wederom een onvoldoende voor taal en stijlaspecten wordt de student aanbevolen een remedialtraject te volgen.
Onderstaande tabellen geven een overzicht van de oefenmomenten tijdens het 2e t/m 6e semester in de volgorde waarin zij worden aangeboden. Bij elk oefenmoment zijn eindtermen vermeld. In elke vakbeschrijving ‘bijdrage aan academische vaardigheden’ worden de oefenmomenten vermeld. Daarnaast worden in de cursussen nog meer oefenmomenten aangeboden om de cursusdoelstellingen te behalen. De producten van alle oefenmomenten worden opgenomen in het portfolio van de student door zorg van de docent.
28
4.3.1. Communicatieve vaardigheden in de Nederlandse taal De standaard voor de eenvormige basis is: Steehouwer e.a. (1999), Leren communiceren, Handboek voor mondelinge en schriftelijke communicatie, Groningen: Wolters-Noordhof. Handleiding voor schriftelijke werkstukken (zie hoofdstuk 15.2) OVERZICHT VAN DE OEFEN- EN TOETSMOMENTEN IN DE NEDERLANDSE TAAL CODE EINDTERMEN CURSUS CVN-a
CVN-b
CVN-c
CVN-d
CVN-e
CVN-f
CVN-g
CVN-h
Studenten kunnen een gegeven vraagstelling, een analyse van een militaire operatie, gestructureerd presenteren; zij maken daarbij gebruik van passende audiovisuele middelen en zij hanteren een formeel-zakelijk taalgebruik. Zij kunnen de discussie na afloop van de presentatie leiden. Studenten bespreken een toegewezen boek over een militaire operatie uit het recente verleden en geven een oordeel over de wetenschappelijke waarde van dit boek. Zij rapporteren hierover in een schriftelijke boekbespreking van 1600 woorden. Studenten kunnen een gegeven vraagstelling uitwerken in correct en zakelijk-afstandelijk Nederlands waarbij correct gebruik wordt gemaakt van bijpassend jargon. Zij zijn in staat deelvragen te formuleren en daarover passende conclusies te trekken. Studenten kunnen de uitwerking van een complexe vraagstelling gestructureerd presenteren op een vooraf niet verkende locatie (te velde); zij maken daarbij gebruik van passende middelen en zij hanteren een formeel-zakelijk taalgebruik. Zij kunnen de discussie na afloop van de presentatie leiden. Studenten zijn in staat stelling te nemen over een onderwerp en deze stelling met passende argumenten te verwoorden in een essay van 1800 woorden. Studenten zijn in staat om binnen een gegeven thema een passende vraagsteling te formuleren. Studenten zijn in staat om een samenhangend betoog te schrijven over dit thema van 2000 woorden. Zij hanteren hierbij de tekstconventies voor een artikel in een vaktijdschrift (zoals de Militaire Spectator). De student schrijft een beschouwing (2000 woorden) een artikel en komt daarin beargumenteerd tot een eigen oordeel.
De student schrijft een beargumenteerde stellingname op een gegeven artikel en presenteert en verdedigt dit.
29
PERIODE
MGES
6
Major Combat (MOPS-I)
7
Minoren
10
IPRO
11
IVS
12
Counter Irregular Operations (MOPS-II)
12
Stability and 13 Reconstruction Operations (MOPS-III) Nationale 13 Operaties (MOPS-IV)
CVN-i
Studenten zijn in staat een beargumenteerde visie te ontwikkelen over een gegeven onderwerp uit het vakgebied commandovoering. Zij kunnen deze visie gestructureerd weergeven in een essay van 2400 woorden.
MSBV
14
4.3.2. Communicatieve vaardigheden in de Engelse taal De standaard voor de eenvormige basis in deze communicatieve vaardigheden wordt gevormd door het boek van Alice Oshima en Anne Hogue (2006), ‘Writing Academic English’, Pearson Education. Voor ‘English for Specific Purposes’ (ESP), het professionele militaire Engels, krijgen de studenten het boek ”Campaign, English for the Military” verstrekt. Dit boek wordt tijdens de niet-academische momenten bestudeerd en getoetst met het toetsprogramma QMP. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de oefenmomenten tijdens het 2e t/m 6e semester in de volgorde waarin deze worden aangeboden. Bij elke oefening zijn de eindtermen vermeld. In elke vakbeschrijving ‘bijdrage aan academische vaardigheden’ worden de oefenmomenten vermeld. De producten van deze oefenmomenten worden opgenomen in de portfolio van de student. OVERZICHT VAN DE OEFEN- EN TOETSMOMENTEN IN DE ENGELSE TAAL CODE CVE-a
CVE-b
CVE-e
CVE-f
CVE-g
4.4.
EINDTERMEN De student schrijft een werkstuk waarin bronnen worden samengevat en een reactie op deze bronnen wordt gegeven met een omvang van 1000 woorden. De student verzorgt een gedeelte van een groepspresentatie waarin een aantal bronnen worden samengevat en vergeleken. De studenten zijn in staat stelling te nemen over een onderwerp en deze stelling met passende argumenten te verwoorden in een paper van 1200 woorden. De student schrijft een werkstuk waarin verschillende theoretische benaderingen worden vergeleken, onderlinge relaties worden vastgesteld en een nieuwe tekst wordt gepresenteerd met een omvang van 2000 woorden De student schrijft een Engelse samenvatting van zijn scriptie.
CURSUS MLE
PERIODE 4
DEL
5
IB
9
Keuzevak
14
SCR
15
Methoden en technieken van onderzoek (MTO)
De basiscursussen “Wetenschapsleer, MTO en Argumentatie” (3 EC), Statistiek (4 EC) en “Methoden en Technieken van Onderzoek – I” (3 EC) in de GOO en propedeuse bestaat uit een inleiding in de methoden van onderzoek (plaats en opbouw van een (interventie)onderzoek) en een nadere kennismaking met de methodologische grondslagen voor de kwalitatieve en kwantitatieve wijzen van analyseren van gegevens. Hiermee is een eenvormige basis gelegd die in het volgende semester moet worden verbreed naar de behoefte van de studierichtingen. Voor krijgswetenschap bestaat
30
deze verbreding uit een kwalitatieve en kwantitatieve (operational analysis) benadering. De standaard voor deze eenvormige basis zijn de boeken:
Verschuren en Doorewaard (2007), ‘Het ontwerpen van een onderzoek’ voor de doelstelling, probleemstelling en vraagstelling. Dit leerboek wordt met name gebruikt bij het vak MTO-I. Saunders, Lewis en Thornhill, ‘Methoden en technieken van onderzoek’ voor de kwantitatieve benadering van onderzoek en de kwalitatieve benadering van onderzoek.
In het 2e t/m 6e semester worden de methoden en technieken van onderzoek verbreed en verdiept naar de behoefte die voortkomt uit de beoefening van de krijgswetenschappen. Omdat militaire strategie en militaire operaties de kern van de krijgswetenschappen vormen, kunnen hieraan ook de specifieke methoden en technieken van onderzoeken worden ontleend. De belangrijkste bronnen van kennis in de militaire strategie en militaire operaties zijn ervaringen uit het verleden en modelmatige analyses in scenario’s in het heden of in de toekomst. Dit betekent dat de leerlijn voor de krijgswetenschappen – naast de meer algemene onderzoeksvaardigheden – specifiek voorziet in enerzijds vaardigheden in historisch onderzoek en anderzijds in kwantitatieve analyses die leiden tot toepassingen in speltheorie en operationele analyse. De leerlijn moet uiteindelijk ook leiden tot de vaardigheid om zelfstandig een beperkt onderzoek te ontwerpen, uit te voeren en hierover te rapporteren. De scriptie aan het einde van de opleiding moet dan ook gezien worden als de uiteindelijke proeve van bekwaamheid in deze leerlijn. De combinatie van het kenobject van wetenschap van de krijgswetenschappen en de eindtermen resulteert in de volgende methoden en technieken van onderzoek die relevant zijn voor de studierichting krijgswetenschappen: bronnenonderzoek, casestudies, vergelijkend onderzoek, statistiek, speltheorie en rationele keuze, operationele analyse met wargaming als verbijzondering. Evenals bij de communicatieve vaardigheden wordt onderscheid gemaakt tussen expliciet en impliciet onderwijs. Voordat de methoden en technieken van onderzoek in de afzonderlijke cursussen kunnen worden toegepast, dienen de vaardigheden expliciet te worden aangeleerd. Daarom wordt voor deze leerlijn in het 2e t/m 6e semester wel expliciet onderwijs voorzien. De opbouw van het programma en de volgorde van de cursussen maakt het noodzakelijk dat statistiek, bronnen- en historisch onderzoek, casestudies en vergelijkend onderzoek vooral hun toepassing vinden in het tweede en derde semester. Speltheorie en operationele analyse komt vooral aan de orde in het vijfde en (afhankelijk van de keuze van studenten) zesde semester. Deze opbouw laat zich vertalen in de volgende opbouw van het expliciete onderwijs: CURSUS
LEERSTOF
Wetenschapsleer, Inleiding, het ontwerpen van onderzoek, MTO en kwantitatieve en kwalitatieve methoden
31
OMVANG
PERIODE
3
1
argumentatie Statistiek MTO-I MTO-II / Veldonderzoek MTO-III MTO-IV MTO-V
Interpreteren, analyseren en vormen van een oordeel over kwantitatieve gegevens Inleiding, het ontwerpen van onderzoek, kwantitatieve en kwalitatieve methoden Historisch-kritische methode (bronnen- en literatuuronderzoek) en comparatieve analyse Wiskundig formuleren van strategische interactie (speltheorie) en operationele processen Toepassing van operationele analyse Het ontwerp en opstellen van een onderzoeksvoorstel ter voorbereiding op de scriptie
4
2 en 3
3
4 en 5
3
8
3
11
3 4
13 14
De methoden en technieken van onderzoek komen daarnaast onder meer als impliciet onderwijs aan de orde: CURSUS
TOEPASSING ONDER MEER IN
Statistiek MTO-II
Diverse cursussen door het interpreteren van statistische gegevens in onderzoek MGES: Onderzoek van historische casuïstiek, MOPS-1 (Major Combat), MOPS-2 (Counter Irregular Operations), MOPS-3 (Stability and Reconstruction) : Casestudies van recente conflicten IB: Toepassing van speltheorie in de internationale betrekkingen Methoden en technieken van de internationale betrekkingen MSBV: Toepassing van operationele analyse ter ondersteuning van de besluitvorming en ter simulatie van scenario’s als kennismaking Scriptie: het zelfstandig uitvoeren van een onderzoek
MTO-III IB MTO-IV MTO-V
De opsomming in deze tabel is niet limitatief. Veel kleine kwalitatieve onderzoeken vinden plaats in het kader van opdrachten; vooral voor de opdrachten die leiden tot schriftelijke werkstukken en presentaties. Daarnaast hebben alle methoden en technieken van onderzoek hun plaats in de integratieprojecten.
4.5.
Wetenschapsfilosofie
In de basiscursus wetenschapsfilosofie in de gemeenschappelijke officiersopleiding (1e semester) wordt de student geleerd kritisch te reflecteren op het verschijnsel wetenschap en op de relatie maatschappij – wetenschap. De student krijgt daarbij kennis van en inzicht in een aantal significante (historische) benaderingen van wetenschapsfilosofie en in de betekenis van vooronderstellingen, perspectivisch denken en (verschuivende) paradigma’s. Daarmee wordt een algemene basis gelegd. In het 2e t/m 6e semester wordt deze kennis en dit inzicht versterkt voor het krijgswetenschappelijke domein. In een aantal cursussen worden daartoe impliciete leermomenten gecreëerd waarin door de docent de cursusleerstof in een wetenschapsfilosofisch perspectief wordt geplaatst. Deze leermomenten worden geborgd door enige literatuur en maken deel uit van het tentamen of een toets. Samen vormen ze de leerlijn.
32
CURSUS
GOO
LVG
MOPS-I MTO-II
IB
MTO-III
IVS
ONDERWERP
PERIODE
Geschiedenis en ontwikkeling van de wetenschappen, de Grot van Plato en the Matrix, Kants Copernicaanse wending, Popper en het kritisch rationalisme, identificeren van vooronderstellingen. De theorieontwikkeling aangaande geweldsuitoefening, klassieke en hedendaagse theorieën waaronder die van Clausewitz, Mahan, Douhet, Brodie, Creveld en Smith. De wetenschapsvorming binnen de krijgskunde, Operational Art, Casuistiek van recente reguliere conflicten. Betrouwbare historische kennis, leren uit het verleden. Onderzoeksthema’s in het vakgebied internationale betrekkingen, de wijze waarop verschillende benaderingen omgaan met bewijsvoering en epistemologie. Aandacht voor wetenschapssociologie voor het inzicht in de effecten van verschillende scholen. Kennisleer met ‘conjectures’ en ‘refutations’, de wetenschappelijke methode (hypothesevorming en falsificeerbaarheid), speltheorie. Verschuivend wetenschapsklimaat in de internationale betrekkingen.
1
6
7 8
9
11
12
Naast deze impliciete leermomenten wordt in alle cursussen, op initiatief van de cursusleiders en docenten voortdurend aandacht besteed aan vooronderstellingen, logisch redeneren via inductieve en deductieve methoden, synthese, gewogen oordeelsvorming, enz.
4.6.
Militaire ethiek
Hoewel militaire ethiek niet direct als een academische ‘vaardigheid’ beschouwd kan worden, is een frequente confrontatie met ethische dilemma’s belangrijk om de eindtermen van de opleiding te realiseren. Militaire ethiek is daarom ondergebracht in een leerlijn. In de propedeuse (periode 4) wordt een aanvang gemaakt met het identificeren van ethische dilemma’s. Daarmee wordt een algemene basis gelegd. Tijdens het 2e t/m 6e semester komen ethische dilemma’s regelmatig aan de orde, waardoor de vaardigheid om ethische dilemma’s te onderkennen versterkt wordt. Daartoe worden in cursussen impliciete leermomenten gecreëerd. Voor deze leermomenten wordt gebruik gemaakt van:
Van Iersel en Baarda (red.), ‘Militaire ethiek’, (2002), Damon, Budel, Van Iersel en Baarda, ‘Praktijkboek Militaire Ethiek (2004), Damon, Budel
33
CURSUS
ONDERWERP
PERIODE
GOO
Commandantenverantwoordelijkheid, identificeren van ethische dilemma’s, Socratische ondervraging Ethische dimensie en praktische functie van begrippen als moed, discipline en gehoorzaamheid, gevoel voor een juiste balans, commandantenverantwoordelijkheid, onderkennen en analyseren van ethische dilemma’s Bombardementen van burgerdoelen en rechtvaardiging van grote aantallen slachtoffers Geweldstoepassing en bijkomende schade Morele consequenties van genocide en andere oorlogsmisdaden Het militair handelen in maatschappelijke context en de opkomst van de postmoderne attitude
1
MLE
MGES VO IPRO MOPS-III
34
4
13 8 11 13
5. Hoofdstuk 5 - Kwaliteitszorg en commissies
Dit hoofdstuk beschrijft de kwaliteitszorg en de commissies die binnen de sectie Krijgswetenschap van Faculteit Militaire Wetenschappendaarmee daarmee belast zijn.
5.1.
Kwaliteitszorg
Procesmatig wordt kwaliteitszorg beschreven in termen van de Plan – Do – Check – Act-cyclus (PDCA-cyclus)7. Binnen de opleiding komt kwaliteitszorg tot uiting op verschillende niveaus. 5.1.1. Kwaliteitszorg op cursusniveau Voor elke cursus geldt dat de leerdoelen voor de studenten helder moeten zijn, dat de inhoud aansluit bij hun niveau, dat de didactiek goed is en dat de toetsing aansluit bij wat gedoceerd wordt (Plan). Voor elk evaluatieaspect geldt dat dit aan een bepaald criterium moet voldoen (centraal vastgesteld op bijv. 3 of hoger op een schaal van 1 tot en met 5). Vervolgens wordt de cursus gegeven (Do) en achteraf, maar soms ook tijdens de cursus, geëvalueerd (Check). Onderwijskundigen (I&O) ontwikkelen daartoe evaluaties en voeren deze uit. Hierbij wordt expliciet aandacht besteed aan genoemde aspecten. Op grond van de evaluaties nemen de docenten en coördinatoren maatregelen. I&O verstuurt de evaluatieverslagen met verbetervoorstellen naar OB KW. De borging van verbeteracties wordt geëxpliciteerd en geformaliseerd (Act). Hiertoe stelt OB KW na – verplichte – advisering door OC KW de verbeteracties vast, informeert OC KW hierover en ziet toe op de implementatie van verbeteracties. 5.1.2. Kwaliteitszorg op curriculumniveau Het gehele curriculum wordt jaarlijks geëvalueerd. Het curriculum en de OER worden jaarlijks vastgesteld in relatie tot de te bereiken eindtermen (Plan). Vervolgens wordt het curriculum uitgevoerd (Do). Bij de evaluatie (Check) wordt extra veel aandacht geschonken aan nieuwe cursussen. Deze worden apart geëvalueerd. 5.1.3. Kwaliteitszorg op het niveau van de eindtermen In perioden van 6 jaar worden de eindtermen geëvalueerd. Eind 2007 is een benchmark uitgevoerd met universiteiten en vergelijkbare militaire academies en met de recente beroepsprofielen als uitgangspunt. De eindtermen uit hoofdstuk 2 zijn hiervan het resultaat. Het ligt in de bedoeling om in 2014 de opleiding weer te heroriënteren op het dan vigerende beroepsprofiel en benchmarks met universiteiten en met de NLDA vergelijkbare officiersopleidingen uit te voeren.
7
Zie bijvoorbeeld Deming, W.E. (1886). Out of the Crisis, Cambridge, MA: MIT Press
35
5.2.
Organisatie van de opleiding KW: Opleidingsbestuur, opleidingscommissie en examencommissie
De taken en verantwoordelijkheden van het bestuur en de commissies zijn uitvoerig beschreven in het FMW reglement. Het opleidingsbestuur is verantwoordelijk voor beleid, opzet, uitvoering en evaluatie van de opleiding KW. Het opleidingsbestuur bestaat uit:8
Prof. dr. H. Amersfoort (voorzitter) Cdre prof. dr. F.P.B. Osinga (lid) Prof. T. Gill (lid) Prof dr. G.E. Frerks (lid) Wmr1 M. Wilms (student-lid) LtKol A. de Koster (secretaris)
De opleidingscommissie KW controleert het functioneren van het Opleidingsbestuur en toetst het voorgestelde en gevoerde beleid aan het Onderwijs- en Examenreglement Bachelor Krijgswetenschappen (OER KW). Deze is te vinden op het KMA intranet, en opvraagbaar bij het faculteitsbureau. De opleidingscommissie bestaat uit:9
Dr. P.H.J. Olsthoorn (voorzitter) Prof. dr. W. Klinkert (lid) Dr. M.G.D. Rothman (lid) LtKol R. Brunsting (lid) CS M.A. Pors (student-lid) CS J. van Zon (student-lid)
De examencommissie KW voor Breda en Den Helder – beroepsorgaan voor het juiste verloop en de beoordeling van examens – bestaat uit:10
Kol Mr dr. J.E.D. Voetelink (voorzitter) Drs. J.J.M. Geurts MIM (lid) Dr. T.B.F.M. Brinkel lid) Drs. A.A. Bon (lid)
Zij kunnen worden benaderd met vragen over onderwerpen als tentamens, cijferbepaling maar ook over vrijstellingen of maatwerkprogramma’s. Zie voor de volledige regeling de OER KW via het KMA of KIM intranet.
8 9
Opgave per bekendmaking FMW 04 – 23 april 2014 Ibidem Ibidem
10
36
DEEL 2 - REGELS EN VOORZIENINGEN
In dit deel vindt u informatie over de regels, voorzieningen en service voor studenten van de opleiding Krijgswetenschappen. Tevens treft u informatie aan over de studiemogelijkheden na de opleiding Krijgswetenschap.
37
6. Hoofdstuk 6 – Regels en procedures van toepassing op KW studenten Dit hoofdstuk zet uiteen welke regels en procedures van toepassing zijn voor de opleiding Krijgswetenschap, onder meer wat betreft tentaminering.
6.1.
Toelatingseisen
VWO met minimaal Wiskunde A of B of HBO propedeuse met een adequaat wiskunde-pakket. Zie verder toelatingsbeleid FMW (KMA of KIM intranet).
6.2.
Opleidings- en ExamenRegeling (OER) KW
De Onderwijs- en Examenregeling Bachelor Krijgswetenschappen (OER KW) reguleert rechten en plichten van studenten en de onderwijsinstelling. Onderwerpen die o.a. aan bod komen zijn:
6.3.
Afhandeling van fraude Deelname aan colleges Examencommissie Inrichting van de opleiding Onderwijs Ontheffing uit de opleiding Orde tijdens een toets of examen Rechtsbescherming Studiebegeleiding Toetsing en examens Vooropleiding
Fraude en plagiaat
Het kenmerk van fraude en plagiaat is dat het onmogelijk wordt om een juist oordeel te vormen over de kennis, inzicht en vaardigheden van de student. Fraude en plagiaat zijn daarom niet toegestaan. Onder fraude wordt o.a. verstaan het tijdens het tentamen in bezit zijn van middelen waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan en het afkijken of uitwisselen van informatie tijdens het tentamen. Onder plagiaat wordt niet alleen verstaan het overnemen van werk van anderen zonder daar correct naar te verwijzen, maar ook het gebruiken van eigen materiaal in meerdere cursussen zonder dat met de docent te overleggen. Zie voor details de OER KW (bijlage 1, paragraaf 11).
38
6.4.
Vaste orders
De vaste orders NLDA, KMA, KIM en de bekendmakingen FMW zijn via het intranet te raadplegen o.a. over deelname aan colleges.
6.5.
Lestijden
Lesuren duren 45 minuten.
1e lesperiode 2e lesperiode Pauze 3e lesperiode 4e lesperiode 5e lesperiode (lunch) 6e lesperiode (lunch) 7e lesperiode 8e lesperiode Pauze 9e lesperiode 10e lesperiode 1e avondlesperiode 2e avondlesperiode 3e avondlesperiode Pauze 4e avondlesperiode 5e avondlesperiode 6e avondlesperiode 7e avondlesperiode
6.6.
08.10 – 08.55 uur 09.00 – 09.45 uur 09.45 – 10.10 uur 10.10 - 10.55 uur 11.00 – 11.45 uur 11.50 – 12.35 uur 12.40 – 13.25 uur 13.30 – 14.15 uur 14.20 – 15.05 uur 15.05 – 15.20 uur 15.20 – 16.05 uur 16.10 – 16.55 uur 17.45 - 18.30 uur 18.35 - 19.20 uur 19.25 - 20.10 uur 20.10 - 20.25 uur 20.25 - 21.10 uur 21.15 - 22.00 uur 22.05 - 22.50 uur 22.55 - 23.40 uur
Vrijstellingen
Voor actuele informatie zie de vaste orders op het KMA of KIM intranet. Voor aanvragen van vrijstellingen dient u conform het OER een schriftelijk verzoek in bij de examencommissie KW.
6.7.
Toetsing en weging
Tijdens de opleiding worden er verschillende toetsvormen gehanteerd. De keuze van de toetsvorm is afhankelijk van de doelen en de uitvoering van de cursussen. Per cursus worden de gehanteerde toetsvormen beschreven. Onder toetsing en weging wordt het volgende verstaan: de manier(en) waarop uw kennis en vaardigheden voor de desbetreffende cursuswordt gemeten. Tevens wordt per cursus aangegeven hoe de cursus beoordeeld wordt en hoe men tot de eindwaardering komt. Hierbij geldt dat een cursus beoordeeld kan worden met een cijfer of met een waardering voldoende/onvoldoende c.q. voldaan/niet voldaan. Indien een cursus meerdere toetsen/tentamens heeft komt het eindoordeel tot stand door het gewogen gemiddelde van de verschillende toetswaarderingen. Daarbij geldt dat het minimum cijfer voor ieder van de deeltoetsen 50 moet zijn. In de cursusbeschrijving staat aangegeven wat de weging is van de verschillende toetsen.
39
7. Hoofdstuk 7 – Mogelijkheden na uw opleiding KW Dit hoofdstuk geeft aan wat er na de opleiding KW mogelijk is.
7.1.
Doorstuderen
Na het behalen van het bachelordiploma zijn er diverse mogelijkheden om door te studeren voor een masters graad. Voor KW-opgeleide cadetten en adelborsten zijn met de volgende universiteiten al concrete afspraken gemaakt:
Masterprogramma Conflict Studies and Human Rights aan de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht Masterprogramma Law and Politics of International Security van de Vrije Universiteit Masterprogramma European Studies aan de Universiteit Twente Masterprogramma International Relations and International Organization aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Daarnaast heeft een aantal masters aan toelating enkele voorwaarden verbonden:
De master International and European Law (afstudeerrichting Internationaal publiekrecht) van de Faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie van de Universiteit Utrecht: toelating mits de minor militair recht is gevolgd en een scriptie in een juridisch onderwerp is geschreven De master Publiek Recht - Militair recht van de Faculteit Rechtswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam: toelating mits de minor militair recht is gevolgd en een scriptie in een juridisch onderwerp is geschreven De master International en European Law van de Faculteit Rechtswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam: toelating de minor militair recht is gevolgd en een scriptie in een juridisch onderwerp is geschreven en in aanvulling of simultaan op deze master het vak European Law (5 EC) wordt gevolgd De master Militaire Geschiedenis van de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam: toelating na een schakelcursus wetenschapsfilosofie (10 EC) De master Management van de Open Universiteit Nederland: toelating mits als minor ketenlogistiek of militaire personeelswetenschappen is gevolgd.
De hier genoemde doorstroommogelijkheden zijn gebaseerd op het huidig toelatingsbeleid van genoemde universiteiten, zoals dit door voornoemde universiteiten bekend is gesteld. Eventuele wijzigingen in het toelatingsbeleid door voornoemde universiteiten vallen buiten de competentiesfeer van de FMW en kunnen daarom niet worden uitgesloten. Tevens is er binnen de FMW opleiding KW een Master Strategic War Studies in ontwikkeling welke op termijn ook kan dienen als vervolgstudie op de Bacheloropleiding KW.
40
7.2.
Alumni activiteiten
Het alumnibeleid van de studierichting KW maakt onderdeel uit van het alumnibeleid FMW. Wat op haar beurt weer onderdeel is van het alumnibeleid NLDA. Alumnibeleid sluit aan bij de meest fundamentele doelstelling van de NLDA: het opleiden van goede officieren. Onder een alumnus wordt verstaan een afgestudeerde van één van de onderdelen van de NLDA. De Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) verzorgt de militair wetenschappelijke opleidingen. De NLDA doet bij alumni van diverse opleidingen onderzoek over hoe zij op hun opleiding terugkijken, in hoeverre deze aansluit bij hun beroepspraktijk, etc.
41
8. Hoofdstuk 8 – Voorzieningen voor studierichting krijgswetenschappen
studenten
van
de
Context, organisatie en eindtermen van de bacheloropleiding krijgswetenschappen. In dit deel vindt u informatie over de organisatie en de achtergronden van de opleiding Krijgswetenschappen.
8.1.
Organisatie
De faculteit in Breda en Den Helder ondersteunen het onderwijs- en onderzoeksproces met een aantal diensten. Deze diensten worden geleverd door het faculteitsbureau in Breda cq. Den Helder. Zij coördineren activiteiten met de docenten en examencommissies.
8.2.
Voorzieningen
De faculteit kent de volgende diensten en voorzieningen voor studenten: Voorziening
Uitleg
Cursuscoördinator
Voor elke cursus wordt een cursuscoördinator aangewezen. In de regel is dit één van de docenten. Hij is verantwoordelijk voor het gehele verloop van de cursus. In overleg met de planners van het faculteitsbureau regelt hij de verroostering van de colleges. Hij beantwoordt vragen over afstemming van roosters, studiebelasting, literatuur. Hij geeft in voorkomend geval ook advies aan de commandant op verzoeken voor vrijstelling van een enkel college.
Studentenregistratie
Breda: Cursisten worden bij opkomst door afdeling P&O in PeopleSoft geregistreerd. Vanuit PeopleSoft worden gegevens in het Cursisten Management Systeem (CMS) ingevoerd. In het CMS worden klassenlijsten, studiepaden en cijferlijsten ondergebracht. Dit is een taak van de medewerkers van het faculteitsbureau. Den Helder: Bij het inrouleren vindt bij de afdeling P&O de eerste registratie plaats in PeopleSoft. De data worden overlegd aan het faculteitsbureau, die een fysiek dossier aanmaakt voor het dynamische studentenarchief en elektronische opname in de SA (Studentenadministratie) (registratie van aantekeningen en documenten in het dossier). Tevens worden de gegevens elektronisch opgenomen in FORTE voor. klassenlijsten, presentie- en cijferkaarten, roosters en rapportages.
Verroostering
Roosterinformatie van alle opleidingen is beschikbaar via het NLDA Intranet. De startpagina bevat de koppen “KMA/FMW Breda” en “KIM/FMW Den Helder”. Hieronder staat de roosterinformatie gepubliceert onder de kop “Roosters”. Bij conflicterende informatie is het rooster op intranet leidend.
42
Naast roosterinformatie is in het menu ‘Roosters’ ook een overzicht van alle docenten beschikbaar (‘Docentenlijst’), een overzicht van de klassensamenstellingen (‘Klassenlijsten’) en een overzicht van lestijden (‘Lestijdenoverzicht’). Daarnaast zijn de roosters van het opleidingsbataljon ook via deze pagina te benaderen (‘Roosters Opleidingen KMA 200*-200*’). Cijferregistratie
Breda: De door de cursisten behaalde studieresultaten worden opgenomen in het Cursisten Management Systeem (CMS). Er wordt naar gestreefd om de resultaten - na voorlopige bekendstelling door de docent – zo spoedig mogelijk op te nemen in het CMS. De cursist kan zijn resultaten via Mulan – P&O Selfservice, Rapporten, Rapporten Wwerknemer inzien. Vragen over de cijferlijsten worden beantwoord door het faculteitsbureau, toestel 73454. Den Helder: De door de cursisten behaalde studieresultaten worden opgenomen in het Cursisten Management Systeem (CMS). Docenten leveren de presentie/cijferkaarten van de schriftelijke tentamens uiterlijk 10 werkdagen na de tentamendatum in bij het faculteitsbureau. Per nominale datum (peildatum) van tentamenonderdelen zoals practica en werkopdrachten voorziet het faculteitsbureau de betreffende docent van een cijferkaart voor vastlegging van het resultaat van de eerste gelegenheid in de het CMS. Ingeleverde cijferkaarten worden opgenomen in het CMS. De cursist kan zijn resultaten via Mulan – P&O Selfservice, Rapporten, Rapporten Wwerknemer inzien. Vragen met betrekking tot de cijferlijst kunnen worden gesteld aan de balie van het Onderwijsbureau,
[email protected]. telefoon 0223-657118.
Tentaminering
Breda: De (her)tentamenplanning wordt door het faculteitsbureau, in overleg met de examencommissie van de betreffende opleiding, vastgesteld en gepubliceerd op intranet. Den Helder: De tentamenplanning wordt door de examencommissie. van de opleiding vastgesteld conform het balkenschema. De tentamenplanning wordt in FORTE geregistreerd en vervolgens gepubliceerd in HTML-formaat op het portaal van de lesroosters. Het tentamenrooster is een integraal rooster voor alle pleidingen. Het faculteitsbureau bewaakt de uitvoering van het tentamenrooster. In de voorbereiding verzamelt en vermenigvuldigt het faculteitsbureau de tentamenopgaven, voorziet de opgaven van een presentielijst en tekent dyslexiestudenten aan op het tentamenformulier. De opgaven worden in de kluis op het faculteitsbureau bewaard tot de af te nemen tentamendatum. Het faculteitsbureau draagt zorg voor de lokaliteiten en de eventuele indeling van het tentamenlokaal. Het faculteitsbureau bewaakt de tijdige inlevering van de presentiekaarten voorzien van de resultaten voor de cijferregistratie.
43
Klachtenregeling
Breda: In het Onderwijs- en Examenregeling Bachelor Krijgswetenschappen staan bezwaar- en beroepsprocedures vermeld. Mondelinge en schriftelijke klachten kunnen ook direct bij het opleidingsbestuur kenbaar worden gemaakt. Den Helder: Problemen tijdens de studie kunnen op diverse wijze worden kenbaar gemaakt bij de begeleidende staffunctionarissen zoals het korpshoofd, de divisiechef, de mentor en voor de ondersteunende processen bij het faculteitsbureau Formele bezwaren worden ingediend bij de examencommissie van de betreffende opleiding.
NLDA studenten die op andere universiteiten studeren
Contacten met universiteiten worden onderhouden door het opleidingsbestuur. Aanmelding bij universiteiten geschiedt zo nodig door zorg van faculteitsbureau.
Studenten van andere universiteiten die op de NLDA studeren
Studenten van andere universiteiten worden slechts incidenteel toegelaten tot een cursus. Het opleidingsbestuur beslist over bhun toelating.
Bijzondere omstandigheden voor studieversnelling/vertraging
De procedure aangepaste studieprogramma's wordt beschreven in Bekendmaking FMW nr. 21-2008 van 30 mei 2008.
Studieadvies en mentoraat
Studiebegeleiding kan bijdragen tot een soepel verloop van het studieproces. Elke student krijgt in het eerste jaar een mentor toegewezen. Indien noodzakelijk kan de student doorgestuurd worden naar onderwijskundigen. Daarnaast kunnen studenten bijgestaan worden door studietrajectgbegeleiders.
Bij studieproblemen veroorzaakt door bijvoorbeeld dyslexie kunnen onderwijskundigen de studenten doorverwijzen voor een dyslexietest, en indien dyslexie daadwerkelijk vastgesteld is voor verdere begeleiding. Indien een student een formele dyslexieverklaring (schriftelijk) kan overleggen kan hij gebruik maken van voorzieningen als: extra tentamentijd, grotere lettertype van de tentamenvragen en er kan – in overleg met onderwijskundige en docent – in een aantal gevallen gekozen worden voor een andere manier van tentamineren (bijv. mondeling).
44
8.3.
IT-Voorzieningen
Studenten kunnen beschikken over de volgende IT voorzieningen: PC voorzieningen Eigen PC Helpdesk:
Breda, Den Helder Afhankelijk van accommodatie Bureau IT, gebouw H (Kasteel van Breda)
8.3.1. Elektronische leeromgeving Er is een geïntegreerde elektronische leeromgeving voor Breda en Den Helder, genaamd Moodle. Op deze elektronische leeromgeving is o.a. actuele cursusinformatie te vinden. Ook zijn er via de elektronische leeromgeving bronnen en aanvullende informatie beschikbaar en zijn er interactieve mogelijkheden. Moodle adres: http://nlda.returnontalent.nl.11
8.4.
Locaties Breda
Bron: Google Maps Bezoekadres:
Telefonisch contact:
Postadres:
1. KMA (onderwijs, accommodatie, bibliotheek)
Kasteelplein 10 4811 XC BREDA
Tel MDTN: *06 529 74911 Tel PTT: 076 527 49 11 Fax MDTN: *06 529 73521 Fax PTT: 076-5273521
2. FMW (onderwijs, onderzoek)
De la Reijweg 120 4818 BB Breda
Tel MDTN: *06 529 74911 Tel PTT: 076 527 49 11
Nederlandse Defensie Academie, Lokatie KMA MPC 55A Postbus 90004 3509 AA Utrecht Nederlandse Defensie Academie, Faculteit Militaire Wetenschappen MPC 55A Postbus 90004 3509 AA Utrecht
3. Trip van
De la Reyweg 95
Tel PTT: 076 - 5273749
11
Het is mogelijk dat gedurende het jaar de ELO op een andres gehost zal gaan worden.
45
Zoudtlandtkazerne (catering, accommodatie) 4. Seeligkazerne (catering, accommodatie, IDL)
8.5.
4818 BA Breda
Fellenoordstraat 93 Breda
Tel MDTN:*06 529 74911 Tel PTT: 076 527 49 11
Nederlandse Defensie Academie, Lokatie IDL MPC 55A Postbus 90004 3509 AA Utrecht
Locaties Den Helder
Bron: Google Maps Bezoekadres:
Telefonisch contact:
Postadres: Nederlandse Defensie Academie, Lokatie KIM MPC 55A Postbus 90004 3509 AA Utrecht Nederlandse Defensie Academie, Lokatie FMW/KIM MPC 55A Postbus 90004 3509 AA Utrecht
1. KIM (onderwijs, accommodatie, bibliotheek)
Het Nieuwe Diep 8 1781 AC Den Helder
Tel: 0223-657514 (Onderofficier van de Wacht)
2. FMW (onderwijs, onderzoek)
Het Nieuwe Diep 8 1781 AC Den Helder
Tel: 0223-657514 (Onderofficier van de Wacht)
46
8.6.
Bibliotheek en mediatheek
Bibliotheek Breda
Bibliotheek Den Helder
Bezoekadres: Kasteelplein 10 4811 XC BREDA Nederlandse Defensie Academie lokatieKMA MPC 55A Postbus 90004 3509 AA Utrecht Telefoon: Tel MDTN: *06 529 74911 Tel PTT: 076 527 49 11 Fax MDTN: *06 529 73521 Fax PTT: 076-5273521
Bezoekadres: Het Nieuwe Diep 8 1781 AC Den Helder Nederlandse Defensie Academie lokatieKIM MPC 55A Postbus 90004 3509 AA Utrecht Telefoon: Tel 0223-657691 Fax 0223-657324
De bibliotheek van de NLDA is gespecialiseerd in militair-wetenschappelijke literatuur, met in toenemende mate digitale bronnen. De catalogus is o.a. online te raadplegen via http://bibliotheeknlda.org/
8.6.1. Mediatheek Behalve een bibliotheek is er ook nog een mediatheek. De mediatheek heeft een grote collectie videobanden en DVDs over militair relevante onderwerpen, trainingen, sport e.d. De mediatheek is een onderdeel van het Bureau Multimedia.
47
DEEL 3 - CURSUSSEN IN DE BACHELOROPLEIDING KRIJGSWETENSCHAPPEN
Dit deel beschrijft in meer detail de verschillende cursussen die samen de bachelor Krijgswetenschap vormen. Per hoofdstuk worden de cursussen toegelicht die per semesters in opvolgende perioden worden gegeven.
In deze studiegids, uitgave juli 2014, zijn de cursussen voor de semesters 5 en 6 nog niet per cursus volledig ingevuld. Voor meer gedailleerde informatie wordt verwezen naar de studiewijzers van de betreffende cursussen.
48
9. Hoofdstuk 9 - Cursussen in het eerste semester Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de opzet en opbouw van de cursussen die in het eerste semester worden gegeven. Het eerste semester beslaat de perioden 1 tot en met 3.
9.1.
De Gemeenschappelijke Officiersopleiding (GOO)
Voor de GOO is een aparte studiegids samengesteld. In dit hoofdstuk zijn de cursussen aangegeven die in het eerste semester worden gegeven. Voor de cursuswijzers dient u de studiegids GOO te raadplegen. Naast de cursussen in de GOO volgt de KW student in het eerste semester de cursus Statistiek. De GOO omvat in totaal 30 ECn en de cursussen worden gegeven op Leids niveau 100. 9.1.1. Academische introductie (AI), 0 EC Tijdens de Academische Introductie (AI) worden jullie ingeleid in de wereld van de wetenschappelijke mores in het algemeen en in het bijzonder in relatie tot de krijgsmacht. Door middel van een casus worden de ethische en juridische spanningen die kunnen ontstaan tussen de krijgsmacht als geweldinstrument enerzijds en de wetenschap anderzijds onder de aandacht gebracht. In AI besteden we daarnaast aandacht aan het (leren) studeren in een academische omgeving en aan moderne onderwijsmiddelen zoals de elektronische leeromgeving (elo). Cursuscoordinatoren Breda en Den Helder: LKol Mr Drs. B.M.J. Pijpers en drs Maj R. Sinterniklaas. 9.1.2. Inleiding Oorlog en Veiligheid (IOVH), 4 EC In dit vak gaan we aan de hand van theorie¨en met betrekking tot oorlog en veiligheid in op de vraag wat oorlog en gewapend conflict is. Daarbij staan verschillende vormen van oorlog en de actoren betrokken bij oorlog zoals internationale organisaties en niet-statelijke actoren, centraal. Verder besteden we aandacht aan Nederland als veiligheidsactor in de internationale arena. Cursuscoordinator Breda en Den Helder: Dr M.G.D. Rothman en Mw drs. S.N. Mengelberg 9.1.3. Inleiding Militaire Operaties (IMO), 4 EC Naast een inleiding waarin we de terminologie en de centrale thema’s van militaire operaties behandelen, bespreken we in dit vak de context, de rationale en het uitvoeren van militaire inzet in reguliere- en irreguliere conflicten (Regular en Irregular Warfare) en in wederopbouw situaties (Stabilization Operations). Cursuscoordinator Breda en Den Helder: LKol Mr. Drs. B.M.J. Pijpers
49
9.1.4. GOO cursus: Humanitair Oorlogsrecht (HOR), 4 EC Legitimiteit van geweldgebruik en de regulering van geweld komen in dit vak aan de orde. We starten met de uitleg van sociale en juridische legitimiteit als vereiste voor het militair optreden. Vervolgens geven we een overzicht van het humanitair oorlogsrecht (HOR) in het algemeen, waarna we ons richten op de vijf grondbeginselen van het HOR. Deze vijf grondbeginselen staan centraal in dit vak. De beginselen worden besproken aan de hand van het targeting-model. Als afsluiting zoomen we uit naar legitimiteit en besteden we aandacht aan andere mechanismen voor de regulering van geweldgebruik, waaronder rules of engagement (ROE), command responsibility en de toetsing van militair optreden. Cursuscoordinator: Breda en Den Helder : LTZA1 mr. M.D. Fink
9.1.5. GOO cursus: Defensie Organisatie (DO), 4 EC De positionering van de krijgsmacht in haar omgeving en de daarvan afgeleide strategische keuzes vormen het hart van het vak Defensie Organisatie. In dit vak gaan we in op het feit dat een organisatie bewust of onbewust een corporate strategie kan volgen. Ook het strategieformuleringsproces kan bewust of deels onbewust verlopen. Daarnaast kan de mate van rationaliteit en het aspiratieniveau een grote invloed hebben op de uitkomst van de geformuleerde strategie. Naast verschillende perspectieven voor strategieformulering zijn de interne en externe analyse van de organisatie belangrijke aspecten. Voor beide analyses zijn diverse instrumenten en aanpakken voorhanden. Volgens de rationele kijk vloeit hier een aantal keuzemogelijkheden voor de organisatie uit voort. Specifieke keuzes, gemaakt door de Nederlandse krijgsmacht, diepen we met behulp van case-materiaal in werkcolleges verder uit. Cursuscoordinator: Breda en Den Helder: Dr E.J. de Waard 9.1.6. Inleiding militaire systemen (IMS), 6 EC Hedendaagse militaire operaties zijn ondenkbaar zonder allerlei technische hulpmiddelen. Het scala aan technische systemen waarover een krijgsmacht kan beschikken is enorm groot. Om bij de voorbereiding van een militaire operatie te komen tot een juiste keuze van in te zetten technische middelen en om de technische capaciteiten van een mogelijke tegenstander goed in te schatten, is niet alleen kennis nodig van de mogelijkheden, beperkingen en prestaties van de eigen technische systemen maar is ook kennis nodig van de technische systemen van mogelijke tegenstanders. Daarom behandelen we bij IMS aan de hand van een abstract model voor een militair systeem allerlei concrete militaire systemen voor gebruik op het land, in de lucht, ter zee en in de ruimte. Technische systemen worden doorlopend verbeterd; oude systemen faseren uit, nieuwe worden ingevoerd. Om jullie een idee te geven hoe het proces van behoeftestelling voor nieuw materieel tot en met de afstoting van oud materieel in elkaar zit en welke technische ontwikkelingen gaande zijn, geven we jullie een aantal(gast)lezingen over de materieelscyclus bij de krijgsmacht en over trends & toekomst. Cursuscoordinator: Breda: Ing. C.A.A. Vermeer Den Helder: C.A. Scheele MSc
50
9.1.7. Academische Vaardigheden (AcVa)
Bij het onderdeel Argumentatieleer wordt allereerst ingegaan op hoe een betoog kan worden geanalyseerd en beoordeeld op deugdelijkheid. In het onderdeel Wetenschapsfilosofie wordt vervolgens kennisgemaakt met een aantal belangrijke visies op de ontwikkeling en methodologie van de natuurwetenschappen. Hierbij worden kentheoretische achtergronden geïntroduceerd die ook van belang zijn voor de sociale en γ -wetenschappen zoals economie en managementstudies. Vervolgens komt een aantal belangrijke benaderingen uit de sociale wetenschappen aan de orde en maakt men kennis met onderzoeksstrategieën, zoals deze gebruikt worden in de krijgswetenschappen, militaire bedrijfswetenschappen en in de studierichting militaire systemen en technieken. Officieren van de krijgsmacht moeten niet alleen kennis van allerlei aspecten van militaire operaties hebben, zij moeten ook in staat zijn hierover (en over andere onderwerpen) zowel schriftelijk als mondeling helder te communiceren. Daarom beginnen we in de GOO met de vakken Wetenschapsfilosofie & Argumentatie en Communicatieve Vaardigheden Nederlands en Engels. Cursuscoordinator Wetenschapsfilosofie & Argumentatie Breda en Den Helder: Mw dr. E. Rijsdijk Cursuscoordinator Communicatieve Vaardigheden Nederlands Breda: Mwdrs. L.J.M. van de Pol Den Helder: Mw drs. E.M. Kampen Cursuscoordinator Communicatieve Vaardigheden Engels Breda: Drs. J.M.G. Gruson Den Helder Mw K.M. Beckwith MA
51
9.2. Cursus Statistiek (STA) 9.2.1. Inleiding De cursus statistiek geeft een herhaling, verdieping en uitbreiding van de onderwerpen die in het voortgezet onderwijs zijn behandeld en is een onderdeel van de leerlijn methoden en technieken van onderzoek. De cursus omvat 4 ECn en wordt gegeven op Leids niveau 100. 9.2.2. Referentie aan de eintermen Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen bezit de houding, interesse en basisvaardigheden, die nodig zijn om een vervolgstudie zelfstandig af te ronden. Hij is in staat zelfstandig de methoden en technieken van onderzoek toe te passen die nodig zijn voor de bestudering van historische casuïstiek, voor casestudies en voor operationele analyse van besluitvormingsprocessen”. 9.2.3. Cursusdoelstellingen Het kunnen toepassen van basisbegrippen, principes en methoden uit de statistiek bij het uitvoeren van kwantitatief onderzoek. 9.2.4. Opbouw van de cursus De cursus bestaat twee delen te weten kansverdelingen en verklarende statistiek: Bij kansverdelingen wordt ingegaan op de algemene principes van discrete en continue kansverdelingen. Hierbij wordt het accent gelegd op het gebruik en toepassingen van de normale verdeling, binomiale verdeling evenals de Poissonverdeling inclusief het Poissonproces. Bij de verklarende statistiek gaat het om de algemene principes van schatten en toetsen van parameters. Hierbij wordt naast de gebruikelijke methoden ook aandacht geschonken aan toetsen met Chi-kwadraat verdeling, F-verdeling en verschiltoetsen. Tot slot wordt een inleiding gegeven in de beginselen van lineaire regressie. 9.2.5. Aanvangsniveau Als aanvangssniveau geldt: VWO met wiskunde A1, A2 of B1 in het pakket. 9.2.6. Academische vaardigheden Cursus is onderdeel van de leerlijn Methoden en Technieken van Onderzoek (MTO) 9.2.7. Literatuur -
Buijs, A. (2003) Statistiek om mee te werken. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff. ISBN-90207-3186-6. Buijs, A. (2003) Statistiek om mee te werken. Opgaven. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff. ISBN-90-207-3187-4.
52
9.2.8. Didactische werkvormen De theorie zal door middel van een combinatie van hoor-en werkcolleges worden uitgelegd en eigen gemaakt. 9.2.9. Meting en toetsing
Schriftelijk tentamen hoofdstuk 4 t/m 7. Schriftelijk tentamen hoofdstuk 8 t/m 11 en hoofdstuk 13 (t/m par. 13.2). Voor beide tentamens moet minimaal 50 punten gehaald worden, waarbij het gemiddelde tenminste 55 punten bedraagt. Beide onderdelen hebben een gelijke wegingsfactor.
9.2.10. Programmaoverzicht COLLEGE
ONDERWERP:
HC
WC
ZS
LITERATUUR / THEMA’S
01
Inleiding in de cursus Kansverdelingen Normale verdeling Binomiale verdeling Poissonverdeling Tentamen Schatten Toetsen Chi-kwadraat Verschiltoetsen Inleiding lineaire regressie Tentamen TOTAAL
2
2
2
Hoofdstuk 1 t/m 3
2 2 2 2
2 4 4 4
4 6 6 4
Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7
2 2 2 2 2
2 4 4 4 4
4 8 6 8 4
Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 9 Hoofdstuk 10 Hoofdstuk 11 Hoofdstuk 13 (t/m par 13.2)
20
34
52
02 03 04 05 06 07 08 09 10
9.2.11. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
WC
ZS
TOTAAL
Collegecyclus Tentamens 2 x
20 -
34 6
52 -
106 6
Totaal
20
40
52
112
53
10. Hoofdstuk 10 - Cursussen in het tweede semester Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de opzet en opbouw van de cursussen die in het tweede semester worden gegeven. Het tweede semester beslaat de perioden 4 en 5.
54
10.1. Cursus Evolutie van Krijgsmacht en Oorlogvoering (EKO) 10.1.1. Inleiding De cursus Evolutie van Krijgsmacht en Oorlogvoering (EKO) verschaft basiskennis en -inzicht in de geschiedenis van de oorlogvoering ter zee, te land en in de lucht, vanaf de vroegmoderne tijd tot het heden. Zowel een synchroon- als een diachroon perspectief zal daartoe worden aangewend. Met andere woorden: de aandacht zal zowel uitgaan naar de wisselwerking tussen militaire organisaties / -operaties en de politieke, sociaal-economische, culturele en technologische context enerzijds (m.a.w. de tijd van ontstaan), als de transformatie van het militaire apparaat / operationele optreden door de eeuwen heen anderzijds (m.a.w. de ontwikkeling door de tijd heen). Kennisoverdracht staat centraal, gezien het feit dat het een propedeutische vak betreft. Voor de opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen (MBW) vormt het vak een eerste kennismaking met een aantal kernbegrippen en kernproblemen uit deze discipline, zoals: de repercussies van de inzet van technische systemen op de bedrijfscultuur en het opereren van de krijgsmacht; de uitwerking van ‘externe’ invloeden op een organisatie; de invloed van schaalvergroting en omvang van een krijgsmacht; problemen op het vlak van het spanningsveld tussen beheersbaarheid en flexibiliteit. De relevantie van theoretische concepten uit de discipline MBW zal aan de hand van historische casuïstiek empirisch worden gedemonstreerd. De cursus EKO verschaft voor studenten Krijgswetenschappen (KW) een belangrijke kennisbron om het karakter en de historische ontwikkeling van het verschijnsel oorlog(voering) beter te leren begrijpen. In de cursus komen daartoe de diverse wijzen waarop in het verleden oorlogen zijn gevoerd aan de orde (op strategisch, operationeel én tactisch-technisch niveau), zowel als de achterliggende veranderingen op het terrein van de maatschappelijk-culturele inbedding, politieke aansturing, werving en financiering van betrokken krijgsmachten. De cursus verschaft voor de studenten KW tevens de historische achtergrond voor de vakken Logica van Geweld, Militaire Geschiedenis, Methoden en Technieken van Onderzoek II, en het Integratieproject Normandië. De Evolutie van Krijgsmacht en Oorlogvoering omvat 6 ECn op Leids niveau 100. Cursuscoordinator is Drs. H. de Jong 10.1.2. Referentie aan de eindtermen Voor studenten MBW:
Een student die de cursus Evolutie van Krijgsmacht en de Oorlogvoering met goed gevolg heeft afgerond, heeft aantoonbare kennis en inzicht in de ontwikkeling van het gebruik van het militaire machtsinstrument door de eeuwen heen, als één van de machtsmiddelen van een staat. Een student die de cursus De Evolutie van Krijgsmacht en de Oorlogvoering met goed gevolg heeft afgerond, heeft aantoonbare kennis en inzicht in de context (historisch, maatschappelijksociaal, cultureel, technologisch en bedrijfskundig) waarin, en de middelen waarmee, en de wijze waarop de krijgsmacht haar taken moet uitvoeren. Een student die de cursus De Evolutie van Krijgsmacht en de Oorlogvoering met goed gevolg heeft afgerond, kan problemen met betrekking tot de inrichting en besturing van organisaties en
55
de defensieorganisatie analyseren, interpreteren en verklaren met behulp van begrippen en benaderingswijzen uit militaire bedrijfswetenschappelijke kennis en inzichten. Een student die de cursus De Evolutie van Krijgsmacht en de Oorlogvoering met goed gevolg heeft afgerond is in staat zijn kennis, inzicht, oordeel en visie over te brengen op een publiek bestaande uit vakgenoten en niet-vakgenoten, zowel mondeling als schriftelijk, in de Nederlandse taal in de vorm van een presentatie of korte schriftelijke neerslag.
Voor studenten KW:
Een student die de cursus Evolutie van Krijgsmacht en de Oorlogvoering met goed gevolg heeft afgerond, heeft aantoonbare kennis en inzicht in de ontwikkeling van het gebruik van het militaire machtsinstrument door de eeuwen heen, als één van de machtsmiddelen van een staat, Een student die de cursus Evolutie van Krijgsmacht en de Oorlogvoering met goed gevolg heeft afgerond, heeft aantoonbare kennis en inzicht in de context (historisch, maatschappelijk-sociaal, cultureel, technologisch en bedrijfskundig) waarin, en de middelen waarmee, en de wijze waarop de krijgsmacht, Een student die de cursus De Evolutie van Krijgsmacht en de Oorlogvoering met goed gevolg heeft afgerond is in staat zijn kennis en inzicht over de dynamiek en het karakter van het militaire machtsinstrument toe te passen, door de besluitvorming achter daadwerkelijke historische casuïstiek te reconstrueren, en vast te stellen welke doorslaggevende invloedsfactoren tot een besluit hebben geleid, en operaties in verleden af te zetten tegen huidige doctrines en conclusies te trekken over de validiteit van deze doctrines en over mogelijke implicaties voor de toekomst. Een student die de cursus De Evolutie van Krijgsmacht en de Oorlogvoering met goed gevolg heeft afgerond is in staat zijn kennis, inzicht, oordeel en visie over te brengen op een publiek bestaande uit vakgenoten en niet-vakgenoten, zowel mondeling als schriftelijk, in de Nederlandse taal in de vorm van een presentatie of korte schriftelijke neerslag.
10.1.3. Cursusdoelstellingen De student die de cursus met goed gevolg heeft afgerond is in staat: a. de belangrijkste ontwikkelingen wat betreft vorming en karakter van krijgsmachten, operationeel optreden, en theorievorming over oorlogvoering van de 16e tot en met de 20e eeuw weer te geven (maritiem, amfibisch, land én lucht), b. de verschijningsvormen van krijgsmachten en hun manieren van oorlogvoering in deze periode te analyseren en verklaren, aan de hand van de veranderende historische setting / context, technologische ontwikkelingen en militair-theoretische concepten, c. de belangrijkste ontwikkelingen in beheer, aansturing en logistiek van militaire organisaties in genoemde periode weer te geven; deze te analyseren en te verklaren aan de hand van relevante bedrijfskundige concepten en technologische ontwikkelingen
10.1.4. Opbouw van de cursus De cursus begint met de ingrijpende veranderingen in de oorlogvoering in de 16e en 17e eeuw. Vervolgens worden chronologisch de belangrijkste karakteristieken en ontwikkelingen uit de westerse wijze van oorlogvoeren behandeld, uit de daarop volgende perioden. Daarbij zal met name steeds aandacht worden besteed aan de organisatie en aansturing van Westerse krijgsmachten, de sociaal-
56
maatschappelijke en politiek-culturele inbedding, als ook aan de technologische ontwikkelingen. In een drietal werkcolleges zal, vanuit bedrijfswetenschappelijk perspectief, nader worden ingegaan op een aantal relevante sociaal-wetenschappelijke kernvraagstukken. 10.1.5. Academische vaardigheden Academische vaardigheden zijn een wezenlijk bestanddeel van de cursus. De academische vaardigheden opgedaan in de cursussen ‘leerlijnen communicatieve vaardigheden in de Nederlandse taal’ en ‘methoden en technieken van onderzoek’ worden in deze collegecyclus versterkt. 10.1.6. Aanvangsniveau Bij de cursus De Evolutie van Krijgsmacht en de Oorlogvoering wordt er van uitgegaan dat academische vaardigheden op 100-niveau worden beheerst. 10.1.7. Literatuur Voor deze collegecyclus is de volgende literatuur benodigd:
L. Addington, The Patterns of War Through the Eighteenth Century (Bloomington 1990) L. Addington, The Patterns of War Since the Eighteenth Century (Bloomington 1994) Reader c.q. opdrachten i.v.m. de bedrijfswetenschappelijke werkcolleges / cases. 10.1.8. Didactische werkvormen
De cursus is opgebouwd rondom een 13-tal hoorcolleges, van elk drie lesuren. Deze hoorcolleges bieden het overzicht van de leerstof op hoofdlijnen. In deze hoorcolleges zal steeds gebruikt worden gemaakt van audiovisuele introducties, waarna de belangrijkste militair-historische karakteristieken en ontwikkelingen per tijdperk zullen worden besproken, waarna geëindigd zal worden met de (militair-operationele) analyse van een belangrijke historische case. In een drietal werkcolleges zal nader worden ingegaan op een aantal relevante bedrijfswetenschappelijke perspectieven, en de bijbehorende analytische concepten. Het didactische concept ‘activerend leren met gestructureerde zelfstudie’ vormt in deze cursus de leidraad: van de student wordt verlangd dat hij/zij zich door zelfstudie de (tentamen)stof eigen maakt.
10.1.9. Meting en toetsing De eindwaardering voor de cursus Evolutie van Krijgsmacht en de Oorlogvoering komt tot stand door de waardering voor een schriftelijk tentamen aan het einde van de collegecyclus, en de waardering voor de studentenbijdrages aan de werkcolleges. Voor de meting en toetsing zijn de vigerende Onderwijs- en Examenreglementen van de opleidingen KW en MBW van toepassing. Het behalen van een voldoende of hoger voor deze cursus levert 6 ECn op. In overeenstemming met voornoemde examenregelingen dient het tentamencijfer tenminste 55 of hoger te zijn.
57
Het schriftelijk tentamen omvat:
L. Addington, The Patterns of War Through the Eighteenth Century (Bloomington 1990): de opgedragen hoofdstukken (IV, V en VI). Facultatief zijn: H I-III L. Addington, The Patterns of War Since the Eighteenth Century (Bloomington 1994): compleet Reader of verstrekte teksten i.v.m. de bedrijfswetenschappelijke werkcolleges / cases Alle hoor- en werkcollegestof.
NB: ook de niet in de colleges behandelde onderwerpen uit de literatuur behoren tot de tentamenstof. 10.1.10. Programmaoverzicht COLLEGE ONDERWERP EKO 01
Oorlog en geschiedenis. Een inleiding
HC WC
ZS
LITERATUUR / THEMA’S
3
5
Opzet cursus
Geschiedenis als kennisbron voor het verschijnsel oorlog: een verkenning Historiografische benaderingen en scholen
EKO 02
Landoorlogvoering in de vroegmoderne periode. Van belegering naar beweging,1500-1800
3
Vroeg-moderne oorlogen. Ontstaan, ontwikkeling en gebruik van: piek, buskruit, musket, moderne artillerie, etc. De oorsprong van de Nederlandse Staat en krijgsmacht. Karakter en functioneren van het Staatse leger. Het optreden van Maurits, Frederik Hendrik, Gustavus Adolphus en Willem III. De relatie daarvan tot de ‘militaire revolutie’. Belegeringsoorlogvoering en ‘manoeuvre’. Vauban en Van Coehoorn. Vestingwerken, gebastioneerde forten en belegeringstactieken. De neergang van de Republiek. De opkomst van Frankrijk (Lodewijk XIV), Engeland (Marlborough) en Pruisen (Frederik de Grote). Veldlegers en veldslagen in de 17-e en 18-e eeuw. Kabinetsoorlogen, ‘beperkte’ oorlogvoering, logistiek en magazijnstelsel
7
Case: de Slag bij Leuthen, 1757
EKO 03
Oorlogvoering op zee in de vroeg-moderne tijd. Maritieme ontwikkelingen 1500-1800
3
Een Military Revolution op zee? Werving, bekostiging, beheer, functioneren en tactieken van vroeg-moderne vloten. Scheepsbouw, ‘Oude en nieuwe marine’, het ontstaan van het linievaren, etc. De Staatse vloot in relatie tot de vloten van Spanje, Frankrijk en Engeland. De betekenis daarbinnen van watergeuzen, admiraliteiten, scheepstechniek, Tromp, De Ruyter, Nelson, etc. Vroeg-moderne maritieme strategieen, en hun relevantie voor hedendaags optreden
7
Case: de Zeeslag bij Kijkduin, 1673
EKO 04
Total war? Oorlogvoering ten tijde van de Franse revolutie en
3
Conceptuele en technologische vernieuwingen vanaf 1750. Formalisering en professionalisering van de krijgsmachten en militaire opleidingen. De Amerikaanse Onafhankelijkheids-
7
58
Napoleon
oorlog. Het begin van de nationale oorlogen? De Franse Revolutie: de levée en masse, en andere revolutionaire vernieuwingen. Napoleontische oorlogvoering. Strategische innovaties, tactieken, logistiek, etc. Napoleon: geniaal innovator of briljant uitvoerder? De geallieerde reacties op Napoleon Case: de Slag bij Waterloo, 1815
EKO 05
Werkcollege I
3
Een bedrijfskundig perspectief: omvang van legers, schaalvergroting en de politiek-maatschappelijke invloed op krijgsmachtvorming
7
Introductie bedrijfskundig begrippenkader / werkcollegeopdracht
EKO 06
Militair-historische onte wikkelingen in de 19 eeuw. Politiek, nationalisme, schaalvergroting en technologische innovaties
3
De erfenis van Napoleon (Jomini & Clausewitz). Het Concert van Europa. Nationalisme en romantiek. Inzet van legers tegen de (eigen) bevolking. Technologische innovaties: de militaire consequenties van de Industriële Revolutie (wapens/spoorwegen).
7
Schaalvergroting: legervorming, dienstplicht, massalegers, generale staf, logistiek. Het ontstaan van ‘moderne’ legers en legervorming. Negentiende-eeuwse oorlogen: Krimoorlog, Civil War, Duitse en Italiaanse eenwordingsoorlogen. De maritieme wapenwedloop rond 1900 Case: de Frans-Duitse oorlog van 1870-71
EKO 07
De Eerste Wereldoorlog, 1914-1918. Vastgelopen fronten, of een dynamische oorlog?
3
Ontstaan en begin van het conflict. Globaal verloop, op land en op zee. De diverse fronten. Het functioneren van de loopgraven-oorlog. Technologische vernieuwingen: gas, mijnen, tanks, luchtvaart, verbindingen. De ontwikkelingen na 1917: stormtroepen, etc.
7
Case: de vier slagen bij Ieper, 1914-1918
EKO 08
Het interbellum, 19181939. Verwerking, doorwerking én opmaat
3
Politiek-economische en militaire gevolgen van WO1. Militair-theoretische verwerking van WOI: Fuller, Liddell Hart, Douet, Tuckachevsky, Von Seeckt, Guderian, etc. Ontwikkelingen op het gebied van: airpower (strategisch bombarderen), gemechaniseerd en gemotoriseerd optreden (ontstaan van de patserdivisie), maritiem optreden (komst van het vliegkampschip en de verbetering van de onderzeeër) en amfibisch optreden (theorie en praktijk). De opmerkelijke nationale diversiteit w.b. militaire denkbeelden, aanvals-en verdedigingsplannen en inrichting van de krijgsmachten
7
Case: de Franse verdedigingsplannen 1939-1940
EKO 09
De Tweede Wereldoorlog I, 1939-1945.Het Westfront en het Oostfront in Europa: Blitzkrieg?
3
De oorzaken van WOII. Het Duitse leger 1933-1941. De Duitse veldtochten van 1939 (Polen) en 1940 (Nederland, België, Frankrijk). Karakteristieken en ontwikkelingen van het Duitse militaire optreden. Blitzkrieg? Operatie Barbarossa. De geallieerde reacties. Raids, strategische bombardementen, operaties in Afrika en Italië, Overlord (techniek,
7
59
logistiek, airpower). ‘Why the Allies won’ (R. Overy) Case: operatie Gomorrha. Het strategische luchtbombardementen op Hamburg, 1943
EKO 10
Werkcollege II
2
Een bedrijfskundig perspectief: de interactie tussen technische systemen en militaire organisaties
7
Werkcollegeopdracht
EKO 11
Wereldoorlog II, 19411945. De oorlog in de Pacific
3
Maritieme ontwikkelingen 1900-1945: onderzeebootoorlogvoering, slagschepen, vliegkampschepen, amfibische ontwikkelingen. De strategische setting. De Japanse expansie en aanvallen van 1941- 1942. Oorlogvoering in de Pacific in de praktijk: Coral Sea, Midway, Island Hopping, CB’s, Nimitz vs MacArthur, (strategische) bombardementen op Japan, etc. De inzet van het atoomwapen
7
Case: Guadalcanal, 1942-1943
EKO 12
De Koude Oorlog. Nucle- 3 aire oorlogvoering, 19451991
De wereld na 1945. Nucleaire afschrikking. Technologische ontwikkelingen en strategische denkbeelden. Nucleaire ‘scholen’.
7
De rol van Strategic Air Command. De NAVO: verdedigingsplannen. Cuba-crisis en Berlijn. Conventionele oorlogen onder de atoomparaplu: Korea-oorlog, Suez-oorlog, Zesdaagse Oorlog , Yom Kippur Oorlog en Vietnam. War by proxy. De politieke, nucleaire en militaire ontwikkelingen na 1970. Het einde van de Koude Oorlog Case: Cuba-crisis 1962 / McNamara
EKO 13
EKO 14
Werkcollege III
Kolonisatie, dekolonisatie, en ‘irreguliere oorlogvoering’. De western way of warfare en nietwesterse militaire geschiedenis
2
3
Een bedrijfskundig perspectief: militaire organisaties en omgevingsdynamiek
7
Werkcollegeopdracht Theorievorming over A western way of warfare. Nietwesterse en pre-moderne oorlogvoering. Koloniaal optreden en nationale stijlen daarvan (Algerije, Bugeaud, Indochina, Lyautey, Gallieni, mission civilicatrice, tache d’huile, Indian Mutiny, Zulu-wars, Africans en Indians, KNIL, Atjeh en VPTL, etc). Nationale stijlen van COIN-optreden in de dekolonisatieoorlogen na 1945 ( Indonesië, Algerije, Maleisië, Indochina, Kenia, Aden, Vietnam). Relatie met huidige (stijlen van) counter-insurgency. Aandacht voor complexiteit van proces van modernisering en globalisering. Ahv: keizerlijk China, Opium-oorlog, Taiping-rebellie, Boxer-opstand, communisme, opening en modernisering van Japan na 1854, Mejirestauratie en Japans-Russische Oorlog, omslag van Ottomaanse troepen naar modern nationaal Turks leger, Afrikaanse ontwikkelingen
7
Case: Algerije, 1954-1962
EKO 15
Oorlogvoering na 1989, I. 3 De val van de muur: een
De conventionele conflicten uit de late Koude Oorlog (Israelisch-Arabische conflicten, Falkland-oorlog, AirLand battle)
7
60
paradigma-shift?
en de veranderingen en ontwikkelingen sinds 1989 die daarop voortbouwden / volgden. Desert Storm (1991) als illustratie. Een paradigma-shift? De val van de muur en de militaire consequenties ervan. Oorlogvoering na de Koude Oorlog: VN-vredesmissies, peace-keeping, peace-enforcing, nationbuilding, stabilisatie-operaties, war amongst the people. Nog een paradigma-shift? Balkan-conflicten, Kosovo, Macedonië, Cambodja. Operaties in Afrika: Ethiopië-Eritrea, Kongo, Somalië, Sudan, etc. Case: Zuidelijk-Afrika, 1945-2013
EKO 16
Oorlogvoering na 1989, II. Semper aedem, sed aliter?
3
Technologische transformaties en de Revolution in Military Affairs. Ontstaan van nieuwe vormen van Joint Operations, Network Centric Warfare, Effects Based Operations, en modulaire expeditionaire legers. Drones en cyber. De opkomst van violent non-state actors. De rol van religie en radicale ideologieën na 9/11. De oorlogen in Irak en Afghanistan als voorbeelden. Huidige COIN. Media en oorlogvoering. Denkbeelden over huidige en toekomstige oorlogvoering. Fouth generation warfare? Hybrid warfare? Afsluitende reflecties vanuit historisch perspectief aan de hand van rol van techniek in de militaire geschiedenis, over de spanning tussen continuïteit en verandering
7
Case: Operatie Anaconda, Fallujah en The Surge. De toekomst van oorlogvoering?
EKO 17 EKO 18
Responsiecollege Tentamen
TOTAAL
3 42
2
7
9
117
61
10.2. Cursus Methoden en Technieken van Onderzoek I (MTO-I) 10.2.1. Inleiding Krijgswetenschap (KW) is een wetenschappelijke discipline, die gebruik maakt van inzichten en methoden uit tal van aanpalende wetenschappen waaronder geschiedenis, recht en de leer der internationale betrekkingen. De leerlijn Methoden en Technieken van Onderzoek (MTO) binnen KW bestaat uit een aantal vakken waarvan dit na het introducerende vak “Wetenschapsleer, MTO en argumentatie” de tweede is. De totale leerlijn MTO dient uiteindelijk binnen de studierichting KW te leiden tot de vaardigheid om zelfstandig een beperkt onderzoek te ontwerpen, uit te voeren en hierover te rapporteren. De scriptie aan het einde van de opleiding wordt als de uiteindelijke proeve van bekwaamheid in de leerlijn gezien. MTO1 bestaat uit een inleiding in de methoden van onderzoek en een nadere kennismaking met de methodologische grondslagen voor de kwalitatieve en kwantitatieve wijzen van analyseren van gegevens. Het conceptueel onderzoeksontwerp staat daarbij centraal. Zowel het verkennen van praktische als theoretische relevante en complexe vraagstukken en het formuleren van een probleemstelling komen aan de orde. De verschillende kwalitatieve en kwantitatieve analysemethoden evenals de kwaliteitsaspecten van onderzoek zijn verder belangrijke onderwerpen in deze cursus. Hiermee wordt een basis gelegd die in de volgende semesters zal worden verbreed naar de behoefte van de verschillende studierichtingen. Voor MTO1 in de gemeenschappelijke propedeuse geldt dat het vak inhoudelijk alle studierichtingen en krijgsmachtdelen betreft. Het heeft een omvang van 3 ECT (3 x 28 uur) en draagt bij tot de ontwikkeling van academische vaardigheden die benodigd zijn om theoretische of praktische relevante vraagstukken te analyseren door het combineren van bestaande kennis alsmede het verwerven van nieuwe kennis. Cursuscoordinator is Dr T.P. op den Buijs 10.2.2. Eindtermen MTO
Plaats van de onderzoeksmethodologie kunnen begrijpen; Een (complex) probleem of vraagstuk nader kunnen analyseren en beschrijven; Doel- en vraagstelling voor onderzoek kunnen formuleren; Conceptueel model voor onderzoek kunnen opstellen en belangrijke begrippen kunnen operationaliseren en definieren. Kwaliteitscriteria van onderzoek kunnen onderscheiden en beargumenteren (betrouwbaarheid, validiteit, generaliseerbaarheid); Soorten kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksstrategieen kunnen onderscheiden en keuze kunnen beargumenteren (case study, simulatie, experiment, survey, bronnenonderzoek). Keuze voor waarneming- en dataverzamelingsmethoden kunnen beargumenteren; Keuze voor geschikte waarnemings en dataverzamelingsmethoden kunnen beargumenteren; Elementaire vormen van kwalitatieve en kwantitatieve methoden van dataverwerking en analyse beperkt kunnen toepassen en interpreteren; Wetenschappelijke bronnen kunnen selecteren (o.a. met diverse zoekfuncties) en beoordelen op waarde voor onderzoek; analyseren en beoordelen van een onderzoeksrapportages en wetenschappelijke artikelen op gehanteerde onderzoeksopzet en methodologie en daarover kritische en ethische vragen kunnen stellen.
62
10.2.3. Cursusdoelstellingen De de cursist kan vanuit een gesignaleerd probleem (theoretisch of praktisch) een beknopte probleemstelling formuleren en vervolgens een onderzoeksplan opstellen; kan geschikte bronnen verzamelen en een beargumenteerde keuzes maken voor geschikte analyse methoden en kan dit in overeenstemming met de juiste onderzoeksstrategie en rechtvaardiging voor de oplossing verwoorden en beschrijven.
10.2.4. Literatuur
Voor het eerste deel het projectkader verkennen, de probleemstelling (doelstelling en vraagstelling), de strategiekeuze en het zoeken van bronnen: Verschuren, P. en Doorewaard, H. (2007), ‘Het ontwerpen van een onderzoek’, vierde druk, Utrecht: Lemma. Hoofdstukken 1- 7 en bijlage Conceptueel model + DVD materiaal. Voor het tweede en derde deel van de cursus, de kwantitatieve en kwalitatieve benaderingen van onderzoek, hoofdstukken uit: Saunders, M., Lewis, P. en Thornhill, A. (2011). ‘Methoden en technieken van onderzoek’, vijfde editie, Pearson Prentice Hall. Reader met uitreikstukken, oefenopdrachten (oefententamens, interviews en scripties); Ondersteuning door DVD/film/internet materiaal.
10.2.5. Didactische werkvormen werkcolleges/ responsiecollege/ zelfwerkzaamheid
10.2.6. Meting en - werkstuk onderzoeksopzet algemeen [o/v]; - toets kwantitatieve onderzoeksmethoden [50%]; - opdracht kwalitatieve onderzoeksmethoden [50%]. 10.2.7. Programma overzicht COLLEGE
THEMA
1 t/m 6
Projectkader, probleemstelling, strate-
H1 t/m H7 uit:
giekeuze.
Verschuren, P. en Doorewaard, H. (2007), ‘Het ontwerpen van een onderzoek’, vierde druk, Utrecht: Lemma.
Kwantitatieve benadering van onderzoek
Hoofdstukken uit:
7 t/m 12
LITERATUUR
Saunders, M., Lewis, P. en Thornhill, A. (2011). ‘Methoden en technieken van onderzoek’, vijfde editie,
63
OPDRACHT Projectkader leren verkennen; doelstelling en vraagstelling formuleren en toetsen aan criteria; strategiekeuze bepalen
Kwantitatieve methoden en analyse technieken; kwaliteitsaspecten en bronnen
Pearson Prentice Hall.
13 t/m 18
Hoofdstukken uit:
Kwalitatieve benadering van onderzoek
Saunders, M., Lewis, P. en Thornhill, A. (2011). ‘Methoden en technieken van onderzoek’, vijfde editie, Pearson Prentice Hall.
Kwalitatieve methoden en analyse technieken; kwaliteitsaspecten en bronnen
10.2.8. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
WC
ZS
TOTAAL
Probleemverkenning en probleemstelling Kwantitative benadering Kwalitatieve benadering
-
12
16
28
-
12 12
16 16
28 28
36
84
10.3. Cursus Militair Leiderschap en Ethiek (MLE) 10.3.1. Inleiding De cursus Militair Leiderschap en Ethiek verschaft een beeld van de theoretische ontwikkelingen op de thema’s leiderschap in organisaties en ethiek. Daarnaast worden deze ontwikkelingen in de cursus toegepast op de militaire organisatie, in de vorm van literatuur, casuïstiek en het schrijven van een paper. De cursus MLE omvat 6 ECn en wordt gegeven op Leids niveau 200. Cursuscoordinator is Dr. P. Olsthoorn 10.3.2. Referentie aan de eindtermen Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen heeft aantoonbare kennis en inzicht in de gedragswetenschappelijke aspecten van leiderschap en groepsgedrag, vooral in stressvolle en levensbedreigende situaties, Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door leiderschaps- en groepsgedrag te duiden, gronden voor gedrag vast te stellen en consequenties te verbinden aan dit gedrag,
64
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat in werkelijke en gefingeerde casuïstiek van alle relevante gegevens te interpreteren en hierop een oordeel te vormen, gebaseerd op relevante sociaal-maatschappelijke en ethische aspecten; een oordeel te vormen over leiderschaps- en groepsgedrag, mede gebaseerd op sociaal-maatschappelijke en ethische aspecten. 10.3.3. Cursusdoelstellingen
Kunnen benoemen van basistheorieën van (militair) leiderschap. Inzicht hebben in factoren die het gedrag van individuen en groepen bij operationeel optreden beïnvloeden, zoals cohesie en moreel, stress, chaos en onzekerheid. Analyseren wat de consequenties daarvan voor militair leiderschap zijn. Uitleggen volgens welke principes leidinggevenden het functioneren van hun eenheid en de motivatie en het welzijn van hun mensen vooraf, tijdens en na de inzet in crisisomstandigheden kunnen bevorderen. De ethische dimensie en praktische functie van begrippen als moed, discipline en gehoorzaamheid bij het operationele optreden kunnen uitleggen. Het ontwikkelen van het gevoel voor een juiste balans voor genoemde begrippen. De ethische theorieën en concepten die relevant zijn voor de militaire praktijk adequaat kunnen gebruiken in confrontatie met ethische vragen en dilemma’s. Inzicht hebben in de verantwoordelijkheid van een commandant bij militaire operaties. Een oordeel kunnen vormen over hoe een commandant zijn/haar verantwoordelijkheden op een juiste manier kan uitoefenen. Het analyseren en beoordelen van een complexe situatie voor militair leidinggevenden aan de hand van bovenstaande thema’s. Het in eigen woorden kunnen presenteren en uitleggen van een complex artikel over sociaalpsychologische of ethische aspecten van leiderschap. Het kunnen formuleren van vraagstellingen die een zinvolle relatie leggen tussen theorie en militaire praktijk. Het kunnen analyseren van een complex probleem op het gebied van militair leiderschap aan de hand van een gegeven thema. De vraagstelling, de daarbij uitgevoerde analyses en conclusies op een heldere en juiste manier kunnen structureren en communiceren.
10.3.4. Opbouw van de cursus De cursus bestaat uit twee delen: 1. Acht bijeenkomsten waarin vraagstukken rond militair leiderschap geanalyseerd worden vanuit algemene leiderschapsliteratuur en sociaal-psychologische en ethische theorieën van militair leiderschap. Per bijeenkomst staat een van de volgende thema’s centraal: Introductie Basistheorieën leiderschapsgedrag Participatie, delegatie, empowerment Macht, beïnvloeding en gehoorzaamheid Situationeel leiderschap en transformationeel leiderschap Teamleiderschap en moreel Stress en leiderschap Moreel verantwoord leiderschap
65
2. Vijf bijeenkomsten die grotendeels door studenten worden georganiseerd en waarover zij een werkstuk schrijven: Leiderschap versus management ‘Moral disengagement’ en normvervaging Professionaliteit en verantwoordelijkheid Rechtvaardige oorlog Militaire deugden 10.3.5. Aanvangsniveau De cursus vereist geen bijzondere voorkennis. 10.3.6. Academische vaardigheden In deze cursus wordt een belangrijke aanzet gegeven aan en aangesloten op de leerlijn ethiek. De student wordt geconfronteerd met een aantal ethische theorieën en past die toe. Daarnaast wordt een paper geschreven waarbij de student aan de hand van een zelf gekozen casus de theorie op een gestructureerd manier toepast en verwoordt. De paper wordt in het Engels geschreven, heeft een omvang van 1000 woorden en maakt deel uit van de portfolio CVE. (CVE-a) Daarnaast wordt op een aantal plaatsen in de cursus impliciet ingegaan op de waarde van de theorieën en kennis die geboden worden. In die zin maakt deze cursus deel uit van de leerlijn wetenschapsfilosofie. 10.3.7. Literatuur
Yukl, G.A. (2012). Leadership in Organizations (8th ed.). Upper Saddle River, NJ: PrenticeHall. Syllabus MLE (deel 1) Syllabus MLE (deel 2).Hoofdstuk 1, 3, 4, 5 en 6 uit Olsthoorn, P. (2011) Military Ethics and Virtues (New York, Routledge). 10.3.8. Didactische werkvormen
De cursus bestaat grotendeels uit werkcolleges waarbij de studenten voorafgaand aan iedere bijeenkomst de theorie hebben bestudeerd. Aan het begin van iedere bijeenkomst wordt de essentie van de stof kort bediscussieerd. In het vervolg van de bijeenkomst wordt militaire casuïstiek aan de hand van de bestudeerde literatuur geanalyseerd en besproken. Bij een aantal van de bijeenkomsten wordt een groot deel van het werkcollege georganiseerd door een van de gevormde syndicaten. Zij presenteren de bestudeerde stof aan de hand van een complexe casus. 10.3.9. Meting en toetsing
Schriftelijk tentamen deel I 35/100 Schriftelijk tentamen deel II 35/100 Werkstuk: 30/100 Leiden van discussiebijeenkomst: voldaan
66
10.3.10. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
WC
ZS
TOTAAL
Collegecyclus Voorbereiding van de presentatie Werkstuk Tentamen
3 -
25 4
88 8 40 -
116 8 40 4
Totaal
3
29
136
168
67
10.4. Cursus Defensie Economie en Logisitiek (DEL) 10.4.1. Inleiding De krijgsmacht kan op verschillende wijzen worden getypeerd, bijvoorbeeld als een instrument van de politiek of als een geoliede vechtmachine. De krijgsmacht is echter ook en bedrijf. Defensie produceert ‘inzetbare eenheden’ en ‘daadwerkelijke inzet’. Die productie moet net als bij een civiel bedrijf op een economische, effectieve en efficiënte wijze worden vormgegeven. Op personeel, logistiek en materieel gebied moeten korte- en lange termijn planningen worden gemaakt. Eenheden en operaties moeten op een adequate manier worden gemotiveerd, geleid en prestaties dienen te worden gemeten. De eigen militaire aard van de krijgsmacht neemt met zich mee dat dergelijke prestaties moeten worden gemeten met termen als deployability, sustainability and deployment. Vanuit deze optiek wordt in de cursus aandacht besteed aan de inrichting van de verplaatsings- en logistieke keten en de verschillende actoren die daar een rol in spelen. Deze cursus behandelt tevens het kader van toekomstige ontwikkelingen, technische infrastructuur en de daarbij gebruikte systemen zoals ADAMS en ERP. Cursuscoordinator is Dr. E.J. de Waard 10.4.2. Referentie aan de eindtermen Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij:
de vigerende doctrines van krijgsmachten en krijgsmachtdelen, alsmede de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen en de keuzen die hierin zijn gemaakt, kan uitleggen, de besluitvormingsprocessen die hun toepassing vinden bij de uitvoering van militaire operaties, zowel in nationaal als in internationaal verband kan uitleggen.
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:
operaties in verleden en heden te toetsen aan vigerende doctrines en conclusies te trekken over de validiteit van deze doctrines en over de implicaties voor de toekomst, in werkelijke en gefingeerde casuïstiek de besluitvorming te reconstrueren, de hiervoor relevante gegevens te verzamelen en te analyseren en vast te stellen welke doorslaggevende invloedsfactoren tot een besluit hebben geleid.
10.4.3. Cursusdoelstellingen
(Bedrijfs)economische en logistieke basisbegrippen, -concepten, methoden en –technieken te beschrijven en interpreteren. Deze begrippen, -concepten, methoden en –technieken aan de defensie organisatie te relateren en over die relaties te discussieren met vakgenoten. De managementcyclus (gericht op effectief en efficient handelen) te beschrijven, herkennen en benoemen. De basiselementen uit die cyclus (besturen, beheersen, human resource management en prestatiemeting) aan de defensie organisatie te relateren en over die relaties te discussiëren met vakgenoten.
68
Het logistiek concept (grondvorm, besturingssysteem, informatiesysteem, personele organisatie) te beschrijven te herkennen en te benoemen. De basiselementen uit het logistiek concept aan de defensie organisatie te relateren en over die relaties te discussiëren met vakgenoten. Onderzoeksresultaten op gestructureerde en heldere manier presenteren. Professioneel en doelgericht samen te werken. Schriftelijk en mondeling communiceren met behulp van bedrijfswetenschappelijke (in het bijzonder economische en logistieke) terminologie.
10.4.4. Opbouw van de cursus Het vak DEL wordt ingedeeld in de volgende 4 thema’s: Thema
Defensie
Boek Management
Integraal Logistiek concept uit boek Werken met Logistiek
Externe afstemming
besturen
plannen
Logistieke doelstelling en grondvorm
Interne afstemming
beheersen
organiseren
Besturingssysteem en informatiesysteem
HRM
motiveren
leidinggeven
Personele organisatie
Prestatiemeting
verantwoorden
controleren
Logistieke prestatie-indicatoren
Tijdens de cursus DEL moeten de studenten in groepsverband twee opdrachten maken: - Opdracht Expeditionaire logistiek - Opdracht Prestatie-indicatoren Mission Kunduz
Per opdracht zal tijdens een inleidend werkcollege de opdracht worden uitgereikt en toegelicht. De studenten werken in groepsverband de opdracht uit en bereiden een presentatie voor. Tijdens het afsluitende werkcollege worden de presentaties gegeven en gezamenlijk nabesproken. 10.4.5. Academische vaardigheden Academische vaardigheden zijn een wezenlijk bestanddeel van de cursus. De ‘leerlijnen communicatieve vaardigheden in de Engelse taal’ en ‘methoden en technieken van onderzoek’ worden versterkt. Onder leiding van de vakdocenten zijn de volgende oefenmomenten structureel opgenomen: a. Communicatie vaardigheden Engels: Studenten verzorgen een gedeelte van een groepspresentatie waarin een aantla bronnen worden samengevat en vergeleken (CVE-b). b. Methoden en technieken van onderzoek: zelfstandige selectie van bronnen, analyseren van beschikbare literatuur en documenten en concluderen ten behoeve van de presentatie. De docent vervult hierbij een coachende rol. 10.4.6. Literatuur
Robbins, R.P. & M. Coulter (2009), Management, negende editie, Pearson Education Benelux, Amsterdam. Visser, H.M. en van Goor (2011), Werken met Logistiek, 6e druk, Noordhoff Uitgevers BV, Groningen/Houten
69
10.4.7. Didactische werkvormen Hoor-, werk- en gastcolleges 10.4.8. Meting en toetsing Voor de meting en toetsing is de ‘Onderwijs- en examenregeling FMW – Bachelor Krijgswetenschappen van toepassing. Het behalen van een voldoende of hoger voor de cursus in de externe minorvariant levert 5 ECn op. De eindwaardering voor de cursus ‘Defensie Economie en Logitiek’ komt tot stand door de waardering voor: een schriftelijk tentamen met een wegingsfactor ¾ (75%), de inhoudelijke en technische waardering van de opdrachten met een gezamenlijke wegingsfactor ¼ (25%). In overeenstemming met voornoemde examenregeling dient elk cijfer tenminste 50 te bedragen en dient het gewogen gemiddelde 55 of hoger te zijn. 10.4.9. Programmaoverzicht COLLEGE ONDERWERP
HC WC
ZS
LITERATUUR / THEMA’S
DEL 1 DEL 2
2 2
5 4
H1 management, H1 Werken met Logistiek
2
3
H2 management
2 2
3 3
H3 Werken met Logistiek
DEL 6 DEL 7
Introductiecollege Defensie-economie: inleiding en economische analyse van defensieuitgaven Besturen en beheersen besturingsfilosofie (D/C) systeembenadering Logistiek raamwerk Werkcollege toepassing logistiek raamwerk Plannen en organiseren Ketenlogistiek I
2 2
3 6
DEL 8
Ketenlogistiek II
2
6
DEL 9 DEL 10
Systeemlogistiek I Systeemlogistiek II
2 2
6 6
DEL 11
Sparepartsmanagement als schakel tussen K-Log & S-Log Gastcollege Logistiek bij de Defensieonderdelen Uitleg opdracht Expeditionaire Logistiek Maken opdracht Expeditionaire Logistiek Presentaties opdracht Expeditionaire Logistiek
2
6
H9 Management H4 Werken met Logistiek H5 Werken met Logistiek H7 Werken met Logistiek H8 Werken met Logistiek Reader Engelstalige reader gebaseerd op boek Stavenuiter Engelstalige reader gebaseerd op RCS (Reliability Centerd Spares) Bezoek LCW Woensdrecht of DHC Gilze
DEL 3
DEL 4 DEL 5
DEL 12 DEL 13 DEL 14 DEL 15
4 2 8 2
70
DEL 16 DEL 17
DEL 18 DEL 19
DEL 20 DEL 21 DEL 22 DEL 23 DEL 24 DEL 25
DEL R DEL T
HRM en Leidinggeven Operationele personeelslogistiek - Personeelszorg rond uitzending - Geneeskundige verzorging Gastcollege Sourcing Logistieke informatievoorziening: SPEER/Tracking & Tracing Verantwoorden Prestatiemeting op uitzending Gastcollege Mission Kunduz Uitleg opdracht Prestatiemeting Mission Kunduz Maken opdracht Prestatiemeting Mission Kunduz Presentaties opdracht Prestatiemeting Mission Kunduz Responsiecollege Tentamen Totaal
2 4
3 6
H11 Management
2
4
H10 Management H11 Werken met Logistiek
2 2
3 4
H17 Management
2
2 2 8 2
34 16 142
2 3 92
10.4.10. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
WC
ZS
TOTAAL
Colleges Tentamen
34
16
89 3
139 3
Totaal
34
16
92
142
71
10.5. Cursus Krijgsmacht, Politiek en Samenleving (KPS) 10.5.1. Inleiding De cursus Krijgsmacht, politiek en samenleving biedt sociologische, bestuurskundige en juridische kennis welke de relatie krijgmacht, politiek en samenleving beschrijft voor toekomstige officieren die binnen hun professie moeten kunnen uitleggen wat de plaats van Defensie in de samenleving is, en hoe Defensie door de politiek wordt aangestuurd. De krijgsmacht is het instrument van de politiek en is ook grondwettelijk ondergeschikt aan de politiek. De cursus bouwt voort op diverse inleidingen waarin het object van de krijgswetenschap en de defensieorganisatie zijn uiteengezet en onderscheidt zich van deze inleidingen doordat zij inzoomt op de maatschappelijk omgeving waarin Defensie zich bevindt. De cursus draagt in deze heel specifiek bij aan de competentie ‘omgevingsbewustzijn’ naast de andere competenties zoals beschreven in de Dublin-descriptoren. De cursus KPS omvat 6 ECn en wordt verzorgd op Leids niveau 200. Cursuscoordinator is Dr. R. Moelker 10.5.2. Referentie aan de eindtermen Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij:
nationaal-politieke ontwikkelingen vanuit de historische context kan verklaren naar het heden, het gebruik van het militaire machtsinstrument als één van de machtsmiddelen van een staat kan uitleggen, de besluitvormingsprocessen die hun toepassing vinden bij de uitvoering van militaire operaties, zowel in nationaal als in internationaal verband kan uitleggen. de vigerende doctrines van krijgsmachten en krijgsmachtdelen, alsmede de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen en de keuzen die hierin zijn gemaakt, kan uitleggen,
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:
operaties in verleden en heden te toetsen aan vigerende doctrines en conclusies te trekken over de validiteit van deze doctrines en over de implicaties voor de toekomst, in werkelijke en gefingeerde casuïstiek de besluitvorming te reconstrueren, de hiervoor relevante gegevens te verzamelen en te analyseren en vast te stellen welke doorslaggevende invloedsfactoren tot een besluit hebben geleid.
10.5.3. Cursusdoelstellingen Enerzijds beoogt de cursus als leerdoel te verwezenlijken het verwerven van kennis en inzicht in politiek-militaire betrekkingen, anderzijds staat het verwerven van kennis en inzicht in civielmilitaire betrekkingen centraal als leerdoel. Door middel van deze leerdoelen leert de cursist de plaats van Defensie in de samenleving kennen. Cursusdoelstellingen betreffen:
Het primaat van de politiek
72
Besturing van Defensie Bestuurskundige modellen Besluitvorming Politieke en militaire cultuur Convergentie / divergentie Interdepartementale rivaliteit Politiek ambtelijke verhoudingen Staatsvorming / maatsch. Ontw. Rechtsbasis / juridische aspecten Media / draagvlak Stakeholders / macht
10.5.4. Opbouw van de cursus De cursus (zie het programmaoverzicht) heeft een eenvoudige basisstructuur, namelijk, aan de hand van de recente krijgsgeschiedenis komt casuistiek aan de orde die op politiek-maatschappelijk niveau inzichtelijk maakt welke besluiten ten aanzien van de krijgsmacht genomen zijn en hoe de koers van Defensie in de huidige tijd zich ontwikkeld heeft. De casuistiek is geordend naar theoretische perspectieven / themata die ontleend zijn aan de politicologie, bestuurskunde, de sociologie en het bestuursrecht. Daarmee heeft de cursus twee structureringsprincipes, namelijk (a) een historisch chronologische structurering aan de hand van casuistiek en (b) een thematische structurering aan de hand van theoretische inzichten. 10.5.5. Academische vaardigheden De cursus draagt in deze heel specifiek bij aan de competentie ‘omgevingsbewustzijn’ naast de andere competenties zoals beschreven in de Dublin-descriptoren. Academische vaardigheden waarin cursisten zich door middel van deze cursus zullen bekwamen, zijn analyseren, onderzoeken, synthethiseren, rapporteren (schrijven/verslagleggen). Kritische en creatieve vermogens worden daarbij aangescherpt, aangezien deze benodigd zijn om het niveau te behalen en de toetsing naar behoren af te leggen. 10.5.6. Aanvangsniveau Leids niveau: 200. De cursus bouwt voort op diverse inleidingen waarin het object van de krijgswetenschap en de defensieorganisatie zijn uiteengezet en onderscheidt zich van deze inleidingen doordat zij inzoomt op de maatschappelijk omgeving waarin Defensie zich bevindt. 10.5.7. Literatuur Op termijn zal een nieuw leerboek geschreven worden dat de lijn van de colleges volgt. Vooralsnog dient onderstaande literatuur als het vertrekpunt voor de ontwikkelingen die komen gaan.
Bovens, M.A.P., P. ’t Hart, M.J.W. van Twist (2007) Openbaar bestuur. Beleid Organisatie en Politiek. Kluwer, 7e herziene druk. Moelker. R., J. Nöll en M. De Weger (2009) Krijgsmacht en Samenleving. Amsterdam: Boom. Reader Recht
73
10.5.8. Didactische werkvormen In principe worden drie werkvormen toegepast. Hoorcolleges dienen om theorie te introduceren. Werkcolleges dienen defensiecasuïstiek onder de aandacht te brengen en illustreren de toepassing van theorie op de praktijk van defensie. De verhouding tussen werk en hoorcolleges is ongeveer 30/70 (aan het begin iets meer hoorcollege om het vak te introduceren). Om de toepassingsdoelstelling te behalen is een schrijfatelier aan het onderwijs toegevoegd (twee bijeenkomsten). 10.5.9. Meting en toetsing
Binnen het kader van de cursus KPS schrijven de studenten een paper. Weging: 50% Daarnaast wordt een schriftelijk tentamen afgenomen. Weging: 50% 10.5.10. Programmaoverzicht
COLLEGE
ONDERWERP
HC
KPS-01
De erfenis van Max Weber (theorie 1) Risico’s, bedreigingen en nieuwe taken (theorie 2) De parlementaire democratie (recht 1) Defensiebeleid overzicht 19912012 (theorie 3) Grondrechten in Nederland (recht 2) Het primaat van de politiek (theorie 4) Agendavorming operationeel: Unprofor een beleidsfiasco Agendavorming organisatie: Dienstplicht of hoe een discussie de agenda afgleed e Schrijfatelier 1 bijeenkomst Beleidsvorming operationeel: Eritrea een verzuilde expeditionaire organisatie Besluitvorming organisatie: de nieuwe topstructuur Beleidsvorming operationeel: Irak, omstreden legitimiteit (recht 3) Besluitvorming organisatie: JSF, de invloed van de ambtenarij Implementatie operationeel: Kunduz politietraining als ideaal Implementatie organisatie: klokkeluiders integriteit en
KPS-02 KPS-03 KPS-04 KPS-05 KPS-06 KPS-07 KPS-08
KPS-09 KPS-10
KPS-11 KPS-12
KPS-13 KPS-14 KPS-15
ZS
LITERATUUR / THEMA’S
2
4
volgt
2
4
volgt
2
4
volgt
2
4
volgt
2
4
volgt
2
4
volgt
2
4
volgt
2
4
volgt
2 2
4 4
volgt volgt
2
4
volgt
2
4
volgt
2
4
volgt
2
4
volgt
2
4
volgt
74
WC
KPS-16
KPS-17 KPS-18 KPS-19 KPS-20
beleid Beleidsevaluatie operationeel: draagvlak Uruzgan, vechten als noodzaak e Schrijfatelier 2 bijeenkomst Beleidsevaluatie NCTB, coordinatie van beleid(sactoren) Koninkrijksrecht: casus de Antillen (recht 4) Globalisering/localisering: Somalie; piraten en puriteinen TOTAAL
12
2
4
volgt
2 2
4 4
volgt volgt
2
4
volgt
2
4
volgt
28
80
120
10.5.11. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
WC
ZS
TOTAAL
Colleges Schrijfatelier Paper Tentamen
8 4
20 8
56 24 46 2
84 36 46 2
Totaal
12
28
128
168
75
11. Hoofdstuk 11 - Cursussen in het derde semester Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de opzet en opbouw van de cursussen die in het derde semester worden gegeven. Het derde semester beslaat de perioden 6 tot en met 8.
76
11.1. Cursus Internationale Betrekkingen (IB) 11.1.1. Inleiding
12
De cursus IB biedt een overzicht van theorieën van de internationale betrekkingen. Aan bod komt het belang van theorie om gedrag (zoals het aangaan van gewapend conflict) te verklaren en voorspellen, hypothesen te testen, concepten (zoals veiligheid) te verhelderen, dominante patronen (zoals gender) te bekritiseren, te betogen hoe de dingen zouden moeten zijn, en richtlijnen te geven voor het eigen handelen. Er wordt tevens ingegaan op de basiselementen van theorieën in het algemeen: hun ontologische en epistemologische posities. In de internationale betrekkingen gaat het om het gedrag en de positie van staten maar ook van internationale organisaties, niet-statelijke organisaties en groepen, en andere actoren. Inzicht in de theorieën van internationale betrekkingen draagt bij aan het vermogen van de aanstaande officier om verschijnselen in zijn werkomgeving van verschillende perspectieven te bezien en te begrijpen. In de cursus Inleiding Oorlog en Veiligheid (IOVH) wordt basiskennis over een beperkt aantal belangrijke benaderingen en begrippen overgebracht. Studenten in de krijgswetenschappen verdiepen deze basiskennis in de cursus IB. Ze verwerven bredere en diepere kennis van en inzichten in de verschillende benaderingen. Door zelfstandige opdrachten en werkcolleges krijgen ze bovendien ervaring met de wisselwerking tussen theoretische aannames, onderzoeksmethoden en onderzoeksresultaten. In de cursus Internationale Veiligheidsstudies (IVS) wordt vanuit deze algemene benadering van de internationale betrekkingen naar het specifieke deelgebied van de veiligheidsstudies toe gewerkt. Cursuscoordinatoren zijn Dr. J.E. Noll en Dr. M. Rothman 11.1.2. Referentie aan de eindtermen Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij:
internationaal-politieke ontwikkelingen vanuit de historische context kan verklaren naar het heden, het gebruik van het militaire machtsinstrument als één van de machtsmiddelen van een staat kan uitleggen.
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:
theorieën en modellen uit de internationale betrekkingen in werkelijke en gefingeerde casuïstiek te duiden en te analyseren, keuzen te maken voor politieke en militaire strategieën en de gevolgen van deze keuzen aan te geven, in werkelijke en gefingeerde casuïstiek de besluitvorming te reconstrueren, de hiervoor relevante gegevens te verzamelen en te analyseren en vast te stellen welke doorslaggevende invloedsfactoren tot een besluit hebben geleid.
12
De cursus Internationale betrekkingen wordt momenteel herzien, een up to date overzicht van colleges en toestingsvormen zal worden verstrekt middels de Electronische Leer Omgeving en de studiewijzer.
77
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat: in werkelijke en gefingeerde casuïstiek van de internationale betrekkingen en de militaire strategie alle relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren en hierop een oordeel te vormen, mede gebaseerd op relevante sociaal-maatschappelijke, juridische en ethische aspecten, 11.1.3. Cursusdoelstellingen De cursus IB verdiept en verbreed de kennis van en het inzicht in vigerende theorieën, onderzoeksmodellen en onderzoeksresultaten uit het vakgebied internationale betrekkingen. De cursusdoelen van deze cursus zijn:
de diverse theorieën van de internationale betrekkingen kunnen weergeven en duiden, kunnen aangeven wat het belang is van theorie (van de internationale betrekkingen), de termen ‘ontologie’ en ‘epistemologie’ kunnen onderscheiden en kunnen herkennen in een theorie, de gevestigde theorieën van de internationale betrekkingen, hun evolutie en hun huidige relevantie kunnen weergeven, de alternatieve theorieën van de internationale betrekkingen kunnen benoemen, begrijpen, toepassen en kunnen aangeven op welke manier deze de gevestigde, traditionele theorieën uitdagen. 11.1.4. Opbouw van de cursus
In de cursus IB worden een aantal theorieën en benaderingen uitgediept die in de cursus Inleiding Oorlog en Veiligheid (IOVH) aan de orde zijn geweest. Deze theorieën worden toegepast op een aantal actuele vraagstukken. Hierbij wordt in de werkcolleges vooral ook ingegaan op het eigen onderzoek over deze thema’s. In de hoorcolleges worden theoretische discussies en uitgangspunten toegelicht en verklaard en geïllustreerd. 11.1.5. Aanvangsniveau De student dient de cursus Inleiding Oorlog en Veiligheid (IOVH) met succes te hebben voltooid. 11.1.6. Academische vaardigheden nader te bepalen.
11.1.7. Literatuur nader te bepalen
11.1.8. Didactische werkvormen Deze cursus bestaat uit een combinatie van hoorcolleges, werkcolleges en zelfstudie. De hoorcolleges dienen als inleiding op de theorieën en voor een toelichting op de voorgeschreven literatuur en het onderwerp. De werkcolleges dienen ertoe de cursist zelf op actieve wijze met de materie vertrouwd te maken en hem in de academische vaardigheden te oefenen. Hiertoe wordt
78
gebruik gemaakt van deelopdrachten. De opdrachten hebben tot doel de student stapsgewijs een werkstuk te laten schrijven. 11.1.9. Meting en toetsing nader te bepalen 11.1.10. Programmaoverzicht COLLEGE ONDERWERP
HC
WC ZS
LITERATUUR
IB-01 IB-02 IB-03 IB-04 IB-05 IB-06 IB-07 IB-08 IB-09 IB-10 IB-11 IB-12 IB-13 IB-14 IB-15 IB-16
Het programmaoverzicht wordt herzien en wordt op een later moment bekend gesteld.
11.1.11. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
Collegecyclus Opdrachten en werkstuk Tentamen Totaal
79
WC
ZS
TOTAAL
11.2. Cursus Logica van geweld (LVG) 11.2.1. Inleiding De cursus Logica van Geweld is bedoeld als een uitgebreide introductie in het (westerse) militaire denken vanaf 1800 tot en met het heden. Inhoudelijk gezien volgt Logica van Geweld op de cursus Evolutie van Kijgsmacht en Oorlogvoering (EKO) uit periode 4. Daarin is in grote lijnen de (westerse) oorlogvoering ter zee, te land en in de lucht vanaf de zeventiende eeuw tot het heden behandeld. Logica van Geweld bouwt daarop voort door kennis en inzicht te bieden in de theoretische en/of conceptuele achtergronden van de moderne oorlogvoering. Dit is tevens bedoeld als inleiding op de cursussen Militaire Operaties I t/m IV (MOPS). Uitgaande van de verschillende strategische scholen biedt de cursus ten eerste kennis en inzicht in de wijze waarop het militaire denken zich sinds Napoleon heeft ontwikkeld. De belangrijkste militaire theoretici, hun werk, denkbeelden en visies worden hierbij in hun bredere context bestudeerd. Hierbij moet worden gedacht aan de politieke, de maatschappelijke en de culturele omgeving; de persoonlijke omstandigheden van de betreffende denker en uiteraard ook aan de stand van de oorlogvoering, de wetenschap, de techniek en de wapentechnologie. De onderlinge wisselwerking tussen de denkers en hun invloed op het huidige denken over oorlogvoering komen in de cursus aan bod. Op deze manier krijgt de student kennis van en inzicht in de theoretische achtergronden van de hedendaagse doctrines. Ten tweede leert Logica van Geweld de student om te gaan met abstracte strategische concepten. Bij de strategische besluitvorming en in het wetenschappelijke debat over moderne oorlogvoering wordt immers gebruik gemaakt van specifieke begrippen en concepten en de toekomstige officier moet zich daarvan kunnen bedienen. Het leren omgaan met abstracte concepten; de achterliggende aannames kunnen ontdekken, deze veronderstellingen kunnen wegen, om vervolgens vanuit verschillende perspectieven naar specifieke strategische vraagstukken te kunnen kijken, vormt een belangrijk aspect van de cursus. De cursus Logica van Geweld omvat 7 ECn en wordt gegeven op Leids niveau 200. Cursuscoordinator is Drs. P. Donker 11.2.2. Referentie aan de eindtermen van de opleiding Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij:
het gebruik van het militaire machtsinstrument als één van de machtsmiddelen van een staat kan uitleggen, de vigerende doctrines van krijgsmachten en krijgsmachtdelen, alsmede de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen en de keuzen die hierin zijn gemaakt, kan uitleggen.
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:
keuzen te maken voor politieke en militaire strategieën en de gevolgen van deze keuzen aan te geven,
80
technologische ontwikkelingen in verband brengen met de militaire organisatie en de inzet van militaire middelen op alle niveaus, operaties in verleden en heden te toetsen aan vigerende doctrines en conclusies te trekken over de validiteit van deze doctrines en over de implicaties voor de toekomst.
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis, inzicht, oordeel en visie over te brengen op een publiek bestaande uit vakgenoten en niet-vakgenoten, zowel mondeling als schriftelijk, zowel in de Nederlandse als in de Engelse taal in de vorm van presentaties, bijdrage in discussies, papers, werkstukken, referaten en een scriptie. 11.2.3. Cursusdoelen Een officier/student die de cursus Logoca van Geweld met goed gevolg heeft afgerond is in staat om:
de belangrijkste militaire denkers, hun werk, denkbeelden, visies en concepten in een bredere context te plaatsen, de theoretische herkomst en onderbouwing van een aantal belangrijke hedendaagse concepten toe te lichten, het militaire optreden vanaf 1800 te plaatsen in de ontwikkeling van het (westerse) militaire denken, achterligende aannames van (nieuwe) strategische concepten zelfstandig te vinden en te wegen, zelfstandig vanuit verschillende theoretische perspectieven naar een specifiek strategisch vraagstuk te kijken, een nieuw theoretisch werk binnen het domein van het militaire denken semi-zelfstandig te lezen en in een breder kader te plaatsen, hiertoe zelfstandig naar (secundaire) literatuur te zoeken in de bibliotheek e.d., zijn bevindingen dienaangaande schriftelijk over te brengen op een publiek bestaande uit vakgenoten, in goed Nederlands, en in de vorm van een kort boeiende betoog, dit betoog te onderbouwen met goede argumenten en te voorzien van goede bron- en literatuurverwijzingen. 11.2.4. Aanvangsniveau
Bij de cursus Logika van Geweld wordt er van uitgegaan dat de cursus Evolutie van Kijgsmacht en Oorlogvoering (EKO) is afgerond en dat de academische vaardigheden op 100-niveau worden beheerst. 11.2.5. Opbouw van de cursus De cursus groepeert het militaire denken vanaf Napoleon in een vijftal scholen. Dit zijn respectievelijk de continentale-, de maritieme-, de airpower-, de nucleaire- en de irreguliere school. Deze vijf scholen en de daartoe behorende denkers/theoretici en hun werken, ideeën, visies en concepten worden in de hoorcolleges uitgebreid behandeld. In de latere hoorcolleges wordt ingegaan op de hedendaagse ontwikkelingen op dit terrein. In elk hoorcollege bespreekt de docent tevens twee specifieke tekstdelen uit originele werken om de oorsprong en de achtergronden van bepaalde visies of concepten duidelijk te maken en om de studenten te leren omgaan met abstracte concepten. Om de studenten te oefenen om in de toekomst kritisch een nieuw theoretisch werk te kunnen lezen wordt er in de cursus gezamenlijk een boek van een moderne denker bestudeerd. In vijf werkcol-
81
leges analyseren en bespreken docent en studenten het gehele boek. De student bereidt zich hierop voor door de betreffende tekstdelen te bestuderen en zelf nader onderzoek te doen naar de context. In principe wordt er elk studiejaar een ander werk behandeld. De gehele cursus bestaat uit tien hoor-, vijf werk- en één responsiecollege en twee schriftelijke tentamens. Het eerste tentamen betreft de leerstof uit de hoorcolleges. In het tweede staan het gelezen theoretische boek en de tekstdelen uit de oorspronkelijke werken centraal. 11.2.6. Academische vaardigheden Academische vaardigheden zijn een wezenlijk bestanddeel van Logica van Geweld. De leerlijnen ‘communicatieve vaardigheden in de Nederlandse taal’ en ‘methoden en technieken van onderzoek’ worden verder versterkt. Daarnaast leren de studenten kritisch om te gaan met teksten en abstrakte concepten van militaire denkers. De docent vervult hierbij een coachende rol. 11.2.7. Literatuur In de cursus wordt gebruikgemaakt van een reader en van een modern boek over strategie. Er is dus geen apart studieboek over de lesstof. Elk jaar wordt een ander theorieboek gelezen. In het studiejaar 2013-14 is dit: E.N. Luttwak Strategy; The Logic of War and Peace (2th edition, 2001)
In de reader zijn de oorspronkelijke tekstdelen, die in de verschillende hoorcolleges worden behandeld, bijeengebracht. Voor de inhoud ervan wordt verwezen naar het programmaoverzicht in de ELO.
11.2.8. Didactische werkvormen Aangezien een groot deel van de lesstof kennis betreft die de student uiteindelijk moet kunnen reproduceren om in latere cursussen te kunnen gebruiken zijn de meeste lessen in de vorm van hoorcolleges. Daarnaast zal de student inzicht moeten tonen, waarbij de nadruk ligt op het kritisch kunnen analyseren van concepten en oorspronkelijke teksten. Dit wordt aangeleerd door middel van zelfstudie ten behoeve van de hoorcolleges en door het gezamenlijk bestuderen van het moderne strategieboek in de werkcolleges. 11.2.9. Meting en toetsing Voor de meting en toetsing is de ‘Onderwijs- en examenregeling FMW – Bachelor Krijgswetenschappen’ van toepassing. Het behalen van een voldoende of hoger voor de cursus levert 7 ECn op. De eindwaardering voor de cursus Logica van Geweld komt tot stand door twee schriftelijke tentamens. Het eerste tentamen is gericht op de stof uit de hoorcolleges. Het tweede is een openboek tentamen over het gezamenlijk gelezen theorieboek. In overeenstemming met voornoemde examenregeling dient elk cijfer tenminste 50 te bedragen en dient het gewogen gemiddelde 55 of hoger te zijn.
11.2.10. Programmaoverzicht COLLEGE ONDERWERP
HC WC
ZS
LITERATUUR/THEMA’S
LVG-01
2
8
Uitleg opzet cursus. Uitleg globale
Inleiding
82
LVG-02
Continentale school I
2
8
LVG-03
Continentale school II
2
8
LVG-04
Werkgroep I
LVG-05
Maritieme school
2
LVG -06 LVG -07
Werkgroep II Airpower
2
16 8
LVG -08
2
8
LVG -09
Militair denken na de Tweede Wereldoorlog Nucleaire school
2
8
LVG -10 LVG -11
Werkgroep III Irreguliere school
2
LVG -12 LVG -13
Werkgroep IV Hedendaags I
2
LVG -14 LVG -15
Werkgroep V Hedendaags II
LVG -16 TENT.
2
16
8
2
2
16 8
2
16 8
2 2
16 8
Responsiecollege
2
8
Tentamen in twee delen Schriftelijke bijdrage TOTAAL
4
20 11 160
26
83
10
indeling militair denken sinds 1800. Clausewitz, Jomini en reacties Teksfragmenten uit ‘On War’ en ‘The Art of War’ Von Moltke, Fuller, Liddell Hart, Guderian en reacties / Tekstfragmenten uit ‘Strategy’ en ‘Achtung Panzer’ Inleidende werkgroep / E.N. Luttwak Strategy; The Logic of War and Peace (2th edition, 2001) Mahan, Corbett en reacties Tekstfragmenten uit ‘The Influence of Sea Power upon History’ en ‘Principles of Maritime Strategy’ Responsie / E.N. Luttwak Strategy Douhet, Trenchard en Mitchell en reacties Tekstfragmenten uit ‘Command of the Air’ en ‘Winged Defense’ Verschillende visies op het militair denken na WOII Kahn, Brodie en reacties Tekstfragmenten uit ‘On Thermonuclear War’ en ‘Strategy in the Missile Age’ Responsie / E.N. Luttwak Strategy Sun Tzu, Mao, Che Guevara e.d. Tekstfragmenten uit ‘De Kunst van het Oorlogvoeren’ en ‘On Guerrilla Warfare’ Responsie / E.N. Luttwak Strategy Luttwak, Boyd, Warden e.d. Tekstfragmenten ‘Patterns of Conflict’ en ‘The Air Campaign’ Responsie / E.N. Luttwak Strategy Van Creveld, Smith, Kilcullen e.d. Tekstfragmenten uit ‘The Transformation of War’ en ‘The Utiliy of Force’
196 = 7ECTS
11.2.11. Totaaloverzicht aan studielasturen ACTIVITEIT
HC
WC
ZS
TOTAAL
Hoor- en werkcolleges Tentamens
22 4
10
160
192 4
Totaal
26
10
160
196
84
11.3. Cursus Militaire Operaties- I (Major Combat) (MOPS-I) 11.3.1. Inleiding In de cyclus ‘militaire operaties’ (MOPS I t/m IV) wordt nagegaan op welke wijze inhoud wordt gegeven aan de inzet en toepassing van militaire middelen in een inzet-, missie- of operatiegebied. De vakken bewegen zich daarmee in het domein van de operationele strategie (ook wel genoemd: leer der operaties) en de tactiek. Vanuit een historisch perspectief en vanuit de tijdens de ‘Inleiding Militaire Operaties’ verworven kennis wordt nagegaan hoe het militaire denken over operaties zich na 1945 heeft ontwikkeld. Zo komt het tot een verklaring voor de vigerende doctrines van de verschillende krijgsmachten en krijgsmachtdelen. Tevens wordt nagegaan welke alternatieven er voor deze doctrines zijn. Tenslotte wordt gekeken naar recente opvattingen over de toekomst en naar de consequenties van deze opvattingen voor de bestaande doctrines. Het vak ‘militaire operaties’ wordt voor de major krijgswetenschappen onderwezen in vier opvolgende cursussen, die voortbouwen op de kennis en inzicht die in de Gemeenschappelijke Officiersopleiding, bij de cursus Inleiding Militaire Operaties, is verworven. Elke cursus Militaire Operaties (MOPS) richt zich op kennis en inzicht van de bestaande opvattingen over militaire operaties, veelal weergegeven de bij de thema’s behorende militaire doctrines. Het thema voor de cursus Militaire Operaties-1 is het reguliere gevecht (Major Combat). Later in het curriculum worden de volgende thema’s behandeld:
Counter Irregular Operations (MOPS-II) Peace keeping andStability & Reconstruction Operations (MOPS-III) Nationale Operaties (MOPS-IV)
De cursus MOPS-1 richt zich ten aanzien van Major Combat op de conceptuele ratio achter de heersende opvattingen en doctrines, op relevantie voor de huidige tijd en de toekomst en op ontwikkelingen naar de toekomst. De cursus ‘Militaire Operaties-I’ omvat 8 ECn en wordt op Leids niveau 200 gegeven. Cursuscoordinator is Kol Bouwmeester oudstra 11.3.2. Referentie aan de eindtermen De cursus ‘militaire operaties I’ realiseert mede de volgende eindtermen van de opleiding: Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij: de vigerende doctrines van krijgsmachten en krijgsmachtdelen, alsmede de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen en de keuzen die hierin zijn gemaakt, kan uitleggen, de besluitvormingsprocessen die hun toepassing vinden bij de uitvoering van militaire operaties, zowel in nationaal als in internationaal verband kan uitleggen. Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:
85
operaties in verleden en heden te toetsen aan vigerende doctrines en conclusies te trekken over de validiteit van deze doctrines en over de implicaties voor de toekomst, in werkelijke en gefingeerde casuïstiek de besluitvorming te reconstrueren, de hiervoor relevante gegevens te verzamelen en te analyseren en vast te stellen welke doorslaggevende invloedsfactoren tot een besluit hebben geleid.
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat: het handelen van commandanten, staven en officieren in operaties te toetsen aan de leer der operaties en ethische en juridische kaders en hierover een oordeel te vormen. Daarnaast draagt de cursus bij aan de academische vaardigheden en attitude, zoals opgenomen in de eindtermen van de opleiding. 11.3.3. Cursusdoelstellingen Bovenstaande eindtermen worden in een aantal fasen tijdens de opleiding bereikt. De eerste fase is het verkrijgen van inzicht in de theorie over regulier optreden. De cursus ‘Militaire Operaties I’ richt zich op regulier optreden van krijgsmachten en kent daarbij de volgende cursusdoelen. De student heeft aantoonbare kennis van en inzicht in:
De ontwikkeling van innovatief denken op het gebied van reulier optreden (verschillende scholen en denkrichtingen), en vooral ook waartoe deze ontwikkeling heeft geleid (vooral gericht op DOTMLFPI-factoren). Ontwikkeling van Operational Art en Operational Design. Vigerende doctrines van krijgsmachtdelen, alsmede de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen, en de keuze die hierin wordt gemaakt. Commandovoering (leiderschap, besluitvorming en bevelvoering) tijdens miliatire operaties. Planningsmethodieken, en hoe de voortgang in (militaire) operaties kan worden getoetst.
De student is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:
Operaties in het verleden te toesten aan vigerende doctrines en theorieën. Conclusies trekken over de validiteit van de gebruikte doctrines en theorieën. Implicaties voor de toekomst kunnen afleiden. Casuïstiek over commandovoering te analyseren en te onderkennen welke de doorslaggevende factoren waren.
De student is in staat het handelen van commandanten en staven in operaties te toetsen aan de leer der operaties en juridische & ethische kaders.
11.3.4. Opbouw van de module In deze cursus vindt verdieping van een aantal onderwerpen plaats die in de Gemeenschappelijke Officiers Opleiding summier aan de orde zijn geweest. Deze onderwerpen zijn:
Ontwikkeling van het regulier optreden; plannen, gevechtsoperaties tijdens interstatelijke conflicten;
86
uitvoeren
en
dreigen
met
Grondslagen van militaire operaties (met name grondbeginselen, kerntaken, operationeel raamwerk, fancties van militair optreden); Commandovoering (de militaire context van het besluitvormingsproces).
Deze drie onderwerpen komen steeds eerst in theorie aan de orde aan de hand van de vigerende opvattingen en doctrines, waarna deze theorie wordt toegepast in een casus. Tijdens de cursus worden deze onderwerpen samengebracht met de leerstof die onder meer in de vakken ‘Inleiding Militaire Operaties’, ‘Evolutie van Krijgsmacht en Oorlogsvoering’ en ‘Logica van Geweld’ aan de orde is geweest. Tijdens de cursus worden twee afzonderlijke operaties behandeld die gelden als praktijktoetsing voor de opgedane kennis en inzichten. Het betreft de Falklandoorlog van 1982 en de operatie Desert Shield/Desert Storm van 1990/1991. Vooral elemeten als joint planning en uitvoering van operaties zullen daarbij worden onderzocht.
11.3.5. Academische vaardigheden Academische vaardigheden zijn een wezenlijk bestanddeel van de cursus. De ‘leerlijnen communicatieve vaardigheden in de Engelse taal’ en ‘methoden en technieken van onderzoek’ worden versterkt. Daarbij dienen zich de volgende oefenmomenten aan: 1. Communicatieve vaardigheden Nederlands: Lezen en begrijpen van militaire vakjargon; Schrijven van een essay; Argumenteren en redeneren tijden de colleges. 2. Communicatieve vaardigheden Engels: Lezen en begrijpen van militair vakjargon. 3. Methoden en Technieken van Onderzoek: Zelfstandig selecteren van aanvullende bronnen, analyseren van beschikbare literatuur en documenten, analyseren en het trekken van conclusies. De docenten zervullen hierbij een onderwijzende en coachende rol. Indien daartoe aanleiding is zullen zij studenten verwijzen naar de vakdocenten voor aanvullende scholing.
11.3.6. Aanvangsniveau Bij de cursus ‘Militaire Operaties I’wordt ervan uitgegaan dat de cursussen “Inleiding Militaire Operaties’, ‘Evolutie van Krijgsmacht en Oorlogsvoering’, ‘Logica van Geweld’ en ‘Methoden en technieken van Onderzoek’met goed gevolg zijn afgerond. Dit betekent dat de onderwezen leerstof in de genoemde cursussen wordt beheerst 11.3.7. Literatuur Voor deze collegecyclus is de volgende literatuur benodigd (wordt verstrekt):
Syllabus Militaire Operaties I, met aanwijzingen voor elk college; Reader Militaire Operaties I, met artikelen en overdrukken van opgedragen literatuur; Joint Doctrine Publicatie 5: Commandovoering (2010); Nederlandse Defensie Doctrine (2013);
87
Grondslagen Maritiem Optreden (2014); Doctrine Publicatie 3.2: Landoperaties (2014); Jordan (et al) (2008). Understanding Modern Warfare, Cambridge: Cambridge University Press; Till, Geoffrey (2013). Seapower: a Guide for the Twenty-First Century, London: Routledge.
11.3.8. Didactische werkvormen Het vak Militaire Operaties wordt gegeven op het Leids niveau 200. Het merendeel van de kennis en het inzicht wordt bereikt door zelfstudie en wordt vervolgens versterkt en verdiept in hoorcolleges. De hoorcolleges geven een algemeen overzicht en een nadere illustratie van nieuwe leerstof, tevens wordt de stof besproken aan de hand van kernvragen, die de cadetten en adelborsten aantreffen in de collegeaanwijzingen. De gebruikte literatuur geeft verdieping en nadere invulling van de hostorische context, de te onderzoeken operaties, huidige opvattingen en de leidende doctrinepublicaties, zoals deze bij diverse krijgsmachten en krijgsmachtdelen in gebruik zijn. 11.3.9. Meting en toetsing De leerstof van de cursus ‘Militaire operaties I’en de daaruit verkregen inzichtne worden getoetst door middel van twee meetmomenten. Het behalen van een voldoende levert 8 ECTS op. De eindwaardering voor de cusrus komt tot stand door:
Een schriftelijk tentamen met een wegingsfactor ½; Een schriftelijk werkstuk (paper) met een wegingsfactor van ½.
Het tentamen bestaat uit een aantal open vragen die een afspiegeling vormen van de lesstof van de cursus. Het schriftelijke werkstuk kent een omvang van maximaal 2500 woorden (exclusief titel, voetnoten en blibliografie). Het onderwerp kan zelf worden gekozen zolang het past binnen de volgende thema’s:
Operational Art kent voor- en tegenstanders. Volgens sommige kenners voldoet het operational design niet voor het reguliere optreden, terwijl anderen in het operational desegn juist de planningstool bij uitstek zien. De Nederlandse krijgmacht ontbreekt het aan een joint planning doctrine. Opdrachtgerichte commandovoering wordt in bijna elke westerse doctrine beschreven, maar wordt slechts met de mond beleden en in de praktijk komt er weinig van terecht.
11.3.10. Programmaoverzicht MOPS
ONDERWERP
HC
101 102
Introductie Innovatie en Doctrine binnen Krijgsmachten
2 4
WC
ZS
LITERATUUR / THEMA’S
Lonsdale, David (2008). ‘Strategy’ (Chapter 1), in: David Jordan (et al), Understanding Modern Warfare, Cambridge, pp. 16-27 en p. 27 (vanaf Why is strategy difficult) t/m p. 41 (tot Clausewitz). Hoiback, Harald (Dec 2011). ‘What is Doctrine?’, in: The Journal of Strategic Studies, Vol. 34, No 6, pp. 879-900.
88
103
Formatie en besluitvorming op Strategisch niveau
Murray, Williamson (1996). ‘Innovation Past and Future’ (Chapter 8), in: Williamson Murray and Allan Millett (eds.), Innovation in the Interwar Period, Cambridge, pp. 300-328. Supreme Allied Commander Europe (2013). Comprehensive Operational Planning Directive (COPD), Interim V 2.0 as of 04 Oct 2013: Table of Content,en Introduction.
4
British Armed Forces (2008). Joint Doctrine Publication 01: Campaigning, 2nd Ed, Chapter 1 en 2. U.S. Chairman Joint Chiefs of Staff (2013). Joint Publication 1: Doctrine for the Armed Forces of the United States as of 25 March 2013: Chapter I, Chapter II: Section 1 (National Strategic Directive), Chapter III: Section B (Joint Chiefs of Staff) en Section C (Military Department and Services), en Section D (Combatant Commanders). Joint Doctrine Publicatie 5: Commandovoering, 2010, paragraaf 4.2: Militaire Besluitvorming, pp. 94 – 98.
104A
Nederlandse Doctrines
Hazelbach, L. J. (2009). ‘Politieke besluitvorming deelname Uruzgan’, in: Research Paper 90, Nederlandse Defensie Academie / Faculteit Militaire Wetenschappen, Breda, pp. v-vi en pp. 1-7. Teitler, Ger (2002). ‘Doctrine’, in: G. Teiteler (et al), Militaire Strategie, Amsterdam, pp. 62 – 65.
10
Nederlandse Defensie Doctrine, 2013: Inleiding (pp. 7 - 15) Hfdst 1: (De inter)national omgeving o o
1.4 Machtsmiddelen (pp. 21 – 24) Toepassing van machtsmiddelen (pp. 24 – 29)
Hfdst 2: Nederlands veiligheidsbeleid o
2.3 Nederlands buitenlands en veiligheidsbeleid (pp. 40 – 41)
Hfdst 4: Militair vermogen (pp. 71 – 84) o o o o o o
4.1 Inleiding 4.2 De componenten en hun samenhang 4.3 De mentale component 4.4 De fysieke component 4.5 De conceptuele component Militair vermogen in de operationele omgeving
Hfdst 5: Militaire doctrine (geheel: pp. 103 – 126) Joint Doctrine Publicatie 5: Commandovoering, 2010:
89
1.7 Factoren van invloed op commandovoering (pp. 22 – 33) 1.8 Drie pijlers onder commandovoering (pp. 34 – 37) 1.9 De principes van commandovoering (pp. 37 – 42) 104B
Doctrine Publicatie 3.2: Landoperatie (DPLO)
Doctrine Publicatie 3.2: Landoperaties, februari 2014: Hfdst 1: Introductie o o o o o
Sectie 1 Inleiding (pp. 1-2 t/m 1-3) Sectie 2 Doelstelling en doelgroep (pp. 14 t/m 1-5) Sectie 4 Doctrinestructuur (pp. 1-7 t/m 110) Sectie 5 De vier fundamenten onder de doctrinestructuur (pp. 1-11 t/m 1-12) Sectie 6 Militair vermogen en grondbeginselen van militair optreden (p. 1-13 – t/m pt. 1605)
Hfdst 2: Conflicten en militair vermogen in de landomgeving o o o
Sectie 1 Conflicten in de landomgeving (pp. 2-2 t/m 2-8) Sectie 2 Militair vermogen in de landomgeving (pp. 2-9 t/m 2-13) Sectie 3 Niveaus van militair optreden (pp. 2-14 t/m 2-16)
Hfdst 4: Richten van combat o o
Sectie 3: Manoeuvrist approach (pp. 4-9 t/m 4-16) Sectie 4: Opdrachtgerichte commandovoering (pp. 4-17 t/m 4-19)
Keij, Lkol H.J. (2014). ’De nieuwe Doctrine Publicatie Landoperaties: Basis voor de toekomst’, in: Militaire Spectator (Themanummer 200 jaar Koninklijke Landmacht; nog te verschijnen in april 2014).
104C
Grondslagen Maritiem Optreden
104D
Luchtmacht deel van de Nederlandse Doctrine
Vries, Lkol P.H. de (1992). ‘Ontstaan, ontsporing en (her)ontdekking’, in: Militaire Spectator, jaargang 161, pp. 283 – 289. De GMO is een lijvig document van enkele honderden bladzijden. Het is de bedoeling dat u een uurtje uittrekt om het globaal door te nemen Kainikara, Sanu (2012). Essays on Air Power, Canberra: Air Power development Centre, Chapters 5, 6, 7, 8 and 9 (26 pages).
Operational Art 1, from military thoughts
CLSK Doctrine voor Air en Space Operations (DASO) (2014). Kipp, Jacob W. (2011). ‘The Tsarist and Soviet Operational Art 1853 – 1991’, in: John A. Olsen en Mar-
105
4
90
in Interbellum to AirLand battle
tin van Creveld, The Evolution of Operational Art, Oxford, pp. 64 – 87. Kober, Avi (2011). ‘The Rise and Fall of Israeli Operational Art, 1948 – 2008’, in: John A. Olsen en Martin van Creveld, The Evolution of Operational Art, Oxford, pp. 166 – 177. Naveh, Shimon (2004). In Pursuit of Military Excellence: The Evolution of Operational Theory (Chapter 7), Oxon , pp. 250 -286. Leonhard, Robert (1994). The Art of Maneuver: Maneuvre-Warfare Theory and Airland Battle, Novato, pp. 129 – 186.
106
Operational Art 2, from military thoughts in Interbellum to AirLand battle
4
Allied Joint Publication (AJP) 01(D): Allied Joint Doctrine (2010): Chapter 5 Campaigning, Section I: Features of Operational Level (pp. 5-1 t/m 5-6) Section II: Introduction to Campaigning, (pp. 5-7 t/m 5-14) en Section III: Operational Design (pp. 515 t/m 5-19). Supreme Allied Commander Europe (2013). Comprehensive Operational Planning Directive (COPD), Interim V 2.0 as of 04 Oct 2013: Chapter 4 Operational Level: Phase 3 Operational Estimate, pp. 4-32 t/m 57 - tot pt 4-28. U.S. Chairman Joint Chiefs of Staff (2011). Joint Publication 5-0: Joint Operation Planning, as of 11 Aug 2011: Chapter III: Operational Art and Operational Design, pp. III-1 t/m III-40 Pt 9. Transition. British Armed Forces (2013). Joint Doctrine Publication 5-00: Campaign Planning, 2nd Edition, Chapter 2: Planning, Section 2 – Planning at the operational level (pp. 2-10 t/m 2-15) en Section 3 – Campaign planning concepts (pp. 2-15 t/m 2-32). Doctrine Publicatie 3.2: Landoperaties (6 Feb 2014), Hfdst 3 De Joint Operatie: Sectie 2 Campagnethema’s (pp. 3-3 t/m 3-4), Hfdst 6 Orkestreren van operaties: Sectie 4 Het tactisch ontwerp (pp. 6-10 t/m 6-13).
107
Falklands 1: Maritime Operational Theory
Mattelaer, Alexander (11 Nov 2009). ‘The Crisis in Operational Art’, Paper presented at European Security and Defence Forum, Chatham House: London, pp. 1 t/m 17. Till, Geoffrey. Seapower, A guide for the twenty-first century, Third Edition. Para 3.6: Operational art and modern maritime theory (pp. 79 – 84), Chapter 6: Command of the Sea and Sea Control (pp. 144 – 156) en para 7.8: The Fleet Blockade (pp. 178 – 183).
2
91
108
Falklands 2: Narrative & Analysis
4
Speller, Ian Dr.. Delayed Reaction: UK Maritime Expeditionary Capabilities and the Lessons of the Falklands Conflict (http://eprints.nuim.ie/844/1/Speller.pdf). Till, Geoffrey. Seapower, A guide for the twenty-first century (Chapter 8), Third Edition, pp. 184 – 209.
109
110
111
112
113
Falklands 3: Amphibious Ops, Logistics and Joint Ops
Desert Storm 1: Strategic Setting and Joint Campaigning
Desert Storm 2: Air Campaign (part 1)
Desert Storm 2: Air Campaign (part 2)
Desert Storm 3: Ground Campaign (part 1)
Documentaire: Greatest Mysteries of War: The Falklands Islands, (1982) http://www.youtube.com/watch?v=nPxZiZVRBhE Major General Thompson, Julian (1991). The Lifeblood of War: Logistics in Armed Conflicts, Chapter 8: Amphibious Logistics Falklands 1982, London.
4
Reader Militaire Operaties, De gevechten om Port Stanley. Freedman, Lawrence & Efraim Karsh (1994). The Gulf Conflict, London, Part One: Origins of the Crisis (pp. 3 t/m 63) en Part Two: Lines in the Sand (pp. 67 t/m 127).
2
Gorden, Michael & Bernhard Trainor (1995). The Generals War: The Inside Story of the Conflict in the Gulf, Boston, pp. 31 t/m 101 en 123 t/m 141. Olsen, John Andreas (2003). Strategic Airpower in Desert Storm, Abingdon, pp. 39-48.
4
Winnefield, James A. (1993). Joint Air Operations: Persuit of Unity in Command and Control, 1942 – 1991, Annapolis, MD, pp. 97 – 140. Olsen, John Andreas (2010). ‘Operation Desert Storm’, in: John Andreas Olson (ed.), A History of Air Warfare, Potomac Books: Dulles, pp. 193-199.
4
Keany, Thomas A. and Cohen, Eliot A. (1995), Revolution in Warfare, Airpower in the Persian Gulf, naval Institute Press, Washington, pp 61-104 (scan pp. 45-61) Kol Munnik, A. de (2002). ‘Landstrategie’, in: G. Teitler (et al), Militaire Strategie, Amsterdam, pp. 189 – 219 (tot pt 7 Moderne Strategische Concepten). MOPS-113 Doctrine Plubicatie 3.2: Landoperaties:
4
Hoofdstuk 6: Orkesteren van operaties: o o o o
92
Sectie 6 Denkmodellen (pp. 6-18 t/m 620) 46 Sectie 7 Operational Areas Framework (6-21 t/m 6-27) Sectie 8 Functional Framework (pp. 6-28 t/m 6-35)
o
Sectie 9 Effects Framework (p. 6-36)
Hoofdstuk 7: De tactische operatie: o o o o o
114
Desert Storm 3: Ground Campaign (part 2)
4
Sectie 3 Tactical activities (pp. 7-5 t/m 712) Sectie 4 Manoeuvrevormen (pp. 7-13 t/m 7-18) Sectie 5 De tactische operatie in samenhang (pp. 7-19 t/m 7-20) Sectie 6 De offensieve operatie (pp. 7-21 t/m 7-27) Sectie 7 De defensieve operatie (pp. 7-28 t/m 7-35)
Allison, William Thomans, (2012). The Gulf War, 1990-91, New York, pp. 125 – 165. Citino, Robert M. (2004). Blitzkrieg to Desert Storm, Kansas, Hoofdstuk 8 en conclusive. Huber, Thomas M. (1992), Deception: Deceiving the Enemy in Operation Desert Storm, in: Roger J. Spiller, Combined Arms in Battle Since 1939, Ft Leavenworth, KS, pp. 59 – 66.
115
Legacy of Desert Storm 1, Post Modern Warfare and Transformation
4
116
Legacy of Desert Storm 2, OEF & OIF
4
Brig. Gen. Scales, Robert H. (1994). Certain Victory; the US Army in the Gulf War, London, pp. 216 - 316 Shimko, Keith L. (2010). The Iraq Wars and America’s Military Revolution, Cambridge: Cambridge University Press, hoofdstuk 1 (pp. 1-25), hoofdstuk 3 (pp. 76-90), hoofdstuk 4 (pp. 91-96, pp.108-113, 129-130). Lambeth, Benjamin (2010). ‘Operation Enduring Freedom 2001’, in: John Olsen, A history of Air Warfare, Potomac Books: Washington DC, pp. 255-277. O’Hanlon, Michael (May-June 2002). ‘A Flawed Masterpiece’, in: Foreign Affairs, pp. 47-63. Biddle, Stephen (March/April 2003). ‘Afghanistan and the Future of Warfare’, in: Foreign Affairs, pp. 26-49. Andres, Richard (2007). ‘The Afghan Model in northern Iraq’, in: Thomas Keaney and Thomas Mahnken, War in Iraq, Planning and Execution, Routledge: London, pp. 52-64.
117
Virtual War
Woods, Kevin (et. al.) (2007). ‘Doomed Execution’, in: Thomas Keaney and Thomas Mahnken, War in Iraq, Planning and Execution, London, pp. 97-123. Osch, I. M. van (Mei 2011). ‘Information Operations: Synchronisatie van actie en informatie’, in: Militaire Spectator, jrg 180, pp. 200 – 212.
4
93
Graaf, B. de, en George Dimitriu (2011). ‘De missie in Uruzgan als strategisch narratief’, in: Atlantische Commissie, Atlantisch Perspectief, nr 8. (Let bij het bestuderen van dit artikel vooral op de uitleg betreffende een Strategic Narrative en de eisen die de auteurs er aan stellen.) Simpson, Emile (2012). War from the Ground up: Twenty-first-century Combat as Politics, London, Chapter 8: Strategic Narrative (pp. 179 - 206) en Chapter 9: Ethos, Vision and Confidence in Strategic Narrative, (pp. 207 – 226). Caldwell IV, Lieutenant General (U.S. Army) William B., Murphy, Dennis M. & Menning, Anton (MayJune 2009). ‘ Learning to Leverage New Media, The Israelian Defense Forces in Recent Conflict’, in: Military Review, pp. 2 – 10. Kruizinga, Liesbeth (2014). Frames in UAV-debat: een deductieve analyse van nieuws frames in Britse, Duitse en Nederlandse media. (Artikel zal medio 2014 in de Militaire Spectator worden geplaatst. Let vooral op de uitleg van framing en verschillende frames door de auteur.) Matthijssen, C. J. (2010). ‘Strategic Communication’, in: Militaire Spectator, jrg 179, nr. 10, pp. 517 – 531. Office of the Assistant Secretary of Defense (2012). Memorandum for Commanders of the Combatant Commanders, November 28, 2012. Brooks, Rosa (2012). Confession of a Strategic Communicator: Tales from inside the Pentagon’s Message Machine, in: Foreign Affairs, Decmber 6, 2012. NATO’s Allied Command Transformation (2010). NATO Military Concept for Strategic Communications, 27 July 2010. Brand, M. (2011). ‘Strijd om beeldvorming bij militaire operaties: Vormen Sociale Media als YouTube en Twitter een nieuw Mijnenveld?’, in: Militaire Spectator, jrg 180, nr. 4, pp. 163 – 174. Murphy, Dennis M. and James F. White (2007). ‘Propaganda: Can a Word Decide a War?’, in: Parameters, Autumn 2007, pp. 15 – 27. Baudet, Floribert (2013), Het Vierde Wapen: Voorlichting, Propaganda en Volksweerbaarheid 19441953, Amsterdam: pp. 122 – 128. Ministerie van Defensie / Defensiestaf / Directie Operationeel beleid, Behoeftestellingen en Plannen / Afdeling Toekomstverkenning (2007). Beleidska-
94
der Informatie Operaties, Den Haag. Aalberts, Chris (2010). ‘Spindoctors: mannetjesmakers in Den Haag?’, in: Chris Aalberts en Maarten Molenbeek, U Draait en U Bent Niet Eerlijk: Spindoctoring in Politiek Den Haag, Den Haag. 118
Space Operations
4
Jordan, David (2008). ‘Air and Space Warfare’ (Chapter 4) in: Understanding Modern Warfare, New York, NY, pp. 212 – 220. Lupton, LtCol David E. (1998). On Space Warfare – a Space Power Doctrine (Chapter 3), Alabama, AL, pp. 21 – 31. Lambeth, Benjamin S. (2011). ‘Airpower, Spacepower and Cyberpower’, in: Joint Forces Quarterly, Issue 60, 1st Quarter, pp. 46 – 53.
119
Coercive Diplomacy
Nederlandse Defensie Doctrine, maart 2013, p. 96. Jakobsen, Peter Viggo (2007). ‘Coercive Diplomacy’ (Chapter 13), in: Contemporary Security studies, Alan Collins (ed.), New York, NY.
4
Mason, Tony (2010). ‘Operation Allied Force’ (Chapter 10), in: A History of Air Warfare, John Andreas Olsen (ed.), Washington, DC.
120
Legal Aspects of Warfare
Henriksen, Dag (2007). NATO’s Gamble , combining diplomacy and airpower in the Kosovo crisis 19981999, Annapolis, MD, hoofdstuk 9. Mengelberg, S. N. ( et al). Inleiding krijgswetenschappen, (Hoofdstuk 14), Inleiding internationaal publiekrecht (m.u.v. gedeeltes over: jurisdictie; Responsibility to Protect en internationale rechtspraak).
4
Pieters, B. P. & A. Vermeer (2011). Inleiding Humanitair Oorlogsrecht, Hoofdstuk 3 en 4, pp. 51-64 en pp. 65-90 [verplichte literatuur uit GOO]. Schmitt, Michael N. & Leslie C. Green (ed.), ‘The Falklands Crisis and the Laws of War’, in: International Law Studies, Vol. 70, pp. 203-213. 64 Voetelink, Joop (Januari 2012). ‘Een introductie in het Militair Operationeel Recht’, in: Militaire Spectator, pp. 4-13. UN General Assembly Resolution 3160 (1973). UN Security Council Resolution 502 (1982). 121
Operational Analysis & Assessment
UN Security Council Resolution 505 (1982). Supreme Allied Commander Europe (2013). Comprehensive Operational Planning Directive (COPD), Interim V 2.0 as of 04 Oct 2013: Chapter 5 Operations Assessment, pp. 5-1 t/m 5-19.
4
Matthews, Major Richard E. (1996). Defining the Operational End State: OPERATION DESERT STORM, A Monograph, School of Advanced Military Studies, United States Army Command and General Staff
95
College: Ft Leavenworth Kansas. 122
Responsiecollege TOTAAL
4
11.3.11. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
Colleges Schriftelijk werkstuk Tentamen TOTAAL
64.5 3.5 68
96
WC
ZS
TOTAAL
116 20 20 156
180.5 20 23.5 224
11.4. Cursus Methoden en Technieken van Onderzoek – II (MTO-II) 11.4.1. Inleiding De geschiedwetenschap vormt een belangrijke bron voor de krijgswetenschappen. Naast eigen ervaringen en simulaties geven immers alleen gebeurtenissen uit het verleden de individuele militair een indruk wat oorlog nu eigenlijk behelst. Militaire organisaties maken eveneens gebruik van ervaringen uit het verleden – denk aan lessons learnt, doctrines en tradities. In de vakken Evolutie van Krijgsmacht en Oorlogvoering en Militaire Geschiedenis zijn de belangrijkste ontwikkelingen in de afgelopen paar honderd jaar besproken. De vraag hoe historici aan die kennis komen, is ook al kort aan bod gekomen, vooral in de cursus Militaire Geschiedenis, waar de studenten aan de hand van contemporaine bronnen een aantal kernthema’s van de Nederlandse militaire geschiedenis hebben bestudeerd. In deze cursus zal nogmaals worden gekeken naar de mogelijkheden en beperkingen van een aantal onderzoeksmethoden zoals militaire historici die gebruiken. De complexiteit van militaire operaties en gevechten stelt hen immers voor uitdagingen. Hoe betrouwbaar zijn de gevechtsverslagen of de memoires die daaraan ten grondslag liggen? Hoe kunnen historici het verloop van een gevecht reconstrueren, of de beslissingen van een commandant analyseren? Welke aannames en invalshoeken beïnvloeden de analyse en wat is daarvan de consequentie? De in deze cursus aan te leren vaardigheden en inzichten komen de student van pas in het Veldonderzoek (Militair Historische Analyse) dat in hetzelfde blok wordt gegeven. Ze zijn daarnaast onmisbaar voor wie aan het einde van de bacheloropleiding KW overweegt een militair-historische scriptie te schrijven. De cursus MTO-II omvat 3 ECn en wordt gegeven op Leids niveau 200 Cursuscoordinatoren voor dit vak zijn prof W. Klinkert en drs H. de Jong. 11.4.2. Referentie aan de eindtermen De cursus MTO-2 vormt deel van de leerlijn MTO. Aan het eind daarvan is de student in staat zelfstandig onderzoek te verrichten en hiervan verslag te doen, ook in het Engels. 11.4.3. Cursusdoelstellingen De student die de cursus met goed gevolg heeft afgerond is in staat: een onderzoeksvraag te formuleren, een historische onderzoeksmethode te selecteren en toe te passen, de waarde en beperkingen van deze methoden uiteen te zetten, ter zake relevante literatuur te vinden, de inhoud daarvan op wetenschappelijke wijze te beoordelen, een onderzoek met succes af te ronden.
97
11.4.4. Opbouw van de cursus De cursus wordt gestuurd door de vraag naar de betrouwbaarheid van (historische) kennis. Daarbij komen de historisch-kritische methode en de comparatieve methode aan de orde, en zal worden ingegaan op een aantal kentheoretische benaderingen, waaronder R.G. Collingwoods theory of reenactment. In de cursus wordt nadrukkelijk stilgestaan bij de beperkingen van deze methoden en hun relevantie voor hedendaags militair optreden. Wat kun je wel en niet leren van historische ervaringen? De in de cursus gebruikte historische casuïstiek zal worden ontleend aan het vak MilitairHistorische Analyse. 11.4.5. Aanvangsniveau Het vak MTO-II vormt een KW-gerichte aanvulling en een vervolg op de vakken MTO en Wetenschapsfilosofie in de Gemeenschappelijke Officiersopleiding. 11.4.6. Academische vaardigheden De cursus MTO-II vormt zoals gezegd een schakel in de leerlijn MTO. In de cursus komen de volgende academische vaardigheden aan bod. Communicatieve vaardigheden Nederlands schriftelijk uitdrukkingsvermogen. debatteren Methoden en technieken van onderzoek: zelfstandige selectie van bronnen analyse van literatuur c.q. documenten
11.4.7. Literatuur In de cursus dient de Reader MTO-II te worden bestudeerd, Deze bevat een selectie aan academische literatuur op het terrein van historische methodologie. Daarnaast zal een aantal relevante bronteksten worden geanalyseerd.
10.4.8.
Didactische werkvormen
De cursus MTO-II bestaat uit twee bijeenkomsten à twee uur waarin telkens één thema, of aandachtsveld wordt uitgediept. Conform het didactisch model van de academie wordt discussie en participatie daarin nadrukkelijk aangemoedigd. De drie laatste bijeenkomsten biedt ruimte aan presentaties. De opdrachten van de cursus bouwen voort op hetgeen is behandeld in de colleges dan wel de reader en zijn een manier om het academisch denkvermogen te ontwikkelen dan wel verder te stimuleren. Naast het klassikale onderwijs is ook zelfstudie geroosterd. De elektronische leeromgeving, waar vragen gesteld kunnen worden, en waar additioneel materiaal van uiteenlopende aard te vinden is, biedt daarbij structuur.
98
11.4.8. Meting en toetsing Voor de meting en toetsing is de ‘Onderwijs- en examenregeling – Bachelor Krijgswetenschappen” versie KW-1.09 van toepassing. Het eindcijfer MTO-II komt tot stand op basis van drie opdrachten en een presentatie. De drie opdrachten wegen 20, 20 en 40 %, de presentatie weegt weer 20%. In de opdrachten wordt het analytisch en kritisch vermogen van de student getoetst, als ook de wijze waarop de student zijn/haar zienswijze onderbouwt. De eindopdracht (40% van het eindcijfer), die bestaat uit één vraag, toetst of de student zich de stof van de hele cursus heeft eigen gemaakt. De presentatie gaat over een bepaald aspect uit de cursusstof. De deelcijfers dienen ten minste 50 punten te bedragen, waarbij het eindcijfer ten minste 55 punten dient te zijn. Een onderdeel dat wordt beoordeeld met minder dan 50 punten dient te worden herkanst. 11.4.9. Programma overzicht COLLEGE
THEMA
LITERATUUR
OPDRACHT
H. de Buck e.a., Zoeken en schrijven, 11-39 Learning history, 37-39, 89-98. Volgt
Geen
301
HC
Historisch-kritische methode Bronnenkritiek
302
HC
Theoretische grondslagen
303 304
WC WC
Volgt Volgt
Opdracht II Presentatie
305
WC
Volgt
Opdracht III
Opdracht I
11.4.10. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
WC
Collegecyclus Zelfstudie Opdrachten Presentatie
4 -
Totaal
4
99
ZS
TOTAAL
6 -
34 25 15
10 34 25 15
6
74
84
11.5. Cursus Internationaal Recht (IR) 11.5.1. Inleiding Eén van de taken van de Nederlandse krijgsmacht is het handhaven en bevorderen van de internationale rechtsorde. Dat de Nederlandse regering daartoe ook veelvuldig besluit blijkt wel uit vele internationale missies waaraan de Nederlandse krijgsmacht in het buitenland bijdraagt. Recente militaire missies waar de krijgsmacht aan heeft bijgedragen zijn de militaire operaties met betrekking tot Afghanistan, Libië, de maritieme operaties voor de kust van Afrika en de stationering van patriot wapensystemen in Turkije. Omdat de Nederlandse krijgsmacht regelmatig buiten de eigen landsgrenzen optreedt is het internationaal recht, en in het bijzonder het internatonaal publiekrecht, voor de Nederlandse krijgsmacht van groot belang. De internationaal-rechtelijke grondslag voor het militair optreden en de rechtsregimes toepasselijk tijdens militair optreden bepalen in grote mate de wijze waarop staten binnen de grenzen van de internationale rechtsorde geweld kunnen toepassen, militairen in het buitenland functioneel geweld kunnen aanwenden en welk andere rechten en verplichtingen staten en individuele militairen hebben tijdens het militaire optreden. De cursus Internationaal Recht biedt kennis en inzicht in een aantal algemene en bijzondere internationaal-rechtelijke onderwerpen van belang voor het interstatelijk militair optreden. Cursuscoordinator is LTZA1 mr. M.D. Fink 11.5.2. Referentie aan de eindtermen De student die de cursus Internationaal Recht heeft afgerond:
Heeft aantoonbare kennis en inzicht in de internationaal juridische aspecten van het verkeer tussen staten en van het gebruik van militaire macht in dit verkeer en kan deze processen verklaren en toelichten; Is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door gekozen strategieën en militair handelen te toetsen aan de regels van het internationale recht; Is in staat in werkelijke en gefingeerde casuïstiek van de internationale betrekkingen en de militaire strategie alle relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren en hierop een oordeel te vormen, mede gebaseerd op relevante juridische aspecten en is in staat het handelen van commandanten, staven en officieren in operaties te toetsen aan de juridische kaders en hierover een oordeel te vormen.
11.5.3. Cursusdoelstellingen De student die de cursus Internationaal Recht heeft afgerond:
Heeft aantoonbare kennis en inzicht in de internationaal juridische aspecten van het verkeer tussen staten en van het gebruik van militaire macht in dit verkeer en kan deze processen verklaren en toelichten; Is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door gekozen strategieën en militair handelen te toetsen aan de regels van het internationale recht; Is in staat in werkelijke en gefingeerde casuïstiek van de internationale betrekkingen en de militaire strategie alle relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren en hierop een
100
oordeel te vormen, mede gebaseerd op relevante juridische aspecten en is in staat het handelen van commandanten, staven en officieren in operaties te toetsen aan de juridische kaders en hierover een oordeel te vormen.
11.5.4. Opbouw van de cursus In de cursus Internationaal Recht zal door middel van hoorcolleges in eerste instantie bij een aantal algemene basisbegrippen en de aard van het internationaal recht stil worden gestaan. Vervolgens worden een aantal internationaalrechtelijke onderwerpen uitgediept die in het bijzonder van belang zijn voor interstatelijk militair optreden. Deze onderwerpen zijn ten eerste gerelateerd aan de verschillende aspecten van het gebruik van geweld, waaronder het ius ad bellum, rules of engagement, mensenrechten en het afleggen van (juridische) verantwoording van geweldgebruik. Ten ten tweede betreffen dit onderwerpen die aan de inzet van de krijgsmacht buiten de grenzen van het Koninkrijk raken, zoals het internationaal recht van de zee en status of forces agreements. De cursus sluit af met een responsie-college.
11.5.5. Aanvangsniveau Leids niveau 200. Studenten hebben het vak Legitimiteit, beginselen van het humanitair oorlogsrecht (HOR) in de GOO gevolgd. 11.5.6. Academische vaardigheden De student moet in staat zijn om door middel van de voorgeschreven (Nederlandse en Engelse) literatuur en aan de hand het gebruik van de NLDA-wettenbundel vraagstukken van internationaal recht te kunnen analyseren en daaruit kritische en juridisch houdbare conclusies kunnen trekken. 11.5.7. Literatuur De literatuur voor dit vak betreft A. Nollkaemper, Kern van het internationaal publiekrecht (2011) en het studiemateriaal dat is opgenomen in de reader Internationaal Recht. De literatuur in de reader bestaat uit zowel Nederlandse en Engelse artikelen. Daarnaast kan de docent eventueel aanvullend lesmateriaal uitreiken tijdens de college cyclus waarvan zal worden aangegeven of dit tevens verplichte tentamenstof bevat. Bij de cursus wordt ook gebruik gemaakt van de NLDAwettenbundel. 11.5.8. Didactische werkvormen Deze cursus bestaat uit een serie van (interactieve) hoorcolleges, zelfstudie en één responsiecollege. Een aantal colleges worden gegeven door gastdocenten. Tijdens de hoorcolleges worden geselecteerde onderwerpen van de te bestuderen stof behandeld. De hoorcolleges dienen ter ondersteuning en als toelichting op de voorgeschreven literatuur en het onderwerp. Van de student wordt een grote mate van zelfstandigheid verwacht voor het doornemen van de gehele (tentamen)stof.
101
11.5.9. Meting en Toetsing Het vak wordt getoetst door middel van een schriftelijk tentamen, dat zal bestaan uit een combinatie van multiple choice- en open vragen. In overeenstemming met het examenreglement moet de student voor het tentamen tenminste het cijfer 55 behalen om voor de cursus te slagen.
11.5.10. Programmaoverzicht COLLEGE
ONDERWERP
HC
LITERATUUR
IR-1
Aard, werking en rechtssubjecten van het internationaal publiekrecht Rechtsbronnen van het internationaal publiekrecht Staat en rechtsmacht I
2
- Nollkaemper hfst. 1 en 2 - literatuur reader
2
2
IR-9
Staat en rechtsmacht II: Internationaal recht van de zee Staatsaansprakelijkheid en Internationale geschillenbeslechting Uitzondering op het interstatelijk geweldsverbod I: het collectieve veiligheidssysteem. Uitzondering op het interstatelijk geweldsverbod II: het recht op zelfverdediging en militaire interventie op basis van toestemming Capita Selecta humanitair oorlogsrecht: commandantverantwoordelijkheid en berechting oorlogsmisdrijven Mensenrechten
- Nollkaemper hfst. 6 en 7 - Literatuur reader - Nollkaemper hfst. 3en 4 - Literatuur reader - Nollkaemper hfst. 4 - Literatuur reader - Nollkaemper hfst 11 en 13 - Literatuur reader
IR-10 IR-11
Rules of engagement (ROE) Responsiecollege
2 2
IR-2 IR-3 IR-4 IR-5
IR-6
IR-7
IR-8
2
2
2
- Nollkaemper hfst 5 en 9 - Literatuur reader
2
- Nollkaemper hfst 9 - Literatuur reader
2
- Nollkaemper hfst. 11 en 13 - Literatuur reader
2
- Nollkaemper hfst. 8 - Literatuur reader - Literatuur reader - gehele lesstof
Nb. De exacte lesstof wordt aan het begin van de cursus bekendgesteld. 11.5.11. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
COLLEGES
ZELFSTUDIE
TOTAAL
Collegecyclus & tentamen
24
172
196
102
11.6. Militair-Historische Analyse (MHA) 11.6.1. Inleiding Het tweede cursusjaar van de opleiding Krijgswetenschappen wordt afgesloten met een project waarin de kernvakken van KW zoals deze tot op dat moment behandeld zijn, geïntrigeerd worden aan de hand van een historische casus. Deze casus wordt zowel theoretisch uitgewerkt, waarin training van academische vaardigheiden centraal staat, als ‘praktisch’ aan de hand van een meerdaagse battlefieldtour naar een voormalig slagveld, waarbij de inhoudelijke bijdrage door de studenten wordt geleverd. Deze onderwijsvorm is uniek voor de NLDA en biedt een stimulerende combinatie van elementen: Kennis over de militaire geschiedenis Tijdens de MHA komen elementen die studenten zijn bijgebracht in de diverse cusrsussen als IIMO, EKO, MGES, LVG en MOPS-1, in combinatie met diverse vakken met een meer logistiek karakter bij elkaar . De overdracht van historische feitenkennis is zeker niet het enige doel van de battlefieldtour (BFT), meer nog is van belang dat in een historische casus duidelijk gemaakt kan worden hoe complex militaire operaties zijn en hoeveel factoren er invloed op uitoefenen. Inzicht in die complexiteit aan de hand van een goed uitgediepte historische casus levert inzicht in de werking van het militaire bedrijf op, die alleen met een historische aanpak bereikt kan worden.
Ontwikkeling van academische vaardigheden. De ontwikkeling van academische vaardigheden kan in het kader van een MHA op vele wijzen geschieden: - op basis van zelf verzamelen van informatie komen tot de formulering van een probleemstelling en deelvragen. - Zoeken van relevantie informatie - Beoordelen van de betrouwbaarheid van de gevonden informatie - Logisch ordenen van de informatie - Schriftelijk en mondeling verslag doen van de gevonden informatie - Samenwerken in syndicaatsverband - Het houden van een militaire presentatie te velde, waarin inzicht in de militaire terminologie en de relatie tussen terrein, middelen en militair optreden duidelijk uit blijkt. De handleiding van NIMH over historische presentaties te velde kan hierbij ondersteunen. Het betekent een operationalisering van het geleerde in MTO-I, MTO-II en MGES.
Inzicht in de werking van de militaire organisatie Dit in de breedste zin des woords: organisatie; besluitvormingsprocessen; de relatie tussen logistiek en operationeel optreden; samenwerking tussen de krijgsmachtdelen; techniek; het menselijke element (moreel; inzetbaarheid); de politiek-militaire relatie; schendingen van het oorlogsrecht; invloed van weer en terrein en vele aspecten meer. In dit kader past de BFT in zo goed als alle KW-cursussen en de cursussen van de gemeenschappelijke propedeuse. Het contemporaine conventionele militaire optreden heeft nog vele wortels die teruggaan op het optreden zoals dat plaatsvond tijdens WO II. In deze zin biedt een BFT inzicht in de werking ook van huidig militair optreden. Het nadeel – de casus speelt in een vroegere periode met ou-
103
dere wapensystemen – wordt ruim gecompenseerd door het voordeel dat veel processen en verhoudingen niet wezenlijk veranderd zijn en dat de historische casus, door decennialang onderzoek en de beschikking over alle bronnen, veel completer te reconstrueren valt dan contemporain optreden. In deze zin sluit de BFT goed aan bij de colleges over het huidige optreden en de huidige organisatie en politieke inbedding van de krijgsmacht. Ook vult ze andere vormen van analyse van contemporain optreden aan, omdat in een reconstructie van een historische werkelijkheid alle fenomenen enomstandigheden van de complexe realiteit van oorlogvoering hun plaats krijgen en daarmee bij de studenten het inzicht in militair optreden vergroten.
Inzicht in militaire operaties uit het verleden kan leiden tot zinvolle reflectie over contemporaine militaire operaties.
Cursuscoordinator is Prof. dr. W. Klinkert 11.6.2. Opbouw van de cursus De cursus start met een klein aantal hoorcolleges waarin de historische achtergrond van de casus wordt belicht en waarin de technieken van de “presentatie te velde’ nader worden uitgewerkt. Aan de hand van algemeen geformuleerde deelonderwerpen, formuleren syndicaten een probleemstelling met deelvragen. Zij bespreken die met hun begeleider en zij doen onderzoek in de bibliotheek en op internet. De syndicaten houden contact met hun begeleider om de training van academische vaardigheden optimaal te laten zijn. 11.6.3. Literatuur Een wetenschappelijk militair-historische studie waarin de casus als geheel wordt beschreven. Deze wordt gebruikt als algemeen referentiekader. 11.6.4. Toetsing Het cijfer bestaat uit een beoordeling van het onderzoeksproces voorafgaande aan de BFT en uit een inhoudelijke en vormtechnische beoordeling van de presentatie te velde. In de afronding kan participatie tijdens BFT (stellen van vragen en houding in het algemeen) een rol spelen.
104
12. Hoofdstuk 12 - Cursussen in het vierde en vijfde semester Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de het vierde semester waarin de verbreding cq verdieping van de kennis in de bachelor krijgswetenschap wordt gezocht door het aanbieden van een minorenprogramma. Het vierde semester beslaat de perioden 9 t/m 12.
105
12.1. Cursus Internationale Veiligheidsstudies (IVS) 12.1.1. Inleiding Deze cursus biedt een overzicht van theorieën en thema’s uit het vakgebied veiligheidsstudies. Theoretische concepten worden in de colleges gekoppeld aan vraagstukken uit de praktijk. Dat doen we door middel van een actuele casestudy, nl. de interventie in Libië in 2011. De casus is gekozen omdat veel issues en thema’s goed in de casus terug zijn te vinden. In de eerste vier weken komen traditionele thema’s van de internationale veiligheid aan bod; de nadruk ligt hier op gewapend conflict. In de tweede helft wordt ingegaan op binnenlandse veiligheidsvraagstukken en op brede veiligheid. Aan de orde komt onder andere de dynamiek van opstand en intrastatelijk conflict en de wisselwerking tussen milieu-, energie- en armoedevraagstukken en veiligheid. In de cursus IOVH wordt basiskennis over een beperkt aantal belangrijke benaderingen en begrippen overgebracht. Studenten in de krijgswetenschappen verdiepen deze basiskennis in de cursus IB. Ze verwerven bredere en diepere kennis van en inzichten in de verschillende benaderingen. Door zelfstandige opdrachten en werkcolleges krijgen ze bovendien ervaring met de wisselwerking tussen theoretische aannames, onderzoeksmethoden en onderzoeksresultaten. In de cursus IVS wordt vanuit deze algemene benadering van de internationale betrekkingen naar het specifieke deelgebied van de veiligheidsstudies toe gewerkt. De opdrachten voor deze cursus spitsen zich toe op veiligheidsvraagstukken en op het vigerende veiligheidsbeleid van zowel (Westerse) staten als internationale organisaties. Cursuscoordinator is Dr. M.G.D. Rothman 12.1.2. Referentie aan de eindtermen
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij: - internationaal-politieke ontwikkelingen vanuit de historische context kan verklaren naar het heden, - het gebruik van het militaire machtsinstrument als één van de machtsmiddelen van een staat kan uitleggen.
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door: - theorieën en modellen uit de internationale betrekkingen in werkelijke en gefingeerde casuïstiek te duiden en te analyseren, - keuzen te maken voor politieke en militaire strategieën en de gevolgen van deze keuzen aan te geven, - in werkelijke en gefingeerde casuïstiek de besluitvorming te reconstrueren, de hiervoor relevante gegevens te verzamelen en te analyseren en vast te stellen welke doorslaggevende invloedsfactoren tot een besluit hebben geleid.
106
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat: - in werkelijke en gefingeerde casuïstiek van de internationale betrekkingen en de militaire strategie alle relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren en hierop een oordeel te vormen, mede gebaseerd op relevante sociaal-maatschappelijke, juridische en ethische aspecten. 12.1.3. Cursusdoelstellingen
Bovenstaande eindtermen worden in een aantal fasen tijdens de opleiding bereikt. Tijdens de cursus IB is een aantal begrippen aangeleerd en is enig inzicht verworven in de theorievorming over internationale betrekkingen. De cursus IVS verdiept en verbreedt de kennis van en het inzicht in vigerende theorieën, onderzoeksmodellen en onderzoeksresultaten uit het vakgebied internationale veiligheidsstudies. De cursusdoelen van deze cursus zijn:
diepere en bredere kennis te vergaren over verschillende theorieën van de internationale betrekkingen, en in het bijzonder van internationale veiligheidsstudies; kunnen aangeven wat de relatie is tussen internationale betrekkingen en veiligheid; de recente ontwikkelingen op veiligheidsgebied kunnen verklaren aan de hand van theorievorming binnen de internationale betrekkingen en veiligheidsstudies (samenhang theorie – empirie); door middel van het schrijven van een werkstuk over een case (in het Engels), theorieën van de internationale betrekkingen zelfstandig kunnen toepassen en kunnen koppelen aan de praktijk; door middel van het schrijven van een syndicaatswerkstuk, een beleidsdocument kunnen analyseren.
12.1.4. Opbouw van de cursus In de cursus IVS worden een aantal theorieën en benaderingen uitgediept die in de cursus IB-II aan de orde zijn geweest. Deze theorieën worden toegepast op een aantal actuele vraagstukken (met empirische vraagstellingen). Hierbij wordt in de werkcolleges vooral ook ingegaan op actueel onderzoek over deze thema’s. In de hoorcolleges worden theoretische discussies en uitgangspunten toegelicht en verklaard en geïllustreerd. 12.1.5. Aanvangsniveau De student dient de cursus IB met succes te hebben voltooid. 12.1.6. Academische vaardigheden Academische vaardigheden zijn een wezenlijk bestanddeel van de cursus. In de cursus zijn de volgende oefenmomenten verwerkt:
Communicatieve vaardigheden Engels - Lezen en begrijpen van een leerboek en enkele geselecteerde wetenschappelijke artikelen. Communicatieve vaardigheden Nederlands - Wederzijds bespreken van elkaars werk in de vorm van coreferaten, - Argumenteren en redeneren tijdens alle werkcolleges.
107
Studenten zijn in staat stelling te nemen over een onderwerp en deze stelling met passende argumenten te verwoorden in een essay van 1800 woorden (CVN-e).
Methoden en technieken van onderzoek - Opzetten van een eenvoudig onderzoek (naar model van het leerboek “Research and Writing in International Relations”), - Zelfstandig voor het onderzoek relevante – voornamelijk empirische – literatuur (Nederlands en Engels) zoeken, waarbij sommige artikelen het 300-niveau kunnen overstijgen. Bij het analyseren van de artikelen krijgen de studenten handvatten aangereikt (leerboek schrijfvaardigheid en werkcolleges). Wetenschapsfilosofie - Argumenteren en redeneren over onderzoeksmethoden in relatie tot concurrerende theorieën en benaderingen, - Aan de hand van een theorie een empirisch fenomeen verklaren, waarbij de keuze voor de theorie wetenschappelijk beredeneerd moet zijn. - Aan de hand van een theorie een beleidsdocument analyseren. 12.1.7. Literatuur
De cursus maakt gebruik van één centraal leerboek en een aanvulling hierop in een reader. Voor de hoorcolleges wordt gebruik gemaakt van een leerboek. De werkcolleges en de opdrachten maken verder gebruik van artikelen verzameld in een reader. Voor twee opdrachten dient de student zelfstandig verder naar bronnen te zoeken. De student wordt aangeraden bij het schrijven gebruik te maken van handleidingen die in eerdere cursussen zijn uitgereikt.
Boeken: - Williams, P.D. (ed.), Security Studies: An Introduction, London & New York: Routledge, 2008. Reader: - Diverse beleidsdocumenten over hedendaagse veiligheidspolitiek (o.a. hoofdstukken uit Toekomstverkenningen Defensie). Aanbevolen werken: - Roselle en Spray (2008) Research and Writing in International Relations. New York: Pearson Longman. (Dit boek was verplichte literatuur voor de cursus IB.) 12.1.8. Didaktische werkvormen
Deze cursus bestaat uit een reeks hoor- en responsiecolleges. In de hoorcolleges zal de opgegeven literatuur worden behandeld en zal tevens ook worden ingegaan op de bredere context van de onderwerpen die voor dat college op het programma staan. De responsiecolleges leggen de nadruk op de toepassing van de theorie op voorbeelden uit de empirie. Cadetten leren zelfstandig om te gaan met theorieën en de relatie tussen theorie en empirie. Zij zullen leren zelfstandig te zoeken naar informatie en een analyse te maken over de relatie theorie – empirie in de vorm van een individueel paper. Bovendien zullen zij leren kritisch te kijken naar andermans analyses door middel van een groepswerkstuk over de (impliciete en expliciete) theoretische aannames in beleidsdocumenten.
108
12.1.9. Meting en Toetsing De eindwaardering voor de cursus Internationale Veiligheidsstudies komt tot stand door de gemiddelde waardering voor:
Een tentamen over de literatuur en de collegestof. Het tentamen bestaat uit open vragen en essayvragen die betrekking hebben op de theorieën die in het vak aan bod komen. Het cijfer voor het tentamen weegt met een wegingsfactor 2 mee in het eindcijfer. Een individueel werkstuk. Dit weegt met een wegingsfactor 1 mee in het eindcijfer. Een klassikale presentatie. Deze wordt gewaardeerd met voldoende/onvoldoende Het gemiddelde van het tentamen en beide werkstukken dient tenminste 55 punten te bedragen. Elk moet bovendien met tenminste 50 punten te zijn gewaardeerd. (Het co-referaat dient met een voldoende te zijn gewaardeerd.) 12.1.10. Programmaoverzicht COLLEGE ONDERWERP IVS-01
IVS-02
IVS-03
IVS-04 IVS-05 IVS-06
IVS-07 IVS-08 IVS-09 IVS-10 IVS-11 IVS-12 IVS-13 IVS-14
1e HC: Inleiding tot het vak; onderwerp en afbakening van veiligheidsstudies: traditionele veiligheidsstudies, brede veiligheid, human security 1e WC: Introductie, het schrijven van een wetenschappelijk werkstuk, casusselectie en hypothetiseren 2e HC: Het klassieke veiligheidsdilemma: onzekerheid, oorlog, terrorisme 3e HC: Intrastatelijk conflict: genocide en etnisch conflict 2e WC: Opzet individueel paper 4e HC: Veiligheidsbeleid: coercion, counterterrorisme, counterinsurgency, peace operations 3e WC: Veiligheidsstrategie 5e HC: Veiligheidsorganisaties Tentamen, eerste deel 4e WC: Co-referaten 6e HC: Kritische benaderingen en brede veiligheid 5e WC: Beleid en beleidsdocumenten 7e HC: Human security, armoede, misdaad 6e WC: Opzet syndicaatswerkstuk
HC
WC ZS
LITERATUUR
2
-
-
Williams, h.1
-
2
-
Herinnering: Roselle en Spray
2
-
-
Williams, h.2, 10, 11 en 12
2
-
-
Williams, h.3, 6, 13 en 14
2
2 -
-
Williams, h.4, 15, 25, 26, 27
2
-
Diverse beleidsdocumenten Williams, h. 20, 21, 22, 24 en 28
2
2 2 2 -
-
-
2
-
Williams, h.5, 7, 8 en 9; herlees Williams h.11, 15 en 27 Diverse beleidsdocumenten
2
-
-
Williams, h. 16,17, 23, 29 en 30
-
2
109
-
8e HC: Milieu- en gezondheidsvraagstukken, migratie IVS-16 9e HC: Veiligheidsorganisaties en brede veiligheid IVS-17 Tentamen, tweede deel IVS-18 Inleveren individueel en syndicaatswerkstuk Totaal NB: Zelfstudie-uren nog toe te wijzen IVS-15
2
-
-
Williams, h.18, 19, 31 en 32
2
-
-
Williams, h.33; herlees Williams h. 20, 21, 22, 28
2
18
16
74
12.1.11. Totaaloverzicht van studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
WC
ZS
TOTAAL
Collegecyclus Opdrachten en werkstuk Tentamen
18 -
12 4
74 60 -
104 60 4
Totaal
18
16
134
168
12.1.12. Individueel paper Het doel van het individueel paper is het kritisch toepassen van wetenschappelijke theorien. De student zal een bestaande casus verklaren volgens een alternatieve theorie van de internationale betrekkingen, en dit afzetten tegen een Realistische of Liberale verklaring. Het paper wordt ondersteund door de collegeliteratuur, aangevuld met wetenschappelijke literatuur. Het paper wordt beoordeeld op de volgende punten: Argumentatie, verwijzingen, begrip van de epistemologie, begrip van de ontologie.
12.1.13. Paper Het doel van het individueel paper is het kritisch beschouwen van actueel beleid. De student zal voor een bestaande casus het beleid duiden volgens de aangereikte theoriën, en de aannames en vooronderstellingen van het gepresenteerde beleid beschouwen. Het paper wordt ondersteund door de collegeliteratuur, aangevuld met wetenschappelijke literatuur.
110
12.2. Minoren In het vierde en vijfde semester worden de studenten in de gelegenheid gesteld een minor naar keuze te volgen. Daarmee wordt inhoud gegeven aan de zesde eindterm: Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat in een geheel ander vakgebied dan de krijgswetenschappen: zich te oriënteren en inzicht te krijgen in de meest relevante probleemstellingen, zich hierover een oordeel te vormen, dit inzicht en oordeel mondeling en schriftelijk te communiceren in de Nederlandse taal, met professionals uit dit vakgebied te discussiëren over de meest, actuele relevante vraagstukken. In beginsel zijn de studenten gehouden een keuze te maken uit één van de institutionele minoren (van elk 20 ECn) die de faculteit zelf aanbiedt, n.l.: Militair Recht (coordinator LtKol mr. G.L.C. v.d. Bosch) - Alle militairen, en met name commandanten, passen in de dagelijkse praktijk militair recht toe. Militair recht is een op de militaire praktijk gerichte combinatie van rechtsgebieden: o.a. volkenrecht, staatsrecht, straf- en tuchtrecht, oorlogsrecht en bestuursrecht. Binnen deze rechtsgebieden spitst de minor militair recht zich toe op het juridische kader voor militairen en militaire inzet. Het bestaat ruwweg uit drie componenten: o de rechtsbases (grondslagen) voor militaire inzet; o de rechtsregimes (regels) die op militaire inzet en militairen van toepassing zijn; o organisatorische delen die het functioneren van een krijgsmacht betreffen. De minor Militair recht gaat op deze drie componenten in. De doelstelling van de minor Militair recht is aanstaande officieren een academisch werk- en denkniveau in het domein van het militaire recht bij te brengen. Dynamiek van Mens en Militaire Organisatie MBW minor
(coordinator Dr. E.J. de Waard)
Het succes van iedere organisatie, en zeker ook van Defensie, is in hoge mate afhankelijk van de inzet van de menselijke factor en de logistieke ondersteuning. De minor die wordt aangeboden door de vakgroep MBW vormt daarom een waardevolle aanvulling op het KW-curriculum. Het geeft inzicht in functioneren als officier in hoedanigheid van leidinggevende en manager, en besteedt aandacht aan het werken met mensen, in een complexe organisatie. De minor bevat daartoe vakken over de Psyho-Sociale Dynamiek van een Geweldsorganisatie, Project Management, Veiligheid en Leiderschap bij Rampen en Crises en Defensie Logistiek en Suplly Chain Management.
Voor de inhoud van deze minoren wordt verwezen naar de programma- en studiegidsen van deze minoren. Het volgen van deze minoren geschiedt ook onder het gezag van de betreffende studierichting. In het derde semester wordt steeds een informatiebijeenkomst georganiseerd, waarin de mogelijkheden voor minoren worden toegelicht, teneinde daarna een bewuste keuze te kunnen maken. Studenten wordt tevens de mogelijkheid geboden een minor buiten het verband van de Faculteit Militaire Wetenschappen te volgen. Studenten dienen de mogelijkheid van een dergelijke minor zelf
111
te onderzoeken en in een voorstel ter goedkeuring voor te leggen. De eisen waaraan deze minor moet voldoen zijn: relevant voor het beroepsprofiel en te beschouwen als een verbreding van de krijgswetenschappelijke studie, gegeven aan een erkende en geaccrediteerde instelling van universitair onderwijs, een omvang van tenminste 20 ECn, te voltooien binnen de perioden 9 en 10 herkansingsmogelijkheden binnen zes maanden na afloop van periode 10. Een verzoek om een minor buiten de eigen faculteit te mogen volgen wordt ingediend bij het opleidingsbestuur en dient tenminste te bevatten: motivatie om de minor te volgen, relevantie voor het officiersberoep, beschrijving van de vakken, de literatuur, de colleges en de tentamenregeling, kosten, verbonden aan het volgen van de minor. Dit verzoek dient voor 15 april te zijn ingediend. Het opleidingsbestuur voorziet de verzoeken van advies en vraagt de examencommissie om advies. Daarna wordt dit verzoek voorgelegd aan het faculteitsbestuur die tot beslissen bevoegd is. Academische vaardigheden zijn een wezenlijk bestanddeel van de verschillende minoren. In elke minor is het volgende oefenmomenten op het gebied van communicatieve vaardigheden Nederlans verwerkt: De student schrijft een artikel voor een tijdschrift van tenminste 1800 woorden (CVN-c).
112
12.3. Cursus Integratieproject (IPRO) 12.3.1. Inleiding Aan het begin van hun derde studiejaar nemen de studenten deel aan het integratieproject. Dit integratieproject bouwt voort op het eerste integratieproject en op kennis en inzichten uit periode 8. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de academische vaardigheden die in de minorperiode op verschillende wijze is versterkt. Het integratieproject is een vak- en cursusoverstijgend krijgskundig projectonderwijs dat gekenmerkt wordt door een interdisciplinair karakter, eigen onderzoek en een grote mate van zelfwerkzaamheid. In dit project gaat het om het doen van een zelfstandig, maar nog wel op afstand begeleid leeronderzoek als opmaat voor de ‘eindscriptie’. Het project behelst in feite een krijgskundig practicum dat zo veel mogelijk door de studenten wordt voorbereid (onderzoek doen), uitgevoerd (onderzoeksresultaten presenteren), waarna het onderzochte wordt gereflecteerd op de praktijk (kritisch denken en zelfreflectie. Nadrukkelijk is het de bedoeling dat het project wordt afgesloten met een bezoek aan de locaties waarover het project gaat, zodat de studenten zich kunnen verplaatsen in de locale omstandigheden en meer realiteitszin opdoen. Na het eigen onderzoek worden de onderzoeksresultaten op de locatie gepresenteerd en zo mogelijk aan de plaatselijke omstandigheden getoetst. De cursus IPRO omvat 5 ECn en wordt gegeven op Leids niveau 300. Cursuscoordinatoren zijn Dr. T.H.B.F.M. Brinkel en Drs. S.N. Mengelberg 12.3.2. Referentie aan de eindtermen Omdat dit project een integratie van meerdere kennisvelden en wetenschappen is, zijn de eerste drie eindtermen die in par. 1.10. zijn verwoord in zijn geheel van kracht. Daarbij zijn de volgende eindtermen voor dit project van doorslaggevend belang:
Een aspirant-officier/cadet/adelborst/student die afstudeert bij de bachelor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis, inzicht, oordeel en visie over te brengen op een publiek bestaande uit vakgenoten en niet-vakgenoten, zowel mondeling als schriftelijk, zowel in de Nederlandse als in de Engelse taal in de vorm van presentaties, bijdrage in discussies, papers, werkstukken, referaten en een scriptie. Een aspirant-officier/cadet/adelborst/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen bezit de houding, interesse en leervaardigheden die nodig zijn om een vervolgstudie zelfstandig af te ronden. Hij of zij is in staat zelfstandig de methoden en technieken van onderzoek toe te passen die nodig zijn voor de bestudering van historische casuïstiek, voor casestudies en voor de operationele analyse van besluitvormingsprocessen. Waarbij tevens: De student in staat dient te zijn een onderzoeksvraag te kunnen formuleren. De student zelfstandig een onderzoek moet kunnen uitvoeren. De student een onderzoeksverslag dient te kunnen schrijven dat in samenhang is met de doelstellingen van het project. De student zijn onderzoeksgegevens op een begrijpelijke en originele wijze dient te presenteren aan de projectgroep, zowel op papier, in de klas als op locatie.
113
-
De student, zowel in zijn eigen onderzoek als tijdens participatie in het project, een probleem multidisciplinair en vanuit een theoretische basis dient te kunnen benaderen.
12.3.3. Cursusdoelstellngen Het project in het algemeen en het studentenonderzoek in het bijzonder richten zich op het politieke- en strategische niveau maar hiervoor is het soms wel nodig het operationele- en tactische niveau te integreren. Het integratieproject geft invulling aan de volgedne cursusdoelstellingen:
De cursist op actieve wijze kennis laten maken met politiek-militair belangrijke gebeurtenissen en regio’s met als doel een grotere herkenbaarheid van de te beschouwen periodes en regio’s, en het opbouwen van inzicht in de achterliggende militaire en politieke theorieën. Analyseren van de militaire en krijgshistorie en het gebruik van het militaire instrument ter ondersteuning van politieke doelstellingen. Kennisnemen van een regio met een andere cultuur en de consequentie daarvan op politieke en maatschappelijke processen. Evalueren van de consequenties van politiek en militair optreden en de reactie van de maatschappij hierop door een zelf uit te voeren analyse. Hierbij staat het analyseren en beoordelen van politieke en militaire besluitvorming voorop. Hiermee krijg je een meer praktisch inzicht in de politieke, strategische, militair-operationele, militair-technische, ethische en militair leiderschapsaspecten bij de inzet van militaire middelen om politieke doelstellingen te kunnen behalen. Toepassen van de in andere – relevante – vakken behandelde stof in de te behandelen casus door aan de hand van internationale betrekkingen en conflictmanagementtheorieën argumenten te selecteren en hieruit conclusies te trekken. Synthetiseren van de eerder in het curriculum aangedragen leerstof door het doen van onderzoek.
12.3.4. Opbouw van de cursus Het integratieproject richt zich op de vierde fase van het aanleren van onderzoeksvaardigheden. Met de steun van een tutor wordt zelfstandig een verdiepend onderzoek gedaan naar aanleiding van een thema. De rol van de tutor wijzigt gedurende het project: van op afstand begeleidend en adviserend naar toezichthoudend. Met andere woorden, de student zal zich steeds nadrukkelijk met zijn eigen deelonderwerp bezig houden, maar kunt terugvallen op de tutor. Het onderwerp van een integratieproject richt zich op “internationale betrekkingen en internationale veiligheids studies” in een historisch bepalende periode die van politiek-strategisch belang is. Tevens wordt ingegaan op de geopolitieke positie van de regio. Het gaat in analyses om het herkennen van karakteristieken, trends en “eigenaardigheden” die van belang zijn om de huidige internationale betrekkingen en de politiek van een land (of regio) te doorgronden. Het draait om het lering trekking uit de geschiedenis, kennis te nemen van de regio en cultuur en dit te koppelen aan de huidige, dan wel toekomstige praktijk van conflictmanagement. In de regel richt het project zich op een regio. Deze regio kan jaarlijks verschillen. In 2005 en 2006 was het project opgebouwd rond het thema van Duitsland in het algemeen en Berlijn in het
114
bijzonder. In 2007 t/m 2009 stonden de regio’s Bosnië-Herzegovina en Turkije centraal. De regio’s die in 2013 en 2014 centraal stonden, waren Kosovo en Ierland.
De cursus bestaat uit:
een reeks inleidende colleges om: - kennis voor verdiepend onderzoek over het thema over te brengen, - voldoende basiskennis over de betreffende regio te verwerven als referentiekader voor verder onderzoek een reeks thematische en verdiepende colleges - om kennis en inzicht over te brengen over specifieke thema’s die relevant zijn om de regio te kunnen doorgronden, - om voldoende achtergrond kennis te verkrijgen om deel te kunnen nemen aan de discussies tijdens de tour een periode voor onderzoek - het analyseren van de projectopdracht, waaronder het formuleren van deelvragen aan de hand van gerichte vragen, - het raadplegen en vergelijken van verschillende theorieën (internationale betrekkingen, politicologisch, bestuurskundig, psychologisch, economisch, sociologisch, enz.) en het opzetten van een theoretisch onderzoekskader, - een methodische aanpak van werken en plannen (uitgedrukt in tijd- en activiteitenschema’s, - het raadplegen en vergelijken van informatiebronnen en het zoeken van relevante informatie aan de hand van een globale opdracht, - het beargumenteren van gemaakte keuzes met betrekking tot het selecteren, het logisch ordenen en presenteren van gevonden informatie - het opstellen van een onderzoeksverslag. een studiereis - het houden van een presentatie over de belangrijkste onderzoeksresultaten, - reflecteren op het eigen werk en op het werk van andere collega’s.
12.3.5. Aanvangsniveau Deelname aan het integratieproject is mogelijk, indien de cursussen LVG, IB en MOPS-I met voldoende resultaat zijn afgesloten.
12.3.6. Academische vaardigheden Communicatieve vaardigehden Nederlands: Een complexe vraagstelling kunnen uitwerken en gestructureerd kunnen presenteren op een vooraf niet verkende locatie (te velde). Daarbij wordt gebruik gemaakt van passende hulpmiddelen en een formeel-zakelijk taalgebruik. Na afloop van de presentatie wordt de discussie geleid. (CVN-d). Militaire ethiek; Morele consequenties van genocide en andere oorlogsmisdaden.
115
12.3.7. Literatuur Voor elk project wordt een reader met politieke, historische, juridische en operationele hoofdstukken en artikelen uitgegeven die nodig zijn voor het volgen van de colleges en het verwerven van elementaire kennis over het projectthema. 12.3.8. Didactische werkvormen Het project bestaat uit een aantal hoorcolleges. Het merendeel van de tijd wordt besteed aan zelfstudie. In deze zelfstudie worden de versterkte opdrachten in projectvorm uitgewerkt. Daartoe worden syndicaten geformeerd en aan elk syndicaat wordt een tutor toegewezen. Het leerproces komt tot stand in de interactie tussen de studenten, daarbij (be)geleid door de tutor. 12.3.9. Meting en toetsing De toetsing van het integratieproject bestaat uit: Een schriftelijk tentamen met een wegingsfactor 0.3, De presentatie tijdens de studiereis met een wegingsfactor 0.2, De waardering voor het onderzoeksverslag met een wegingsfactor 0.3, De waardering van de tutor en de studiereisleider voor de particatie in de syndicaten en tijdens de studiereis met een wegingsfactor 0.2. 12.3.10. Programmaoverzicht Voor elk project wordt jaarlijks een nieuw programma uitgegeven. Voor het programma van het integratieproject wordt hiernaar verwezen. 12.3.11. Totaaloverzicht aan studielasturen De verdeling van de studielast zal per project verschillen. Indicatief kan de volgende tabel gehanteerd worden, waarbij grote afwijkingen door het Opleldingsbestuur KW gesanctioneerd worden. THEMA / ONDERWERP
HC
WC
ZS
TOTAAL
Collegecyclus Projectwerk: Voorbereiding van de presentatie en het werkstuk Tentamen
14 -
10 -
48 64
72 64
-
2
-
4
Totaal
14
12
112
140
116
12.4. Cursus Methoden en Technieken van Onderzoek III (MTO-III) 12.4.1. Inleiding De cursus “Methoden en Technieken van Onderzoek – III” is een inleiding in het gebruik van kwantitatief gebaseerde onderzoeksmethoden in de bestudering van militair operationele problemen en van strategische vraagstukken. De cursus is onderdeel van de wetenschappelijke opleiding Krijgswetenschappen en bouwt voort op de cursus ‘Statistiek’ en ‘Methoden en Technieken van Onderzoek I & II’ uit het eerste studiejaar. Van elementaire wiskundige concepten zal worden aangetoond hoe deze kunnen bijdragen in het bestuderen van de militair operationele praktijk, met name door de introductie van (concepten uit) speltheorie en operationele analyse. De cursus dient als inleiding op de cursus ‘Methoden en Technieken van Onderzoek IV’ uit het derde studiejaar. De cursus omvat 3 ECn en wordt gegeven op Leids niveau 200. 12.4.2. Referentie aan de eindtermen De student die het vak Methoden en Technieken 3 met succes heeft afgerond heeft aantoonbare kennis en inzicht in het gebruik van kwantitatieve methoden om groepsgedrag in een militair operationele context te verklaren. Daarnaast kan hij zijn kennis en inzicht toepassen door theorieën en modellen (met name uit de niet nulsom speltheorie) in werkelijke en gefingeerde casuïstiek te duiden en te analyseren. Tevens is hij in staat keuzen te maken voor politieke en militaire strategieën gebaseerd op methoden uit de speltheorie en operationele analyse. Uiteindelijk kan de student een oordeel vormen over de validiteit van theorieën en modellen op grond van uitkomsten uit een operationele analyse. Cursuscoordinator is Dr. Ir. R.H.A. Lindelauf 12.4.3. Cursusdoelstellingen De student die “Methoden en Technieken van Onderzoek III” met succes heeft gevolgd bezit de volgende kwalificaties:
de student heeft aantoonbare kennis van operationele analyse en speltheorie als methode om complexe vraagstukken te doorgronden, de student is in staat de mogelijkheden en beperkingen van een kwalitatieve analyse te benoemen en te illustreren met voorbeelden uit de militair -operationele context, de student kan het Poisson proces operationaliseren en is bekend met de elementaire eigenschappen hiervan, de student kan de elementaire beginselen van (niet coöperatieve) speltheorie benoemen en verklaren, de student is bekend met en kan eenvoudige graaf theoretische problemen oplossen, de student is in staat een eenvoudig 2-person zero-sum spel op te lossen, de student is in staat om niet nulsom spellen te interpreteren en de meest voorkomende eigenschappen van deze te benoemen, de student is bekend en kan rekenen met schatten aan de hand van ‘sample mean’ en ‘sample max’, de student kan grafisch een LP probleem oplossen, de student is bekend met het gebruik van LP technieken voor toekennings- en transport problemen.
117
12.4.4. Opbouw van de cursus De cursus is opgebouwd uit de volgende onderwerpen: 12.4.4.1.
Een historische inleiding over de toepassing van Operationele Analyse en Speltheorie in de analyse van militair operationele problemen. Het formuleren van een kwantitatief model wordt behandeld. Specifiek wordt ingegaan op de methode van Polya en de ABC methode om problemen systematisch te analyseren. Tevens zullen concepten uit de eerstejaars cursus statistiek worden opgefrist en geoperationaliseerd. 12.4.4.2. Een introductie in de niet coöperatieve speltheorie, zowel nulsom als niet nulsom spellen alsmede de daarbij behorende elementaire concepten. 12.4.4.3. De theorie van netwerken en in het bijzonder elementaire begrippen uit de grafentheorie. De relevantie voor de krijgsmacht (in het bijzonder Network Centric Warfare) wordt toegelicht en de relatie tussen concepten uit de netwerk theorie en de militaire praktijk wordt aangetoond. 12.4.4.4. Het gebruik van stochastische modellen om onbekende parameters te schatten wordt uitgelegd en geïntroduceerd aan de hand van het voorbeeld van het schatten van het aantal Duitse tanks ten tijde van de tweede wereldoorlog. Meer specifiek wordt de ‘sample mean’ en ‘sample max’ schatter geïntroduceerd en geanalyseerd. 12.4.4.5. Lineair programmeren zal worden geïntroduceerd aan de hand van een eenvoudig transport probleem ten tijde van de Soviet invasie in Afghanistan. Deze onderwerpen zullen worden toegelicht in hoorcolleges. Bijbehorende opgaven en oefeningen zullen in een werkcollege verder aan bod komen. 12.4.5. Aanvangsniveau De student heeft de methoden en technieken van onderzoek uit de GOO en de cursus statistiek en MTO-II met succes voltooid. 12.4.6. Academische vaardigheden De voornaamste academische vaardigheid die wordt versterkt door deze cursus is de leerlijn ‘methoden en technieken van onderzoek’. Deze cursus levert een bijdrage aan het equiperen van de student met middelen om goed objectief onderzoek te doen met nadruk op het gebruik van kwantitatieve methoden. 12.4.7. Literatuur
Reader ‘Methoden en Technieken van Onderzoek 3’. Zwet, J. van. “Operational Research” en de moderne oorlogvoering. Militaire Spectator 122(2), 1953. Schrijver, A. On the history of the transportation and maximum flow problems. Math. Program., Ser. B 91: 437-445, 2002. Een hoofdstuk `Random graphs and complex networks,’van prof. dr. Van der Hofstad, TU Eindhoven, 2006, Hoofdstuk 1 uit diktaat.
118
12.4.8. Didactische werkvormen Tijdens werkcolleges zal het behandelde materiaal in de hoorcolleges actief door de studenten geoefend worden door middel van het uitreiken van een vel met oefenopgaven. De studenten werken individueel aan deze opgaven en tijdens de werkcolleges is het mogelijk individueel en klassikaal vragen te stellen betreffende de opgaven en voorgaande stof. Een tussentoets is opgenomen om de voortgang te bewaken. Gedeeltelijke uitwerkingen van de opgaven worden interactief aangeboden op teletop en via dat medium wordt de mogelijkheid geboden om de stof verder uit te diepen indien gewenst. 12.4.9. Meting en toetsing Het vak MTO-III wordt beoordeeld met behulp van een schriftelijk tentamen. 12.4.10. Programmaoverzicht COLLEGE
ONDERWERP:
HC
MTO-201
Inleiding in de cursus
2
WC
ZS
4 MTO-202
Nulsom speltheorie, inleiding dmv voorbeeld WOII
2
6 MTO-203
Nulsom speltheorie, algemene inleiding
2 6
MTO-204
Nulsom speltheorie, inleiding wiskundige concepten
2
119
LITERATUUR / THEMA’S H.1 MTO III Boek ‘Statistiek om mee te werken’ van Buijs. Short history Operations Research and relevance Military Ops. Discuss article from military spectator. Short history Game Theory and relevance Military Ops. Problem Solving: Polya’s method Problem solving: ABC method Refresher probability theory (1st year) and counting (discrete versus continuous probability distribution, ‘laws’ of probability, permutation / combination Lees artikel Operationele Analyse Mil. Spec en hoofdstuk I reader en herhaal opgaven statistiek. Introduce concepts of two-person zero-sum game theory by way of Battle of Bismarck sea (pure strategy, zero-sum, payoff matrix, maximin criterion, equilibrium). Introduce domination, mixed strategy with aid of Avranches battle. Maximin visually, expected payoff, interpretation mixed strategy Bestudeer hoofdstuk 1 reader, oefen opgaven statistiek. Exercise sheet 1 + exercises H3 H4 uit ‘Statistiek om mee te werken’ Lees hoofdstuk 2 reader Hoofdstuk 2 reader. Introduce mathematical notation for game theory. Mixed strategy is probability distribution over pure strategies. Example military checkpoint. Introduce vector notation, payoff matrix, expected value. Maximin/ minimax criteria. Exchangability of Nash equilibria.
6 MTO-205
Niet nulsom speltheorie, inleiding
2
8 MTO-206
Oefenen concepten uit speltheorie
2 6
MTO-207
Inleiding concepten uit 2 operationele analyse, met name netwerktheorie
8 MTO 208
Opfrissen en 2 vernieuwen concepten statistiek uit 1e jaar, leggen link met operationele analyse 8
MTO 209
Uitwerken puntschatters voor operationele analyse
2
MTO 210
Inleiding lineair programmeren operationele analyse
2
6
120
Oefen opgaven uit reader en bestudeer. Hoofdstuk 3 reader. Introduce non-zero sum games. Battle of sexes: eq. pairs not exchangeable / payoffs eq. distinct. / power strategy. Prisoner’s dilemma: eq. pair not ‘optimal’ / Game of Chicken: no dominated strategies / maximin / equil. Bestudeer hoofdstuk 3 en oefen opgaven Exercise sheet 2 Lees hoofdstuk 4, recapituleer oefenopgaven. - H. 4 MTO 3 - ‘Random Graphs and Complex Networks’ (Hofstad) - ‘On transportation and max flow’. Introduction to graph theory. Discuss max flow article and relation with military operations, motivation for the study of networks Introduce paths, walks, isomorphism. Example president visiting country route recon and social network analysis terrorist networks. Vertices, edges, neighbors, degree, incidence matrix, components, distance. Exercises Lees hoofdstuk 5 reader, bestudeer Poisson proces. Hoofdstuk 5 reader en boek Statistiek om mee te werken uit 1e studiejaar. Refresh Poisson process. Example: attack with IED’s. Memoryless property. Exercises Lees en bestudeer schatten uit statistiek en lees hoofdstuk 6 reader Hoofdstuk 6 reader. Estimating nr. of German tanks example. Unbiased estimator. Introduce two estimators: sample mean and sample max. Variance of estimators Exercise Hoofdstuk 6 reader. Introduce LP with example Soviet invasion Afghanistan Elements of transportation. Example missile defense. Objective function / decision variables / constraints Graphical solution procedure Continue example Soviets. Exercises Bestudeer hoofdstuk 6 reader en oefen opgaven
betreffende lineair programmeren. MTO 211
MTO 212
Oefenen opgaven stof alle behandelde stof, recapitulatie Tentamen TOTAAL
2
16
4 10
58
12.4.11. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
WC
ZS
TOTAAL
Collegecyclus Tentamen
16 -
6 4
58 -
80 4
Totaal
16
10
58
84
121
12.5. Cursus Militaire Operaties – II (Counter Irregular Operations) (MOPS-II) 12.5.1. Inleiding In het vak ‘militaire operaties’ wordt nagegaan op welke wijze inhoud wordt gegeven aan de inzet en toepassing van militaire middelen in een inzet-, missie- of operatiegebied. Het vak beweegt zich daarmee in het domein van de operationele strategie (ook wel genoemd: leer der operaties) en de tactiek. Vanuit een historisch perspectief en vanuit de tijdens de ‘Inleiding Militaire Operaties’ verworven kennis wordt nagegaan hoe het militaire denken over operaties zich na 1945 heeft ontwikkeld. Zo komt het tot een verklaring voor de vigerende doctrines van de verschillende krijgsmachten en krijgsmachtdelen. Tevens wordt nagegaan welke alternatieven er voor deze doctrines zijn. Tenslotte wordt gekeken naar recente opvattingen over de toekomst en naar de consequenties van deze opvattingen voor de bestaande doctrines. Het vak ‘militaire operaties’ wordt voor de major krijgswetenschappen onderwezen in vier opvolgende cursussen, die voortbouwen op de kennis en inzicht die in de Gemeenschappelijke Officiersopleiding, bij de cursus Inleiding Militaire Operaties, is verworven. Elke cursus Militaire Operaties (MOPS) richt zich op kennis en inzicht van de bestaande opvattingen over militaire operaties, veelal weergegeven de bij de thema’s behorende militaire doctrines. Het thema voor de cursus Militaire Operaties-I was Major Combat. Het thema van Militaire Operaties-II is Counter Irregular Operations en richt zich op de conceptuele ratio achter de heersende opvattingen en doctrines, op relevantie voor de huidige tijd en de toekomst en op ontwikkelingen naar de toekomst. De cursus ‘Militaire Operaties-II’ omvat 7 ECn en wordt op leids niveau 300 gegeven. Cursuscoordinator is drs. M.W.M. Kitzen 12.5.2. Referentie aan de eindtermen Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij:
de vigerende doctrines van krijgsmachten en krijgsmachtdelen, alsmede de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen en de keuzen die hierin zijn gemaakt, kan uitleggen, de besluitvormingsprocessen die hun toepassing vinden bij de uitvoering van militaire operaties, zowel in nationaal als in internationaal verband kan uitleggen.
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:
operaties in verleden en heden te toetsen aan vigerende doctrines en conclusies te trekken over de validiteit van deze doctrines en over de implicaties voor de toekomst, in werkelijke en gefingeerde casuïstiek de besluitvorming te reconstrueren, de hiervoor relevante gegevens te verzamelen en te analyseren en vast te stellen welke doorslaggevende invloedsfactoren tot een besluit hebben geleid.
122
12.5.3. Cursusdoelstellingen volgt 12.5.4. Opbouw van de cursus volgt 12.5.5. Academische vaardigheden Academische vaardigheden zijn een wezenlijk bestanddeel van de cursus. De ‘leerlijnen communicatieve vaardigheden in de Nederlandse taal’ en ‘methoden en technieken van onderzoek’ worden versterkt. Onder leiding van de vakdocenten zijn de volgende oefenmomenten structureel opgenomen:
Communicatie vaardigheden Nederlands: Studenten zijn in staat om binnen een gegeven thema een passende vraagstelling te vormuleren. Zij zijn in staat om een samenhangend betoog te schrijven over dit thema van 2500 woorden. Zij hanteren hierbij de tekstconventies voor een artikel een een vaktijdschrijft (zoals de Militaire Spectator) (CVNf). Methoden en technieken van onderzoek: zelfstandige selectie van bronnen, analyseren van beschikbare literatuur en documenten en concluderen ten behoeve van de presentatie. De docent vervult hierbij een coachende rol. 12.5.6. Aanvangsniveau De Student dient de cursus MOPS-I met goed gevolg te hebben afgesloten. 12.5.7. Literatuur volgt 12.5.8. Didactische werkvormen volgt 12.5.9. Meting en toetsing volgt 12.5.10. Programmaoverzicht COLLEGE
ONDERWERP
HC
WC
ZS
TOTAAL
4
38
48
LITERATUUR / THEMA’S
12.5.11. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
123
WC
ZS
TOTAAL
Totaal
124
12.6. Cursus Militaire Operaties-III (Stability & Reconstruction Operations) (MOPS-III) 12.6.1. Inleiding In het vak ‘militaire operaties’ wordt nagegaan op welke wijze inhoud wordt gegeven aan de inzet en toepassing van militaire middelen in een inzet-, missie- of operatiegebied. Het vak beweegt zich daarmee in het domein van de operationele strategie (ook wel genoemd: leer der operaties) en de tactiek. Vanuit een historisch perspectief en vanuit de tijdens de ‘Inleiding Militaire Operaties’ verworven kennis wordt nagegaan hoe het militaire denken over operaties zich na 1945 heeft ontwikkeld. Zo komt het tot een verklaring voor de vigerende doctrines van de verschillende krijgsmachten en krijgsmachtdelen. Tevens wordt nagegaan welke alternatieven er voor deze doctrines zijn. Tenslotte wordt gekeken naar recente opvattingen over de toekomst en naar de consequenties van deze opvattingen voor de bestaande doctrines. Het vak ‘militaire operaties’ wordt voor de major krijgswetenschappen onderwezen in vier opvolgende cursussen, die voortbouwen op de kennis en inzicht die in de Gemeenschappelijke Officiersopleiding, bij de cursus Inleiding Militaire Operaties, is verworven. Elke cursus Militaire Operaties (MOPS) richt zich op kennis en inzicht van de bestaande opvattingen over militaire operaties, veelal weergegeven de bij de thema’s behorende militaire doctrines. Het thema voor de cursus Militaire Operaties-I was Major Combat. Het thema van Militaire Operaties-II was Counter Irregular Operations. De cursus MOPS-III behandelt het thema Stability & Reconstruction Operations en richt zich op de conceptuele ratio achter de heersende opvattingen en doctrines, op relevantie voor de huidige tijd en de toekomst en op ontwikkelingen naar de toekomst. De cursus ‘Militaire Operaties-III’ omvat 7 ECn en wordt op leids niveau 300 gegeven. Cursuscoordinator is Cdre Prof. Dr. F.P.B. Osinga 12.6.2. Referentie aan de eindtermen Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij:
de vigerende doctrines van krijgsmachten en krijgsmachtdelen, alsmede de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen en de keuzen die hierin zijn gemaakt, kan uitleggen, de besluitvormingsprocessen die hun toepassing vinden bij de uitvoering van militaire operaties, zowel in nationaal als in internationaal verband kan uitleggen.
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:
operaties in verleden en heden te toetsen aan vigerende doctrines en conclusies te trekken over de validiteit van deze doctrines en over de implicaties voor de toekomst, in werkelijke en gefingeerde casuïstiek de besluitvorming te reconstrueren, de hiervoor relevante gegevens te verzamelen en te analyseren en vast te stellen welke doorslaggevende invloedsfactoren tot een besluit hebben geleid.
125
12.6.3. Cursusdoelstellingen volgt 12.6.4. Opbouw van de cursus volgt 12.6.5. Academische vaardigheden Academische vaardigheden zijn een wezenlijk bestanddeel van de cursus. De ‘leerlijnen communicatieve vaardigheden in de Nederlandse taal’ en ‘methoden en technieken van onderzoek’ worden versterkt. Onder leiding van de vakdocenten zijn de volgende oefenmomenten structureel opgenomen:
Communicatie vaardigheden Nederlands: De student schrijft een beschouwing (2000 woorden) over twee tegengestelde theorieën en komt daarin beargumenteerd tot een eigen oordeel. (CVN-g) Methoden en technieken van onderzoek: zelfstandige selectie van bronnen, analyseren van beschikbare literatuur en documenten en concluderen ten behoeve van de presentatie. De docent vervult hierbij een coachende rol. 12.6.6. Aanvangsniveau volgt 12.6.7. Literatuur volgt 12.6.8. Didactische werkvormen volgt 12.6.9. Meting en toetsing volgt 12.6.10. Programmaoverzicht COLLEGE
ONDERWERP
HC
WC
ZS
126
LITERATUUR / THEMA’S
TOTAAL
12.6.11. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
Totaal
127
WC
ZS
TOTAAL
13. Hoofdstuk 13 - Cursussen in het zesde semester Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de opzet en opbouw van de cursussen die in het zesde semester worden gegeven. Het zesde semester beslaat de perioden 13 tot en met 16.
128
13.1. Cursus Militaire Operaties-IV (Nationale Operaties) (MOPS-IV) 13.1.1. Inleiding In het vak ‘militaire operaties’ wordt nagegaan op welke wijze inhoud wordt gegeven aan de inzet en toepassing van militaire middelen in een inzet-, missie- of operatiegebied. Het vak beweegt zich daarmee in het domein van de operationele strategie (ook wel genoemd: leer der operaties) en de tactiek. Vanuit een historisch perspectief en vanuit de tijdens de ‘Inleiding Militaire Operaties’ verworven kennis wordt nagegaan hoe het militaire denken over operaties zich na 1945 heeft ontwikkeld. Zo komt het tot een verklaring voor de vigerende doctrines van de verschillende krijgsmachten en krijgsmachtdelen. Tevens wordt nagegaan welke alternatieven er voor deze doctrines zijn. Tenslotte wordt gekeken naar recente opvattingen over de toekomst en naar de consequenties van deze opvattingen voor de bestaande doctrines. Het vak ‘militaire operaties’ wordt voor de major krijgswetenschappen onderwezen in vier opvolgende cursussen, die voortbouwen op de kennis en inzicht die in de Gemeenschappelijke Officiersopleiding, bij de cursus Inleiding Militaire Operaties, is verworven. Elke cursus Militaire Operaties (MOPS) richt zich op kennis en inzicht van de bestaande opvattingen over militaire operaties, veelal weergegeven de bij de thema’s behorende militaire doctrines. Het thema’s voor de MOPS cursussen waren achtereenvolgens: Major Combat (MOPS-I) Counter Irregular Operations (MOPS-II) Stability & Reconstruction Operations (MOPS-III) De cursus MOPS-IV behandelt de derde hoofdtaak van de defensieorganisatie, te weten de ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal. De cursus MOPS-IV (Nationale Operaties) richt zich op de conceptuele ratio achter de heersende opvattingen en doctrines, op relevantie voor de huidige tijd en de toekomst en op ontwikkelingen naar de toekomst. De cursus ‘Militaire Operaties-IV’ omvat 5 ECn en wordt op leids niveau 300 gegeven. Cursuscoordinator is: volgt 13.1.2. Referentie aan de eindtermen Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij:
de vigerende doctrines van krijgsmachten en krijgsmachtdelen, alsmede de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen en de keuzen die hierin zijn gemaakt, kan uitleggen, de besluitvormingsprocessen die hun toepassing vinden bij de uitvoering van militaire operaties, zowel in nationaal als in internationaal verband kan uitleggen.
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:
operaties in verleden en heden te toetsen aan vigerende doctrines en conclusies te trekken over de validiteit van deze doctrines en over de implicaties voor de toekomst,
129
in werkelijke en gefingeerde casuïstiek de besluitvorming te reconstrueren, de hiervoor relevante gegevens te verzamelen en te analyseren en vast te stellen welke doorslaggevende invloedsfactoren tot een besluit hebben geleid.
13.1.3. Cursusdoelstellingen volgt 13.1.4. Opbouw van de cursus volgt 13.1.5. Academische vaardigheden Academische vaardigheden zijn een wezenlijk bestanddeel van de cursus. De ‘leerlijnen communicatieve vaardigheden in de Nederlandse taal’ en ‘methoden en technieken van onderzoek’ worden versterkt. Onder leiding van de vakdocenten zijn de volgende oefenmomenten structureel opgenomen:
Communicatie vaardigheden Nederlands: De student schrijft een beargumenteerde stellingname op een gegeven artikel en presenteert en verdedigt dit (CVN-h). Methoden en technieken van onderzoek: zelfstandige selectie van bronnen, analyseren van beschikbare literatuur en documenten en concluderen ten behoeve van de presentatie. De docent vervult hierbij een coachende rol. 13.1.6. Aanvangsniveau volgt 13.1.7. Literatuur volgt 13.1.8. Didactische werkvormen volgt
13.2.9.
Meting en toetsing
volgt 13.1.9. Programmaoverzicht COLLEGE
ONDERWERP
HC
WC
ZS
130
LITERATUUR / THEMA’S
TOTAAL
13.1.10. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
Totaal
131
WC
ZS
TOTAAL
13.2. Cursus Methoden en Technieken van Onderzoek IV (MTO-IV) 13.2.1. Inleiding In de major krijgswetenschappen worden de methoden en technieken van onderzoek verbreed en verdiept naar de behoefte die voortkomt uit de beoefening van de krijgswetenschappen. Een belangrijke bron van wetenschap over militaire strategie en militaire operatie is de simulatie van scenario’s in het heden en verleden, ook wel genoemd ‘wargaming’’. Met de uitkomsten van deze simulaties kunnen krijgskundige modellen en theorieën worden begrepen en verder worden ontwikkeld. In de cursus ‘methoden en technieken van onderzoek IV’ wordt wargaming toegepast als operationele analyse. Bovendien komen de statistische mogelijkheden van Excel aan de orde, waarmee de student hierin de nodige vaardigheid verwerft. De cursus bouwt voort op statistiek in het 1e studiejaar en speltheorie (MTO-III) in het 2e studiejaar. De cursus heeft een omvang van 3 ECn en wordt gegeven op 300-niveau. Cursuscoordinator is Dr. Ir. R.H.A. Lindelauf 13.2.2. Referentie aan de eindtermen (resp 4 en 5) De student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat:
in werkelijke en gefingeerde casuïstiek de besluitvorming te reconstrueren, de hiervoor benodigde gegevens te verzamelen en te analyseren en vast te stellen welke doorslaggevende factoren tot een besluit hebben geleid, een oordeel te vormen over de validiteit van theorieën en modellen op grond van de uitkomsten van een operationele analyse, De Officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen bezit de houding, interesse en leervaardigheid die nodig zijn om een vervolgstudie af te ronden en daarin de methoden en technieken van onderzoek toe te passen die nodig zijn voor de operationele analyse. 13.2.3. Cursusdoelstellingen De student die “Methoden en Technieken van Onderzoek IV” met succes heeft gevolgd bezit voldoet aan de volgende kwalicaties:
De student kan aangeven hoe een model of een theorie via een kwantitatieve analyse tot stand komt. De student kan beschrijven hoe terroristische en insurgent netwerken gemodelleerd kunnen worden, De student is in staat zelf een beperkt onderzoek over een deel van een proces binnen de militaire organisatie opstellen, De student kan de samenhang tussen verschillende grootheden kwantificeren, De student kan beschrijven hoe militair-operationele situaties gemodelleerd worden met gebruik van regressieanalyse. De student kan beredeneren welke toevalsvariabelen worden gebruikt om voor een bepaalde militaire operatie een risicoanalyse te maken. De student kan de statistische mogelijkheden van Excel gebruiken.
132
13.2.4. Opbouw van de cursus De cursus is opgebouwd uit de volgende onderwerpen: De cursus start met een inleiding in de “Business Research Methods”. Model- en theorievorming staan centraal. Naast een algemene inleiding waarin begrippen als inductieve en deductieve theorievorming aan bod komen, wordt een onderzoeksopzet gedemonstreerd over model- en theorievorming voor de analyse van terroristische netwerken. Vervolgens wordt de univariate statistiek verdiept en de bivariate statistiek aangeleerd. Hier staan de begrippen covariantie en correlatiecoëfficiënt centraal. Hierin worden tevens een aantal vaardigheden voor het gebruik van Excel aangeleerd. De niet-coöperatieve speltheorie uit MTO-III wordt herhaald en uitgediept in militair operationele context Daarna presenteren de studenten een eigen onderzoeksopzet uit de militaire organisatie. In onderlinge discussies worden de kwaliteiten van de presentaties geëvalueerd. Vervolgens wordt lineaire regressie behandeld om militaire situaties te voorspellen. Toevalsvariabelen worden geïntroduceerd om risicoanalyses van militaire operaties uit te voeren (bijv. militaire contraterrorismesystemen). Hierbij spelen de begrippen verwachting, variantie, standaarddeviatie en covariantie een centrale rol. 13.2.5. Aanvangsniveau De student heeft de cursus ‘methoden en technieken van onderzoek’ uit de GOO en de cursussen statistiek , MTO-II en MTO-III met succes voltooid. 13.2.6. Academische vaardigheden De gehele cursus is gericht op het verwerven van academische vaardigheden in de kwantitatieve methoden. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de onderzoeksmethoden. In de cursus wordt verder een groepspresentatie gehouden. 13.2.7. Literatuur Een reader waarin de volgende literatuur is opgenomen:
Edouard Kujawski, Gregory A. Miller (2007), Quantitative risk-based analysis for military counterterrorism systems, Systems Engineering 10(4), pp. 273-289. Sabol, M.A., Wisher, R.A. (2001), Retention and Reacquisition of Military Skills, Military Operations Research 6(1). Speight, L.R., Rowland, D. (1999), Modelling the Mobile Land Battle: Combat Degredation and Criteria for Defeat, Military Operations Research 4(3).
13.2.8. Didactische werkvormen
133
De werkvorm bestaat uit vier bijeenkomsten, bestaande uit een twee uur durend hoorcollege waarin de leerstof wordt toegelicht en waarin opdrachten worden verstrekt. Dit hoorcollege wordt gevolgd door een werkcollege waarin de uitgewerkte opdrachten worden besproken. Daarnaast worden oefenopgaven worden aangeboden, waarvan de uitwerkingen via TeleTop interactief worden verstrekt. 13.2.9. Meting en toetsing De cursus MTO-4 wordt beoordeeld met behulp van een presentatie (2/10) en een eindtoets (8/10). 13.2.10. Programmaoverzicht COLLEGE
ONDERWERP:
HC
WC
ZS
LITERATUUR / THEMA’S
MTO-401
Inleiding “Business Research Methods” toegespitst op het militaire bedrijf. Model- en theorievorming staan centraal. Herhaling wetenschapfilosofische begrippen (inductie/deductie). Onderzoeksopzettoegelicht aan de hand van de analyse van terroristische en insurgent netwerken. Verdieping univariatie statistiek en introductie bivariatie statistiek. Covariantie en correlatiecoefficient. Vaardigheden voor het gebruik van Excel. Herhaling niet-cooperatieve speltheorie (MTOII) en uitdieping in militair operationele context Studenten presenteren een zelfstandig uitgevoerd mini-onderzoek dat gebruikt heeft gemaakt van de aangeleerde methodologie. Lineaire regressie en risicoanalyse in militair operationele context TOTAAL
2
1
10
Reader
2
1
10
Reader
2
1
10
Reader
3
-
2
1
10
8
7
40
MTO-402
MTO-403
MTO-404
MTO-405
Reader
13.2.11. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
WC
ZS
TOTAAL
Collegecyclus Presentatievoorbereiding Tentamen
8 -
7 2
40 27 -
2
Totaal
8
9
67
84
134
13.3. Cursus Militaire Geschiedenis (MGES) 13.3.1. Inleiding De cursus Militaire Geschiedenis vormt inhoudelijk het vervolg op het vak Evolutie van Krijgsmacht en Oorlogvoering (EKO; 10.1). Daarin is in hoorcollegevorm en via de begeleidende literatuur de basiskennis overgedragen over de grote lijnen van de (westerse) ontwikkeling van de strijd ter zee, te land en in de lucht vanaf de zeventiende eeuw tot heden. Dit is gebeurd aan de hand de belangrijkste theoretische concepten over oorlogvoering en voorbeelden uit de operationele praktijk die exemplarisch zijn geweest voor de ontwikkeling van de oorlogvoering. Vooral de wisselwerking met de politieke, economische, sociale en technologische context van het krijgsbedrijf stond hierbij centraal. De cursus Militaire Geschiedenis (MGES; 13.3.), die aansluit op dit algemene overzicht en hierop voortbouwt, plaatst het accent meer specifiek op de karakteristieken van de moderne Nederlandse militaire geschiedenis, waarbij uitdrukkelijk ook de interactie tussen Nederland en de rest van de wereld aan de orde zal komen. Methodologisch-didactisch ligt de nadruk in de cursus sterk op de zelfstandige analyse van cruciale ontwikkelingen in de militaire geschiedenis en op debat over de interpretatie(s) van belangrijke sleutelteksten hierover. Verschillende illustratieve bronteksten en representatieve sleutelmomenten zullen in werkcollegevorm worden uitgediept, met als doel om zo tot beter begrip te komen van de karakteristieken en de ontwikkeling van belangrijke aspecten van de (Nederlandse) militaire geschiedenis van de afgelopen twee eeuwen. De cursus Militaire Geschiedenis kan hierdoor worden gekarakteriseerd als een bronnengestuurde (werk)collegereeks, waarin belangrijke hoofdthema’s en keerpunten uit de Nederlandse en internationale krijgsgeschiedenis en de achterliggende problematiek door de studenten bestudeerd worden, onder begeleiding van een docent. De cursus Militaire Geschiedenis wordt parallel na de cursus Logica van Geweld, die in hoofdzaak ingaat op de (recente) geschiedenis van de militaire strategie, en de belangrijkste denkers en intellectuele concepten over oorlogvoering. Daarmee vindt ook kruisverwijzing plaats tussen heden en verleden, en tussen de verschillende niveaus van militair optreden. De cursus Militaire Geschiedenis verzorgt tevens voor de vakken Logica van Geweld, en voor de vakken die in de bachelor aangeboden worden door MOW en IVS, de (krijgs)historische achtergrond. De cursus Militaire Geschiedenis omvat 6 ECn en wordt gegeven op Leids niveau 200. Cursuscoordinator voor het vak is Prof. Dr. Klinkert.
135
13.3.2. Referentie aan de eindtermen van de opleiding Een student die afstudeert in de minor krijgswetenschappen heeft aantoonbare kennis en inzicht in het gebruik van het militaire machtsinstrument als één van de machtsmiddelen van een staat. Een student die afstudeert in de minor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:
operaties in verleden en heden te toetsen aan vigerende doctrines en conclusies te trekken over de validiteit van deze doctrines en over de implicaties voor de toekomst, in werkelijke en gefingeerde casuïstiek de besluitvorming te reconstrueren, de hiervoor relevante gegevens te verzamelen en te analyseren en vast te stellen welke doorslaggevende invloedsfactoren tot een besluit hebben geleid.
Een student die afstudeert in de minor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis, inzicht, oordeel en visie over te brengen op een publiek bestaande uit vakgenoten en niet-vakgenoten, zowel mondeling als schriftelijk, zowel in de Nederlandse als in de Engelse taal in de vorm van presentaties, bijdrage in discussies, papers, werkstukken, referaten of een scriptie. 13.3.3. Cursusdoelen De student die de cursus met goed gevolg heeft afgerond is in staat om:
militair optreden uit het verleden te plaatsen in de ontwikkeling van de oorlogvoering en in te kaderen in de theoretische concepten van de meest vooraanstaande theoretici die geschreven hebben over oorlogvoering vanaf de zeventiende tot en met de twintigste eeuw, militaire operaties uit het verleden te koppelen aan eigentijdse doctrines én aan historische doctrines militaire operaties uit het verleden te analyseren door de achterliggende besluitvorming te reconstrueren, en vast te stellen welke doorslaggevende invloedsfactoren tot een besluit hebben geleid in de betreffende historische casuïstiek, de hoofdlijnen van de Nederlandse militaire geschiedenis weer te geven en deze te relateren aan de nationale staatkundige ontwikkeling c.q. maatschappelijk-culturele context, en te plaatsen in internationale militairhistorische ontwikkelingslijnen, de hoofdlijnen van de Nederlandse militaire geschiedenis te kunnen koppelen aan de nationale en globale context, geheel zelfstandig aan de hand van een opgegeven probleem c.q. historische casus naar (secunaire) literatuur te zoeken in de bibliotheek en de verschillende visies daaruit te verwerken tot een mondelinge en schriftelijke presentatie, hierbij hoofd- en bijzaken te onderscheiden en informatie te waarderen en te ordenen in relatie tot de probleemstelling, een historische primaire brontekst / archieftekst te kunnen lezen, en de diverse (tegenstrijdige) interpretaties uit de (secundaire) literatuur erover op hun merites te kunnen beoordelen, zelfstandig een eigen visie op de historische casuïstiek te ontwikkelen, onderbouwd met goede bron-en literatuurverwijzingen en met goede argumentatie, dienaangaande kennis, inzicht, oordeel en visie mondeling en schriftelijk over te brengen op een publiek bestaande uit vakgenoten en niet-vakgenoten, in goed Nederlands, en in de vorm van een boeiende korte presentatie of een boeiend kort betoog.
136
13.3.4. Aanvangsniveau Bij deze cursus Militaire Geschiedenis wordt er van uitgegaan dat academische vaardigheden op 100-niveau worden beheerst. 13.3.5. Opbouw van de cursus De cursus start met een klein aantal inleidende hoorcolleges (voortbouwend op de cusrsus EKO) over de oorsprong, het karakter en de historische ontwikkeling van de Nederlandse staat en haar krijgsmacht. Vervolgens worden een aantal complexe historische problemen / bronnen geïntroduceerd, die verband houden met het drietal thema’s / periodes die centraal zullen staan, en waarin in werkcollegevorm nader zal worden ingegaan. Het betreft:
Schaalvergroting en technologische innovatie; 1890-1940 Nederland als koloniale mogendheid; 1890-1949 Nederland als kleine neutrale staat; 1900-1940 Nederland als lid van de NAVO; 1945-1991 Nederland en moderne vredesoperaties in Bosnië en Afghanistan; 1990-2010
Aan de hand van deze thema’s c.q. periodes zullen de cursisten meerdere opdrachten verstrekt krijgen, waarbij zowel het conceptuele niveau als de operationele praktijk aan de orde zullen komen. Verschillende illustratieve bronteksten, die door de docenten zullen worden aangedragen, zullen in werkcollegevorm gezamenlijk worden uitgediept, met als doel tot beter begrip te komen van de karakteristieken en ontwikkeling van de belangrijkste aspecten van de Nederlandse en internationale militaire geschiedenis van de afgelopen eeuw. De docenten zullen de exemplarische cases c.q. de historiografische problemen verstrekken en inleiden. Vervolgens zullen de cursisten zelfstandig historische bronteksten analyseren en zelfstandig bibliotheekonderzoek verrichten, om de relevante secundaire literatuur te vinden, die de bronteksten / cases in het juiste historisch perspectief plaatsen. Daarenboven dienen de cursisten de diverse (tegenstrijdige) visies op de gebeurtenissen te onderscheiden, en op waarde te (leren) schatten. Waarna van hen tevens wordt verwacht dat een eigen afgewogen interpretatie wordt ontwikkeld, voorzien van goede argumentatie en verwijzingen, in helder Nederlands, die zowel mondeling als schriftelijk zal moeten worden verdedigd. Voor de exacte uitwerking van de historische casuïstiek en opdrachten wordt verwezen naar de studiewijzer, die bij aanvang van de cursus zal worden verstrekt. 13.3.6. Academische vaardigheden Academische vaardigheden zijn een wezenlijk bestanddeel van de cursus. De ‘leerlijnen communicatieve vaardigheden in de Nederlandse taal’ en ‘methoden en technieken van onderzoek’ worden versterkt.
137
Onder leiding van de vakdocenten zijn de volgende oefenmomenten structureel opgenomen:
Communicatie vaardigheden Nederlands. Studenten kunnen een gegeven vraagstelling, een analyse van een militaire operatie, gestructureerd presenteren; zij maken daarbij gebruik van passende audiovisuele middelen en zij hanteren een formeel-zakelijk taalgebruik. Zij kunnen de discussie na afloop van de presentatie leiden. (CVN-a). Methoden en technieken van onderzoek. Zelfstandige analyse van de historische bronteksten; het ontwikkelen van een zoekstrategie voor relevante secundaire literatuur; gedegen bibliotheekstudie; gebruik van digitale bronnenpublicaties en van internetpublicaties waaruit inzicht blijkt in de waarde en de beperkingen ervan; het analyseren van de beschikbare relevente literatuur; weging van de verschilende (tegenstrijdige) visies op de gebeurtenissen, zoals die naar voren komt in bronnen en literatuur; de achtergrond verklaren van die verschillende perspectieven; het ontwikkelen van een eigen goed afgewogen interpretatie, voorzien van goede argumenten en verwijzingen; de verdediging ervan, in helder Nederlands, in een boeiende mondelinge en schriftelijke presentatie. De docent vervult hierbij een coachende rol. 13.3.7. Literatuur De voor deze collegecyclus benodigde bronteksten worden, samen met de uit te werken opdrachten, verstrekt. 13.3.8. Didactische werkvormen De cursus wordt gegeven vanuit het didactische concept ‘activerend leren met gestructureerde zelfstudie’. De belangrijkste leereffecten worden bereikt tijdens de werkcolleges en in de zelfstudie. De inleidende hoorcolleges bieden het overzicht van de leerstof op hoofdlijnen en geven de conceptuele kaders waarbinnen in werkcolleges de praktische toepassing aan de orde komt. In de werkcolleges, die in deze cursus domineren, worden gemeenschappelijk bronteksten geanalyseerd, de historische context ervan bediscusieerd, en worden studentenpresentaties. Het is uitdrukkelijk de bedoeling daarbij de vele tegenstrijdige gezichtspunten, zoals die naar voren komen uit de primaire bronteksten en de secundaire literatuur, ter discussie te stellen en onder begeleiding van de docent gemeenschappelijk te zoeken naar verklaringen voor deze diversiteit aan perspectieven, door hierbij de historische context te betrekken. Uiteraard vormen de analyses, gezichtspunten en argumenten zoals die naar voren komen uit de werkstukken/presentaties van de studenten, hierbij het uitgangspunt van de discussies. Al met al domineren daarmee drie benaderingswijzen de cursus. De cursus is: a) bronnengestuurd van opzet, b) kent veel aandacht voor de historische context van de interpretaties van het verleden, en c) vereist van de cursisten beschrijvende analyses, in dienst van het ontwikkelen enverdedigen van een eigen gezichtspunt op het verleden. 13.3.9. Meting en toetsing Voor de meting en toetsing is de ‘Onderwijs- en examenregeling FMW – Bachelor Krijgswetenschappen van toepassing. Het behalen van een voldoende of hoger voor de cursus levert 6 ECn op.
138
De eindwaardering voor de cursus Militaire Geschiedenis komt tot stand door de waardering voor: -
een individueel paper van 3000 woorden over de door de docent aangedragen historische case, met wegingsfactor 2 een mondelinge presentatie (groepsopdracht) over een door de docent verstrekte historische bron of case, met wegingsfactor 1
Er vindt geen afsluitend schriftelijk tentamen plaats aan het einde van de collegecyclus. In overeenstemming met voornoemde examenregeling dient elk cijfer tenminste 50 te bedragen en dient het gewogen gemiddelde 55 of hoger te zijn. 13.3.10. Programmaoverzicht Nadere invulling van het exacte programma en de precieze verdeling van de studielast volgt. COLLEGE THEMA’s
HC WC
MGS 01 MGS 02
2 2
MGS 03
2
MGS 04 MGS 05
1
MGS 06
MGS 07 MGS 08 MGS 09
MGS 10 MGS 11
MGS 12
Schaalvergroting en technologisering omstreeks 1900: de Koninklijke Marine Schaalvergroting en technologisering omstreeks 1900: de Koninklijke Landmacht Koloniale oorlogvoering: Atjeh Dekolonisatieoorlogen: Westerling Neutraliteit: Nederland in de Eerste Wereldoorlog Neutraliteit: rol van de krijgsmacht 1939-1940 Naar bondgenootschappelijke oorlogvoering: de lessen van WO II en de keuzes 1945-1949 NAVO en het publieke
ZS
LITERATUUR / ONDERWERPEN
2
Uitleg opzet cursus. Verstrekken opdrachten Inleidend hc over Nederlandse militaire geschiedenis in internationale context, 1815heden Inleidend hc over Nederlandse koloniale geschiedenis, 1815-1949 Responsiebijeenkomst Bespreking mondelinge presentatie opdracht 1
2
Bespreking mondelinge presentatie opdracht 2
2
Bespreking mondelinge presentatie opdracht 3
2
Bespreking mondelinge presentatie opdracht 4
2
Bespreking mondelinge presentatie opdracht 5
2
Bespreking mondelinge presentatie opdracht 6
2
Bespreking mondelinge presentatie opdracht 7
2
Bespreking mondelinge presentatie opdracht 8
139
MGS 13 MGS 14
debat: kruisraketten ja of nee, de militaire relevante (1984) Deelname aan vredesoperaties: Bosnië Deelname aan vredesoperaties: Afghanistan
MGS 15 TOTAAL
7
2
Bespreking mondelinge presentatie opdracht 9
2
Bespreking mondelinge presentatie opdracht 10
2 24
Slotbijeenkomst
13.3.11. Opdrachten De opdrachten worden verstrekt bij het eerste college. 13.3.12. Tentamenstof Er vindt geen afsluitend schriftelijk tentamen aan het einde van de collegecyclus plaats. De exacte eisen die worden gesteld aan de genoemde opdrachten zullen in de studiewijzer worden vermeld en in het eerste college uitvoerig en nauwkeurig worden toegelicht. Zie voor de wijze van beoordeling verder: Meting en Toetsing (13.3.9.)
13.3.13. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
WC
Collegecyclus 7 Schriftelijke bronnenkritiek / literatuurkritiek Literatuurstudie / schrijven schriftelijke opdracht Voorbereiden mondelinge presentatie
24
TOTAAL
24
7
140
ZS
TOTAAL
30 70 37
31 30 70 37
137
168
13.4. Nederlands Veiligheids en Defensiebeleid (NVDB) 13.4.1. Inleiding De Grondwet bepaalt dat de regering het oppergezag heeft over de krijgsmacht. Dat wil onder andere zeggen dat militair optreden deel uitmaakt van het politieke beleid op het gebied van (internationale) veiligheid en defensie. Wat dat is, hoe het tot stand komt en hoe het in grote lijnen wordt uitgevoerd is het onderwerp van de cursus Nederlands Veiligheids- en Defensiebeleid (NVDB). In deze cursus staat het hedendaagse veiligheids- en defensiebeleid centraal. De nadruk ligt op Nederland. Maar het beleid in Den Haag kan alleen binnen een internationale context begrepen worden. Vandaar dat ook internationale aspecten in deze cursus ruimschoots aan bod zullen komen. Vanuit een overzicht van de determinanten van het (Nederlandse) veiligheids- en defensiebeleid, wordt dit beleid geduid en geanalyseerd door het te plaatsen binnen, en te verklaren vanuit:
ontwikkelingen in (het denken over) de veiligheidspolitieke situatie, nationaal en internationaal, in de afgelopen twee decennia; de wijze waarop internationale organisaties zoals de Verenigde Naties, de Europese Unie en de NAVO deze ontwikkelingen vertalen in beleid; de invloed van het binnenlandse politieke, bestuurlijke, economische en maatschappelijke krachtenveld; de visies en belangen van Buitenlandse Zaken en de krijgsmacht(delen).
In de cursus NVDB werken internationale veiligheidsstudies, militair operationele wetenschappen, recht en militaire geschiedenis en algemene strategie samen, zodat het onderwerp vanuit verschillende disciplines kan worden bestudeerd. Cursuscoordinator: dr Brinkel 13.4.2. Referenties aan de eindtermen
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij:
internationaal-politieke ontwikkelingen vanuit de historische context kan verklaren naar het heden, het gebruik van het militaire machtsinstrument als één van de machtsmiddelen van een staat kan uitleggen, internationaal juridische aspecten van het verkeer tussen staten en van het gebruik van militaire macht in dit verkeer kan verklaren en toelichten, de vigerende doctrines van krijgsmachten en krijgsmachtdelen, alsmede de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen en de keuzen die hierin zijn gemaakt, kan uitleggen, de besluitvormingsprocessen die hun toepassing vinden bij de uitvoering van militaire
operaties, zowel in nationaal als in internationaal verband kan uitleggen. Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:
theorieën en modellen uit de internationale betrekkingen in werkelijke en gefingeerde casuïstiek te duiden en te analyseren,
141
keuzen te maken voor politieke en militaire strategieën en de gevolgen van deze keuzen aan te geven, in werkelijke en gefingeerde casuïstiek de besluitvorming te reconstrueren, de hiervoor relevante gegevens te verzamelen en te analyseren en vast te stellen welke doorslaggevende invloedsfactoren tot een besluit hebben geleid.
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat:
in werkelijke en gefingeerde casuïstiek van de internationale betrekkingen en de militaire strategie alle relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren en hierop een oordeel te vormen, mede gebaseerd op relevante sociaal-maatschappelijke, juridische en ethische aspecten, een oordeel te vormen over leiderschap en groepsgedrag, mede gebaseerd op sociaalmaatschappelijke, juridische en ethische aspecten, een oordeel te vormen over de validiteit van theorieën en modellen op grond van uitkomsten uit een operationele analyse 13.4.3. Cursusdoelen De cursus Nederlands Veiligheids- en Defensiebeleid heeft de volgende leerdoelen:
de deelnemers kunnen de hoofdlijnen van het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid in eigen woorden weergeven en verklaren; de deelnemers kunnen meerdere theoretische invalshoeken benoemen en toepassen op het veiligheids- en defensiebeleid; de studenten kunnen aan de hand van de in het college geleerde theorieën en benaderingen het defensiebeleid van Nederland analyseren in vergelijking met verschillende andere Westerse landen (syndicaatpresentaties). Aan het eind van de collegecyclus kunnen studenten analyseren welke determinanten nationale keuzes bepalen en welke ruimte de verschillende actoren binnen de besluitvorming hebben en op grond daarvan een beleidsadvies opstellen. 13.4.4. Opbouw van de cursus De cursus NVDB wordt gegeven in een periode van 10 weken, waarvan de laatste week tentamenweek is. In het eerste blok worden basisconcepten en theorieën besproken in de sfeer van internationale veiligheid, politieke en militaire strategie, staatsrecht, politieke wetenschappen en bestuurskunde. Daarna volgt een toepassing van de concepten en theorieën in clusters van chronologisch gekoppelde colleges. In ieder van de betreffende periodes wordt gekeken naar de internationale context, de weerslag in Nederland en de weerslag binnen de krijgsmachtdelen. Begonnen wordt met de periode van na de val van de Berlijnse Muur. Dat was een tijd waarin de nadruk verlegd moest worden van een beleid dat ontwikkelde was in de tijd van de Koude Oorlog naar een nieuwe situatie waarin één supermogendheid dominant was en nieuwe mogelijkheden leken te bestaan voor vredesoperaties. De tweede periode die in een serie colleges behandeld wordt is die, welke aanbrak bij de aanslagen van 11 september 2001. In deze periode was enerzijds sprake van bezuinigingen op Defensie, anderzijds werd er meer dan ooit een beroep gedaan op de inzet van de krijgsmacht met omvangrijke operaties in vooral Afghanistan en Irak. Zo groeide het beleid toe naar de huidige situatie. Daarbij wordt opnieuw ingegaan op de internationale debatten, zoals die binnen de NAVO en EU, maar ook op de aansturing van de krijgsmacht vanuit de politiek. De cursus wordt afgesloten met bezoeken aan de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie, opdat de deelnemers van de cursus ook aan
142
de hand van de praktijk kunnen waarnemen hoe beleid al dan niet wordt omgezet in daadwerkelijke veranderingen.Aanvangsniveau 13.4.5. Aanvangsniveau De cursus wordt gegeven op niveau 300. Naar het voorbeeld van de Universiteit Leiden is het een cursus die een specifiek gebied binnen de krijgswetenschappen betreft, waarbij er een beeld wordt gegeven van de state of the art met betrekking tot het onderwerp. De cursussen is bedoeld voor studenten met relevante wijsgerige kennis op inleidend niveau (ingangseis niveau 100 of 200), met ervaring in het zelfstandig bestuderen van wetenschappelijke literatuur en in het bezit van de vaardigheden die getraind worden in cursussen van niveau 300. Daarbij gaat het om gebruik van primaire en secundaire vakliteratuur, zelfstandige bestudering van delen van de literatuur behorend bij de cursus, voortgezette training in onderzoeksvaardigheden (zelfstandig stellen van vruchtbare vragen aan behandelde teksten; correct argumenteren; schrijven van een goed opgebouwd betoog; mondeling presenteren van een goed opgebouwd betoog) en, ten slotte, bij papers wordt zelfstandige toepassing van leerstof op nieuwe problemen voorondersteld. De cursus NVDB is een 6 ECn vak, dat wil zeggen dat hij 168 studielasturen telt. 13.4.6. Academische vaardigheden In deze cursus komen de methoden en technieken van onderzoek aan de orde, doordat de studenten zelfstandig onderzoek moeten verrichten om tot een uitwerking van een onderwerp te komen. Zij moeten hiervoor literatuur zoeken, analyseren en selecteren. De communicatieve vaardigheden komen tot uiting in het redeneren en argumenteren tijdens de hoor- en werkcolleges en alsmede tijdens presentaties. . 13.4.7. Literatuur De literatuur die de basis vormt voor de cursus, bestaat uit capita selecta uit de volgende titels. De teksten zijn opgenomen in een reader, die aan het begin van de cursus aan de studenten overhandigd zal worden.
G.E. Breeman, W.J. van Noort, M.R. Rutgers (eds.), De bestuurlijke kaart van Nederland; Het openbaar bestuur en zijn omgeving in nationaal en internationaal perspectief, Bussum: Coutinho, 2008. B.J. van Eenennaam, 48 Kruisraketten; hoogspanning in de lage landen, ’s-Gravenhage: SDU 1988. Geïntegreerde politietrainingsmissie in Afghanistan, Brief van de minister van Buitenlandse Zaken, Defensie en Veiligheid en Justitie en van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal, Den Haag 7 januari 2011. Sascha Hardt, Luc Verhey, Wytze van der Woude (eds.), Parliaments and Military Missions, Groningen: Europa Law Publishing 2012. Duco Hellema, Nederland en de wereld; de buitenlandse politiek van Nederland, Houten/Antwerpen: Unieboek/Het Spectrum 2010. Stuart E. Johnson, Martin C. Libicki and Gregory F. Treverton (Eds.), New Challenges & New Tools for Defence Decisionmaking, Santa Monica: Rand 2003. Aan het buitenland gehecht; Over verankering en strategie van Nederlands buitenlandbeleid, uitg. WRR, Den Haag / Amsterdam 2010.
143
René Moelker, Jörg Noll en Michiel de Weger (eds.), Krijgsmacht en samenleving; over de inzet van een geweldsinstrument: bestuurlijke, politieke en veiligheidsaspecten, Breda/Amsterdam: Boom 2009. E.R. Muller, D. Starink, J.M.J. Bosch, I.M. de Jong, Krijgsmacht; Studies over de organisatie en het optreden, Alphen aan den Rijn: Kluwer 2004. Frans Osinga and Rob de Wijk, “Innovating on a Shrinking Playing Field”, Terry Terriff, Frans Osinga and Theo Farrell, A Transformation Gap? American Innovations and European Military Change (Stanford: Stanford University Press 2010) 108 – 143. 13.4.8. Didactische werkvormen
In het vak Nederlands Veiligheids- en Defensiebeleid worden hoorcolleges en werkcolleges toegepast. In werkcolleges is activerend onderwijs met gestructureerde zelfstudie het uitgangspunt. Daarin worden ook verbanden gelegd tussen theorie en praktijk. 13.4.9. Meting en toetsing Toetsing vindt plaats in de vorm van het geven van 2 presentaties in syndicaatverband en het schrijven van een beleidsadvies in de wegingsverhouding 20% presentatie 1, 20% presentatie 2 en 60% beleidsadvies. Voor het beleidsadvies moet minimaal 5.0 punten gescoord worden, wil de student het vak met succes afronden.
13.4.10. Programma-overzicht ONDERWERP
HC WC
NVDB01 Introductie
2
NVDB02 Introductie NVDB03 Theorie
2 2
NVDB04 Theorie
2
NVDB05 Casus 1 Introductie Kruisraketten in Nederland NVDB06 Casus 1 NVDB07 Internationale en Nationale Determinanten NVDB08 Internationale en Nationale Determinanten NVDB09 Weerslag in NL Krijgsmacht NVDB10 Weerslag in NL Krijgsmacht NVDB11 Internationale en Nationale Determinanten na 9-11 NVDB12 Internationale en Nationale
ZS
DOCENTEN / THEMA’S
2
Inleiding, leerdoelen, programmering, meting en toetsing. Lezen: Nederland in de Wereld Lezen: De Bestuurlijke kaart van Nederland, hfst 10: Openbaar Bestuur in europees Perspectief en hfst 11: De Internationale Context van bestuur Lezen: Parliaments and Military Missions en: De Bestuurlijke kaart van nederlands, hfst 3: De politiek-Bestuurlijke Instituties Lezen: 48 kruisraketten; Hoogspanning in de lage landen Syndicaatspresentatie Casus 1 Internationale Determinanten: Buitenlands Beleid
2
Nationale Determinanten: Defensiebeleid
5 5
2
8
2
8
2
8
2 2
8 8
2
8
144
Lezen: Krijgsmacht, hoofdstuk 14: Internationale vredesoperaties Introductie Casus 2 Buitenlands beleid na 9-11 Lezen: Aan het Buitenland Gehecht, hfst 5 Defensiebeleid na 9-11
ONDERWERP
HC WC
ZS
DOCENTEN / THEMA’S
8
Lezen: de Wijk & osinga: Innovating on a Shrinking Playing Field Het ministerie,
Determinanten na 9-11Israel NVDB13 Weerslag in de Nederlandse Krijgmacht
2
Lezen: De bestuurlijke kaart van Nederland, hoofdstuk 4: De ministeries Krijgsmacht en samenleving, hoofdstuk 5: De besturing van Defensie Johnson, Libicki and Treverton (Eds.), New Challenges & New Tools for Defence Decisionmaking NVDB14 Weerslag in de Nederlandse Krijgsmacht NVDB15 Internationale en Nationale Context Nu NVDB18 Internationale en Nationale Context Nu NVDB19 Werkbezoek NVDB20 Werkbezoek Eindopdracht Totaal
2
8
2
Syndicaatspresentaties casus 2 Introductie eindopdracht Actualiteitencollege Internationale Context
2
Actualiteitencollege Nationale Context Ministerie BuZa en Defensie Tweede en Eerste kamer Schrijven beleidsadvies
13.4.11. Totaaloverzicht Studielasturen
THEMA / ONDERWERP
HC
WC
ZS
TOTAAL
Collegecyclus & werkbezoeken Voorbereiding presentaties Beleidsadvies
20 -
20 -
80 24 24
120 24 24
Totaal
20
20
128
168
145
13.5. Keuzevak Om de student in de gelegenheid te stellen verdiepende kennis en inzichten te verkrijgen wordt in het derde studiejaar (zesde semester) van de major krijgswetenschappen een aantal keuzevakken aangeboden. Elk keuzevak wordt gegeven als een cursus, waarin bepaalde aspecten van de leerstof uit de gehele bacheloropleiding een nadere verdieping krijgen. In elke cursus worden onderzoeks- en communicatieve vaardigheden versterkt, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de academische competenties. Van de derdejaars student wordt verwacht dat hij uit het onderstaande aanbod van keuzevakken twee vakken kiest waarin hij of zij, zijn of haar kennis wil verdiepen. De keuzevakken zijn in sterke mate verbonden met onderzoeksprojecten die lopen binnen de kennissecties van de cluster krijgswetenschappen. Het aanbod aan keuzevakken zal daardoor jaarlijks worden herzien en in een aanvulling op deze studiegids worden beschreven. Deze aanvulling wordt jaarlijks in september uitgegeven voor de periode 14. Tevens wordt in september een informatiebijeenkomst gehouden voor de studenten, waarin elk keuzevak wordt gepresenteerd door de cursuscoördinator. Hierdoor zijn de studenten in staat een weloverwogen keuze te maken. In de regel worden jaarlijks twee tot vier keuzevakken aangeboden. Uit efficieny-overwegingen gaat een keuzevak echter alleen door wanneer een klas van tenminste zeven studenten kan worden geformeerd. Dit betekent dat een aantal geplande keuzevakken geen doorgang zal vinden. Studenten geven daarom steeds een 1e en 2e keuze op. Overzicht van de keuzevakken in het academisch jaar 2014/2015: KEUZEVAK
ONDERWERP
Cursuscoordinator
Keuzevak 1: Keuzevak 2:
Krijgsmacht en Media Mens en geweld
Dr Olsthoorn Dr. Kramer
13.5.1. Korte cursusbeschrijving 13.5.1.1. Krijgsmacht en media. De rol van media in de huidige samenleving is even cruciaal als complex. Dat geldt op alle maatschappelijke terreinen en het is zeker ook van toepassing op de krijgsmacht en haar operationele optreden. Sociale media geven een ongekende dynamiek aan berichtgeving en beeldvorming met betrekking tot hedendaagse militaire missies. Het publieke debat en de politieke besluitvorming over (gewapende) conflicten worden 24/7 met beelden en berichten bestookt, op het snijvlak van ‘nieuwe’ en ‘oude’ media. Strategische communicatie om steun te winnen voor militaire operaties stuit op tegenspraak van vriend en vijand. De professionele voorsprong van onafhankelijke journalistiek en vrije nieuwsgaring, staat onder druk van markt en ideologie. In deze cursus wordt de actuele media-omgeving van de krijgsmacht grondig doordacht. Daartoe wordt allereerst een een stevig fundament gelegd aan kennis over historische ontwikkelingen in de relatie tussen krijgsmacht en media, met gebruikmaking van centrale begrippen uit de communicatie-wetenschap. Vanaf de Tweede Wereldoorlog, via Vietnam en de Golfoorlog, tot en met de humanitaire interventies van de jaren negentig, wordt zichtbaar gemaakt hoe veranderingen in media, missies én maatschappij op elkaar inwerken. Vervolgens komt het afgelopen decennium aan de orde, waarin de inzet van de krijgsmacht in Afghanistan en Irak, maar ook in Libië en op andere plaatsen, samenviel met de digitale
146
revolutie. Al met al combineert deze cursus een brede wetenschappelijke blik met een diepgaande, beleidsgerichte vraagstelling.
13.5.1.2. Mens en geweld: In de cursus Mens en Geweld (MEG) wordt vanuit de filosofie en de psychoanalyse gekeken naar de relatie tussen mens en geweld. De aandacht wordt gericht op de betekenis van geweld,het ontstaan van geweld en het bestrijden van geweld met geweld. Het bestrijden van geweld met geweld, hetgeen krijgsmachten doen, is al zo oud als de mensheid. Daarmee lijkt geweld inherent aan mens-zijn en de krijgsmacht een noodzakelijk kwaad. In de cursus komt aan de orde wat dit betekent voor de (leidinggevende) militair. Horen geweld, agressie en destructiviteit inderdaad bij het mens-zijn? Zijn oorlogen de uiting van menselijke destructiedrang? Waarom hebben mensen de neiging zich te onderwerpen aan autoritaire systemen? Ook de relatie tussen geweld, cultuur, beschaving en de druk van de ‘massa’ komt aan de orde evenals de irrationele kanten van leidinggeven en de relatie tussen geweld en humaniteit, een uiterst actuele kwestie in de huidige missies. Voor toekomstige commandanten is het belangrijk dat zij inzicht hebben in de betekenis en functie van geweld en dat zij zich realiseren dat zij verantwoordelijk zijn voor het gebruik van geweld en de impact daarvan op hun ondergeschikten en op hun omgeving.
De keuzevakken worden ingericht volgens het model ‘activerend onderwijs met gestructureerde zelfstudie’. Omdat de keuzevakken aan het einde van het derde studiejaar worden gegeven, worden zij gekenmerkt door een grotere mate van zelfstandigheid. Deze zelfstandigheid komt vooral tot uiting in één of meer zelfstandige opdrachten waarvoor enig onderzoek gedaan moet worden. Richtlijnen voor de vormgeving van deze cursussen zijn:
De omvang het de keuzevakken is 5 ECn, oftewel 140 studielasturen De cursus bestaat uit tenminste 16 colleges van twee lesuren met maximaal vier gastcolleges (colleges door docenten niet behorend tot de eigen faculteit). In de cursus worden tenminste twee opdrachten uitgevoerd, elk met een omvang van tenminste 20 studielasturen. Over de opdrachten dient geraporteerd te worden, tenminste één maal in een mondelinge presentatie en De student schrijft een Engelstalig werkstuk waarin verschillende theoretische benaderingen worden vergeleken, onderlinge relaties worden vastgesteld en een nieuwe tekst wordt gepresenteerd met een omvang van 2000 woorden (CVE-f). Het keuzevak wordt afgesloten met een tentamen met een wegingsfactor van 0,5.
Op deze richtlijnen zijn (met uitzondering op de richtlijn CVE-f) vele variaties mogelijk. De definitieve vormgeving wordt vastgesteld door het opleidingsbestuur in de jaarlijkse aanvulling op deze studiegids.
147
13.6. Cursus Methoden en Technieken van Onderzoek V (MTO-V) 13.6.1. Inleiding In de major krijgswetenschappen zijn een aantal leerlijnen in academische vaardigheden opgenomen waarmee de studenten de vereiste wetenschappelijke competenties verwerven. De leerlijnen bestaan uit een aantal specifieke cursussen en de toepassing van de competenties in de overige cursussen. Methoden en technieken van onderzoek (MTO) is één van de leerlijnen. De specifieke cursussen MTO in de major krijgswetenschappen zijn:
Basiscursus (MTO-I) tijdens de Gemeenschappelijke Officiersopleiding tijdens het 1e semester, Statistiek tijdens het 2e semester, MTO-II (Methoden en technieken van historisch onderzoek) tijdens het 2e semester, MTO-III en -IV (Kwantitatieve methoden van onderzoek tijdens resp. 3e en 5e semester), MTO-V (Individueel onderzoeksvoorstel) tijdens het 6e semester.
De cursus MTO-V omvat 3 ECn en wordt gegeven op Leids niveau 300. Cursuscoordinator is Drs. H. de Jong
13.6.2. Referentie aan de eindtermen (resp 2, 3 en 5) Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat:
in werkelijke en gefingeerde casuïstiek van de internationale betrekkingen en de militaire strategie alle relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren en hierop een oordeel te vormen, mede gebaseerd op relevante sociaal-maatschappelijke, juridische en ethische aspecten, een oordeel te vormen over leiderschaps- en groepsgedrag, mede gebaseerd op sociaalmaatschappelijke, juridische en ethische aspecten,
Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat:
het handelen van commandanten, staven en officieren in operaties te toetsen aan de leer der operaties en de ethische en juridische kaders en hierover een oordeel te vormen, een oordeel te vormen over de validiteit van theorieën en modellen op grond van uitkomsten uit een operationele analyse. Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen bezit de houding, interesse en leervaardigheden die nodig zijn om een vervolgstudie zelfstandig af te ronden. Hij is in staat zelfstandig de methoden en technieken van onderzoek toe te passen die nodig zijn voor de bestudering van historische casuïstiek, voor casestudies en voor de operationele analyse van besluitvormingsprocessen. 13.6.3. Cursusdoelstelingen Bovenstaande eindtermen worden in een aantal fasen tijdens de opleiding bereikt. De laatste fase is de scriptie als finale proeve van bekwaamheid aan het einde van de opleiding. Het eerste deel van
148
het onderzoek dat uiteindelijk tot de scriptie moet leiden, is een individueel onderzoeksvoorstel. De cursus MTO-V is specifiek gericht op het begeleiden bij het opstellen van een individueel onderzoeksvoorstel waarmee dit – na de onderwerpkeuze - de tweede stap in het scriptieproces is. De cursusdoelen van deze cursus zijn: een globaal vraagstuk of probleem kunnen uitwerken aan de hand van gerichte literatuur en probleemstructureringsmethoden, doel- en vraagstelling voor onderzoek kunnen formuleren, conceptueel model voor onderzoek kunnen opstellen, belangrijke begrippen in het onderzoek kunnen operationaliseren, validiteits- en betrouwbaarheidscriteria kunnen onderscheiden en het eigen wetenschappelijk onderzoek daarop kunnen beoordelen, soorten onderzoeksontwerp kunnen onderscheiden en daaruit een bewuste keuze voor het eigen onderzoek kunnen maken, keuze voor waarneming- en dataverzamelingsmethoden kunnen beargumenteren en toepassen, keuze voor data-analysemethoden kunnen beargumenteren en toepassen; mondeling en schriftelijk kunnen rapporteren over de eigen onderzoeksopzet.
13.6.4. Opbouw van de cursus De studenten schrijven een individueel onderzoeksvoorstel. In een drietal bijeenkomsten met een kleine groep cursisten wordt daar de aanzet toe gegeven. In deze bijeenkomsten wordt aan de hand van een aantal concrete opdrachten van alle scriptieonderwerpen de voortgang gepresenteerd en besproken. Per bijeenkomst staan onderzoeksplannen centraal en wordt vanuit de werkgroep meegedacht over concrete invulling van de onderzoeksplannen van ieder lid van de groep. De thema’s van de drie bijeenkomsten zijn:
probleemanalyse en doelstelling, formulering van vraagstellingen, concepten en onderzoeksontwerp, dataverzamelingsmethoden, data-analyse, kwaliteitscriteria en rapportage.
13.6.5. Aanvangsniveau Bij de cyclus voor de cursus MTO-5 wordt ervan uitgegaan dat de cursussen MTO-1 t/m MTO-4 met succes zijn afgerond. Daarnaast dienen de studenten een onderwerp te hebben gekozen, een voorlopige onderzoeksvraag te hebben geformuleerd en een eerste begeleider hebben aangezocht. 13.6.6. Literatuur Voor deze collegecyclus is de volgende literatuur benodigd:
Scriptiehandleiding voor de studierichting krijgswetenschappen Verschuren en Doodewaard (2000), ‘Het ontwerpen van onderzoek’, Lemma, Utrecht Literatuur naar eigen keuze, gericht op verdere uitwerking en verdieping van het gekozen onderwerp.
149
13.6.7. Didactische werkvormen De cursus bestaat uit drie bijeenkomsten in werkgroepen van 5 tot 8 studenten, waarin gewerkt wordt aan het individuele onderzoeksvoorstel. De student werkt aan de hand van de stapsgewijze aanpak van de drie geplande bijeenkomsten het eigen voorstel uit en de medestudenten fungeren tijdens deze geplande bijeenkomsten voor elkaar als klankbord. Per bijeenkomst gaat de docent naar behoefte in op genoemde aspecten van het onderzoeksplan. Aan het eind van de drie bijeenkomsten zijn daarmee alle relevante aspecten voor het onderzoeksvoorstel besproken. Per bijeenkomst vertelt elke student over zijn/haar voortgang. De anderen denken constructief mee. De docent leidt de discussie, beantwoordt vragen waar de cursisten niet uit komen, geeft adviezen en trekt conclusies over de voortgang. Het is de bedoeling dat de studenten van elkaar ideeën opdoen over de opzet en uitvoering van het eigen onderzoek. De docent is bij deze werkgroepbijeenkomsten vooral facilitator en bespreekt vooral methodologische criteria. Daarnaast dient de student zich vakinhoudelijk laten begeleiden door zijn eerste scriptiebegeleider. 13.6.8. Meting en toetsing De leerstof van de cursus MTO-5 is een onderdeel van het examen. Het behalen van een voldoende of hoger levert 4 ECn op. De eindwaardering voor de cursus MTO-V komt tot stand door de waardering voor het individuele onderzoeksvoorstel door: de werkgroepbegeleider op de methodologische criteria voor 1/2, de eerste scriptiebegeleider voor de inhoudelijke omschrijving van het onderwerp voor 1/2. Dit cijfer dient tenminste 55 punten te bedragen. 13.6.9. Programmaoverzicht COLLEGE ONDERWERP:
HC
WC
ZS
THEMA’S
501
2
-
-
Uitleg over het scriptieproces, theorie over het individuele onderzoeksvoorstel.
-
-
22
-
4
-
-
-
10
-
4
-
Onderwerpkeuze, inlezen, aanzoeken van begeleiders, voorlopige doel- en vraagstellingen Hoe verricht ik een nadere verkenning van het onderwerp zodat ik tot een goede en heldere doelstelling kan komen? Hoe baken ik mijn doelstelling af tot haalbare proporties? Hoe formuleer ik mijn vraagstellingen? Nadere uitwerking van de vraagstellingen en een eerste schets van het onderzoeksontwerp Zijn mijn vraagstellingen helder en bakenen zij mijn onderwerp voldoende af? Wat is mijn conceptueel model? Hoe operationaliseer ik de relevante begrippen tot meetbare eenheden? Welke onderzoeksstrategie is het meest geëigend
502
Inleiding op het scriptieproces en het individueel onderzoeksvoorstel Oriëntatie op het onderwerp Doelstelling en vraagstellingen
503
Vraagstellingen en onderzoeksstrategieën
150
504
Gegevensverzameling, gegevensordening
-
Uitwerken individueel onderzoeksvoorstel TOTAAL
-
4
10 -
-
-
40
2
12
82
voor de beantwoording van de vraagstellingen? Welke gegevens heb ik daarvoor nodig? Uitwerken van de vraagstellingen voor MTO-504 Hoe verzamel ik die gegevens? Hoe analyseer ik die gegevens? Sluit deze werkwijze goed aan bij de vraagstellingen? Hoe garandeer ik dat het onderzoek kwalitatief goed is? Hoe is het uiteindelijke rapport opgezet? Hoe trek ik conclusies op basis van de te verwachten gegevens?
13.6.10. Totaaloverzicht aan studielasturen THEMA / ONDERWERP
HC
WC
ZS
TOTAAL
Collegecyclus Begeleidingsuren Tentamen
2 -
12 16 -
82
96 16 -
Totaal
2
6
151
-
112
DEEL 4 AANWIJZINGEN VOOR SCHRIFTELIJKE EN MONDELINGE PRESENTATIES
Dit deel bevat handleidingen en beoordelingsformulieren die van toepassing zijn voor bij schriftelijke werkstukken (waaronder de scriptie) en mondelinge presentaties. Zo bevat dit deel de scriptiehandleiding waarin niet alleen maatstaven en aanwijzingen zijn opgenomen voor het succesvol onderzoeken van het scriptieonderwerp en het schrijven van de scriptie, maar ook de procedures die t.a.v. de scriptieperiode binnen de faculteit gelden.
152
14.1. Scriptiehandleiding De scriptiehandkleiding wordt vanaf dit jaar als een appart document uitgegeven.
153
14.2. Handleiding voor schriftelijke werkstukken 14.2.1. Programmareferentie In de bacheloropleiding krijgswetenschappen worden verschillende werkstukken geschreven. Het doel van die werkstukken is een inhoudelijke verdieping van de leerstof uit de betreffende cursus. Daarnaast maken alle geschreven werkstukken ook deel uit van de leerlijn communicatieve vaardigheden in de Nederlandse of Engelse taal.. Essays, papers en onderzoeksverslagen worden opgenomen in het dossier communicatieve vaardigheden (dossier-CV). Onder ‘werkstukken’ wordt in deze handleiding verstaan: al het schriftelijke werk - behalve de scriptie – ongeacht de omvang, waarvoor in één van de cursussen opdracht wordt gegeven en dat meeweegt in de beoordeling van de cursus, zowel in de Nederlandse als in de Engelse taal. Hiertoe behoren bijvoorbeeld:
antwoorden op vragen of uitwerkingen van opdrachten, ook via TeleTop; argumentatie voor of tegen stellingen; korte analyses en conclusies van probleemstellingen; essays; papers; onderzoeksverslagen.
Het doel van deze handleiding is tweeledig. Aan de ene kant geeft de handleiding aanwijzingen die de schrijver bij elk werkstuk moet volgen, wat uiteindelijk moet leiden tot voldoende schrijfvaardigheid om een scriptie te kunnen schrijven. Aan de andere kant is de handleiding voor beoordelaars een handzame maatstaf voor het waarderen en beoordelen van werkstukken. Het naslagwerk én de uiteindelijke maatstaf voor schriftelijke werkstukken is het handboek Leren Communiceren (Steehouder e.a., 2006). 14.2.2. Suggesties voor de opzet van een werkstuk Een werkstuk kan worden beschouwd als een uitwerking van een afgebakende vraagstelling of probleem. Uiteraard dient deze vraagstelling binnen het wetenschappelijke domein van de studie krijgswetenschappen te vallen. Ook moet de vraagstelling of het probleem inhoudelijk voldoende stof opleveren om de vereiste diepgang te bereiken. Is er bijvoorbeeld voldoende literatuur? Tot slot moet u zich een eerste voorstelling vormen van de conclusies die deze vraagstelling zou kunnen opleveren. Ook al moet u deze nog vage mogelijkheden later herzien en blijkt de slotsom uiteindelijk anders te zijn, het voordeel blijft dat u binnen een kader werkt. Probeer vervolgens aan de hand van een bouwplan of een ‘beredeneerde’ inhoudsopgave na te gaan of het probleem of de vraagstelling in een aantal op elkaar volgende inhoudelijke onderdelen te verdelen is. Zo’n bouwplan voor het werkstuk heeft drie functies (Steehouder, 2006, p. 56). Het bouwplan is een nuttig hulpmiddel bij het verzamelen van informatie: voor welke vragen uit het bouwplan moet u nog informatie verzamelen om een antwoord te kunnen formuleren? Ook voor het selecteren van informatie kan het bouwplan zijn dienst bewijzen. Het bouwplan dwingt u als het ware om een keuze te maken uit alle informatie die beschikbaar is en informatie die niet direct relevant is, te laten voor wat die is. Tot slot is de belangrijkste functie van het bouwplan dat het u
154
helpt bij de ordening van informatie en de indeling van de tekst. Het laat zien in welke volgorde alles komt te staan en dient als uitgangspunt voor de indeling in hoofdstukken en paragrafen. 14.2.3. Vaste onderdelen van een werkstuk Met de vormgeving van de hoofdstukken en paragrafen laat u aan de lezer zien hoe de tekst is opgebouwd. Verder wordt van u verwacht dat u zich houdt aan de conventies van academische teksten. Dat houdt onder meer in dat de onderstaande onderdelen altijd in de tekst te onderkennen zijn. 14.2.3.1.
Inleiding
Zoek voor de inleiding naar een aantrekkelijke, aansprekende opening die de lezer prikkelt om verder te lezen. Introduceer het thema en beschrijf waarom en voor wie dit thema van belang is. Uit die beschrijving volgt dan ook het doel dat u met uw tekst wilt bereiken. Een belangrijk element van de inleiding is de vraagstelling, deze bepaalt immers de kern van uw tekst. In de laatste alinea van de inleiding geeft u een vooruitblik waarin u duidelijk maakt hoe uw tekst is opgebouwd. 14.2.3.2.
Kern van de tekst
De kern van de tekst is gewoonlijk verder onderverdeeld in hoofdstukken en/of paragrafen. Vaak zal in het eerste deel van de tekst ingegaan worden op theoretische of historische achtergronden van het thema. Bij een empirisch onderzoek komt hier de opzet, de uitvoering en de resultaten van het onderzoek aan de orde. Dit deel van de tekst is vaak beschrijvend, maar een motivatie voor de gekozen theorie of voor de opzet van het onderzoek mag niet achterwege blijven. U gebruikt de literatuur of de onderzoeksresultaten als onderbouwing of kritisch vertrekpunt van uw eigen betoog. In de volgende delen ligt de nadruk op de eigen analyse en probleemoplossing. Daarbij mag de oorspronkelijke vraagstelling niet uit het oog verloren worden. Beweer ook niet meer dan u waar kunt maken, maar niets is heilig en al helemaal niet in de wetenschap. In deze delen is het belangrijk steeds een redenering te volgen die zo logisch mogelijk is. Het gebruik van signaalwoorden is daarvoor een goed hulpmiddel. In de tekst verantwoordt u alle meningen, opvattingen of theorieën die u niet zelf hebt bedacht, door te verwijzen naar de bron. Deze literatuurverwijzingen neemt u op in de lopende zin. Zoals Naveh (1997) beschouwt het operationele niveau vanuit een systeemtheorie. U kunt de verwijzing ook achter de betreffende zin of tekstfragment plaatsen: Een eendimensionaal militair concept dat alleen op gevechtstechnieken berust, is gedoemd te falen in een operationele omgeving (Naveh, 1997, p. 138). Controleer bij de afwerking van uw tekst of u de publicatie – in dit geval - van Naveh ook hebt opgenomen in de literatuurlijst. Wanneer u in de tekst verwijst naar doctrinepublicaties, dient u het publicatienummer te gebruiken met het jaartal en evt. het paragraafnummer. Maritieme operaties omvatten alle activiteiten op, onder of boven de zee die leiden tot het verwerven of behouden van de beheersing van de zee, het ontzeggen van de zee aan de tegenstander of het projecteren van ‘power’ vanaf de zee (AJP 3.1, 2004, par.0215) of De Nederlandse doctrine (NDD, 2005) beschouwt het militair vermogen vanuit zeven essentiële operationele functionaliteiten. Voor de titelbeschrijving in de literatuurlijst geldt bij doctrinepublicaties als auteur altijd de uitgevende organisatie, dus Ministerie van Defensie, US Navy, Royal Air Force of Koninklijke Landmacht. Plaats en uitgever kunnen achterwege gelaten worden.
155
14.2.3.3.
Conclusie
In de conclusie herhaalt u de vraagstelling uit de inleiding en geeft u een bondig en in de tekst onderbouwd antwoord op die vraagstelling. Let erop dat in de conclusie geen nieuwe gegevens opgenomen mogen zijn. Een conclusie kan gevolgd worden door het onderdeel aanbevelingen waarin u de conclusies vertaalt naar aanwijzingen voor nader onderzoek of voor implementatie van voorgestelde oplossingen.
14.2.4. Academisch refereren: bronverwijzingen en bibliografie 14.2.4.1.
Het belang van correcte bronvermeldingen
Het kunnen uitvoeren van academisch onderzoek is een wezenlijke vaardigheid van de opleiding Krijgswetenschappen. Bij academisch onderzoek staat de eis centraal dat het onderzoek moet voldoen aan vereisten van originaliteit, controleerbaarheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Controleerbaarheid betekent onder andere dat gebruikte bronnen traceerbaar dienen te zijn. In studentwerkstukken kan je niets overschrijven van anderen zonder aanhalingstekens en bronvermelding . Overname zonder bronvermelding is plagiaat. Plagiaat geldt als bedrog. 14.2.4.2.
Bij krijgswetenschappen twee verschillende systemen van literatuurverwijzingen
Er zijn tientallen verschillende systemen van literatuurverwijzingen, voortkomend uit verschillende onderzoekstradities en disciplines. Ook wetenschappelijke tijdschriften en uitgeverijen hanteren hun eigen formats. In de opleiding Krijgswetenschappen is gekozen om studenten twee gangbare manieren van literatuurverwijzingen aan te leren, verbonden aan de verschillende disciplines waaruit krijgswetenschappen put. Het gaat om de Chicago-stijl en APA stijl. Binnen de Chicago-stijl bestaan twee systemen van verwijzen. Binnen de opleiding Krijgswetenschappen gebruiken we het voetnotensysteem. Het domein Recht kent een eigen systeem van annoteren. Studenten die een werkstuk of scriptie met een juridisch onderwerp schrijven worden geadviseerd dit domenspecifieke systeem toe te passen.13 Tekstverwerkingprogramma’s hebben modules om u t helpen bij de bronvermelding, ook kunnen vaak zogenenaamde ‘add-ons’ worden toegepast. Deze hulpprogramma’s zorgen er voor dat de stijl waarvoor u kiest consequent wordt toegepast. 14.2.4.3.
Gelijkenissen en verschillen tussen Chicago-stijl en APA
Het is als student zaak om te achterhalen in welke stijl een onderzoeksstuk dient te worden geschreven (via de studiegids en/of andere informatie verstrekt door docent) en het format van refereren nauwgezet en consistent toe te passen, tot in de puntjes, komma’s en spaties. Het verschil tussen beide formats zit hem vaak in kleine dingen (bijvoorbeeld hoofdletters of niet). Studenten krijgen aan het begin van de module methodenonderwijs een uitgebreide handleiding met alle richtlijnen voor een juiste annotatie volgens het Chicago en APA systeem. Aanvullende richtlijnen kunnen ook op diverse sites van universiteiten worden gevonden.
13
Zie hiervoor bijvoorbeeld: ‘Leidraad voor juridische auteurs’ versie 2007 of recenter
156
Bijvoorbeeld: - http://www.let.uu.nl/ong/schrijven/vorm_noten2.php - http://www.chicagomanualofstyle.org/tools_citationguide.html - http://www.apastyle.org/learn/tutorials/basics-tutorial.aspx
Vergelijk boek in literatuurlijst volgens: Chicago-format : Goodwin, Jeff. No Other Way Out: States and Revolutionary Movements, 1945-1991. Cambridge, UK: Cambridge Univ. Press, 2001. APA-format: Goodwin, J. (2001). No other way out: States and revolutionary movements, 1945-1991. Cambridge, UK: Cambridge Univ. Press. 14.2.5. Zelfstudieopdracht academisch refereren (wordt ontwikkeld) Om studenten te helpen bij het zelfstandig foutloos verwijzen naar gebruikte bronnen in beide formats, APA en Chicago-stijl, heeft de opleiding een Zelfstudieopdracht Academisch Refereren ontwikkeld. De zelfstudieopracht heeft drie doelen: a) studenten te laten begrijpen wat het gevolg is van incorrect of onvolledig verwijzen naar bronnen in teksten en in bibliografieën b) studenten zelf te laten ontdekken wat de gelijkenissen en verschillen zijn tussen de formats Chicago-stijl en APA c) studenten te leren om correct te verwijzen naar een bron door middel van het APA of Chicago-stijl format De zelfstudieopdracht wordt aangeboden bij het begin van het Methodenonderwijs via de elektronische leeromgeving. De zelfstudieopdracht is niet verplicht maar studenten wordt aangeraden de opdracht te maken omdat de opdracht helpt om zonder fouten te kunnen verwijzen naar literatuur en/of andere bronnen.
157
14.2.6. Enkele algemene aanwijzingen voor het taalgebruik Formuleer de tekst in een zakelijke en afstandelijke stijl. Leestekens gebruikt u om de zinsconstructie te verhelderen, zoals een komma na een bijzin en niet om emoties aan te geven. Uitroeptekens komen in een wetenschappelijke tekst niet voor. Ook je- en jij-vorm mogen niet gebruikt worden. U schrijft voor vakgenoten, daarom wordt van u verwacht dat u de juiste begrippen en terminologie hanteert. Kies zoveel mogelijk voor Nederlandse begrippen, tenzij daardoor begripsproblemen kunnen ontstaan. Afkortingen die tot het (militaire) vakgebied behoren, mogen – na een eerste introductie – gebruikt worden. Vermijd ‘gewone’ afkortingen, zoals bijv. of e.d. Een tekst die verder goed geschreven is, kan bij de lezer toch irritatie oproepen als deze tekst spelen taalfouten bevat. Wees vooral alert op spelfouten in de werkwoordsvormen, de beruchte d’tjes en t’tjes. Ook de spelling van samenstellingen – in het Nederlands zoveel mogelijk aaneen – is voor veel schrijvers problematisch. Slordige spelling getuigt van weinig respect voor de lezer: neem de moeite om de tekst zorgvuldig na te lopen en gebruik de spellingcontrole. Taalfouten doen afbreuk aan uw geloofwaardigheid als schrijver. Enkele veel voorkomende fouten bij volwassen schrijvers zijn:
een zin beginnen met een bijwoord, zoals ‘echter’; foutief gebruik van verwijswoorden: deze en die horen bij de-woorden, dit en dat horen bij het-woorden, gebruik nooit welke als verwijswoord; congruentiefouten al dan niet in combinatie met verwijsfout voorbeeld: -
Het peloton kreeg enkele uren rust, ze hadden al twaalf uren gelopen = fout Het peloton kreeg enkele uren rust, het had al twaalf uren gelopen = goed.
14.2.7. Eisen aan de opmaak en stijl Met een goede en consequente opmaak helpt u de lezer om de tekst met zo weinig mogelijk inspanning te lezen, omdat de lezer in een goed opgemaakte tekst snel kan zien hoe de tekst is opgebouwd en wat belangrijk is en wat minder belangrijk. Bovendien is de opmaak uw visitekaartje: met de opmaak maakt u de eerste indruk op de lezer. Stijl is iets heel persoonlijks, ook in de wetenschap. Een goede stijl en compositie houden de lezer vast. De stijl vervalt echter nooit in gebabbel en gekeuvel. In de wetenschap is het gebruikelijk om enige afstand te bewaren tot de lezer. Spreek de lezer niet direct toe en gebruik geen spreektaal, zoals ‘ze werden uit de voeding geschoten’. Een wetenschappelijke stijl betekent niet dat u uitsluitend lange zinnen schrijft. Wissel kortere en langere zinnen met elkaar af en doe nooit meer dan twee mededelingen per zin. Een goede compositie (innerlijke structuur) van de tekst betekent dat niet alleen elke grammaticale volzin op de vorige aansluit, maar dat ook de verschillende ‘inhoudsblokjes’ (antwoorden op de vragen uit het bouwplan) op elkaar aansluiten. De lezer moet ongemerkt van het ene betoogonderdeel naar het volgende overgaan. Een belangrijk hulpmiddel – dat overigens ook goede diensten bewijst om ontspoorde zinnen te herkennen – is het geschrevene rustig hardop voorlezen.
158
Dit hulpmiddel passen bijvoorbeeld televisiesprekers vaak toe. Stokt het voorlezen, dan hapert er iets aan het verhaal. 14.2.8. Concrete aanwijzingen voor de opmaak
Voor de leesbaarheid dient u een bladspiegel van 2,54 cm, een regelafstand van 1,5 en lettertype Arial 11 toe te passen. De bladspiegel wordt uitgevuld: géén rafelige kantlijn aan de rechterzijde. Markeer elke alinea met een witregel en niet inspringen bij het begin van de alinea. Hoofdstuktitels hebben alle exact dezelfde vormgeving, bijvoorbeeld een iets groter lettertype, vet en/of gecentreerd. Paragraaftitels zien er bescheidener uit dan hoofdstuktitels en ook deze zijn in de gehele tekst steeds op dezelfde wijze vormgegeven. Boven en onder de kopjes van hoofdstukken en (deel)paragrafen wordt – afhankelijk van hun belang – een grotere tussenregelruimte toegepast. De ruimte boven een kopje is altijd groter dan de ruimte onder een kopje. Een kopje staat nooit helemaal onderop een bladzijde of slechts gevolgd door één of twee regels tekst. Begin dan opnieuw op de volgende bladzijde. Of een omslag, inhoudsopgave, voorwoord en samenvatting aan de tekst is toegevoegd, is afhankelijk van het teksttype en de opdracht. De mogelijkheden liggen tussen de scriptievorm, met titelblad, inhoudsopgave, samenvatting en genummerde hoofdstukken en paragrafen of de essay- of artikelvorm zonder hoofdstukindeling. Meestal zal bij de schrijfopdracht zijn aangegeven welke vorm u moet toepassen. Het werkstuk IKW in de GOO is een voorbeeld van de voorgeschreven scriptievorm, het werkstuk voor integratieproject I is een voorbeeld van de artikelvorm. Elk werkstuk is altijd voorzien van een titelblad (zie paragraaf 14.2.10.). Een goed werkstuk is een goede titel waard (op een titelblad). Goede motiverende titels zijn kort, welluidend en uitnodigend of nieuwsgierigheid wekkend. Een structurerende titel – afgeleid van het centrale thema van het bouwplan - is de kortste samenvatting van een geschrift.
14.2.9. Beoordeling Alle werkstukken worden beoordeeld op structuur, inhoud en afwerking. Voor de terugkoppeling wordt gebruik gemaakt van een feedback-checklist (zie paragraaf 14.2.11). Zoals aangegeven in het programmaboek en de studiewijzer zijn er voor de beoordelingen twee mogelijkheden: een vakinhoudelijke waardering (cijfer van 0 tot 100) en een waardering voor het communicatieve aspect (onvoldoende of voldoende); een enkelvoudige waardering. In dit geval wordt de waardering voor structuur en afwerking in het totaaloordeel tot uiting gebracht. Alle werkstukken in de vorm van essays, papers, artikelen, boekbesprekingen en onderzoeksverslagen plaatst u in uw dossier-CV. De docenten communicatieve vaardigheden geven elk semester feedback op een deel van het geschrevene. Als de vakdocent het communicatieve aspect van uw tekst onvoldoende vindt, dan bent u verplicht deze tekst te bespreken met een docent communicatieve vaardigheden. In die bespreking maakt u ook afspraken voor een mogelijke remediatie van de communicatieve vaardigheden.
159
14.2.10. De vormgeving van het titelblad Naam: ……………………………………………. Titel:………………………………………………. Datum:……………………………………………. Docent:…………………………………………….
Cadet-korporaal N.I. Cordaat
Opkomst 2013 – klas 209
COUNTER INSURGENCY
De toepassing van
terminologie bij de bestrijding van gewapend verzet
Essay voor de cursus militaire operaties-II
160
14.2.11. Feedbackformulier Schriftelijke werkstukken Het feedbackformulier bestaat uit een tweetal delen. Het formulier op pagina 162 is daarbij ondersteunend voor de invulling van het feedbackformulier. De eisen om een onderdeel voldoende te scoren zijn gekoppeld aan het semester. Naam : …………………………………………… Titel : …………………………………………… Datum : …………………………………………… Docent : …………………………………………… Indicatoren per beoordelingsaspect Beoordelingsaspect: Correctheid Spelling is aanvaardbaar Grammatica is aanvaardbaar Interpunctie is aanvaardbaar Beoordelingsaspect: Uiterlijke transparantie Alinea-indeling is helder gemarkeerd en is functioneel Titels/kopjes/inleidende alinea’s zijn informatief en functioneel Illustraties/bronnen zijn toegepast volgens conventies vakgebied/lezer Beoordelingsaspect± Innerlijke transparantie Gedachtegang is goed onderbouwd en logisch Tekst is consistent Samenhang tekstdelen is duidelijk door signaleringen Beoordelingsaspect: Wetenschappelijke stijl Stijl is zakelijk/afstandelijk Tekst is bondig Woordkeus (register) past bij thema en genre Eindoordeel (alle indicatoren moeten V zijn voor een eindoordeel V)
Score
Opmerkingen
V / O V / O V / O V / O V / O V / O V / O V / O V / O V V V V
/ / / /
O O O O
Overige opmerkingen
Eindoordeel over de inhoud:
Paraaf van de docent:
161
VERSIE 1.0 Juli 2014
score aspect
semester 4 & 5 semester 2 & 3 GOO
correctheid spelling, grammatica en interpunctie zijn aanvaardbaar uiterlijke transparantie alinea-indeling is helder gemarkeerd en functioneel titels/kopjes/inleidende alinea’s zijn informatief en functioneel Illustraties/bronnen zijn toegepast volgens conventies vakgebied/lezer innerlijke transparantie gedachtegang is goed onderbouwd tekst is consistent
samenhang tekstdelen is duidelijk door signaleringen wetenschappelijke stijl stijl is zakelijk/afstandelijk tekst is bondig woordkeus (register) past bij thema en genre
voldoende voldoende voldoende
onvoldoende
fouten komen hoogstens sporadisch voor
fouten zijn er wel, maar storen niet echt
fouten brengen het tekstbegrip niet in gevaar
fouten raken het tekstbe-grip of vertragen het lezen
lay-out is effectief/foutloos
lay-out is meestal effectief
maximaal informatief en verbindend vullen de tekst aan; zijn bijna altijd effectief/efficiënt
meestal informatief en verbindend zijn meestal effectief/efficiënt
lay-out is correct, mogelijk vrij eenvoudig correct, mogelijk vrij eenvoudig
lay-out is slordig/ongelijkvormig/inconsequent niet-informatieve stoplappen; non-informatie zijn slordig/afwezig, niet of nauwelijks effectief/ efficiënt
argumentatie is logisch dwingend geformuleerd argumentatie is gebaseerd op specifieke en relevante gegevens
argumentatie kan het gevoel geven dat er meer te zeggen is argumentatie is meestal gebaseerd op specifieke en relevante gegevens overgangen zijn meestal vloeiend en logisch, soms onhandig geformuleerd
argumentatie overtuigt niet helemaal argumentatie kan fouten vertonen, zolang de conclusie niet op deze fouten gebaseerd is overgangen zijn correct geformuleerd: veroorzaken geen disoriëntatie bij lezers
argumentatie is moeiteloos onderuit te halen argumentatie is gebaseerd op clichés, algemeenheden en/of op foute/irrelevante gegevens overgangen zijn misleidend geformuleerd en/of ontbreken
meestal effectief
meestal correct: passend en consistent woordgebruik overbodige info/herhaling stoort niet, indien aanwezig soms niet passend
saai/slordig/geestdodend: boeit niet overbodige info/herhaling is storend niet passend/verkeerd
overgangen zijn vloeiend en logisch geformuleerd
retorisch effectief: boeiend en geanimeerd geen overbodige informatie/herhaling bijna altijd passend
onvoldoende onvoldoende
nauwelijks overbodige informatie/herhaling meestal passend
zijn soms niet effectief/efficiënt
VERSIE 1.0 Juli 2014
14.3. Beoordelingsformulier voor presentaties FEEDBACK-CHECKLIST VOOR PRESENTATIES
STRUCTUUR Inleiding
Kern
Slot
SCORE
SCORE
Oogcontact Houding Correct tenue Beweeglijkheid Enthousiasme Verbaal Intonatie Spreeksnelheid Verstaanbaarheid Taalgebruik Ondersteuning Leesbaarheid Relevantie Spelling/grammatica Proportionaliteit Overig Tijdsdiscipline
Kennis Herkenbare voorbeelden Relevantie Hoofd/bijzaken
OPMERKINGEN
Activerende opening Persoon Tijd Onderwerp Structuuraankondiging Doel Structuur gevolgd Structuursignalen Logische opbouw Samenvatting Terugkoppeling op doel Dankstrofe Vragenronde
UITVOERING Non-verbaal
INHOUD Coherentie Doelgroep
Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Titel: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Datum: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Docent: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
SCORE
OPMERKINGEN
OPMERKINGEN
VERSIE 1.0 Juli 2014
Bijlage 1 – Contactgegevens medewerkers
Dit symbool toont de leidinggevende aan van een betreffende eenheid. Achternaam
Vak
Rang / Titel
Breda (BR) / Den Helder (DH), kamer, telefoon
Email
SECTIE MILITAIR-OPERATIONELE WETENSCHAPPEN Osinga, F.P.B. MOPS Cdre prof. dr. Benning, R.C.J.P. MOPS Maj BA Bouwmeester, A.J.H. MOPS Kol Drs Ducheine, P.A.L. CYBER Kol dr. mr. Graaff, B.G.J. de MOPS Prof dr. Baudet, F.H. MOPS dr Kitzen, M.W.M. MOPS drs. Koster, A. de MOPS Lt-Kol Lindelauf, R.H.A. MTO Dr.ir. Veenendaal, E.G. van MOPS LKol Patrick, T.S.R. Secr. KW Sellmeijer C.J. MOPS Maj Drs. Sinterniklaas, R. MOPS Maj drs Woudstra, N.A. MOPS KTZ mr.
BR (A-227) 076-5274521 BR (A-226) 076-5273215 BR (A-208) 076-5273219 BR (A-112) 076-5274016 BR (A-206) 076-5273218 BR(A-206)076-5273668 BR (A-206) 076-5273218 BR (A-224) 076-5273070 BR (A-222) 076-5273871 BR (A-207) 076-5273211 BR (A-228) 076-5273223 BR-(A226)-076-5273281 BR (A-224)076-5273793 BR (A-209) 076-5273213
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
SECTIE MILITAIR RECHT Gill, T. Bosch C.L.C. van den Fink, M.D Langendoen, B. Vinken, S.J. Voetelink, J.E.D.
BR(A-112) 076-5274015 BR(A-111) 076-5273828 DH (E- 2009) 0223657439 DH (E-2010) 0223-657380 BR(A-111) 076-5273222 BR (A-111) 076-5273828
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
MR MR MR MR MR MR
Prof mr. LKol mr Drs. LTZA1 mr Maj mr.LTZ2OC Kap mr. Kol dr. mr.
SECTIE INTERNATIONALE VEILIGHEIDSSTUDIES Frerks, G.E. Brinkel, T.H.B.F.M. Mengelberg, S.N. Noll, J.E. Rothman, M.G.D.
IVS/IB IPRO/ IB GOO/IPRO IB IVS
Prof. dr. dr. drs. dr. dr.
BR (A-226) 076-5273667 BR (A-212) 076-5274426 BR (A-121) 076-5273661 BR (A-211) 076-5273314 BR (A-211) 076-5273310
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
SECTIE MILITAIRE GESCHIEDENIS EN STRATEGIE Amersfoort, H. Donker, P. De Jong, H. De Jong, M.A.G. Klinkert, W.
MGES MSTR MGES KOO/MGES MGES
prof. dr. drs. drs. dr prof. dr.
BR (A-113) 076-5273410 BR (A-128) 076-5273254 BR (A-128) 076-5273240 BR (A-128) 076-5274302 BR (A-114) 076-5273217
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
FACULTEITS- EN ONDERWIJSBUREAU BREDA Burgerhout P.A. Theeuwes, J.P.M. Peeters– Lauwrijssen, A.M.A. Garrido Ayala, S. Dagdelen, Y. Son–Tenthof van Noorden, van, F.. Roks-Otjens L.F.A. Dijk-Koeken N.M.W. Kemenade, I.M.N.M van.
drs
Lkol Mdw Interne ZakenAoo / H-IZ Hoofd OnderwijsbureauMdw Interne Zaken Mdw studentenadm Mdw Planning Mdw Planning
BR (A–48) 076–5273450 BR (A-49) 076-5273237 BR (A–46) 076–5273453
[email protected] [email protected] [email protected]
BR (A–47) 076–5273454 BR (A–47) 076–5273455 BR (A–47) 076–5273452
[email protected] [email protected] [email protected]
Management assistente Management assistente Onderzoeksbureau
BR (A–032) 076–5273495 BR (A–032) 076–5273495 BR (A-033) 076-5273317
[email protected] [email protected] [email protected]
165
FACULTEITS- EN ONDERWIJSBUREAU DEN HELDER Dekker-Poorten, J.M.C.M. Frijters–Grooff, E.J. Kort–de Jong, B.E.G.M. Schuurhannes, B.M. Sprang, van, R.A. Hulsman, S. Timmermans–Gerssen, E.
Studentenadministratie Planner Cijferregistratie / 1e mdw Cijferregistratie / 1e mdw Hoofd Onderwijsbureau Cijferadministratie / 1e mdw Sttudentenadministratie
166
DH (E–1001) 0223–657486 DH (E–1001) 0223–657449 DH (E–1001) 0223–657658 DH (E–1001) 0223–657118 DH (E–1001) 0223–657229 DH (E–1001) 0223–657486 DH (E–1001) 0223–657486
j.m.c.m.dekker–
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
VERSIE 1.0 Juli 2014
Colofon
Editie:
juli 2014
Distributie:
Als hard-copy aan alle docenten en medewerkers van de FMW Als hard-copy aan studenten NLDA / KIM vanaf opkomst augustus 2013 In digitale versie op NLDA-intranet en op http://www.defensie.nl/nlda/opleiding_tot_officier/militairwetenschappelijke_opleiding/krijgswetenschappen
Gerelateerde documenten: Algemene studiegids van de Nederlandse Defensie Academie Bestuurs- en beheersreglement van de Faculteit Militaire Wetenschappen Onderwijs- en Examenreglement Krijgswetenschappen Studiegids van de Gemeenschappelijke Officiersoplelding NLDA Vademecum
Fotografie en copyright:
Ministerie van Defensie
Actualiseringsproces: Door bladwijzigingen uit te geven per mail aan alle docenten, studenten en medewerkers van de FMW. Door wijzigingen in de digitale versie in intranet en internet Herziene druk als hard-copy naar het oordeel van het Opleidingsbestuur
Aan dit document kunnen geen rechten worden ontleend. Raadpleeg de laatste versie van de Onderwijs- en Examenreglement KW (OER KW) voor rechtspositionele informatie.