Studiegids 2014 – 2015 hbo–bachelor Verloskunde propedeutische fase post–propedeutische fase
Toekomstgerichte verloskunde op hoog niveau
Het is nadrukkelijk verboden zonder schriftelijke toestemming van de Academie Verloskunde Maastricht/Zuyd Hogeschool materiaal te kopiëren of te verspreiden.
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
2
Inhoudsopgave 1.
Voorwoord
2.
Organisatie
10
2.1.
Missie
10
2.1.1.
Organisatievorm
10
2.1.2.
Organogram Academie Verloskunde Maastricht
11
2.2.
Commissies
11
2.3.
Kwaliteitsbewaking
14
3.
Opleiding Verloskunde: de uitgangspunten
17
3.1.
Beroeps- en opleidingskaders
17
3.1.1.
Verloskunde in Nederland
18
3.1.2.
Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG)
18
3.1.3.
Beroepsprofiel verloskundige
19
3.2.
Didactische concept: probleemgestuurd onderwijs
19
3.3.
Visie op verloskunde
20
3.4.
Visie op onderwijs en leren
22
3.5.
Toelating tot de Opleiding Verloskunde
23
4.
Curriculum
24
4.1.
Algemene indeling curriculum
24
4.2.
Organisatie curriculum
24
4.3.
Einddoelen en competenties
25
4.3.1.
Verloskundig handelen en verloskundige domeinen
26
4.3.2.
Beschrijving verloskundige werkprocessen per domein
27
4.3.3.
Competenties
30
4.4.
Competentiematrix
41
4.5.
Onderwijsvormen
42
4.5.1.
Casuïstiek
42
4.5.2.
Colleges
42
4.5.3.
Journal Clubs
42
4.5.4.
Onderwijspoli
45
4.5.5.
Onderwijsgroepen
45
4.5.6.
Vaardigheidsonderwijs
46
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
9
3
4.5.7.
Workshops
47
4.6.
Tentamens
48
4.6.1.
Tentamenvormen
48
4.6.2.
Locatie tentamens
52
4.7.
Curriculum: indeling per periode
52
4.7.1.
Propedeutische fase – cursusjaar 1
53
4.7.2.
Postpropedeutische fase - cursusjaar 2
55
4.7.3.
Postpropedeutische fase - cursusjaar 3
58
4.7.4.
Postpropedeutische fase - cursusjaar 4
60
4.8.
Minors
61
4.8.1.
Minor 1: Research in Midwifery
64
4.8.2.
Minor 2: Implementatie van innovaties in de verloskundige praktijk
64
4.8.3.
Minor 3: Gezondheidsbevordering in de Verloskundige Zorg
65
4.8.4.
Minor 4: Klinische verloskunde
65
4.9.
Honoursprogramma Research
66
4.10.
Studieloopbaanbegeleiding
67
5.
Stage
69
5.1.
Overzicht stageperiodes en stagegesprekken
70
5.2.
Beschrijving handelingsniveaus stageperiodes
71
5.3.
Stageformulieren
74
5.3.1.
Beginsituatie
74
5.3.2.
Het introductiegesprek
76
5.3.3.
Persoonlijke leerdoelen formuleren: SMART
76
5.3.4.
Logboekformulieren
79
5.3.5.
Consultformulieren
79
5.3.6.
Syntheseformulieren
79
5.3.7.
Evaluatieverslag
80
5.3.8.
Beoordelingsformulieren
81
5.3.9.
Verrichtingen
81
5.3.10. Partusverslagen tijdens de stages
83
5.3.11. Het logboek
84
5.3.12. Inleveren formulieren
84
5.4.
86
Gesprekken tijdens de stage
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
4
5.4.1.
Docentbegeleidergesprek
86
5.4.2.
Het introductiegesprek
86
5.4.3.
Dagelijkse evaluatiegesprekken
88
5.4.4.
SM - Synthesemoment
88
5.4.5.
TB - Tussenbeoordelingsgesprek
89
5.4.6.
EB - Eindbeoordelingsgesprek
89
5.4.7.
Aanwezigheid docentbegeleider stagegesprekken
90
5.5.
Rol van de betrokken stagepartijen
91
5.6.
Rol van de opleiding
93
5.6.1.
Stage-informatie op Blackboard en AVMS
93
5.6.2.
Extra stagebegeleiding
93
5.6.3.
TKB - Terugkombijeenkomsten
93
5.6.4.
Vrijstelling stage voor TKB en tentamen
94
5.7.
Beoordelen stages
94
5.8.
Herkansingen van stage
95
5.8.1.
Propedeutische fase
95
5.8.2.
Postpropedeutische fase
95
5.9.
Volgtijdelijkheid stages
96
5.10.
Deelnameplicht stages
96
5.11.
Aanwezigheid van studenten gedurende de stage
96
5.12.
Extra stage hechten/ zetten episiotomie
97
5.13.
Afwijken van de geroosterde stage regels
97
5.14.
Stage in vrije tijd
98
5.15.
Werken in de kraamzorg tijdens de opleiding
98
5.16.
Stagevergoeding
98
5.17.
Tegemoetkoming in de stagekosten
5.18.
Stageplanning
5.19.
Stagevoorkeursplaats
101
6.
Begrippenlijst
102
6.1.
Activiteiten AVM en betrokkenheid studenten
102
6.2.
AVM-card
102
6.3.
AVMS-roostersysteem
103
6.4.
Beëdiging
103
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
99 100
5
6.5.
Bereikbaarheid AVM (fiets, auto, trein)
104
6.6.
BIG-register
104
6.7.
Blackboard
104
6.8.
Bureau inschrijving
105
6.9.
Bureau onderwijs
105
6.10.
Collegegeld
106
6.11.
Communicatie
106
6.12.
Communicatie en social media
107
6.13.
Contactpersonenoverleg
107
6.14.
Directiesecretariaat
108
6.15.
DUO
108
6.16.
Eigen bijdrage
108
6.17.
E-mail
108
6.18.
Hardheidsclausule OV-kaart
109
6.19.
Hepatitis B
109
6.20.
ICT-problemen: ondersteuning
110
6.21.
ICT-voorzieningen
111
6.22.
Klachtencommissie en vertrouwenspersoon
111
6.23.
Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV)
112
6.24.
Mantoux
112
6.25.
Mensa
113
6.26.
MRSA
113
6.27.
Nieuwsbrief
114
6.28.
OER
114
6.29.
Ombudsman
114
6.30.
Onderwijsvoorzieningen
115
6.31.
Ongevallenverzekering
115
6.32.
Openingstijden AVM gebouw – Universiteitssingel 60
116
6.33.
Openingstijden diensten Universiteitssingel 40
117
6.34.
Osiris
121
6.35.
OV-jaarkaart
121
6.36.
POI’s
121
6.37.
Postvakken en lockers
122
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
6
6.38.
Prikaccident
122
6.39.
Privacyreglement
123
6.40.
Professioneel gedrag
123
6.41.
Receptie
125
6.42.
Rijbewijs
125
6.43.
Rooster (jaarrooster)
125
6.44.
Seksuele intimidatie, agressie, pesterijen en discriminatie
126
6.45.
Spatbril
126
6.46.
Stagebegeleider
126
6.47.
Standaarden
126
6.48.
Studentendecaan
127
6.49.
Studentenvoorzieningen Maastricht
127
6.50.
Symposiumbezoek
127
6.51.
Universiteitsbibliotheek en studielandschap
127
6.52.
Huisvesting tijdens stages
128
6.53.
Vrije dagen (tijdens de stage)
128
6.54.
WA-verzekeringen
129
6.55.
Ziekmelding
129
7.
Vakgroep Midwifery Science
131
7.1.
Vakgroep Midwifery Science
131
7.2.
Onderzoeksomgeving vakgroep Midwifery Science
131
7.3.
Onderzoeksthema’s
132
7.4.
European Master of Science in Midwifery
132
8.
Leven Lang Leren
134
8.1.
Op het snijvlak van verloskunde en onderwijs
134
8.2.
Producten
134
9.
Bijlagen
135
9.1.
Procedure aanvraag plaatsing in onderwijsgroep
135
9.2.
Procedure wijziging studiebegeleider (SB)/ docentbegeleider (DB)
136
9.3.
Procedure aanvraag vrijstelling
137
9.4.
Procedure symposiumaanvraag
139
9.5.
Regelingen BIG-registratie
141
9.6.
Bevoegd en bekwaam tijdens de stages
144
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
7
9.7.
Procedure stageplanning met AVMS
149
9.8.
Procedure aanvraag stagevoorkeursplaats
151
9.9.
Procedure “herhaalde herkansing” stage
154
9.10.
Stappenplan voor extra stagebegeleiding
157
9.11.
Competenties en gedragsindicatoren
160
9.12.
Procedure vaardigheidsmaterialen
195
9.13.
Procedure tegemoetkoming onderzoekskosten minor
197
9.14.
Procedure toelating kandidaten van 21 jaar of ouder die niet voldoen aan
de toelatingseisen
201
10.
Medewerkers
204
10.1.
Bereikbaarheid medewerkers
204
10.2.
Docentbegeleiders stage
204
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
8
1. Voorwoord Beste studenten, (gast)docenten en stagebegeleiders Dit is de studiegids1 van de Academie Verloskunde Maastricht (AVM) voor het studiejaar 2014-2015. De AVM is onderdeel van Zuyd Hogeschool. Met meer dan dertienduizend studenten, circa veertig bachelor opleidingen en tien masteropleidingen in Heerlen, Maastricht en Sittard behoort Zuyd Hogeschool tot de grote hogescholen van Nederland. Deze studiegids is het ‘spoorboekje’ van de opleiding verloskunde aan de AVM en biedt veel praktische informatie over de inhoud en organisatie van de opleiding. Naast deze gids is er een afzonderlijke Onderwijs- en Examenregeling (OER) met de uitwerking op opleidingsniveau van de Model Onderwijs- en Examenregeling (MOER) van Zuyd Hogeschool. We hopen dat deze studiegids een goede wegwijzer is voor iedereen die bij de opleiding betrokken is. Willeke Boom, Teamleider hbo-bachelor Verloskunde Korine Meulepas, Teamleider hbo-bachelor Verloskunde
1
Deze studiegids is zo zorgvuldig mogelijk samengesteld; desondanks zou er in de weergave van regelingen
of de interpretatie ervan sprake kunnen zijn van onjuistheden. Te allen tijde blijven de oorspronkelijke en formele regelingen van kracht. Aan de inhoud van deze studiegids kunnen daarom geen rechten worden ontleend. Voor alle gegevens uit deze gids geldt het voorbehoud van wijzigingen (zoals data) en kennelijke drukfouten. Ingrijpende wijzigingen zullen altijd zo snel mogelijk worden bekendgemaakt. In deze studiegids is gekozen voor de vrouwelijke vorm, de meeste studenten zijn vrouwen. Daar waar ‘zij’ staat kan ook ‘hij’ worden gelezen.
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
9
2. Organisatie 2.1.
Missie
De Academie Verloskunde Maastricht (AVM) is de Opleiding tot Verloskundige van Zuyd voor fysiologische verloskunde in Zuid-Nederland met nationale- en internationale impact. In ons bachelorprogramma leiden wij studenten op tot BIGgeregistreerde verloskundigen en verzorgen wij post- bachelor- en masterprogramma’s voor het werkveld. Daarnaast worden in nauwe samenwerking met Maastricht University en de beroepsgroep van verloskundigen onderzoeksvragen geformuleerd en onderzoeksprogramma’s uitgevoerd. De hiermee ontwikkelde kennis en vaardigheden komen ten goede aan het onderwijs en daarmee aan de afnemers van verloskundige zorg (‘Mission Statement: creating the future of midwifery’, AVM 2012). 2.1.1.
Organisatievorm
De organisatiestructuur van de AVM heeft een vorm die aansluit bij het hoger beroepsonderwijs en die de realisatie van een doelmatige en platte organisatie ondersteunt. Het organogram laat zien hoe de taken in de organisatie verdeeld zijn naar de eenheden hbo-bachelor Verloskunde, de vakgroep Midwifery Science en Leven Lang Leren. De eenheden worden geleid door teamleiders met ondersteunende medewerkers. De activiteiten binnen de eenheid hbo-bachelor Verloskunde zijn gericht op de organisatie, uitvoering en optimalisering (projecten) van de opleiding Verloskunde. Leven Lang Leren richt zich op de organisatie, uitvoering en ontwikkeling van bij- en nascholingen voor het werkveld: verloskundigen en andere verwante beroepsbeoefenaren (zie hoofdstuk 7). De vakgroep Midwifery Science ontwikkelt en implementeert activiteiten die bijdragen aan de verwetenschappelijking van de opleiding Verloskunde en het wetenschapsdomein Midwifery, zowel op het gebied van onderwijs als op het gebied van onderzoek (zie hoofdstuk 7).
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
10
2.1.2.
Organogram Academie Verloskunde Maastricht CvB Zuyd Hogeschool
Faculteits directeur
FEZ/fin admin
Deelraad
Stafmedew:
P&O
PR/comm/OW
Directie secretariaat
Lectoraat / vakgroep Midw science
Bachelor verloskunde
LLL programma W.o.: master sc
Hoogleraar/ hoofd vakgroep Docenten en Onderzoekers
2.2.
ondersteuners
Commissies
Ten behoeve van de organisatie van het onderwijs aan de AVM is een aantal commissies ingesteld. Deze commissies hebben taken die liggen op het terrein van onderwijsbeleid en het creëren van randvoorwaarden waarbinnen de voorbereiding, coördinatie en uitvoering van het onderwijs optimaal kunnen verlopen; daarnaast zijn er commissies belast met de voorbereiding en uitvoering van het onderwijs.
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
11
Opleidingscommissie Aan de opleiding is een Opleidingscommissie verbonden (Art. 10.3c WHW). Deze commissie is belast met het uitbrengen van advies over de inhoud van de OER en het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoering van de OER. Daarnaast heeft de commissie tot taak het gevraagd of uit eigen beweging adviseren van de Faculteitsdirecteur, teamleiders en Deelraad ter zake alle andere aangelegenheden betreffende het onderwijs in de opleiding, waaronder: a.
De inhoud van de opleiding en de daaraan verbonden tentamens/examens
b.
De eindtermen van de opleiding
c.
De inrichting van praktische oefeningen
d.
De studielast van de opleiding en de verschillende onderwijseenheden
e.
De studieadvisering gedurende het eerste jaar van inschrijving
f.
Etc.
In de ‘Regeling Opleidingscommissie Zuyd Hogeschool’ , in te zien op infonet, is de wijze van benoeming en samenstelling van de opleidingscommissie geregeld. De Opleidingscommissie is samengesteld uit vier docenten en acht studenten (2 per leerjaar) van de opleiding. In 2014 - 2015 is de samenstelling als volgt:
Susanne Besseling, voorzitter, docent lid;
Jeanette Osterhaus, docent lid;
Han Hensen, docent lid;
Kiki Tillmann, docent lid;
Anninanda Coes, student lid cursusjaar 4;
Lotte Groen, student lid cursusjaar 4;
Evi van Dijk, student lid cursusjaar 3;
Anne Koolen, student lid cursusjaar 3;
Lauri van den Berg, student lid cursusjaar 2
Tessa Verbeek, student lid cursusjaar 2
vacature, student lid cursusjaar 1;
vacature, student lid cursusjaar 1.
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
12
Student-leden worden door de opleiding op de volgende wijze gefaciliteerd: a.
Vrijstelling van het onderwijs ten tijde van de vergaderingen van de commissie;
b.
Financiële vergoeding voor de bijgewoonde vergaderingen.
Examencommissie In de ‘Regeling voor de Examencommissies” van Zuyd Hogeschool zijn de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Examencommissie vastgelegd. Deze regeling is in te zien op infonet. De Examencommissie bestaat uit:
Reny Thoren, secretaris;
Simone Mets, lid;
Xandra Janssen, voorzitter;
Emer Hageraats, lid;
Irene Korstjens, lid;
Ina Bastiaans, lid;
vacature, extern lid.
De vergaderdata van de Examencommissie staan in het jaarrooster (Blackboard) vermeld. Verzoeken aan de Examencommissie kunnen schriftelijk gedaan worden aan het secretariaat van de examencommissie door middel van een bijlage bij een e-mail aan het secretariaat van de examencommissie (
[email protected]). Tentamencommissies: Tentamens kunnen periode gebonden of longitudinaal (periode overstijgend) zijn. Om de kwaliteit en de samenhang van tentamens te waarborgen, zijn er de volgende commissies:
Tentamencommissie; X. Janssen (voorzitter), R. Thoren, S. Mets, L. Budé
Vaardighedencommissie; K. Theeuwen, E. Hageraats
Commissie Professioneel Gedrag; A. Kuypers (voorzitter), W. Boom, E, Hageraats, A. Kuypers, S. Mets, R. Thoren,
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
13
Stagebeoordelingscommissie; S. Mets (voorzitter) en alle docentbegeleiders
Voortgangstentamencommissie; X. Janssen (voorzitter), M. Gravendeel, R. Thoren, M. Windhausen
Leerplancommissie Een commissie van de teamleiders van de hbo-bachelor Verloskunde, de vakgroep Midwifery Science, Leven Lang Leren en docenten uit het theorie- en praktijkonderwijs. Deze commissie is verantwoordelijk voor de inhoud van het curriculum.
Marianne Nieuwenhuijze, voorzitter;
Darie Daemers, lid;
Willeke Boom, lid;
Korine Meulepas, lid;
Els Bosch, lid;
Ina Bastiaans, lid.
2.3.
Kwaliteitsbewaking
Niet alleen door de hogeschool zelf, maar ook door externe partijen, wordt geregeld onderzoek gedaan om een beeld te krijgen van de kwaliteit van een opleiding. Zuyd Hogeschool zelf legt de lat hoog. Zeventig procent van de opleidingen moet uiteindelijk tot de besten van het land gaan behoren of op zijn minst beter scoren dan gemiddeld. Tien procent moet zelfs bij de absolute top zitten. Uitgangspunt van de kwaliteitszorg binnen de AVM is dat we met kwalitatief goed onderwijs de kwaliteit van de verloskundige zorg en daarmee de toekomst van de verloskunde willen waarborgen. Daarom besteden we veel aandacht aan de kwaliteit van het onderwijs. De AVM heeft de kwalificatie ‘excellente opleiding’ gekregen.
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
14
Evaluatie theorie onderwijs Aan het eind van elke periode wordt aan elke student gevraagd om, aan de hand van een digitaal vragenformulier, haar mening te geven over de betreffende periode. Na verwerking en analyse van de gegevens worden de resultaten besproken en vastgelegd in een kwaliteitsverslag van de periode. Het kwaliteitsverslag bevat ook de eventuele verbeterpunten die gerealiseerd moeten worden. In het daaropvolgende jaar wordt nagegaan in hoeverre actiepunten hebben geleid tot verbetering van het onderwijs. Voor de bewaking van de totale kwaliteit van het onderwijs zijn diverse commissies verantwoordelijk (o.a. Leerplancommissie, Opleidingscommissie, Jaarplanningsgroep en Examencommissie). Evaluatie praktijk onderwijs (stages) De AVM verzamelt regelmatig diverse gegevens over de gang van zaken tijdens de stages van studenten. Met behulp van een vragenlijst wil de opleiding een indruk krijgen van de mening van studenten over een aantal aspecten van de stages. Ervaringen tijdens deze stages zijn voor de opleiding van groot belang, zowel de positieve ervaringen alsook de knelpunten. Na afloop van elke stage wordt aan studenten gevraagd om de digitaal beschikbare vragenlijst in te vullen. De antwoorden worden vanzelfsprekend vertrouwelijk behandeld. Programmaevaluatiegegevens worden niet gekoppeld aan en zijn op geen enkele wijze van invloed op de stage beoordeling. Nationale Studentenenquête Naast de evaluatie van de diverse onderwijsactiviteiten wordt jaarlijks onder alle studenten de Nationale Studenten Enquête (NSE) gehouden. Door deze resultaten krijgen Zuyd Hogeschool en de AVM een goed beeld van de tevredenheid van de studenten over de opleiding als totaal. Samen met de resultaten van de tweejaarlijkse enquête onder de afgestudeerden worden
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
15
deze gegevens, naast de gegevens uit andere evaluaties, gebruikt om zo nodig de kwaliteit van de opleiding verder te verbeteren. Kortom: er wordt veel gedaan om de gestelde kwaliteit te realiseren en deze goed te bewaken. We zijn van mening dat we daar goed in slagen. Dat blijkt niet alleen uit de eigen evaluatiegegevens. Zo scoort in de onafhankelijke Nationale Studenten Enquête 2014 de AVM met betrekking tot kwaliteit wederom als beste opleiding Verloskunde van Nederland.
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
16
3. Opleiding Verloskunde: de uitgangspunten 3.1.
Beroeps- en opleidingskaders
Tijdens de opleiding Verloskunde aan de AVM worden studenten opgeleid tot zelfstandige medische beroepsbeoefenaren binnen de verloskundige zorg. Zij zullen gaan werken binnen het Nederlands verloskundig zorgsysteem met als expertise het normale verloop van de zwangerschap, de bevalling en het kraambed (de fysiologische verloskunde).
De kaders van het beroep en de opleiding worden gesteld door de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) en de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW).
De einddoelen van de opleiding Verloskunde van de AVM zijn geborgd binnen de volgende (landelijk) vastgestelde eisen aan het beroep: o
Beroepsprofiel Verloskundige (2005 KNOV, Bilthoven), hierna genoemd het beroepsprofiel.
o
Landelijk opleidingsprofiel: eindtermen en opleidingseisen Verloskunde (2007 IOWO, Nijmegen), hierna genoemd het landelijk opleidingsprofiel.
o
Besluit van 3 juli 2008, houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de verloskundige (Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008) (Staatsblad 2008 300, Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage).
Daarnaast is de inhoud van de opleiding geborgd binnen de EUregelgeving (directive 2005/36/EC, Section 6, Article 40).
Ten slotte is, om het bachelorniveau van de opleiding te waarborgen, de inhoud van de opleiding afgestemd op de Europees vastgestelde zogenaamde Dublin-descriptoren.
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
17
3.1.1.
Verloskunde in Nederland
Een verloskundige begeleidt zwangere vrouwen voor, tijdens en na hun bevalling, en steeds vaker ook al voor de zwangerschap. Zij is verantwoordelijk voor de gezondheid van moeder en kind. Verder biedt ze de vrouw (en haar partner) informatie en ondersteuning. De verloskundige is in de eerste plaats een medisch professional. Op grond van haar medische kennis is de verloskundige in staat de juiste onderzoeken te doen, adviezen te geven en te beslissen wanneer ze een vrouw moet verwijzen naar een gynaecoloog of andere specialist. Ook werken veel verloskundigen in de klinische setting. Binnen deze setting zijn zij de professionals die, zelfs wanneer er sprake is van verhoogd risico, de ‘normalty of birth’ bewaken en in samenspraak met de gynaecoloog verloskundige zorg te verlenen. Maar een verloskundige is meer dan een medisch professional; zij is ook een coach tijdens de hele periode van zwangerschap, bevalling en kraambed. In haar rol van coach is de verloskundige iemand die goed bereikbaar is en die tijd uittrekt voor haar cliënten. Zij is een bron van informatie op allerlei gebieden, van erfelijkheidsonderzoek tot het regelen van kraamzorg. Daarnaast is zij een vertrouwenspersoon. Een goede vertrouwensband tussen cliënt en verloskundige kan het verschil uitmaken tussen een positief en negatief ervaren bevalling. Ook bij de begeleiding tijdens de zwangerschap is die vertrouwensband belangrijk, bijvoorbeeld wanneer er intieme of moeilijke kwesties rondom de zwangerschap moeten worden besproken. (Bron: www.knov.nl) 3.1.2.
Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG)
De Wet BIG regelt de zorgverlening door beroepsbeoefenaren. Het beoogt de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg te bevorderen en te bewaken en de patiënt/cliënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen. De wet regelt onder meer de bevoegdheid, voorbehouden handelingen en het deskundigheidsgebied van zorgverleners in de gezondheidszorg. Dit wordt
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
18
geregistreerd in het zogenoemde BIG-register. Verloskundigen kunnen zich alleen in dit register laten inschrijven als zij voldoen aan de wettelijke opleidingseisen tot verloskundige. Dit kan als zij een getuigschrift hebben van een Nederlandse Opleiding tot Verloskundige of een daaraan gelijkgesteld diploma. Het deskundigheidsgebied volgens de Wet BIG is: “Het verrichten van handelingen op het gebied van de verloskunde en andere handelingen, gericht op het bevorderen en bewaken van het normale verloop van de zwangerschap, de bevalling en de kraambedperiode, evenals op het voorkomen van afwijkingen bij de vrouw of het kind, door een inschatting te maken van het verloskundige risico bij een vrouw gedurende haar zwangerschap, bevalling en kraambedperiode, het vertalen van het verloskundige risico in verloskundig beleid en het op basis daarvan verlenen van raad en bijstand, alsmede het waar nodig consulteren van dan wel verwijzen naar een arts. 3.1.3.
Beroepsprofiel verloskundige
In het beroepsprofiel staan het profiel van de verloskundige, de nieuwe ontwikkelingen binnen het vakgebied, de vereiste zorg tijdens het reproductieve proces, de kernkwaliteiten van de verloskundige en de verschillende rollen van een verloskundige beschreven. Het beroepsprofiel (2005) is ontwikkeld in opdracht van de KNOV. Op de website van de KNOV (www.knov.nl) kan de volledige tekst van het beroepsprofiel geraadpleegd worden. De KNOV is bezig met het schrijven van een nieuw beroepsprofiel voor verloskundigen. Eind 2014 wordt dit nieuwe beroepsprofiel verwacht.
3.2.
Didactische concept: probleemgestuurd onderwijs
Het onderwijs aan de AVM is al sinds het studiejaar 1988-1989 vormgegeven volgens de principes van het probleemgestuurd onderwijs. De basisgedachte van probleemgestuurd onderwijs is dat studenten actief bezig zijn met de leerstof: zij stellen zichzelf en medestudenten vragen, ze ontdekken waar hiaten aanwezig zijn in kennis, welke onderwerpen nader dienen te worden
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
19
bestudeerd en ze geven elkaar uitleg over datgene wat ze tijdens de zelfstudie hebben bestudeerd. Een belangrijk voordeel van probleemgestuurd onderwijs is daarmee, dat nieuwe kennis beter wordt verwerkt en onthouden. De verworven kennis zal later ook beter kunnen worden toegepast tijdens de beroepsuitoefening, doordat studenten studeren aan de hand van problemen die afkomstig zijn uit de beroepspraktijk: studenten oefenen tijdens hun studie al in het aanpakken en oplossen van praktijkproblemen. Bij probleemgestuurd onderwijs wordt het leren van studenten gestuurd door taken (problemen) die grotendeels ontleend zijn aan de verloskundige beroepspraktijk. Deze taken staan beschreven in een periodeboek, een 'spoorboekje' voor de studie tijdens een onderwijsperiode. De taken bestaan meestal uit een beschrijving van een aantal verschijnselen of gebeurtenissen die in verband met elkaar lijken te staan en nader moeten worden verklaard. Studenten werken aan de taken in kleine groepen, van ca. 12-14 studenten, in zogenaamde onderwijsgroepen.
3.3.
Visie op verloskunde
Zwangerschap en geboorte is de start van nieuw leven, ouderschap en het gezinsleven. De AVM bachelor verloskunde leidt toekomstige verloskundigen op met de wetenschap dat optimale zorg in deze levensfase, levenslang gunstige effecten heeft op de gezondheid en het welzijn van moeder en kind. De AVM bachelor leidt toekomstige verloskundigen op die hun cliënten centraal stellen
die respect hebben voor de achtergrond, waarden, voorkeuren en behoeften van de vrouw en haar omgeving.
die vrouwen te allen tijde met persoonlijke aandacht, empathie en gedegen kennis tegemoet treden.
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
20
die vrouwen relevante en volledige voorlichting bieden zodat deze in staat zijn verantwoorde keuzes te maken ten aanzien van hun eigen zorgproces.
die erkennen dat vrouwen zelfbeschikkingsrecht hebben in het maken van keuzes over dit zorgproces en die daarnaast hun eigen professionele grenzen hanteren.
die in samenspel met andere zorgverleners naar een optimale beleving van het geboorteproces streven
die in samenspel met de vrouw en andere zorgverleners naar een optimale beleving van zwangerschap geboorte en kraambed streven en een optimale start van een nieuw leven.
De AVM bachelor leidt toekomstige verloskundigen op tot bekwame beroepsbeoefenaren
die verloskundige zorg verlenen in de directe leefomgeving van de zwangere en in de klinische setting.
die deskundig zijn in de begeleiding van zowel fysiologisch verlopende zwangerschappen en baringen als situaties waarbij sprake is van een verhoogd risico op complicaties en niet-complexe afwijkende bevindingen conform de geldende richtlijnen en / of zorgpaden (zorg in geval van daadwerkelijke complicaties en/of pathologie, complexe afwijkende bevindingen en gespecialiseerde interventies behoort niet tot hun deskundigheidsgebied).
die in alle settings waarin zij werken (thuis of in het ziekenhuis, alleen of in samenwerking met de gynaecoloog) de normaliteit van zwangerschap, baring en kraambed herkennen, benoemen en bewaken.
De AVM bachelor leidt toekomstige verloskundigen op die integrale zorg verlenen en die nauw samenwerken met andere ketenpartners (geïntegreerde zorg).
die vrouwen ondersteuning gedurende het hele proces bieden, knelpunten signaleren, die weten wanneer de expertise van een andere zorgverlener nodig is, die afstemming bewaken en als casemanager verantwoordelijk zijn voor de coördinatie van de zorg.
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
21
die zich niet alleen sterk maken voor de bevordering van de gezondheid en het welzijn van de vrouw en haar kind, maar ook oog hebben voor gezondheidsbevordering en health counseling op gemeenschapsniveau.
die basisbegeleiding bij psychosociale problematiek leveren en indien nodig andere zorgprofessionals inschakelen.
De AVM bachelor leidt toekomstige verloskundigen op die zich bewust zijn van hun eigen leiderschapskwaliteiten, expertise en rol binnen de gehele geboortezorg, die weerbaar zijn en assertiviteit tonen.
die naar een goede interprofessionele samenwerking streven.
die een academisch denkniveau hebben, die klinisch redeneren, conceptueel denken en het wetenschappelijk onderbouwen van hun handelen in hun dagelijks werk hebben geïntegreerd.
Zwangerschap en geboorte is de start van nieuw leven, ouderschap en het gezinsleven, nu en in de toekomst. Toekomstige verloskundigen dragen bij aan de juiste condities voor langdurige gezondheid en welzijn voor nieuwe generaties moeders en baby’s.
3.4.
Visie op onderwijs en leren
De opleiding maakt gebruik van competentiegericht en probleemgestuurd onderwijs. Dit betekent dat de competenties, zoals geformuleerd in 4.3 ‘einddoelen en competenties’ een belangrijke rol spelen bij de invulling van het curriculum. Het gaat er uiteindelijk om dat de student deze competenties bezit. Dit betekent dat de nodige kennis, vaardigheden en attitude geïntegreerd worden aangeboden en geleerd. De belangrijkste uitgangspunten zijn:
het onderwijs gaat uit van de beroepspraktijk. De taken die de verloskundige in de beroepsuitoefening moet kunnen uitvoeren vormen het uitgangspunt, waarbij een gedegen theoretische basis van belang is en waarbij Evidence Based Medicine (EBM) een grote rol speelt. Competent handelen impliceert een professionele beroepshouding;
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
22
het leerproces van de student staat centraal. De student stuurt haar eigen leerproces, waarbij de docent een ondersteunende en faciliterende rol vervult als inhoudsdeskundige, coach, studiebegeleider en assessor;
de principes van leven lang leren zijn onmisbaar voor een blijvende competente beroepsuitoefening;
de opleiding streeft naar een studeerbaar curriculum;
de student leert in een krachtige en authentieke leeromgeving. Ruim 40% van de opleiding bestaat uit stages en bij het theorie onderwijs vormen beroepsrelevante taken de basis;
de student wordt getoetst op een manier die aansluit bij competentiegericht onderwijs.
De AVM speelt in op een aantal belangrijke ontwikkelingen in de verloskundige zorg door in het onderwijs door middel van de minors extra aandacht te besteden aan vier deskundigheidsgebieden. Dit zijn ‘gezondheidsbevordering’, ‘implementeren van innovaties’, ‘research in midwifery’ en ‘klinische verloskunde’. Hierdoor krijgen studenten de kans zich te onderscheiden en te specialiseren. Hierover meer in hoofdstuk 4.8.
3.5.
Toelating tot de Opleiding Verloskunde
Om toegelaten te worden tot de Opleiding Verloskunde zijn er specifieke vooropleidingseisen en vindt er een selectieprocedure plaats. Deze staat beschreven op de site van de AVM www.av-m.nl. Als de kandidaat student 21 jaar of ouder is en niet voldoet aan de vooropleidingseisen kan deelgenomen aan het 21 + onderzoek. Het onderzoek bestaat uit een capaciteiten test. Als je deze met een voldoende wordt afgesloten vindt vrijstelling van de vooropleidingseisen plaats. Hierna kan de kandidaat student deelnemen aan de selectie. Meer informatie over het 21+ onderzoek is opgenomen in de ‘procedure toelating kandidaten van 21 jaar of ouder’ (Bijlage 9.14).
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
23
4. Curriculum 4.1.
Algemene indeling curriculum
De gehele opleiding beslaat vier cursusjaren. Deze zijn opgedeeld in:
de propedeutische fase, cursusjaar 1 met een studielast van 60 EC;
de postpropedeutische fase, cursusjaren 2 tot en met 4 met een studielast van 180 EC.
De teamleiders van de hbo-bachelor Verloskunde zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het onderwijs, het curriculum. Het totale curriculum bestaat uit theorieperiodes en –blokken, stageperiodes en –blokken en de minoren, waarin docenten coördinerende en uitvoerende taken hebben.
4.2.
Organisatie curriculum
De propedeutische fase en cursusjaar 2 van de postpropedeutische fase zijn verdeeld in vijf periodes. Cursusjaar 3 van de postpropedeutische fase bestaat uit 3 themaweken, 2 theorieblokken, 2 stageblokken en 3 weken minor. Cursusjaar 4 bestaat uit 2 stageblokken, 12 weken minor en 4 weken PPO (professioneel en persoonlijk ontwikkelingstraject). Deze periodes/blokken/themaweken zijn thematisch ingericht, dat wil zeggen dat de aangeboden onderwijsinhoud (theoretische kennis, vaardigheden en/of stages) per periode gegroepeerd is rond bepaalde thema’s. De thema’s en de daarbij behorende inhoud en doelstellingen worden geborgd door de einddoelstellingen, die in het document “Kader voor de opleidingscompetenties van de AVM-Zuyd” zijn beschreven. De thema’s zijn multidisciplinair van karakter. Dit betekent, dat de theoretische kennis niet vakgebonden wordt aangeboden, maar dat onderwerpen uit verschillende vakgebieden en disciplines integraal aan bod komen. De student leert zo problemen uit de praktijk vanuit verschillende invalshoeken te benaderen en kennis vanuit verschillende vakgebieden geïntegreerd toe te passen op praktijkproblemen.
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
24
In een theorie periode/blok vinden, naast de onderwijsgroepsbijeenkomsten, nog een aantal andere onderwijsactiviteiten plaats, zoals vaardigheidstrainingen, colleges, casuïstiekbesprekingen enz. De Periodeverantwoordelijken (PV’ers) of blokcoördinatoren vormen het aanspreekpunt voor studenten betreffende een periode/blok en zijn verantwoordelijk voor de organisatie en de inhoud van een periode/blok. Periode- en blok overstijgend vindt overleg plaats binnen de jaarplanningsgroep. De jaarplanningsgroep draagt zorg voor de afstemming van de organisatie, de inhoud en de kwaliteitsbewaking van het gehele curriculum. De jaarplanningsgroep bestaat uit de teamleiders hbo-bachelor Verloskunde, en de periodeverantwoordelijken (PV’ers)/blokcoördinatoren, waaronder ook de stageperiodes vallen. Ten behoeve van de kwaliteitsbewaking van het onderwijs (planning & control cyclus) wordt van iedere periode een kwaliteitsverslag gemaakt waarin op basis van evaluatiegegevens verbeterpunten geformuleerd worden. Deze kwaliteitsverslagen worden besproken binnen de jaarplanningsgroep en verbeterpunten worden aan de studenten meegedeeld via Blackboard en meegenomen bij de uitwerking van de nieuwe periodes/blokken.
4.3.
Einddoelen en competenties
De AVM geeft haar curriculum vorm op basis van een aantal landelijk vastgestelde eisen met betrekking tot datgene wat een verloskundige moet kunnen en kennen. Daarnaast geeft de AVM ook een invulling aan het curriculum vanuit haar eigen visie op het beroep van de verloskundige. Deze visie staat beschreven in het document ‘visie op de verloskunde’ (zie www.avm.nl) en in paragraaf 3.3 van deze studiegids.
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
25
4.3.1.
Verloskundig handelen en verloskundige domeinen
Voor de bepaling van de einddoelen van de opleiding is als uitgangspunt het verloskundige handelen genomen. Het werk van de verloskundige is geen verzameling van min of meer losse handelingen, maar bestaat uit met elkaar samenhangende onderdelen. Daarom hanteert de AVM de volgende definitie voor het onderwijskundig handelen: ‘Het verloskundig handelen is een geïntegreerde uitvoering van taken relevant voor de gezondheid van vrouwen in de reproductieve levensfase, passend bij de verantwoordelijkheden en het deskundigheidsgebied van verloskundigen.’ Het gaat dus evengoed om het zelfstandig doen van een bevalling, als bijvoorbeeld het geven van voorlichting in het kader van een gezonde leefstijl. Dit verloskundig handelen valt binnen drie domeinen. Een domein is een substantieel deel van de beroepsuitoefening naar belang, omvang (tijdsbeslag of frequentie) of beide. Een domein bestaat uit een geheel van inhoudelijk met elkaar samenhangende werkprocessen, kenmerkend voor de beroepsuitoefening. Alle domeinen samen beschrijven de essentie van de beroepsuitoefening van de verloskundige. De drie domeinen zijn:
Reproductieve zorg.
Professionalisering van het beroep.
Organisatie van de zorg.
Binnen elk domein is een aantal werkprocessen beschreven. Een werkproces is een afgebakend geheel van beroepshandelingen binnen dat domein. Het werkproces kent een begin en een eind, heeft een resultaat en wordt als kenmerkend herkend in de beroepspraktijk. Een werkproces bestaat dus nooit uit één handeling of gedraging. Meerdere werkprocessen kunnen gelijktijdig lopen.
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
26
4.3.2.
Domein
Beschrijving verloskundige werkprocessen per domein
Werkproces
Stellen van een diagnose gebaseerd op anamnese en onderzoek De verloskundige neemt anamnese af, verricht (lichamelijk) onderzoek en kiest onderbouwd voor aanvullend onderzoek. Op basis hiervan stelt zij een (differentiaal) diagnose en legt de gegevens vast. Zij bouwt een professionele relatie op met de cliënt en haar omgeving, zij onderzoekt en formuleert de zorgvraag. Opstellen van een behandelplan gebaseerd op risicoselectie en beleid
Reproductieve zorg
De verloskundige maakt op basis van een (differentiaal) diagnose een risico- inschatting en verzamelt (waar nodig) aanvullende (medische) informatie. Zij stelt een indicatie, weegt beleidsopties af en bepaalt, indien mogelijk, in samenspraak met de cliënt het beleid. Zij stelt een behandelplan op en bespreekt dat met de cliënt. Vanwege de risicoselectie consulteert of verwijst de verloskundige door naar andere deskundigen in de zorgketen. Verloskundige zorgverlening De verloskundige verleent verloskundige zorg, verricht voorbehouden handelingen en niet-voorbehouden handelingen en handelt tevens in noodsituaties. De verloskundige geeft psychosociale begeleiding, voorlichting en ondersteunt bij het nemen van (emotioneel beladen) beslissingen. Indien nodig organiseert en coördineert zij consultatie en/of doorwijzing naar andere deskundigen in de ketenzorg. Evaluatie van het zorgproces De verloskundige reflecteert op het zorgproces en evalueert haar handelen. Zij handelt klachten zorgvuldig af, overlegt met andere
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
27
betrokken in de zorgketen, zorgt voor goede informatieoverdracht en voor duidelijke verslaglegging van de zorgverlening. Preventie en voorlichting De verloskundige verleent preventieve zorg in de reproductieve fase. Zij licht de cliënt of groepen cliënten voor over preventieve maatregelen en benadrukt het belang van preventie. Zij stimuleert de gezondheid en gezondheidsbevordering van cliënten, geeft psychosociale begeleiding bij (eventueel noodzakelijke) gedragsverandering en begeleidt bij het maken van geïnformeerde keuzes. De verloskundige past tevens nieuwe ontwikkelingen toe op het gebied van preventieve zorg. Professionele ontwikkeling De verloskundige toont aan de eigen competentieontwikkeling te
Professionalisering van het beroep
werken. Zij laat dit zien door te reflecteren op haar persoonlijk en professioneel functioneren. Tevens verantwoordt de verloskundige zich over de persoonlijke, maatschappelijk en wetenschappelijke mogelijkheden en grenzen en handelt binnen professionele en ethische normen. Ontwikkeling van de beroepsgroep De verloskundige draagt bij aan de ontwikkeling van de deskundigheid van (aanstaande) collegae en andere zorgverleners in de verloskundige keten. De verloskundige geeft feedback op het functioneren van anderen, levert als collega en begeleider een bijdrage aan het professioneel gedrag van medewerkers in de verloskundige zorgketen en coacht en begeleidt studenten in de ontwikkeling van professioneel gedrag en handelen. Zij draagt bij aan scholing en intercollegiale toetsing. Verantwoording van verloskundige zorg De verloskundige draagt bij aan de maatschappelijke ontwikkeling en profilering van het beroep, door visieontwikkeling en haar
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
28
verloskundig handelen (waar mogelijk) te onderbouwen aan de hand van EBM. Daarnaast implementeert zij EBM in de dagelijkse zorgverlening, levert een bijdrage aan de ontwikkelingen van landelijke standaarden en richtlijnen, verloskundige samenwerkingsverbanden en aan innovatie van de (verloskundige) zorgverlening. Verloskundig beroepsgeoriënteerd wetenschappelijk onderzoek De verloskundige verricht beroepsgeoriënteerd literatuuronderzoek, participeert in beroepsgeoriënteerd onderzoek, rapporteert over de onderzoeksresultaten en implementeert deze, indien nodig/gewenst in de verloskundige praktijk. Functioneren in relatie tot de andere bij de verloskundige zorgverlening betrokken beroepsbeoefenaren De verloskundige neemt ten behoeve van de zorgverlening initiatief tot samenwerking en stemt af met andere disciplines in de zorgketen.
Organisatie van de zorg
Met een zakelijke, professionele en ondernemende opstelling organiseert en coördineert ze transparante zorg voor de cliënt, volgens geldende kwaliteitscriteria en participeert ze in multidisciplinair overleg. Praktijkvoering en ondernemerschap De verloskundige draagt zorg voor de organisatie en het beheer van de praktijk en voert een verantwoord ondernemer- en werkgeverschap. Ze organiseert en voert onder andere het personeelsbeleid, onderhandelt met zorgverzekeraars en andere aanbieders en legt verantwoording af over de bedrijfsvoering. Dit alles rekening houdend met wettelijke regelgeving. Kwaliteit van zorg De verloskundige werkt binnen een cyclisch proces van kwaliteitszorg
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
29
aan continue toetsing en verbetering van de verloskundige zorgverlening, praktijkvoering en de organisatie van de zorg. Ze ontwikkelt een toekomstgerichte visie en/of strategisch beleidsplan voor de praktijkvoering. Ze vertaalt nieuwe inzichten naar de cliëntenzorg, de praktijkvoering en de organisatie van de zorg en neemt initiatieven tot samenwerking om de deskundigheid van de beroepsgroep te bevorderen.
4.3.3.
Competenties
Om al deze werkprocessen te kunnen uitvoeren, moet een verloskundige bepaalde competenties bezitten. Competenties zijn ontwikkelbare vermogens van mensen waarmee ze in voorkomende situaties adequaat, gemotiveerd, proces- en resultaatgericht kunnen handelen. Competenties zijn samengesteld van karakter waarbij vaardigheden, kennis en professioneel gedrag onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. De competenties die de AVM hanteert, zijn beschreven vanuit een zestal rollen die een verloskundige heeft in haar beroep en die beschreven zijn in het beroepsprofiel van de KNOV (www.knov.nl). Per rol geven we de competenties weer die een verloskundige nodig heeft en waar de einddoelen van de opleiding op gericht zijn. Rol 1. Medisch professional De verloskundige heeft als medische professional een belangrijke rol in de bevordering en bewaking van de reproductieve zorg. Zij heeft een zelfstandige beslisbevoegdheid binnen haar deskundigheid. Ze past risicoselectie toe en is in staat zorg te verlenen in acute situaties. Op systematische wijze verzamelt zij alle gegevens die zij hiervoor nodig heeft. Door voortdurend te observeren en te evalueren stelt zij de beoordeling, behandeling en besluitvorming daarover - waar nodig - bij. De verloskundige als medische professional beschikt over een arsenaal aan wetenschappelijke kennis en inzichten die zij toepast in haar dagelijkse praktijk. Daardoor is ze in staat hoogwaardige zorg te verlenen en kritisch te
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
30
evalueren. Tevens houdt zij deze kennis op peil. Hierdoor blijft zij deskundig en in staat haar zelfstandige beslissingsbevoegdheid gestalte te geven. Ze is analytisch, werkt systematisch en is in staat kennis en handelen kritisch te beoordelen. Rekening houdend met haar deskundigheidsgebied en dat van anderen bewaakt ze de grenzen van haar zorgverlening. Via risicoselectie past zij, in het belang van de cliënt én het kind, doelmatige en effectieve zorgverlening toe. Ze stemt haar bevindingen af op de cliënt en verricht zorg op maat (de juiste zorg op de juiste plaats). Het gebruik van screening, preventie, diagnostiek en interventies weegt zij kritisch af tegen de mogelijkheden ervan. De verloskundige als medische professional levert effectieve en ethisch verantwoorde zorg. Ze handelt volgens de richtlijnen en standaarden van de beroepsgroep en is bekend met de standaarden en richtlijnen van andere beroepsgroepen die relevant zijn voor de verloskundige zorg. Zij baseert haar beleid op Evidence Based Medicine (EBM) en Best Practice. Zij is in staat beargumenteerd, onderbouwd en verantwoord af te wijken van de richtlijnen als dit noodzakelijk is, zoals in noodsituaties. Om goed als medisch professional te kunnen functioneren, beschikt de verloskundige over de volgende eindkwalificatie: “Als medisch professional integreert de verloskundige alle verloskundige rollen, past medische kennis, klinische vaardigheden en professioneel gedrag toe in het bieden van cliëntgericht zorg.” Hiertoe beschikt de verloskundige over de volgende competenties:
Observeren en signaleren De verloskundige signaleert, herkent en verwerft actief relevante informatie bij de cliënt, zodat zij op basis daarvan risicoselectie kan toepassen en verloskundig beleid kan bepalen.
Probleemanalytisch vermogen De verloskundige analyseert systematisch en onderbouwt probleemsituaties, zodat zij adequate oplossingen kan aanreiken voor mogelijke problemen in alle fasen van het reproductieve zorgproces.
Efficiënt en doelgericht handelen
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
31
De verloskundige past zelfstandig, zorgvuldig en weloverwogen diagnostische- en beleidsopties toe, waardoor geen over- of onderbehandeling geboden wordt.
Zelfstandigheid De verloskundige neemt tijdens haar zorgverlening zelfstandig beslissingen, waarbij zij de verantwoordelijkheid draagt voor de professionele uitoefening van het vak.
Besluitvaardigheid De verloskundige neemt op het juiste moment adequate maatregelen, waardoor een optimale uitkomst van zorg mogelijk wordt.
Evidence Based handelen De verloskundige past op basis van wetenschappelijke argumenten, weloverwogen wetenschappelijke kennis en ontwikkelingen in het vakgebied toe in haar dagelijkse verloskundige beleid, waardoor er een goede balans ontstaat tussen haar klinische ervaring, de wensen van de cliënt en wetenschappelijke onderbouwing.
Rol 2. Coach en begeleider De verloskundige als coach en begeleider begeleidt de cliënt bij het nemen van besluiten op reproductief gebied in de gehele reproductieve periode. De behoeften en wensen van de cliënt staan voorop, evenals het versterken van het vertrouwen van de cliënt in het eigen kunnen. De verloskundige begeleidt de vrouw het beste uit zichzelf te halen (empowerment). Ze biedt de cliënt begeleiding bij het verkrijgen van inzicht in eigen gevoelens en gedrag en zal haar toerusten en ondersteunen bij het nemen van (emotioneel geladen) beslissingen. Om de rol van coach goed te vervullen dient zij in alle fasen van het zorgproces een vertrouwenspersoon te zijn voor de cliënt. Ze draagt zorg voor een laagdrempelig en veilig klimaat. Dit is van belang voor het verloop en de beleving van de zwangerschap en de baring of als er intieme of moeilijke kwesties rondom de zwangerschap aan de orde zijn. Ze begeleidt de cliënt in de onderkenning van haar problemen, bij psychosociale problemen en mogelijke oorzaken – en het onder woorden brengen daarvan. Als coach is de
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
32
verloskundige voortdurend bezig met spiegelen, doorvragen, stimuleren motiveren en het geven en ontvangen van feedback. De verloskundige kenmerkt zich door haar openheid, oprechtheid, respect, luistervaardigheid, gespreksvaardigheid, empathie en vooral haar non-directiviteit. De verloskundige fungeert ook als coach voor nieuwe beroepsbeoefenaren, studenten en stagiaires. Ze begeleidt studenten bij het ontwikkelen van inzicht, kennis en vaardigheid en bij het formuleren van leerdoelen. Ze creëert een klimaat, waarbij de student optimaal kan leren. Deze rol van coach en begeleider vraagt een geïnteresseerde en open houding, waarmee zij kritisch kan kijken naar eigen en andermans handelen. Ze beschikt over sociale vaardigheden waardoor zij in gesprek kan raken met de cliënt of de student over wat hen bezighoudt of verontrust. Ze brengt een leer- en/of besluitvormingsproces op gang dat leidt tot (nieuwe) keuzes. Om goed als coach en begeleider te kunnen functioneren, beschikt de verloskundige over de volgende eindkwalificatie: “De verloskundige begeleidt haar cliënten passend binnen de sociale en culturele context van de cliënt vanaf de preconceptionele fase tot en met de postnatale fase. Als opleider begeleidt zij studenten en beginnend verloskundigen om hen te ondersteunen in het leerproces.” Hiertoe beschikt de verloskundige over de volgende competenties:
Vraaggericht werken De verloskundige verkrijgt via interactie de werkelijke wensen en behoeften van de betrokkene helder, zodat door een juiste balans tussen de wens van de cliënt en de eigen professionele standaard de juiste zorg op het juiste moment mogelijk wordt.
Ontwikkelingsklimaat scheppen De verloskundige creëert een ondersteunend en veilig klimaat voor de betrokkene, zodat de kracht en mogelijkheden van de betrokkene optimaal tot zijn recht kan komen.
Coachen
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
33
De verloskundige stimuleert en coacht de betrokkene, zodat de betrokkene in staat wordt gesteld autonoom een keuze te maken en een beslissing te nemen. Rol 3. Voorlichter en counselor De verloskundige in de rol van voorlichter is zich bewust van het belang van een goede gezondheid van vrouwen in hun reproductieve leeftijdsfase en meer in het bijzonder in relatie tot de zwangerschap(swens). Allerlei factoren kunnen immers de gezondheid van de vrouw, het kind en de uitkomsten van zwangerschap beïnvloeden. Steeds meer onderzoek onderbouwt de invloed van lifestyle en andere factoren op de uitkomsten van zwangerschap. De verloskundige kan risicogroepen identificeren en determinanten herkennen die de gezondheid van de vrouw in haar reproductieve periode beïnvloeden. Ze kan hier actief op ingrijpen met individuele of collectieve voorlichting die gericht is op gedragsverandering ter verbetering van de gezondheid van vrouwen en de kans op positieve uitkomsten van de zwangerschap. De verloskundige als voorlichter heeft ook een belangrijke maatschappelijke rol. Ze treedt op als belangenbehartiger voor de vrouw en haar gezondheid in de reproductieve fase. Daarnaast heeft zij ook een belangrijke taak als belangenbehartiger van het kind. Naar overheid, financiers van zorg, andere disciplines en richting media zal zij zich inzetten voor een zo optimaal mogelijk klimaat, waarbinnen de vrouw de gezondheid van haarzelf en haar kind kan bevorderen. Ze draagt haar kennisgebied uit via bijvoorbeeld deelname aan voorlichtingscampagnes voor een gezonde leefstijl en over het belang van borstvoeding. De verloskundige als counselor helpt de zwangere bij het verzamelen en ondersteunt bij het ordenen van alle informatie, waarna zij in haar rol van coach de cliënt begeleidt in het maken van passende keuzes, die nauw aansluiten bij de wensen, behoeften en beleving van de cliënt. In haar rol als voorlichter beschikt de verloskundige over tal van communicatieve vaardigheden. Ze is in staat voorlichting te geven aan de individuele cliënt (en haar partner) en aan groepen cliënten over (onderdelen van) haar vakgebied en het belang van preventie. Ze maakt daarbij gebruik van de middelen en de
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
34
methoden van kennisoverdracht. Ze neemt initiatief wanneer ze constateert dat voorlichting noodzakelijk is en kent de wegen waarlangs zij dit kan doen. Om goed als voorlichter en counselor te kunnen functioneren, beschikt de verloskundige over de volgende eindkwalificatie: “De verloskundige maakt op een verantwoorde manier gebruik van haar expertise en invloed om een positieve uitkomst van zwangerschap, gezondheid en algemeen welbevinden van cliënten te bevorderen. Door op zorgvuldige wijze informatie te presenteren draagt zij zowel bij aan de individuele gezondheidsbevordering, als aan de algemene gezondheidsbevordering van de gemeenschap en de populatie.” Hiertoe beschikt de verloskundige over de volgende competenties:
Empathisch vermogen De verloskundige leeft zich in en toont respect voor de gevoelens, wensen en behoeften van de cliënt, waardoor de cliënt zich begrepen voelt door, vertrouwen heeft in en zich gerespecteerd voelt door de verloskundige.
Presentatie De verloskundige zet zichzelf op een integere, betrokken, betrouwbare en toegankelijke wijze neer, zodat zij op een representatieve wijze haar professie vertegenwoordigt.
Maatschappelijk bewustzijn De verloskundige zet haar vakspecifieke deskundigheid breed in, zodat zij een bijdrage levert aan de gezondheid en het welzijn van de cliënt, het kind en de gemeenschap als geheel.
Informatie overbrengen De verloskundige biedt de individuele cliënt/cliëntgroepen op een zorgvuldige en begrijpelijke manier informatie aan die aansluit bij de betrokkene, zodat de cliënt op basis hiervan een autonome keuze kan maken en een beslissing kan nemen.
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
35
Rol 4. Casemanager De verloskundige neemt in de rol van casemanager het initiatief voor de organisatie van een samenhangend pakket van verloskundige zorg rond de cliënt, zodat de cliënt kwaliteit en continuïteit van zorg ervaart. De verloskundige fungeert hierbij als poortwachter. De verloskundige streeft als casemanager naar optimale samenwerking en afstemming met cliënten, collega-verloskundigen en andere beroepsbeoefenaren binnen en buiten de eigen praktijk en het vakgebied. Voorgestelde wijzigingen in de samenwerking en de zorgketen toetst zij aan de wensen en verwachtingen die cliënten, beroepsbeoefenaren, zorginstellingen, verzekeraars en de overheid stellen. Ze verwijst adequaat door, waar nodig in overleg, en draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg. In de postnatale periode regelt de verloskundige de overdracht naar huisarts, het consultatiebureau en de jeugdgezondheidszorg. Als casemanager kent de verloskundige de betrokken spelers op het gebied van verloskundige zorg en ieders verantwoordelijkheden, rollen en bevoegdheden. In onduidelijke situaties organiseert zij, samen met betrokkenen, duidelijkheid over werkwijzen, werkzaamheden en (eind)verantwoordelijkheden. Hierbij werkt en beweegt zij zich binnen wettelijke kaders en mogelijkheden. Daarnaast maakt ze gebruik van mogelijkheden van taakherschikking en taakdelegatie. De verloskundige als casemanager heeft een prominente rol in de organisatie van de zorg rondom de cliënt. Dit vraagt van de verloskundige dat zij over de grenzen en belangen van het eigen beroep, het eigen team en de eigen praktijk kan kijken en werken. Ze neemt indien nodig zelf het voortouw voor samenwerking en afstemming. De verloskundige als casemanager dient te beschikken over een groot scala van sociale en onderhandelingsvaardigheden, overtuigingskracht, inzicht in de sociale kaart en een grote dosis doortastendheid om nieuwe wegen in te slaan en gestelde doelen te bereiken. Om goed als casemanager te kunnen functioneren, beschikt de verloskundige over de volgende eindkwalificatie:
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
36
“Als casemanager werkt de verloskundige effectief binnen de gezondheidszorg, zodat optimale zorgverlening kan plaatsvinden. Zij organiseert en stemt zorg al binnen de keten van zorgverlening, waarbij indien nodig met andere professionals in de gezondheidszorg wordt samengewerkt en initiatieven genomen.” Hiertoe beschikt de verloskundige over de volgende competenties:
Samenwerken/afstemmen De verloskundige erkent het belang van de deskundigheid van andere zorgverleners in de zorgketen, werkt met hen samen en stemt zaken af, waardoor op een effectieve en efficiënte wijze de zorgverlening gestalte krijgt.
Initiërend vermogen De verloskundige kent en speelt adequaat in op nieuwe ontwikkelingen en nieuwe mogelijkheden, zodat optimale zorgverlening kan plaatsvinden.
Rol 5. Innovator De verloskundige zal in de rol van innovator permanent inspelen op de ontwikkelingen binnen de maatschappij en de stand van de wetenschap. Die ontwikkelingen en de kennis over het vakgebied staan niet stil. De verloskundige is als innovator steeds op zoek naar vernieuwingen ter verbetering van de kwaliteit van zorg. Ze maakt gebruik van de beschikbare middelen en bronnen en gaat op zoek naar nieuwe mogelijkheden of toepassingen. Ze vertaalt nieuwe, vakinhoudelijke inzichten naar de cliëntenzorg, de praktijkvoering en de organisatie van de zorg. Ze streeft naar vernieuwing en verbetering. Zij initieert, stimuleert en implementeert initiatieven op het gebied van kwaliteitsverbetering en samenwerking. Best Practice, kent ze en draagt ze uit. Ze participeert in onderzoeksprojecten, denkt mee over vernieuwingen in de opleidingspraktijk en stelt relevante gegevens beschikbaar. Ze neemt deel aan werkgroepen en bijeenkomsten om de deskundigheid van de beroepsgroep te bevorderen.
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
37
De verloskundige als innovator is een kritische beroepsbeoefenaar. Ze kijkt kritisch naar haar eigen beroepsuitoefening en die van anderen. Ze is in staat resultaten uit onderzoek kritisch te beoordelen en vanuit haar kennis en ervaring kritisch te kijken naar een onderzoeksopzet. Ze geeft feedback en staat open voor feedback van anderen en is bereid te investeren in haar eigen ontwikkeling en de ontwikkeling van anderen. Om goed als innovator te kunnen functioneren, beschikt de verloskundige over de volgende eindkwalificatie: “Als innovator draagt de verloskundige bij aan de permanente ontwikkeling van de fysiologische verloskunde. De ontwikkeling van nieuwe verloskundige kennis en de disseminatie en toepassing daarvan draagt bij aan de kwaliteit van het vakgebied. Dit is een continu proces, waarbij leven lang leren noodzakelijk is.” Hiertoe beschikt de verloskundige over de volgende competenties:
Leervermogen De verloskundige neemt na analyse en beoordeling op basis van wetenschappelijke uitgangspunten (nieuwe) ideeën en ontwikkelingen in zich op, zodat zij zichzelf kan ontplooien en ontwikkelen.
Creativiteit De verloskundige bedenkt bij knelpunten in de zorgverlening oplossingen of nieuwe toepassingen, waardoor problemen en knelpunten opgelost worden en zij optimale zorg kan verlenen.
Abstraheren en conceptueel denken De verloskundige maakt gebruik van concepten en theorieën, zodat zij een bijdrage kan leveren aan de theoretische fundering en kwaliteit van het vakgebied.
Dissemineren De verloskundige draagt, zowel schriftelijk als mondeling, nieuwe ideeën en ontwikkelingen uit ten behoeve van de beroepsgroep en andere medische professionals.
Verandering zoeken en introduceren
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
38
De verloskundige voert innovaties in op basis van een analyse van haar huidige werkwijze. Rol 6. Praktijkmanager Voor haar rol als praktijkmanager treedt de verloskundige op als ondernemer, coördinator, organisator en beheerder van de praktijk en de cliëntenzorg. Zij bewaakt de kwaliteit, doelmatigheid en doeltreffendheid van de zorgverlening. Ze ziet toe op de naleving van wettelijke kaders voor beroepsuitoefening en praktijkvoering. Ze heeft een duidelijke visie op haar zorgverlening en hanteert hierbij een lange termijn strategie. Ze vervult haar rol op het gebied van verantwoord werkgeverschap, facilitaire zaken, administratie etc. door ervoor te zorgen dat werkzaamheden op dit gebied op een correcte manier worden uitgevoerd. Ze ziet toe op en stimuleert de professionele ontwikkeling van collega’s en medewerkers. De rol van praktijkmanager vraagt van de verloskundige een groot scala aan competenties. Ze zal het overzicht moeten kunnen houden, ze zal moeten leiden en sturen, ze zal zakelijk, doelmatig en doelgericht moeten kunnen werken en handelen. Ze is in staat werkzaamheden adequaat te organiseren, te verdelen en te delegeren en toe te zien op de beroepsuitoefening van andere beroepskrachten. Ze is in staat personeelsmanagement uit te voeren en vorm te geven aan goed werkgeverschap en ondernemerschap. Om goed als praktijkmanager te kunnen functioneren, beschikt de verloskundige over de volgende eindkwalificatie: “Als praktijkmanager is de verloskundige verantwoordelijk voor het beleidsmatig beheren, organiseren en leidinggeven van de verloskundige praktijk. Door een verloskundige praktijk goed te ‘managen’ draagt zij bij aan de effectiviteit van de gezondheidszorg.” Hiertoe beschikt de verloskundige over de volgende competenties:
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
39
Leiding en sturing geven De verloskundige geeft richting en sturing aan haar werksituatie, zodat optimaal functioneren van de praktijk, goed werkgeverschap en optimale zorgverlening aan de cliënt is gewaarborgd.
Plannen en organiseren De verloskundige zet mensen en middelen op de juiste wijze in, zodat resultaten en kwaliteit van zorg langs optimale weg bereikt kunnen worden.
Overtuigingskracht De verloskundige verwerft op een overtuigende wijze steun voor haar (nieuwe) plannen en ideeën, zodat collega’s en andere betrokkenen ermee instemmen en er ook achter gaan staan.
Niet alle rollen en competenties zijn even relevant voor een specifiek werkproces. Daarom is in een matrix weergegeven welke competenties nodig zijn bij welke werkprocessen. Een bolletje in een matrixcel geeft daarbij aan dat de betreffende competentie nodig is voor een specifiek werkproces. Door de werkprocessen en de competenties te combineren, heeft de AVM haar einddoelen per werkproces beschreven. Een meer uitgebreide beschrijving hiervan is te vinden in het document ‘Kader voor de opleidingscompetenties van de AVM-Zuyd’. Hierin is ook een meer gedetailleerde beschrijving te vinden van hoe het curriculum en de einddoelen passen binnen de externe eisen die aan de opleiding gesteld worden.
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
40
4.4.
Competentiematrix
© Copyright Academie Verloskunde Maastricht – Zuyd Hogeschool
41
4.5.
Onderwijsvormen
4.5.1.
Casuïstiek
In de verloskundige praktijk verloopt vrijwel niets volgens het boekje. De cliënt is zelden ‘de gemiddelde vrouw’ waarop de leerboeken gebaseerd zijn. Het is onmogelijk om bij iedere afwijking van dit gemiddelde stil te staan tijdens de opleiding. Het is wel mogelijk om op een systematische manier te leren werken, waardoor het mogelijk is om in een specifieke situatie adequaat te handelen. De student wordt geleerd om ‘algemene kennis’ toe te passen in ‘specifieke situaties’. Tijdens de casuïstieklessen wordt een aantal cases doorlopen, die afkomstig zijn uit de verloskundige praktijk. 4.5.2.
Colleges
De colleges dienen als ondersteuning bij het bestuderen en begrijpen van de leerstof. Meestal worden de colleges gepland nadat de student zelf een bepaald onderwerp of thema bestudeerd heeft. Tijdens de colleges worden eventuele vragen die nog bij de student bestaan beantwoord. De student dient hiervoor haar/zijn vragen enkele dagen voor het college te mailen naar de betreffende docent. Een college doet vaak dienst als afronding van een specifiek thema. Aan de hand van het in het college geschetste totaalbeeld kan de student voor jezelf nagaan of zij dit thema voldoende beheerst. 4.5.3.
Journal Clubs
Een verloskundige dient in staat te zijn om wetenschappelijke artikelen kritisch te kunnen beschouwen. Deze artikelen zijn immers als onderbouwing van het verloskundige beleid. De Journal Club is een van de manieren waarop deze bekwaamheid (verder) ontwikkeld wordt. Vanaf het 2e jaar wordt, samen met ± 12 studenten en een docent, een ‘verloskundige kring’ gevormd; de Journal Club. In deze Journal Club 42 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
worden artikelen geanalyseerd en besproken die vooraf door de opleiding zijn geselecteerd. De deelnemers bereiden de bijeenkomst voor aan de hand van de mal ‘kritisch lezen’. Tijdens de Journal Club worden de artikelen besproken en op waarde geschat. Tenslotte zullen de mogelijke gevolgen voor het praktische handelen geïnventariseerd worden. De Journal Clubs zijn een toepassing van het EBM-onderwijs EBM Evidence Based Medicine. In de verloskunde is dit de meest gangbare term en afkorting, omdat we opleiden tot een medisch beroep. Binnen de andere zorgopleidingen van Zuyd Hogeschool wordt de afkorting EBP (Evidence Based Practice) gebruikt. De AVM volgt de definitie van Sackett et al (2000): Sackett DL, Strauss SE, Richardson WS, Rosenberg W, Haynes SR. Evidence-based medicine. How to practice and Teach EBM. Churchill Livingstone, 2000. ‘Het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal (evidence) om beslissingen te nemen met individuele patiënten. Het is een integratie van individuele klinische expertise met het beste externe bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is. De voorkeuren en verwachtingen van patiënten spelen bij de besluitvorming een centrale rol.’ Bij EBM gaat het om een besluitvormingsproces, waarbij de besluitvorming gebaseerd is op 3 pijlers (zie figuur): 1.
Prognose, voorkeuren, verwachtingen en kenmerken van de cliënt;
2.
Evidence uit wetenschappelijk onderzoek;
3.
Expertise van de professional.
43 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Voorkeuren, wensen en kenmerken cliënt
Research evidence
BESLISSING
Expertise en ervaring van de professional
Het nemen van goed onderbouwde beslissingen over zorg en behandeltrajecten is dus niet uitsluitend gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, maar op het combineren van wat uit wetenschap en onderzoek bekend is over wat de patiënt/cliënt en de professional zijn, willen en kunnen. De professional moet hierover goed communiceren met de patiënt, zich bewust zijn van het eigen expertiseniveau en op de hoogte zijn van de wetenschappelijke stand van zaken. Voor dat laatste is het nodig dat de professional óók kritisch kan kijken naar soorten evidence en de mate waarin die evidence beschikbaar is en toepasbaar is in een individuele situatie. EBP Naast de term EBM wordt ook wel de term Evidence Based Practice (EBP) gebruikt door de AVM in samenwerking met andere zorgopleidingen van Zuyd Hogeschool. De AVM is in het bezit van het “bijzonder keurmerk EBP”, toegekend door de NVAO. Dit bijzonder kenmerk is toegekend omdat de AVM de toepassing hiervan over het gehele curriculum consequent doorvoert en zichtbaar maakt.
44 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
4.5.4.
Onderwijspoli
Tijdens deze onderwijsvorm vinden onderwijsactiviteiten plaats waarbij de authentieke beroepspraktijk of beroepssituaties nagebootst worden, meestal met behulp van simulatiecliënten. De onderwijspoli slaat op deze wijze een brug tussen het theorie onderwijs en praktijkleren. 4.5.5.
Onderwijsgroepen
Onderwijsgroepen (OWG) komen doorgaans 2 maal per week bijeen. De bijeenkomsten duren telkens 3 uur (propedeutische fase) of 2 uur (postpropedeutische fase). De onderwijsgroepen worden begeleid door een tutor: een docent van de opleiding. In de OWG wordt gewerkt aan de hand van taken over beroepsauthentieke situaties. Er wordt gebruik gemaakt van een variatie aan taken: probleemtaken, integratietaken, strategietaken, opdrachten en discussietaken. De student probeert tijdens een eerste bespreking in de onderwijsgroep op basis van haar voorkennis de verschijnselen zoals beschreven in de taken te verklaren. Gedurende deze eerste bespreking zal duidelijk worden dat op bepaalde punten vragen en onduidelijkheden bestaan. Deze vragen vormen dan op hun beurt de basis voor het formuleren van leerdoelen: afspraken over wat voor de volgende groepsbijeenkomst door de groepsleden moet worden bestudeerd. Tussen de 2 onderwijsgroepsbijeenkomsten bestudeert de student individueel de onderwerpen waarover in de onderwijsgroep leerdoelen zijn geformuleerd. De resultaten van deze zelfstudie worden in de eerstvolgende onderwijsgroepsbijeenkomst besproken. Probleemgestuurd onderwijs doet dus een sterk beroep op de zelfwerkzaamheid en zelfstandigheid van de student, waarbij een actieve inbreng van de student noodzakelijk is. Bij de AVM nemen de onderwijsgroepsbijeenkomsten een belangrijke plaats in. Leren in onderwijsgroepen heeft een aantal voordelen. Het werken met 45 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
andere studenten aan problemen uit de praktijk en het bediscussiëren van de leerstof, onder leiding van de tutor, werkt motiverend. Door samen met andere studenten in een onderwijsgroep 'leren' te discussiëren en samen verantwoordelijkheid te dragen voor het leerproces, verwerft de student naast theoretische kennis ook een aantal belangrijke samenwerkings - en communicatievaardigheden. Indeling in onderwijsgroepen Studenten in een bepaald studiejaar worden voor de duur van een periode door het Bureau Onderwijs ingedeeld in onderwijsgroepen. In principe kan hier niet van afgeweken worden. Speciale verzoeken met betrekking tot wijziging van de groepsindeling kunnen schriftelijk en onderbouwd bij de teamleider hbo-bachelor Verloskunde worden ingeleverd. Zie bijlage 9.1 voor de procedure. Overzicht dagen en tijden onderwijsgroepen Onderwijsgroepsbijeenkomsten vinden in principe plaats op: Propedeutische fase: maandagmiddag en donderdagochtend Postpropedeutische fase: dinsdagochtend en vrijdagochtend Het kan zijn dat vanwege rooster technische overwegingen hiervan wordt afgeweken en de onderwijsgroepsbijeenkomst op een ander tijdstip plaatsvindt. 4.5.6.
Vaardigheidsonderwijs
Het onderwijs is niet alleen gericht op het verwerven van kennis. Een beroepsopleiding wordt onder andere gekenmerkt door algemene en specifieke beroepsvaardigheden. Binnen het onderwijs vinden trainingen plaats van allerlei vaardigheden die later bij de beroepsuitoefening nodig zijn.
46 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Het gaat daarbij om fysisch-diagnostische vaardigheden, therapeutische vaardigheden, laboratoriumvaardigheden en sociale- en communicatieve vaardigheden. Het vaardigheidsonderwijs sluit zoveel mogelijk aan of is zelfs geïntegreerd in het theoretisch onderwijs. Voor het aanleren van de vaardigheden is de opleiding in het bezit van allerlei ondersteunend materiaal. Voor het vaardigheidsonderwijs zijn talloze fantomen en oefenmateriaal beschikbaar, boeken in de Universiteitsbibliotheek, audiovisueel materiaal en gespecialiseerde zoekprogramma's op internet. De trainingsdocent bouwt in de training voort op een kennisniveau dat is bereikt tijdens de onderwijsgroepsbijeenkomsten en op de voorbereidingsadviezen. De vaardigheden worden getraind in de vaardigheidslokalen. De trainingen worden in groepjes van maximaal 12 studenten gegeven. De technische vaardigheden worden aangeleerd volgens de door AVM ontwikkelde standaarden. Deze standaarden zijn zoveel mogelijk Evidence Based en sluiten zoveel mogelijk aan bij bestaande standaarden en protocollen uit de beroepspraktijk. Een standaard is een puntsgewijze beschrijving van een vaardigheid. Met behulp van de standaard kan de vaardigheid docentonafhankelijk geoefend worden. Bij het vaardigheidsonderwijs wordt een opbouw gevolgd van eenvoudige vaardigheden naar complexere vaardigheden en van oefenen met modellen en fantomen naar oefenen met elkaar en met speciaal daarvoor getrainde simulatiecliënten. Pas als de vaardigheid op niveau wordt beheerst, getoetst door een vaardigheidstentamen (VAT), mag deze in de praktijk/stage worden uitgeoefend. 4.5.7.
Workshops
Een onderwijsvorm waarbij studenten zelf actief aan de slag gaan onder begeleiding van een docent.
47 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
4.6.
Tentamens
Het tentamenbeleid van de AVM sluit aan bij de competentiegerichte visie en de tentamens van de verloskundige rollen en competenties. Door de diversiteit van tentamenvormen wordt de ontwikkeling tot competente verloskundige getoetst. Ieder studiejaar worden 2 gelegenheden geboden voor het afleggen van een tentamen. Data staan in het jaarrooster. Indien een student nog een tentamen moet behalen van en voorafgaand studiejaar, dient zij bij de periodeverantwoordelijke te informeren of er inhoudelijke veranderingen betreffende dat tentamen hebben plaatsgevonden. Dit kan het geval zijn wanneer er leerdoelen op een andere manier getoetst worden of wanneer er een verschuiving van leerstof tussen de periodes heeft plaatsgevonden. Het niveau en de betrouwbaarheid van de tentamens en de tentamenbeoordelingen wordt bewaakt door de tentamencommissie. 4.6.1.
Tentamenvormen
Clustertentamen Tentamen waarbij verschillende onderwerpen uit meerdere onderwijseenheden getoetst worden. Combinatietentamen Combinatie van verschillende tentamenvormen. Longitudinaal competentietentamen Life Saving Skills (LCT-LSS) Het LCT-LSS is een periodeoverstijgend tentamen en bestaat uit 1 tentamen waarin de life saving skills getoetst worden; handelen bij ernstig bloedverlies, stuitbevalling in de thuissituatie, schouderdystocie, reanimatie neonaat en navelstrengpathologie. Per studiejaar worden drie mogelijkheden tot deelname aan dit tentamen aangeboden, waarbij door studenten op basis van inschrijving aan 2 momenten mag worden 48 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
deelgenomen. Alle stations moeten met een voldoende beoordeling worden afgesloten. De cesuur ligt hierbij op 70%. Opdracht (OPD) Zowel in het theorie onderwijs als het praktijkleren vindt toetsing door middel van opdrachten plaats. In het betreffende periodeboek zullen de criteria waaraan de opdracht moet voldoen en de beoordelingscriteria bekend gemaakt worden. Parate Kennistentamen (PAK) Het PAK is samengesteld uit gesloten vragen; beantwoording is mogelijk met de optie ‘juist’ of ‘onjuist’. Per 25 juist/onjuist-vragen wordt 30 minuten gereserveerd. Het resultaat van het PAK wordt uitgedrukt in de kwalificatie ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’. De kwalificatie komt tot stand op basis van de eindscore van het PAK, uitgedrukt in de procentuele goedscore. De beoordeling resulteert in een ‘voldoende’ kwalificatie indien de goedscore hoger of gelijk is aan 75%; een goedscore van lager dan 75% resulteert in een ‘onvoldoende’ kwalificatie. Wanneer meer dan 25% van de studenten een onvoldoende blijken te hebben, wordt de norm verlaagd. Hierbij wordt gekeken naar de ondergrens waarbij niet meer dan 25% van de studenten een onvoldoende heeft tot een absolute ondergrens van 70%. Bij een herkansing van een PAK op een ander moment dan aansluitend aan de bijbehorende onderwijsperiode, wordt onverminderd de norm van 75% gehanteerd. Indien een PAK aansluitend aan de bijbehorende onderwijsperiode als een herkansingstentamen wordt gebruikt, geldt de norm die bij dat specifieke tentamen wordt vastgesteld.
49 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Periodegebonden competentietentamen (PCT) Deze competentietentamens kunnen zowel mondeling als schriftelijk zijn. Afhankelijk van de te toetsen competenties kunnen deze tentamens uit verschillende vormen bestaan. De beoordelingscriteria en de cesuur worden beschreven in het periodeboek van de periode waartoe dit tentamen behoort. Portfolio (PTF) Het portfolio is de verzameling van bewijsstukken waarmee de student haar eigen competentieontwikkeling zichtbaar maakt. Het portfolio loopt als een rode draad door het curriculum heen en is daardoor de spil in het continue volgen van het leer- en ontwikkelproces van de student. Het portfolio heeft een ontwikkelingsgericht karakter met jaarlijks een beoordelende afsluiting. Een ontwikkelingsportfolio stimuleert de student om te reflecteren en verbanden te leggen tussen materiaal, ervaringen en benodigde competenties en/of vaardigheden. De ontwikkeling wordt ondersteund door gesprekken met de studiebegeleider. De beoordeling vindt plaats door een assessor.
5 EC aan het einde van de propedeutische fase;
3 EC portfolio na assessment II in blok 3.1 fase a;
voor cursusjaar 3 worden 2 EC uitgekeerd na het succesvol afsluiten van assessment III;
in cursusjaar 4 wordt een Persoonlijk Ontwikkelplan (POP) opgesteld door de student. Hiervoor wordt na een voldoende beoordeling 2 EC toegekend.
De handleiding Portfolio en de handleiding Persoonlijk Ontwikkelplan staan op Blackboard en worden jaarlijks geactualiseerd.
50 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Stage Stage is een onderwijseenheid in het kader van de praktische voorbereiding op de uitoefening van het beroep. Deze onderwijseenheid wordt afgesloten met een beoordeling waaraan EC’s gekoppeld zijn. Vaardigheidstentamen (VAT) Nadat een nieuwe vaardigheid is aangeleerd, wordt deze getoetst met een VAT. Deze VAT moet met een voldoende kwalificatie zijn afgesloten, alvorens deze vaardigheid uitgevoerd mag worden tijdens de stage. Voordracht en Discussie (V & D) Deze wijze van toetsen kent verschillende vormen, bijvoorbeeld het presenteren van een artikel of deelname aan een discussie. In het betreffende periodeboek zal omschreven worden hoe het tentamen er uit zal zien en zullen de beoordelingscriteria bekend gemaakt worden. Voortgangstentamen (VGT) De voortgangstentamens zijn periodeoverstijgende landelijk georganiseerde tentamens van de gezamenlijke verloskunde opleidingen op het eindniveau van de opleiding. Het voortgangstentamen aan de AVM bestaat uit 6 te behalen deeltentamens. Per studiejaar worden er 4 mogelijkheden tot deelname aan de deeltentamens aangeboden. In de propedeutische fase is deze toetsing formatief. Vanaf de postpropedeutische fase is het voortgangstentamen summatief. In totaal heeft een student in de postpropedeutische fase minimaal 3 jaren x 4 momenten = 12 mogelijkheden om deel te nemen aan de deeltentamens. Hiervan dienen er minimaal 6 met een voldoende te zijn beoordeeld, waarvan de voorlaatste maximaal een jaar voor het moment van afstuderen en de laatste maximaal een half jaar voor afstuderen dienen te zijn behaald. 51 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Voor de voortgangstentamens wordt een relatieve norm gehanteerd, zijnde het gemiddelde van de studenten met hetzelfde tentamenmoment minus de standaarddeviatie als ondergrens van een voldoende. Voor deeltentamen 5 & 6 zal, naast de relatieve norm, een absolute ondergrens gehanteerd worden van 40% om het eindniveau van de opleiding te waarborgen. Scoort een student tijdens deze tentamens minder dan 40%, dan betekent dit (onafhankelijk van het gemiddelde van de groep met hetzelfde tentamenmoment) dat de student een onvoldoende heeft. 4.6.2.
Locatie tentamens
Afhankelijk van de tentamenvorm worden de tentamens in één of meerdere ruimtes van de AVM afgenomen of op een locatie elders. Indien tentamens elders plaatsvinden wordt dit tijdig bekend gemaakt.
4.7.
Curriculum: indeling per periode
Het curriculum kent een propedeutische en een postpropedeutische fase. Het onderwijs in de propedeutische fase is erop gericht de student een goed beeld te geven van het beroep van verloskundige en daarnaast de basis te leggen voor haar eigen ontwikkeling tot verloskundige. Dit wordt ingevuld door onderwijsactiviteiten, zowel theoretisch als praktisch, waarin wordt gewerkt aan de werkprocessen en competenties. In de postpropedeutische fase groeit de student door tot een zelfstandig functionerende verloskundige. Hieronder wordt in vogelvlucht schematisch weergegeven welke thema’s in het curriculum per periode aan de orde komen. In de diverse periodeboeken worden de gedetailleerde doelstellingen en gebruikte werkvormen weergegeven. 52 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
4.7.1.
Propedeutische fase – cursusjaar 1
* 5 EC voor het portfolio en 3 EC voor professioneel gedrag worden bij voldoende beoordeling aan het eind van het studiejaar toegekend Periode 1: Start naar professional
Periode 2: Begeleiding, voorlichting en
12 EC: medische kennis voor het
zorg I: de fysiologische zwangerschap
verloskundig beroep
10 EC: Groeien in de zwangerschap Portfolio*: De volgende stap
Tijdens deze onderwijsperiode vindt er een oriëntatie op het vak van verloskundige
Deze periode staat helemaal in het teken
plaats. Basis daarvoor is het beroepsprofiel
van de zwangerschap. De zwangerschap is
zoals dit door de Koninklijke Nederlandse
een relatief lange periode waarin de
Organisatie van Verloskundigen (KNOV) is
verloskundige en de zwangere (met partner)
vastgesteld. De diverse rollen en de
steeds intensiever met elkaar samenwerken
bijbehorende competenties van de
om een zo goed mogelijke uitkomst te
verloskundige worden belicht en deze
krijgen. Een goed begin van de
worden ingevuld aan de hand van thema’s
zwangerschap start met het opbouwen van
die gedurende de periode aan bod komen.
een vertrouwensrelatie en het uitdiepen van
Tevens wordt een start gemaakt met het
de anamnese, waarbij alle relevante
verwerven van medische kennis gericht op
gegevens worden verzameld.
de verloskundige beroepsuitoefening. Periodeverantwoordelijke: Susanne Periodeverantwoordelijke: Renée Elshout
Besseling
Periode 3: Begeleiding, voorlichting en
Periode 4: Begeleiding, voorlichting en
zorg II: de fysiologische baring
zorg III: het fysiologische kraambed
6 EC: Baring, een gevoelig proces
10 EC: Het fysiologische kraambed, het
Portfolio*: Het echte werk
begin van een nieuw leven BBP*
Na het bestuderen van de fysiologische
Portfolio*: Volhouden nu
zwangerschap volgt nu de bestudering van de fysiologische baring. Elke baring is
Direct post partum start het proces van
anders, toch zijn er standaarden voor
ontzwangeren, waarbij er grote fysieke en
optimale verloskundige zorgverlening rond
psychosociale veranderingen bij de
de baring. Het doel daarvan is het nastreven
kraamvrouw optreden. Deze processen en
van optimale perinatale uitkomsten. Het
de hierbij behorende kraambedcontroles
vergt kunst en kunde om de op evidence
worden in deze onderwijseenheid
gebaseerde standaarden te koppelen aan de
bestudeerd. De student leert hoe de
53 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
uniciteit van elke baring.
aanpassing van de pasgeborene aan het extra-uteriene leven verloopt en ook over de
Periodeverantwoordelijke: Reny Thoren
verloskundige zorg die specifiek is voor de pasgeborene in de kraamperiode.
Stage: De baring bekeken (uitkering EC’s na stageperiode 5)
Periodeverantwoordelijke: Marjolein
De authentieke situatie van de
Gravendeel
verloskundigenpraktijk wordt in deze periode ingezet als krachtige leeromgeving, waar studenten gaan bekijken hoe de verloskundige zorg levert aan de barende en waarin ze delen van de verloskundige zorg (met name prenataal) gaan uitvoeren. Periodeverantwoordelijke stage: Joke Hilhorst Periode 5: Gezondheidsbevordering 6 EC: Gezonde moeder, gezond kind 8 EC: Stage, een geïntegreerd geheel 3 EC: Professioneel gedrag 5 EC: Portfolio: Ga ik door naar de volgende ronde? (totaal propedeutische fase) Het doel van de zorgverlening door de verloskundige is een gezonde moeder en een gezond kind, rekening houdend met het welbevinden van de vrouw in haar omgeving. Aangenomen wordt dat de meeste gezondheidswinst voor de pasgeborene te behalen is door effectieve preventie. Gerichte interventie door faciliterende en intentionele voorlichting voor deze risicofactoren wordt beschreven als een van de twee pijlers van het verloskundig handelen (KNOV beroepsprofiel). Periodeverantwoordelijke: Marijke Hendrix Stage: kijken en doen De student kan de tot nu toe geleerde theorie en vaardigheden integreren in een praktijksituatie. Periodeverantwoordelijke stage: Joke Hilhorst
54 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
4.7.2.
Postpropedeutische fase - cursusjaar 2
* 3 EC voor het portfolio worden bij voldoende beoordeling aan het eind van het studiejaar toegekend Periode 6: Pathologie tijdens de
Periode 7: Pathologie tijdens de baring
zwangerschap 11 EC
11 EC
Portfolio*: Ontwikkeling in kaart gebracht
Portfolio*: Ontwikkeling in kaart gebracht
In deze periode wordt diepgaande kennis
De pathologie tijdens de baring staat
opgedaan van de risicoselectie gedurende
centraal. Verdieping vindt plaats in de
de zwangerschap. Hierbij wordt intensief
onderliggende oorzaken en de mogelijke
gebruik gemaakt van de Verloskundige
consequenties van het afwijkende verloop
Indicatielijst (VIL), beroepsstandaarden en
van de baring voor de moeder en voor de
belangrijke richtlijnen van o.a. KNOV, CBO,
foetus. Het toepassen van risicoselectie en
NVOG, NHG en NICE. De volgende
beleidsbepaling lopen als een rode draad
verloskundig inhoudelijke onderwerpen
door deze onderwijsperiode. De student
worden in deze periode behandeld:
bestudeert de mogelijkheden die binnen de
bloedverlies, stollingsstoornissen, seksuele
eerstelijns verloskunde bestaan om een
problematiek, afwijkende bloeddruk,
afwijkend verloop van de baring te
anemie, negatieve/positieve discongruentie,
onderkennen en - indien mogelijk - te
hyperemesis gravidarum,
voorkomen of hierop te anticiperen. Verder
bloedgroepantagonismen en psychiatrische
verdiept de student zich in het beleid in de
problematiek. Verder is er ruime aandacht
tweedelijns verloskunde bij pathologie
voor epidemiologie: met name het
tijdens de baring.
herkennen van onderzoeksdesigns, het inschatten van risicomaten, bias en
Periodeverantwoordelijke: Karin Theeuwen
confounding. Periodeverantwoordelijke: Joke Hilhorst Periode 8: Pathologie in het kraambed
Periode 9: Van oriënterend naar
8 EC
beroepsuitoefenend 14 EC: Stage, Integratie van het binnen het
Het toepassen van risicoselectie en
theorie onderwijs geleerde in de praktijk
beleidsbepaling vormen de rode draad. Voor
4 weken stage eerste lijn
het merendeel van de onderwerpen staat
4 weken stage verloskamer
het beleid beschreven in de verloskundige
2 weken stage poli obstetrie
indicatielijst (VIL) van het Verloskundig
Portfolio*: Ontwikkeling in kaart gebracht
55 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Vademecum. Verdieping vindt plaats in de onderliggende
De tot nu toe geleerde theorie en
oorzaken en de mogelijke consequenties
vaardigheden worden toegepast en
van het afwijkende verloop van het
uitgevoerd in de praktijk. De verloskundige
kraambed voor de moeder en de
praktijk en de verloskamer met de poli
pasgeborene, vanaf de geboorte van het
obstetrie worden ingezet als krachtige
kind en de placenta tot ongeveer 6 weken
leeromgeving.
erna.
Risicoselectie wordt toegepast, waarbij een fysiologisch verloop van de zwangerschap,
De zorgverlening vormt een integratie van
de baring en het kraambed of een afwijkend
de psychische, sociale en culturele aspecten
verloop van de zwangerschap en baring
van de cliënt.
herkend en benoemd worden.
Periodeverantwoordelijke: Kiki Tillmann
De student stelt bij een fysiologisch en pathologisch verloop beleidskeuzes voor en bespreekt deze keuzes met de verloskundige. Periodeverantwoordelijke: Meike Windhausen
Periode 10: Pathofysiologie van
Minor fase I: Oriëntatieweek
infectie
2 EC
11 EC: Overdraagbaar 3 EC: Portfolio: Ontwikkeling in kaart
Op basis van huidige en toekomstige
gebracht (totaal cursusjaar 2)
ontwikkelingen binnen de verloskundige zorg in Nederland zijn de volgende vier
De infecties die prenataal, nataal en
minors ontwikkeld:
postnataal op zowel moeder als kind van
minor 1: research in midwifery;
invloed zijn, staan centraal. De
minor 2: implementeren van
pathofysiologie van infecties wordt behandeld waarbij incidentie,
innovaties;
besmettingsweg, preventie (o.a. preconceptioneel), incubatietijd, klinisch
minor 3: gezondheidsbevordering in de verloskundige zorg;
minor 4: klinische verloskunde.
beloop en de potentiële gevolgen voor
In deze fase worden de vier minors
moeder en kind, aan bod komen. Er is
gepresenteerd met als doel een
aandacht voor de medisch-technische
gefundeerde keuze te maken voor een van
aspecten van de verloskundige pathologie,
deze minors.
evenals voor de psychosociale begeleiding
56 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
van de cliënt.
Periodeverantwoordelijke: Marjolein
Een aantal meta-analyses worden
Gravendeel
besproken om deze te leren beoordelen. Periodeverantwoordelijke: Meike Windhausen
57 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
4.7.3.
Postpropedeutische fase - cursusjaar 3
* 2 EC voor het portfolio worden bij voldoende beoordeling aan het eind van het studiejaar toegekend ** 5 EC voor de themaweken worden aan het eind van het studiejaar toegekend wanneer aan de voorwaarden voldaan is
Themaweek 1: prenatale screening en
Blok 3.1: Van handelingsgericht naar
echoscopie
situatiegericht
5 EC** (samen met themaweek 2 en 3)
27 EC Totaal 19 weken stage eerste lijn
In deze week zal op het gebied van
Uitkering van deze EC’s vinden plaats na
prenatale screening de integrale kennis tot
een voldoende eindbeoordeling van fase
nu toe op een rij gezet worden en worden
3.1.a en 3.1.b
gespreksvaardigheden op het gebied van voorlichting en ‘omgaan met kansen en
Blok 3.1 staat in het teken van profilering
risico’s’ getraind.
van de student als verloskundige. Binnen de
Voor echoscopie wordt een dusdanige
eerstelijns praktijk zal de student
kennisbasis gelegd zodat onder supervisie op
risicoselectie doen en zelfstandig beleid
basisniveau gestart kan worden met eigen
bepalen, beginnend in niet-complexe
verrichtingen binnen de zelfstandige
situaties en later in complexere situaties
verloskundige praktijk. Blokcoördinator: Simone Mets Verantwoordelijke themaweek: Jeanette Osterhaus Portfolio*: Op weg naar leven lang leren
Portfolio*: Op weg naar leven lang leren
Themaweek 2: (Pre)conceptiezorg,
Blok 3.2: (Pre)conceptiezorg,
aanpak en aandoeningen bij de moeder
aandoeningen bij moeder en kind
5 EC** (samen met themaweek 1 en 3)
7 EC
De systematiek van preconceptiezorg wordt
In dit blok wordt voortgebouwd op
behandeld aan de hand van de volgende
themaweek 2. Preconceptiezorg wordt
thema’s:
verder verdiept aan de hand van
-
Sub- en infertiliteit
Intercurrente aandoeningen, klinische
-
Menstruatiestoornissen
genetica en aangeboren afwijkingen.
58 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
-
PCO
-
Diabetes
-
Obesitas
Blokcoördinator: Emer Hageraats
Verantwoordelijke themaweek: Tjarda van Sliedregt Portfolio*: Op weg naar leven lang leren
Portfolio*: Op weg naar leven lang leren
Themaweek 3: Opstap naar integrale
Blok 3.3: De casemanager, spil in de
verloskunde
keten
5 EC** (samen met themaweek 1 en 2)
7 EC
In deze week komen de volgende thema’s
De verloskundige als casemanager is het
aan bod:
centrale thema in dit blok. De wijze waarop
-
Foetale bewaking
casemanager schap kan worden ingevuld
-
Verdieping en verbreding echoscopie
wordt geëxploreerd aan de hand van
-
Medicatie en pijnstilling durante partu
diverse cases met uiteenlopende thematiek.
Verantwoordelijke themaweek:
Blokcoördinator: Ina Bastiaans
Jeanette Osterhaus Portfolio*: Op weg naar leven lang leren
Portfolio*: Op weg naar leven lang leren
Blok 3.4 (stage): Integrale zorg
Minor fase II
toegepast
5 EC
7 EC Dit blok is een klinische stage van 5 weken.
In deze fase van de minor wordt een keuze
De stage bestaat uit:
gemaakt voor een van de vier minoren.
Kraam/zwangeren Neonatologie
Minorverantwoordelijken:
Poli obstetrie
Vivian Maes: Implementatie van Innovaties
Verloskamers
Bert Zeegers: Research in Midwifery Marlein Ausems: Gezondheidsbevordering
Blokcoördinator: Joke Hilhorst
Emer Hageraats: Klinische Verloskunde Portfolio*: Op weg naar leven lang leren
Portfolio*: Op weg naar leven lang leren
59 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
4.7.4.
Postpropedeutische fase - cursusjaar 4
Blok 4.1
Professioneel en persoonlijke
Naar beginnend beroepsbeoefenaar in
ontwikkelingstraject (PPO)
de klinische setting 18 EC Duur: 12 weken
4 EC: PPO inclusief LCT-LSS en VGT 2 EC: Portfolio/POP
Uitkering van EC vindt plaats na voldoende eindbeoordeling van dit blok en de bijbehorende opdracht.
In deze laatste theoretische onderwijseenheid van het majorprogramma
Blok 4.1 staat in het teken van profilering
wordt expliciet aandacht gegeven aan de
van de vio als verloskundige binnen de
persoonlijke en professionele ontwikkeling
klinische setting. De vio anticipeert en
van de student. Toekomstige kansen en
participeert in de multidisciplinaire
uitdagingen worden geëxploreerd.
zorgverlening. Aan het einde van dit blok
Het portfolio zal daarvoor uitgebreid
wordt verwacht dat de student zich heeft
worden met een Persoonlijk Ontwikkel Plan
ontwikkeld tot een beginnend professional
(POP).
voor de klinische setting. Coördinator PPO: Suzanne Thompson Blokcoördinator: Suzanne Thompson Blok 4.2: De zelfstandige en competente
Minor fase III: Afstudeeropdracht en
verloskundige
referaat
18 EC
18 EC
Duur: 12 weken
In deze fase van de minor wordt de
In dit blok zijn zelfstandigheid,
afstudeeropdracht vormgegeven en vindt de
professionaliteit en ontwikkelingsgerichtheid
presentatie hiervan plaats tijdens het
de centrale uitgangspunten. Aan het einde
referaat.
van dit blok kan de vio zelfstandig beleid
Periodeverantwoordelijken:
bepalen in alle gevallen, een deel van de
Marijke Hendrix: Implementatie van
organisatie van de praktijk op zich nemen
Innovaties
en multidisciplinaire zorgverlening
Hennie Wijnen: Research in Midwifery
organiseren. Aan het einde van dit blok
Evelien van Limbeek:
wordt verwacht dat de vio zich heeft
gezondheidsbevordering
ontwikkeld tot een zelfstandige, bekwame
Els Bosch: Klinische Verloskunde
professional.
60 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Blokcoördinator: Simone Mets
4.8.
Minors
Op basis van de ontwikkelingen in de verloskunde ziet de AVM kansen en uitdagingen voor verloskundigen. Als verloskundigen deze uitdagingen oppakken kunnen zij verder vormgeven aan de toekomst van de verloskundige zorg in Nederland en over de grenzen. Voor de AVM liggen die uitdagingen vooral op het terrein van gezondheidsbevordering, implementatie van innovaties in de zorg, evidence based handelen & onderzoek en klinische verloskunde. Er is voor gekozen om deze accenten in het onderwijs tot uiting te laten komen in de minors. Minor in stappen In de postpropedeutische fase is een deel van de studieruimte gereserveerd voor de minors. Binnen een minor is er de mogelijkheid om competenties verder te verdiepen en te verbreden gericht op een - voor de toekomst van de verloskunde - relevant terrein. Daarnaast wordt tijdens de minor ook gewerkt aan de verdere ontwikkeling van generieke competenties. Na een gezamenlijke oriëntatieweek (cursusjaar 2) op de inhouden en de loopbaanperspectieven van de verschillende minors, maakt de student een gemotiveerde keuze voor één van de minors. De inhoudelijke invulling van het vervolg van het minortraject ziet er voor de verschillende minors anders uit. De stappen die doorlopen worden zijn wel gelijk:
een oriëntatiefase met een introductie van de inhoudelijke achtergronden van de minors;
stap 1: keuze van een midwifery vraagstuk; 61
©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
stap 2: verrichten van een literatuurstudie;
stap 3: opstellen van een onderzoeksplan;
stap 4: dataverzameling;
stap 5: uitwerken afstudeeropdracht;
stap 6: presentatie afstudeeropdracht.
Op deze manier is het mogelijk om de afstudeeropdracht te laten verzinken in de minor. In de 6 stappen worden de in de majorperiode verworven kennis en vaardigheden op het gebied van verloskunde en EBM toegepast op een door de student gekozen midwifery vraagstuk en onderzoeksvraag. De onderzoeksvraag is gekaderd in de thematiek van de minor. Iedere minor bestaat uit 3 onderwijseenheden, verdeeld over de 3 cursusjaren van de postpropedeutische fase. Voor de minors is de volgende ruimte in het curriculum gemaakt:
OWE/periode
Duur
EC
Minor
Cursusjaar 2
1 wk
2
fase I oriëntatiefase: oriëntatie op 4 minors
Cursusjaar 3
3
5
fase II
18
fase III (fase II en III zijn minor-
wkn Cursusjaar 4
12 wkn
specifiek)
De wijze van beoordeling (beoordelingsprocedure en beoordelingscriteria) van het minoronderwijs, alsook de wijze van herkansing staan beschreven in de minorboeken.
62 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Tegemoetkoming kosten minor De AVM geeft een tegemoetkoming in de kosten die studenten moeten maken t.b.v. onderzoek voor de minor. De procedure om voor deze vergoeding in aanmerking te komen is te vinden als bijlage onder 9.13. Minimum en maximum aantal deelnemers per minor Om het minoronderwijs kwalitatief en organisatorisch zo goed mogelijk vorm te geven, geldt er een ondergrens en bovengrens voor het aantal studenten dat per minor kan instromen. De ondergrens is 6 studenten. Indien het aantal aanmeldingen minder dan 6 studenten is, zal de betreffende minor dat jaar niet van start gaan. De bovengrens is 15 studenten. Indien het aantal aanmeldingen meer dan 15 studenten is, zal op basis van loting bepaald worden wie aan de betreffende minor kan deelnemen. Daarom zal bij het kenbaar maken van de keuze voor de gewenste minor aan studenten gevraagd worden om een eerste én een tweede keuze kenbaar te maken. Wanneer door loting niet de minor van eerste keuze gevolgd kan worden, zal de minor van tweede keuze worden toegewezen. Publicatie excellente afstudeerscripties Afstudeerscripties die de overstijgende kwalificatie “goed” hebben gekregen, worden ter publicatie aangeboden aan de HBO-kennisbank (www.hbokennisbank.nl) en wanneer daarvoor geschikt bevonden aan Kennispoort (www.kennispoort.nl). De studenten wordt vooraf gevraagd om toestemming te geven de afstudeerscriptie ter publicatie aan te bieden. De opleiding behoudt zich het recht voor om indien nodig persoonsgebonden gegevens te anonimiseren.
63 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Toegang tot masteropleidingen Health Sciences van de UM Er is een mogelijkheid om toegang tot de masteropleidingen Gezondheidswetenschappen van de UM te verkrijgen. Dit is als volgt geregeld: Het schakelprogramma voor de masteropleidingen van de UM is opgenomen in de minor ‘Research in Midwifery’. Het succesvol doorlopen van dit programma samen met het diploma hbo-bachelor Verloskunde geven toegang tot de masteropleidingen van Health Sciences. 4.8.1.
Minor 1: Research in Midwifery
In fase II (cursusjaar 3) van de minor ‘Research in Midwifery’ worden onderzoeksgroepen geformeerd. Een onderzoeksvraag wordt opgesteld en een globale onderzoeksopzet wordt geschreven, passende binnen de minorsetting. In fase III (cursusjaar 4) wordt het meetinstrument gekozen of ontwikkeld en vervolgens wordt de organisatie gestart voor het verzamelen van data. Dit kan bijvoorbeeld via vragenlijsten of focusgroep-interviews. De bevindingen worden geanalyseerd en rapportage vindt plaats in de vorm van een wetenschappelijk artikel. Dit wetenschappelijk artikel is de afstudeeropdracht. Tot slot worden inzichten gedeeld in een presentatie (referaat). 4.8.2.
Minor 2: Implementatie van innovaties in de verloskundige praktijk
Binnen de minor ‘Implementatie van Innovaties’ staat fase II (cursusjaar 3) in het teken van het in kaart brengen van een (door de studenten aangedragen) Midwifery-vraagstuk. Op het gebied van dit vraagstuk is verbetering van verloskundige zorg mogelijk. In fase II worden minorgroepjes gevormd en wordt een uitgebreide literatuurstudie verricht naar het gekozen vraagstuk, op basis waarvan in fase III (cursusjaar 4) 64 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
een onderbouwde keuze gemaakt wordt voor een passende innovatie. Voor deze innovatie zal een implementatieplan (= afstudeeropdracht) worden ontwikkeld, waarbij het betrekken van belanghebbenden uit het werkveld en het uitvoeren van een beperkt onderzoek belangrijke elementen zijn. Resultaten worden gepresenteerd tijdens het referaat. 4.8.3.
Minor 3: Gezondheidsbevordering in de Verloskundige Zorg
Bij de start van Fase II van de minor `Gezondheidsbevordering in de Verloskundige Zorg’ (cursusjaar 3) worden projectgroepen samengesteld. Iedere projectgroep kiest een verloskundig thema, het uitgangspunt voor de ontwikkeling van een gezondheidsbevorderende activiteit. In fase II wordt het thema grondig ontrafeld met behulp van bestaande literatuur en werkveldverkenningen. De resultaten worden verwerkt in een plan van aanpak, dat in fase III (cursusjaar 4) het uitgangspunt vormt voor de ontwikkeling van de gezondheidsbevorderende interventie (= afstudeeropdracht). De presentatie van de eindproducten van fase III, nieuwe gezondheidsbevorderende interventies die op cliënt overstijgend niveau kunnen worden ingezet, gebeurt tijdens het referaat. 4.8.4.
Minor 4: Klinische verloskunde
In fase II (cursusjaar 3) wordt in groepjes van maximaal 4 studenten aan een midwifery vraagstuk gewerkt. Een vraagstuk waarbij mogelijkheden gezien worden om ‘normality of birth’ te bevorderen binnen een klinisch werkend verloskundig team. Na het afbakenen van het vraagstuk volgt een fase van verdieping en analyseren door middel van een uitgebreid literatuuronderzoek in fase II, op basis waarvan in fase III een passend werkveldonderzoek wordt gekozen. De uitkomsten worden beschreven in een visiedocument (= afstudeeropdracht), waarin aanbevelingen gedaan worden voor het bevorderen van ‘normal childbirth’ in de klinische setting met betrekking 65 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
tot het midwifery vraagstuk. Specifieke relevante aandachtspunten, zoals de juridische context, kennis van de organisatie en empowerment van een verloskundig team worden hierin meegenomen. Eindresultaten worden zichtbaar gemaakt tijdens een presentatie tijdens het referaat.
4.9.
Honoursprogramma Research
In september 2007 is de geneeskunde faculteit van Maastricht University gestart met een honoursprogramma Research. Aan dit honoursprogramma kunnen vanaf september 2010 ook studenten verloskunde mee doen. Honoursstudenten leveren een extra inspanning, bovenop het reguliere studieprogramma. De student krijgt daar veel voor terug: verdieping van kennis en verbreding van visie, academische vaardigheden en attitude. Zo vindt voorbereiding plaats op sleutelrollen in de maatschappij, wetenschap en zorg. Studenten verloskunde volgen samen met studenten geneeskunde dit tweejarige honourstraject. Een geweldige kans! De studielast van het programma is 420 uur. Eén van de producten waar aan gewerkt wordt, is het schrijven van een Engelstalige systematische review. Er is een verdieping in epidemiologie, statistiek en wetenschapsfilosofie. Voor het gehele programma wordt verwezen naar de website van Maastricht University: http://www.maastrichtuniversity.nl/web/show/id=951575/langid=42 Bij het succesvol doorlopen van dit traject ontvangt de student het certificaat Honours Research. Alleen studenten verloskunde die (gaan) kiezen voor de minor Research in Midwifery (van de AVM) kunnen deelnemen aan de selectie voor het honoursprogramma Research. Voorlichting over het honourstraject wordt gegeven in mei aan studenten die in 2014-2015 voor cursusjaar 2 zijn ingeschreven (nadere informatie
66 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
volgt). Contactpersoon voor het honoursprogramma is Bert Zeegers (
[email protected] ).
4.10.
Studieloopbaanbegeleiding
Om een studie met goed gevolg af te leggen, is het belangrijk dat studenten begeleid worden in hun leer- en ontwikkelproces. Goede begeleiding is een belangrijke voorwaarde voor het succesvol doorlopen van de opleiding. Adequate studieloopbaanbegeleiding draagt bij aan de studeerbaarheid van de opleiding. In die begeleiding wordt ervoor gezorgd dat de student goed gekend wordt en dat de student zich zelf goed leert kennen. Studieloopbaanbegeleiding op de AVM is ingedeeld in twee niveaus:
een regulier traject voor alle studenten (niveau 1), en
een individueel begeleidingstraject (niveau 2).
De onderliggende gedachte is dat de student steeds zelfstandiger wordt. Nadere informatie is te vinden in de OER 2014-2015, Deel 2 Hoofdstuk 3. Studieloopbaanbegeleiders Iedere student krijgt een studieloopbaanbegeleider toegewezen. Deze heeft de taak om, naast de studievoortgang, ook de persoonlijke ontwikkeling met de student te bespreken en de student hierin te begeleiden. Om deze taak goed uit te kunnen voeren is het belangrijk dat de student eerlijk en open is over haar lichamelijke en geestelijke welzijn. Studeren met een functiebeperking Studenten met een functiebeperking kunnen een beroep doen op extra voorzieningen (OER deel 3, hoofdstuk 3). Voorwaarde voor het toewijzen van extra voorzieningen is dat de student later het verloskundig beroep in alle 67 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
facetten kan uitvoeren. Door het pittige studieprogramma en wat het verloskundig beroep vraagt, zijn deze voorzieningen beperkt. Van een student die een beroep doet op extra voorzieningen op basis van een functiebeperking wordt een proactieve houding en inspanning verwacht om tot een goede oplossing te komen (zie ook artikel 6.40, professioneel gedrag). Er volgt een verwijzing naar de studentdecaan indien behoefte is aan extra voorzieningen. Nadere informatie over studeren met een functiebeperking is te vinden op infonet van Zuyd onder ‘studentzaken/studentenbegeleiding/studeren met een functiebeperking’. Studentendecaan Bij specifieke problematiek bestaat de mogelijkheid om de studentendecaan, Mevrouw. L. Colaris, te raadplegen. Er kan doorverwijzing plaatsvinden van de studiebegeleider naar de studentendecaan, maar de student kan ook zelfstandig contact opnemen. De studentendecaan heeft op een vast moment per week op de locatie AVM spreekuur (zie ook paragraaf 6.48).
68 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
5. Stage Stages nemen een belangrijke plaats in tijdens de opleiding. Zij vormen door het beroepsauthentieke karakter een krachtige leeromgeving. Stages beslaan ruim 40% van het gehele curriculum en vinden plaats in de eersteen tweedelijns setting. Het merendeel vindt plaats binnen de eerstelijns verloskundige zorg. Naast stages in de eerste lijn leveren stages in de klinische setting een belangrijke bijdrage aan de competentieontwikkeling van de student. Daar verwerft de student competenties tijdens de stages ‘verloskamer’, ‘poli obstetrie’, ‘kraam-zwangeren’ en ‘neonatologie’. Klinische stages worden aangeboden vanaf het tweede cursusjaar. In het curriculum zijn de stages zodanig ingebouwd, dat de stages tijdens de propedeutische fase vooral een oriëntatie vormen op het beroep van verloskundige (beroepsoriënterend) en later worden gevolgd door beroepsopleidende stages in de postpropedeutische fase. De theoretische kennis en vaardigheden die tijdens het theorie onderwijs aan bod zijn geweest worden in de praktijk geïntegreerd en uitgevoerd. De te behalen competenties van de stages tijdens de Opleiding Verloskunde variëren, afhankelijk van het cursusjaar waarin ze plaatsvinden. In de periodeboeken staat de inhoud per stage gedetailleerd beschreven.
69 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
5.1.
Overzicht stageperiodes en stagegesprekken
Cursusjaar
Stage
Propedeuti-
Oriënterende
Duur
Gesprekken
sche fase
stage 1-lijn
1 wk
Eindevaluatie BBP
1-lijn
3 wk
SM na 1,5 wk en TB einde
1-lijn
3 wk
stage SM na 1,5 wk en EB einde stage
Post-
1-lijn
4 wk
SM na 2 wk, EB einde
Propedeuti-
2-lijn
4 wk verloskamer
stage
2 wk poli obstetrie
SM na 2 wk, EB einde
sche fase, cursusjaar 2
stage EB einde stage
Post-
1-lijn
Propedeuti-
1 x 10 wk
SM na 5 wk, TB na 10 wk
1 x 9 wk
SM na 4,5 wk en EB einde
sche fase, cursusjaar 3
Post-
stage 2-lijn
2-lijn
Propedeuti-
11 dgn verloskamer
EB einde stage
5 dgn kraamzwangeren
EB einde stage
5 dgn neonatologie
EB einde stage
4 dgn poli obstetrie
EB einde stage
42 dgn verloskamer
SM na 3 wk, TB na 6 wk,
12 dgn poli obstetrie
SM na 9 wk en EB einde
sche fase, cursusjaar 4
stage 1-lijn
1 x 12 wk
SM na 3,5 wk, na 7 wk en na 10,5 wk en EB einde stage
SM: synthesemoment
TB: tussenbeoordeling
EB: eindbeoordeling
70 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
5.2.
Beschrijving handelingsniveaus stageperiodes
Om een zo optimaal mogelijke leersituatie te bieden is er een fasering die aangeeft in welke mate studenten participeren in de verloskundige zorgverlening. Deze fasering is beschreven in een aantal niveaus: Handelingsniveau start propedeutische fase: De verloskundige verricht het werk, waarbij de student gericht observeert om een indruk te krijgen van alle aspecten van de verloskundige beroepsuitoefening en zij haar bevindingen toetst aan die van de verloskundige. Handelingsniveau start periode 3 van de propedeutische fase: De verloskundige verricht het werk, de student verricht delen van handelingen en observeert daarnaast gericht. Observaties worden door de student kritisch geanalyseerd om hiermee haar persoonlijke ontwikkeling te kunnen sturen. Handelingsniveau einde propedeutische fase - start periode 9, cursusjaar 2 van de postpropedeutische fase: De student verleent samen met de verloskundige de zorg, waarbij de verloskundige directe supervisie geeft. De student verricht grotendeels zelfstandig delen van niet-complexe handelingen en onder intensieve begeleiding verricht zij delen van complexe handelingen. Daarnaast observeert de student gericht. Observaties worden door de student kritisch geanalyseerd om hiaten in haar functioneren op te sporen en op basis hiervan haar leerproces te sturen.
71 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Handelingsniveau einde periode 9 cursusjaar 2 - start blok 3.1 fase A cursusjaar 3 van de postpropedeutische fase: De student verleent samen met de verloskundige de zorg, waarbij de verloskundige directe supervisie geeft. De student verricht grotendeels zelfstandig niet-complexe handelingen en onder intensieve begeleiding complexe handelingen. Daarnaast observeert de student gericht. Observaties worden door de student kritisch geanalyseerd om hiaten in haar functioneren op te sporen en op basis hiervan haar leerproces te sturen. Handelingsniveau einde blok 3.1 fase A- start blok 3.1. fase B De student verleent samen met de stagebegeleider de zorg, waarbij de stagebegeleider ondersteunt. In niet-complexe situaties handelt de student grotendeels zelfstandig en voert onder intensieve begeleiding complexe handelingen uit. De student participeert in de organisatie van de praktijk en in de zorgverlening. De student maakt een start met het doen van voorstellen voor nieuwe manieren van handelen op basis van EBM, wensen van cliënten en ervaringen. Handelingsniveau einde blok 3.1 fase B: De student verleent samen met de stagebegeleider de zorg. In niet-complexe situaties handelt de student grotendeels zelfstandig en in complexe situaties handelt de student onder intensieve begeleiding van de stagebegeleider. De student participeert in de organisatie van de praktijk en in de multidisciplinaire zorgverlening, en doet voorstellen voor nieuwe manieren van handelen op basis van EBM, wensen van cliënten en ervaringen. Handelingsniveau start blok 3.4 De student verleent samen met de stagebegeleider de zorg, waarbij de stagebegeleider ondersteunt. 72 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
In niet-complexe situaties handelt de student grotendeels zelfstandig en voert onder intensieve begeleiding complexe handelingen uit. De student participeert in de multidisciplinaire zorgverlening. Observaties worden door de student kritisch geanalyseerd om hiaten in haar functioneren op te sporen en op basis hiervan haar leerproces te sturen. Ook toetst ze het handelen aan EBM en best practices. Handelingsniveau einde blok 3.4 – start blok 4.1 De student verleent samen met de stagebegeleider de zorg. In niet-complexe situaties handelt de student grotendeels zelfstandig en in complexe situaties handelt de student onder intensieve begeleiding van de stagebegeleider. De student participeert in de multidisciplinaire zorgverlening. De student maakt een start met het doen van voorstellen voor nieuwe manieren van handelen op basis van EBM, wensen van cliënten en ervaringen. Handelingsniveau einde blok 4.1: De student verleent samen met de stagebegeleider de zorg. In niet-complexe situaties handelt de student zelfstandig. De student handelt in complexe situaties in samenspraak met de stagebegeleider. De student anticipeert en participeert in de multidisciplinaire zorgverlening. De student baseert haar handelen op EBM, haar persoonlijke ervaringen en de wensen van de patiënt.
Handelingsniveau start 4.2: De student verleent samen met de verloskundige de zorg. In niet-complexe situaties handelt de student zelfstandig. De student handelt in complexe situaties grotendeels zelfstandig. De verloskundige fungeert als vangnet. De student baseert haar handelen op Evidence Based Medicine, haar persoonlijke ervaringen en de wensen van de cliënt.
73 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Handelingsniveau einde cursusjaar 4 van de postpropedeutische fase: De student handelt zelfstandig, waarbij zij zich baseert op Evidence Based Medicine, haar persoonlijke verloskundige deskundigheid en visie en de wensen van de cliënt. De verloskundige is op de achtergrond aanwezig. Zo nodig initieert en integreert de student nieuw wetenschappelijk onderzoek. Praktische zaken Tijdens de stage gaat de student datgene wat zij binnen het theorie onderwijs en in voorafgaande stages heeft geleerd in de authentieke beroepssituatie uitvoeren. Hieronder wordt een beschrijving gegeven van praktische zaken ter voorbereiding, tijdens en na afloop van de stage
5.3.
Stageformulieren
Alle onderstaande formulieren zijn terug te vinden op Blackboard onder de cursus van de betreffende stageperiode. 5.3.1.
Beginsituatie
Doel Vóór aanvang van elke stage schrijft de student een beginsituatie. Het doel van het schrijven van een beginsituatie is dat de student in kaart brengt waar zij staat, zodat de stagebegeleider de student adequaat kan begeleiden. Het komt er in principe op neer dat de student haar bevoegd- en bekwaamheid beschrijft. Inhoud De student beschrijft op basis van vorige stage-ervaringen wat ze al kan, wat ze wil leren, hoe ze dat wil leren en hoe ze daar in begeleid wil worden.
74 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Bij het beschrijven van deze beginsituatie kan de student gebruik maken van de stageformulieren van afgelopen stages, het handelingsniveau en de gedragsindicatoren van de komende stageperiode. Indien de student de studie langdurig ( meer dan een jaar) heeft onderbroken, moet in de beginsituatie ook worden beschreven hoe de student zich heeft voorbereid op de komende stage (wat heeft de student ondernomen om weer bekwaam op stage te kunnen gaan). Vorm Voor de korte stages (poli-obstetrie, neonatologie, kraam-zwangeren en gynaecologie) is er een format en voor de stages verloskamer en eerste lijn is er een uitgebreider format. Deze formats zijn te vinden op Blackboard in de cursus Buitenschools leren/stageformulieren. In de “handleiding voor een beginsituatie” staat beschreven waaraan een beginsituatie moet voldoen en hoe de student dit aan kan pakken. De “handleiding voor een beginsituatie” is te vinden op blackboard (Buitenschools leren). Procedure De beginsituatie van de stage verloskundigenpraktijk en stage verloskamer dient 4 weken vóór aanvang van de stage (tenzij anders afgesproken met de docentbegeleider) in het bezit te zijn van de docentbegeleider van betreffend cursusjaar. Voor cursus jaar 2 geldt dat de student alleen de beginsituatie van de éérste grote stage (verloskamer of verloskundigenpraktijk) inlevert 4 weken voor aanvang van de stageperiode. Nadat de beginsituatie akkoord is bevonden, overlegt de student met de stagebegeleider of de beginsituatie opgestuurd dient te worden of dat deze tijdens het introductiegesprek aan de stagebegeleider overhandigd wordt.
75 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Indien de beginsituatie niet akkoord bevonden is, wordt er door de docentbegeleider, bij aanvang van de stage, contact opgenomen met de praktijk. 5.3.2.
Het introductiegesprek
Tijdens het introductiegesprek maakt de student gebruik van het bijbehorende formulier. Dit formulier ondersteunt de student om de nodige zaken met de stagebegeleider te bespreken voorafgaand aan de stage. 5.3.3.
Persoonlijke leerdoelen formuleren: SMART
Voordat de student start met de stage, gaat zij voor de desbetreffende stage ‘persoonlijke leerdoelen’ formuleren. Om leerdoelen te kunnen gaan formuleren moet de student weten wat zij wel en wat zij nog niet kan en kent, wat zij wil gaan leren en hoe zij aan het leerdoel gaat werken. De student zal dus na moeten gaan denken over hoe zij functioneert als student verloskunde. Leerdoelen formuleren is niet altijd even gemakkelijk. Het belangrijkste bij leerdoelen is, dat ze SMART geformuleerd worden. SMART staat voor:
Specifiek
Meetbaar
Acceptabel
Realistisch
Tijdgebonden
Een SMART-leerdoel is richtinggevend: het geeft aan wat de student wil bereiken en stuurt daarmee haar gedrag. Bovendien wordt aangegeven welke resultaten wanneer moeten worden bereikt. Door een doelstelling
76 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
SMART te formuleren is de kans groter dat er in de praktijk iets van terecht komt. Specifiek Omschrijf het doel duidelijk en concreet. Een heldere doelstelling geeft antwoord op de zes w-vragen:
Wat wil ik bereiken?
Wie zijn erbij betrokken?
Waar gaan we het doen?
Wanneer gebeurt het?
Welke delen van de doelstelling zijn essentieel?
Waarom wil ik dit doel bereiken?
Meetbaar Wat is er af als het af is? Wat moet de student bereiken. Een meetbare doelstelling is normerend en beschrijft wat de student af moet hebben aan het einde. Acceptabel Een leerdoel moet acceptabel zijn. Dit betekent dat het draagvlak moet hebben. Allereerst moet de student er zelf achter staan. Maar omdat het portfolio ook gaat over haar ontwikkeling tot verloskundige is het ook van belang dat het leerdoel aansluit bij de doelstellingen van de opleiding. De leerdoelen moeten natuurlijk wel passen bij de eisen van haar cursusjaar. Realistisch Een leerdoel moet haalbaar zijn. Met andere woorden, is er een uitvoerbaar plan met aanvaardbare inspanningen? Het heeft geen nut om leerdoelen te formuleren waarvan de student bij voorbaat weet dat ze deze niet gaat halen of die nog een te ‘ver van haar bed show’ zijn. Het is natuurlijk wel 77 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
zo, dat ze aan het begin van haar opleiding tot verloskundige tot doel heeft om als zelfstandige verloskundige te gaan werken, maar dat doel bereikt ze pas 4 jaar na aanvang van haar studie. Als de student in cursusjaar 1 zit, is het eerste belang dat ze dat jaar zal halen. Hoe gaat de student dat doen? Wat komt erbij kijken? Het is de bedoeling dat de leerdoelen zo gemaakt worden dat ze ook haalbaar zijn in een bepaalde periode. De student dient ervoor te waken dat de leerdoelen te groot of te breed zijn. Het kan een goed gevoel geven als de student een leerdoel bereikt heeft. Het helpt daarbij om een uitdaging aan te gaan, om echt te werken aan iets dat zij nog niet (helemaal) onder de knie heeft. Tijdgebonden Wanneer wordt begonnen met de activiteiten? Wanneer zijn deze klaar? Wanneer is het doel bereikt? Een goed geformuleerd leerdoel heeft een duidelijke startdatum en einddatum. Goede voorbeelden
“Aan het einde van het jaar voer ik een anamnesegesprek met een cliënt zonder op papier of in de computer te kijken.”
“Over 5 jaar heb ik mijn eigen huis met een tuin en twee badkamers.”
“Volgend jaar verkoop ik twee keer zoveel kaarten dan dit jaar.”
Slechte voorbeelden
“Ik wil een leuke baan (niet specifiek, niet meetbaar, niet tijdgebonden).”
“Ik word de beste actrice (niet meetbaar, niet tijdgebonden).”
78 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Een paar tips
De student dient voldoende, maar niet teveel leerdoelen te formuleren.
De student dient ervoor te zorgen dat de leerdoelen aansluiten bij het niveau waarop zij zit; de leerdoelen zijn consistent met haar reflectie.
De student dient realistisch te zijn als zij de leerdoelen opstelt. Zij moet dus niet proberen iets te bereiken dat zij toch niet kan bereiken in de gegeven tijd en gezien haar beginsituatie
5.3.4.
Logboekformulieren
Deze formulieren gebruikt de student dagelijks bij haar evaluatiegesprek. Er zijn 3 soorten logboekformulieren: prenataal, nataal en postnataal. Het is de bedoeling dat er na elk spreekuur, elke bevalling en na elk dagdeel kraamvisites, een logboekformulier wordt ingevuld. Dit formulier wordt eerst ingevuld door de student. Daarna bespreekt de student dit met de stagebegeleider waarna de stagebegeleider eventuele feedback op het formulier kan toevoegen. Het logboekformulier dient te worden voorzien van een paraaf van de stagebegeleider. 5.3.5.
Consultformulieren
Deze formulieren gebruikt de student bij consulten in de 2e lijn en in de 1e lijn (consulten die buiten het spreekuur plaatsvinden). De formulieren worden door de student per consult ingevuld en daarna gecontroleerd door de stagebegeleider. 5.3.6.
Syntheseformulieren
Deze formulieren worden ingevuld halverwege de start van de stage en de tussenbeoordeling en halverwege de tussenbeoordeling en de eindbeoordeling. In blok 4.1 en 4.2 worden deze formulieren vaker 79 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
ingevuld (zie synthesemoment, 5.4.4). Het doel van deze formulieren is dat de student inzicht krijgt in waar zij staat in haar leerproces. Hiertoe vullen de stagebegeleider en de student dit formulier onafhankelijk van elkaar in. Tijdens het synthesemoment bespreken de stagebegeleider en student de uitkomst van de syntheseformulieren met elkaar. 5.3.7.
Evaluatieverslag
Doel van het evaluatieverslag Een zelfevaluatie waarin de student, ter voorbereiding op het beoordelingsgesprek, voor haarzelf (en voor haar begeleiders) heeft vastgesteld of zij op het vereiste niveau van deze stage functioneert. Inhoud De student geeft een beschrijving van haar functioneren per verloskundige rol. Zij beschrijft waar ze nu staat en hoe ze nu functioneert. (Het gaat dus niet om een beschrijving van hoe de student hier gekomen is (de weg) maar waar zij nu staat (het tussen- of eindstation)). De student kijkt per rol welke competenties en gedragsindicatoren hierbij horen (zie Periodeboek/Blokboek en Studiegids) en in hoeverre zij hieraan voldoet en zij beargumenteert dit. Vorm Het verslag is geschreven aan de hand van de verloskundige rollen en voorzien van een inleiding en een algemene conclusie. Het verslag beslaat maximaal 3 getypte A4-tjes (minimale lettergrootte pnt 10). Procedure Het evaluatieverslag dient uiterlijk 3 werkdagen voor het evaluatiegesprek in bezit te zijn van de stagebegeleider. Ook dient de docentbegeleider van de 80 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
student een exemplaar te ontvangen, indien deze (telefonisch) deel neemt aan het gesprek. Het niet tijdig inleveren van dit evaluatieverslag kan betekenen dat de evaluatie niet kan plaatsvinden. Het evaluatieverslag dat de student uiteindelijk inlevert bij de opleiding, dient door de stagebegeleider geparafeerd te zijn. 5.3.8.
Beoordelingsformulieren
De stagebegeleider vult aan het eind van het tussen- of eindbeoordelingsgesprek (zie 5.4.6.) het beoordelingsformulier in waarna het door de student en de stagebegeleider wordt ondertekend. Deze formulieren ontvangt de student in haar postvakje (op origineel logopapier) en zijn niet te downloaden via Blackboard. 5.3.9.
Verrichtingen
Aan het einde van de opleiding Verloskunde moet de student een wettelijk minimaal aantal verrichtingen uitgevoerd hebben (Zie OER 2013-2014, art. 4.4). Gedurende de stages zal de student deze verrichtingen zelf, onder supervisie, gaan uitvoeren. Deze verrichtingen houdt de student zelf bij; daarom ontvangt de student een verrichtingenformulier per stage in haar postvakje. Het verrichtingenformulier wordt aan het einde van de stage door de stagebegeleider afgetekend. De student zorgt ervoor dat het origineel van de verrichtingenformulieren ingeleverd wordt bij het stagesecretariaat. De student zorgt ervoor dat zij voor zichzelf een kopie bewaart. Voor alle duidelijkheid volgen hier de voorwaarden waaraan een verrichting waarover mogelijk discussie bestaat, moet voldoen om mee te tellen: Periode 5:
81 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Partus eerste lijn; betreft alle partussen, waarbij het kind door de student ontwikkeld wordt. Met een maximum van 5 partussen. Vanaf cursusjaar 2:
Prenatale controle eerste lijn; betreft deelname aan controles op het spreekuur en consulten (visites) aan zwangeren, niet in partu zijnde.
Prenatale controle tweede lijn; betreft bijwonen en deelname aan controles op de poli en consulten aan zwangeren, niet in partu zijnde, op de VK.
(Poging tot) uitwendige versie; betreft aanwezig zijn bij een (poging tot) uitwendige versie, inclusief de voorbereiding.**
Partus eerste lijn; betreft alle partussen waarbij het kind door de student ontwikkeld wordt. Indien dit niet het geval is, tellen die partussen waarbij de student een substantieel deel* van het beleid heeft bepaald (eventueel in samenspraak met de stagebegeleider, maar waarbij de student wel het voorstel doet met betrekking tot het te voeren beleid).
Partus tweede lijn; alle partussen waarbij het kind door de student ontwikkeld wordt. Indien dit niet het geval is, tellen die partussen waarbij de student in samenspraak met de verloskundige/arts het beleid heeft beargumenteerd en een substantieel deel* van de begeleiding van de barende op zich heeft genomen.
Hechten episiotomie; betreft het hechten van de volledige episiotomie. Indien, aan het einde van de opleiding blijkt dat, dit niet het geval is, mogen de afzonderlijke onderdelen van het hechten van een episiotomie bij elkaar opgeteld worden tot het hechten van een episiotomie.
Stuitbevalling; betreft die stuitbevalling waarbij de student aanwezig is geweest bij de vaginale geboorte van een kind in stuitligging.**
82 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Bevalling gemelli; betreft die bevalling van een gemelli waarbij de student aanwezig is geweest bij de vaginale geboorte van een gemelli.**
* Substantieel deel: Dit is niet een eenmalig contact met een cliënt waarbij een relatief eenvoudige verwijsbeslissing wordt genomen (bijvoorbeeld meconium houdend vruchtwater en geen weeën). Dit moet eerder geïnterpreteerd worden als een meervoudig contact, waarbij er 2 à 3 beslismomenten plaatsvinden. ** De opleiding is zich bewust van het feit dat er door externe factoren moeilijkheden kunnen ontstaan bij het behalen van het aantal verrichtingen betreffende de uitwendige versie, stuitbevalling en gemelli-bevalling. Hierover zijn afspraken gemaakt met de Inspecteur Perinatale Zorg. Studenten mogen afstuderen als verloskundigen, ook als ze deze verrichtingen niet hebben behaald. Er ligt echter een verantwoordelijkheid bij de opleiding én de studenten om deze in trainingsvorm aan te bieden en te volgen. De vaardigheid stuitbevalling dient regelmatig herhaald te worden (zie ook kwaliteitsregister verloskundigen). Deze trainingen tellen niet mee als verrichting. 5.3.10. Partusverslagen tijdens de stages De opleiding verwacht van de student dat zij vanaf periode 8 een partusverslag KNOV (=inclusief partogram) schrijft van de bijgewoonde baringen. In de KNOV-standaard ‘niet vorderende ontsluiting’ worden de onderbouwing en de toepassing toegelicht.
Het partusverslag wordt (zoveel mogelijk) gebruikt om de partus met de stagebegeleider te bespreken.
De stagebegeleider parafeert het partusverslag bij akkoord.
83 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
5.3.11. Het logboek Tijdens de stage kan de student gebruik maken van een logboek. Om te blijven reflecteren kan de student zichzelf de volgende vragen stellen:
Welk leerdoel heb ik voor vandaag geformuleerd?
In hoeverre heb ik dit leerdoel in deze periode (vandaag) bereikt?
Hoe heb ik de situatie ervaren?
Hoe heb ik gereageerd?
Hoe denk ik erover?
Wat heb ik ervan geleerd?
Hoe ga ik hiermee verder?
Welke leermogelijkheden heb ik zelf? Zijn er voor mij speciale leerdoelen te benoemen?
Het reflecteren op het handelen beschrijft de student in haar logboek. In dit logboek wordt dit vaak per situatie beschreven, meer een zelfevaluatie dus. Op deze manier is de student bewust en actief bezig met haar eigen leerproces. Dit is noodzakelijk om te leren van opgedane ervaringen. Het logboek helpt de student ook bij het schrijven van evaluatieverslagen en ontwikkelingsverslagen (portfolio). 5.3.12. Inleveren formulieren Na afloop van iedere stage moet de student er zelf voor zorgen dat de formulieren uiterlijk 5 werkdagen na afloop van de stage ingeleverd zijn bij het stagesecretariaat. Er wordt een datum van binnenkomst gestempeld op de formulieren. De student dient een complete set formulieren, in de juiste volgorde in te leveren:
Voorblad met indeling en volgorde ingebonden met een Jalemaclip
84 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
De originele verrichtingenformulieren per stage, afgetekend door de stagebegeleider.
De beginsituatie eerste lijn/verloskamers.
Het geparafeerde introductiegespreksformulier
Het originele eindbeoordelingsformulier.
Het originele tussenbeoordelingsformulier.
De originele syntheseformulieren (van student en stagebegeleider).
Alle originele logboekformulieren onderverdeeld in achtereenvolgens prenataal, nataal, postnataal en op datumvolgorde.
Consultformulieren (indien van toepassing)
Geparafeerde versie van het evaluatieverslag.
Stage-opdracht (indien van toepassing)
De student maakt zelf kopieën van deze formulieren (o.a.) voor haar portfolio, na inlevering bij het secretariaat kan dit niet meer worden gedaan. Logboekformulieren krijgt de student, 60 dagen na het meetmoment, retour. De andere formulieren blijven in het dossier. Indien stageformulieren niet tijdig, compleet en/of in de juiste volgorde worden ingeleverd en/of de verrichtingen zijn niet geaccordeerd in AVMS, dan wordt de stage niet besproken tijdens de bijeenkomst van de stagebeoordelingscommissie. Er kan dan dus geen definitieve beoordeling van de stage(s) plaatsvinden, met mogelijk ernstige studievertraging tot gevolg. De stage wordt pas besproken tijdens het eerstvolgende meetmoment, als wel alle formulieren binnen zijn. Indien de student gebruik wil maken van een volgend meetmoment, dient zij 2 weken voorafgaand aan dat meetmoment, alle formulieren ingeleverd
85 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
te hebben en/of verrichtingen geaccordeerd te hebben. De data van de meetmomenten zijn terug te vinden in het jaarrooster.
5.4.
Gesprekken tijdens de stage
4 Weken voorafgaand aan de stage neemt de student contact op met de praktijk om afspraken te maken. Tijdens dit gesprek maakt de student o.a. afspraken over het introductiegesprek, het inleveren van de beginsituatie, waar en hoe laat ze de student op de eerste stagedag moet zijn en bereikbaarheid in relatie tot de slaapplek. Tijdens de stage worden diverse gesprekken gevoerd, met als doel een zo optimaal mogelijke begeleiding te bieden. 5.4.1.
Docentbegeleidergesprek
Voorafgaand aan stageperiode 3, 5,9, blok 3.1, blok 3.4 en blok 4.2 vindt er een gesprek plaats tussen student en docentbegeleider. Doel van dit gesprek is om de student en docentbegeleider kennis te laten maken met elkaar, verwachtingen over de komende stageperiodes naar elkaar toe uit te spreken en de beginsituatie te bespreken. 5.4.2.
Het introductiegesprek
Als voorbereiding op de stage in de verloskundigenpraktijk, dient de student minimaal 4 weken voor aanvang van de stage contact op te nemen met de stagebegeleider. De student maakt dan een afspraak voor een introductiegesprek. Voor de stages in de ziekenhuizen hoeft de student geen afspraak te maken voor een introductiegesprek. Tijdens het gesprek dienen de volgende zaken aan bod te komen:
Nadere kennismaking met de student, de stagebegeleider en eventuele andere maatschapsleden. 86
©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Hoe is de samenstelling en organisatie van de praktijk of de afdeling en wat zijn de eventuele specifieke kenmerken en gewoonten van de praktijk of de afdeling?
Wederzijdse verwachtingen ten aanzien van de stage.
Beeldvorming van de beginsituatie van de student. Dat gebeurt aan de hand van de specifieke leerdoelen en ervaringen uit vorige stages.
Afspraken betreffende de begeleiding. Hoe vaak, wanneer en met wie wordt geëvalueerd?
Hoe vaak de leerdoelen bijgesteld dienen te worden en wanneer de observatieformulieren ingevuld moeten worden.
Introductie van de student bij de cliënten. Gebruik hiervoor de opleidingsflyer Verloskundige in Opleiding.
Afspraken betreffende de werktijden.
Essentieel is dat tijdens het introductiegesprek de beginsituatie en de leerdoelen duidelijk worden voor de stagebegeleider. De stagebegeleider kan dan samen met de student beoordelen of de opgestelde leerdoelen in die periode haalbaar zijn. Of de leerdoelen haalbaar zijn hangt onder andere af van de beschikbare tijd en het aanbod van cliënten. Uit ervaring blijkt dat een uitgebreid introductiegesprek onontbeerlijk is voor een goed verloop van de stage. Om richtlijnen te geven over welke onderwerpen minimaal aan bod dienen te komen, heeft de opleiding een formulier ontwikkeld, dat als hulpmiddel gebruikt kan worden tijdens de voorbereiding op het introductiegesprek en het introductiegesprek zelf. De student gebruikt voor de gemaakte afspraken het introductiegespreksformulier dat op Blackboard staat.
87 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
5.4.3.
Dagelijkse evaluatiegesprekken
De opleiding verwacht dat er elke dag geëvalueerd wordt en dat de logboekformulieren ingevuld worden. Naar aanleiding van de feedback die de student krijgt, kan zij nieuwe leerdoelen formuleren. Indien de student niet regelmatig evalueert, gaat veel informatie verloren en wordt het voor haar moeilijker haar handelen bij te stellen. De evaluatiegesprekken bieden de student handvatten om haar handelen te verbeteren, inzicht te geven over haar functioneren en om haar te begeleiden in het leerproces. De student heeft voor aanvang van de stage een voorbeeldformulier van het logboekformulier van elke stage meegekregen: via Blackboard kan de student formulieren downloaden en kopiëren. 5.4.4.
SM - Synthesemoment
Deze evaluatiegesprekken vinden plaats halverwege de start van de stage en de tussenbeoordeling en halverwege de tussenbeoordeling en de eindbeoordeling. In blok 4.1 en 4.2 moet de student deze gesprekken vaker plannen, zie schema paragraaf 5.1. Voorafgaand aan dit gesprek vullen de student en de stagebegeleider, onafhankelijk van elkaar, het syntheseformulier in. Tijdens het synthesemoment bespreekt de student met de stagebegeleider haar functioneren naar aanleiding van de overeenkomsten en verschillen van de twee syntheseformulieren. Naar aanleiding van dit synthesegesprek gaat de student nieuwe leerdoelen formuleren die zij kan meenemen naar het vervolg van de stage. Indien de student de kwalificatie ‘onvoldoende’ voor de tussenevaluatie heeft gekregen, dien zij per direct contact op te nemen met haar docentbegeleider.
88 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
5.4.5.
TB - Tussenbeoordelingsgesprek
Indien de stage 6 weken of langer duurt, maakt de student een afspraak voor het tussenbeoordelingsgesprek halverwege de stage. Voorafgaand aan het tussenbeoordelingsgesprek dient de student een evaluatieverslag te schrijven. Dit dient 3 dagen voorafgaand aan het gesprek in het bezit van de stagebegeleider te zijn. Indien er geen verslag is ingeleverd, kan er geen gesprek plaatsvinden. Tijdens het tussenbeoordelingsgesprek bespreekt de student met de stagebegeleider haar functioneren aan de hand van het evaluatieverslag en de logboekformulieren, syntheseformulieren. De stagebegeleider vult aan het eind van dit gesprek het beoordelingsformulier in, waarna het door de student en de stagebegeleider wordt ondertekend. Indien de student de kwalificatie ‘onvoldoende’ voor de tussenbeoordeling heeft gekregen, dient zij per direct contact op te nemen met haar docentbegeleider. 5.4.6.
EB - Eindbeoordelingsgesprek
Aan het einde van de stage heeft de student het beoordelingsgesprek). Voorafgaand aan het beoordelingsgesprek dient de student een evaluatieverslag te schrijven. Dit dient 3 dagen voorafgaand aan het gesprek in het bezit van de stagebegeleider te zijn. Indien er geen verslag is ingeleverd, kan er geen gesprek plaatsvinden. Tijdens het beoordelingsgesprek bespreekt de student met de stagebegeleider haar functioneren aan de hand van het evaluatieverslag, de logboekformulieren en de syntheseformulieren. De stagebegeleider vult aan het eind van dit beoordelingsgesprek het beoordelingsformulier in, waarna het door de student en de stagebegeleider ondertekend wordt. De student zorgt ervoor dat het originele beoordelingsformulier en alle originele logboekformulieren zo
89 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
spoedig mogelijk na afloop van de stage in het bezit komen van de docentbegeleider. De student maakt zelf kopieën. Indien de student de kwalificatie ‘onvoldoende’ voor het eindgesprek heeft gekregen, dient zij per direct contact op te nemen met haar docentbegeleider. 5.4.7.
Aanwezigheid docentbegeleider stagegesprekken
Het is voor de student, de stagebegeleider en/of docentbegeleider altijd mogelijk om, zowel voor en tijdens het tussenbeoordelingsgesprek als bij het eindbeoordelingsgesprek, aan te geven dat zij het wenselijk vinden dat er een telefonisch beoordelingsgesprek plaatsvindt in aanwezigheid van de docentbegeleider. De student zorgt dan voor een afspraak in afstemming met alle partijen. De docentbegeleider kan deze gesprekken inplannen van maandag tot en met vrijdag (afhankelijk van haar werkdagen) tussen 9.00 uur en 17.00 uur (afhankelijk van reeds ingeplande activiteiten). Ook dient de docentbegeleider 3 werkdagen voorafgaand aan het gesprek in het bezit te zijn van het evaluatieverslag, de syntheseformulieren en de logboekformulieren. Het niet tijdig aanleveren van de stageformulieren betekent in principe dat het gesprek niet kan doorgaan. Indien de student een onvoldoende beoordeling heeft voor de tussenbeoordeling of eindbeoordeling van een stage, dan neemt de docentbegeleider in principe telefonisch deel aan de volgende beoordelingsgesprekken (binnen dezelfde stage of volgende stages).
90 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
5.5.
Rol van de betrokken stagepartijen
Rol van de docentbegeleider Als er zaken zijn waar de student tijdens de stages tegen aan loopt, kan de student contact opnemen met de docentbegeleider. Van de docentbegeleider mag de student verwachten dat deze:
sociaal-emotionele ondersteuning biedt;
helpt bij het vinden van een oplossing voor eventuele problemen op de stageplaats;
het leerproces van de individuele student bewaakt en de begeleiding hierop afstemt.
Rol van de stagebegeleider De taken van de stagebegeleider zijn o.a.:
het houden van een introductiegesprek;
het creëren van een veilige leeromgeving;
het bieden van een optimale leersituatie, het begeleiden van het leerproces;
het evalueren en beoordelen van studenten volgens opleidingseisen, -visie en wettelijk voorgeschreven eisen;
het stimuleren van de integratie van theorie in praktijk;
het geven van feedback op het functioneren van de student.
Rol van de student Voorafgaand aan elke stage dient de student:
4 weken voor aanvang van de stage contact op te nemen met de stagepraktijk
de leerdoelen te hebben geformuleerd; een duidelijke beginsituatie te schrijven voor de stage verloskundigenpraktijk en de verloskamers;
goed voorbereid het introductiegesprek aan te gaan; 91
©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
zorg te dragen voor de juiste en voldoende stageformulieren. De originele beoordeling- en verrichtingenformulieren zal de student vanuit de opleiding ontvangen, de overige formulieren kan de student downloaden via Blackboard.
Tijdens de stage en zorgt de student ervoor dat:
ze dagelijks geëvalueerd wordt;
de logboekformulieren ingevuld worden;
ze haar leerdoelen (eventueel) bijstelt, of nieuwe maakt naar aanleiding van deze dagelijkse evaluatie;
ze de theorie weer opgefrist heeft en de relevante vaardigheden geoefend heeft!
Specifieke aandacht verdient medicijntoediening:
De student dient voor toediening van de medicatie het etiket van de ampul zelf te controleren op juistheid van de toe te dienen medicatie, juistheid van dosering, controle verloopdatum e.d. Na opzuigen van de medicatie en vóór toediening van de medicatie toont de student de lege ampullen aan een daartoe bevoegde persoon.
Ook wie nog in opleiding is en een voorbehouden handeling uitvoert, is daarvoor zelf verantwoordelijk. De instelling waar de student werkt is natuurlijk wel verantwoordelijk voor goede afspraken over de inzetbaarheid van studenten: welke opdrachten mogen aan studenten worden gegeven en welke voorwaarden gelden daarbij?
De opleiding verwijst met klem naar bijlage 9.6: Bevoegd en bekwaam tijdens de stages.
92 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
5.6.
Rol van de opleiding
5.6.1.
Stage-informatie op Blackboard en AVMS
De opleiding draagt er zorg voor, dat de volgende informatie die via Blackboard en AVMS wordt aangeboden, actueel is:
Informatie over de ziekenhuizen.
De handleiding handelswijze na een prik/snijaccident met een risico op besmetting met door bloed overdraagbare microorganismen.
De gedragsindicatoren voor alle leerjaren.
Het document ‘Bevoegd en bekwaam volgens de Wet BIG’.
Stageformulieren voor de diverse stages van de diverse leerjaren.
5.6.2.
Extra stagebegeleiding
De opleiding heeft een stappenplan ‘extra stagebegeleiding’. Dit stappenplan wordt de student aangeboden als zij moeilijkheden ondervindt tijdens de stage. Het contact met de docentbegeleider is dan intensiever om de student meer te ondersteunen met het bereiken van het gewenste leerrendement. De docent en student maken samen afspraken over de gewenste begeleiding. In bijlage 9.10 staat beschreven wie ervoor in aanmerking komen en wat de extra stagebegeleiding inhoudt. 5.6.3.
TKB - Terugkombijeenkomsten
Tijdens de stageperiodes zijn terugkombijeenkomsten gepland. Belangrijke doelstellingen voor deze terugkombijeenkomsten zijn reflectie op het functioneren tijdens de stages en het bevorderen van de integratie van theoretische kennis en praktisch verloskundig handelen. De data en het programma van de terugkombijeenkomst staan vermeld in het periodeboek of op Blackboard. Terugkombijeenkomsten zijn onderdeel van stage en vallen hiermee ook onder de deelnameplicht( zie OER 2014-2015). 93 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Indien de student besluit i.p.v. de terugkombijeenkomst stage te lopen, zullen de verrichtingen van die dag niet meetellen. 5.6.4.
Vrijstelling stage voor TKB en tentamen
Studenten die stage lopen, worden vrijgesteld van stage vanaf een bepaald tijdstip op de dag voorafgaand aan de terugkombijeenkomst of tentamen. Dit tijdstip is afhankelijk van de reistijd met openbaar vervoer, die de student nodig heeft zodat zij om 19.00 uur in Maastricht kan zijn.
5.7.
Beoordelen stages
Stagebeoordelingscommissie (SBC) De SBC is een onafhankelijke commissie, waarin een voorzitter en minimaal twee docenten van de opleiding zitting nemen. Het adviesoordeel van de stagebegeleider over de student wordt door de docentbegeleider ingebracht bij de SBC. Het is aan de docentbegeleider voorbehouden, naar aanleiding van de verkregen gegevens om ondanks een voldoende adviesoordeel van de stagebegeleider betreffende het functioneren van de student een onvoldoende adviesoordeel te geven aan de SBC. De omgekeerde situatie is ook mogelijk: een onvoldoende adviesoordeel van de stagebegeleider kan op basis van de verkregen gegevens door de docentbegeleider als een voldoende advies bij de stagebeoordelingscommissie worden ingebracht. Op basis van vooraf vastgestelde criteria (competenties, handelingsniveaus en gedragsindicatoren) het adviesoordeel van de stagebegeleider, informatie op de synthese-, en observatieformulieren, de toelichting van de docentbegeleiders en functioneren van de student tijdens aan stagegerelateerde activiteiten komt de SBC tot een oordeel: overnemen van het adviesoordeel óf wijziging daarvan op basis van argumenten. Het oordeel van de SBC vormt de eindbeoordeling van de stage van de student. 94 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Beoordeling professioneel gedrag (BBP) De opleiding vindt professioneel gedrag een wezenlijk onderdeel van een medische professional (zie 6.40). Tijdens de stage wordt de student hierop beoordeeld met behulp van het BBP-formulier (bespreken en beoordelen professioneel gedrag). Met dit formulier kan de stagebegeleider vastleggen hoe de student functioneert wat betreft:
omgaan met zichzelf;
omgaan met anderen;
omgaan met het werk.
Een stage kan alleen maar voldoende worden beoordeeld wanneer het professioneel gedrag voldoende is.
5.8.
Herkansingen van stage
5.8.1.
Propedeutische fase
Herkansingen voor de propedeuse vinden plaats aan het einde van het betreffende cursusjaar. In principe is de duur van de herkansing de helft van de oorspronkelijke stage, tenzij de Examencommissie op basis van een advies van de SBC anders beslist. Indien de student niet van de mogelijkheid van een herkansing van een stage gebruik wil maken, dient zij dit uiterlijk 15 dagen voor aanvang van de stage schriftelijk kenbaar te maken aan het stagesecretariaat. 5.8.2.
Postpropedeutische fase
Herkansingen voor de postpropedeuse vinden in principe plaats in de eerste stageperiode van het daarop volgende cursusjaar. De examencommissie beslist, op advies van de SBC in voorkomende gevallen over de duur en de inhoud van een nieuw moment waarop deze stage gelopen kan worden, met dien verstande dat compensatie niet mogelijk is. Indien de student niet van de mogelijkheid van een herkansing van een stage gebruik wil maken, dient zij dit uiterlijk 15 dagen voor aanvang van 95 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
de betreffende stageperiode schriftelijk kenbaar te maken aan het stagesecretariaat. Indien in de postpropedeutische fase dezelfde stage tweemaal met een onvoldoende is afgesloten of twee stages binnen een stageperiode met een onvoldoende zijn afgesloten, zal door de student eerst voldaan moeten worden aan aanvullende eisen alvorens zij nogmaals deze stage(s) kan herkansen. Deze aanvullende eisen zijn vastgelegd in de procedure “herhaalde herkansing stage” (zie 9.9). Voor stageblok 3.1 fase a en fase b én voor stageperiode 15 fase I en fase II geldt deze “herhaalde herkansing” indien respectievelijk fase a, fase b of fase I, fase II tweemaal met een onvoldoende is afgesloten.
5.9.
Volgtijdelijkheid stages
Zie OER Deel 2 Hoofdstuk 2.
5.10.
Deelnameplicht stages
Zie OER Deel 2, Hoofdstuk 1
5.11.
Aanwezigheid van studenten gedurende de stage
Van de student wordt verwacht dat zij ongeveer 40 uur per week stage loopt oftewel overeenkomstig het aandeel van een fulltime verloskundige (110 zorgeenheden). Propedeusestudenten hoeven niet in de nacht of in het weekend stage te lopen; deze stages hebben een oriënterend karakter en een aantal studenten valt in de propedeuse nog onder de aangepaste regelgeving van de arbeidstijdenwet (http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jongerenen-werk/vraag-en-antwoord/hoeveel-mogen-jongeren-van-16-en-17-jaarwerken.html). 96 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
5.12.
Extra stage hechten/ zetten episiotomie
Wanneer, 4 weken voor het einde van de laatste stageperiode (blok 4.2 ), blijkt dat een student onvoldoende episiotomieën heeft gehecht en/of gezet, zal de opleiding, binnen de beschikbare en reële mogelijkheden, inspanning verrichten om hiervoor een extra stage te faciliteren. De duur van deze extra stage is afhankelijk van het aantal nog te behalen verrichtingen en de organisatorische mogelijkheden van de stage-instellingen. Voordat de opleiding besluit een extra stage hiervoor te faciliteren zijn er een aantal zaken voorwaardelijk, te weten;
Een extra stage wordt niet eerder geregeld dan na het 10-weken gesprek van blok 4.2 waaruit dan blijkt dat er een tekort is
Dat het behalen van deze verrichtingen de enige factor is die het afstuderen belemmert
Het is de student niet verwijtbaar dat ze deze verrichtingen niet behaald heeft; d.w.z. de student heeft er alles aan gedaan om deze verrichtingen binnen de reguliere stages te behalen
Mocht de student na doorlopen van deze extra stage het aantal verrichtingen nog niet behaald hebben dan zal de opleiding de gelegenheid bieden om deze verrichtingen te behalen. Deze gelegenheid zal in principe plaatsvinden tijdens een reguliere stageperiode.
5.13.
Afwijken van de geroosterde stage regels
De opleiding gaat er van uit dat de student stage loopt volgens de stage regels zoals aangegeven in het stagerooster. De docentbegeleiders stemmen hier hun bezetting en bereikbaarheid op af. Als de student van haar stage regel wil afwijken ( bijvoorbeeld door het verschuiven van een vakantieweek), dan dient de student dit te allen tijde te overleggen met de betreffende docentbegeleider.
97 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
5.14.
Stage in vrije tijd
Indien de student zo gemotiveerd is om in het weekend (buiten de stageperiodes om) of tijdens vakanties extra stage te lopen in een verloskundigenpraktijk, vanuit een eigen behoefte om extra ervaring op te doen, prijst de opleiding dit initiatief. Opgemerkt moet worden dat deze extra stages buiten het reguliere aanbod vallen en daarom buiten de verantwoordelijkheid van de AVM (begeleiding en financiële vergoeding aan de verloskundigenpraktijk en verzekering). Daarnaast tellen verrichtingen tijdens deze niet-reguliere stages niet mee voor het totale aantal verrichtingen en het functioneren van de student. Deze niet-reguliere stage kan geen deel uit maken van het uiteindelijke adviesoordeel. Dit dient de student vooraf goed met de verloskundige te bespreken.
5.15.
Werken in de kraamzorg tijdens de opleiding
Indien de student gedurende haar opleiding aan de AVM (vakantie)werk verricht binnen de kraamzorg, is dit buiten de verantwoordelijkheid van de AVM. De student is zelf verantwoordelijk en aansprakelijk voor de werkzaamheden die zij verricht. De student zal zelf haar grenzen van bevoegdheid en bekwaamheid moeten bewaken.
5.16.
Stagevergoeding
Tijdens de ziekenhuisstages komt student niet in aanmerking voor stagevergoeding. De student behoudt tijdens de stage de studentstatus, hetgeen wil zeggen dat zij geen werknemer is bij de stageverlenende instelling en geen recht heeft op een vergoeding in geld of natura van de stageverlenende praktijk. Dit is bij een aantal andere opleidingen (bijvoorbeeld verpleegkunde) wel het geval maar zij vallen onder een andere regeling zoals vastgelegd in de CAO. 98 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
5.17.
Tegemoetkoming in de stagekosten
De tegemoetkoming in de stagekosten geldt alleen wanneer het niet gelukt is om zelf een slaapplaats tijdens stage te regelen. Hierbij geldt een inspanningsverplichting voor de student. De opleiding stelt per student een tegemoetkoming in de stagekosten ter beschikking van maximaal € 1752,00 voor de totale duur van de opleiding. De volgende regels worden bij het toekennen van deze vergoeding gehanteerd:
De vergoeding kan alleen gebruikt worden voor de volgende twee zaken: 1.
Tegemoetkoming in de huisvestingskosten,
2.
Taxivervoer tijdens bereikbaarheidsdiensten ’s nachts tussen 22.00-7.00 indien de verloskundige je niet kan komen ophalen of wanneer ander vervoer niet mogelijk is.
Er wordt een verdeelsleutel gehanteerd per cursusjaar, om daarmee te voorkomen dat in 1 jaar het gehele budget wordt opgemaakt en om recht te doen aan het aantal stageweken per cursusjaar. Deze verdeelsleutel is als volgt: o
Cursusjaar 1: 5% = € 90,00 maximaal
o
Cursusjaar 2: 9% = € 162,00 maximaal
o
Cursusjaar 3: 43% = € 750,00 maximaal
o
Cursusjaar 4: 43% = € 750,00 maximaal
De tegemoetkoming wordt jaarlijks vastgesteld. Per jaar zal gekeken worden of er voor volgend studiejaar weer budget beschikbaar gesteld kan worden en de verdeelsleutel gehanteerd kan blijven.
De maximumvergoeding per cursusjaar is ook aan dat betreffende cursusjaar gebonden. Het ‘restant’ kan dus niet als een tegoed worden overgeheveld naar een volgend cursusjaar.
Er kan alleen tot vergoeding worden overgegaan wanneer officiële betalingsbewijzen overlegd kunnen worden. Dat betekent voor
99 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
huisvesting (bijvoorbeeld Bed & Breakfast) dat het een officiële nota moet zijn van een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven bedrijf.
Declaraties kunnen ingediend worden bij de financiële administratie van de AVM (H. Kroesen). De eisen waaraan de rekening moet voldoen om voor vergoeding in aanmerking te komen zijn: Een rekening op officieel briefpapier van de verhuurder of een rekening met daarop vermeld: o
naam/adres/woonplaats;
o
inschrijfnummer en plaatsnaam Kamer van Koophandel;
o
adres gehuurde kamer;
o
periode huur kamer;
o
huurprijs;
o
naam huurder.
Meer informatie hierover is te vinden op Blackboard of via Helma Kroesen: tel. 043-3885406.
5.18.
Stageplanning
De plaatsing in een praktijk verloopt volgens de Procedure Stageplanning (zie 9.7). Het is niet altijd realiseerbaar om stage te lopen in de buurt van een locatie waar een student over een slaapplaats beschikt. Bijkomende kosten zijn voor rekening van de student. Tegemoetkoming in huisvestingskosten staat beschreven onder 5.16. Het kan ook zijn dat een praktijk wenst dat een student over een auto beschikt tijdens de stage. Dit wordt zo veel mogelijk kenbaar gemaakt bij het kiezen van een stageplaats. Als student moet er rekening mee gehouden worden dat zowel 's avonds als 's nachts en in de weekenden stage is.
100 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
5.19.
Stagevoorkeursplaats
Zie ‘Procedure aanvraag stagevoorkeursplaats’ (9.8).
101 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
6. Begrippenlijst
6.1.
Activiteiten AVM en betrokkenheid studenten
Het is een goede traditie van de AVM dat studenten betrokken worden bij de opleiding en meedoen aan de organisatie en uitvoering van activiteiten. Op deze manier is de opleiding van en voor studenten. Voor de volgende activiteiten wordt op participatie van studenten gerekend:
hulpstudent bij selectiedag;
hulpstudent bij tentamens;
informatiedagen aspirant-studenten;
rolmodel in de cursus stagewerkbegeleiding;
het introductieweekend voor eerstejaars studenten;
opening van het studiejaar;
eindejaarsfeest;
festiviteiten rondom de beëdiging.
Studenten kunnen zich opgeven om aan bovenstaande activiteiten deel te nemen. Enige weken voor aanvang van de activiteit wordt nadere informatie op Blackboard geplaatst. Daarnaast zullen er ook activiteiten zijn waarbij, tegen een vergoeding, werkstudenten ingezet worden. Wanneer deze activiteiten zich voordoen zal werving via Blackboard plaatsvinden.
6.2.
AVM-card
Elke student ontvangt bij start van de opleiding een AVM-card. Deze kaart is een strikt persoonlijke kaart en dient ook als legitimatiebewijs. De kaart geeft toegang tot de AVM- en UM-gebouwen. Met behulp van de chipknip of de pinpas kan geld gestort worden op de 102 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
AVM-card. Hiermee kunnen kopieer- en printkosten en in de mensa van de UM betaald worden. Let op: er kan geen geld teruggestort worden van de AVM-card naar een bankrekening. Voor deze card wordt éénmalig aanschafkosten van €15,00 in rekening gebracht. Bij verlies of diefstal kun je tegen betaling een nieuwe AVM-card aanvragen bij de receptie van de Universiteitssingel 40. Deze is dan binnen 1 werkdag klaar en kan daar opgehaald worden.
6.3.
AVMS-roostersysteem
De AVM maakt voor stage gebruik van een webbased roostersysteem. Studenten en praktijken loggen hierop in via internet. Praktijken bieden hun beschikbaarheid aan en studenten kunnen hun stagevoorkeur aangeven. Het systeem koppelt automatisch student met praktijk. Tevens kunnen studenten hier hun verrichtingen invoeren en het overzicht raadplegen.
6.4.
Beëdiging
Er zijn voor het studiejaar 2014-2015 twee feestelijke beëdigingmomenten gepland: 15 januari 2015 en 9 juli 2015. De beëdigingen vinden plaats op een locatie, binnen of buiten de AVM, die passend is bij de omvang van de afstudeergroepen. Daarnaast biedt de AVM maandelijks de mogelijkheid voor een tussentijdse beëdiging aan. Deze vindt plaats intern, na de reguliere vergadering van de examencommissie. Hiervoor dient tijdig een verzoek bij de examencommissie te worden ingediend.
103 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
6.5.
Bereikbaarheid AVM (fiets, auto, trein)
Tussen UNS60 en UNS40 zijn niet-overdekte fietsenrekken. Indien met de auto gereisd wordt, kan deze geparkeerd worden op het P. Debyeplein 15, toegankelijk met de AVM-card. Er is een uitstekende treinverbinding en vanaf station Maastricht-Randwyck naar het AVM-gebouw UNS60 bedraagt de loopafstand ongeveer 5 minuten.
6.6.
BIG-register
De Wet BIG regelt de zorgverlening door beroepsbeoefenaren. Deze beoogt de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg te bevorderen en te bewaken en de patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen. De Wet BIG regelt daarom onder meer de bevoegdheid van zorgverleners om bepaalde zorg te bieden. Dit wordt geregistreerd in het zogenoemde BIG-register. Verloskundigen kunnen zich alleen in dit register laten inschrijven als zij voldoen aan de wettelijke opleidingseisen tot verloskundige. Dit kan als zij een getuigschrift hebben van een Nederlandse opleiding Verloskunde of een daaraan gelijk gesteld diploma. Ook staan het deskundigheidsgebied en de voorbehouden handelingen in de Wet BIG beschreven. Regelingen BIG-registratie: zie bijlage 9.5.
6.7.
Blackboard
Blackboard (BB) is de basis digitale leeromgeving van Zuyd Hogeschool en dus ook van de AVM. Toegang wordt rechtstreeks via http://blackboard.hszuyd.nl/webapps/portal/frameset.jsp verkregen of via de site van Zuyd: http://www.zuyd.nl/ (doorklikken naar infonet). Hier wordt alle informatie per periode aangeboden. De periode-overstijgende informatie staat in de cursussen ‘binnenschools leren’ en ‘buitenschools 104 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
leren’. Tevens is Blackboard de centrale omgeving voor digitale communicatie met de docenten.
6.8.
Bureau inschrijving
Bureau inschrijving maakt deel uit van de dienst Finance & Control van Zuyd Hogeschool. Hier kun je terecht met alle vragen over in- en uitschrijving, (tijdelijke) studiestaking, DUO, collegegeld en Studielink. Als Zuyd-student ben je zelf verantwoordelijk voor actualisatie van je naam- en adresgegevens. Dit doe je via Studielink. Informatie: Marlies Hoen:
[email protected] (Brusselseweg 150, 6217 HB Maastricht, 043-3466518).
6.9.
Bureau onderwijs
Stagesecretariaat Alle informatie met betrekking tot stage - N. 013 Sabrina Pieters: 043-3885410 Irene van Deelen: 043-3885431 Openingstijden: maandag t/m vrijdag 09.00-11.00 uur en 14.00-16.00 uur Onderwijssecretariaat Alle informatie m.b.t. het theoretisch onderwijs - N.003 Sabrina Kleijnen: 043-3885403 Openingstijden: maandag t/m donderdag 09.00-11.00 uur en 14.00-16.00 uur en vrijdag van 9.00-11.00. Studenten- en examensecretariaat Studentenadministratie, studieresultaten, tentamens, examencommissie N.015 105 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Florien Gootzen: 043-3885461 Miriam Boermans: 043-3885448 Openingstijden: maandag, dinsdag, donderdag, vrijdag 09.00-11.00 uur en 14.00-16.00 uur, woensdag gesloten.
6.10.
Collegegeld
Elke student betaalt haar collegegeld aan Zuyd Hogeschool. Studenten die al eerder ingeschreven zijn geweest voor een bacheloropleiding binnen de sector Gezondheidszorg of Onderwijs, betalen mogelijk een hoger bedrag aan collegegeld. De juiste bepalingen zijn terug te vinden op: http://www.zuyd.nl/studeren/inschrijven/collegegeld. De wijze waarop collegegeld aan Zuyd Hogeschool voldaan kan worden is terug te vinden op: http://www.zuyd.nl/studeren/inschrijven/hoogte-collegegeld.
6.11.
Communicatie
Met uitzondering van de tentamen- en stageresultaten (in gesloten enveloppe) en resultaten via Osiris, wordt alle overige informatie via Blackboard gegeven. De student krijgt bij inschrijving 2 accounts: 1.
AVM-account;
2.
Zuyd-account.
Email van het Zuyd-account wordt automatisch doorgestuurd (geforward) naar het AVM-account. Alle correspondentie met de Examencommissie verloopt via het AVM-account. Alle informatie over Zuyd Hogeschool staat op http://www.zuyd.nl/ op het infonet na inloggen. Algemeen geldt dat de ondersteuning van de zogenaamde back office diensten voor de Maastrichtse faculteiten bereikbaar zijn op de Brusselseweg 150, Maastricht, tel. 043–3466666. 106 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
6.12.
Communicatie en social media
De AVM hecht grote waarde aan het verantwoord en bewust omgaan met social media en conformeert zich aan de gedragsregels zoals opgesteld door het Koninklijk Nederlands Medisch Genootschap in de ‘Handleiding Artsen en Social Media’ (www.knmg.nl/socialmedia). Onderstaande punten zijn aan deze handleiding ontleend: 1.
Benut kansen van social media
2.
Garandeer vertrouwelijkheid
3.
Geen ‘vrienden’ met cliënten
4.
Onderscheid wat openbaar is en privé
5.
Denk aan de reikwijdte
6.
Toon respect
7.
Spreek collega’s (medestudenten, docenten, stagebegeleiders ) aan
8.
Volg gedragsregels van de opleiding
9.
Ben je bewust van disciplinaire risico’s
6.13.
Contactpersonenoverleg
Tijdens elke theorie periode wordt aan elke onderwijsgroep verzocht om een contactpersoon aan te wijzen. Deze contactpersoon zorgt voor de communicatie tussen onderwijsgroep en opleiding. De data voor het contactpersonenoverleg (CPO) staan vermeld in het rooster van de betreffende periode/blok.
107 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
6.14.
Directiesecretariaat
Op de eerste verdieping is het directiesecretariaat. Het directiesecretariaat verricht werkzaamheden ten behoeve van de faculteitsdirecteur en regelt haar afspraken. Openingstijden: maandag, dinsdag en donderdag: 08.30–17.00 uur. Tel. 043-3885440, e-mail:
[email protected].
6.15.
DUO
De Dienst Uitvoering Onderwijs is een zelfstandig bestuursorgaan dat in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een aantal onderwijswetten en –regelingen uitvoert. De kerntaken van de DUO zijn aanmelding, studiefinanciering en informatiebeheer: www.duo.nl .
6.16.
Eigen bijdrage
Naast het jaarlijkse collegegeld wordt voor de studenten van de AVM geen eigen bijdrage in rekening gebracht. Wel wordt van de studenten verwacht dat ze zelf beperkt materialen aanschaffen t.b.v. het vaardigheidsonderwijs. Zie ook 9.12.
6.17.
E-mail
Na aanmelding voor de opleiding via Studielink krijgt de student per e-mail een bericht over het Zuyd-studentnummer, de gebruikersnaam en het wachtwoord. Deze gegevens ontvangt de student pas na controle van de persoonsgegevens in Studielink. De student krijgt dus een Zuyd-account naast het AVM-account; beiden zullen tijdens de studie gebruikt worden. De mail van het Zuyd-account wordt automatisch doorgestuurd naar het AVM-account. Het AVM-account is primair bedoeld voor communicatie met 108 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
de opleiding en biedt toegang tot UB-faciliteiten. Het Zuyd-account wordt met name gebruikt voor Osiris en informatie over Zuyd. Het is niet toegestaan andere accounts (bijvoorbeeld Hotmail) te gebruiken in je communicatie met de opleiding, dit ter voorkoming van virussen en spam. Zie ook 6.11 ‘Communicatie’.
6.18.
Hardheidsclausule OV-kaart
De DUO heeft een regeling Hardheidsclausule OV-kaart. Indien een student tijdens de stage minimaal 12 keer per maand niet met het openbaar vervoer op tijd op de stage kan komen en daardoor haar OVkaart niet kan gebruiken, dan kan bij de DUO een beroep gedaan worden op de ‘Regeling Hardheidsclausule OV-kaart’. Er wordt dan een vergoeding betaald (bepaald door de DUO) voor elke maand waarvoor een succesvol beroep op deze regeling wordt gedaan. Het aanvraagformulier is te downloaden: www.duo.nl . Daarnaast is een schriftelijke verklaring nodig, waarin de opleiding verklaart dat de student minimaal 12 keer per maand niet met het openbaar vervoer op de stageplaats heeft kunnen komen. Bij het Stagesecretariaat kan deze verklaring verkregen en het formulier gestempeld worden. Formulier en verklaring moeten vooraf worden opgestuurd naar de DUO.
6.19.
Hepatitis B
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) wijst alle opleidingen in de gezondheidszorg op de verantwoordelijkheid om te onderzoeken of studenten drager zijn van het hepatitis B virus. Sinds 2003 dient, voorafgaand aan de toelating tot de opleiding, de student aan te tonen dat zij geen drager is van hepatitis B. Dit kan door bloedonderzoek op 109 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
dragerschap van het hepatitis B virus (een negatieve HBs-Ag bepaling) of door een voldoende titer (> 100 IE) na een volledig doorlopen vaccinatieschema. De uitslag van dit onderzoek dient ter beschikking van de opleiding te worden gesteld voor de aanvang van de opleiding. Studenten die worden toegelaten op basis van geen dragerschap van het hepatitis B virus worden onder voorbehoud toegelaten. Zij worden aan het begin van de opleiding gecontroleerd op dragerschap en gevaccineerd tegen hepatitis B. Het gehele vaccinatieschema (dit wil zeggen 3 injecties) dient te worden doorlopen. Daarna wordt middels bloedonderzoek gecontroleerd of voldoende immuniteit is opgebouwd. De uitslag van dit bloedonderzoek dient direct te worden gemeld op de opleiding. Deelname hieraan is verplicht. Pas als blijkt dat voldoende immuniteit is opgebouwd wordt de student zonder voorbehoud toegelaten tot de opleiding. Indien de student niet (titer <10) of onvoldoende (titer <100) immuniteit heeft opgebouwd, zal de opleiding advies met betrekking tot de voortzetting van de opleiding (het al dan niet voortzetten van de opleiding of de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om de opleiding te kunnen voortzetten) vragen aan de Commissie Iatrogene Preventie hepatitis B. De opleiding beschouwt het advies van deze Commissie als bindend. De organisatie van het vaccinatieprogramma ligt bij de opleiding en er zijn voor de student geen kosten verbonden aan de vaccinatie. Voor speciale vaccinaties die vereist zijn voor stages in het buitenland zijn de kosten voor eigen rekening van de student.
6.20.
ICT-problemen: ondersteuning
AVM-account: UM-helpdesk, tel. (043 –3)885555 of
[email protected] 110 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Zuyd-account: helpdesk, tel. 045–4006085 of
[email protected] o.v.v. het studentnummer.
6.21.
ICT-voorzieningen
Bij aanvang van de studie krijgt iedere student een AVM-account en een Zuyd-account. De AVM maakt gebruik van zowel het netwerk van de UM als van het netwerk van Zuyd Hogeschool. Het UM-netwerk is vooral van belang voor het gebruik van de Universiteitsbibliotheek en de print/kopieervoorzieningen, terwijl het netwerk van Zuyd Hogeschool vooral een platform biedt voor het volgen van de studievoortgang (Osiris) en onderwijsaanbod (Blackboard). Beide netwerken zijn toegankelijk met verschillende inlognamen en wachtwoorden. Alle propedeusestudenten ontvangen de AVM-informatie schriftelijk in hun postvakje, samen met de UM-ICTS-brochure. Hierin wordt uitleg gegeven over alle UM-ICT-faciliteiten. PC-werkplekken zijn te vinden bij Universiteitssingel 50 (UNS50).
6.22.
Klachtencommissie en vertrouwenspersoon
Zuyd kent een klachtenregeling ongewenst gedrag. Deze staat op de Zuydsite op het Infonet. Als de student in de werk- of studiesituatie bij Zuyd persoonlijk met ongewenste omgangsvormen geconfronteerd wordt, kan zij - ook als ze niet meer bij Zuyd studeert of werkt - een klacht indienen bij de Klachtencommissie. Dit loopt via de vertrouwenspersoon van Zuyd. De vertrouwenspersoon voor de AVM is: Dick Jurriëns, tel. 06-14169165, e-mail:
[email protected].
111 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
6.23.
Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV)
De KNOV is de beroepsorganisatie voor verloskundigen. Zij behartigt de belangen van verloskundigen. De leden van de KNOV krijgen automatisch het ‘Tijdschrift voor Verloskundigen’ toegestuurd. Dit tijdschrift publiceert een groot aantal artikelen dat ook van belang is voor de verloskundigen in opleiding. Studenten kunnen aspirant-lid worden tegen een sterk gereduceerd tarief. Tel. 030–2823100, website: http://leden.knov.nl/leden/.
6.24.
Mantoux
Een aantal ziekenhuizen waar we de tweedelijns stage organiseren, stelt een negatieve Mantouxtest als voorwaarde voor het mogen invullen van een stageplaats. Een Mantouxtest is een test die de aanwezigheid van tuberculose kan aantonen. De opleiding organiseert een Mantoux-programma en dit wordt uitgevoerd door GGD-Limburg. Hierbij wordt zorgvuldig gekeken naar een optimale planning binnen de kaders van het onderwijs- en stagerooster en derhalve is het niet mogelijk daar individueel van af te wijken. Door het stagesecretariaat wordt per jaargroep, per stageperiode een lijst opgesteld van studenten die voor de komende periode een negatieve Mantoux-uitslag nodig hebben. De Mantoux wordt in het begin van een week gezet en drie dagen later afgelezen. Tevens is het van belang dat je de GGD machtigt om de uitslag aan de opleiding door te geven (formulieren zijn daarvoor beschikbaar tijdens de eerste afspraak). Indien er een datum gemist word, gelden de volgende regels:
de student regelt zelf een vervangende test bij een GGD, huisarts of ARBO-dienst, de kosten zijn voor eigen rekening; 112
©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
de student informeert het stagesecretariaat (043-3885430) én de GGD over de nieuwe afspraken;
de student stuurt of faxt zelf een kopie van de uitslag naar de opleiding en de GGD.
6.25.
Mensa
De mensa van de UM is te vinden op de Universiteitssingel 40. Er is een ruim assortiment aan warme en koude gerechten voor een relatief laag bedrag. Als betaald wordt met de AVM-card is er sprake van 25% korting op het normale tarief. Er staan op diverse plaatsen opwaardeerautomaten.
6.26.
MRSA
Indien een student tot een van de risicogroepen behoort voor het dragen van MRSA-bacterie dient dit gemeld te worden aan de stagebegeleiders. Studenten die recent in een buitenlands ziekenhuis zijn behandeld of zijn opgenomen, hebben een grotere kans met de MRSA-bacterie besmet te zijn. Hiervoor gelden de volgende indicaties:
langer dan 24 uur opgenomen zijn geweest;
geopereerd zijn;
drains en/of katheters hebben;
geïntubeerd zijn;
open wonden hebben of mogelijke infectiebronnen zoals abcessen of furunkels;
aangetoond dragerschap van MRSA.
113 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
6.27.
Nieuwsbrief
Per studiejaar verschijnt drie keer de AVM-Nieuwsbrief. De inhoud van de Nieuwsbrief komt tot stand onder verantwoordelijkheid van de faculteitsdirecteur in samenwerking met een breed samengestelde redactie waaronder ook een verloskundige uit het werkveld. De nieuwsbrief wordt digitaal aangeboden aan studenten, medewerkers en relaties van de AVM.
6.28.
OER
De OER (Onderwijs- en Examenregeling) bevat alle officiële regels en richtlijnen die van toepassing zijn op de studenten die een opleiding volgen aan de AVM. Alle studenten van de propedeutische fase en de postpropedeutische fase worden verwezen naar de Onderwijs- en Examenregeling die op Blackboard te vinden is. Het is essentieel hiervan kennis te nemen.
6.29.
Ombudsman
Wanneer een student tijdens de studie een klacht over de hogeschool, de opleiding of de medewerkers heeft, kan zij contact opnemen met de ombudsman. De ombudsman is een onafhankelijke en onpartijdige persoon die deze klachten en problemen behandelt. Door advisering, verwijzing, bemiddeling en onderzoek wordt er gezorgd voor een optimaal studie- en werkklimaat en een goede rechtsbescherming van studenten. Mevrouw Petra Vanweersch, tel. 045-4006248 / 06-42705174, e-mail
[email protected].
114 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
6.30.
Onderwijsvoorzieningen
Onderwijsruimtes Op de begane grond zijn diverse onderwijsruimtes die multifunctioneel zijn ingericht zodat ze gebruikt kunnen worden voor zowel onderwijsgroepsbijeenkomsten, casuïstieklessen, workshops e.d. als voor vaardigheidstrainingen. Vaardigheidsmaterialen en oefenfantomen Gedurende de studie wordt de student in vele vaardigheden getraind. Dit gebeurt tijdens de vaardigheidstrainingen (docentafhankelijk), maar daarnaast kan de student ook zelf oefenen (docentonafhankelijk). Om docentonafhankelijk te kunnen oefenen kan gebruik gemaakt worden van de fantomen die de AVM heeft en die in lokaal N0.20 staan. De student dient zelf in het eerste jaar de instrumenten voor de baring (partusset) en bloeddruk meten (bloeddrukmeter, stethoscoop) aan te schaffen en in het tweede jaar voor het hechten (hechtset). De AVM heeft met verschillende leveranciers van medisch instrumentarium gunstige afspraken gemaakt over kant en klare pakketten. Deze kunnen rechtstreeks bij een leverancier van medisch instrumentarium besteld worden. Er kan echter ook gekozen worden om aan de hand van een door de AVM verstrekte lijst zelf zorg te dragen voor de benodigde materialen. Aan het begin van het studiejaar zullen de studenten van cursusjaar 1 en 2 hierover informatie ontvangen. Zie verder ‘procedure vaardigheidsmaterialen’ (9.12).
6.31.
Ongevallenverzekering
Studenten zijn via Zuyd Hogeschool verzekerd tegen het risico van ongevallen. Onder ongeval wordt verstaan: een gebeurtenis waardoor een geneeskundig vast te stellen lichamelijk letsel ontstaat als gevolg van een 115 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
plotseling rechtstreeks op de verzekerde inwerkend uitwendig geweld. Studenten zijn verzekerd tijdens:
de schooluren;
het rechtstreeks gaan van huis naar school of stageplaats en omgekeerd, doch ten hoogste gedurende een uur voorafgaand en een uur na de schooltijd.
de onder toezicht van en onder auspiciën van Zuyd Hogeschool georganiseerde activiteiten.
De verzekering gaat tot uitkering over bij:
overlijden;
geneeskundige kosten;
blijvende invaliditeit;
tandheelkundige hulp.
Deze verzekering biedt dekking voor ongevallen die de verzekerde waar ook ter wereld overkomen. Bij tijdelijk verblijf buiten Europa wordt de risicodekking opgeschort, zodra dit verblijf langer dan zes maanden heeft geduurd. Informatie bij Helma Kroesen: tel. 043-3885406, e-mail:
[email protected] .
6.32.
Openingstijden AVM gebouw – Universiteitssingel 60
Het gebouw van de AVM is opengesteld van maandag tot en met vrijdag 08.30-17.00 uur. Het gebouw is gesloten op:
Kerstmis en Nieuwjaar
29 december 2014 t/m 2 januari 2015
Carnaval
16 en 17 februari 2015
116 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Goede Vrijdag t/m 2e Paasdag
3 t/m 6 april 2015
Koningsdag
27 april 2015
Bevrijdingsdag
5 mei 2015
Hemelvaart
14 en 15 mei 2015
2e Pinksterdag
25 mei 2015
Studenten kunnen na inschrijving de sleutel van onderwijsruimtes ophalen bij de receptie. Degene die de sleutel meeneemt is verantwoordelijk voor het terugbezorgen van de sleutel. De sleutel dient nog dezelfde dag geretourneerd te worden, schadevergoeding bij verlies € 100,00.
6.33.
Openingstijden diensten Universiteitssingel 40
Mensa Maandag - donderdag
08.30–19.00 uur Warme maaltijden: 11.30-14.00 uur 16.30-19.00 uur
Vrijdag
08.30–16.00 uur Warme maaltijden: 11.30-14.00 uur
Coffeecorner Maandag - donderdag
08.30–17.00 uur
Vrijdag
08.30–16.00 uur
117 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
LINK Maandag - donderdag
07.30–22.00 uur
Vrijdag
07.30–18.30 uur
Zaterdag en zondag
12.00–17.00 uur
Computerlandschap Randwyck Maandag – donderdag
08.00–18.30 uur
Vrijdag
08.00-18.00 uur
UB Randwyck Maandag - donderdag
08.30–22.00 uur (vanaf 17.00 uur presentiebibliotheek)*
Vrijdag
08.30–18.00 uur (vanaf 17.00 uur presentiebibliotheek)*
Zaterdag
en zondag
12.00–17.00 uur (presentiebibliotheek)*
*Presentiebibliotheek: gedurende presentie-uren is het niet mogelijk om boeken en tijdschriften uit het depot te lenen of in te zien. Boeken uit de open opstelling kunnen tijdens presentie-uren met de Lendomaat geleend worden en boeken kunnen geretourneerd worden door gebruik te maken van de boekenbrievenbus bij de bibliotheekingang. Voor afwijkende openingstijden in de zomer en rond de overige vakanties en feestdagen wordt verwezen naar de internetsite van de UB: http://www.maastrichtuniversity.nl/web/Bibliotheek/home.htm.
118 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Toegang tot de UM-gebouwen De UM-gebouwen zijn gesloten op dezelfde dagen als die van de AVMUNS60 (zie 6.38). Van 18.30–22.00 uur zijn de UM-gebouwen alleen te betreden met behulp van de AVM-card. Tussen 22.00–07.30 uur zijn de UM-gebouwen gesloten en niet toegankelijk. Wanneer studenten om 22.00 uur nog in een UMgebouw zijn, dan zal de bewaking de studenten dringend verzoeken het UM-gebouw te verlaten. Deze instructie dient altijd opgevolgd te worden. LINK De UB Randwyck beschikt over een 'Lees- en Internet Kafé', kortweg 'LINK'. UM-studenten kunnen hier gebruikmaken van pc's, vooral voor het zoeken op internet en het e-mailen. Er zijn inplugpunten voor laptops, te gebruiken door zowel studenten als medewerkers. Daarnaast is er een leestafel met onder andere dagbladen en universiteitsbladen. Universiteitsbibliotheek (UB) en studielandschap De propedeusestudenten krijgen bij de aanvang van het studiejaar een rondleiding en instructie in de UB. Voor de zelfstudie kan gebruik worden gemaakt van de boeken en het digitale aanbod in het studielandschap van de Universiteitsbibliotheek (UB). Een studielandschap is een unieke voorziening ter ondersteuning van het probleemgestuurd onderwijs (PGO) van de AVM. Het studielandschap bevindt zich in de directe nabijheid van de bibliotheek. Er is een studielandschap in de UB Randwyck (direct naast de AVM) voor de faculteiten Geneeskunde, Gezondheidswetenschappen, Psychologie en de AVM en in de binnenstad van Maastricht voor de faculteiten Cultuurwetenschappen, Economische Wetenschappen & Bedrijfskunde, Rechtsgeleerdheid.
119 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Een studielandschap is een verzameling studieruimtes, geschikt om zowel individueel als in groepsverband te studeren (kleine en grote zalen, met en zonder computervoorzieningen, studiecellen en AV-units) en biedt een uitgebreide collectie leermiddelen die in het facultaire curriculum wordt gebruikt: boeken, videobanden, dvd’s, en ook anatomische modellen. Het studielandschap is opgezet om het voor studenten mogelijk te maken om zelf, op geleide van leerdoelen, op zoek te gaan naar relevante informatie in een gevarieerd bronnenbestand. Studenten kunnen in het studielandschap en het computerlandschap gebruik maken van computers met printfaciliteiten. Naast een uitgebreid pakket aan standaardprogrammatuur (tekstverwerkers, spreadsheets, databases (waaronder personal reference databases en grafische programma's) zijn er ook allerlei literatuurbestanden (waaronder de UBcatalogus), educatieve programma's (in het kader van een periode), algemene studenteninformatie, e-mailvoorzieningen en toegang tot het internet. Via de computers is toegang tot medische E-journals mogelijk. Verder bevinden zich op de computers diverse zoeksystemen voor medische literatuur. Er zijn ongeveer 700 pc-werkplekken. Printen, kopiëren en scannen is mogelijk met de AVM-card, deze is op te waarderen met een bank-/giropas. Toegang tot de UB is alleen mogelijk met gebruik van de AVM-card. De UB en het studielandschap zijn vrij toegankelijk voor studenten en (gast)docenten van de AVM. Voor aanvullende informatie zie: http://www.maastrichtuniversity.nl/web/Bibliotheek/home.htm.
120 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
6.34.
Osiris
Osiris staat voor Onderwijs en Studenten Informatie, Registratie en Inschrijf Systeem. Met behulp van deze inschrijfmodule wordt de student in staat gesteld om online de onderwijscatalogus te raadplegen, zich in te schrijven voor cursussen en tentamens en een overzicht op te vragen van studieresultaten. Docenten kunnen in Osiris alle studieresultaten van alle AVM-studenten raadplegen. Toegang via infonet van Zuyd Hogeschool: http://infonet.hszuyd.nl/. Op deze pagina staat een link naar Osiris. Op dat moment worden de persoonlijke inloggegevens gevraagd. Inloggen gebeurt met de inlognaam en wachtwoord zoals die ook voor het infonet van Zuyd Hogeschool gelden, zie ook 6.27. Voor alle inhoudelijke vragen met betrekking tot de studieresultaten in Osiris kan contact opgenomen worden met het studenten- en examensecretariaat van de AVM: tel. 043–3885402/61. Voor de technische werking van Osiris online en eventuele problemen met betrekking tot het Zuyd-account kan contact opgenomen worden met Zuyd Hogeschool ICT Helpdesk:
[email protected] (D.0.202, Brusselseweg 150, Maastricht).
6.35.
OV-jaarkaart
Studenten dienen er rekening mee te houden dat er ook stages in de weekenden kunnen zijn. Ook de aanvangstijden van het onderwijs kunnen zodanig zijn dat de keuze weekend- of week-OV op enig moment reiskosten met zich meebrengt.
6.36.
POI’s
De twee Point Of Information screens (POI’s) bieden ad hoc-informatie en laten beelden zien van actuele evenementen/activiteiten. 121 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
6.37.
Postvakken en lockers
Op het studentenplein, op de begane grond naast het stagesecretariaat zijn de postvakjes. Tentamen- en stageresultaten worden in gesloten enveloppe in het postvakje gelegd of per post verstuurd, indien de student op stage is. De lockers zijn op de begane grond in de korte gang. Hier is tevens de garderobe voor jassen en tassen. Op last van de brandweer is het niet toegestaan elders in het gebouw de tas neer te zetten.
6.38.
Prikaccident
Na een prik- of snijaccident met een risico op besmetting met door bloed overdraagbare micro-organismen moet de volgende handelwijze in acht genomen worden. Ongeacht of de stage in de eerste- of tweede lijn plaatsvindt, onderstaande maatregelen worden altijd het eerst genomen. Daarna is het tijd om verdere actie te ondernemen. Melding dient binnen 2 uur plaats te vinden bij het stageziekenhuis of GGD. Hoe te handelen?
Raak niet in paniek.
Laat bij verwonding de wond direct goed doorbloeden en spoel ze grondig af met stromend water.
Desinfecteer de plek met een huiddesinfectans.
Bij besmetting van de slijmvliezen spoelt men direct en zo goed mogelijk met water of fysiologisch zout.
Als een oog moet worden gespoeld, geschiedt dit vanaf de neus naar de buitenkant van het oog. Hiermee wordt voorkomen dat het andere oog met het spoelwater wordt besmet.
122 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Voor verdere acties wordt verwezen naar de handleiding op Blackboard ‘handelswijze na een prik/snijaccident met een risico op besmetting met door bloed overdraagbare micro-organismen’.
6.39.
Privacyreglement
De AVM heeft conform de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) bij het College Bescherming Persoonsgegevens officieel melding gedaan van de verwerking van persoonsgegevens voor fysieke en digitale studentendossiers ten behoeve van de studieresultaten en studievoortgang.
6.40.
Professioneel gedrag
Professioneel gedrag wordt getoond in de manier waarop de student omgaat met het werk, de houding naar anderen en de opstelling ten aanzien van het eigen functioneren. Een adequate professionele houding laat zich zien door een streven naar het beste uit zichzelf en uit anderen te halen in het belang van de taak waar men samen met collega’s voor staat. Vanaf de eerste periode in de propedeuse werkt de student tijdens de onderwijsgroepbijeenkomsten structureel aan haar professioneel gedrag. Zij wordt hierin begeleidt door de studiebegeleider, tutor en medestudenten. Zij bespreken met de student het professioneel gedrag en geven feedback zodat de student zich verder kan ontwikkelen. De tutor maakt na afloop van elke theoretische onderwijsperiode een BBP (bespreken en beoordeling professioneel gedrag). Elke periode wordt verder gewerkt aan de ontwikkeling van professioneel gedrag en gewerkt aan de onderdelen waarin de student nog geen adequaat gedrag laat zien.
123 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Onder professioneel gedrag wordt verstaan dat een student zorg draagt voor zichzelf, voor de ander en voor taken. Concreet houdt dit het volgende in: Zorg voor zichzelf:
De student ziet er verzorgd uit.
De student is actief in het verkrijgen van de benodigde informatie.
De student draagt verantwoordelijkheid voor haar eigen leerproces en vraagt indien nodig hulp.
De student stelt zich leerbaar op.
Zorg voor de ander:
De student is op tijd aanwezig.
De student geeft inbreng op een respectvolle wijze.
De student houdt zich aan de gemaakte afspraken en meldt zich tijdig af voor onderwijsactiviteiten indien van toepassing.
De student draagt bij aan een constructief groepsproces.
De student doet moeite voor een duidelijke communicatie met alle anderen.
Zorg voor taken:
De student levert opdrachten op tijd en verzorgd in.
De student geeft actieve en relevante inbreng.
De student draagt zorg voor de beschikbare leermiddelen, tijd en hulp van anderen.
De student stelt het belang van de cliënten centraal.
Als een medewerker van de AVM of een stagebegeleider buiten de onderwijsgroepbijeenkomsten om onprofessioneel gedrag constateert, zal dit in eerste instantie met de student zelf besproken worden. Indien het gesprek 124 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
onvoldoende vertrouwen geeft op verbetering of het onprofessionele gedrag van dusdanig ernstige aard is dat ingeschat wordt dat dit invloed heeft op het toekomstig functioneren als verloskundige, zal deze persoon dit melden aan de student, haar studiebegeleider en de voorzitter van de commissie professioneel gedrag. De studiebegeleider zal vervolgens deze student begeleiden bij het verbeteren van haar professioneel gedrag, zodat de student de kans krijgt om adequaat professioneel gedrag te ontwikkelen.
6.41.
Receptie
Voor de receptiefunctie maakt de AVM gebruik van de centrale receptie van Universiteitssingel 60 (UNS60). Bij de receptie kan de student terecht voor het lenen sleutels van de onderwijsruimtes. Sleutels worden alleen uitgeleend indien de student een geldige collegekaart kan overleggen.
6.42.
Rijbewijs
Een verloskundige in Nederland heeft voor de uitoefening van haar beroep een rijbewijs nodig. De opleiding adviseert dan ook, indien dit nog niet eerder is gebeurd, om zo vroeg mogelijk in de opleiding het rijbewijs te behalen.
6.43.
Rooster (jaarrooster)
Dit wordt bekend gemaakt via Blackboard.
125 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
6.44.
Seksuele intimidatie, agressie, pesterijen en discriminatie
Wanneer een student het slachtoffer wordt van ongewenste omgangsvormen kan zij, via de vertrouwenspersoon van Zuyd Hogeschool, terecht bij een externe klachtencommissie. Zie ook 6.22 ‘Klachtencommissie en vertrouwenspersoon’.
6.45.
Spatbril
De student is verplicht om tijdens het breken van de vliezen, de baring en het hechten van een episiotomie of ruptuur een spatbril te dragen. De spatbril dient door de student zelf te worden aangeschaft (zie 9.12 ‘procedure vaardigehidsmaterialen’).
6.46.
Stagebegeleider
Dit is de persoon die op de stageplek de stages organiseert, de student begeleidt en beoordeelt (adviesoordeel). De stagebegeleider voert het introductiegesprek, plant de activiteiten en evalueert de student. Zij is voor de betreffende stageplek het directe aanspreekpunt tijdens stages, voor de student en de opleiding.
6.47.
Standaarden
Voor het vaardigheidsonderwijs wordt gebruik gemaakt van standaarden. Deze stapsgewijze beschrijvingen van een medisch-technische handeling worden digitaal aangeboden via Blackboard.
126 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
6.48.
Studentendecaan
Bij specifieke problematiek is begeleiding door de studentendecaan mogelijk. De studiebegeleider zal de student dan, in overleg met de student, verwijzen naar de studentendecaan. Voor vragen of problemen met betrekking tot de studie, maar ook voor informatie over studentenzaken kan de student ook altijd rechtstreeks contact opnemen met de studentendecaan. Ook als tussentijds de studie gestopt of gestaakt wordt dient de uitschrijfprocedure via de studentendecaan te lopen. De studentendecaan is bereikbaar op maandagmiddag, kamer N0.03, bij voorkeur op afspraak. Tel. 043-3466666, e-mail:
[email protected] .
6.49.
Studentenvoorzieningen Maastricht
Informatie over Maastricht en allerlei studentvoorzieningen zoals sport- en studentenverenigingen, kamerverhuur en cultuur staan op de sites van: http://www.zuyd.nl/ en http://www.maastrichtuniversity.nl/.
6.50.
Symposiumbezoek
Studenten die een verloskundig relevant symposium willen bezoeken, kunnen hiervoor een tegemoetkoming in de kosten krijgen. Zie bijlage 9.4.
6.51.
Universiteitsbibliotheek en studielandschap
Zie 6.33: ‘Openingstijden diensten Universiteitssingel 40’.
127 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
6.52.
Huisvesting tijdens stages
Huisvesting ten behoeve van de stage in de verloskundigenpraktijk regelt de student zelf, eventueel in samenwerking met de verloskundige c.q. stagebegeleider. De kosten zijn voor eigen rekening van de student. Er kan wel een beroep worden gedaan op tegemoetkoming in de stagekosten (zie 5.16). De AVM heeft bij een aantal stageverlenende ziekenhuizen kamers gehuurd dan wel huisvesting in de buurt van het ziekenhuis geregeld. Hiervan kunnen studenten tijdens de klinische stage gebruik maken. Voor klinische stages waarvoor de AVM geen huisvesting geregeld heeft, biedt de AVM de mogelijkheid om van een Bed & Breakfast in de buurt van het ziekenhuis gebruik te maken indien dat nodig is. De student dient dit zelf te regelen. Deze regeling is ook van toepassing voor ziekenhuizen met huisvesting als deze bezet zijn door andere studenten die klinische stage volgen. Informatie B&B: http://www.bedandbreakfast.nl/.
6.53.
Vrije dagen (tijdens de stage)
Voor het studiejaar 2014-2015 gelden de volgende feestdagen als vrije dagen, conform de CAO HBO:
Eerste en Tweede Kerstdag
Nieuwjaarsdag
Goede Vrijdag
Eerste en Tweede Paasdag
Koningsdag
Bevrijdingsdag
Hemelvaartsdag
Eerste en Tweede Pinksterdag
128 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Indien een van deze feestdagen in een stageperiode vallen, heeft de student recht op een vrije dag en is niet verplicht om deze dag in te halen. De student dient er rekening mee te houden dat de doelstellingen van de stage bereikt moeten zijn om de stage met een voldoende beoordeling af te sluiten. Met andere woorden: de student moet zorgvuldig afwegen of zij deze vrije dagen opneemt als haar competentieontwikkeling daardoor negatief beïnvloed kan worden.
6.54.
WA-verzekeringen
Studenten zijn via Zuyd Hogeschool verzekerd voor wettelijke aansprakelijkheid. Meeverzekerd is de aansprakelijkheid gedurende de tijd dat gewerkt wordt als stagiaire of geacht wordt onder toezicht te staan bij het stageadres. De persoonlijke aansprakelijkheid van de student is niet verzekerd. In voorkomende gevallen dient de student eerst een beroep te doen op de eigen WA-verzekering voordat een beroep gedaan kan worden op de verzekering van Zuyd. De student is meeverzekerd gedurende de tijd dat zij in verband met studie of stage in het buitenland verblijft. Informatie bij: Helma Kroesen: tel. 043-3885406, e-mail:
[email protected].
6.55.
Ziekmelding
Bij ziekte dient daarvan op de eerste ziektedag vóór 12.00 uur via de mail (
[email protected]) bij het Bureau Onderwijs melding gemaakt te worden, met een cc naar de docent waarbij een onderwijsactiviteit niet bijgewoond kan worden. Voor ziekmelding bij tentamens: zie OER Deel 2 Hoofdstuk 2. Indien de ziekmelding plaatsvindt gedurende de stage, dan dient naast de ziekmelding bij bureau onderwijs ook vóór aanvang van de 129 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
overeengekomen werktijd telefonisch bij de stagebegeleider hiervan melding gemaakt te worden. Op de dag van herstel moet vóór deelname aan een onderwijsactiviteit of hervatting van de stage, doch uiterlijk vóór 12.00 uur, eveneens via de mail (
[email protected]) hiervan melding gemaakt worden. Wanneer gedurende een ziekteperiode sprake is van wisseling van stageplaats, moet de ziekmelding ook doorgegeven worden aan de toekomstige stageplaats!
130 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
7. Vakgroep Midwifery Science 7.1.
Vakgroep Midwifery Science
Goede kwaliteit van de verloskundige zorg is van groot maatschappelijk belang: iedere zwangere en haar kind hebben recht op optimale zorg. Verloskundigen spelen een vooraanstaande rol binnen de verloskundige gezondheidszorg in Nederland. Vanuit haar maatschappelijke verantwoordelijkheid wil de AVM als opleider van verloskundigen een bijdrage leveren aan het adequaat toerusten van verloskundigen. Momenteel vinden er veel ontwikkelingen plaats in de verloskundige gezondheidszorg, deze zijn ingrijpend en veelomvattend:
de toegenomen vraag om evidence based te handelen, gebaseerd op gegevens uit onderzoek bij zwangeren met een laagrisico;
een grotere complexiteit van de zorg door een grotere diversiteit in de cliëntpopulatie, maar ook door nieuwe mogelijkheden op het gebied van preventie, screening en behandeling;
ketenzorg en multidisciplinaire samenwerking.
Voor een hoge kwaliteit van de verloskundige zorg is fundamentele en toegepaste wetenschappelijke kennis over de fysiologische verloskunde als basis voor het handelen in de beroepspraktijk - een wezenlijk uitgangspunt. Dit stelt nieuwe eisen aan het opleiden van verloskundigen: een verwetenschappelijking van het onderwijs en haar omgeving.
7.2.
Onderzoeksomgeving vakgroep Midwifery Science
Voor het toekomstbestendig opleiden van verloskundigen streeft de AVM de volgende doelen na: inrichten van een onderzoeksomgeving ‘Midwifery’ en verwetenschappelijking van het onderwijs. Om deze doelen te bereiken is de vakgroep Midwifery Science ingesteld, die daarin een innoverende en 131 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
initiërende rol heeft. De voorzitter van de vakgroep is Marianne Nieuwenhuijze en veel docenten van de AVM dragen bij aan de activiteiten waarvoor de vakgroep verantwoordelijk is. Daarnaast is er de bijzonder hoogleraar Midwifery, Raymond de Vries, die het onderzoek op het gebied van Midwifery en Public Health een extra impuls kan geven.
7.3.
Onderzoeksthema’s
Binnen de vakgroep Midwifery Science is met een aantal onderzoeken gestart. Deze onderzoeken gaan over de volgende onderwerpen:
Gezondheidsbevordering; o
obesitas en zwangerschap (2 promovendi)
o
psychische problematiek en zwangerschap (1 promovendus)
Wat bevalt beter; thuis of (poli)klinisch? (1 promovendus)
Samenwerken bevalt beter (1 promovendus)
Ook studenten kunnen deelnemen aan onderzoek. Dat kan door met een klein deelonderzoek aan te haken bij lopend onderzoek. Daarnaast wordt een verloskundige database opgezet die studenten de mogelijkheid geeft om onderzoek te doen. De vakgroep Midwifery Science is ook verantwoordelijk voor de inbreng van wetenschap in het onderwijs middels het EBM-onderwijs (zie ook 4.5.3).
7.4.
European Master of Science in Midwifery
De AVM draagt ook bij aan de ontwikkeling en uitvoering van de European MSc in Midwifery. Dit is een gezamenlijk project van een aantal Europese universiteiten en hogescholen (Glasgow, Hannover, Lausanne, Ljubljana en Maastricht). In september 2014 start weer een nieuw jaar van de European MSc in Midwifery. Deze keer is de introductieweek in Lausanne, Zwitserland. Daarnaast worden in 2014-2015 2 keuzemodules aangeboden die door de AVM zijn ontwikkeld: 132 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Empowering midwifes for the autonomous profession.
Implementing innovations in midwifery practice.
133 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
8. Leven Lang Leren 8.1.
Op het snijvlak van verloskunde en onderwijs
Leven Lang Leren van de AVM biedt bij- en nascholing aan op verloskundig gebied aan verloskundigen en aanverwante beroepsgroepen en is een zelfstandig cluster binnen de AVM. In de afgelopen jaren zijn er regelmatig verzoeken geweest voor het verzorgen van trainingen en scholingen voor andere belangstellenden dan de reguliere doelgroep. De huidige ontwikkelingen in de gezondheidszorg zullen die behoefte alleen maar doen toenemen. Daarbij kan gedacht worden aan de strengere eisen die gesteld worden aan het op peil houden van de vakbekwaamheid door overheid en zorgverzekeraars en de roep om evidence-based handelen in de gezondheidszorg.
8.2.
Producten
Leven Lang Leren ontwikkelt zijn cursussen voornamelijk naar aanleiding van vraag vanuit de markt (nationaal en internationaal) en actuele ontwikkelingen in de verloskunde en de regelgeving daar omheen. Zo krijgt een begrip als ‘Leven Lang Leren’ concrete inhoud en vanzelfsprekend worden gesignaleerde vernieuwingen weer opgenomen in de huidige bachelor. Meer informatie is te vinden op www.av-m.nl, Life Long Learning.
134 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
9. Bijlagen 9.1.
Procedure aanvraag plaatsing in onderwijsgroep
Visie Onderwijsgroepen nemen aan de AVM een belangrijke plaats in. Om maximaal leerrendement uit deze onderwijsgroepsbijeenkomsten te halen is het van belang de samenstelling van de onderwijsgroepen per periode steeds zo veel mogelijk te variëren. Doel Het waarborgen van een constructieve samenstelling ten behoeve van de groepsdynamica van de onderwijsgroepen. Afspraken Aanvragen voor structurele plaatsing onderwijsgroepen worden in principe niet gehonoreerd, tenzij er zeer dringende redenen in de thuissituatie zijn. De beslissing ligt bij het hoofd hbo-bachelor Verloskunde. Procedure 1.
De student schrijft een brief aan de teamleider hbo-bachelor Verloskunde (W. Boom voor propedeutische fase en K. Meulepas voor de postpropedeutische fase) met een helder onderbouwd verzoek.
2.
De teamleider hbo-bachelor Verloskunde accordeert het verzoek schriftelijk.
3.
De student stelt het Bureau Onderwijs en de periodeverantwoordelijke in kennis van de toestemming.
4.
Het Bureau Onderwijs draagt zorg voor de gewenste plaatsing.
135 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
9.2.
Procedure wijziging studiebegeleider (SB)/ docentbegeleider (DB)
Doel Stappenplan voor zowel studenten als medewerkers AVM in het geval van een verzoek van een student om wijziging van studiebegeleider of docentbegeleider. Uitvoering Als een student wil veranderen van SB of DB moet zij daarvoor de volgende stappen nemen:
Een gesprek met de betrokken begeleider om het knelpunt te bespreken, met als doel om het probleem op te lossen.
Als in de ogen van de student het probleem hiermee niet opgelost is, dient ze een onderbouwd schriftelijk verzoek in bij de teamleider hbo-bachelor Verloskunde tot wijziging
De teamleider vraagt de betrokken begeleider om toelichting
De teamleider kan besluiten om de student uit te nodigen voor een gesprek
Als de teamleider voldoende informatie heeft om vast te stellen of er al dan niet sprake is van een verstoorde begeleider- studentrelatie, neemt de teamleider een besluit met betrekking tot het verzoek van de student.
Wijziging van studiebegeleider of docentbegeleider is alleen toegestaan als er sprake is van een dusdanige verstoring van de begeleider- studentrelatie dat het leerproces van de student verstoord wordt.
136 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
9.3.
Procedure aanvraag vrijstelling
Doel Gehele of gedeeltelijke ontheffing van de plicht tot het afleggen van een tentamen (een stage is een tentamen) of het volgen van onderwijs waarvoor een aanwezigheidsverplichting geldt. Toelichting Vrijstelling kan worden aangevraagd op basis van eerder verworven competenties of op grond van eerder met goed gevolg afgelegde tentamens of examens tijdens een eerder gevolgde opleiding. Wanneer vrijstelling wordt verleend voor het afleggen van een tentamen, is de student tevens vrijgesteld van het volgen van het bij het tentamen horende onderwijs voor zover deelname verplicht is, tenzij de examencommissie anders beslist. Verantwoordelijken voor de uitvoering De student is verantwoordelijk voor het schriftelijk (per e-mail) indienen van het verzoek bij de examencommissie, met de bijbehorende schriftelijke bewijsstukken. De Examencommissie is verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek. Het verzoek dient minimaal 5 dagen vóór de bijeenkomst van de Examencommissie waarin het verzoek besproken zal worden per e-mail bij de Examencommissie binnen te zijn. Vrijstellingen voor theoretische tentamens dienen zo vroeg mogelijk in de opleiding, doch minimaal 4 weken voordat de betreffende tentamens plaatsvinden, aangevraagd te worden. Vrijstellingen voor stage dienen eveneens zo vroeg mogelijk in de opleiding, doch minimaal 8 weken vóór aanvang van de betreffende stage, aangevraagd te worden.
137 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Studiepunten (EC) en vrijstelling Bij het toekennen van een aangevraagde vrijstelling ontvangt de student de EC horende bij de onderwijsactiviteit/onderwijseenheid waarvoor vrijstelling wordt verleend.
138 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
9.4.
Procedure symposiumaanvraag
Doel Bijdrage leveren aan het ontwikkelen van een attitude van life long learning bij studenten door hen de gelegenheid te geven deel te nemen aan symposia of congressen. Afspraken 1.
Studenten kunnen enkele malen in de opleiding deelnemen aan een symposium op kosten van de opleiding: a.
in cursusjaar 1 t/m 3 eenmaal, met een maximumvergoeding van €100,00 per student;
b.
in cursusjaar 4 driemaal, met een totaalbudget van € 200,00 per student.
2.
Daarnaast worden 3e en 4e jaars studenten geacht de Conferentie Kennispoort Verloskunde bij te wonen, mits dit niet conflicteert met stage of andere onderwijsactiviteiten. Het inschrijfgeld voor deze conferentie wordt vergoed door de opleiding.
3.
Door de opleiding georganiseerde collectieve bezoeken aan symposia tellen niet mee in deze vergoedingsregeling.
4.
Het symposium moet betrekking hebben op het brede domein van de verloskunde en van belang zijn voor de toekomstige beroepsuitoefening als verloskundige. Dit wordt beoordeeld door het hoofd hbo-bachelor Verloskunde.
5.
De opleiding vergoedt maximaal €100,00 per symposiumbezoek.
6.
Reis- en verblijfskosten worden niet vergoed.
7.
Studenten zijn zelf verantwoordelijk voor het kiezen, aanvragen en aanmelden van het symposium (zie procedure).
8.
Studenten voorzien hun aanvraag van een motivatie.
139 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
9.
Afwezigheid van verplichte onderwijsactiviteiten is alleen mogelijk na voorafgaand overleg met de verantwoordelijke docent en het hoofd hbo-bachelor Verloskunde.
Op dit moment is het symposiumbezoek nog geen verplicht onderdeel van het curriculum. In de toekomst zal dit een onderdeel van het beoordelingssysteem worden. Indien een student is aangemeld voor een symposium dat (deels) vergoed wordt door de opleiding, is de student verplicht het symposium bij te wonen. Bij afwezigheid of annulering dienen de door de opleiding gemaakte kosten door de student te worden terugbetaald. Procedure: De student kiest zelf een symposium. 1.
Bij verplichte onderwijsactiviteiten overlegt de student met de verantwoordelijke docent.
2.
De student stuurt haar aanvraag naar de teamleider hbo-bachelor Verloskunde voorzien van:
3.
(kopie) folder symposium;
4.
motivatie voor bezoek (maximaal half A4);
5.
uitleg voor consequenties met betrekking tot het overige onderwijs (zoals afwezigheid bij verplichte onderwijsactiviteiten).
6.
De teamleider hbo-bachelor Verloskunde accordeert en stelt de hoogte van vergoeding vast en communiceert dat naar de student.
7.
De student regelt zelf het symposium en betaalt zelf;
8.
De student vult na het symposium een declaratieformulier Algemene kosten (te verkrijgen bij de financiële administratie AVM, kamer N 0.03) in. Dit ingevulde en ondertekende formulier met bewijs van betaling vervolgens afgeven bij Helma Kroesen (financiële administratie).
140 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
9.5.
Regelingen BIG-registratie
Pas vanaf het moment dat de beëdiging heeft plaatsgevonden, is het mogelijk om een BIG-registratie aan te vragen. De administratieve verwerking van deze aanvraag duurt circa vijf werkdagen volgens het CIBG (Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg, uitvoeringorganisatie van het Ministerie van VWS). Zie voor nadere informatie ook de brochure “BIG-register; Afstuderen? Nu registreren!” (https://www.bigregister.nl//). Sinds het in werking treden van de Wet BIG bestond de informele regeling dat opleidingen de namen van de beëdigden meldden aan het BIG-register en aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Deze zogenaamde ‘vooraanmelding’ maakte het mogelijk dat pas afgestudeerde verloskundigen direct na hun beëdiging aan het werk konden. Sinds 17-2-2010 heeft het CIBG bepaald dat deze procedure niet meer geldig is en dat de afgestudeerde verloskundige pas zelfstandig bevoegd aan het werk kan, als de inschrijving een feit is. De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft dit besluit bekrachtigd. In een brief van de Inspectie voor de Gezondheidszorg van 10 mei 2010 aan de opleidingen Verloskunde staat letterlijk: ‘Om voorbehouden handelingen te mogen uitvoeren moet een zorgverlener bekwaam en bevoegd zijn. Bekwaam is zij door haar zojuist afgeronde opleiding; bevoegd is zij pas na inschrijving in het BIG-register. De wet is hier eenduidig: zonder BIG-registratie geen zelfstandige bevoegdheid.’ Indien toch de behoefte en/of noodzaak bestaat om direct na de beëdiging als verloskundige aan de slag te gaan, kan gebruik gemaakt worden van de mogelijkheid die de Wet BIG via artikel 35 en 38 biedt om een niet-zelfstandig bevoegde beroepsbeoefenaar (opdrachtnemer) voorbehouden handelingen te laten uitvoeren in opdracht van een zelfstandig bevoegde beroepsbeoefenaar (opdrachtgever). De wet stelt daarbij de volgende voorwaarden: 141 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
opdrachtgever is deskundig en bekwaam;
opdrachtgever geeft, voor zover redelijkerwijs nodig, aanwijzingen en zorgt ervoor dat toezicht en tussenkomst mogelijk zijn;
opdrachtgever én opdrachtnemer stellen vast dat opdrachtnemer bekwaam is om de voorbehouden handeling(en) naar behoren uit te voeren;
opdrachtnemer handelt in opdracht van de opdrachtgever en volgens de gegeven aanwijzingen.
Dit vraagt om de volgende regelingen: Een verloskundige moet zich als opdrachtgever opstellen. Dit is niet de verloskundige voor wie wordt waargenomen (aangezien deze niet aanwezig is voor eventuele aanwijzingen, toezicht en tussenkomst) maar een collega van de maatschap of buurpraktijk. De opdrachtgevende verloskundige is zich ervan bewust dat het haar/zijn taak en verantwoordelijkheid is te beoordelen in hoeverre aanwijzingen, toezicht en tussenkomst ‘redelijkerwijs nodig zijn’. De opdrachtgevende verloskundige legt dit schriftelijk vast. 1.
De pas afgestudeerde verloskundige heeft een akkoordverklaring van de verzekeringsmaatschappij, waar zij haar wettelijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft aangevraagd, om op deze wijze de niet-BIG-geregistreerde periode te overbruggen. De pas afgestudeerde verloskundige moet hiervan een bevestiging krijgen.
2.
(De VVAA heeft in april 2010 in algemene zin laten weten dat zij voor deze overbruggingsperiode verzekeringsdekking verleent zodra de verzekering is aangevraagd.)
3.
De pas afgestudeerde verloskundige kan in voorkomende gevallen desgevraagd aan de Inspectie aantonen dat zij de BIG-registratie heeft aangevraagd.
142 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Het geniet echter de voorkeur van zowel de AVM als de Inspectie voor de Gezondheidszorg om een definitieve registratie in het BIG-register af te wachten, alvorens als verloskundige aan de slag te gaan.
143 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
9.6.
Bevoegd en bekwaam tijdens de stages
Hieronder wordt de verantwoordelijkheid voor het verloskundig handelen binnen de samenwerkingsrelatie student–stagebegeleider verstaan. Inleiding Eind 1997 is de bevoegdheidsregeling voorbehouden handelingen als onderdeel van de Wet BIG van kracht geworden. Vanaf dat moment mag iedereen handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg verrichten. Uitzondering hierop zijn de voorbehouden handelingen. Deze mogen alleen door ‘zelfstandig bevoegden’ (artsen, tandartsen en verloskundigen) worden uitgevoerd. Sinds een aantal jaar wordt tijdens het theorie onderwijs nadrukkelijk stilgestaan bij de betekenis van deze bevoegdheidsregeling. De kernbegrippen van de bevoegdheidsregeling en de consequenties voor stagebegeleiding zijn hieronder op een rijtje gezet. Enkele kernbegrippen uit de bevoegdheidsregeling Wet BIG Voorbehouden handelingen mogen alleen worden uitgevoerd door mensen die hiertoe ‘zelfstandig bevoegd’ zijn. Alleen artsen, tandartsen en verloskundigen zijn zelfstandig bevoegd. De wet noemt voor verloskundigen de volgende voorbehouden handelingen, telkens voor zover zij liggen binnen het deskundigheidsgebied:
heelkundige handelingen;
verloskundige handelingen;
katheterisaties;
injecties;
puncties.
Wie niet-zelfstandig bevoegd is, mag alleen in opdracht en onder voorwaarden een voorbehouden handeling uitvoeren. Een niet-zelfstandig
144 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
bevoegde mag voor behouden handelingen uitvoeren als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
De niet-zelfstandig bevoegde handelt in opdracht van een zelfstandig bevoegde (arts, tandarts of verloskundige).
De niet-zelfstandig bevoegde handelt overeenkomstig de aanwijzingen van de zelfstandig bevoegde.
De niet-zelfstandig bevoegde mag een voorbehouden handeling alleen uitvoeren indien zowel hijzelf als de opdrachtgever redelijkerwijs mag aannemen dat hij beschikt over de bekwaamheid om de opdracht naar behoren uit te voeren.
Centrale begrippen hierbij zijn ‘opdrachtgever’ en ‘opdrachtnemer’. Voor opdrachtgever en opdrachtnemer stelt de Wet BIG de volgende voorwaarden:
De opdrachtgever is deskundig en bekwaam tot het stellen van de indicatie.
De opdrachtgever geeft aanwijzingen en zorgt ervoor dat toezicht en tussenkomst mogelijk zijn; dit alleen voor zover redelijkerwijs nodig.
De opdrachtgever stelt vast dat de opdrachtnemer bekwaam is om de voorbehouden handeling naar behoren uit te voeren.
De opdrachtnemer handelt in opdracht van de zelfstandig bevoegde.
De opdrachtnemer handelt volgens de gegeven aanwijzingen.
De opdrachtnemer stelt vast dat hij bekwaam is om de voorbehouden handeling naar behoren uit te voeren.
Wat betreft de verantwoordelijkheid wordt gesteld, dat ieder zelf verantwoordelijk is voor zijn handelen:
De opdrachtgever is verantwoordelijk voor het op zorgvuldige wijze verstrekken van de opdracht. Hij moet zich daarbij vergewissen van de bekwaamheid van de opdrachtnemer. 145
©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
De opdrachtnemer die een opdracht tot het uitvoeren van een voorbehouden handeling aanvaardt, is op zijn beurt zélf verantwoordelijk voor een zorgvuldige uitvoering van die handeling. Een eerste vereiste daarvoor is de feitelijke bekwaamheid om de opdracht naar behoren uit te voeren.
Ook wie nog in opleiding is en een voorbehouden handeling uitvoert, is daarvoor zelf verantwoordelijk. De instelling waar de student werkt is natuurlijk wel verantwoordelijk voor goede afspraken over de inzetbaarheid van studenten: welke opdrachten mogen aan studenten worden gegeven en welke voorwaarden gelden daarbij?
Iedereen wordt geacht in noodsituaties hulp te verlenen ‘naar beste weten en kunnen’. Er is sprake van handelen in noodsituaties als plotselinge geneeskundige hulp dringend noodzakelijk is en die niet tijdig van een bevoegde is te verkrijgen. Consequenties voor de student tijdens stages De student is tijdens haar opleiding voor geen enkele voorbehouden handeling zelfstandig bevoegd. Zij mag wel in opdracht van een stagebegeleider voorbehouden handelingen uitvoeren mits aan de hierboven vermelde voorwaarden is voldaan. Om voor haar als student inzichtelijk te maken wat in welke periode van haar verwacht mag worden, worden door de opleiding de volgende instrumenten ingezet:
Vaardigheidstentamen: de student demonstreert aan een docent de correcte toepassing van essentiële verloskundige, medisch-technische of gespreksvaardigheden. De vaardigheidstentamens zijn voorwaardelijk voor het uitvoeren van handelingen in de stage.
Beschrijving van handelingsniveau’s in periodeboeken voor stage. De handelingsniveau’s geven aan wat ‘gemiddeld’ van de student verwacht mag worden. De stagebegeleider is altijd zelf 146
©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
verantwoordelijk voor het vaststellen van het werkelijke begin- en eindniveau.
Het introductiegesprek met de stagebegeleider bij aanvang van de stage, waarin de student haar beginsituatie voor de specifieke stage bespreekt.
Uit de handelingsniveau’s blijkt dat er van de student pas in de eindfase van haar opleiding verwacht mag worden dat ze dingen ‘alleen’ doet. Pas aan het einde van het 3e cursusjaar zijn binnen het theoretisch onderwijs alle thema’s behandeld die de student nodig heeft om volledig de rol van medische professional te kunnen vervullen. Redenen om hieraan vast te houden zijn:
De zwangerschap, baring of het kraambed kan onverwacht anders verlopen dan gedacht. Hierdoor kan de student geconfronteerd worden met een situatie die niet was verwacht en waarvoor zij mogelijk niet bekwaam bent / de juiste spullen bij zich heeft. Het kan zijn dat hierdoor vermijdbare ‘noodsituaties’ ontstaan, al dan niet gepaard met onnodig leed voor alle betrokkenen.
De student is niet altijd mondig genoeg (bijvoorbeeld door het gevoel ‘afhankelijk’ te zijn van stagebegeleiders) of bezit niet altijd voldoende zelfreflectie vaardigheden om een opdracht te weigeren. Door het aannemen van de opdracht wordt de student verantwoordelijk voor het correct uitvoeren van de aan haar opgedragen taak. Idealiter neemt zij de opdracht alleen aan als zij bekwaam is om de opdracht correct uit te voeren, maar dit blijkt niet altijd het geval te zijn.
Een expert ziet, hoort, ruikt en voelt bepaalde zaken veel eerder dan de student dat doet. Als de stagebegeleider niet aanwezig is, dan kan deze niets zien, horen, ruiken of voelen. Dat zal de student moeten doen. Dit 147 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
betekent dus dat zeer uitgebreid en expliciet alle situaties waar zij er wel alleen voor stond nabesproken moeten worden. Thema’s die binnen het theoretisch onderwijs nog niet zijn behandeld, worden mogelijk door de student niet herkend tijdens je stages. Op het moment dat zij bepaalde klachten/symptomen/ziektebeelden en daarmee samenhangende complicaties nog niet kent, is het erg moeilijk om deze te herkennen en hier adequaat naar te handelen. Dit maakt haar onbekwaam en dus onbevoegd. Meer informatie Meer informatie over de bevoegdheidsregeling is te vinden in de VWS uitgave ‘De Wet BIG onder voorbehoud’; september 1996. Te downloaden via de volgende link: http://www.psynip.nl/website-openbaarthemas/sector-gezondheidszorg/wet-big/vws-brochure-ondervoorbehoud.pdf
148 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
9.7.
Procedure stageplanning met AVMS
De AVM gebruikt een digitaal roostersysteem gebruikt: AVMS. Geruime tijd voor aanvang van de stage krijgt de student een email met verzoek om in AVMS haar voorkeuren aan te geven voor een stageplaats. Doordat het systeem automatisch roostert, heeft elke student gelijke kansen. Voor dit systeem gelden de volgende voorwaarden: De student dient binnen de gestelde termijn minimaal 5 voorkeursplaatsen aan te vinken; 1.
Na de einddatum sluit het programma en kan de student niets meer aanpassen, als er niets is ingevuld, wijst het systeem automatisch stageplaatsen toe.
2.
Mocht het zo zijn dat zij geen van de voorkeuren krijgt dan betekent het niet dat zij automatisch bij een volgende stageperiode haar voorkeur krijgt.
3.
Het rooster en de gegevens van de praktijk waar de student gepland is, zijn in AVMS te raadplegen vanaf de datum zoals in de mail is aangegeven.
4.
Het is toegestaan om met een medestudent van stageplek te ruilen. Voorwaarde voor ruilen is dat beide studenten op een nader te bepalen datum een schriftelijk verzoek voor ruilen indienen bij het stagesecretariaat.
5.
In zeer uitzonderlijke gevallen kunnen er gemotiveerde redenen zijn om rekening te houden met persoonlijke omstandigheden van een specifieke student. Zie procedure aanvraag voorkeursplaatsen.
6.
Bij uitzondering kan de opleiding een gemotiveerde reden hebben om af te wijken van de uitkomsten van de loting. In de meeste gevallen betreft dit bevordering van het leerproces van de student door afstemming van de stageplek op specifieke omstandigheden van de student.
149 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
7.
Het is altijd mogelijk dat er wijzigingen optreden doordat praktijken en ziekenhuizen zich terugtrekken.
150 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
9.8.
Procedure aanvraag stagevoorkeursplaats
Doel Er kunnen zich tijdens de studie persoonlijke omstandigheden voordoen waardoor het voor de student zeer wenselijk is dat deze dichtbij het woonadres of Maastricht stage loopt. In deze procedure worden deze omstandigheden en de te volgen procedure beschreven bij het aanvragen van een stagevoorkeursplaats. Indien er sprake is van een legitieme omstandigheid wordt getracht de stagevoorkeursplaats te honoreren. Dit kan echter nimmer gegarandeerd worden. Omstandigheden Legitieme omstandigheden waarbij een aanvraag voor stagevoorkeursplaats van toepassing kan zijn: 1.
Het volgen van het honoursprogramma aan de UM/AVM in combinatie met de hbo-bachelor Verloskunde. Om deelneming aan het honoursprogramma mogelijk te maken is voorwaarde dat de student qua reisafstand niet te ver van Maastricht stage loopt.
2.
Het vervullen van een zorgtaak in combinatie met de studie verloskunde. Hieronder valt ook het combineren van de studie met een gezin.
3.
Bij overige situaties (bijzondere omstandigheden) worden deze beoordeeld op billijkheid en redelijkheid. Dit is ter beoordeling van de examencommissie.
Procedure 1.
De opleiding wijst op basis van loting de stageplaatsen toe aan studenten. Vóór loting kan de student een aanvraag indienen voor toewijzing van stagevoorkeursplaats. De aanvraag kan ook bij de start van het cursusjaar ingediend worden. Voor studenten die 151
©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
deelnemen aan het honoursprogramma wordt vooraf door de opleiding een stageplaats toegewezen in de regio Limburg (t/m gebied Eindhoven-Venlo). 2.
Bij omstandigheid 1. of 2. (het volgen van het honoursprogramma, respectievelijk het vervullen van een zorgtaak) schrijft de student een brief aan de voorzitter van de stagebeoordelingscommissie (Simone Mets) met een helder onderbouwd verzoek voor een stagevoorkeursplaats.
3.
Bij omstandigheid 3. (overige situaties en bijzondere omstandigheden) schrijft de student een brief aan de Examencommissie met een helder en onderbouwd verzoek voor een stagevoorkeursplaats.
4.
De Examencommissie kan de studentendecaan naar zijn/haar bevindingen vragen. De studentendecaan kan de student daartoe uitnodigen voor een toelichting bij de aanvraag.
5.
De voorzitter van de stagebeoordelingscommissie c.q. Examencommissie neemt een beslissing en stelt het stagesecretariaat en de student hiervan op de hoogte.
Definitieve toewijzing is altijd afhankelijk van de beschikbaarheid van stageplaatsen en het aantal studenten dat een voorkeur heeft aangevraagd voor een bepaalde stageplaats. Een aanvraag kan schriftelijk of per e-mail gericht worden aan de voorzitter van de stagebeoordelingscommissie (Simone Mets) c.q. aan de Secretaris van de Examencommissie: Academie Verloskunde Maastricht t.a.v. Simone Mets, voorzitter stagebeoordelingscommissie Universiteitssingel 60, 6229 ER Maastricht E-mail:
[email protected] 152 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
of Academie Verloskunde Maastricht t.a.v. Secretariaat Examencommissie Universiteitssingel 60, 6229 ER Maastricht e-mail:
[email protected]
153 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
9.9.
Procedure “herhaalde herkansing” stage
Indien de student in de postpropedeutische fase dezelfde stage tweemaal met een onvoldoende heeft afgesloten of twee stages binnen één stageperiode met een onvoldoende heeft afgesloten is er sprake van een “herhaalde herkansing”. Voor stageblok 3.1 fase a en fase b én voor stageperiode 15 fase I en fase II geldt deze “herhaalde herkansing” indien respectievelijk fase a, fase b of fase I, fase II tweemaal met een onvoldoende is afgesloten. Indien er sprake is van een “herhaalde herkansing”, zal de student pas dan weer stage mogen lopen als zij aannemelijk kan maken dat zij de volgende stage met goed gevolg zal doorlopen. De student krijgt hiervoor een adviesgesprek met haar docent- (en eventueel ook studie-)begeleider waarin de leerpunten worden besproken. Aan de hand van het resultaat van dit gesprek stelt de student zelf een plan op en voert dit uit. Vervolgens maakt de student de aannemelijkheid om een stage met goed gevolg af te sluiten inzichtelijk door een authentiek verslag te schrijven over de activiteiten die ze volgens het leerplan heeft uitgevoerd en tot welke resultaten dit heeft geleid. Dit verslag ligt ter beoordeling aan de stagebeoordelingscommissie (SBC) en wordt getoetst op de aannemelijkheid dat ze een volgende stage met goed gevolg zal doorlopen. Eventueel nodigt de SBC de student uit voor een mondelinge toelichting. Ook kan de SBC informatie inwinnen bij de betreffende studiebegeleider van de student. De stagebeoordelingscommissie zal schriftelijk een reactie uitbrengen naar de student ( en een kopie hiervan gaat naar de studiebegeleider). Indien de student aannemelijk heeft kunnen maken dat zij de herkansingsstage met goed gevolg zal afleggen dan geeft de voorzitter van de SBC dit door aan het stagesecretariaat en zal er gezocht worden naar een geschikte stageplek. Indien de student niet aannemelijk heeft kunnen maken dat zij de herkansingsstage met goed gevolg zal afleggen dan zal de SBC, in samenspraak met de studiebegeleider een advies uitbrengen naar de student 154 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
over het vervolgtraject (dit kan ook een dringend advies zijn om met de opleiding te stoppen).
155 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Stroomdiagram “herhaalde herkansing” stage 2 keer dezelfde stage of 2 stages binnen één stageperiode onvoldoende
“herhaalde herkansing”
Student mag (tijdelijk) geen stage lopen
Student heeft adviesgesprek
Student werkt aan plan en maakt verslag
Stagebeoordelingscommissie beoordeelt verslag
Positief oordeel
Negatief oordeel
Start herkansing
advies
stage
©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Dringend advies 156 te stoppen met de opleiding
9.10.
Stappenplan voor extra stagebegeleiding
Doel Het bieden van extra ondersteuning vanuit de opleiding aan de student wanneer zij moeilijkheden ondervindt tijdens de stages. Haar docentbegeleider heeft hierin een coachende rol. Wanneer komt de student voor extra begeleiding in aanmerking?
Op eigen verzoek.
Als zij een stage herkanst.
Als zij een onvoldoende beoordeling heeft gekregen voor de voorafgaande stage; dus ook als dat in een ander domein was.
Als zij een onvoldoende of twijfelachtig adviesoordeel krijgt tijdens de tussenevaluatie/tussenbeoordeling van haar huidige stage.
Als de SBC op basis van andere dan bovenstaande indicaties adviseert om haar een begeleidingstraject aan te bieden (bijvoorbeeld: binnen het theoretisch onderwijs een onprofessionele houding, of ondanks een voldoende beoordeling twijfels heeft over de stagevoortgang).
Procedure 1.
Behalve in het geval dat de student op eigen verzoek komt, zal haar docentbegeleider haar een brief sturen waarin extra begeleiding wordt aangeboden. In deze brief wordt vermeld binnen welke termijn zij kan reageren indien zij van het begeleidingstraject gebruik wil maken.
2.
De docentbegeleider nodigt de student uit voor een gesprek om de extra stagebegeleiding te bespreken of als zij niet binnen de gestelde termijn reageert, krijgt zij van haar docentbegeleider een brief waarin aangegeven wordt dat zij niet binnen de gestelde
157 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
termijn heeft gereageerd en dat daarmee vastgesteld is dat zij geen gebruik wil maken van het traject. 3.
De student dient als voorbereiding op het gesprek:
een beginsituatie te schrijven;
persoonlijke leerdoelen te formuleren;
een plan van aanpak te schrijven;
de voorbereiding op het vervolg van de stage of de volgende stage aan te geven.
4.
Tijdens het gesprek komen de volgende onderwerpen aan bod:
de beschreven beginsituatie;
de geformuleerde leerdoelen;
haar aanpak tijdens de stage;
het introductiegesprek op de stageplaats;
de deelname van haar docentbegeleider aan de tussenevaluatie/tussenbeoordeling;
de eventuele deelname van haar docentbegeleider aan de eindevaluatie
5.
6.
wanneer de student contact op moet nemen met de opleiding.
De docent maakt verslag van:
de inhoud van alle gesprekken;
de gemaakte afspraken.
De docentbegeleider zorgt ervoor dat de student een gespreksverslag aangeboden krijgt om te ondertekenen voor gezien.
7.
De correspondentie betreffende het begeleidingstraject wordt opgeborgen in het studentendossier van de betreffende student.
8.
Na afloop van de stageperiode(s) zal, na overleg met de student en advies van de stagebeoordelingscommissie gekeken worden of het begeleidingstraject in principe kan worden beëindigd.
158 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
9.
De student kan ook aangeven bij een voldoende eindoordeel dat de begeleiding in principe wordt beëindigd. Als een van de twee het belangrijk vindt dat de begeleiding bij de volgende stage doorgaat, kan dat afgesproken worden.
159 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
9.11.
Competenties en gedragsindicatoren
Cursusjaar 1 MEDISCH PROFESSIONAL Competentie
Gedragsindicatoren
Observeren en signaleren maakt gebruik van observatie van de cliënte Signaleert tijdig een (dreigend) afwijkend
om relevante informatie te verzamelen
beloop van zwangerschap, baring en kraambed.
neemt anamnese en lichamelijk onderzoek systematisch af
Signaleert tijdig een (dreigende) afwijkende conditie van moeder en kind.
kent een natuurlijk verloop van zwangerschap, de baring en de conditie van cliënt en kind
(Probleem)analytisch vermogen onderscheidt visie, meningen en feiten Analyseert systematisch en onderbouwt probleemsituaties, zodat zij adequate
benoemt de oorzaken van problemen bij
oplossingen kan aanreiken voor mogelijke
fysiologisch verloop van zwangerschap,
problemen in alle fasen van het
baring en kraambed
reproductieve zorgproces. maakt in fysiologische situaties onderscheid tussen hoofd- en bijzaken onderscheidt standaard situaties van nietstandaard situaties komt op basis van probleemanalyse tot adequate adviezen bij fysiologische klachten Efficiënt en doelgericht handelen handelt volgens geldende standaarden Neemt de juiste maatregelen en past de handelingen toe die binnen de context het
werkt systematisch en volgens een logische
hoogst haalbare resultaat opleveren.
opbouw
160 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Handelt adequaat in noodsituaties.
reageert direct komt afspraken na
Evidence based handelen kent en gaat actief op zoek naar good Past wetenschappelijke argumenten, kennis
practices binnen de fysiologische verloskunde
en ontwikkelingen uit de fysiologische verloskunde toe in haar dagelijkse
benoemt bij fysiologie de consequenties van
verloskundige beleid, waardoor er een
good practices voor de dagelijkse praktijk
goede balans ontstaat tussen haar klinische
en/of de individuele cliënt
ervaring, de wensen van de cliënt en wetenschappelijke onderbouwing.
COACH EN BEGELEIDER Competentie
Gedragsindicatoren
Vraaggericht werken neemt de vraag van de betrokkene als Verkrijgt via interactie de werkelijke wensen
uitgangspunt
en behoeften van de cliënt helder, zodat door een juiste balans tussen de wens
luistert actief
van de cliënt, wetenschappelijke kennis, vraaggerichte zorgverlening en de eigen
toont begrip voor behoeften en wensen van
professionele standaard de juiste zorg
betrokkene
op het juiste moment gegeven wordt. reageert op vragen, wensen en behoeften van betrokkene stelt bij fysiologie een zorgplan op voortvloeiend uit de zorgvraag en de zorgbehoefte Coachen respecteert gemaakte keuze Stimuleert en coacht de cliënt, zodat deze in staat wordt gesteld autonoom een keuze te
neemt de tijd voor betrokkene
maken en een beslissing te nemen. geeft de betrokkene de ruimte om vragen te stellen
161 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
luistert en stelt de juiste vragen bij fysiologie ondersteunt en moedigt aan bij fysiologie geeft tips en aanwijzingen bij fysiologie
VOORLICHTER EN COUNSELLOR Competentie
Gedragsindicatoren
Empathisch vermogen luistert en is begripvol Leeft zich in en toont respect voor de gevoelens, wensen en behoeften
laat betrokkene in haar waarde en toont
van de cliënt, waardoor de cliënt zich
respect
begrepen voelt, vertrouwen heeft in en zich gerespecteerd voelt door de verloskundige. Presentatie is zich bewust van haar houding en gedrag Benadert cliënt(en) met respect voor cultuur en/ of achtergrond.
exploreert haar eigen normen en waarden
Handelt op een integere, betrokken,
benadert en bejegent betrokkene met
betrouwbare en toegankelijke wijze, zodat
respect ongeacht cultuur of achtergrond
zij op een representatieve wijze haar professie vertegenwoordigt. Maatschappelijk bewustzijn zet in niet-complexe situaties voorlichting en Geeft voorlichting en begeleiding aan cliënt
begeleiding bewust in om gezond gedrag te
bij ongezond gedrag en kent en herkent
bevorderen en ongezond gedrag te
determinanten van negatieve uitkomsten
veranderen bij roken, alcoholgebruik,
van zorg en identificeert risicogroepen en
ongezonde voeding en stress
toont hierbij een breed maatschappelijk bewustzijn.
kent de determinanten van negatieve uitkomsten bij roken, alcoholgebruik, ongezonde voeding die leidt tot overgewicht en stress kent de risicogroepen voor roken,
162 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
alcoholgebruik, ongezonde voeding die leidt tot overgewicht en stress zoekt naar effectieve manieren om haar deskundigheid uit te dragen in het directe cliëntencontact Informatie overbrengen zet verschillende ondersteunende middelen in Biedt de individuele cliënt op een
om informatie over te dragen
zorgvuldige en begrijpelijke manier informatie aan die aansluit bij de cliënt,
biedt informatie gestructureerd aan
zodat deze op basis hiervan een autonome
maakt gebruik van reeds bestaand
keuze kan maken en een beslissing kan
voorlichtingsmateriaal en weet waar ze die
nemen.
kan vinden
Maakt indien nodig gebruik van de deskundigheid van andere disciplines.
ZORGORGANISATOR Competentie
Gedragsindicatoren
Samenwerken kent de rol, taak, deskundigheid en Staat garant voor kwaliteit en continuïteit
verantwoordelijkheden van betrokkenen in de
van de verloskundige zorg door op een
ketenzorg
effectieve en efficiënte wijze samen te werken met andere zorgverleners in de
overlegt en werkt samen met cliënten,
zorgketen
verloskundigen en kraamverzorgenden vraagt hulp bij problemen/onduidelijkheden
INNOVATOR Competentie
Gedragsindicatoren
Leervermogen kijkt kritisch naar zichzelf Reflecteert kritisch op haar eigen deskundigheid op basis van verkregen
houdt kennis en vaardigheden actief bij
feedback en persoonlijk functioneren in
163 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
praktijksituaties.
toont interesse in (nieuwe) ontwikkelingen in haar vakgebied
Reflecteert kritisch op de deskundigheid van anderen en gaat op basis van
heeft inzicht in sterke en zwakke punten van
wetenschappelijke uitgangspunten kritisch
haar functioneren
om met vernieuwingen in de zorgverlening, waardoor de kwaliteit en de
stelt een adequaat en haalbaar leerplan op en
continuïteit van de zorgverlening wordt
zorgt voor uitvoering en bewaking
gewaarborgd. stelt zo nodig actief haar leerproces bij benoemt verschillen tussen theorie en praktijk Dissimineren deelt kennis en ervaringen met medestudenten Draagt, op basis van kennis en ervaring,
en de beroepsgroep
adequaat een eigen verloskundige visie uit.
is zowel mondeling als schriftelijk uitdrukkingsvaardig (enthousiast, verzorgd)
Draagt nieuwe ideeën en ontwikkelingen uit ten behoeve van de beroepsgroep en andere medische professionals.
PRAKTIJKMANAGER Competentie
Gedragsindicatoren
Plannen en organiseren Toont belangstelling voor bekwaamheden, Draagt zelfstandig verantwoordelijkheid
interesses en wensen van medestudenten en
voor de kwaliteit, continuïteit, en
verloskundigen
bereikbaarheid van de zorgverlening en de praktijk en reageert flexibel op veranderde
bespreekt met de stagebegeleider haar taken
situaties en omstandigheden.
op basis van bekwaamheden bevoegdheden en wensen bewaakt actief de kwaliteit van haar werkzaamheden en past deze zo nodig aan
Beheren zorgt samen met de verloskundige voor Draagt zelfstandig verantwoordelijkheid
schoonmaken en aanvullen van materiaal
164 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
voor het beheer van de materialen en participeert in de financiële administratie
neemt verantwoordelijkheid voor correcte
van de praktijk.
verslaglegging en terugrapportage van de door haar verrichte werkzaamheden
165 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Cursusjaar 2 MEDISCH PROFESSIONAL Competentie
Gedragsindicatoren
Observeren en signaleren maakt gebruik van observatie van de cliënte Signaleert tijdig een (dreigend) afwijkend
en de context om relevante informatie te
beloop van
verzamelen
zwangerschap, baring en kraambed. neemt anamnese en lichamelijk onderzoek Signaleert tijdig een (dreigende) afwijkende
systematisch, compleet en afgestemd op
conditie van moeder en kind.
zorgvraag af kent en herkent een natuurlijk verloop van zwangerschap, de baring en de conditie van cliënt en kind interpreteert symptomen van mogelijke pathologie herkent signalen van bedreiging van het natuurlijk verloop van de zwangerschap, het baringsproces en de conditie van cliënt en kind
(Probleem)analytisch vermogen Legt in niet-complexe situaties verbanden Analyseert systematisch en onderbouwt
tussen situaties, symptomen en problemen
probleemsituaties, zodat zij adequate oplossingen kan aanreiken voor mogelijke
onderscheidt visie, meningen en feiten
problemen in alle fasen van het reproductieve zorgproces.
stelt in niet-complexe situaties de kern van de probleemsituatie van de cliënt vast benoemt in niet-complexe situaties de oorzaken van problemen maakt in fysiologische en evident pathologische situaties onderscheid tussen
166 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
hoofd- en bijzaken onderscheidt standaard situaties van nietstandaard situaties komt op basis van probleemanalyse bij fysiologie en evidente pathologie tot adequate oplossingen Efficiënt en doelgericht handelen benoemt bij fysiologie en evidente pathologie Neemt de juiste maatregelen en past de
de diagnostiek en het voorkeursbeleid op
handelingen toe die binnen de context het
basis van wetenschappelijke argumenten,
hoogst haalbare resultaat opleveren.
klinische ervaring en wensen van de cliënt
Handelt adequaat in noodsituaties.
handelt volgens geldende standaarden werkt systematisch en volgens een logische opbouw reageert direct en verliest geen onnodige tijd komt afspraken na
Besluitvaardigheid durft bij fysiologie op basis van beschikbare Neemt tijdens haar zorgverlening zelfstandig
(niet volledige) informatie tot besluiten te
beslissingen binnen wettelijke en
komen
professionele mogelijkheden en haar eigen visie, waarbij zij de verantwoordelijkheid
vraagt niet onnodig naar aanvullende
draagt voor de professionele uitoefening van
informatie
het vak. legt (achteraf) gemaakte keuzes uit en Neemt op het juiste moment adequate
draagt hier verantwoording voor.
maatregelen, waardoor een optimale uitkomst van zorg mogelijk wordt. Evidence based handelen gaat actief op zoek naar relevant Past wetenschappelijke argumenten, kennis
wetenschappelijk onderzoek en kent good
en ontwikkelingen uit de fysiologische
practices op haar vakgebied
167 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
verloskunde toe in haar dagelijkse verloskundige beleid, waardoor er een
vertaalt in niet-complexe situaties de
goede balans ontstaat tussen haar klinische
resultaten van wetenschappelijk onderzoek
ervaring, de wensen van de cliënt en
en good practices naar haar dagelijkse
wetenschappelijke onderbouwing.
praktijk en / of de individuele cliënt signaleert en bespreekt overeenkomsten en verschillen tussen wetenschappelijke informatie, eigen en andermans ervaringen en wensen van de cliënt
COACH EN BEGELEIDER Competentie
Gedragsindicatoren
Vraaggericht werken neemt de vraag van de betrokkene als Verkrijgt via interactie de werkelijke wensen
uitgangspunt
en behoeften van de cliënt helder, zodat door een juiste balans tussen de wens
spoort bij fysiologie actief behoeften, wensen
van de cliënt, wetenschappelijke kennis,
en problemen op van betrokkene
vraaggerichte zorgverlening en de eigen professionele standaard de juiste zorg
toont begrip voor behoeften en wensen van
op het juiste moment gegeven wordt.
betrokkene reageert en anticipeert op vragen, wensen en behoeften van betrokkene heeft oog voor mogelijkheden en kracht van betrokkene vindt een evenwicht tussen wetenschappelijke kennis, vraaggerichte zorgverlening en de professionele standaard bij fysiologie stelt bij fysiologie een zorgplan op voortvloeiend uit de zorgvraag en de zorgbehoefte
168 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Coachen Heeft oog voor de waarden en normen die Stimuleert en coacht de cliënt, zodat deze in
belangrijk zijn voor de betrokkene
staat wordt gesteld autonoom een keuze te maken en een beslissing te nemen.
respecteert gemaakte keuze neemt de tijd voor betrokkene draagt bij aan een ontspannen sfeer in nietcomplexe situaties geeft de betrokkene de ruimte om vragen te stellen luistert en stelt de juiste vragen bij fysiologie en evidente pathologie ondersteunt en moedigt aan in bij fysiologie en evidente pathologie instrueert betrokkene en geeft tips en aanwijzingen bij fysiologie en evidente pathologie
VOORLICHTER EN COUNSELLOR Competentie
Gedragsindicatoren
Empathisch vermogen luistert en is begripvol Leeft zich in en toont respect voor de
laat betrokkene in haar waarde en toont
gevoelens, wensen en behoeften
respect
van de cliënt, waardoor de cliënt zich begrepen voelt, vertrouwen heeft in en
pikt signalen op van onvrede en / of
zich gerespecteerd voelt door de
onbehagen
verloskundige. is zich bewust van de invloed van haar handelen op betrokkene laat blijken zich bewust te zijn van ethische en morele kwesties
169 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Presentatie is zich bewust van haar houding en gedrag en Benadert cliënt(en) met respect voor
dat dit effect kan hebben op betrokkene
cultuur en/ of achtergrond. toont interesse in de beweegredenen van Handelt op een integere, betrokken,
betrokkene
betrouwbare en toegankelijke wijze, zodat zij op een representatieve wijze haar
kent haar eigen normen en waarden en
professie vertegenwoordigt.
exploreert de waarden en normen van betrokkene benadert en bejegent betrokkene met respect ongeacht cultuur of achtergrond
Maatschappelijk bewustzijn zet in niet-complexe situaties voorlichting en Geeft voorlichting en begeleiding aan
begeleiding bewust in om gezond gedrag te
cliënt bij ongezond gedrag en kent en
bevorderen en ongezond gedrag te veranderen
herkent determinanten van negatieve uitkomsten van zorg en identificeert
kent determinanten van negatieve uitkomsten
risicogroepen en toont hierbij een breed
van zorg, herkent determinanten van
maatschappelijk bewustzijn.
negatieve uitkomsten van zorg in nietcomplexe situaties kent risicogroepen in alle situaties en identificeert risicogroepen in niet-complexe situaties toont zich bewust te zijn van de belangen van het kind zoekt naar effectieve manieren om haar deskundigheid uit te dragen in het directe contact met cliënten
Informatie overbrengen verkent in niet-complexe situaties samen met Biedt de individuele cliënt op een
betrokkene de informatiebehoefte, stemt haar
zorgvuldige en begrijpelijke manier
informatie hierop af en schept hierbij geen
informatie aan die aansluit bij de cliënt,
valse verwachtingen
170 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
zodat deze op basis hiervan een autonome keuze kan maken en een beslissing kan
kiest in niet-complexe situaties een methode
nemen.
van informatieoverdracht die past bij de cliëntgroep
Maakt indien nodig gebruik van de deskundigheid van andere disciplines.
zet verschillende ondersteunende middelen in om informatie over te dragen biedt informatie gestructureerd aan maakt gebruik van reeds bestaand voorlichtingsmateriaal en weet waar ze die kan vinden
ZORGORGANISATOR Competentie
Gedragsindicatoren
Samenwerken onderscheidt het gezamenlijk belang van het Staat garant voor kwaliteit en continuïteit
eigen belang
van de verloskundige zorg door op een effectieve en efficiënte wijze samen te
kent de rol, taak, deskundigheid en
werken met andere zorgverleners in de
verantwoordelijkheden van betrokkenen in de
zorgketen
ketenzorg vraagt tijdig hulp bij problemen en/of onduidelijkheden en toont bereidheid tot overleg overlegt doelmatig met cliënten, verloskundigen en kraamverzorgenden en werkt samen met andere betrokkenen in de ketenzorg in niet-complexe situaties heeft aandacht voor de mening van verloskundigen en andere betrokkenen in de ketenzorg neemt eigen verantwoordelijkheid in
171 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
standaardsituaties en deelt verantwoordelijkheid met verloskundigen en alle andere betrokkenen in de ketenzorg in niet standaard situaties kan eigen mening verwoorden
INNOVATOR Competentie
Gedragsindicatoren
Leervermogen kijkt kritisch naar zichzelf en de ander en toont Reflecteert kritisch op haar eigen
bereidheid haar handelen daarop aan te
deskundigheid op basis van verkregen
passen
feedback en persoonlijk functioneren in praktijksituaties.
houdt kennis, vaardigheden actief bij
Reflecteert kritisch op de deskundigheid
signaleert (nieuwe) ideeën en ontwikkelingen
van anderen en gaat op basis van
in haar vakgebied
wetenschappelijke uitgangspunten kritisch om met vernieuwingen in de
heeft inzicht in sterke en zwakke punten van
zorgverlening, waardoor de kwaliteit en de
haar functioneren
continuïteit van de zorgverlening wordt gewaarborgd.
stelt een adequaat en haalbaar leerplan op en zorgt voor uitvoering en bewaking stelt zo nodig actief haar leerproces bij analyseert verschillen tussen theorie en praktijk vormt een eigen oordeel
Vernieuwen Signaleert vernieuwingen in de verloskundige Zoekt bij knelpunten in de zorgverlening
zorgverlening
naar nieuwe oplossingen of nieuwe toepassingen, waardoor optimale zorg
toetst vernieuwingen aan wetenschappelijke
verleend kan worden.
uitgangspunten
172 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Dissemineren neemt initiatief om kennis en ervaringen met Draagt, op basis van kennis en ervaring,
medestudenten en de beroepsgroep te delen
adequaat een eigen verloskundige visie uit.
is zowel mondeling als schriftelijk uitdrukkingsvaardig (enthousiast, vaktaal,
Draagt nieuwe ideeën en ontwikkelingen
verzorgd)
uit ten behoeve van de beroepsgroep en andere medische professionals.
PRAKTIJKMANAGER Competentie
Gedragsindicatoren
Plannen en organiseren Verdiept zich in bekwaamheden, interesses en Draagt zelfstandig verantwoordelijkheid
wensen van medestudenten, verloskundigen
voor de kwaliteit, continuïteit, en
en andere betrokkenen
bereikbaarheid van de zorgverlening en de praktijk en reageert flexibel op veranderde
verdeelt in overleg met betrokkenen haar
situaties en omstandigheden.
taken op basis van bekwaamheden bevoegdheden en wensen bewaakt actief de kwaliteit en continuïteit van haar werkzaamheden en past deze zonodig aan
Beheren Draagt samen met de verloskundige Draagt zelfstandig verantwoordelijkheid
verantwoordelijkheid voor schoonmaken en
voor het beheer van de materialen en
aanvullen van materiaal
participeert in de financiële administratie van de praktijk.
neemt verantwoordelijkheid voor correcte verslaglegging en terugrapportage van de door haar verrichte werkzaamheden
173 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Cursusjaar 3 MEDISCH PROFESSIONAL Competentie
Gedragsindicatoren
Observeren en signaleren maakt gebruik van observatie van de cliënte Signaleert tijdig een (dreigend) afwijkend
en de context om relevante informatie te
beloop van zwangerschap, baring en
verzamelen
kraambed. neemt anamnese en lichamelijk onderzoek Signaleert tijdig een (dreigende) afwijkende
systematisch, compleet en afgestemd op
conditie van moeder en kind.
zorgvraag en context af kent en herkent een natuurlijk verloop van zwangerschap, de baring en de conditie van cliënt en kind interpreteert symptomen van mogelijke pathologie en schat gerelateerde risico´s in herkent signalen van bedreiging van het natuurlijk verloop van de zwangerschap, het baringsproces en de conditie van cliënt en kind, in een dusdanig vroeg stadium dat pathologie waar mogelijk voorkomen wordt
(Probleem)analytisch vermogen Legt in niet-complexe situaties verbanden Analyseert systematisch en onderbouwt
tussen situaties, symptomen en problemen
probleemsituaties, zodat zij adequate oplossingen kan aanreiken voor mogelijke
onderscheidt visie, meningen en feiten
problemen in alle fasen van het reproductieve zorgproces.
stelt in niet-complexe situaties de kern van de probleemsituatie van de cliënt vast benoemt in alle situaties de oorzaken van problemen maakt in alle situaties onderscheid tussen
174 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
hoofd- en bijzaken onderscheidt standaard situaties van complexe niet-standaard situaties komt op basis van probleemanalyse bij fysiologie en evidente pathologie tot adequate oplossingen Efficiënt en doelgericht handelen komt in alle situaties tot beslissingen wat Neemt de juiste maatregelen en past de
betreft diagnostiek en beleid op basis van
handelingen toe die binnen de context het
wetenschappelijk bewijs, klinische ervaring
hoogst haalbare resultaat opleveren.
en wensen van de cliënt
Handelt adequaat in noodsituaties.
handelt volgens geldende standaarden, kan hier bij fysiologie en evidente pathologie beargumenteerd van afwijken en documenteert dit werkt systematisch en volgens een logische opbouw reageert direct en verliest geen onnodige tijd is kostenbewust komt afspraken na
Zelfstandigheid heeft bij fysiologie en evidente pathologie Past zelfstandig, zorgvuldig en
vertrouwen in de eigen mogelijkheden
weloverwogen diagnostische- en beleidsopties toe, waardoor geen over- of
neemt bij fysiologie en evidente pathologie
onderbehandeling geboden wordt.
verantwoordelijkheid voor het eigen handelen onderneemt bij fysiologie en evidente pathologie zelf acties kan haar eigen werk plannen en organiseren
175 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
kent haar eigen visie en handelt daarnaar bij fysiologie en evidente pathologie handelt volgens professionele standaarden / afspraken in de regio/in het land kent haar wettelijke bevoegdheden en de grenzen van haar bekwaamheid bepaalt zelf beleid in niet-complexe situaties binnen haar deskundigheidsgebied doet, indien nodig, tijdig een beroep op andere zorgverleners. Besluitvaardigheid durft bij fysiologie en evidente pathologie op Neemt tijdens haar zorgverlening zelfstandig
basis van beschikbare (niet volledige)
beslissingen binnen wettelijke en
informatie tot besluiten te komen
professionele mogelijkheden en haar eigen visie, waarbij zij de verantwoordelijkheid
vraagt niet onnodig naar aanvullende
draagt voor de professionele uitoefening van
informatie
het vak. legt (achteraf) gemaakte keuzes uit en Neemt op het juiste moment adequate
draagt hier verantwoording voor.
maatregelen, waardoor een optimale uitkomst van zorg mogelijk wordt. Evidence based handelen kent en gaat actief op zoek naar relevant Past wetenschappelijke argumenten, kennis
wetenschappelijk onderzoek en good
en ontwikkelingen uit de fysiologische
practices op haar vakgebied
verloskunde toe in haar dagelijkse verloskundige beleid, waardoor er een
vertaalt in niet-complexe situaties de
goede balans ontstaat tussen haar klinische
resultaten van wetenschappelijk onderzoek
ervaring, de wensen van de cliënt en
en good practices naar haar dagelijkse
wetenschappelijke onderbouwing.
praktijk en / of de individuele cliënt komt door een afweging van overeenkomsten
176 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
en verschillen tussen wetenschappelijke informatie, eigen en andermans ervaring en de wensen van de cliënt tot een voorstel over het te voeren beleid/de te verlenen zorg. Stelt in niet-complexe situaties op grond van nieuwe informatie en inzichten haar verloskundig beleid bij deelt gevonden resultaten met de beroepsgroep
COACH EN BEGELEIDER Competentie
Gedragsindicatoren
Vraaggericht werken neemt de vraag van de betrokkene als Verkrijgt via interactie de werkelijke
uitgangspunt
wensen en behoeften van de cliënt helder, zodat door een juiste balans tussen de
spoort bij fysiologie en evidente pathologie
wens van de cliënt, wetenschappelijke
actief behoeften, wensen en problemen op van
kennis, vraaggerichte zorgverlening en de
betrokkene
eigen professionele standaard de juiste zorg op het juiste moment gegeven wordt.
analyseert samen met de betrokkene behoeften, wensen en problemen en legt onderlinge verbanden bij fysiologie en evidente pathologie toont begrip voor behoeften en wensen van betrokkene reageert en anticipeert op vragen, wensen en behoeften van betrokkene gaat uit van mogelijkheden en kracht van betrokkene vindt een evenwicht tussen wetenschappelijke kennis, vraaggerichte zorgverlening en de
177 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
professionele standaard bij fysiologie en evidente pathologie stelt bij fysiologie en evidente pathologie een zorgplan op voortvloeiend uit de zorgvraag en de zorgbehoefte Coachen verheldert de waarden en normen die Stimuleert en coacht de cliënt, zodat deze
belangrijk zijn voor de betrokkene
in staat wordt gesteld autonoom een keuze te maken en een beslissing te
ondersteunt betrokkene bij te nemen keuze bij
nemen.
fysiologie en evidente pathologie respecteert gemaakte keuze neemt de tijd voor betrokkene zorgt voor een ontspannen sfeer in nietcomplexe situaties geeft de betrokkene de ruimte om vragen te stellen luistert en stelt de juiste vragen in alle situaties ondersteunt en moedigt aan in alle situaties geeft bevestiging in niet-complexe situaties geeft in niet-complexe situaties concrete feedback op het gedrag van betrokkene. motiveert betrokkene in niet-complexe situaties instrueert betrokkene bij fysiologie en evidente pathologie en geeft tips en aanwijzingen in alle
178 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
situaties
VOORLICHTER EN COUNSELLOR Competentie
Gedragsindicatoren
Empathisch vermogen luistert en is begripvol Leeft zich in en toont respect voor de gevoelens, wensen en behoeften
laat betrokkene in haar waarde en toont
van de cliënt, waardoor de cliënt zich
respect
begrepen voelt, vertrouwen heeft in en zich gerespecteerd voelt door de
pikt signalen op van onvrede en / of
verloskundige.
onbehagen houdt in niet-complexe situaties rekening met de invloed van haar handelen op betrokkene laat blijken zich bewust te zijn van ethische en morele dilemma’s van betrokkene
Presentatie is zich bewust van haar houding en gedrag en Benadert cliënt(en) met respect voor
het effect hiervan op betrokkene
cultuur en/ of achtergrond. toont interesse in de beweegredenen van Handelt op een integere, betrokken,
betrokkene
betrouwbare en toegankelijke wijze, zodat zij op een representatieve wijze haar
kent haar eigen normen en waarden en
professie vertegenwoordigt.
respecteert de waarden en normen van betrokkene benadert en bejegent betrokkene met respect ongeacht cultuur of achtergrond
Maatschappelijk bewustzijn zet in alle situaties voorlichting en begeleiding Geeft voorlichting en begeleiding aan
bewust in om gezond gedrag te bevorderen en
cliënt bij ongezond gedrag en kent en
ongezond gedrag te veranderen
herkent determinanten van negatieve uitkomsten van zorg en identificeert
kent en herkent in alle situaties determinanten
179 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
risicogroepen en toont hierbij een breed
van negatieve uitkomsten van zorg
maatschappelijk bewustzijn. identificeert risicogroepen in alle situaties toont zich bewust te zijn van de belangen van het kind zoekt naar effectieve manieren om haar deskundigheid uit te dragen in het directe contact met cliënten en andere betrokkenen Informatie overbrengen verkent in alle situaties samen met betrokkene Biedt de individuele cliënt op een
de informatiebehoefte, stemt haar informatie
zorgvuldige en begrijpelijke manier
hierop af en schept hierbij geen valse
informatie aan die aansluit bij de cliënt,
verwachtingen
zodat deze op basis hiervan een autonome keuze kan maken en een beslissing kan
kiest in alle situaties een methode van
nemen.
informatieoverdracht die past bij de cliëntgroep
Maakt indien nodig gebruik van de
zet verschillende ondersteunende middelen in
deskundigheid van andere disciplines.
om informatie over te dragen biedt informatie gestructureerd aan maakt gebruik van reeds bestaand voorlichtingsmateriaal en weet waar ze die kan vinden kent grenzen van eigen bekwaamheid
ZORGORGANISATOR Competentie
Gedragsindicatoren
Samenwerken stelt het gezamenlijk belang boven eigen Staat garant voor kwaliteit en continuïteit
belang
van de verloskundige zorg door op een effectieve en efficiënte wijze samen te
kent de rol, taak, deskundigheid en
180 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
werken met andere zorgverleners in de
verantwoordelijkheden van betrokkenen in de
zorgketen
ketenzorg toont bereidheid en neemt tijdig initiatief tot overleg overlegt in niet-complexe situaties doelmatig met cliënten, verloskundigen en kraamverzorgenden en andere betrokkenen in de ketenzorg houdt rekening met de mening van verloskundigen en andere betrokkenen in de ketenzorg neemt in niet-complexe situaties eigen verantwoordelijkheid en deelt verantwoordelijkheid met verloskundigen en alle andere betrokkenen in de ketenzorg kan eigen mening inbrengen
Initiërend vermogen Anticipeert pro-actief op de dagelijkse gang Analyseert en beoordeelt kritisch (nieuwe)
van zaken
nationale en internationale ontwikkelingen en neemt initiatief tot het aanbieden van
Signaleert nieuwe ontwikkelingen in het
nieuwe diensten. zodat optimale
verloskundig vakgebied
zorgverlening kan plaatsvinden.
INNOVATOR Competentie
Gedragsindicatoren
Leervermogen kijkt kritisch naar zichzelf en de ander en past Reflecteert kritisch op haar eigen
haar handelen daarop aan
deskundigheid op basis van verkregen feedback en persoonlijk functioneren in
houdt kennis, vaardigheden en (nieuwe)
praktijksituaties.
ontwikkelingen in haar vakgebied actief bij
181 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Reflecteert kritisch op de deskundigheid
analyseert kritisch (nieuwe) ideeën en
van anderen en gaat op basis van
ontwikkelingen op gebruikswaarde voor de
wetenschappelijke uitgangspunten kritisch
Nederlandse verloskundige zorg
om met vernieuwingen in de zorgverlening, waardoor de kwaliteit en de
toont zich bereid (nieuwe) ontwikkelingen in
continuïteit van de zorgverlening wordt
haar vakgebied toe te passen in de praktijk
gewaarborgd. heeft inzicht in sterke en zwakke punten van haar functioneren stelt een adequaat en haalbaar leerplan op en zorgt voor uitvoering en bewaking stelt zo nodig actief haar leerproces bij ontwikkelt een eigen visie op verloskundige zorgverlening verklaart verschillen tussen theorie en praktijk spreekt eigen oordeel uit Vernieuwen toont inventiviteit in de zorgverlening Zoekt bij knelpunten in de zorgverlening naar nieuwe oplossingen of nieuwe
gaat op praktijkniveau actief op zoek naar
toepassingen, waardoor optimale zorg
alternatieven voor de verloskundige
verleend kan worden.
zorgverlening en toetst deze aan wetenschappelijke uitgangspunten kan zich aanpassen aan veranderende werkomstandigheden
Dissemineren neemt initiatief om nieuwe ontwikkelingen Draagt, op basis van kennis en ervaring,
kenbaar te maken en neemt dit mee in de
adequaat een eigen verloskundige visie
ontwikkeling van haar persoonlijke visie
uit. is zowel mondeling als schriftelijk Draagt nieuwe ideeën en ontwikkelingen
uitdrukkingsvaardig (enthousiast, heldere
182 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
uit ten behoeve van de beroepsgroep en
boodschap, vaktaal, verzorgd)
andere medische professionals.
PRAKTIJKMANAGER Competentie
Gedragsindicatoren
Plannen en organiseren kent bekwaamheden, interesses en wensen Draagt zelfstandig verantwoordelijkheid
van medestudenten, verloskundigen en andere
voor de kwaliteit, continuïteit, en
betrokkenen
bereikbaarheid van de zorgverlening en de praktijk en reageert flexibel op veranderde
verdeelt in overleg met betrokkenen haar
situaties en omstandigheden.
taken en het werk op basis van bekwaamheden, bevoegdheden en wensen bewaakt actief de kwaliteit en continuïteit van werkzaamheden van zichzelf en andere betrokkenen in niet-complexe situaties en grijpt waar nodig in
Beheren neemt verantwoordelijkheid voor beheer Draagt zelfstandig verantwoordelijkheid
materiaal dat zij gebruikt heeft
voor het beheer van de materialen en participeert in de financiële administratie
neemt verantwoordelijkheid voor bijhouden
van de praktijk.
van cliëntenadministratie van cliënten waarbij zij zorg verleent toont interesse voor het ‘managen’ van de praktijk
183 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Cursusjaar 4 MEDISCH PROFESSIONAL Competentie
Gedragsindicatoren
Observeren en signaleren maakt gebruik van observatie van de cliënte Signaleert tijdig een (dreigend) afwijkend
en de context om relevante informatie te
beloop van
verzamelen
zwangerschap, baring en kraambed. neemt anamnese en lichamelijk onderzoek Signaleert tijdig een (dreigende) afwijkende
systematisch, compleet en afgestemd op
conditie van moeder en kind.
zorgvraag en context af kent en herkent een natuurlijk verloop van zwangerschap, de baring en de conditie van cliënt en kind interpreteert symptomen van mogelijke pathologie en schat gerelateerde risico´s in herkent signalen van bedreiging van het natuurlijk verloop van de zwangerschap, het baringsproces en de conditie van cliënt en kind, in een dusdanig vroeg stadium dat pathologie waar mogelijk voorkomen wordt
(Probleem)analytisch vermogen Legt in alle situaties verbanden tussen Analyseert systematisch en onderbouwt
situaties, symptomen en problemen
probleemsituaties, zodat zij adequate oplossingen kan aanreiken voor mogelijke
onderscheidt visie, meningen en feiten
problemen in alle fasen van het reproductieve zorgproces.
stelt in alle situaties de kern van de probleemsituatie van de cliënt vast benoemt in alle situaties de oorzaken van problemen maakt in alle situaties onderscheid tussen
184 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
hoofd- en bijzaken onderscheidt standaard situaties van complexe niet-standaard situaties komt op basis van probleemanalyse in alle situaties tot adequate oplossingen Efficiënt en doelgericht handelen komt in alle situaties tot beslissingen wat Neemt de juiste maatregelen en past de
betreft diagnostiek en beleid op basis van
handelingen toe die binnen de context het
wetenschappelijk bewijs, klinische ervaring
hoogst haalbare resultaat opleveren.
en wensen van de cliënt
Handelt adequaat in noodsituaties.
handelt in alle situaties volgens geldende standaarden, kan hier beargumenteerd van afwijken en documenteert dit werkt systematisch en volgens een logische opbouw reageert direct en verliest geen onnodige tijd werkt kostenbewust komt afspraken na is en blijft bekwaam in alle beroepsvaardigheden
Zelfstandigheid heeft in alle situaties vertrouwen in de eigen Past zelfstandig, zorgvuldig en
mogelijkheden
weloverwogen diagnostische- en beleidsopties toe, waardoor geen over- of
neemt in alle situaties verantwoordelijkheid
onderbehandeling geboden wordt.
voor het eigen handelen onderneemt in alle situaties zelf acties kan haar eigen werk plannen en organiseren
185 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
kent haar eigen visie en handelt daarnaar in alle situaties handelt volgens professionele standaarden / afspraken in de regio kent haar wettelijke bevoegdheden en de grenzen van haar bekwaamheid bepaalt zelf beleid in alle situaties binnen haar deskundigheidsgebied doet, indien nodig, tijdig een beroep op andere zorgverleners. Besluitvaardigheid durft in alle situaties op basis van Neemt tijdens haar zorgverlening
beschikbare (niet volledige) informatie tot
zelfstandig beslissingen binnen wettelijke en
besluiten te komen
professionele mogelijkheden en haar eigen visie, waarbij zij de verantwoordelijkheid
vraagt niet onnodig naar aanvullende
draagt voor de professionele uitoefening van
informatie
het vak. legt (achteraf) gemaakte keuzes uit en Neemt op het juiste moment adequate
draagt hier verantwoording voor.
maatregelen, waardoor een optimale uitkomst van zorg mogelijk wordt. Evidence based handelen kent en gaat actief op zoek naar relevant Past wetenschappelijke argumenten, kennis
wetenschappelijk onderzoek en good
en ontwikkelingen uit de fysiologische
practices op haar vakgebied
verloskunde toe in haar dagelijkse verloskundige beleid, waardoor er een
vertaalt de resultaten van wetenschappelijk
goede balans ontstaat tussen haar klinische
onderzoek en good practices naar haar
ervaring, de wensen van de cliënt en
dagelijkse praktijk en / of de individuele
wetenschappelijke onderbouwing.
cliënt komt door een afweging van overeenkomsten
186 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
en verschillen tussen wetenschappelijke informatie, eigen en andermans ervaring en in samenspraak met de cliënt tot een besluit over het te voeren beleid/de te verlenen zorg. Stelt in alle situaties op grond van nieuwe informatie en inzichten het verloskundig beleid bij deelt gevonden resultaten met de beroepsgroep en andere professionals
COACH EN BEGELEIDER Competentie
Gedragsindicatoren
Vraaggericht werken neemt de vraag van de betrokkene als Verkrijgt via interactie de werkelijke
uitgangspunt
wensen en behoeften van de cliënt helder, zodat door een juiste balans tussen de
spoort in alle situaties actief behoeften,
wens van de cliënt, wetenschappelijke
wensen en problemen op van betrokkene
kennis, vraaggerichte zorgverlening en de eigen professionele standaard de juiste
analyseert samen met de betrokkene
zorg op het juiste moment gegeven wordt.
behoeften, wensen en problemen en legt onderlinge verbanden in alle situaties toont begrip voor behoeften en wensen van betrokkene reageert en anticipeert op vragen, wensen en behoeften van betrokkene gaat uit van mogelijkheden en kracht van betrokkene vindt een evenwicht tussen wetenschappelijke kennis, vraaggerichte zorgverlening en de professionele standaard in alle situaties
187 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
stelt in alle situaties een zorgplan op voortvloeiend uit de zorgvraag en de zorgbehoefte Coachen expliciteert de waarden en normen die Stimuleert en coacht de cliënt, zodat deze
belangrijk zijn voor de betrokkene
in staat wordt gesteld autonoom een keuze te maken en een beslissing te
ondersteunt betrokkene bij te nemen keuze in
nemen.
alle situaties respecteert gemaakte keuze neemt de tijd voor betrokkene zorgt in alle situaties voor een ontspannen sfeer geeft de betrokkene de ruimte om vragen te stellen luistert en stelt de juiste vragen in alle situaties geeft bevestiging, ondersteunt en moedigt aan in alle situaties geeft in alle situaties concrete feedback op het gedrag van betrokkene en houdt haar waar nodig een ‘spiegel’ voor. motiveert betrokkene in alle situaties instrueert betrokkene en geeft tips en aanwijzingen in alle situaties
VOORLICHTER EN COUNSELLOR Competentie
Gedragsindicatoren 188
©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Empathisch vermogen luistert en is begripvol Leeft zich in en toont respect voor de gevoelens, wensen en behoeften
laat betrokkene in haar waarde en toont
van de cliënt, waardoor de cliënt zich
respect
begrepen voelt, vertrouwen heeft in en zich gerespecteerd voelt door de
pikt signalen op van onvrede en / of
verloskundige.
onbehagen houdt in alle situaties rekening met de invloed van haar handelen op betrokkene laat blijken zich bewust te zijn van ethische en morele dilemma’s van betrokkene
Presentatie is zich bewust van haar houding en gedrag en Benadert cliënt(en) met respect voor
het effect hiervan op betrokkene
cultuur en/ of achtergrond. toont interesse in de beweegredenen van Handelt op een integere, betrokken,
betrokkene
betrouwbare en toegankelijke wijze, zodat zij op een representatieve wijze haar
kent haar eigen normen en waarden en
professie vertegenwoordigt.
respecteert de waarden en normen van betrokkene benadert en bejegent betrokkene met respect ongeacht cultuur of achtergrond
Maatschappelijk bewustzijn zet in alle situaties voorlichting en begeleiding Geeft voorlichting en begeleiding aan
bewust in om gezond gedrag te bevorderen en
cliënt bij ongezond gedrag en kent en
ongezond gedrag te veranderen
herkent determinanten van negatieve uitkomsten van zorg en identificeert
kent en herkent in alle situaties determinanten
risicogroepen en toont hierbij een breed
van negatieve uitkomsten van zorg
maatschappelijk bewustzijn. identificeert in alle situaties risicogroepen treedt op als belangenbehartiger van het kind
189 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
zoekt naar effectieve manieren om haar deskundigheid uit te dragen in de directe cliëntzorg en op cliëntoverstijgend niveau Informatie overbrengen verkent in alle situaties samen met betrokkene Biedt de individuele cliënt op een
de informatiebehoefte, stemt haar informatie
zorgvuldige en begrijpelijke manier
hierop af en schept hierbij geen valse
informatie aan die aansluit bij de cliënt,
verwachtingen
zodat deze op basis hiervan een autonome keuze kan maken en een beslissing kan
kiest in alle situaties een methode van
nemen.
informatieoverdracht die past bij de cliëntgroep zet verschillende ondersteunende middelen in
Maakt indien nodig gebruik van de
om informatie over te dragen
deskundigheid van andere disciplines. biedt informatie gestructureerd aan maakt gebruik van reeds bestaand voorlichtingsmateriaal en weet waar ze die kan vinden kent grenzen van eigen bekwaamheid en handelt hiernaar
ZORGORGANISATOR Competentie
Gedragsindicatoren
Samenwerken stelt het gezamenlijk belang boven eigen Staat garant voor kwaliteit en continuïteit
belang
van de verloskundige zorg door op een effectieve en efficiënte wijze samen te
kent de rol, taak, deskundigheid en
werken met andere zorgverleners in de
verantwoordelijkheden van betrokkenen in de
zorgketen
ketenzorg toont bereidheid en neemt tijdig initiatief tot overleg
190 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
overlegt in alle situaties doelmatig met verloskundigen en alle andere betrokkenen in de ketenzorg houdt rekening met de mening van verloskundigen en alle andere betrokkenen in de ketenzorg neemt in alle situaties eigen verantwoordelijkheid en deelt verantwoordelijkheid met verloskundigen en alle andere betrokkenen in de ketenzorg is in staat conflicten en meningsverschillen te overbruggen. Initiërend vermogen kan afstand nemen van de dagelijkse gang van Analyseert en beoordeelt kritisch (nieuwe)
zaken
nationale en internationale ontwikkelingen en neemt initiatief tot het aanbieden van
kan effectief inspelen op (nieuwe)
nieuwe diensten. zodat optimale
ontwikkelingen in het verloskundig vakgebied
zorgverlening kan plaatsvinden. kan domeinoverschrijdend werken
INNOVATOR Competentie
Gedragsindicatoren
Leervermogen kijkt kritisch naar zichzelf en de ander en past Reflecteert kritisch op haar eigen
haar handelen daarop aan
deskundigheid op basis van verkregen feedback en persoonlijk functioneren in
houdt kennis, vaardigheden en (nieuwe)
praktijksituaties.
ontwikkelingen in haar vakgebied actief bij
Reflecteert kritisch op de deskundigheid
analyseert kritisch (nieuwe) ideeën en
van anderen en gaat op basis van
ontwikkelingen op gebruikswaarde voor de
wetenschappelijke uitgangspunten kritisch
Nederlandse of eigen praktijksituatie
om met vernieuwingen in de
191 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
zorgverlening, waardoor de kwaliteit en de
past nieuwe ontwikkelingen in haar vakgebied
continuïteit van de zorgverlening wordt
toe
gewaarborgd. heeft inzicht in sterke en zwakke punten van haar functioneren stelt een adequaat en haalbaar leerplan op en zorgt voor uitvoering en bewaking stelt zo nodig actief haar leerproces bij kan haar visie op verloskundige zorgverlening onderbouwen, verwoorden en uitdragen legt verbanden tussen theorie en praktijk vertrouwt op eigen oordeel. Vernieuwen kan improviseren en toont inventiviteit in de Zoekt bij knelpunten in de zorgverlening
zorgverlening
naar nieuwe oplossingen of nieuwe toepassingen, waardoor optimale zorg
gaat op praktijkoverstijgend niveau actief op
verleend kan worden.
zoek naar alternatieven voor de verloskundige zorgverlening en toetst deze aan wetenschappelijke uitgangspunten durft te komen met een geheel nieuwe aanpak of gezichtspunt kan zich aanpassen aan veranderende werkomstandigheden
Dissemineren neemt initiatief om nieuwe ontwikkelingen en Draagt, op basis van kennis en ervaring,
haar persoonlijke visie hierop kenbaar te
adequaat een eigen verloskundige visie
maken
uit. is zowel mondeling als schriftelijk Draagt nieuwe ideeën en ontwikkelingen
uitdrukkingsvaardig (overtuigend, enthousiast,
192 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
uit ten behoeve van de beroepsgroep en
heldere boodschap, vaktaal, verzorgd)
andere medische professionals.
PRAKTIJKMANAGER Competentie
Gedragsindicatoren
Leiding en sturing geven maakt afspraken met betrokkenen over ieders Vertaalt beleidsplannen en jaarplanningen
inzet, rol en verantwoordelijkheid
naar de juiste middelen en mensen, zodat resultaten en kwaliteit van zorg langs
draagt zorg voor de kwaliteit, continuïteit, en
optimale weg bereikt kunnen worden.
bereikbaarheid van de zorgverlening en de praktijk draagt zorg voor een goede overdracht van informatie over de cliënt evalueert samen met betrokkenen de zorgverlening en de praktijkvoering. staat open voor en plannen en ideeën van verloskundigen en medewerkers zoekt naar gezamenlijke belangen toont enthousiasme en betrokkenheid ziet bedreigingen als kansen
Plannen en organiseren kent bekwaamheden, interesses en wensen Draagt zelfstandig verantwoordelijkheid
van verloskundigen en andere betrokkenen
voor de kwaliteit, continuïteit, en bereikbaarheid van de zorgverlening en de
verdeelt in overleg met betrokkenen het werk
praktijk en reageert flexibel op veranderde
op basis van bekwaamheden bevoegdheden en
situaties en omstandigheden.
wensen ziet in alle situaties toe op de kwaliteit en continuïteit van werkzaamheden van zichzelf
193 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
en andere betrokkenen en grijpt waar nodig in Beheren neemt verantwoordelijkheid voor beheer Draagt zelfstandig verantwoordelijkheid
materiaal en inrichting van de hele praktijk
voor het beheer van de materialen en participeert in de financiële administratie
neemt verantwoordelijkheid voor bijhouden
van de praktijk.
van cliëntenadministratie van de hele praktijk participeert in het ‘managen’ van de praktijk
194 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
9.12.
Procedure vaardigheidsmaterialen
Doel Studenten in staat stellen om op eigen gelegenheid vaardigheden te oefenen. Uitvoering De volgende materialen worden de studenten geacht zelf aan te schaffen:
Bloeddrukmeter en stethoscoop (cursusjaar 1)
Stuwband (cursusjaar 1)
Spatbril (cursusjaar 1)
Partusset (cursusjaar 1)
Hechtset (cursusjaar 2)
Benodigde diposables die nodig zijn om in dat studiejaar de vaardigheden te kunnen oefenen
Deze materialen vormen onderdeel van de kant en klare pakketten de door verschillende leveranciers van medisch instrumentarium in overleg met de AVM zijn samengesteld. De student kan er echter ook voor kiezen om geen gebruik te maken van deze pakketten en zelf zorg te dragen voor het benodigde instrumentarium. Nadere informatie volgt aan het begin van periode 1 en 6. De opleiding leent de volgende vaardigheidsmaterialen uit:
Dubbele stethoscopen (voor stage cursusjaar 1)
Neonaat (per onderwijsgroep 1 vaardigheidsbakje)
Hb-meter (per onderwijsgroep 1 vaardigheidsbakje)
Speculum (per onderwijsgroep 2 specula)
Set voor uitstrijkje ((per onderwijsgroep 1 vaardigheidsbakje)
195 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
Hieronder wordt beschreven hoe de uitleen van bovenstaande materialen in zijn werk gaat:
De docent zal na de vaardigheidstraining de onderwijsgroep de benodigde materialen meegeven om de gelegenheid tot oefenen te bieden,
Per onderwijsgroep zal één persoon verantwoordelijk zijn voor uitgeleende materialen. De vaardigheidsdocent houdt een lijst bij waarop zij noteert welke student de verantwoordelijke is per onderwijsgroep,
De uitgeleende materialen blijven onder het beheer van de onderwijsgroep tot het vaardigheidstentamen (VAT) is geweest. De onderwijsgroep zorgt ervoor dat deze materialen veilig worden opgeborgen in de lockers van de AVM.
Nadat de VAT’s zijn geweest, doch uiterlijk aan het einde van de onderwijsperiode, zal de verantwoordelijke student de uitgeleende materialen terugbrengen. Voor de inname zal een werkstudent beschikbaar zijn.
De werkstudent controleert of de materialen in goede staat en compleet zijn.
Aan de derde- en vierdejaars studenten worden aan het begin van het studiejaar bakjes met de pop voor het baringsfantoom uitgeleend t.b.v. het oefenen van o.a. de life saving skills. Aan het einde van het schooljaar worden deze bakjes weer door een werkstudent ingenomen.
196 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
9.13.
Procedure tegemoetkoming onderzoekskosten minor
Tijdens het minortraject vragen wij van jullie dat jullie onderzoek gaan doen. Om dit onderzoek te doen, zul je kosten gaan maken. De AVM komt jullie financieel tegemoet in deze te maken kosten, tot een maximum van € 150,00 per groepje. Hiervoor zullen jullie per minorgroepje wel een begroting moeten indienen. Wat de gang van zaken hiervoor is wordt hieronder beschreven. 1.
Jullie maken een inschatting, op basis van jullie voorgenomen onderzoek, van de kosten die hiermee gepaard gaan. Denk hierbij aan:
-
kopieerkosten
-
reiskosten (die niet gedekt worden door de OV kaart)
-
telefoonkosten
-
portokosten
-
……
2.
Deze begroting sturen jullie digitaal op naar Mevr. W. Boom (
[email protected]), en vermeld als onderwerp van de mail ‘begroting onderzoek minor’.
3.
Jullie krijgen via de mail te horen of de begroting is goedgekeurd.
4.
Wanneer het onderzoek achter de rug is maken jullie een declaratieformulier. Hierop staan de werkelijk gemaakte kosten. Alle kosten dienen verantwoord te worden met een bonnetje en deze moeten aan het declaratieformulier bevestigd worden. Kosten, bijvoorbeeld telefoonkosten, waarvan geen bonnetje van voorhanden is moeten zo nauwkeurig mogelijk worden omschreven. Voor telefoongesprekken geldt bijvoorbeeld een duidelijk inzicht in met wie, hoe vaak en gedurende hoeveel tijd per gesprek er getelefoneerd is. Een gespecificeerde telefoonrekening is nog beter. Het bedrag wordt maar op één rekening gestort, dus spreek met elkaar af wie degene is op wiens rekening straks het bedrag gestort wordt 197
©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
5.
Het declaratieformulier printen jullie uit en zetten er een handtekening onder.
6.
Het uitgeprinte declaratieformulier met de bonnetjes moet worden ingeleverd bij Helma Kroesen.
7.
Betaling vindt dan pas plaats, er worden niet op basis van de begroting al betalingen verricht.
198 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
BEGROTING KOSTEN ONDERZOEK T.B.V. MINOR
Tijdsperiode onderzoek: Minor:
minortraject 20…-20… IvI / RiM / GB/ KV
Begeleider: Groepsleden:
Kostenpost
Begroot bedrag
1.
€
2.
€
3.
€
4.
€
5.
€
6.
€
Totaal
€
199 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
DECLARATIEFORMULIER T.B.V. MINOR ONDERZOEKSKOSTEN
Tijdsperiode onderzoek: Minor:
minortraject 20…-20… IvI / RiM / GB/ KV
Begeleider: Groepsleden:
Bonnummer
Te declareren kosten
Bedrag
1.
€
2.
€
3.
€
4.
€
5.
€
6.
€
Totaal
€
Naam contactpersoon/rekeninghouder: Adres: Postcode: Plaats: Rekeningnummer: Datum:
Handtekening:
200 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
9.14.
Procedure toelating kandidaten van 21 jaar of ouder die niet voldoen aan de toelatingseisen
Kandidaten die 21 jaar of ouder zijn en niet voldoen aan de toelatingseisen voor de Opleiding tot Verloskundige, kunnen alsnog aan de toelatingseisen voldoen door het met een voldoende resultaat afleggen van het 21+ onderzoek. Het 21+ onderzoek bestaat uit een capaciteitenonderzoek. Afhankelijk van het tijdstip van aanmelding zijn er voor het afleggen van het onderzoek twee mogelijkheden. Kandidaten die 21 jaar of ouder zijn en niet voldoen aan de toelatingseisen voor de Opleiding tot Verloskundige, kunnen alsnog aan de toelatingseisen voldoen door het met een voldoende resultaat afleggen van het 21+ onderzoek. Het 21+ onderzoek bestaat uit een capaciteitenonderzoek. Afhankelijk van het tijdstip van aanmelding zijn er voor het afleggen van het onderzoek twee mogelijkheden. 1.
Aanmelding tussen 1 oktober en 15 januari voor de Opleiding Verloskunde (Zuyd Hogeschool) via Studielink:
Aanmelding via Studielink, http://zuyd.studielink.nl .
De kandidaat wordt uitgenodigd voor de eerste ronde van de selectie die in februari plaatsvindt.
Indien de score van de eerste selectieronde hoog genoeg is, wordt de kandidaat uitgenodigd voor de tweede ronde van de selectie die in maart plaatsvindt. Aansluitend aan de reguliere selectie van deze dag neemt de kandidaat deel aan het 21+ onderzoek.
De uitslag van het 21+ onderzoek volgt één week na afname van dit onderzoek en voorafgaand aan de uitslag van de selectie.
Indien het onderzoek succesvol is afgesloten, voldoet de kandidaat hiermee aan de toelatingseisen. De uitslag van de tweede 201
©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
selectieronde bepaalt echter of de kandidaat toegelaten wordt tot de opleiding. 2.
Aanmelding tussen 15 januari en 1 oktober voor de opleiding Verloskunde rechtstreeks bij de Academie Verloskunde Maastricht (AVM), faculteit van Zuyd Hogeschool:
Aanmelding bij het secretariaat van de examencommissie van de AVM via
[email protected] óf per brief naar Universiteitssingel 60; 6229 ER Maastricht.
De kandidaat wordt uitgenodigd voor deelname aan het 21+ onderzoek. Dit onderzoek duurt ongeveer twee uur.
De uitslag van het 21+ onderzoek volgt één week na afname van dit onderzoek.
Indien het onderzoek succesvol is afgesloten, voldoet de kandidaat hiermee aan de toelatingseisen.
De kandidaat dient zich vervolgens tussen 1 oktober en 15 januari aan te melden via Studielink, http://zuyd.studielink.nl om deel te kunnen nemen aan de selectie. De uitslag van deze selectie bepaalt of de kandidaat toegelaten wordt tot de opleiding.
Indien een kandidaat van mening is dat een negatieve uitkomst van het 21+ onderzoek een onderschatting is van haar/zijn capaciteiten, is het mogelijk om het 21+ onderzoek opnieuw af te leggen. Hiervoor geldt dan een wachttijd van minimaal een half jaar na afname van het eerste onderzoek. Wanneer ook bij de tweede afname een negatieve uitkomst volgt, is de afwijzing definitief. Een kandidaat kan het 21+ onderzoek succesvol afsluiten(en daarmee voldoen aan de toelatingseisen), maar tijdens de selectie niet in aanmerking blijken te komen voor een opleidingsplaats. In dat geval kan de kandidaat het volgende
202 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
jaar opnieuw deelnemen aan de selectie, waarbij de uitslag van het 21+ onderzoek geldig blijft. Meer informatie over de selectie is te vinden op de site van de AVM, www.avm.nl. Voor meer informatie over het 21+ onderzoek kan contact opgenomen worden met Renée Elshout,
[email protected] .
203 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd
10. Medewerkers 10.1.
Bereikbaarheid medewerkers
Bij het Bureau Onderwijs is de aanwezigheid van de medewerkers bekend. Dit wil niet zeggen dat de docent dan meteen bereikbaar is. Het kan zijn dat deze de hele dag onderwijsactiviteiten heeft, in overleg is of op stagebezoek is. De student kan dan altijd een briefje in hun postvakje leggen of. Voor de bereikbaarheid van gastdocenten kan de student eveneens contact opnemen met Bureau Onderwijs.
10.2.
Docentbegeleiders stage
Docentbegeleiders zijn het aanspreekpunt voor de studenten tijdens de stages. Zij zijn bereikbaar van maandag t/m vrijdag via het stagesecretariaat, tel. 043 - 3885431. De indeling van de studenten per docentbegeleider is voor aanvang van de stage bekend. In AVMS is zichtbaar door welke docentbegeleider de student begeleid wordt. Bij eventuele calamiteiten kan de student ook via het stagesecretariaat contact opnemen met de teamleiders hbo-bachelor Verloskunde: Willeke Boom en Korine Meulepas.
204 ©Copyright Academie Verloskunde Maastricht - Zuyd