BIJLAGE C NADERE UITWERKING VAN DE ONDERWIJSEENHEDEN VAN HET CURRICULUM VOOR DE POST-PROPEDEUTISCHE FASE*
*Voor de speciale trajecten Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs (AOLB) en International Teacher Education for Primary Schools (ITEPS) geldt aanvullende informatie. Deze is terug te vinden in Bijlage D.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 1 van 30
Programmaoverzicht van het aantal studiebelastinguren (sbu’s), competenties en toetsing (NB: kleine aanpassingen in de programmaoverzichten zijn mogelijk)
Algemeen De tijd die je aan een vak besteedt, drukken we uit in studiebelastinguren (sbu). Studiebelastinguren zijn opgebouwd uit contacttijd (colleges) en studietijd (inclusief toetsing). Elke studiepunt (European Credit: EC) staat voor 28 studiebelastinguren. Parameters studielast Per EC wordt uitgegaan van 28 uur studielast voor de student. Ten behoeve van de studeerbaarheid is elke EC geëxpliciteerd naar ingeschatte studielast. Bij de berekening van de studielast tellen mee: Contacturen Literatuur Stageopdrachten Toetsing Hieronder wordt aangegeven welke parameters per onderdeel gehanteerd worden. Contacturen De uren die gemoeid zijn met werk- en hoorcolleges, begeleiding, presentaties, excursies en projecten worden in de EC-studielast meegeteld. Literatuur 12 pagina’s Nederlandstalige literatuur te bestuderen per uur 8 pagina’s Engelstalige literatuur te bestuderen per uur Stageopdrachten Voor een uit te voeren les van 30 minuten in de stage wordt 60 minuten voor/nawerk gerekend, samen 90 minuten. Per stageopdracht zijn 45 minuten in de EC-studielast van het vak opgenomen. De andere 45 minuten zitten in de stage-uren. Maximaal 2 stageopdrachten per EC per module Toetsing Te bestuderen literatuur Tijd voor het daadwerkelijke toetsmoment schrijftijd werkstuk/verslag en/of tijd voor maken van een product en/of tijd voor geven presentatie en/of tijd voor afname mondelinge of schriftelijke toets
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 2 van 30
2.1
Onderwijs voor iedereen
Programmaoverzicht 2.1 Thema + themaopdracht Themagebonden vakken Themaondersteunende vakken
Totaal thema Vakken
Totaal vakken Stage SLB Totaal stage
module 2.1 Thema, onderzoeksweek, toets, PBL en onderzoek Pedagogiek / Onderwijskunde Nederlandse taal Kunstvakken - beeldende vorming - dramatische vorming - muzikale vorming Aardrijkskunde Geschiedenis Natuur & techniek Nederlandse taal Rekenen-wiskunde & didaktiek Levensbeschouwelijke vorming Bewegingsonderwijs * Stage Studieloopbaanbegeleiding*
Totaal module 2.1
*
sbu 56 28 28 28
EC 2 1 1 1
140 sbu 28 28 56 28 28 28
5 1 1 2 1 1 1
196 sbu 84
7 3
84 sbu
3
420 sbu
15
Met het vak bewegingsonderwijs en studieloopbaanbegeleiding (SLB) ben je elke module bezig, maar de studiepunten krijg je pas bijgeschreven aan het eind van module 2.2 en/of module 2.4.
Competenties 2.1 Doelstelling en inhoud: In dit thema staat het omgaan met verschillen en het verzorgen van adaptief onderwijs centraal. Het gaat om verschillen in de brede zin van het woord (sociaal-emotioneel, niveau, tempo, organisatie). Studenten leren de verschillen signaleren, zowel in pedagogisch als in didactisch opzicht. Zij leren hier adequaat mee om te gaan en adaptief onderwijs te verzorgen volgens de uitgangspunten: relatie – competentie – autonomie. De student leert zijn activiteiten op de verschillen af te stemmen en vervolgens te verantwoorden. Competenties: 1.1 Ik kan mijn handelen baseren op kennis van communicatiepatronen en sociale verhoudingen binnen mijn groep. 2.1 Ik begeleid de leerlingen van afhankelijkheid naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. 3.5 Ik pas verschillende differentiatievormen toe binnen kaders van adaptief onderwijs. 3.6 Ik kan mijn handelen en de leerresultaten van mijn leerlingen evalueren en daaruit consequenties voor mijn verder handelen trekken. 3.7 Ik kan kinderen met leerproblemen betrokken en stimulerend begeleiden.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 3 van 30
Toetsing 2.1 In dit schema vind je de verschillende toetsonderdelen van module 2.1 met de bijbehorende studiepunten. Moduleonderdeel Thema
Vakken
Stage
Totaal
NB
-
SBU
Onderdelen
Toetsvorm
140
Themadag en onderzoeksweek PBL
Moduleopdracht A “de groepsmap”
Nederlandse taal Pedagogiek & onderwijskunde
Moduleopdracht B “het portret van een kind”
Kunstzinnige vorming Beeldend Drama Muziek
Lessen in het vakdossier participatie
28 28 28 28 56 28 (14) 84 (14) 420 (28)
Nederlandse taal RW&Dk Aardrijkskunde Geschiedenis Natuur en techniek Levensbeschouwelijke vorming Bewegingsonderwijs Stage SLB
Beoordelingsinstrument Beoordelingsformulieren A1 en A2
Norm
EC
Voldoende
2
Beoordelingsformulier
Voldoende
1 1
portfolio
Voldoende 80%
1 1
67% 55%
1 1 1 1 2 1
Schriftelijke toets Schriftelijke toets
Toets verschilt per locatie Participatie Beoordeling Participatie Toekenning in 2.2
Stagebeoordelingsformulier
80% Voldoende 80%
De themaopdracht moet je in week 1.8 inleveren. De toetsen worden afgenomen in week 1.9. Toetsdata, inleverdata (en herkansingen) vind je in het jaartoetsrooster op ELO. Voor alle toetsen moet je je inschrijven. Dit doe je via Blackboard.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 4 van 30
3
15
2.2
Kennis in onderwijs
Programmaoverzicht 2.2 module 2.2 Themaweek + PBL/onderzoek Nederlandse taal Rekenen-wiskunde & didactiek Pedagogiek / onderwijskunde Kunstvakken - beeldende vorming - dramatische vorming - muzikale vorming
Thema + themaopdracht Themavakken
Themaondersteunende vakken
Totaal thema Vakken
Rekenen/wiskunde & didactiek Levensbeschouwelijke vorming Media-educatie Schrijven Locatiespecifiek **
Totaal vakken Stage SLB Totaal stage/SLB
Stage Studieloopbaanbegeleiding
Totaal module 2.2
* **
sbu 56 28 28 28 28
EC 2 1 1 1 1
168 sbu 28 28 28 28 28 140 sbu 84 (14)* 112 sbu
6 1 1 1 1 1 5 3 1 4
420 sbu
15
Voor de stage en studieloopbaanbegeleiding worden er gedurende elke module uren ingeroosterd. Deze module bevat ook een locatiespecifiek deel. Raadpleeg ELO voor meer informatie hierover.
Competenties 2.2 Doelstelling en inhoud: In dit thema staat de kennis in het onderwijs centraal. Wat zijn de kerndoelen, de leerlijnen en de tussendoelen? Welke didactieken horen bij de vakken. Hoe zit de kennisbasis in elkaar en wat betekent Nederland kennisland in dit geval. Opbrengstgericht werken, evidence based en datadriven zijn begrippen die bekend worden verondersteld. Competenties: 3.1 Ik weet mijn onderwijsleer activiteiten en spelactiviteiten adequaat te kiezen, voor te bereiden en te plannen. 3.2 Ik kan mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 3.3 Ik kan lesmaterialen op de juiste manier inzetten. 3.5 Ik pas verschillende differentiatievormen toe binnen kaders van adaptief onderwijs. 5.4 Ik heb kennis van relevante informatie, technieken en methodieken die nodig zijn voor het functioneren in de schoolorganisatie en bijbehorende overlegsituaties.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 5 van 30
Toetsing 2.2 In dit schema vind je de verschillende toetsonderdelen van module 2.2 met de bijbehorende studiepunten. Moduleonderdeel Thema
SBU
Onderdelen
Toetsvorm
168
Themadag en PBL
Moduleopdracht Prezi
Norm
EC
Voldoende
2
5,5
1
Nederlandse taal
5,5
1
Rekenen-wiskunde & didactiek
5,5
1
Zie toetsparagraaf bij het onderdeel
5,5
1*
Schriftelijke toets
70%
1
Zie toetsparagraaf bij het onderdeel Toetsvorm verschilt per locatie Zie toetsparagraaf bij het onderdeel Beoordeling
5,5
1
5,5
1
5,5
1
5,5
3
Voldoende
1
5,5
1
Beoordelingsformulier per vak
Pedagogiek & onderwijskunde
Vakken
28 28 28
Stage/SLB
Locatiespecifiek Totaal
* NB
Kunstzinnige vorming Beeld Drama Muziek Rekenen-wiskunde & didactiek Media-educatie
28
Godsdienstige vorming / levensbeschouwing Schrijven
84
Stage
28
Studieloopbaanbegeleiding
28
Locatieafhankelijk (zie ELO)
Beoordelingsinstrument Beoordelingsformulier
Participatie, voortgang portfolio en POP
Stagebeoordelingsformulier
420
15
De EC-punten voor de kunstvakken beeldende vorming, dramatische vorming en muzikale vorming worden na periode 4 bijgeschreven. -
De themaopdracht moet je in week 2.8 inleveren. De toetsen worden afgenomen in week 2.9. Toetsdata, inleverdata (en herkansingen) vind je in het jaartoetsrooster op ELO. Voor alle toetsen moet je je apart inschrijven.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 6 van 30
2.3/2.4
Onderwijs ontwerpen
Programmaoverzicht 2.3 en 2.4
Thema + themaopdracht Themavakken
Themaondersteunende vakken
Totaal thema Vakken
Totaal vakken Stage SLB Totaal stage/SLB
module 2.3 Thema, toets, PBL en onderzoek Nederlandse taal Rekenen-wiskunde & didactiek Pedagogiek / onderwijskunde Wereldorientatie (aardrijkskunde, geschiedenis, natuur en techniek), contacturen Kunstvakken - beeldende vorming - dramatische vorming - muzikale vorming Nederlandse taal Rekenen-wiskunde & didactiek Levensbeschouwelijke vorming Engels* Locatiespecifiek Stage Studieloopbaanbegeleiding**
Totaal module 2.3
Thema + themaopdracht Themavakken
Themaondersteunende vakken
Totaal thema Vakken
Totaal vakken Stage SLB Totaal stage/SLB
module 2.4 Thema, toets, PBL en onderzoek uitvoeringsweek Nederlandse taal Rekenen-wiskunde & didactiek Wereldorientatie (aardrijkskunde, geschiedenis, natuur en techniek), begeleidingsuren Kunstvakken - beeldende vorming - dramatische vorming - muzikale vorming Nederlandse taal Rekenen-wiskunde & didactiek Levensbeschouwelijke vorming praktijk gerelateerd Vrije keuzepunt Bewegingsonderwijs** Stage Studieloopbaanbegeleiding**
Totaal module 2.4
* **
EC 1 1 1 1 1
28
1
168 sbu 28 28 28 28 28 140 sbu 84 (28) 112 sbu
6 1 1 1 1 1 5 3 (1) 4
420 sbu
15
sbu 56 28 28 28
EC 2 1 1 1
28
1
168 sbu 28 28 28 28 28 140 sbu 84 28 112 sbu
6 1 1 1 1 1 5 3 1 4
420 sbu
15
Engels wordt op de locaties in verschillende modules aangeboden. voor bewegingsonderwijs en studieloopbaanbegeleiding worden in elke module uren ingeroosterd. De studiepunten worden bijgeschreven aan het eind van module 2.4.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 7 van 30
sbu 28 28 28 28 28
Competenties 2.3/2.4 Doelstelling en inhoud: Centraal staat de vraag hoe een leerkracht een leeromgeving krachtig en uitdagend maakt voor kinderen. De leerkrachten leren zelf een lesomgeving bouwen, binnen en buiten de school. Ze gaan zich verdiepen in verschillende visies, werkvormen en vormen van klassenmanagement. Kinderen veranderen, de samenleving verandert: vergt dit een aangepaste didactiek? Nieuwe media is daarbij vanzelfsprekend. Competenties: 3.1 Ik weet mijn onderwijsleer activiteiten en spelactiviteiten adequaat te kiezen, voor te bereiden en te plannen. 3.2 Ik kan mijn onderwijsleeractiviteiten en spelactiviteiten adequaat uitvoeren. 3.3 Ik kan lesmaterialen op de juiste manier inzetten. 2.2 Ik zorg voor een veilige, vertrouwde en uitdagende leeromgeving. 4.2 Ik kan het lokaal, een hoek, de schoolomgeving gebruiken en eventueel inrichten als een stimulerende en rijke speel/leeromgeving. 4.2 Ik ben bekend met die aspecten van klassenmanagement die voor mijn onderwijs relevant zijn.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 8 van 30
Toetsing 2.3 In dit schema vind je de verschillende toetsonderdelen van module 2.3 met de bijbehorende studiepunten. ModuleOnderdeel Thema
Vakken
SBU
Onderdelen
Toetsvorm
168
Themadag, onderzoek en PBL bijeenkomsten
Actieve participatie portfolio presentatie week 9
Nederlandse taal
Talige activiteiten bij didactische modellen
Rekenen-wiskunde & didactiek
Vakdossier met o.a. rekenochtend
Pedagogiek & onderwijskunde
Voorstel onderwijsarrangement
Wereldorientatie: aardrijkskunde, geschiedenis en natuur (contacttijd)
Norm
EC
Voldoende
1
5,5
1
Gedetailleerde criteria
5,5
1
Worden per vak in de colleges verstrekt
5,5
1
Ontwerp woonderdelen in het onderwijsarrangement
5,5
1
Kunstzinnige vorming* Rekenen-wiskunde & didactiek Engels** Godsdienstige vorming / levensbeschouwing Nederlandse taal: leesdossier
Zie toetsparagraaf bij het onderdeel Schriftelijke toets
5,5
1
70%
1
Schriftelijke toets Toetsvorm verschilt per locatie Tentoonstelling en leeskring
67%
1 1
5,5
1
28
Locatiespecifiek
28
Bewegingsonderwijs*** Stage
Toetsvorm verschilt er locatie Zie module 2.4
28 28 28
28
Stage/SLB
84
28
Totaal
* ** ***
Studieloopbaanbegeleiding***
Beoordeling
Participatie, voortgang portfolio en POP
Beoordelingsinstrument Kwaliteitscriteria
Zie hoofdstuk Nederlandse taal modulegids Zie criteria modulegids
1 -
Stagebeoordelingsformulier
5,5
3
Voldoende
(1)
420
14
De EC-punten voor de kunstvakken worden na periode 4 bijgeschreven. De precieze normering wordt nog vastgesteld en kan nog wijzigen. Voor het vak bewegingsonderwijs en voor studieloopbaanbegeleiding (slb) geldt: in module 2.3 en 2.4 zijn er uren ingeroosterd, de studiepunten worden bijgeschreven aan het eind van module 2.4.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 9 van 30
Toetsing 2.4 In dit schema vind je de verschillende toetsonderdelen van module 2.4 met de bijbehorende studiepunten. ModuleOnderdeel Thema
Vakken
SBU
Onderdelen
Toetsvorm
168
PBL, onderzoek en uitwerkingsweek
Groenlichtbepaling week 5 Onderzoeksverslag Uitvoering onderwijsarrangement
Nederlandse taal Rekenen-wiskunde & didactiek
Wereldoriëntatie: aardrijkskunde, geschiedenis en natuur (contacttijd)
28
Kunstzinnige vorming*: beeldende vorming, dramatische vorming, muzikale vorming Rekenen-wiskunde & didactiek Nederlandse taal Bewegingsonderwijs** (14 in module 2.3+ 14 in module 2.4) Godsdienstige vorming / levensbeschouwing Vrije keuzepunt
84
Stage
28
Studieloopbaanbegeleiding**
28 28 28
28
Stage/SLB
Totaal
* **
NB: -
Beoordelingsinstrument Verzameldocument groen licht beoordelingsformulier (groepsbeoordeling)
Norm
EC
Voldoende
2
In week 5 een ontwerp van een serie lessen
5,5 5,5
1 1
Didactisch ontwerp en vakdossier
5,5
1
5,5
1
70%
1
67% 80%
1 1
Schriftelijke of digitale toets Schriftelijke toets Zie toetsparagraaf modulegids
Toetsvorm verschilt per locatie Algemeen formulier vrij keuzepunt Beoordeling
Participatie, voortgang portfolio en POP
1
1
Stagebeoordelingsformulier
5,5
3
Voldoende
2 (1+ 1) 16
420
De EC-punten voor de kunstvakken worden na periode 4 bijgeschreven. Voor het vak bewegingsonderwijs en studieloopbaanbegeleiding (slb) geldt: gedurende module 2.3 en 2.4 zijn er uren ingeroosterd, de studiepunten worden bijgeschreven aan het eind van module 2.4 De themaopdracht moet je inleveren in week 2.8. De toetsen worden afgenomen in week 2.9. Toetsdata, inleverdata (en herkansingen) staan vermeld in het jaartoetsrooster. Voor alle toetsen moet je je apart inschrijven via Progress.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 10 van 30
Module 3.1/3.2
Passend onderwijs
Programma-overzicht 3.1 en 3.2
module 3.1
EC
sbu
Thema + themaopdracht Themagebonden vakken Totaal thema Vakkenlijn Totaal vakkenlijn Stage Totaal stage/slb Totaal module 3.1
themaopdracht onderzoek Pedagogiek en Onderwijskunde Rekenen en didactiek Nederlandse taal
4
112 168 140
Thema + themaopdracht Themagebonden vakken Totaal thema Vakkenlijn Totaal vakkenlijn Stage
themaopdracht onderzoek Pedagogiek en Onderwijskunde Nederlandse taal Rekenen en didactiek
Totaal stage/slb Totaal module 3.2
Nederlandse taal Rekenen en didactiek Muziek Drama Bevo GO/Le‐Vo Stage en SLB
4 1 1 1 1 1 1 6 5 5 15
module 3.2
Rekenen en didactiek Nederlandse taal Aardrijkskunde Geschiedenis Natuur en techniek Bewegingsonderwijs
Stage en SLB inclusief praktijkgerelateerde ec GO‐/Le‐Vo
4
6 5
112 168
5 15
140
4 1 1 1 1 1 1
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 11 van 30
Competenties 3.1 en 3.2 Doelstelling en inhoud In dit thema leren studenten onderwijsbegeleidingsbehoeften van kinderen herkennen en benoemen. Ze kunnen dit uitwerken in een gedifferentieerd groepsplan per vakgebied en ook op sociaal-emotioneel gebied. Ook verdiepen ze zich in het zorgsysteem van het primair onderwijs en het handelingsgericht werken. Ze leren een ontwikkelingsperspectief te hanteren en kunnen dit vertalen in een individuele leerlijn. Studenten kunnen dit binnen hun eigen gekozen leeftijdspecialisatie op een goed niveau, maar hebben ook transfer naar alle kinderen in de basisschool. Competenties 2.1 Ik begeleid de leerlingen van afhankelijkheid naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. 2.3 Ik kan mijn pedagogische opvattingen en handelen verantwoorden op basis van relevante theoretische en methodische inzichten. 3.5 Ik pas verschillende differentiatievormen toe binnen kaders van adaptief onderwijs. 3.6 Ik kan mijn handelen en de leerresultaten van mijn leerlingen evalueren en daaruit consequenties voor mijn verder handelen trekken. 3.7 Ik kan kinderen met leerproblemen betrokken en stimulerend begeleiden. 4.3 Ik ben bekend met die aspecten van klassenmanagement die voor mijn onderwijs relevant zijn.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 12 van 30
Toetsing 3.1 en 3.2 Module 3.1
SBU
Onderdelen
Toetsvorm
Beoordelingsinstrument
Norm
progresscode
EC
Thema
112
Groepsproduct
Beoordelingsformulier
5,5
3OL3TL31
4
Vakken
28
rekenen-wiskunde & didactiek
Criteria worden tijdens de colleges verstrekt
5,5
3OL3VL31-A
1
28
Nederlandse taal
Diagnose en plan
5,5
3OL3VL31-B
1
28
Godsdienstige vorming/levensbeschouwing
toetsvorm verschilt per locatie
5,5
3OL3VL31-C
1
28
Muziek
5,5
3OL3VL31-D
1
28
Bevo
5,5
3OL3VL31-E
1
28
Drama
5,5
3OL3VL31-F1
1
10
Aardrijksunde
10
Geschiedenis
10
Natuur en Techniek
10
Bewegingsonderwij s
Stage & SLB
140
Stage en SLB
5,5
3OL3ST31
5
Totaal
460
Projectopdracht Nederlandse taal rekenen-wiskunde & didactiek pedagogiek & onderwijskunde Onderzoek
groepsoverzicht
Dramakoffer
beoordeling
stagebeoordelingsformulier
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 13 van 30
15
Module 3.2
SBU
Thema
112
Onderdelen
Vakken
Stage & SLB
Projectopdracht Nederlandse taal rekenenwiskunde & didactiek pedagogiek & onderwijskunde Onderzoek
Toetsvorm
Beoordelings -instrument
Norm
progresscode
EC
Individueel product
Beoordelingsfo rmulier
5,5
3OL3TL32
4
28
rekenen-wiskunde & didactiek
Groepsplan en commentaar medestudent
5,5
3OL3VL32-A
1
28
Nederlandse taal
Diagnose en plan
5,5
3OL3VL32-B
1
18
Bewegingsonderwijs
toetsvorm verschilt per locatie
5,5
3OL3VL32-C
1
18
Aardrijkskunde
Schriftelijke toets en vakdossier
5,5
3OL3VL32-D
1
18
Geschiedenis
Schriftelijke toets en vakdossier
5,5
3OL3VL32-E
1
18
Natuur en Techniek
Schriftelijke toets en vakdossier
5,5
3OL3VL32F1
1
140
Stage en SLB
beoordeling
5,5
3OL3ST32
5
Zie par 3.4.1
toetsing
(inclusief praktijk gerelateerd EC Govo/Levo Totaal
380
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 14 van 30
15
3.3/3.4
Een praktijkgericht teamonderzoek in de basisschool
Themaopdracht module 3.3 en 3.4 Een praktijkgericht teamonderzoek in de basisschool Inleiding Met de start van module 3.3 en 3.4 begint je afstudeerfase. In deze fase krijg je de gelegenheid je verder te verdiepen in een van de vijf grote onderwijsthema’s die tot een locatieprofilering behoren: Deze onderwijsthema’s zijn: Meertalig onderwijs Vernieuwingsonderwijs Wetenschap en techniek Speciale zorg in het onderwijs Internationaal & nieuwe media
→ → → →
Leeuwarden → Assen Emmen Groningen Meppel
Afhankelijk van de plaats waar je hebt besloten te gaan studeren, of waar je nu alsnog besluit je studie af te ronden, verdiep je je tijdens de themaopdracht in één van deze onderwijsthema’s. De thema’s worden ‘gevoed ‘ door het vak pedagogiek en onderwijskunde. Tijdens de bijeenkomsten van pedagogiek en onderwijskunde (vijf werkcolleges per module) word je ingeleid in verschillende onderwerpen die met de profilering van jouw locatie samenhangen. De invulling van het vak verschilt dus per locatie. Naast deze bijeenkomsten op de hogeschool ga je op de basisschool een praktijkgericht teamonderzoek uitvoeren waarvan de inhoud aansluit bij de locatieprofilering. In Leeuwarden is het onderzoek dus gerelateerd aan meertalig onderwijs, in Assen aan vernieuwingsonderwijs enz. We noemen het een teamonderzoek omdat je het onderzoek opzet en uitvoert in een team van 2-6 studenten. Wat je precies gaat onderzoeken hangt af van het vraagstuk waar een basisschool een antwoord op zoekt. Het vraagstuk kan geformuleerd zijn door de basisschool waar jij, of een van de andere studenten uit je onderzoeksteam stage loopt. Het kan echter ook een vraagstuk zijn dat door een (jouw nog onbekende) basisschool is aangeleverd aan de hogeschool en waar je met je onderzoeksteam op kunt intekenen. Om te garanderen dat het vraagstuk uitdaagt tot onderzoekend leren moet het aan een aantal eisen voldoen: ‐
‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
De aanleiding voor het praktijkgericht teamonderzoek is een concreet vraagstuk, dat voortkomt uit de (eigen) onderwijspraktijk en gericht is op verbetering van deze praktijk. Er is sprake van een echt vraagstuk waarvoor een oplossing wordt gezocht. Het vraagstuk is ‘open’. Dit betekent dat studenten tot een eigen unieke onderzoeksvraag kunnen komen en op basis van onderzoek tot een uniek antwoord op deze vraag. Het vraagstuk is direct gerelateerd aan de profilering van de locatie. Een groep van 2-6 studenten kan gedurende een semester (half jaar) aan het onderzoek werken. Het vraagstuk daagt uit tot een theoretische en praktische verdieping op zowel macro (landelijk), als meso (deze school) als micro niveau (deze klas/ dit kind/ dit deelonderwerp). Het vraagstuk is geformuleerd op schoolniveau, of op onderbouw- of bovenbouwniveau en leent zich tot verdieping voor zowel onderbouw als bovenbouw specialisten. De afbakening van het vraagstuk tot een concrete onderzoeksvraag vindt plaats op initiatief van en in samenspraak met de studenten. Het antwoord op de vraag kan een (theoretisch onderbouwd) product of advies opleveren.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 15 van 30
Wat moet je al kunnen? Met de afsluiting van de hoofdfase heb je aangetoond basisbekwaam te zijn. Een van de kenmerken van de afstudeerfase is dat je taken gaat uitvoeren op het gebied van schoolontwikkeling. Deze themaopdracht sluit daarbij aan. In de propedeuse en de hoofdfase van de opleiding heb je je georiënteerd op en geoefend in de vele deelvaardigheden die nodig zijn bij het doen van onderzoek in de onderwijspraktijk. De propedeuse was voornamelijk oriënterend van aard en in de hoofdfase vond verdieping plaats. Het teamonderzoek in periode 3.3 en 3.4 is het eerste volledige praktijkonderzoek dat uitgevoerd wordt naar aanleiding van een vraagstuk uit de praktijk, waarin je de volledige cyclus voor praktijkonderzoek zelfstandig doorloopt. Dit is de laatste stap in de voorbereiding op het individuele afstudeeronderzoek dat plaatsvindt in de schoolminor in P4. Waaraan ga je werken? Competenties en doelen benoemen….. - Individuele ontwikkeling - Teamontwikkeling - Schoolontwikkeling Wat ga je doen? Je volgt de bijeenkomsten voor het vak pedagogiek en onderwijskunde en daarnaast zet je een praktijkgericht teamonderzoek op. Dit onderzoek start in module 3.3 en loopt door en wordt afgerond in module 3.4. In module 3.3 werk je aan de eerste drie kernactiviteiten van de cyclus voor praktijkonderzoek. Indien je een ontwerponderzoek uitvoert werk je aan de eerste vijf kernactiviteiten.
Onderzoeksactiviteiten in 3.3
Ontwerponderzoek in 3.3
Het eindproduct van module 3.3 is een onderzoeksplan. Dit plan wordt beoordeeld vóór je in periode 3.4 met de uitvoering kunt beginnen.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 16 van 30
In module 3.4 voer je het onderzoeksplan uit en verwerk je de onderzoeksgegevens in een rapportage. Je presenteert de resultaten aan het team van de basisschool. Het eindproduct van module 3.4 is een gezamenlijk onderzoeksrapport aangevuld met een persoonlijk procesverslag. Het onderzoek kan een advies of een concreet product opleveren.
Onderzoeksactiviteiten in 3.4
Ontwerponderzoek in 3.4
Wat heb je nodig? Onderzoek: Ackermann, M., Osseweijer, E., Schmidt, H, Molen, M. van der.& Wal, E. van der. (2012). Zelf leren schrijven: Schrijftraining voor studenten psychologie, pedagogiek en sociale wetenschappen. Den Haag: BoomLemma Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho. Zelf te zoeken vakliteratuur. Pedagogiek en onderwijskunde: Locatieafhankelijk
Toetsing Module 3.3 Je krijgt 3,5 EC toegekend na ‐ Actieve participatie colleges pedagogiek/onderwijskunde ‐ Goedgekeurd onderzoeksplan Module 3.4 Je krijgt 3,5 EC toegekend na ‐ Actieve participatie colleges pedagogiek/onderwijskunde ‐ Onderzoeksrapport van voldoende niveau ‐ Persoonlijk procesverslag van voldoende niveau ‐ Mondelinge presentatie op de basisschool van voldoende niveau
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 17 van 30
BIJLAGE C NADERE UITWERKING VAN DE ONDERWIJSEENHEDEN VAN HET CURRICULUM VAN DE OPLEIDING VOOR DE POSTPROPEDEUTISCHE FASE (oud curriculum vh CHN, jaar 4)
Programma-indeling in modules Er wordt gewerkt met onderwijseenheden van 28 studiebelastingsuren (sbu) of een veelvoud daarvan. De onderwijseenheden zijn gegroepeerd in perioden. Het onderwijsprogramma bestaat uit vier modulen van tien weken of een veelvoud daarvan. Een module van tien weken omvat negen onderwijsweken waarin de onderwijsactiviteiten worden gepland en een studieweek waarin de student extra tijd en mogelijkheid heeft voor het afleggen van toetsgelegenheden, eerste kans toetsingen en herkansingen. Iedere module bestaat uit 1 5 ec's. Ieder studiejaar bestaat uit een studiebelasting van 1680 studiebelastingsuren (sbu) = 60 ec's. Curriculumprogramma leerjaar 4
Minor en Liofase: afstuderen
1e semester – minoren 30 ec’s
2e semester – Lio-fase 30 ec’s
Minor deel 1 ** Onderzoek & scriptie
Minor deel 2 ** Onderwijs ontwerpen
Bovenstroom Keuze uit twee minoren (1 per periode): 1. Opleiden in organisaties (hogeschoolbreed, periode 3 of 4) 2. Internationaal: meertaligheid (Wales, Innsbruck, Antillen) 3. Internationaal: community development (Port Alfred) 4. Special Needs 5. Onderwijsmanagement 6. Identiteitsontwikkeling (gelinkt aan de kenniskring) 7. Schoolconcepten: 8. a. Jenaplan b. Dalton c. Ervaringsgericht onderwijs (EGO) d. Algemeen/overige: TOM, adaptief, etcetera 1.
De vakspecialist a. Rekenen / wiskunde b. Taal & communicatie c. Wereldorientatie d. Drama e. Beeldende vorming f. ICT g. Muziek h. Techniek i. Bewegingsonderwijs j. Godsdienstige vorming
Onderstroom Verplicht onderdeel minorprogramma 1: Toets onderzoeksvaardigheden
Onderstroom: Verplicht onderdeel minorprogramma 2: Onderwijsontwerpen
Doorstroom Ppb (onder andere eigen leervragen, Lio-voorbereiding & pop)
Doorstroom Ppb (onder andere eigen leervragen, Lio-voorbereiding & pop)
Doorstroom Terugkomdagen, portfolio en pop
15 ec’s
15 ec’s
15 ec’s
Totaal leerjaar 4 60 ec’s. Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 18 van 30
Op de locatie Fryslan wordt het jaarprogramma ook gespiegeld aangeboden. Dat betekent dat de student eventueel in het eerste semester kan starten met de Lio- stage om vervolgens met het semester Minors de opleiding af te ronden.
Programma vierde studiejaar In het vierde studiejaar zit je in het laatste jaar van de SDA-fase, de fase van specialiseren,differentiëren en afstuderen. In het derde jaar heb je je gespecialiseerd in het jonge kind of het oudere kind. In jaar vier ga je differentiëren, je verder persoonlijk onderscheiden via de minoren. Minor staat in de internationale onderwijssystematiek voor bijvakken of profilering. Na je verplichte of funderende deel, kun je in het minordeel van je opleiding je profileren. Je onderscheidt je door de keuze van de minor. Veelal zal dat binnen de Stenden Lerarenopleidingen gebeuren, maar je kunt ook gebruik maken van het aanbod buiten de opleiding en bij een andere opleiding van de Stenden of andere hogeschool een minor kiezen. De opzet van de minoren binnen de Stenden Lerarenopleiding wordt zo vormgegeven dat dit deel van de opleiding moet voldoen aan 3 maal V: het moet verdiepend, verbredend en voorbereidend op een master-studie zijn. De duur van een minorperiode is een heel semester, waarbij achtereenvolgens tweemaal 1 5 ec behaald kan worden. Omdat de opleiding je keuzevrijheid wil geven zijn er veel onderwerpen mogelijk binnen de verschillende minoren van de opleiding. Je kiest voor één minoronderwerp aan het eind van het derde studiejaar. Je werkt tien onderwijsweken achtereen aan het eerste deel van 1 5 ec en tien onderwijsweken aan het tweede deel. (Een periode beslaat tien onderwijsweken waarvan negen lesweken en één studieweek). Het aanbod van of thema's voor de minoren staan beschreven in de SDA-handleiding. Daarnaast is er een verplichte onderstroom per periode die je moet verwerken in je minor, met onderzoeksvaardigheden in de eerste periode en ontwerpvaardigheden in de tweede periode, om je werk expliciet te ijken aan al de HBO-kernkwalificaties. Naast dit inhoudelijke aanbod is er een begeleidingsstroom, de doorstroom waarbij je in je vaste groep werkt aan persoonlijke professionele ontwikkeling. Deze doorstroom vindt zijn vervolg in de terugkomdagen tijdens je LIO(stage) in het afstudeerdeel van de SDA- fase. Uitgangspunt bij de doorstroom is dat je je eigen ervaring afzet tegen de bekwaamheidseisen die het beroep als leerkracht basisonderwijs aan je stelt: de competenties. Met behulp van een POP werk je aan de voorbereiding op de LIO-stage, met eigen stageoriëntatie en /of leervragen. In het schema op de volgende pagina ziet het vierde leerjaar er als volgt uit: Schema: curriculumstructuur leerjaar 4 OLB
e
e
1 semester 30 EC MINOREN – 1 deel Verdiepen in eigen specialisatie en opzet onderzoeksplan 9 lesweken (totaal 15 EC) Onderstroom: Verplicht onderdeel minorprogramma 1: onderzoeksvaardigheden
1e semester 30 EC MINOREN – 2e del Uitvoeren onderzoek, schrijven van scriptie en ontwerpen van onderwijs 9 lesweken (totaal 15 EC) Onderstroom: Verplicht onderdeel minorprogramma 2: onderwijs ontwerpen
e
2 semester 30 EC
LIO(stage) 30 EC
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 19 van 30
Bovenstroom: Keuze uit een van de volgende minoren (2x15 ec inclusief de onderstroom) 1.
Opleiden in organisaties (hogeschoolbreed) 2. Internationaal: meertaligheid (Wales, Innsbruck, Antillen) 3. Internationaal: community development (Port Alfred) 4. Special Educational Needs 5. Onderwijskundig leiderschap 6. Schoolconcepten A. Jenaplan B Dalton C Ervaringsgericht onderwij (EGO) D Algemeen/overige: TOM, adaptief, etcetera 7. De vakspecialist A rekenen/wiskunde B taal & communicatie C wereldorientatie D drama E beeldende vorming F ICT G muziek H techniek I bewegingsonderwijs J godsdienstige vorming
Onderdelen a. b.
Lio-orientatie d.m.v. ppb Terugkomdagen, tussentijdse gesprekken met als eindbeoordeling: portfolio en eindgesprek
Doorstroom: Persoonlijke Professionele begeleiding Aanbod semester 1 voorwaarde om deel te mogen nemen aan de Lio-stage. Aantoonbare oriëntatie op de Lio-school van 40 sbu, deelname aan zes intervisiebijeenkomsten tijdens ppb, opzet van het portfolio en minimaal 180 ec geregistreerd in progress. Let op: voor het aanbod van de minoren zijn per locatie en per periode verschillende mogelijkheden. Vraag hiernaar bij de voorlichting; het is ook mogelijk om op andere locaties of bij andere opleidingen of hogescholen een minor te volgen.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 20 van 30
Toelatingseisen internationale minor Voor de internationale minoren gelden aanvullende toelatingseisen. Studenten die hun minor in het buitenland willen lopen dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen: Je moet 150 ec's hebben behaald; Je hebt een goed plan van aanpak opgesteld; Je hebt een cultuursensitieve houding; Je bent communicatief vaardig; Je kunt goed zelfstandig studeren; Je beschikt over een goede actieve beheersing van de Engelse taal; Je bent sterk gemotiveerd; Je bent in het bezit van een rijbewijs; Je hebt een voldoende behaald op de toets 'onderzoeksvaardigheden'. Van studenten wordt daarnaast een grote mate van zelfstandigheid verwacht. Om in aanmerking te komen voor de minor buitenland dient de student een plan van aanpak en een motivatie, gesteld in de Engelse taal, in bij de secretaris van de examencommissie. Als onderdeel van de toelatingsprocedure heeft de student een gesprek met de coördinator buitenland. De examencommissie heeft de eigenlijke selectie en de toelatingsgesprekken gedelegeerd aan de coördinatoren buitenland, maar houdt in alle gevallen de eindverantwoordelijkheid voor de toelating. Tenzij er zwaarwegende redenen zijn om af te wijken van het advies van de coördinator buitenland, zal dat advies door de examencommissie worden overgenomen. Bij deelname door de student aan een minor in het buitenland dient de student zich te realiseren dat hij verantwoordelijk is voor zijn eigen studievoortgang. De student kan aan buitenlands verblijf geen rechten ontlenen; het niet kunnen bijwonen van toetsgelegenheden is voor eigen verantwoording en is geen grond voor het toekennen van extra toetsgelegenheden. De organisatie van de eindstage/lio-stage Onderdeel van het vierde studiejaar is een 21-weekse eindstage of Llio-traject van vijf maanden = de major in de studie. De gestelde eisen met betrekking tot de 21-weekse eindstage of het liotraject zijn identiek. Bij beide dient de student te voldoen aan de wettelijke startbekwaamheden (eindtermen). Het verschil tussen een 21-weekse eindstage en een lio zit in de rechtspositionele gronden van een student. Het behoort ook tot de mogelijkheid om je lio-stage te lopen in het Speciaal Basisonderwijs (SBO) of Speciaal Onderwijs (SO). Hiervoor is een aantal voorwaarden geformuleerd. De student moet in het bezit zijn van een positief advies van de ppb'er/stagecontactpersoon. De student moet alle stages uit het derde studiejaar met een beoordeling van minimaal ruim voldoende hebben afgerond en de student is verplicht om de minor special needs te volgen. Met de lio-stage wil de opleiding de kloof tussen theorie en praktijk, ook wel de praktijkschok genoemd, zo klein mogelijk houden. De twee mogelijke trajecten worden hieronder (kort) toegelicht. Meer informatie over deze trajecten is terug te vinden in het lio-draaiboek.
De totale studiebelasting voor deze studiefase is inclusief oriëntatie en voorbereiding.
Gezien het beleid van de overheid zijn er twee mogelijkheden te onderscheiden: a. De vierdejaars student sluit een stageovereenkomst met de opleiding en de basisschool als stagiaire (21-weekse eindstage). De gebruikelijke rechten en plichten van een stagiaire zijn nu van toepassing. b. De vierdejaars student sluit een leerarbeidsovereenkomst met de opleiding en het bevoegde gezag van de betreffende basisschool. Het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel (RPBO) is nu van toepassing. Er is sprake van een lio-traject.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 21 van 30
Ad a:
De 21- weekse eindstage Tijdens deze lange eindstage heeft de student de status van stagiaire. De student heeft geen leerarbeidsovereenkomst en is dus niet Eindverantwoordelijk voor een groep van de basisschool. De student 'staat' drie dagen voor de groep, daarnaast komt de student regelmatig naar de opleiding voor begeleiding; twee dagen worden besteed aan voorbereiding en studie. Net als in de lio-variant doorloopt de student ook hier een officieel sollicitatietraject. De begeleiding tijdens de 21-weekse eindstage vindt op twee manieren plaats: op de basisschool door de coach en vanuit de opleiding door de instituutsbegeleider. De beoordeling van de student vindt op diverse momenten plaats. Er zijn twee tussentijdse beoordelingen. Hiervoor vult de coach van de basisschool een voortgangsevaluatie in. Deze formulieren worden naar de instituutsbegeleider gestuurd. De eindevaluatie vindt aan het eind van de 21-weekse stage plaats. Er vindt dan een eindgesprek plaats met zowel de coach als de instituutsbegeleider. De instituutsbegeleider beoordeelt uiteindelijk of de 30 ec’s worden toegekend. De eindeisen met betrekking tot de 21-weekse stage zijn gelijk aan die van de lio. In beide gevallen dient de student te voldoen aan de wettelijke startbekwaamheden zoals geformuleerd door de opleiding en het wettelijke kader. De instituutsbegeleider heeft in het begin van de 21-weekse eindstage telefonisch contact met de basisschool en komt in een later stadium zeker één keer bij de student op de basisschool op bezoek. Toelating tot de sollicitatieprocedure. De opleiding hanteert een toelatingsnorm voor de sollicitatieprocedure voor plaatsing voor de eindstage. Studenten die in aanmerking willen komen, moeten tenminste 135 ec's hebben bij aanvang van de procedure. De student moet een uitdraai van Progress overleggen waaruit blijkt dat aan de norm is voldaan. De student is verplicht de liostageschool op de hoogte te houden met betrekking tot studievorderingen. Dit om de lio-school een inschatting te geven met betrekking tot het risico van voortijdige stopzetting van de lio. De lio-stage kan enkel en alleen gestart worden nadat alle eerdere stageperioden met een voldoende beoordeeld zijn. Indien de student, al na de start met de lio-stage alsnog niet voldoet aan de eisen, dan wordt de lio-stage stop gezet! Toelating tot de major: de 21-weekse stage Om tot de 21-weekse eindstage te worden toegelaten moet de student aan een aantal voorwaarden voldoen: 1. De student moet bij aanvang van de stageperiode in het bezit zijn van tenminste = 180 ec's én 2. Wanneer een student géén 180 ec's heeft bij aanvang van de lio, maar wel toelaatbaar is geweest tot de lio-sollicitatieprocedure is de student alleen, met schriftelijke toestemming van de voorzitter van de Examencommissie toelaatbaar tot de lio. De ondergrens voor deelname is 1 6 6 ec's en binnen vier weken na de start van de lio-stage behalen van de resterende ec punten. Studenten die niet voldoen aan de eis van 180 ec-punten en gebruik maken van de 1 6 6 ec-mogelijkheid en de termijn van vier weken na de start van hun lio, dienen de stageschool op de hoogte te stellen van de mogelijkheid dat ze de lio-stage wellicht voortijdig dienen af te breken. De student dient hiertoe schriftelijk een verzoek in bij de examencommissie. De examencommissie kan aan de toelating aanvullende voorwaarden verbinden.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 22 van 30
Ad b:
Het lio-traject Tijdens het lio-traject heeft de student een leerarbeidsovereenkomst en daarmee de status van werknemer met een salaris. Na een procedure wordt de student, door het bevoegd gezag, aan een basisschool benoemd voor een lio-periode van 21 weken. Gedurende drie aaneengesloten dagen per week heeft de student de verantwoordelijkheid voor het onderwijsleerproces in een bepaalde groep en alles wat daarbij komt kijken. De overige dagen zijn voor voorbereiding en studie. Op deze wijze kenmerkt het L I O - traject zich als een duaal traject van werken en studeren. Het lio-traject wordt bij voorkeur in de 'bouw' van de gemaakte specialisatiekeuze uitgevoerd. Voor de lio-stage bestaat niet alleen de mogelijkheid te solliciteren op scholen in de regio, maar ook daarbuiten. Stenden Hogeschool onderhoudt bijvoorbeeld contacten met schoolbesturen in Rotterdam-Zuid en Den Haag. De mogelijkheid bestaat ook dat een student, na overleg met de stagecoördinator, zelfstandig op zoek gaat naar een lio-plek. De student in het lio-traject wordt begeleidt door een coach in het basisonderwijs en een ppb'er. De coach zorgt voor de dagelijkse ondersteuning en begeleiding. De ppb'er is de begeleider op afstand. De ppb'er heeft contact met de coach over het functioneren van de student. Tijdens het lio-traject zijn er een aantal terugkommomenten op de opleiding. De beoordeling van de student vindt op diverse momenten plaats. Er zijn twee tussentijdse beoordelingen. Hiervoor vult de coach van de basisschool een voortgangsevaluatie in. Deze formulieren worden naar de instituutsbegeleider gestuurd. Bij de eindevaluatie vindt er een eindgesprek plaats met de coach, waarvan verslag wordt gedaan aan de instituutsbegeleider. De instituutsbegeleider beoordeelt uiteindelijk of de 30 ec's worden toegekend. Toelating tot de lio-sollicitatieprocedure De opleiding hanteert een toelatingsnorm voor de sollicitatieprocedure voor plaatsing voor de lio-stage. Studenten die in aanmerking willen komen moeten tenminste 135 ec's hebben bij aanvang van de procedure. De student moet een uitdraai van Progress overleggen waaruit blijkt dat een de norm wordt voldaan. Toelating tot de major: het lio-traject Voor het lio-traject gelden wettelijke toelatingsbepalingen. Om als L I O te worden benoemd of te worden aangesteld moet de student dus aan een aantal strikte voorwaarden voldoen. Zo dient hij/zij bij aanvang van het LIO-schap: 1. In de opleiding tenminste 180 ec's te hebben behaald; 2. Wanneer een student géén 180 ec's heeft bij aanvang van de lio-stage, maar wel toelaatbaar is geweest tot de lio-sollicitatieprocedure, is de student alleen met schriftelijke toestemming van de voorzitter van de examencommissie toelaatbaar tot de lio. De ondergrens voor deelname is 1 6 6 ec's; binnen vier weken moeten de ontbrekende 1 4 den behaald. Studenten die niet voldoen aan de eis van 180 punten en gebruik maken van de 1 6 6 ec mogelijkheid en de termijn van vier weken na de start van hun lio-stage, dienen de stageschool op de hoogte te stellen van de mogelijkheid dat ze de lio-stage wellicht voortijdig dienen af te breken. De student dient hiertoe schriftelijk een verzoek in bij de examencommissie. De examencommisie kan aan de toelating aanvullende voorwaarden verbinden.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 23 van 30
Toetsing De toetsing in het vierde studiejaar vindt plaats door: 1. De toetsing van de minors a. De verplichte onderdelen: onderzoekstoets en onderwijs ontwerpen; b. Toetsing vindt plaats door een theoretische toets betreffende de theorie rond onderzoeksvaardigheden; c. Toetsing van de praktische toepassing vindt plaats in de scriptie en het onderwijskundig ontwerp. 2. Het keuzeonderdeel, het afstudeerproject a. Toetsing vindt plaats door middel van een scriptie en eindgesprek. b. De scriptie wordt door de begeleider en een tweede docent beoordeeld en besproken met de student. c. Werkstukken worden in de laatste week van iedere periode ingeleverd bij de begeleider. De herkansing van een werkstuk kan in elke navolgende module ingeleverd worden in week negen. Werkstukken dienen volledig ingeleverd te worden; op het juiste moment conform het toetsrooster. 3. De toetsing van de lio-stage. Toetsing gebeurt aan de hand van alle beschreven criteria in de speciale gids voor de eindstage/lio-stage. 4. De toetsing van het portfolio door de ppb'er/stagecontactpersoon (de doorstroom). In dit deel wordt de persoonlijke ontwikkeling van de student getoetst middels portfolio, pop's, de persoonlijke ontwikkelingsplannen en eigen leervragen. Studenten houden een logboek bij, het pop wordt inzichtelijk gemaakt en bijgesteld. Deze ec's vormen een integraal onderdeel van de eindbeoordeling voor de lio-stage.
Overzicht contacturen en studiebelasting Minoren
2.3.1 Te behalen credits en studiebelasting 4.1.
Onderdeel
Logboek O&O
3EC (84)
Onderwijsontwerp&logboek
9EC (252)
Toets onderzoek
3EC (84)
Scriptie
6EC (168)
Onderzoeksopzet
Theoriedeel
4.2.
Credits (sbu)
Onderdeel
Credits (sbu)
6EC (168) 3EC (84) 15EC (420 sbu)
15EC (420 sbu)
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 24 van 30
Het werken met kenmerkende situaties (LIO) Kenmerkende situaties zijn kernproblemen uit de beroepspraktijk van leraren basisonderwijs. Bij de omschrijving van de kenmerkende situaties is rekening gehouden met de zeven competenties van deStichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) zoals deze door de Stenden hogeschool worden gehanteerd. Zie hiertoe ook de website www.lerarenweb.nl.
Uitwerking
Omschrijving kenmerkende situaties
Met deze beide wordt gestart
1. 2.
Vakdidactisch onderwerp De pedagoog en het klassenmanagement
Keuze voor één van beide
3. 4.
De benadering van het individuele kind met leerproblemen Leerlingenbespreking van opvallende kinderen met gedragsproblemen
Keuze voor één van beide
5. 6.
Gesprekken met ouders of verzorgers Het meewerken aan een niet lesgebonden taak
Van de zes bovenstaande kenmerkende situaties moeten er vier worden uitgewerkt. Het werken aan de kenmerkende situaties komt neer op een totale studiebelasting van 112 uur en per kenmerkende situatie dus 28 uur (1 ec).
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 25 van 30
BIJLAGE C
NADERE UITWERKING VAN DE ONDERWIJSEENHEDEN VAN HET CURRICULUM VAN DE OPLEIDING VOOR DE POSTPROPEDEUTISCHE FASE (oud curriculum vh HD, jaar 3 en 4)
Competentieontwikkeling van de student centraal Het onderwijs dat wij aanbieden is competentiegericht. We geven het competentiegericht opleiden zodanig vorm, dat studenten concreet gedrag kunnen vertonen, beroepsproducten opleveren, een beroepshouding kunnen ontwikkelen en zich kenmerkende hulpmiddelen (kennis en vaardigheden) eigen kunnen maken. Een competentie is een cluster van verwante kennis, vaardigheden en houdingen die van invloed is op een belangrijk deel van iemands taak (een rol of verantwoordelijkheid), die samengaat met de prestatie op de taak, die kan worden gemeten en getoetst aan aanvaarde normen en die kan worden verbeterd door middel van training en ontwikkeling (Parry, S.B.,1996). Vierde studiejaar In het vierde studiejaar moet je twee minoren volgen. Informatie hierover staat ook in de minorenkeuzegids. Alle studenten zullen minstens één pedagogische minor volgen, waarin ook de pedagogische eindstage plaatsvindt. Daarnaast is er keuze uit diverse vrije minoren. Binnen de Pedagogische minoren vormt stage een substantieel deel. Binnen de Vrije minoren zal ook vrijwel een praktijkonderdeel in de vorm van een onderzoek en/of stage plaatsvinden.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 26 van 30
De Pedagogische minor Dit type minor is verplicht voor iedereen. Bij de unit educatie kun je kiezen uit verschillende pedagogische minoren. Binnen al deze minoren valt een praktijkonderdeel, de pedagogische eindstage van 18 ECTS. Deze is te vergelijken met de afstudeerstage of LIO-stage. Deze stage bedraagt minimaal 90 dagdelen stage, waarvan de eerste 15 onder toezicht van de mentor zijn en de rest zelfstandig uitgevoerd moet worden. De indeling van de stagedagen gebeurt in overleg met de stageschool. Binnen de pedagogische minor lopen ook de vakkenlijnen taal en rekenen door tot het niveau startbekwaam (samen 5 ECTS). De overige 7 ECTS die resten besteed je aan minorspecifieke onderdelen, waaronder het ontwikkelen en uitvoeren van een praktijkonderzoek op je stageschool. Deze minor mag je pas starten als je het derdejaars-assessment hebt gehaald. Bij de minoren met betrekking tot vernieuwingsonderwijs gelden hiernaast nog andere instroomeisen. De pedagogische minor rond je af met “Het Meesterstuk”. Dit is een presentatie en verdediging over jouw ervaringen tijdens deze minor en over de ontwikkelingen die je als juf / meester hebt doorgemaakt. Op dit moment kun je ten overstaande van twee professionals en andere genodigden bewijzen dat je startbekwaam bent. De pedagogische eindstage in het basisonderwijs De pedagogische eindstage werd voorheen LIO-stage genoemd. Veel basisscholen zullen die term nog kennen en hanteren. Bij de invoering van de minoren was het van belang onderscheid te maken tussen de stage binnen de Pedagogische minor en die binnen de Vrije minor. De pedagogische eindstage leidt tot het bewijs dat je startbekwaam bent voor de onderwijspraktijk. De stageperiode De pedagogische eindstage beslaat 90 dagdelen in 15 á 21 aaneengesloten weken. De eerste weken worden gezien als inwerkperiode (school, mentor en groep leren kennen, leerdoelen formuleren, bepaalde activiteiten plannen, overleggen over het praktijkonderzoek). In overleg met de stageschool sta je drie tot zeven dagdelen aaneengesloten voor de groep. Zo kan het zijn dat je de dagdelen stage evenredig verspreidt over de weken. Ook is het mogelijk om het aantal dagdelen gedurende de stageperiode langzaam op te voeren. Wellicht is het slim om aan het eind van de minor tijd in te plannen voor het Meesterstuk. Tijdens de stageweken word je begeleid door de mentor / groepsleraar van de basisschool (en soms door de coach van de opleidingsschool) en een docent of externe stagebegeleider van de Stenden Hogeschool. De vakkenlijnen taal en rekenen Binnen de pedagogische minor volg je ook de vakkenlijnen rekenen en taal. Zowel voor rekenen als voor taal stel je een plan op om tijdens je pedagogische eindstage aan te werken. Hiermee bewijs je dat je op startbekwaam niveau Het praktijkonderzoek Binnen de pedagogische minor besteed je tijd aan onderzoek. Dit onderzoek zal gerelateerd zijn aan je minorkeuze, aan de plek waar je stage loopt en je eigen interesse. Bij dit onderzoek word je begeleid door een opleidingsdocent; een expert op het inhoudelijk vlak dat jij gekozen hebt.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 27 van 30
Het Meesterstuk De pedagogische minor wordt afgerond met het Meesterstuk. Dit is een presentatie en verdediging van je werk aan een opleidingsdocent en iemand uit het werkveld. Hier kunnen ook anderen als publiek bij uitgenodigd worden. Binnen het Meesterstuk horen verschillende onderdelen: -
De Praktijk Om te bepalen wat je onderwijskundige groei is aan het eind van je pedagogische eindstage maak je gebruik van je portfolio dat je ook al in het derde jaar hebt gebruikt. Je koppelt je ontwikkelpunten aan de competenties en laat duidelijk zien welke handelingscomponenten je tijdens de eindstage verder (na het afleggen van het derdejaars-assessment) hebt ontwikkeld. Je kunt hiervoor formulieren gebruiken die je kunt downloaden van de site. Verdere informatie wordt gegeven tijdens een minorbijeenkomst in het begin van het vierde studiejaar. De hieronder genoemde punten moeten in ieder geval duidelijk zichtbaar in het portfolio aanwezig zijn: -
-
-
Algemene gegevens: namen, adressen, telefoonnummers. Visie van de basisschool op het onderwijs. Geef die visie in eigen woorden weer. Je eigen visie op onderwijs. Betrek hierbij ook je eigen levensbeschouwelijke visie. Een kort overzicht van de samenwerking met je mentor. Reflectie op de pedagogische eindstage: Je sterke en minder sterke punten in relatie met het beroep. Maak hierbij gebruik van: o De competenties; o De evaluatieformulieren uit vorige stages; o De gegevens uit het assessment; o De eigen ervaringen. Een zakelijke analyse van je ontwikkelpunten: welke heb je gerealiseerd en hoe is dat gegaan? Zijn er ook leerdoelen niet gerealiseerd? Geef ook aan over welke onderwerpen je tijdens de stage meer hebt geleerd. Dit gebeurt vaak op basisvan eigen leervragen over specifieke gebeurtenissen of situaties in de groep die je in de loop van de stage hebt meegemaakt. Een meer persoonlijk verslag: een beschrijving waarin je weergeeft hoe voor jou de weken zijn verlopen. Schrijf vooral over die momenten waarop je erg twijfelde, gouden momenten waar alles goed verliep, momenten waarop het echt mis ging, momenten van ontroering, enzovoort. Belangrijk daarbij is dat je schrijft over jezelf: wat deed, dacht, zei jij tijdens die momenten? Daarbij kijk je in de toekomst en in het verleden: zou ik het nu nog zo doen? Hoe zou ik dat vroeger hebben opgelost? In feite gaat dit verslag over wat je hebt geleerd in deze stage. Je geeft de betekenis van de stage aan in het perspectief van je eigen ontwikkeling. o Eigen ontwikkeling. De eigen groei door de jaren heen, dus van P1 t/m P4, geschreven met behulp van diverse beoordelingen. Een en ander met duidelijke verwijzingen en citaten uit logboeken en beoordelingen, goed gespreid over alle studiejaren. Citeer regelmatig uit je logboeken, laat daarin de groei die je maakte duidelijk uitkomen (van zakelijk opsommen tot reflecteren!). o Literatuur. Noem twee boeken die voor je eigen vorming belangrijk zijn geweest en licht dit kort toe. o Wat je verder nog kwijt wilt.
-
Het onderzoek Je onderzoek staat beschreven in een verslag, dat voldoet aan de richtlijnen schriftelijk werk. Bij het Meesterstuk geef je hier een presentatie over en beantwoord je de vragen van de twee deskundigen.
-
Reken- en taallijn Je startbekwaamheid rekenen en taal heb je vóór het Meesterstuk afgerond. Tijdens het Meesterstuk kunnen er wel vragen over gesteld worden.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 28 van 30
De Vrije minor Bij de Opleiding Leraar Basisonderwijs kun je kiezen uit acht verschillende vrije minoren (zie minoren keuzegids). Binnen de vrije minor heb je veel keuzevrijheid en autonomie. De invulling zal ook variabel zijn qua inhoud, qua niveau sluit het aan op de Dublin descriptoren. Afhankelijk van de invulling kan de praktijkcomponent groter of kleiner zijn. In de eerste weken van de vrije minor zal je, mits je niet in het buitenland zit, op vrijdag en/of donderdag in groepsverband les krijgen. Daarna zal de begeleiding individueel of in groepjes plaatsvinden door een vakdocent. Bij de meeste vrije minoren neemt onderzoek een prominente rol in. In overleg met je SLB-er en na accordering van de examencommissie mag je een vrije minor starten voordat je werkplekbekwaam bent. Bij iedere vrije minor staan instroomeisen. De Open Vrije minor Om tegemoet te komen aan keuzevrijheid, is het ook mogelijk dat je de open vrije minor kiest. Dit is een zelfontworpen minor. Dit is alleen weggelegd voor studenten die heel goed weten wat ze willen bereiken met de door hun zelf ontworpen minor en daarnaast een hoge autonomie en zelfdiscipline hebben. Als je voor de open vrije minor in aanmerking wilt komen, moet je minstens 150 ECTS hebben. Je stelt zelf een gedegen plan op, waarin alle onderdelen uit het format dat je in hoofdstuk 4 van de minoren keuzegids vindt, voorkomen. Hiernaast moet je goed aangeven hoe je je tijd gaat besteden en hoe het eindproduct, de Visitekaart, eruit gaat zien. Dit plan moet goedgekeurd worden door een vakdocent en daarna door de examencommissie. De visitekaart De vrije minor rond je af met “De Visitekaart”. Dit is een presentatie en verdediging van je werk tijdens de minor ten overstaande van twee professionals. In deze presentatie moet duidelijk blijken op welke manier jij je wilt en kunt profileren. De precieze vorm en eisen ontvang je van de docent die de minor begeleidt. Voorwaarden voor deelname aan de pedagogische eindstage De pedagogische eindstage is onderdeel van de pedagogische minor. Om met de pedagogische minor en eindstage te kunnen beginnen moet de student voldoen aan enkele voorwaarden. Deze zijn voor de student als stagiair: 1. 2. 3. 4.
De student heeft het propedeutisch examen afgerond; De stages in de Centrale Fase zijn alle voldoende, tot uiting komend in het met een voldoende afsluiten van het derdejaars-assessment; De student heeft het tweede studiejaar afgerond en nauwelijks achterstanden betreffende het derde studiejaar, gemeten voor het P3-assessment. Op reken- en taalgebied functioneert de student minimaal op werkplekbekwaam niveau.
Voor de LIO als werknemer geldt het volgende, wettelijk vastgestelde criterium: 180 studiepunten voor aanvang van de LIO-stage, dan wel te behalen binnen vier weken na aanstelling van de LIO. Het beginmoment van de pedagogische eindstage wordt onder bovenstaande voorwaarden in overleg met de stageschool vastgesteld.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 29 van 30
BIJLAGE C OVERGANGSREGELING PER COHORT
Overgangsregeling per cohort Vanaf studiejaar 2011-2012 is gestart met een nieuw curriculum. Dit heeft consequenties voor studenten die in de cohorten daarvoor gestart zijn. Voor deze studenten geldt de volgende overgangsregeling beschreven per studiejaar waarin gestart is met de opleiding, beschreven van meest recent naar ouder. Gestart met de opleiding in studiejaar 2010 – 2011
Overgangsregeling
2009 – 2010
Geen overgangsregeling in geval van afstuderen in studiejaar 2013 – 2014. Vanaf studiejaar 2013/2014 geldt een overgangsregeling die opgenomen zal worden in de OER 2014/2015.
2008 – 2009 en alle cohorten hiervoor
Geen overgangsregeling in geval van afstuderen in studiejaar 2013 – 2014. Vanaf studiejaar 2013/2014 geldt een overgangsregeling die opgenomen zal worden in de OER 2014/2015.
1. De student is verplicht om samen met de studiebegeleider OLB een studieplan op te stellen gericht op afstuderen in het studiejaar 2013/2014. 2. Dit studieplan moet door de student ter goedkeuring bij de Examencommissie worden ingediend. 3. Indien de student niet afstudeert in het studiejaar 2013/2014 conform het studieplan, dan geldt in geval van afstuderen na studiejaar 2013/2014 de OER OLB van 2014-2015.
Bijlage C OER 2013‐2014 OLB – onderwijseenheden post‐propedeutische fase Pagina 30 van 30