Deel 3 van het Opleidingsstatuut (OS): Beschrijving van het onderwijs van de bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs van HAN Pabo op de locatie Arnhem (voltijdopleiding). Septemberinstroom en februari-instroom. In dit document zijn een aantal documenten uit het opleidingsstatuut (OS) opgenomen die horen bij de Onderwijs en examenregeling (OER). Hierin wordt het onderwijs van de opleiding tot leraar basisonderwijs (voltijdopleiding) in 2015-2016 op HAN Pabo, locatie Arnhem nader uitgewerkt. De beschrijving van de voltijdopleiding in het eerste en vierde studiejaar is voor 2015-2016 voor de voltijdopleiding van HAN Pabo gemeenschappelijk voor beide locaties. De beschrijvingen betreffen het majordeel van de opleiding (210 studiepunten). Het minordeel (30 studiepunten) het deel van de opleiding waarin je keuzes maakt om je te verbreden of verdiepen om je in jouw beroepsuitoefening te kunnen profileren is hier niet opgenomen. De belangrijkste en ook het grootste deel betreft de beschrijving van de inhoud van de onderwijseenheden (OWE’s) van de bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs (de voltijdopleiding) op HAN Pabo locatie Arnhem beschrijven. Dit geeft je een gedetailleerd beeld van de inrichting van de opleiding. Ze beschrijven de vier studiejaren zoals ze in het studiejaar 2015-2016 zijn ingericht. Je kunt hier ook zien welke prestaties je moet verrichten om voldoendes te behalen voor de tentamens in deze opleiding. Enkele tentamens dragen het predicaat integrale toets. Dit zijn tentamens waarin de student aantoont dat hij de onderlinge samenhang van onderwijsinhouden begrijpt en kan hanteren in het praktische handelen. Over de gehele opleiding leg je in totaal drie keer een integrale toets af. Deze integrale toetsen zijn ook opgenomen in het overzicht van de onderwijseenheden. Inhoud Hoofdstuk 1 Curriculumoverzichten HAN Pabo 2015 - 2016 .................................................................. 2 Hoofdstuk 2 Gegevens onderwijseenheden propedeutische fase, Voltijd HAN Pabo 2015 -2016......... 4 Hoofdstuk 3 Gegevens onderwijseenheden POSTpropedeutische fase, Voltijd HAN Pabo locatie Arnhem 2015-2016 ................................................................................................................................ 44
Hoofdstuk 1 Curriculumoverzichten HAN Pabo 2015 - 2016 1 Curriculumopbouw HAN Pabo, Propedeuse voltijd Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Jaar 1
OWE Instapeis taal en rekenen
propedeuse
OWE 1
OWE 5
OWE 8
OWE 11
Leraar Primair Onderwijs (2,5 stp)
Ontwikkeling zien (5 stp)
Zicht op cultuur (7,5 stp)
Cultuurbewust leraar zijn (7,5 stp)
OWE 2 Ontwikkelingspsychologie (5 stp) OWE 3
OWE 6
OWE 9
Communiceren en leiding geven 1 (2,5 stp)
Stage (ts beoord. 2,5stp)
Masterclasses (2,5 stp)
OWE 4
OWE 7
OWE 10
OWE 12
Psychologie van het leren (5 stp)
Verdiepen in rekenontwikkeling (7,5 stp)
Verdiepen in taalontwikkeling (7,5stp)
Opleidings-bekwaam (IT- 5 stp)
Stage
Stage Studieloopbaanbegeleiding
Voor de Februari-instroom geldt dat zij hetzelfde (toets)programma een half jaar later volgen. Voor de februari-instroomgroepen zijn de onderwijsperioden als volgt gedefinieerd: Periode 1 loopt van februari – april, Periode 2 van april-juli, Periode 3 van september – oktober, Periode 4 van oktober-januari.
1
2
Curriculumopbouw Pabo Arnhem, voltijd, kernfase en afstudeerfase: voltijd Kernfase Afstudeer-bekwaam (niveau 2)
Afstudeerfase
Semester 1
Semester 2
Lesgeven 2.1 Lesgeven 2.2 LVS en onderwijsleermiddelen Leren vanuit de eigen onderwijsbehoefte 7,5 studiepunten 7,5 studiepunten Begeleiden 2.1 Begeleiden 2.2 Leerprocessen begeleiden Begeleiden van gedrag 7,5 studiepunten 7,5 studiepunten Ontwerpen 2.1 Ontwerpen 2.2 Orde binnen boeiend onderwijs Autonomie binnen onderwijs 7,5 studiepunten 7,5 studiepunten Schoolorganisatie 2.1 Schoolorganisatie 2.2 Onderwijs van eigen Makelij 1 Onderwijs van eigen Makelij 2 7,5 studiepunten 7,5 studiepunten Minor 30 studiepunten 3.1 Integraal junior leraar zijn 22,5 studiepunten 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen 15 studiepunten 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept (PWC) 7,5 studiepunten 3.4 Meesterproef
Semester 3
Begeleiden 2.3 Kunst en cultuureducatie 7,5 studiepunten Ontwerpen 2.3 Actief burgerschap 7,5 studiepunten Schoolorganisatie 2.3 Onderwijs van eigen Makelij 3 7,5 studiepunten Integrale toets kernfase 7,5 studiepunten
10 studiepunten 3.5 Integrale toets Afstudeerfase 5 studiepunten
3
Hoofdstuk 2 Gegevens onderwijseenheden propedeutische fase voltijd 2015 -2016
Curriculumopbouw HAN Pabo, Propedeuse voltijd Jaar 1
propedeuse
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
OWE Instapeis taal en rekenen OWE 1 Leraar Primair Onderwijs (2,5 stp)
OWE 5 Ontwikkeling zien (5 stp)
OWE 8 Zicht op cultuur (7,5 stp)
OWE 11 Cultuurbewust leraar zijn (7,5 stp)
OWE 2 Ontwikkelingspsychologie (5 stp) OWE 3 Communiceren en leiding geven 1 (2,5 stp) OWE 4 Psychologie van het leren (5 stp) Stage
OWE 6 Stage (ts beoord. 2,5stp)
OWE 9 Masterclasses (2,5 stp)
OWE 7 Verdiepen in rekenontwikkeling (7,5 stp)
OWE 10 Verdiepen in taalontwikkeling (7,5stp) Stage Studieloopbaanbegeleiding
OWE 12 Opleidings-bekwaam (IT- 5 stp)
4
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE 1 Leraar Primair onderwijs, PAB-P01
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Propedeuse voltijd HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken Lesgeven Begeleiden van lerende(n)
4.
Centrale beroepstaak
5.
(Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast
2,5 stp = 70 SBU
7.
Samenhang met andere OWE’s
In deze onderwijseenheid oriënteren studenten zich op het beroep van leraar primair onderwijs. Ze maken hier kennis met het beroep d.m.v. actuele onderwijsthema’s en een oriëntatiestage. De aspecten van het beroep en opleiding worden verder in het jaar uitgediept. Het betreffen hier zowel kennis als vaardigheden en attitude aspecten. In OWE 3 leren studenten feedback geven en ontvangen en wordt gewerkt aan de presentatievaardigheden. Het geleerde uit OWE 3 wordt in OWE 1 toegepast.
8.
Ingangseisen
n.v.t.
9.
Algemene omschrijving
Studenten onderzoeken in kleine groepen actuele thema’s (1 per groep) naar keuze die leven in het werkveld, zoals Leren met ICT, Opbrengstgericht werken, Passend Onderwijs, Opvoeding tot verantwoordelijk burgerschap, Internationalisering en TTO (tweetalig onderwijs). Ze worden hierbij ondersteund door onderwijsactiviteiten die worden verzorgd door experts uit opleiding en het werkveld. De onderwijseenheid wordt afgesloten met een groeps-posterpresentatie over een actueel onderwijsthema. Samenwerkingsvaardigheden worden betrokken in het eindoordeel.
10. Competenties
•
Voorbereiding introductieles voor in de stage middels ICT
SBL-competenties op niveau 1: Pedagogisch competent Competent in samenwerken met collega’s Vakinhoudelijk en didactisch competent Competent in reflectie en ontwikkeling Relatie met de kennisbasis: GKB A.1.2. GKB A.3.1.2 GKB A.3.1.3 GKB A.3.2.4 GKB C.1.2 5
GKB C.2.1 KB Engelse taal. 11. Beoordelingscriteria
Deeltentamen 1 Groepspresentatie actueel onderwijsthema (Inclusief peerfeedback) • • •
De student toont zich actief, nieuwsgierig en onderzoekend ten opzichte van het beroep van leraar primair onderwijs; hij vindt gevarieerde bronnen om één actueel thema te doorgronden en verwerkt de gevonden informatie kritisch. De student werkt constructief samen met medestudenten om met vergelijkbare inspanning een goed resultaat neer te zetten. De student kan hierbij ICT-middelen doelgericht inzetten bij de presentatie ( kennisclip, poster, dia-slide, mini docu). De student heeft basiskennis over actuele ontwikkelingen in het onderwijs en heeft zich minimaal in één thema verdiept.
Deeltentamen 2 Toets Engels eigen vaardigheid • 12. Tentaminering
De student heeft Engels B1 niveau.
Toetsvorm
aantal cijfer / examinator (niet) en voldaan
Cesuur
weging
minimaal resultaat
periode afname en herkansing
compensatie
Toegestane hulpmiddelen
Periode 1, herkansing periode 2
geen
n.v.t.
Periode 1, geen herkansing periode 2 of 3
n.v.t.
Deeltentamen 1 Groepspresentatie, code PRE001 Groepspresenta 1 tie
cijfer
55% van het totaal aantal te behalen punten (de gemeten validiteit kan nog invloed uitoefenen op het eindcijfer).
Presentat 5,5 ie: 75% Peerfeed back: 25%
Deeltentamen 2 Toets Engels EV, code ENG001 Kennistoets
1
(niet) voldaan
55% van het totaal 0% aantal te behalen punten (de gemeten validiteit kan nog invloed uitoefenen op het eindcijfer).
Voldaan
13. Verplichte literatuur 14. Aanbevolen literatuur
OWE-reader (digitaal) 6
Donk, C. van der & Lanen, B. van (2009). Praktijkonderzoek in de school Suggesties voor e sites voor search: http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ocw#ref-minocw https://www.onderwijscooperatie.nl/ http://www.passendonderwijs.nl/ http://www.poraad.nl/ www.leraar24.nl www.teded.com 15. Software
Prowise/ Gynzy Han applicaties: Scholar, DPF, Alluris.
16. Overig materiaal
-
Kijkwijzer tijdens de meeloopdagen Beoordelingsformulier posterpresentatie
17. Activiteiten
-
Beroepsoriëntatie: (Gast)colleges actuele thema’s PO Twee oriëntatie stagedagen Blended arrangementen, samenwerking met werkveld qua vragen; inventariseren van insteken voor verdieping actuele thema’s. Werkcolleges : studenten werken aan (onder)zoekvaardigheden/ bronnenonderzoek en het gebruik van het digibord. Leerateliers: studenten werken aan het onderzoek van het actueel onderwijsthema
18. Werkvormen
Gastcolleges, leerateliers, werkcolleges, hoorcollege, 2 daagse oriëntatiestage met een derdejaars student, online samenwerking, feedbacksessies.
19. Les-/contacturen
Stage: 18 uur (=6 uur contacturen) Tentamen: 3 uur Lesuren: 25,5 uur Contacturen: 34,5 Subtotaal SBU: 46,5 Zelfstudie: 23,5 uur Totaal: 70 SBU
20. Onderwijsperiode
Periode 1
21. Maximum aantal deelnemers
Hoorcollege/gastcollege: 125 studenten Werkcollege: 30 studenten Leeratelier: 60 studenten
7
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE 2 Ontwikkelingspsychologie, PAB-P02
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Propedeuse voltijd HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Begeleiden van lerende(n)
4.
Centrale beroepstaak
Begeleiden van lerende(n)
5.
(Beroeps)Producten
-
6.
Studiepunten/studielast
5 stp = 140 SBU
7.
Samenhang met andere OWE’s
In deze onderwijs eenheid verdiepen studenten zich in het ontwikkelende (schoolgaande) kind. Hier wordt een basis gelegd voor de parallel OWE’s: OWE 1, OWE 3 en OWE 4. In de volgende periode leren de studenten de opgedane kennis herkennen bij het leren zien van ontwikkeling van kinderen (OWE 5).
8.
Ingangseisen
n.v.t.
9.
Algemene omschrijving
In deze onderwijs eenheid verdiepen studenten zich in het kind in ontwikkeling. Ze maken kennis met theorieën en concepten uit de ontwikkelingspsychologie op verschillende terreinen. Aan bod komen onder andere de sociale ontwikkeling, fysieke groei en motorische ontwikkeling, de ontwikkeling van het brein, emotionele ontwikkeling en morele ontwikkeling. Studenten gaan zich daarnaast bezinnen op hun eigen ontwikkelingsproces. In de volgende periode leren de studenten de opgedane kennis herkennen bij het kijken naar kinderen.
10. Competenties
SBL-competenties op niveau 1: Pedagogisch competent Interpersoonlijk competent Relatie met de kennisbasis: GBK A.1.1
11. Beoordelingscriteria
Tentamen Kennistoets ontwikkelingspsychologie •
12. Tentaminering
De student heeft basiskennis van de ontwikkeling van kinderen van nul tot ongeveer dertien jaar.
toetsvorm
aantal examinator en
cijfer / (niet) voldaan
cesuur
weging
minimaal resultaat
periode afname en herkansing
compensatie
Toegestane hulpmiddelen
100%
5,5
Periode 1,
geen
nvt
Tentamen Kennistoets ontwikkelingspsychologie, code PED001 Kennistoets
1
cijfer
55% van het totaal
8
aantal te behalen punten (de gemeten validiteit kan nog invloed uitoefenen op het eindcijfer).
herkansing periode 2 of 3
13. Verplichte literatuur
Keenan, T. & Evens, S. (2009). An introduction to Child Development. Londen: Sage H1, H2, H4, H5, H6, H7, H9, H10, H11, H12 (223 pagina’s Engelstalige literatuur)
14. Aanbevolen literatuur
Actuele literatuur via scholar
15. Software
Zie www. sagepub.co.uk/keenan
16. Overig materiaal
Actuele links, videofragmenten via scholar
17. Activiteiten 18. Werkvormen
Hoorcolleges ontwikkelingspsychologie, aangevuld met enkele werkcolleges, waarbij embodied learning de manier van leren is: ervaren, voelen en op die manier reflecteren op ontwikkeling. Blended learning: thuis filmpjes bekijken ter voorbereiding hoorcolleges
19. Les-/contacturen
Tentamen: 1,5 uur. Lesuren: 22,5 uur Contacturen: 24 Subtotaal SBU: 24 Zelfstudie = 116 SBU Totaal: 140 SBU
20. Onderwijsperiode
Periode 1
21. Maximum aantal deelnemers Hoorcollege/gastcollege: 125 studenten Werkcollege: 30 studenten Leeratelier: 60 studenten
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE 3 Communiceren en leiding geven, PAB-P03
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Propedeuse voltijd HAN Pabo 9
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Begeleiden van lerende(n)
4.
Centrale beroepstaak
Begeleiden van lerende(n)
5.
(Beroeps)Producten
Voorbereidingsformulieren lessen en activiteiten
6.
Studiepunten/studielast
2,5 stp. = 70 SBU
7.
Samenhang met andere OWE’s
De kennis en vaardigheden uit OWE 3 past de student toe in OWE 6 (Stage) en OWE 12 (Opleidingsbekwaam).
8.
Ingangseisen
n.v.t.
9.
Algemene omschrijving
In deze onderwijseenheid staat de interpersoonlijke competentie binnen adaptief onderwijs centraal. Thema’s die aan bod komen zijn: interactiemodellen, gedragsbeïnvloeding, groepsdynamica, feedback geven en ontvangen en basiscommunicatie. De student kan de thema’s verbinden aan het concept van adaptief onderwijs en kan uitleggen waarom deze inhouden relevant zijn binnen adaptief onderwijs. De student oefent met de inhouden van de thema’s binnen de opleiding en in de stage.
10. Competenties
SBL-competenties op niveau 1: Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Competent in reflectie en ontwikkeling. Relatie met de kennisbasis: GKB: A.1.2.1 Interactiemodellen GKB: A.1.2.2 Gedragsbeïnvloeding GKB: A.2.1.3 Communicatietheorieën GKB: A.2.2.1 Groepsdynamica GKB: B.1.2.a Motivatietheorieën
11. Beoordelingscriteria
Deeltentamen Performance assessment • •
12. Tentaminering
De student kan kennis toepassen d.m.v. het geven van een minilesje aan medestudenten . De student begrijpt en hanteert de principes van basiscommunicatie.
Toetsvorm
aantal examinator en
cijfer / (niet) voldaan
cesuur
weging
minimaal resultaat
10
periode afname en herkansing
compensatie
Toegestane hulpmiddelen
Deeltentamen Performance assessment, code ASS001 Performance assessment (in tweetallen).
2 (1x logopedie)
cijfer
55% van het totaal 100% aantal te behalen punten.
5,5
Periode 2, herkansing periode 3
13. Verplichte literatuur
Adaptief onderwijs Dijkstra, R. (2009). Krachtig leren; adaptief onderwijs. APS. Onderwijs maak je samen. Te vinden op: http://www.onderwijsmaakjesamen.nl/thema/inspirerend-onderwijs/krachtig-leren-adaptief-onderwijs
14. Aanbevolen literatuur
OWE-reader (digitaal) met de volgende artikelen:
geen
Adaptief onderwijs Sipman, G., (2014). Professioneel pedagogisch handelen. Bussum. Coutinho (pagina 123 – 145) Communicatietheorieën en Gedragsbeïnvloeding Woltjer, G., & Janssen, H. (2014). Hoe ga je om met kinderen op school en met hun ouders? Groningen: Noordhoff Uitgevers. Communicatievaardigheden (pagina 101-110, 117-128, 137-145, 180-189). Feedback geven en ontvangen Remmerswaal, J. (2013). Handboek Groepsdynamica. Amsterdam: Boom/Nelissen. Hoofdstuk 10: Feedback in groepen (pagina 279-290). -
Feedback geven en ontvangen: https://www.youtube.com/watch?v=d_Tsq7qvgW0 Joharivenster: https://www.youtube.com/watch?v=duJV2v0WUNE
Groepsdynamica, Leiderschapsstijlen en Interactiemodellen Klaver-Hoogma, M. (2012). Klassenmanagement. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Hoofdstuk 4 (pagina 75-97) Groepsdynamica en leiderschapsstijlen (ondersteunend materiaal) - Werkvormen bij hoofdstuk 4: http://hoadd.noordhoff.nl/sites/7699/7699-webpage5-2-0.htm - Toolbox groepsdynamiek en communiceren: http://hoadd.noordhoff.nl/sites/7699/7699-webpage1-2.htm - Groepsfasen signalering: http://hoadd.noordhoff.nl/sites/7699/7699-webpage4-2-1.htm - Test Roos van Leary: http://www.testjegedrag.nl/
11
n.v.t.
Groepsvorming filmpjes leraar24 - Groepsvorming deel 1: fases van groepsvorming (forming, storming, norming, performing, termination) https://www.leraar24.nl/video/3581#tab=0 - Groepsvorming deel 2: (kennismaken met jou en met elkaar, kennismakingsspelletjes, energizers, voorbeeldgedrag, leerkracht maakt groepjes (samenwerken), klassenregels samen maken, https://www.leraar24.nl/video/3582#tab=0 - Tikboksen (ruimte geven en ruimte nemen). Leraar24 https://www.leraar24.nl/video/2838#tab=0 - Klimaatschaal. Leraar24 https://www.leraar24.nl/video/1646#tab=0 Leiding geven aan een groep Visser, Y. (2005). Leraar worden. Heeswijk-Dinther: Esstede. Hoofdstuk 7 Motivatietheorie www.motivatiebinnenstebuiten.nl Samenwerken in groepen Alblas, G. & Vos, W. (2014). Inleiding Groepsdynamica. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers (pagina 114-133) 15. Software
n.v.t.
16. Overig materiaal
n.v.t.
17. Activiteiten
Activiteiten die de studenten uitvoeren: − Samenwerkingsactiviteiten − Trainingsactiviteiten − Theorie bestuderen als voorbereiding op hoorcolleges − Voorbereiding op het performance assessment en de stage − Leerdoelen opstellen m.b.v. de methode WISH − Feedback geven (aan medestudenten) en ontvangen (van medestudenten en docenten) − Zelfstudie
18. Werkvormen
Hoorcolleges Werkcolleges Trainingsactiviteiten
19. Les-/contacturen
Tentamen: 1,5 uur. Lesuren: 24 uur Contacturen: 25,5 Subtotaal SBU: 25,5 12
Zelfstudie: 43 uur Totaal: 70 SBU 20. Onderwijsperiode
Periode 1
21. Maximum aantal deelnemers Hoorcollege/gastcollege: 125 studenten Werkcollege: 30 studenten Leeratelier: 60 studenten
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE 4 Psychologie van het leren, PAB-P04
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Propedeuse voltijd HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Lesgeven Begeleiden van lerende(n)
4.
Centrale beroepstaak
Begeleiden van lerende(n)
5.
(Beroeps)Producten
Mogelijke beroepsproducten: Voorbereidingsformulieren, ingevulde enquête.
6.
Studiepunten/studielast
5 stp = 140 SBU
7.
Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE sluit vooral aan op OWE 1 Leraar worden, OWE 2 Ontwikkelingspsychologie en OWE 6 Stage. Beide OWE’s worden aangeboden in de eerste periode.
8.
Ingangseisen
n.v.t.
9.
Algemene omschrijving
Deze onderwijseenheid gaat over hoe je zelf leert en hoe kinderen leren (basis). De student wordt zich bewust van zijn sterke kanten als lerende en van mogelijke blinde vlekken en valkuilen en kan alternatieve manieren inzetten om het leren van zichzelf en kinderen te bevorderen. Hij leert wat het begrip kennis inhoudt en wat de betekenis hiervan is voor het functioneren als leraar. De verschillende onderdelen van het voorbereidingsmodel worden besproken en de student leert aan de hand van voorbeelden doelen en beginsituatie helder omschrijven. Bovendien begrijpt hij wat computational thinking is en hoe hij deze vaardigheid kan inzetten bij zijn lesgeven. Bij ICT-lessen maakt de student kennis met de HAN scholar omgeving.
10. Competenties
SBL competenties op niveau 1 Competent in reflectie en ontwikkeling 13
Vakinhoudelijke en didactische competentie Relatie met de kennisbasis GKB: A1.1 Theorieën en concepten – cognitieve ontwikkeling GKB: B1 leerfuncties GKB: C1 professionele ontwikkeling 11. Beoordelingscriteria
Tentamen Kennistoets leerpsychologie • • • •
• • • 12. Tentaminering
De student weet waarom het belangrijk is eerder opgedane ervaringen en geleerde kennis bewust en actief te koppelen aan nieuwe ervaringen en nieuwe kennis. De student kan theorie koppelen aan zijn ervaringen. De student weet dat hij tijdens de opleiding zal veranderen qua opvattingen, (levens)houding, kennis en vaardigheden en kan dit koppelen aan het verschijnsel ‘fixed’ en ‘growth’ mindset. De student kan in eenvoudige leersituaties adequaat gebruik maken van de begrippen reproductief en betekenisgericht leren, toepassen en ervaren, oppervlakte- en diepteverwerking, afhankelijk en onafhankelijk leren, intuïtieve kennisbasis, denkactiviteiten, sturing van het leren, het voorstellingsvermogen, de rol van gevoelens en emoties bij het leren, waarneming, misconcepties en zelfvertrouwen. De student kan verschillende denk- en regulatieactiviteiten opnoemen, zowel voor zijn eigen leren als dat van kinderen. De student is zich bewust van de “triggers” die hem blokkeren of juist stimuleren in zijn leerproces en kan hiermee zijn eigen ontwikkeling en studievoortgang bewaken. De student begrijpt de verschillende onderdelen van het voorbereidingsmodel en kan in een al ingevuld model onderscheiden in welke mate een doel en een beginsituatie helder is omschreven.
Toetsvorm
aantal examinator en
cijfer / (niet) voldaan
cesuur
weging
minimaal resultaat
periode afname compensatie en herkansing
Toegestane hulpmiddelen
5,5
Periode 1, herkansing periode 2 of 3
Geen
Tentamen Kennistoets leerpsychologie, code PED002 Kennistoets
1
Cijfer
55% van het 100% totaal aantal te behalen punten (de gemeten validiteit kan nog invloed uitoefenen op
14
Geen
het eindcijfer). 13. Verplichte literatuur
Oosterheert, I. (2007). Leren over leren. Noordhoff Uitgevers. Keenan, T. & Evens, S. (2009). An introduction to child development. Londen. Sage. Hfst 8. Spee, B. (2012). Breinleren. In Ruijters, M. & Simons, R. (red.). Canon van het leren, 50 concepten en hun grondleggers. (pp 103 – 110). Kluwer, Deventer. Te vinden op scholar. Prevaas, B. (2012). Mindset. In Ruijters, M. & Simons, R. (red.). Canon van het leren, 50 concepten en hun grondleggers. (pp 399 – 405). Kluwer, Deventer. Te vinden op scholar.
14. Aanbevolen literatuur
http://www.han.nl/lib/data/pub/tips-en-tricks-van-de-student/#/88/ http://onderzoekonderwijs.net/2015/02/21/neurokwatsch/ http://www.lerenzichtbaarmaken.nl/leren-zichtbaar-maken#effectgroottes http://www.andrebaars.com/2010/09/laten-we-spelen.html http://www.andrebaars.com/2014/04/oogkleppen.html https://www.youtube.com/watch?v=pN34FNbOKXc#t=131
15. Software
n.v.t.
16. Overig materiaal
n.v.t.
17. Activiteiten
Diverse activiteiten zoals: Literatuur bestuderen, kennis delen, eigen leren in kaart brengen, enquêtes invullen, voorbereidingsformulier maken, zelfstudie.
18. Werkvormen
Hoorcolleges, werkcolleges en responsiecollege
19. Les-/contacturen
Tentamen: 1,5 uur Lesuren: 19,5 uur Contacturen: 21 Subtotaal SBU: 21 Zelfstudie: 119 totaal: 140 SBU
20. Onderwijsperiode
Periode 1
21. Maximum aantal deelnemers Hoorcollege/gastcollege: 125 studenten Werkcollege: 30 studenten Leeratelier: 60 studenten
15
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE 5 Ontwikkeling zien, PAB-P05
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Propedeuse voltijd HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Lesgeven Begeleiden van lerende(n)
4.
Centrale beroepstaak
-
5.
(Beroeps)Producten
beeldmateriaal, observatieverslag,
6.
Studiepunten/studielast
5 stp = 140 SBU
7.
Samenhang met andere OWE’s
Het herkennen van opgedane kennis vanuit periode 1 in de praktijk: ontwikkelingspsychologie, leerpsychologie en communiceren (gesprek aan kunnen gaan met leerlingen over leerlingen). Deels voorbereidend op verdiepen in rekenontwikkeling en taalontwikkeling.
8.
Ingangseisen
n.v.t.
9.
Algemene omschrijving
In deze OWE gebruikt de student de aangeboden kennis met betrekking tot leren en ontwikkeling om ontwikkeling te zien bij leerlingen in de basisschoolleeftijd en herkent hoe in de praktijk van de stageschool ontwikkeling gestimuleerd wordt. Student creëert situaties (kleine activiteiten) waarin hij gericht een kind of een groepje kinderen kan observeren. Dit wordt onder andere gedaan met behulp van beeldopnamen die de student in zijn stage maakt. Deze beeldopnamen worden tijdens de lessen op de Pabo gebruikt. De eerder opgedane kennis met betrekking tot leren en ontwikkeling wordt herordend vanuit algemene didactische uitgangspunten vanuit OJW en Bewegingsonderwijs. Er wordt kennis verworven over en geoefend met observeren en het trekken van verantwoorde conclusies uit het beeldmateriaal. Toepasbare kernbegrippen: ontwikkeling van geografisch besef, de ontwikkeling van de ruimtelijke oriëntatie en kaartvaardigheid op verschillende schaalniveaus (eigen omgeving, Nederland, Europa, Wereld), ontwikkeling van tijdsbesef, ontwikkeling van historisch besef, conceptuele ontwikkeling en misconcepties, rijke leeromgeving, leren met concreet materiaal, onderzoekend leren, ontwerpend leren. Motorische ontwikkeling in relatie tot cognitieve ontwikkeling. Inrichten van een schoolplein, sociaal emotionele ontwikkeling in relatie tot bewegingsonderwijs, beweegtussendoortjes, groene spelen en vakkenintegratie in de praktijk
10. Competenties
SBL-competenties op niveau 1: pedagogisch vakinhoudelijk en didactisch reflectie en ontwikkeling Relatie met de kennisbasis: GBK A.1.1 16
AK: 1.1, 1.2, 2.1, 3.1 GES:1.1, 1.2, 2.1, 3.1 NOTE:1.1, 1.2, 2.1, 3.1 BEW 11. Beoordelingscriteria
Tentamen ontwikkeling zien • • •
• 12. Tentaminering
De student toont aan dat hij kennis heeft van observeren. Hij weet wat observeren is, waarom je dat als leraar doet, en op welke manieren je dat kunt doen. Hij kan verantwoorde conclusies trekken uit de verzamelde gegevens en daarover met anderen communiceren. De student toont aan dat hij kennis heeft van inhouden & kernconcepten OJW/bewegingsonderwijs voor het jonge kind en het oudere kind en kan vertellen hoe kinderen hier op school mee in aanraking (kunnen) komen. De student toont aan dat hij kennis heeft van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van ontwikkeling van OJW en Beweging, geografisch besef, de ontwikkeling van de ruimtelijke oriëntatie en kaartvaardigheid ontwikkeling van tijdsbesef, ontwikkeling van historisch besef, conceptuele ontwikkeling en misconcepties, onderzoekend leren, motorische ontwikkeling en daarbij relaties legt met leer- en ontwikkelingsprocessen van kinderen. De student kan kenmerken van bewegende jonge kinderen en oudere kinderen op beeld herkennen en benoemen vanuit de theorie.
toetsvorm
aantal examinatoren
cijfer / (niet) voldaan
cesuur
weging
minimaal resultaat
periode afname en herkansing
compensatie
Toegestane Hulpmiddelen
5,5
Periode 2, herkansing periode 3
geen
n.v.t.
Tentamen ontwikkeling zien, code PED003 Kennistoets (open vragen).
1
cijfer
55% van het 100% totaal aantal te behalen punten (de gemeten validiteit kan nog invloed uitoefenen op het eindcijfer).
13. Verplichte literatuur
E. de Vaan & J. Marell (2012). Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Bussum: Coutinho ISBN 978 90 469 0301 8 ‘Leren kun je observeren’ (Boog, Janson & Memelink, 2012) Hoofdstuk 2 te vinden op Scholar OWE-reader (digitaal)
14. Aanbevolen literatuur
Bron: Website; www.lerenkunjeobserveren.nl 17
15. Software
n.v.t.
16. Overig materiaal
n.v.t.
17. Activiteiten
Verzamelen beeldmateriaal, voorbereidingsformulier invullen, zelfstudie, OJW activiteit voor één kind of groepje kinderen voorbereiden en uitvoeren en hierbij het kind observeren/in beeld brengen
18. Werkvormen
Hoorcolleges en werkbijeenkomsten
19. Les-/contacturen
Stage: 34 uur (11,3 contacturen) Tentamen: 1,5 uur Lesuren: 33 uur Contacturen: 45,8 Subtotaal SBU: 68,5 Zelfstudie: 71,5 totaal: 140 SBU
20. Onderwijsperiode
Periode 2
21. Maximum aantal deelnemers Hoorcollege/gastcollege: 125 studenten Werkcollege: 30 studenten Leeratelier: 60 studenten
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE 6 Stage: tussenbeoordeling, PAB-P06
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Propedeuse voltijd HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Lesgeven Begeleiden van lerende(n) Ontwerpen van leerarrangementen Bijdragen aan de schoolorganisatie
4.
Centrale beroepstaak
Begeleiden van lerende(n)
5.
(Beroeps)Producten
Stagemap met daarin observaties van de mentor en voorbereidingsformulieren met evaluaties. Zelfevaluatie
18
6.
Studiepunten/studielast
2,5 stp = 70 SBU
7.
Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE heeft een samenhang met OWE 3, 4, 5 en 7 of 10. In OWE 3 krijgt de student kennis over interactiemodellen, gedragsbeïnvloeding, groepsdynamica, feedback geven en ontvangen en communicatietheorieën. De student oefent met deze inhouden binnen de opleiding en in de stage. OWE 4 bereidt de student voor op het leren leren van kinderen en het formuleren van een beginsituatie en het stellen van doelen bij de voorbereiding van (les)activiteiten. Vanuit OWE 5 gebruikt de student de aangeboden kennis met betrekking tot leren en ontwikkeling om ontwikkeling te zien bij leerlingen in de basisschoolleeftijd en herkent hij hoe in de praktijk van de stageschool ontwikkeling gestimuleerd wordt. OWE 7 of OWE 10 worden in deze OWE niet getoetst, maar leveren wel reken- en taalactiviteiten die in de stage worden uitgevoerd.
8.
Ingangseisen
n.v.t.
9.
Algemene omschrijving
In deze onderwijseenheid staan de activiteiten in de beroepspraktijk centraal. De student past de opgedane kennis toe en voert minimaal ieder dagdeel een stageopdracht of –activiteit uit. De student oefent met het geven van lessen binnen verschillende leergebieden. De stageopdracht vanuit OWE 7 of OWE 10 voert de student in de thuisklas uit. De student vraagt de mentor minimaal twee maal feedback op zijn communicatievaardigheden (m.b.v. de kijkwijzer basiscommunicatie). In een zelfevaluatie kan de student reflecteren op zijn ontwikkeling, zijn praktijkervaringen koppelen aan theorie en nieuwe leerwensen formuleren.
10. Competenties
SBL-competenties op niveau 1 Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Competent in reflectie en ontwikkeling Relatie met de kennisbasis: GKB A2.1.3 GKB A2.2.1 GKB A3.1.3 GKB A3.2 GKB B2.2 GKB C1.2
11. Beoordelingscriteria
Tentamen tussenbeoordeling stage • • • •
12. Tentaminering
De student toont enthousiasme voor het beroep leraar. De student stemt in zijn basiscommunicatie op een plezierige en professionele wijze af op leerlingen. De student geeft binnen eenvoudige contexten leiding aan een groep leerlingen. De student gebruikt de feedback van leerlingen, zijn mentor en andere professionals bij zijn ontwikkeling.
Toetsvorm
aantal
cijfer
Cesuur
weging
minimaa periode 19
compensa Toegestane
examinator en
l afname en resultaat herkansing
tie
hulpmiddelen
Tentamen tussenbeoordeling stage, code STA001 Gesprek 30 1 minuten o.b.v. schriftelijke presentatie. Stagebeoordeling gebaseerd op oordeel mentor, stagebegeleider en zelfevaluatie student
cijfer
4* van de 8 punten= 6,0 100%
6,0
* Wanneer minimaal één van de rubrics met 0 punten wordt beoordeeld, wordt het cijfer voor de tussenbeoordeling een 5, ongeacht het totaal aantal punten.
13. Verplichte literatuur
n.v.t.
14. Aanbevolen literatuur
Stageboek
15. Software
n.v.t.
16. Overig material
n.v.t.
17. Activiteiten
Uitvoeren van Stageopdrachten, stageactiviteiten en reflecteren
18. Werkvormen
Nader te bepalen
19. Les-/contacturen
Stage: 67 uur (22,3 contacturen) Lesuren: 3 uur Contacturen: 25,3 Subtotaal SBU: 70 Totaal: 70 SBU
20. Onderwijsperiode
Periode 2
21. Maximum aantal deelnemers n.v.t.
20
Periode 2, geen (indien onvoldoende dan is tweede toetskans bij eindbeoordeling )
n.v.t.
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE 7 Verdiepen in rekenontwikkeling, PAB-P07
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Propedeuse voltijd HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Lesgeven
4.
Centrale beroepstaak
Lesgeven
5.
(Beroeps)Producten
Meetkunde/OJW : Groepspresentatie van een zelf ontworpen meetkunde/OJW wandeling. De meetkunde/OJW wandeling is ICT-rijk, theoretisch onderbouwd en met leerlingen uitgevoerd. Meten/OJW: a. Groepspresentatie van een geconcretiseerde leerlijn meten, ondersteund door OJW. b. Een in een studiegroep ontworpen practicumopdracht OJW waarin de onderzoekende houding bevorderd wordt. De practicumopdracht wordt ondersteund door het rekendomein meten en peerfeedback is onderdeel van het ontwerpproces. Hele getallen: Twee lesvoorbereidingen bij twee voorgestructureerde rekenactiviteiten. De (les)activiteiten worden uitgevoerd met (een groepje) leerlingen en na uitvoering geëvalueerd.
6.
Studiepunten/studielast
7,5 stp = 210 SBU
7.
Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE sluit aan op OWE 4 psychologie van het leren en OWE 5 Ontwikkeling zien. OWE 7 verdiepen in rekenontwikkeling en OWE 10 Verdiepen in taalontwikkeling worden gelijktijdig aangeboden in periode 2 en 3. De studenten volgen een van beide OWE’s per periode.
8.
Ingangseisen
n.v.t.
9.
Algemene omschrijving
In de OWE wordt specifiek ingezoomd op rekenontwikkeling en –didactiek binnen drie domeinen. De compacte en diepe verkenning in deze OWE doet een beroep op leer- en studievaardigheden die in de eerste periode bij de OWE ‘Psychologie van het leren’ zijn aangereikt en geoefend. Door een eerste vakverbinding te maken (rekenen/wiskunde en OJW), ervaart de student leerzame en in het dagelijks leven vanzelfsprekende verbindingen tussen vakgebieden. Deze OWE appelleert aan en bevordert de onderzoekende houding van de student.
10. Competenties
SBL-competenties op niveau 1 Interpersoonlijk competent Vakinhoudelijk en didactisch competent 21
Organisatorisch competent Competent in reflectie en ontwikkeling Relatie met de kennisbasis: KB Rekenen/Wiskunde: 2. Hele getallen/ 4. Meten/ 5. Meetkunde KB Aardrijkskunde: 4.3 KB Geschiedenis: 4.2 KB Natuur en techniek: 1.1 / 2.1 / 3.1/4.2/4.3 11. Beoordelingscriteria
Deeltentamen 1 Kennistoets rekenen/wiskunde over domeinen hele getallen, meten en meetkunde (open vragen en meerkeuzevragen) • • • • •
De student kent de domeinen en kenmerkende (vak)concepten binnen het vakgebied rekenen/wiskunde en geeft er voorbeelden bij. De student herkent de domeinen en kenmerkende (vak)concepten binnen het vakgebied rekenen/wiskunde globaal in methodes en andere leermiddelen, waaronder veelgebruikte ICT-programma’s. De student verkent de didactiek van de domeinen en oefent hiermee in de stage. De student weet welke materialen (waaronder ICT-middelen) en modellen ingezet kunnen worden binnen de domeinen en kent hun functie. De student weet dat kinderen verschillende strategieën hanteren bij het oplossen van reken/wiskunde opgaven, kan deze herkennen en benoemen.
Deeltentamen 2 Groepspresentatie meetkunde/OJW • • • • • 12. Tentaminering
De student verkent de Pabo omgeving en onderzoekt meetkundige aspecten. De student maakt een betekenisvolle verbinding tussen de vakgebieden rekenen/wiskunde en OJW en ontwerpt van daaruit een ICT-rijke, theoretisch en didactisch onderbouwde meetkunde/OJW wandeling in de omgeving van een stageschool. De student laat een onderzoekende houding zien en weet deze op te roepen bij kinderen. De student evalueert het ontwerp en uitvoering van de wandeling met medestudenten en presenteert zijn bevindingen. De student kan beide ontwerpen verantwoorden vanuit de aangedragen (vak)concepten en didactische benaderingen uit beide leergebieden.
toetsvorm
aantal cijfer / (niet) cesuur examinato voldaan ren
weging minimaal resultaat
periode afname en herkansing
compensatie
Toegestane hulpmiddelen
70%
Periode 2, herkansing
geen
n.v.t.
Deeltentamen 1 Kennistoets rekenen, code REK002 Kennistoets
1
Cijfer
55% van het totaal
5,5 22
(open en gesloten vragen)
aantal te behalen punten (de gemeten validiteit kan nog invloed uitoefenen op het eindcijfer).
in periode 3 (klaprooster: voor de helft van de groepen in Nijmegen wordt deze toets voor het eerst in periode 3 aangeboden met herkansing in periode 4)
Deeltentamen 2 Groepspresentatie meetkunde/OJW, code REK003 Schriftelijke presentatie
1
Cijfer
55% van het totaal aantal te behalen punten (de gemeten validiteit kan nog invloed uitoefenen op het eindcijfer).
30%
5,5
Periode 2, geen herkansing in periode 3 (klaprooster: voor de helft van de groepen in Nijmegen wordt deze toets voor het eerst in periode 3 aangeboden, met herkansing in periode 4)
n.v.t.
13. Verplichte literatuur
Brom-Snijders, P. van den, Bergh, J. van den, Hutten, O., en Zanten, M. van (2014). Hele getallen Reken-wiskundedidactiek. Amersfoort: Thieme Meulenhoff. ISBN: 9789006955361 Galen, F. van en Jonker , V. (2013). Experimenteren in de rekenles. Gedownload op 9 april 2015, van: http://www.fisme.science.uu.nl/experimentereninderekenles/documents/experimenteren_in_de_rekenles.pdf Hutten, O., Bergh, J. van den, Brom-Snijders, P. van den en Zanten, M. van (2014). Meten en Meetkunde Reken-wiskundedidactiek. Amersfoort: Thieme Meulenhoff. ISBN: 9789006955385 Vaan,E. de & Marell, J. (2012). Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Bussum: Coutinho ISBN 978 90 469 0301 8
14. Aanbevolen literatuur
Volgens Bartjens
15. Software
Diverse apps/ toepassingen afhankelijk van leerdoel/ doelgroep, ingebracht tijdens bijeenkomsten
16. Overig material
Eigen device is raadzaam (Tablet, smartphone en/ of laptop)
23
17. Activiteiten
Onderwijsactiviteiten ontwerpen en uitvoeren, literatuur bestuderen, presenteren, kennis delen.
18. Werkvormen
Hoorcolleges, werkcolleges/ practica en leerateliers
19. Les-/contacturen
Stage: 34 uur (11,3 contacturen) Tentamen: 1,5 uur Lesuren: 30,75 uur Contacturen: 43,55 Subtotaal SBU: 64,75 Zelfstudie: 143,75 Totaal: 210 SBU
20. Onderwijsperiode
De helft van de jaarlaag periode 2, de andere helft van de jaarlaag periode 3.
21. Maximum aantal deelnemers Hoorcollege/gastcollege: 125 studenten Werkcollege: 30 studenten Leeratelier: 60 studenten
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE 8 Zicht krijgen op cultuur, PAB-P08
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Propedeuse voltijd HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Begeleiden van lerende(n) Bijdragen aan de schoolorganisatie
4.
Centrale beroepstaak
-
5.
(Beroeps)Producten
Verslag probleemverkenning, handschriftontwikkeling
6.
Studiepunten/studielast
7,5 stp = 210 SBU
7.
Samenhang met andere OWE’s
Met OWE 11 Cultuurbewust leraar zijn: de kennis uit OWE 8 wordt in OWE 11 gebruikt om de eigen culturele beginsituatie te analyseren en te beschrijven.
8.
Ingangseisen
n.v.t.
9.
Algemene omschrijving
In deze OWE wordt de student zich bewust van zijn culturele, maatschappelijke en levensbeschouwelijke geschiedenis en van de invloed die deze achtergrond heeft op zijn huidige ideeën, opvattingen, normen, waarden, vanzelfsprekendheden en voorkeuren (over onderwijs). Vanuit een aantal 24
kapstokken over de relatie tussen onderwijs, cultuur en samenleving, leert de student vervolgens kritisch kijken naar authentieke beroepssituaties die hieraan raken: “Wat speelt er op een school en met welke dilemma’s heeft een leraar te maken?”. De student maakt dus kennis met de complexe positie van de leraar in de klas, de school en de samenleving en wordt gevraagd zich hier actief toe te verhouden. Het product van de OWE is een verslag van een probleemverkenning. De student onderzoekt en beschrijft in tweetallen een voor het beroep relevant probleem of vraagstuk. Schrijven is een grafisch-instrumentele vormgevende vaardigheid, waarbij cultureel bepaalde tekens worden gebruikt, bedoeld om schriftelijke communicatie mogelijk te maken. Het schrift is de basis van de westerse culturele ontwikkeling. De student is zich bewust van het belang een goed verzorgd handschrift t.b.v. zijn werk/uitstraling als leraar in de klas en bij de communicatie naar ouders. De student beseft dat het aanleren van een goed handschrift bij de leerlingen alleen kan gebeuren door iemand die deze vaardigheid zelf op een evident hoger niveau beheerst. 10. Competenties
SBL-competenties op niveau 1: Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Competent in het samenwerken met de omgeving Competent in reflectie en ontwikkeling
11. Beoordelingscriteria
Deeltentamen 1 Probleemverkenning Inhoudelijke ontwikkeling • De student is in staat in de basisschool actuele vraagstukken binnen het thema ‘Cultuurbewust leraar zijn’ te herkennen. • De student kan het gekozen vraagstuk vanuit verschillende inhoudelijke invalshoeken in samenhang overzien en analytisch belichten; d.w.z. met elkaar in verband brengen en kritisch beschouwen. • De student is bekwaam in het formuleren van eigen aan de theorie gekoppelde standpunten aangaande actuele vraagstukken binnen het thema ‘Cultuurbewust leraar zijn’ • De student kan concepten als cultuur, cultuurverschillen, culturele diversiteit, multiculturaliteit, en acculturatie aan de hand van voorbeelden relateren aan de pedagogische en (wereld)burgerschapsvormende opdracht van de school. • De student zet zijn kennis van de culturele dimensies in om vraagstukken in het onderwijs te duiden en zijn eigen actuele situatie en positie te ontdekken. Schrijven/onderzoeken • De student kan een probleemverkenning uitvoeren betreffende een zo mogelijk in de stageschool actueel vraagstuk binnen het thema ‘Cultuurbewust leraar zijn’ en daar helder over schrijven. De student kan het gekozen vraagstuk vanuit verschillende inhoudelijke invalshoeken overzien en analytisch belichten; d.w.z. met elkaar in verband brengen en kritisch beschouwen. Hij maakt hierbij gebruik van 25
• • • • •
hiervoor genoemde inhoudelijke invalshoeken en concepten. [De student komt tot een eigen genuanceerd standpunt aangaande het vraagstuk.] Van de minimaal 4 geraadpleegde bronnen zijn minimaal 30% internationaal (Engelstalig). De probleemverkenning is minimaal 2000, maximaal 3000 woorden, de bronvermelding is volgens APA-normen. Correcte, zorgvuldige en heldere taal (spelling, zinsbouw). Hoofd- en bijzaken goed onderscheiden. Samenhangende tekst, duidelijke opbouw in het betoog.
Deeltentamen 2 Handschriftontwikkeling • • 12. Tentaminering
De student kan drie soorten schrift hanteren: methodisch schrift zowel op papier als bord (digitaal schoolbord en whiteboard); lerarenschrift en blokschrift op papier. De student hanteert een goede pengreep.
toetsvorm
aantal examinator en
cijfer / (niet) voldaan
cesuur
weging
minimaal resultaat
periode afname compensatie en herkansing
5,5
Periode 3, herkansing in periode 4
geen
5,5
Periode 3, herkansing in periode 4
geen
Toegestane hulpmiddelen
Deeltentamen 1 Probleemverkenning, code OND001 Schriftelijke Presentatie (in tweetallen)
1
cijfer
55% van het totaal aantal te 100% behalen punten (de gemeten validiteit kan nog invloed uitoefenen op het eindcijfer).
Deeltentamen 2 Handschriftontwikkeling, code SCH001 Schriftelijke toets 1
cijfer
Alle onderdelen moeten 0% worden afgesloten met een voldoende.
Gripper t.b.v. pengreep
13. Verplichte literatuur
Voor Cultuurbeschouwing: Teune, R. (2011). Een klas vol kleur. Omgaan met culturele diversiteit. Amersfoort: Kwintessens. Voor Handschriftontwikkeling: Methodisch werkboekje groep 3.
14. Aanbevolen literatuur
OWE-reader (digitaal) Beneker, T., Stalborch, M. van, & Vaart, R. van der. (2009). Vensters op de wereld. Rapport van de commissie Canon voor Wereldburgerschap. NCDO 26
/ Faculteit Geesteswetenschappen Universiteit Utrecht. Te vinden op: http://www.wereldburgerschap.nl/wpcontent/uploads/2014/05/Canon-voor-wereldburgerschap.pdf Berding & Pols (2006).Schoolpedagogiek. Deel 4: H13 De school: tussen gezin en maatschappij & H14 De basisschool en opvoeding tot burgerschap Biesta, G. (2008). Good education in an age of measurement: on the need to reconnect with the question of purpose in education. Te vinden op: http://ejanson.wikispaces.com/file/view/Good+Education+in+an+Age+of+Measurement_+Biesta.pdf Biesta. G. (2012). Goed onderwijs en de cultuur van het weten. Den Haag: Boom/Lemma. Claes, M.-T., & Gerritsen, M. ( 2011). Culturele waarden en communicatie in internationaal perspectief. Bussum: Coutinho. [Relevant: Hoofdstuk 2: Cultuur categoriseren: Basiswaarden] Cornelis, A. (2000). Logica van het gevoel. Filosofie van de Stabiliteitslagen in de Cultuur als Nesteling der Emoties. Amsterdam. Te vinden op: http://home.hccnet.nl/pbl.smit/arnold_cornelis_logica_van_het_gevoel_stabiliteitslagen.html#top Couwenberg, S.W. (z.d.). Wat is onze culturele identiteit. Digitaal Archief Trouw: http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2519880/2000/10/14/Wat-is-onze-culturele-identiteit.dhtml Covey. S. (2010). De 7 eigenschappen van effectief leiderschap. Business Contact. Hoeven, M. van der, Sluijsmans, L., Vorle, R. van de, & Heusden, B. van. (2014). Cultuur in de spiegel in d epraktijk. SLO - Rijksuniversiteit Groningen. Te vinden via: http://www.slo.nl/downloads/2014/cultuur-in-de-spiegel.pdf/ [Relevant: hoofdstuk 2] Heusden, B. van (2010). Cultuur in de spiegel, naar een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Te vinden op: http://canoncultuurcel.be/sites/default/files/1_1_1_sm.pdf Onderwijsraad (2011). Onderwijs vormt. Den Haag: Onderwijsraad. Te vinden op: http://www.onderwijsraad.nl/upload/documents/publicaties/volledig/onderwijs-vormt.pdf Onderwijsraad (2011). Verder met burgerschap in het onderwijs. Den Haag: Onderwijsraad. Te vinden op: http://www.onderwijsraad.nl/upload/documents/publicaties/volledig/verder-met-burgerschap-in-het-onderwijs.pdf Palet Multicultureel (z.d.). Culturele verschillen: enkele dimensies. Te vinden op: http://ou.content-e.nl/content-e/pub_RDMC/Palet_Multicultureel_1213127502051/index.htm Sharpe, B. (2014). Three Horizon: a way of working with change. APF Compass, pp. 6-8. Verhagen, S. (2008). Identiteit en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Migrantenstudies, no. 3, pp. 199-206. Te vinden op: http://www.migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2008-NR3-P199-206.pdf 15. Software
n.v.t.
16. Overig materiaal
n.v.t.
17. Activiteiten
O.a. internationale uitwisseling
18. Werkvormen
Hoorcolleges, werkcolleges, leerateliers
27
19. Les-/contacturen
Stage: 126 uur (42 contacturen) Tentamen: 1,5 uur Lesuren: 31,5 uur Contacturen: 75 Subtotaal SBU: 159 Zelfstudie: 51 totaal: 210 SBU
20. Onderwijsperiode
Periode 3
21. Maximum aantal deelnemers Hoorcollege/gastcollege: 125 studenten Werkcollege: 30 studenten Leeratelier: 60 studenten
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE 9 Masterclasses, PAB-P09
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten propedeuse voltijd HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Ontwerpen van leerarrangementen
4.
Centrale beroepstaak
Ontwerpen van leerarrangementen
5.
(Beroeps)Producten
Mogelijke beroepsproducten hangen af van de inhoud van de masterclass.
6.
Studiepunten/studielast
2,5 stp = 70 SBU
7.
Samenhang met andere OWE’s
Student kan op basis van voorgaande OWE’s een bewuste keuze maken voor specifieke masterclasses. In OWE’s 5, 7 en 10 is een begin gemaakt met didactiek van verschillende leergebieden. Die kan in deze OWE verbreed of verdiept worden, afhankelijk van de keuze van de masterclass.
8.
Ingangseisen
Je mag enkel aan de masterclass deelnemen als je je hiervoor hebt ingeschreven. Schrijf je op tijd in, want vol = vol.
9.
Algemene omschrijving
In de masterclasses leert de student van vak- en vormingsspecialisten uit verschillende leergebieden op welke wijze hij leerlingen kan activeren en daarbij nieuwe inzichten toe kan passen. De masterclasses bestaan telkens uit 2 bijeenkomsten van 90 minuten. De eerste bijeenkomst is een inspirerend, verdiepend, vakgericht aanbod met veel ruimte voor ter plekke oefenen en experimenteren. De tweede bijeenkomst bestaat uit het delen van de leeropbrengsten en het optillen van individuele leerervaringen tot een collectief leermoment. In periode 3 en 4 kunnen studenten na intekening de bijeenkomsten volgen. Ingetekend betekent verplicht aanwezig zijn en participeren. Registratie vindt plaats in Alluris. 28
10. Competenties
SBL-competenties op niveau 1: Vakinhoudelijk en didactisch competent Interpersoonlijk competent Organisatorisch competent Competent in reflectie en ontwikkeling
11. Beoordelingscriteria
Vier deeltentamens Masterclass 1, 2, 3 en 4 Verplichte aanwezigheid. Student krijgt voor elke masterclass een beoordeling gebaseerd op drie beoordelingscriteria: • De student laat een actieve, kritische en nieuwsgierige houding zien ten aanzien van de praktijk van het lesgeven en ten aanzien van zichzelf als leraar-in-opleiding. • De student kan feedback constructief en respectvol ontvangen en geven. Hij zoekt de dialoog op met medestudenten, docenten en mentoren om zo tot kennisdeling te komen. • De student is niet louter aan het imiteren maar zoekt creatief naar eigen invullingen.
12. Tentaminering
toetsvorm
aantal cijfer / examina (niet) toren voldaan
cesuur
weging
minimaal resultaat
periode afname en herkansing
compensati Toegestane e hulpmiddelen
6
Periode 3 en 4
geen
n.v.t.
6
Periode 3 en 4
geen
n.v.t.
Deeltentamen Masterclass 1, code MAS001 Performance assessment
1
cijfer
Verplichte aanwezigheid. 25% Voor elk beoordelingscriterium kunnen 1 t/m 3 punten worden behaald. 1 punt: onvoldoende 2 punten: voldoende 3 punten: goed Student krijgt 1 punt voor de aanwezigheid met daarbij de punten voor elk beoordelingscriterium en haalt dus minimaal een 4, maximaal een 10.
Deeltentamen Masterclass 2, code MAS002 Performance assessment
1
cijfer
Verplichte aanwezigheid. Voor elk beoordelingscriterium kunnen 1 t/m 3 punten worden behaald. 1 punt: onvoldoende 2 punten: voldoende
25%
29
3 punten: goed Student krijgt 1 punt voor de aanwezigheid met daarbij de punten voor elk beoordelingscriterium en haalt dus minimaal een 4, maximaal een 10. Deeltentamen Masterclass 3, code MAS003 Performance assessment
1
cijfer
Verplichte aanwezigheid. 25% Voor elk beoordelingscriterium kunnen 1 t/m 3 punten worden behaald. 1 punt: onvoldoende 2 punten: voldoende 3 punten: goed Student krijgt 1 punt voor de aanwezigheid met daarbij de punten voor elk beoordelingscriterium en haalt dus minimaal een 4, maximaal een 10.
6
Periode 3 en 4
geen
n.v.t.
6
Periode 3 en 4
geen
n.v.t.
Deeltentamen Masterclass 4, code MAS004 Performance assessment
1
cijfer
Verplichte aanwezigheid. 25% Voor elk beoordelingscriterium kunnen 1 t/m 3 punten worden behaald. 1 punt: onvoldoende 2 punten: voldoende 3 punten: goed Student krijgt 1 punt voor de aanwezigheid met daarbij de punten voor elk beoordelingscriterium en haalt dus minimaal een 4, maximaal een 10.
13. Verplichte literatuur
n.v.t.
14. Aanbevolen literatuur
n.v.t.
15. Software
n.v.t.
16. Overig materiaal
n.v.t.
17. Activiteiten
Tijdens twee bijeenkomsten per masterclass: 30
inspiratie opdoen, oefenen met nieuwe inzichten, delen van de leeropbrengsten. Tussen de twee bijeenkomsten mogelijkheid om nieuwe inzichten toe te passen tijdens de stage. 18. Werkvormen
Werk- en hoorcolleges, afhankelijk van de masterclass.
19. Les-/contacturen
Lesuren: 12 uur Contacturen 12 uur. Zelfstudie: 58 uur. Totaal: 70 SBU
20. Onderwijsperiode
Periode 3 en 4
21. Maximum aantal deelnemers Afhankelijk van de masterclass
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE 10 Verdiepen in taalontwikkeling, PAB-P10
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Propedeuse voltijd HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Lesgeven
4.
Centrale beroepstaak
Lesgeven
5.
(Beroeps)Producten
De ontwerpen van taalactiviteiten waarin de verbinding gelegd wordt met kunsten (drama, muziek en beeldende vorming).
6.
Studiepunten/studielast
7,5 stp = 210 SBU
7.
Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE sluit aan op de OWE 4 Psychologie van het leren. De algemene leerpsychologie krijgt hier de toepassing in concrete didactiek voor taalontwikkeling. OWE 7 Verdiepen in rekenontwikkeling en OWE 10 Verdiepen in taalontwikkeling worden gelijktijdig aangeboden in periode 2 en 3. De studenten volgen een van beide OWE’s per periode.
8.
Ingangseisen
n.v.t.
9.
Algemene omschrijving
In deze OWE wordt taal in bredere zin (als expressie- en communicatiemiddel) verkend. In de OWE wordt specifiek ingezoomd op taalontwikkeling binnen de domeinen jeugdliteratuur, woordenschat en mondelinge taalvaardigheid. Door een eerste vakverbinding te maken (taal en kunsten) ervaart de student net als in het primair onderwijs de voor leerlingen leerzame en in de werkelijkheid vanzelfsprekende verbindingen tussen vakgebieden. Domeinen: jeugdliteratuur, woordenschat en mondelinge taalvaardigheid.
10. Competenties
SBL-competenties op niveau 1: Vakinhoudelijk en didactisch competent. 31
Relatie met de kennisbasis: KB Nederlands: 6.1, 6.2, 6.7 KB Beeldend onderwijs: 1.2, 4.2, 4.3 11. Beoordelingscriteria
Deeltentamen 1: kennistoets taal • •
De student heeft kennis van het taalverwervingsproces, van taalontwikkeling en de taalkundige niveaus. De student beschikt over de kenniselementen van de taaldomeinen jeugdliteratuur, woordenschat en mondelinge taalvaardigheid zoals vastgelegd in de kennisbasis Nederlands.
Deeltentamen 2: praktijkdossier • • • • • • • • Tentaminering
De student realiseert zich dat kinderen taal leren op een natuurlijke manier. De taalontwikkeling wordt gevoed door de omgeving en school op allerlei manieren (met taal, met muziek, beeldend, etc.). Taal is overal. De student past de communicatieve en expressieve betekenis van beelden, muziek en drama toe in een taalactiviteit. De student laat zien te weten hoe jeugdliteratuur, woordenschatontwikkeling en mondelinge taalvaardigheid bijdragen aan de taalontwikkeling. De student kan activiteiten voorbereiden, uitvoeren en deze evalueren binnen de taaldomeinen jeugdliteratuur en woordenschat of mondelinge taalvaardigheid op basis van kennis van het leerproces en de didactiek. De student benut de expressieve functie van taal en de toepassingsmogelijkheden daarvan in het basisonderwijs. De student kan inhouden van kunstvakken inzetten met als doel de taalontwikkeling te stimuleren en illustreert dit met voorbeelden. De student kan ICT-toepassingen betekenisvol inzetten. De student geeft de taaldocent inzicht in het leerproces dat hij deze periode heeft doorlopen.
toetsvorm
aantal examinator en
cijfer / (niet) voldaan
cesuur
weging
minimaa periode afname en l herkansing resultaat
70%
5,5
compensatie
Toegestane hulpmiddelen
Deeltentamen 1 Kennistoets taal, code TAA002 Kennistoets (QMP)
1
Cijfer
55% van het totaal aantal te behalen punten (de gemeten validiteit kan nog invloed uitoefenen op het eindcijfer).
32
Periode 3, geen herkansing in periode 4 (klaprooster: voor de helft van de groepen in Nijmegen wordt deze toets voor het
n.v.t.
eerst in periode 2 aangeboden met herkansing in periode 3) Deeltentamen praktijkdossier, code TAA003 Schriftelijke presentatie op DPF.
1
Cijfer
55% van het totaal aantal te behalen punten (de gemeten validiteit kan nog invloed uitoefenen op het eindcijfer).
30%
5,5
Periode 3, geen herkansing in periode 4 (klaprooster: voor de helft van de groepen in Nijmegen wordt deze toets voor het eerst in periode 2 aangeboden met herkansing in periode 3)
n.v.t.
13. Verplichte literatuur
Paus, H., e.a. (2014). Portaal. Praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs. Bussum: Coutinho. Hoofdstuk 1 §1.1, Hoofdstuk 2, Hoofdstuk 3, Hoofdstuk 4, Hoofdstuk 8.
14. Aanbevolen literatuur
Kemmeren, C. e.a. (red.) (2006). Aan de slag met kinderboeken, een programma leesbevordering ten behoeve van Pabo studenten. Leidschendam: Biblion Nooij, H. de (2012). Kijk op spel. Groningen: Noordhoff uitgevers Noordam, L. & Lei, R. van der (2009). Eigenwijs. Stichting ter bevordering van muzikale vorming Nulft, D. van den & Verhallen, N. (2010). Met woorden in de weer. Bussum: Coutinho. Roozen, I. (2009). In gesprek met het beeld en met elkaar. Enschede: SLO (Te downloaden via www.slo.nl) Smegen, I. (2012). Speel je wijs. Theater, drama en spel voor taalontwikkeling op de basisschool. Assen: Van Gorcum. Smegen, I. (2014). Speel je wijs. Woordenschat. Assen: Van Gorcum.
15. Software
n.v.t.
16. Overig materiaal
www.lesintaal.nl www.metwoordenindeweer.com www.laatmaarleren.nl (online methode voor beeldend onderwijs en creatief schrijven, via koppeling op Scholar)
17. Activiteiten 18. Werkvormen
Werkcolleges, hoorcolleges, leerateliers 33
19. Les-/contacturen
Stage: 34 uur (11,3 contacturen) Tentamen: 1,5 uur Lesuren: 30,75 uur Contacturen: 43,55 Subtotaal SBU: 66,25 Zelfstudie: 143,75 Totaal: 210 SBU
20. Onderwijsperiode
De helft van de jaarlaag periode 2, de andere helft van de jaarlaag periode 3.
21. Maximum aantal deelnemers Hoorcollege/gastcollege: 125 studenten Werkcollege: 30 studenten Leeratelier: 60 studenten
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE 11 Cultuurbewust leraar zijn, PAB-P11
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Propedeuse voltijd HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Lesgeven Begeleiden van lerende(n) Ontwerpen van leerarrangementen Bijdragen aan de schoolorganisatie
4.
Centrale beroepstaak
Ontwerpen van leerarrangementen
5.
(Beroeps)Producten
Leerarrangement over een cultureel onderwerp.
6.
Studiepunten/studielast
7,5 stp = 210 SBU
7.
Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE is een voortzetting van OWE 8 ‘Zicht krijgen op cultuur’. In deze OWE heeft de student vanuit meerdere perspectieven zich verdiept in een authentieke culturele’ beginsituatie van een school. De kennis die is opgedaan in OWE 8 gebruiken studenten om hun eigen culturele beginsituatie te analyseren. De OWE is ook een voortzetting van de didactische lijn die aangezet wordt in OWE 4 (psychologie van het leren), OWE 7 (Rekenontwikkeling) en OWE 10 ( taalontwikkeling).
8.
Ingangseisen
n.v.t.
9.
Algemene omschrijving
In deze OWE leren studenten wat het belang is voor een leraar basisonderwijs om cultuurdrager en cultuuroverdrager te zijn. De studenten 34
verdiepen zich in de betekenis en het belang van cultuuronderwijs. Deze OWE doet ook een beroep op een nieuwsgierige grondhouding gebaseerd op fundamentele menselijke neigingen zoals het willen weten, kritisch zijn, begrijpen, innoveren, bereiken, delen. Dit komt tot uiting in het toepassen van ontwerpend leren waarmee generieke (21ste-eeuwse) vaardigheden worden aangesproken. De student voert twee opdrachten uit: 1. Cultureel ontwerp. De student ontwerpt samen met medestudenten ( 3 a 4 studenten) een krachtig leerarrangement voor een groep basisschoolleerlingen en voert dit uit op een stageschool. De student laat zich voeden en inspireren door een cultureel onderwerp op locatie. In (klein) groepsverband kiest de student een locatie die hem fascineert. Zijn eigen locatiefascinatie vertaalt hij naar een cultureel leerarrangement voor een groep basisschoolleerlingen (minimaal vijf, maximaal hele klas). De student verdiept zich in didactiek van de kunstvakken en OJW en past deze toe in het ontwerp. Het ontwerp, de uitvoering en de evaluatie, inclusief peerfeedback worden schriftelijk gepresenteerd. 2.
10. Competenties
Het cultureel zelfportret. Hierbij reflecteert de student op zijn eigen culturele achtergrond. In het cultureel zelfportret verbeeldt/ verwoordt/ vertelt de student hoe zijn eigen culturele achtergrond en ervaringen bepalend zijn voor zijn huidige normen en waarden en beeld van goed onderwijs. De student gaat te werk volgens de vier culturele basisvaardigheden: waarnemen, verbeelden, conceptualiseren en analyseren. De student is onderzoekend te werk gegaan en heeft zichzelf en zijn culturele achtergrond beschouwend geanalyseerd. In het cultureel zelfportret is de persoon zichtbaar, het is een persoonlijk document. De student gaat in dialoog met medestudenten over ieders culturele achtergrond en doet dat op een open, betrokken en respectvolle manier.
SBL-competenties op niveau 1: Interpersoonlijk competent Vakinhoudelijk en didactisch competent Organisatorisch competent Competent in samenwerken met collega’s Competent in samenwerken met de omgeving Competent in reflectie en ontwikkeling Relatie met de kennisbasis: Muziek : 1.1 / 1.2 / 2.2 / 3.2 / 3.3 / 4.2 Dans en Drama: 1.1 / 1.2 / 1.4 / 2.1 / 3.2 / 4.2 Beeldend onderwijs: 1.1 / 1.2 / 1.4 / 2.1 / 3.2 / 4.1 Aardrijkskunde: 1.1 / 2.1 / 4.1 Geschiedenis: 1.1 / 2.1 / 4.1 Natuur en techniek: 1.1 / 2.1 / 4.1\ 35
11. Beoordelingscriteria
Deeltentamen 1 Cultureel ontwerp • • • •
12. Tentaminering
De student kan in (klein) groepsverband een cultureel onderwerp vertalen in een krachtig leerarrangement voor een groep basisschoolleerlingen, waarin kinderen actief en onderzoekend leren en waarbij ICT-middelen doelgericht worden ingezet. De student kan in dit leerarrangement vakken in samenhang aan de orde laten komen en leerdoelen op generieke en vak gebieden beschrijven. De student kan zijn inhoudelijke en didactische keuzes binnen dit arrangement verantwoorden in het licht van de beginsituatie en kenmerken van leerlingen en zichzelf, waaronder kenmerken van de culturele beginsituatie. De student werkt resultaatgericht, constructief en prettig samen met medestudenten en draagt eraan bij dat iedereen zich optimaal inzet vanuit eigen kwaliteiten.
•
Deeltentamen 2 Cultureel zelfportret
•
De student kan aangeven hoe zijn eigen culturele achtergrond en ervaringen bepalend zijn voor zijn huidige normen en waarden en beeld van goed onderwijs. De student realiseert zich dat dit voor ieder mens geldt en communiceert van daaruit respectvol. De student kan aangeven hoe zijn eigen normen en waarden zich ontwikkelen door in dialoog te gaan met anderen.
toetsvorm
aantal examinatoren cijfer / (niet) voldaan
cesuur
weging
minimaal resultaat
periode afname en herkansing
compensatie
Toegestane hulpmiddelen
5,5
Periode 4, geen herkansing in augustus
n.v.t.
voldaan
Periode 4, geen herkansing in augustus
n.v.t.
Deeltentamen 1 Cultureel ontwerp, code CUL001 Schriftelijke presentatie
1 (docent Kunsten of OJW)
Cijfer
55% van het totaal 100% aantal te behalen punten (de gemeten validiteit kan nog invloed uitoefenen op het eindcijfer).
Deeltentamen 2 Cultureel zelfportret, code CUL002 Mondelinge presentatie
1 (opleidingsdocent) (niet) voldaan
55% van het totaal aantal te behalen punten (de gemeten validiteit kan nog invloed uitoefenen op het eindcijfer). 36
13. Verplichte literatuur 14. Aanbevolen literatuur
OWE-reader (digitaal) Gootjes-Klamer, L. & Nieuwenhuizen, M. (2011) Basisboek cultuuronderwijs. Groningen: Noordhoff. Heusden, B. van (2010). Cultuur in de spiegel. SLO - Rijksuniversiteit Groningen. Actuele vakliteratuur muziek/drama/bv/ojw komt op Scholar.
15. Software
n.v.t.
16. Overig materiaal
www.entoen.nu www.laatmaarleren.nl online methode voor beeldend onderwijs en creatief schrijven (via koppeling op Scholar)
17. Activiteiten
Presenteren, Leren op locatie, uitvoering stage
18. Werkvormen
Hoorcollege, werkcollege, excursie, zelfstandig werken, individueel en in groepjes
19. Les-/contacturen
Stage: 72 uur (24 contacturen) Lesuren: 27 uur Contacturen: 51 Subtotaal SBU: 99 Zelfstudie: 111 totaal: 210 SBU
20. Onderwijsperiode
Periode 4
21. Maximum aantal deelnemers Hoorcollege/gastcollege: 125 studenten Werkcollege: 30 studenten Leeratelier: 60 studenten
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE 12 Opleidingsbekwaam, PAB-P12
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Propedeuse voltijd HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Lesgeven Begeleiden van lerende(n) Ontwerpen van leerarrangementen 37
Bijdragen aan de schoolorganisatie 4.
Centrale beroepstaak
-
5.
(Beroeps)Producten
Pwc met 3 “pareltjes” (onderwijsactiviteiten/arrangementen) met spreiding over de verschillende OWE’s uit de propedeutische fase.
6.
Studiepunten/studielast
5 stp =140 SBU
7.
Samenhang met andere OWE’s
Alle OWE’s dienen als bron voor de IT.
8.
Ingangseisen
Voor deeltentamen Integrale toets, gesprek n.a.v. PWC: Student heeft de landelijke taaltoets en rekentoets (Wiscat) behaald en minimaal 30 studiepunten. Voor deeltentamen Basale gecijferdheid: Student heeft de landelijke rekentoets (Wiscat) behaald.
9.
Algemene omschrijving
Deze OWE is de integrale afsluiting van de propedeuse. Studenten laten het beste van hun kunnen zien van wat het afgelopen jaar is geleerd en bewijzen hiermee dat ze opleidingsbekwaam zijn. De OWE bestaat uit drie deeltentamens: een gesprek met de student en twee assessoren naar aanleiding van het pwc, de stagebeoordeling en de toets basale gecijferdheid.
10. Competenties
SBL-competenties op niveau 1 Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakinhoudelijk en didactisch competent Organisatorische competentie Competent in samenwerken met collega’s Competent in samenwerken met de omgeving Competent in reflectie en ontwikkeling
11. Beoordelingscriteria
Deeltentamen 1 Integrale toets, gesprek naar aanleiding van het professioneel werkconcept (pwc) Competent in reflectie en ontwikkeling • De student verwoordt zijn motivatie voor het beroep en laat daarin zien dat hij er een realistisch beeld over heeft. • De student verwoordt zijn motivatie voor de opleiding en laat zien dat hij er een realistisch beeld heeft over zijn ontwikkelingsmogelijkheden. • De student beschrijft zichzelf als lerende en benoemt zijn sterke kanten en ontwikkelpunten. • De studieverwachting en zelfbeeld van de student passen bij de getoonde kwaliteiten en prestaties in het afgelopen jaar. • De student beschrijft planmatig hoe hij in het tweede jaar van de opleiding aan zijn professionele ontwikkeling gaat werken. • De student verwoordt zijn opvattingen over goed onderwijs en onderbouwt deze vanuit de theorie. De student gebruikt hierbij (online) bronnen en beoordeelt deze op betrouwbaarheid. Vakinhoudelijke en didactische competentie, interpersoonlijke competentie 38
• • • •
De student gebruikt de in het eerste jaar aangeboden begrippen en vaktermen. De student verantwoordt keuzes in een lesontwerp vanuit theoretische/(vak)didactische noties. De student gebruikt feedback van medestudenten, vakdocenten, de mentor en leerlingen om een lesontwerp te evalueren en op basis daarvan beargumenteerd te verbeteren. De student toont aan dat hij de kwalificaties leren en lesgeven met ICT op niveau 1 beheerst.
Deeltentamen 2 Stage eindbeoordeling • • • •
De student toont in de interactie met kinderen enthousiasme voor het beroep leraar. De student stemt in zijn basiscommunicatie op een plezierige en professionele wijze af op kinderen. De student geeft, binnen eenvoudige contexten, leiding aan een groep leerlingen. De student gebruikt de feedback van leerlingen, zijn mentor en andere professionals bij zijn ontwikkeling.
• • • •
De student kan gedrag van kinderen verklaren omdat hij zich verdiept in zowel hun ontwikkelingsverloop als culturele achtergrond. De student laat in zijn voorbereidingen en handelen zien dat hij zich heeft verdiept in de beginsituatie en basisbehoeften van de kinderen in relatie tot de te bereiken doelen. De student gebruikt op een functionele manier ICT in zijn onderwijsactiviteiten. De student is in staat om de reken- of taalontwikkeling van kinderen te stimuleren.
• • • •
De student toont met diverse activiteiten binnen verschillende leeftijdsgroepen een onderzoekende houding. De student maakt gebruik van theoretische bronnen. De student krijgt zicht op nieuwe ontwikkelingen en werkwijzen binnen het onderwijs van de school door in gesprek te gaan met het team. De student experimenteert, in goed overleg met zijn mentor, met nieuwe vormen van onderwijs.
• •
De student is in staat om een heldere instructie te geven waarmee hij toont boven de leerstof te staan. De student blikt in gesprekken met zijn mentor terug op momenten van een stagedag, waarbij hij nieuwe aandachtspunten voor zijn ontwikkeling benoemt. De student kan in gesprekken en evaluaties zijn eigen handelen verantwoorden waarbij hij gebruik maakt van zowel zijn ervaringen uit de praktijk als de theorie.
•
Deeltentamen 3 Basale gecijferdheid • 12. Tentaminering
Beheerst eigenvaardigheid rekenen op het niveau van groep 8+.
toetsvorm
aantal examinator en
cijfer / (niet) voldaan
cesuur
weging
minimaal resultaat
39
periode afname en herkansing
compensatie
Toegestane hulpmiddel en
Deeltentamen 1 Integrale toets, gesprek naar aanleiding van het professioneel werkconcept (pwc), code INT001 Gesprek 30 minuten o.b.v. schriftelijke presentatie
2
cijfer
55% van het totaal aantal te behalen punten (de gemeten validiteit kan nog invloed uitoefenen op het eindcijfer).
50%
6,0
Periode 4, herkansing in augustus
geen
n.v.t.
4* van de 8 punten= 6,0 50%
6,0
Periode 4
geen
n.v.t.
6
Elke periode, twee toetskansen per studiejaar.
Als de student bij de landelijke rekentoets (Wiscat) een score van 140 of hoger heeft behaald is daarmee tevens de toets basale gecijferdheid voldaan.
liniaal
Deeltentamen 2 Stage eindbeoordeling, code STA002 Gesprek 30 minuten o.b.v. schriftelijke presentatie. Stagebeoordeling gebaseerd op oordeel mentor, stagebegeleider en zelfevaluatie student
cijfer
* Wanneer minimaal één van de rubrics met 0 punten wordt beoordeeld, wordt het cijfer voor de beoordeling een 5, ongeacht het totaal aantal punten.
Deeltentamen 3 Basale gecijferdheid, code REK004 Schriftelijke toets
cijfer
Minimaal 32 van de 44 punten
.13. Verplichte literatuur
Alle verplichte literatuur van de OWE’s 1 tot en met 11
14. Aanbevolen literatuur
n.n.t.b. professioneel schrijven, zelf gevonden/ gekozen bronnen
15. Software
n.v.t.
16. Overig materiaal
n.v.t.
0%
40
17. Activiteiten
n.v.t.
18. Werkvormen
(Werk)colleges ter ondersteuning m.b.t. rekenen, stage,
19. Les-/contacturen
Stage: 72 uur (24 contacturen) Tentamen: 2 uur Lesuren: 24 uur (+9 uur facultatief) Contacturen: 59 uur Subtotaal SBU: 98 Zelfstudie: 42 totaal: 140 SBU
20. Onderwijsperiode
Periode 4
21. Maximum aantal deelnemers n.v.t.
Titel onderwijseenheid (OWE)
Instapeis taal en rekenen, PAB-P13
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Propedeuse voltijd HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Begeleiden van lerende(n)
4.
Centrale beroepstaak
Begeleiden van lerende(n)
5.
(Beroeps)Producten
-
6.
Studiepunten/studielast
geen
7.
Samenhang met andere OWE’s
Een voldoende taal- en rekenniveau is een voorwaarde om de opleiding te kunnen volgen. Inhoudelijk hangt deze OWE vooral samen met OWE Verdiepen in rekenontwikkeling en OWE Verdiepen in taalontwikkeling.
8.
Ingangseisen
n.v.t.
9.
Algemene omschrijving
Met de landelijke Cito taal- en rekentoets wordt vastgesteld of eerstejaars pabostudenten voldoen aan de landelijk vastgestelde norm voor taal en rekenen. De Taaltoets-pabo bestaat uit 150 opgaven die het schriftelijk taalgebruik van de studenten op indirecte wijze meten. De eigen vaardigheid wordt getoetst op het gebied van spelling toepassen, formuleren, interpunctie en basisgrammatica. De Rekentoets-pabo wordt afgenomen met de computergestuurde adaptieve toets Wiscat. De eigen vaardigheid wordt getoetst op het gebied van 41
hoofdrekenen, basisvaardigheden, breuken, procenten, verhoudingen, meten en meetkunde, informatieverwerking. 10. Competenties
SBL-competenties op niveau 1 Vakinhoudelijk en didactisch competent
11. Beoordelingscriteria
Deeltentamen 1 landelijke taaltoets • • • •
Spelling toepassen Formuleren Interpunctie Basisgrammatica
Deeltentamen 2 landelijke rekentoets: Wiscat • • • • • 12. Tentaminering
Hoofdrekenen Basisvaardigheden Breuken, procenten, verhoudingen Meten en meetkunde Informatieverwerking
toetsvorm
aantal examinator en
cijfer / (niet) voldaan
cesuur
weging
minimaa periode afname en l herkansing resultaat
compensatie
Toegestane hulpmiddelen
50%
5,5
De toets moet binnen 1 studiejaar behaald zijn. Er zijn drie kansen.
n.v.t.
n.v.t.
50%
5,5
De toets moet binnen 1 studiejaar behaald zijn. Er zijn drie kansen.
n.v.t.
Liniaal
Deeltentamen 1 landelijke taaltoets, code TAA001 kennistoets
1
cijfer
113 (75,3%) van de 150 opgaven moeten goed zijn
Deeltentamen 2 landelijke rekentoets, Wiscat, code REK001 kennistoets
1
cijfer
103 van de 200 punten.
42
13. Verplichte literatuur
-
14. Aanbevolen literatuur
Weerdt, H. de. (2008) De Taaltoets pabo haal je zo. Bussum: Coutinho. E. Moor de, W. Uittenbogaard, S. Kemme (2013). Basisvaardigheden Rekenen voor de pabo. Noordhoff Uitgevers
15. Software
-
16. Overig materiaal
Meer informatie is te vinden op de site van Cito: http://www.cito.nl/onderwijs/hoger%20onderwijs/ho_toetsen_pabo
17. Activiteiten
Zelfstudie
18. Werkvormen
Er is een ondersteuningsaanbod waar studenten aan kunnen deelnemen, vooral in de vorm van werkcolleges.
19. Les-/contacturen
Verspreid over het studiejaar is er een ondersteuningsaanbod.
20. Onderwijsperiode
Periode 1 t/m 4.
21. Maximum aantal deelnemers 30
43
Hoofdstuk 3: Onderwijseenheden POSTpropedeutische fase, Voltijd HAN Pabo Arnhem 2015-2016
Beschrijving onderwijseenheden (OWE’s)
Postpropedeutische fase (niveau 2 en 3)
OWE’s kernfase semester 1 OWE’s kernfase semester 2 OWE’s kernfase semester 3 OWE’s afstudeerfase
44
Beschrijving onderwijseenheden (OWE’s) Kernfase (niveau 2)
Pabo Arnhem 2015-2016
De kernfase van de opleiding omvat de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast: semester 1 kernfase a. OWE-Lesgeven 2.1 LVS en onderwijsleermiddelen (7,5 studiepunten) ST-211 b. OWE-Begeleiden 2.1 Leerprocessen begeleiden (7,5 studiepunten) ST-211 OZ-211 BL-210 c. OWE-Ontwerpen 2.1 Orde binnen boeiend onderwijs (7,5 studiepunten) DO-211 SKB-200 d. OWE-Schoolorganisatie 2.1 Onderwijs van eigen makelij 1 (7,5 studiepunten) DS-211
45
semester 2 kernfase e. OWE-Lesgeven 2.2 Leren vanuit de eigen onderwijsbehoefte (7,5 studiepunten) ST-221 f. OWE-Begeleiden 2.2 Begeleiden van gedrag (7,5 studiepunten) ST-221 OZ-221 BL-220 g. OWE-Ontwerpen 2.2 Autonomie binnen onderwijs (7,5 studiepunten) DO-221 SPNW-200 h. OWE-Schoolorganisatie 2.2 Onderwijs van eigen makelij 2 (7,5 studiepunten) DS-221 semester 3 kernfase i. OWE-Begeleiden 2.3 Kunst en cultuureducatie (7,5 studiepunten) ST-231 OZ-231 BL-231 of BL-232 j. OWE-Ontwerpen 2.3 Actief burgerschap (7,5 studiepunten) DO-231 SOJWP-200 k. OWE-Schoolorganisatie 2.3 Onderwijs van eigen makelij 3 (7,5 studiepunten) KAA-200 KB-200 KGS-200 KIC-200 KLE-222OO of KLE-223RK of KLE-224PC of KLE-225D KLE-231OO of KLE-233RK of KLE-234PC of KLE-235D KNO-200 KZ-231 LE-221 LO-200 NE-230L 46
l.
PLE-200 WI-230L WW-211 WW-231 OWE-Integrale toets Kernfase (7,5 studiepunten)
47
Titel OWE 1. Opleiding
Lesgeven 2.1 Pabo Arnhem
2.
Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd
3.
Beroepstaak/taken
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen
4.
Relatie met de kennisbasis A. Het lerende en zich ontwikkelende kind A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2
5.
Centrale beroepstaak
Lesgeven
6.
(Beroeps)Producten
Stage onderbouw (ST-211)
7.
Studiepunten, studielast
7.5 studiepunten 210 SBU
8.
Samenhang
Deze OWE hangt samen met OWE begeleiden 2.1 en OWE Ontwerpen 2.1 uit semester 1 van de kernfase onder het centrale thema “ Leren en Onderwijzen”.
9.
Ingangseisen m.b.t. tentamens
10.
Algemene omschrijving
De propedeuse moet behaald zijn om de OWE te kunnen afronden met studiepunten. Deze OWE vormt samen met OWE begeleiden 2.1 en ontwerpen 2.1 een groter geheel. De gezamenlijke doelen zijn hieronder geformuleerd. Om de studeerbaarheid te vergroten is gekozen voor verspreiding over 3 OWE’s waarbij elke OWE haar eigen accenten heeft. Deze worden onder de gezamenlijke doelen benoemd. In deze onderwijseenheid leert de student dat adaptief onderwijs veel meer is dan onderwijs op maat voor ieder kind. Adaptief onderwijs komt namelijk voort uit nieuwe inzichten vanuit de leertheorie. Hier wordt gebruik gemaakt van kennis over de verschillende manieren waarop mensen het beste leren en nieuwe kennis en vaardigheden zich eigen kunnen maken. Dat kan per onderwerp verschillen, maar het kan ook per individu verschillen. In deze OWE leert de student gebruik te maken van nieuwe inzichten vanuit de leertheorie; de student begrijpt waarom hij in de ene situatie een andere instructie aan de hele groep leerlingen moet geven dan in een andere situatie. De student leert te verklaren waarom je bij het ene kind het leerproces anders moet begeleiden dan bij het andere kind. De student leert ook hoe je dit alles binnen een onderwijsaanbod voor de hele groep kunt organiseren. Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen getoond in de stage 211.
11.
Competenties
In deze onderwijseenheid wordt vooral gewerkt aan de onderstaande competenties: Interpersoonlijk competent 48
Pedagogisch competent Vakinhoudelijk didactisch competent Organisatorisch competent Reflectie en ontwikkeling 12.
Beoordelingscriteria/ Indicatoren / eisen aan de OWE
13.
Tentaminering
Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2. Om deze OWE af te ronden moet de student de stage met een voldoende hebben afgesloten. Lesgeven Code Weging Compensatie- Frequentie 2.1 mogelijkheden Stage 211
ST211
1
Geen
Eén stage gedurende het eerste semester.
14.
Verplichte literatuur
n.v.t.
15.
Aanbevolen literatuur
n.v.t.
16.
Software
n.v.t.
17.
Overig materiaal
n.v.t.
18.
Activiteiten
Stage
19.
Werkvormen
Practicum (stage)
20.
Les- / Contacturen
21.
Onderwijsperiode
22.
Maximum aantal deelnemers
Voltijd: contacttijd 100 / zelfstudie 110 uur Deeltijd: contacttijd 100 / zelfstudie 110 uur De lessen voor de R2 en D2 van sept. 2015-feb.2016, voor de F2 vanaf feb.2016-juli 2016 n.v.t.
49
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
ST-211 Stage onderbouw/middenbouw
1. Eindkwalificaties: Professionele standaard en SBL competenties • Interpersoonlijk competent • Pedagogisch competent • Vakinhoudelijk en didactisch competent • Organisatorisch competent • Competent in reflectie en ontwikkeling 2. Onderdeel van de OWE: OWE Lesgeven 2.1 en OWE Begeleiden 2.1 3. Doel van deze deeltoets: De student toont geformuleerde eisen op niveau 2 aan in de onderwijspraktijk volgens genoemde criteria 4. Generieke kennisbasis C. Het lerende en zich ontwikkelende Kind D. Onderwijzen en Opvoeden C-1 professionele ontwikkeling 5. Beoordelingscriteria: → Professionele standaard → SBL competenties: Interpersoonlijk competent • Geeft leiding met ruimte voor eigen inbreng van leerlingen • Ziet wat er gebeurt in zijn groep en reageert daarop Pedagogisch competent • Bewaakt de sfeer in de klas door vertrouwen te geven, leerlingen te ondersteunen en uit te dagen • Ziet verschillen tussen leerlingen en stemt zijn handelen hierop af Vakinhoudelijk en didactisch competent • Kan vanuit verschillende leerlijnen een onderwijsactiviteit ontwerpen • Past verschillende instructiemodellen toe • Evalueert met de leerlingen de lesactiviteit Organisatorisch competent • Kan tijdens enkele dagdelen onderwijs verzorgen in een meervoudige situatie en daarbij de tijd bewaken Competent in reflectie en ontwikkeling • Onderzoekt en verbetert zijn handelen in de stagegroep door doelgericht te evalueren, te reflecteren en feedback te vragen van leerlingen, collega’s en andere belanghebbenden • Kan op grond van zijn functioneren in de school en op de pabo zijn sterke en zwakke punten binnen zijn verslag beschrijven en nieuwe leervragen formuleren 50
6. Vormen van toetsing: •
•
Stageklapper: 〉 stagebeoordelingsformulier (ook van voorgaande stages), 〉 stagecontract(en) < indien van toepassing > 〉 eindverslag van de student (ook van voorgaande stages) 〉 verslagen begeleidingsgesprekken, reflectieverslagen (min. 1 per week), 〉 10 lesvoorbereidingsformulieren, 10 lesobservatie-/lesevaluatieformulieren verdeeld over de vijf leergebieden, 〉 overige lesvoorbereidingen/-observaties en -evaluaties Eindgesprek
7. Cesuur: Cijfer 7:
Ruim voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); voldoende zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; ruim voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 6:
Voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); weinig zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; maar: voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan vrijwel alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 8:
Goed: Alles gedaan volgens doelen stage op niveau propedeuse of doelen stage kernfase. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); zichtbare goede koppeling tussen theorie en praktijk; enkele speciale prestaties of toevoegingen; enkele uitschieters naar boven; iets extra’s geleverd (bijv. bijdrage aan schoolontwikkeling, innovatie); goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier toe wat de speciale prestatie, toevoeging, de bijdrage aan schoolontwikkeling of innovatie van de student is geweest. Het cijfer 8 is meer dan alleen een prima inzet.
Cijfer 9:
Zeer goed: Op hoger niveau dan propedeuse c.q. kernfase. Alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*). Maar: méér gedaan dan het gevraagde, zichtbare prima koppeling tussen theorie en praktijk; veel speciale toevoegingen; veel eigen initiatief en eigen inbreng; grote uitschieters naar boven; uitzonderlijke dingen gedaan; zeer goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier het excellente functioneren van de student toe. Het cijfer 9 betekent méér dan alleen een prima inzet.
Cijfer 10:
Uitmuntend, niet te overtreffen! Uitmuntende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Onder de streep
Cijfer 5:
Onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is 51
onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); nauwelijks zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; enkele uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet nog niet aan de eisen van de professionele standaard. Via een contract, gemaakt door de stagebegeleider/opleider, is het mogelijk om de stage alsnog met een voldoende af te ronden. Cijfer 4:
Sterk onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); geen zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; grote uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet niet aan de eisen van de professionele standaard. De stage moet opnieuw worden gedaan. De student krijgt een contract, opgesteld door de stagebegeleider/opleider.
*) voor studenten op opleidingsscholen: dpf 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: 〉 〉 〉
Semesterboek-211 Mentorboek ST-211 stage ob mb Stagebegeleidersboek deel I
10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Teamleider kernfase en Martine Derks
52
Titel OWE 1. 2. 3. 4.
Opleiding Doelgroep Beroepstaak/taken Relatie met de kennisbasis
Begeleiden 2.1
PABO Arnhem Studenten kernfase, voltijd en deeltijd Lesgeven, begeleiden, ontwerpen. A. Het lerende en zich ontwikkelende kind A1/A2/A3 B.
5. 6. 7.
Centrale beroepstaak (Beroeps)Producten Studiepunten, studielast
8.
Samenhang
9.
Ingangseisen m.b.t. tentamens Algemene omschrijving
10.
11.
Competenties
12.
Beoordelingscriteria/ Indicatoren / eisen aan de OWE
13.
Tentaminering
Onderwijzen en opvoeden B1/B2 Begeleiden Stage 211, Onderzoek 211, Bloktoets 210 7.5 studiepunten 210 SBU Deze OWE valt samen met OWE Lesgeven 2.1 en OWE Ontwerpen 2.1 uit semester 1 van de kernfase onder het centrale thema “ Leren en Onderwijzen”. De propedeuse moet behaald zijn om de OWE te kunnen afronden met studiepunten. Deze OWE vormt samen met OWE lesgeven 2.1 en ontwerpen 2.1 een groter geheel. De gezamenlijke doelen zijn bij lesgeven 2.1 geformuleerd.
Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen in de stage 211, het onderzoek 211 en de bloktoets 210 getoond. In deze onderwijseenheid wordt vooral gewerkt aan de onderstaande competenties: Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakinhoudelijk didactisch competent Organisatorisch competent Reflectie en ontwikkeling Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2. Om deze onderwijseenheid af te ronden moet de student gemiddeld voor het Onderzoek 211 en de bloktoets 210 een voldoende hebben gehaald en de stage met een voldoende hebben afgesloten. Deeltentame Code Weging CompensatieFrequentie n DBmogelijkheden Begeleiden 211 2.1 Stage 211 ST1 geen Eén stage 211 gedurende het eerste semester. Onderzoek OZ1 Een 5 voor het 2x per 211 211 onderzoek mag studiejaar pedagogiek worden gecompenseerd door een 7 of hoger van de bloktoets Bloktoets BL1 Een 5 voor de 2 x per 210 210 bloktoets mag semester 53
worden gecompenseerd door een 7 of hoger van het onderzoek
aangeboden , deelname 2 x per studiejaar
14.
Verplichte literatuur
Zie blauwdruk OZ-211 en BL-210
15. 16. 17. 18.
Aanbevolen literatuur Software Overig materiaal Activiteiten
19.
Werkvormen
20.
Les- / Contacturen
21.
Onderwijsperiode
22.
Maximum aantal deelnemers
n.v.t. n.v.t. n.v.t. Stage Pgo – bijeenkomsten Vaklessen Spreekuren onderzoek Zelfstudie Practicum (stage), zelfstandig werken en studeren (individueel), onderzoek en groepsdiscussies (pgo), gesprekken (spreekuren), luisteren (hoorcolleges). Voltijd: contacttijd 26 / stage 80 / zelfstudie 104 uur Deeltijd: contacttijd 24 / stage 80 / zelfstudie 106 uur De lessen voor de R2 en D2 van sept. 2015-feb.2016, voor de F2 vanaf feb. 2016 – juli 2016 n.v.t.
54
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
ST-211 Stage onderbouw/middenbouw
1. Eindkwalificaties: Professionele standaard en SBL competenties • Interpersoonlijk competent • Pedagogisch competent • Vakinhoudelijk en didactisch competent • Organisatorisch competent • Competent in reflectie en ontwikkeling 2. Onderdeel van de OWE: OWE Lesgeven 2.1 en OWE Begeleiden 2.1 3. Doel van deze deeltoets: De student toont geformuleerde eisen op niveau 2 aan in de onderwijspraktijk volgens genoemde criteria 4. Generieke kennisbasis: C. Het lerende en zich ontwikkelende Kind D. Onderwijzen en Opvoeden C-1 professionele ontwikkeling 5. Beoordelingscriteria: → Professionele standaard → SBL competenties: Interpersoonlijk competent • Geeft leiding met ruimte voor eigen inbreng van leerlingen • Ziet wat er gebeurt in zijn groep en reageert daarop Pedagogisch competent • Bewaakt de sfeer in de klas door vertrouwen te geven, leerlingen te ondersteunen en uit te dagen • Ziet verschillen tussen leerlingen en stemt zijn handelen hierop af Vakinhoudelijk en didactisch competent • Kan vanuit verschillende leerlijnen een onderwijsactiviteit ontwerpen • Past verschillende instructiemodellen toe • Evalueert met de leerlingen de lesactiviteit Organisatorisch competent • Kan tijdens enkele dagdelen onderwijs verzorgen in een meervoudige situatie en daarbij de tijd bewaken Competent in reflectie en ontwikkeling • Onderzoekt en verbetert zijn handelen in de stagegroep door doelgericht te evalueren, te reflecteren en feedback te vragen van leerlingen, collega’s en andere belanghebbenden • Kan op grond van zijn functioneren in de school en op de pabo zijn sterke en zwakke punten binnen zijn verslag beschrijven en nieuwe leervragen formuleren 55
6. Vormen van toetsing: •
•
Stageklapper: 〉 stagebeoordelingsformulier (ook van voorgaande stages), 〉 stagecontract(en) < indien van toepassing > 〉 eindverslag van de student (ook van voorgaande stages) 〉 verslagen begeleidingsgesprekken, reflectieverslagen (min. 1 per week), 〉 10 lesvoorbereidingsformulieren, 10 lesobservatie-/lesevaluatieformulieren verdeeld over de vijf leergebieden, 〉 overige lesvoorbereidingen/-observaties en -evaluaties Eindgesprek
7. Cesuur: Cijfer 7:
Ruim voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); voldoende zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; ruim voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 6:
Voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); weinig zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; maar: voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan vrijwel alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 8:
Goed: Alles gedaan volgens doelen stage op niveau propedeuse of doelen stage kernfase. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); zichtbare goede koppeling tussen theorie en praktijk; enkele speciale prestaties of toevoegingen; enkele uitschieters naar boven; iets extra’s geleverd (bijv. bijdrage aan schoolontwikkeling, innovatie); goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier toe wat de speciale prestatie, toevoeging, de bijdrage aan schoolontwikkeling of innovatie van de student is geweest. Het cijfer 8 is meer dan alleen een prima inzet.
Cijfer 9:
Zeer goed: Op hoger niveau dan propedeuse c.q. kernfase. Alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*). Maar: méér gedaan dan het gevraagde, zichtbare prima koppeling tussen theorie en praktijk; veel speciale toevoegingen; veel eigen initiatief en eigen inbreng; grote uitschieters naar boven; uitzonderlijke dingen gedaan; zeer goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier het excellente functioneren van de student toe. Het cijfer 9 betekent méér dan alleen een prima inzet.
Cijfer 10:
Uitmuntend, niet te overtreffen! Uitmuntende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Onder de streep
Cijfer 5:
Onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is 56
onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); nauwelijks zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; enkele uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet nog niet aan de eisen van de professionele standaard. Via een contract, gemaakt door de stagebegeleider/opleider, is het mogelijk om de stage alsnog met een voldoende af te ronden. Cijfer 4:
Sterk onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); geen zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; grote uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet niet aan de eisen van de professionele standaard. De stage moet opnieuw worden gedaan. De student krijgt een contract, opgesteld door de stagebegeleider/opleider.
*) voor studenten op opleidingsscholen: dpf 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: 〉 〉 〉
Semesterboek-211 Mentorboek ST-211 stage ob mb Stagebegeleidersboek deel I
10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Teamleider kernfase en Martine Derks
57
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: 1. -
OZ-211 Onderzoek 211
Eindkwalificaties: Pedagogische competentie Vakinhoudelijke en didactische competentie Organisatorische competentie
2. Onderdeel van de OWE: De deeltoets valt onder de onderwijseenheid Begeleiden 2.1. (Samenhang met deeltoetsen: BL-210 en PLE-200) 3. Doel van deze deeltoets: - Inzicht krijgen in de wijze waarop kinderen kunnen verschillen (in leerstijlen en gender) en hoe je het bestaan van die verschillen op systematische werkwijze kunt vaststellen. - Kunnen inzetten van onderzoeksvaardigheden (observeren, rapporteren, literatuur zoeken en gebruiken). - Vertaalslag kunnen maken naar de praktijk in de vorm van aanbevelingen. 4. Vakkennisbasis: - Domein : Het lerende en zich ontwikkelende kind Cognitieve ontwikkeling Theorieën over: wisselwerking thuis school, individuele leer- en ontwikkelingsbehoeften en leerstijlen. Sociale psychologie - Domein: Onderwijzen en opvoeden Instructietheorieën Ontwerpen van rijke en uitdagende onderwijsarrangementen - Domein Kwaliteit en innovatie Praktijkgericht onderzoek Kwaliteitszorg 5. Beoordelingscriteria: Pedagogisch competent: - De student kan aan de hand van actuele inzichten uit de ontwikkelingspsychologie en leerpsychologie opvallende verschillen m.b.t. sekse of leerstijlen binnen zijn groep waarnemen, beschrijven en verklaren. - De student maakt in zijn onderzoek gebruik van gerichte observatietechnieken. - De student komt op basis van de onderzoeksresultaten tot concrete aanbevelingen op het vlak van de interactie (zodat beter afgestemd wordt op verschillen binnen de groep). Vakinhoudelijk competent: - De student maakt in zijn onderzoek gebruik van de analyse van het werk en/of het gedrag van leerlingen. - De student komt op basis van deze bevindingen tot concrete aanbevelingen op het vlak van de instructie (zodat beter afgestemd wordt op de verschillen binnen de groep). Organisatorisch competent: - De student komt op basis van de onderzoeksresultaten tot aanbevelingen voor het klassenmanagement, zodat de bedoelde pedagogische en didactische interventies ook daadwerkelijk uitgevoerd kunnen worden. Professionele standaard: Het werk voldoet aan de eisen die in het algemeen gelden voor schriftelijk werk en voor het 58
rapporteren over onderzoek (zie slb-boek). Omvang onderzoeksrapportage maximaal 5 Aviertjes. 6. Vormen van toetsing: Studenten schrijven een onderzoeksverslag dat wordt beoordeeld. 7. Cesuur: Het cijfer 7 indien de student overtuigend: • Minimaal drie bronnen raadpleegt (waaronder een boek en twee artikelen uit een vakblad), deze kennisbronnen vergelijkt en op correcte wijze benoemt. • Relaties legt tussen de bevindingen in de theorie en in de praktijk m.b.t. verschillen in sekse of leerstijlen binnen zijn groep. • Gebruik maakt van gerichte observatietechnieken. • Op basis van onderzoeksresultaten tot voldoende, concrete aanbevelingen komt richting de onderzoeksvraag op het gebied van de interactie, instructie en het klassenmanagement. • Een ruim voldoende schriftelijke taalvaardigheid toont. • Laat zien een gestructureerd onderzoeksverslag te kunnen schrijven. Het cijfer 6 : • Aan de bovenstaande criteria (bij cijfer 7) is minimaal, maar ook niet meer dan dat, voldaan. Het cijfer 8 ( aanvulling op het cijfer 7) : • Zoals bij het cijfer 7 is overtuigend aan alle criteria voldaan. Daarnaast heeft de student één of meer artikelen uit een wetenschappelijk tijdschrift goed bestudeerd en gebruikt (zie literatuurlijst: artikel uit Pedagogische Studiën). • Er worden relaties gelegd tussen de bevindingen uit het wetenschappelijke artikel en de bevindingen in de praktijk m.b.t. verschillen in sekse of leerstijlen. Het cijfer 9 (aanvulling op het cijfer 8) aangevuld met: • Minimaal één internationaal wetenschappelijk artikel is goed bestudeerd en gebruikt. Het cijfer 5: • Aan één of twee van de genoemde beoordelingscriteria is niet voldaan. Het cijfer 4 : Aan bijna géén of slechts één van de genoemde beoordelingscriteria is voldaan 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Donk van der, C. Lanen van, B. ( 2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho Aanbevolen literatuur kernfase: Alblas, H. Heinstra & Sande, (2010). Praktische psychologie voor leren en onderwijzen. Groningen: Wolters Noordhoff Bossaert, S. (2009). Interactie in het eerste leerjaar vanuit genderperspectief. (Academisch proefschrift). Brussel: Vrije Universiteit Brussel. Driessen, G., & Langen, A., van (2011). Mogelijke verklaringen voor onderwijsachterstanden van jongens. Pedagogiek, 31 (2). 59
Eijkeren, M. van (2013). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Baarn:Hbuitgevers. Janssen,V., Evers, M., & Voskens, C. (2010). HijZijWijzer. Gender: denken &doen. Verkregen via: http://www.cps.nl/publicaties/1401/alle-publicaties/2350/hijzijwijzer Hendriksen, J.L.N., Dijkstra, H., & Stoverinck-Bosman, W. (2011). Het verhaal van het kind. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. Oosterheert, I. (2011). Leren over leren. Praktische leerpsychologie voor het basisonderwijs. Groningen /Houten: Wolters Noordhoff. Rietveld, M., Beijsterveldt, C., & Boomsma, D. (2011). Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen. Pedagogische Studiën, (89) , 59-72. 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Petri Willems en Gerbert Sipman
60
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
BL-210 bloktoets
1. Eindkwalificaties: Pedagogisch competent De student op niveau 2: • kan de opvallende aspecten van sociaal gedrag en groepsprocessen waarnemen en dit evalueren en analyseren met de daarvoor geëigende instrumenten • bewaakt de sfeer in de klas door vertrouwen te geven, kinderen te ondersteunen en uit te dagen • onderneemt doelgerichte activiteiten om de relatie met individuele leerlingen te verbeteren • bevordert de autonomie van het kind • herkent en benoemt wanneer de ontwikkeling van kinderen afwijkt ten opzichte van de normale ontwikkeling. Hij kan van de kinderen in zijn groep aan de hand van relevante theorie beschrijven hoe zij zich ontwikkelen op de verschillende ontwikkelingsgebieden en aangeven hoe hij deze ontwikkeling probeert te bevorderen • *hij is in staat een onderwijsbehoefte te onderzoeken door middel van observatie, gesprekken en volgsystemen • kan zijn pedagogische opvattingen verwoorden en onderbouwen met relevante theoretische en methodische inzichten Vakinhoudelijk en vakdidactisch competent De student op niveau 2: • kan de opdrachten, oefeningen en toetsen waar de kinderen mee te maken krijgen, zelf foutloos maken en duidelijk demonstreren of uitleggen • kan vanuit verschillende leerlijnen een lessencyclus ontwerpen • legt duidelijk uit aan de kinderen welke leerdoelen hij met welke kinderen nastreeft • past verschillende instructiemodellen op juiste wijze toe zodat de kinderen goed aan het werk kunnen • kiest gevarieerde op de kinderen afgestemde speel- en leertaken o.a. om recht te doen aan verschillende manieren van leren • geeft op een constructieve wijze feedback op het leerproces en –product van kinderen • registreert de vorderingen van kinderen gebruikmakend van passende hulpmiddelen. Hij signaleert als er leerproblemen zijn, hij kan beoordelen of en hoe hij die problemen zelf kan aanpakken en weet waar hij eventueel hulp kan vinden in en buiten de school. • kan zijn vakinhoudelijke en didactische opvattingen verwoorden en onderbouwen met relevante theoretische en methodische inzichten • hij is in staat om in samenwerking met de mentor op alle vak- en vormingsgebieden activerende lessen voor te bereiden en uit te voeren. • hij evalueert de lesactiviteiten en gebruikt die informatie om vervolgacties voor individuele kinderen of de hele groep te plannen • hij verzamelt voldoende gegevens over de beginsituatie van de kinderen en de doelstelling van de onderwijsactiviteit om af te kunnen stemmen op de verschillen binnen de groep 2. Onderdeel van de OWE: OWE Begeleiden 2.1 3. Doel van deze deeltoets: Door middel van deze geïntegreerde toets toont de student aan delen van de generieke kennisbasis voor het beroep leerkracht te hebben behaald op niveau 2. De nadruk ligt op leerpsychologie, ontwikkelingspsychologie, leerlijnen, instructietechnieken en vakdidactiek. 61
4. Vakkennisbasis: Pedagogiek, Rekenen-wiskunde, Taal, OJW 5. Beoordelingscriteria: Deze bloktoets bevat vragen over de leerstof over het onderwijs rond de casuïstiek die in semester 1 vanuit de leergebieden is aangeboden. De nadruk ligt, gezien het thema op leerpsychologie, ontwikkelingspsychologie, leerlijnen, instructietechnieken en vakdidactiek. 6. Vormen van toetsing: Schriftelijke MC toets in QMP: Leergebied I Pedagogiek-Levensbeschouwing Leergebied II Rekenen Leergebied III Taal Leergebied IV OJW Totaal
15 vragen 15 vragen 15 vragen 15 vragen 60 vragen
7. Cesuur: Een 5 voor de bloktoets BL-210 mag worden gecompenseerd door een 7 of hoger van het onderzoek OZ-211. Een 4 of lager kan niet worden gecompenseerd. De toets bestaat uit 60 meerkeuzevragen. Normering(op basis van percentages van het totaal) Percentage(%) cijfer 0 – 42 1 43 – 49 2 50 – 55 3 56 – 62 4 63 – 69 5 70 – 75 6 76 – 82 7 83 – 89 8 90 – 96 9 97 – 100 10 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Literatuur Pedagogiek & Levo • De leerstof die tijdens hoorcolleges is aangeboden (zie PowerPoint Presentaties op Scholar) • ‘Handen en voeten geven aan adaptief onderwijs’, p. 1 t/m 15 • Oosterheert, I. (2011) Leren over leren, praktische leerpsychologie voor het basisonderwijs. Groningen /Houten: Noordhoff Uitgevers b.v. H. 1 (vanaf 1.2) • Eijkeren, M. van (2013). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff, p. 194-201. • Bartels, R. & Rossum, M. van., (2009) Filosoferen doe je zo, leidraad voor de basisschool. Uitgeverij Damon, p. 9 t/m 19 • Reader Filosoferen met kinderen, samengesteld door Paul Brekelmans e.a. (op Scholar, Levo, K1 FMK) Literatuur Taal 62
• • • • •
Huizenga, H. & Robbe, R. (2009). Taalonderwijs ontwerpen. Taaldidactiek voor het basisonderwijs. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers p. 147-169, p. 174-185 Huizenga, H. (2010), Spelling. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers p. 16-23, p. 27-38 (via scholar beschikbaar: zie scholarsite Nederlands -> tab: start -> literatuur kernfase) Huizenga, H. (2010) Serie taal & didactiek: aanvankelijk en technisch lezen. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. (H1.2.1, H2, H3, H4.2, H5, H6, H7) Bodde, M. & J. Schokkenbroek (2011) Engels in het basisonderwijs, Kennisbasis vakdidactiek. Groningen: Noordhoff Uitgevers HS 3 Lindenberg, C. (2010), Logopedie en leerkracht. Groningen: Wolters-Noordhoff, p 28-36, 176-178
Literatuur Rekenen-Wiskunde • De leerstof die tijdens de lessen is aangeboden (zie ppts op Scholar) • Veltman, A. & Van den Heuvel-Panhuizen, M. (2010). Rekenen met hele getallen op de basisschooL,tussendoelen annex leerlijnen. Noordhoff Uitgevers Groningen: Par 1.3.1, H2, H3 en H4 Literatuur OJW • De huidige artikelen op Scholar blijven bestaan: digitale reader tijd en ruimte op intranet (artikel 1 t/m 5) • Vaan, E de, & Marell, J. (2012). Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Bussum: Coutinho. Hfdst. 2, 3, 5, 8, 9, 12 en 13. • Peters, A. en Westerveen, F. (2010) Geowijzer, kennisbasis inhoud en didactiek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers §10.3 , §10.4 , H12 en H13 • Sinnige, A., & Kratsborn, W. (2005) Onvoorspelbaar verleden. Assen: Van Gorcum § 12.5 • Aantekeningen en hand-outs 10. Aanspreekpersoon voor deze toets: Teamleider kernfase
63
Titel OWE
Ontwerpen 2.1
1.
Opleiding
PABO Arnhem
2.
Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd
3.
Beroepstaken
Ontwerpen en Lesgeven
4.
Relatie met de kennisbasis
A. Het lerende en zich ontwikkelende kind A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2
5.
Centrale beroepstaak
Ontwerpen
6.
(Beroeps)Producten
6 praktijktaken-211, simulatietoets Kunst en Bewegen (SKB-200)
7.
Studiepunten, studielast
7.5 studiepunten 210 SBU
8.
Samenhang
Deze OWE valt samen met OWE Lesgeven 2.1 en OWE Begeleiden 2.1 uit semester 1 van de kernfase onder het centrale thema “ Leren en Onderwijzen”.
9.
Ingangseisen m.b.t. tentamens
De propedeuse moet behaald zijn om de OWE te kunnen afronden met studiepunten. Deze OWE vormt samen met OWE begeleiden 2.1 en lesgeven 2.1 een groter geheel. De gezamenlijke doelen zijn bij lesgeven 2.1 geformuleerd.
10. Algemene omschrijving
Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen getoond door 6 praktijken 211 die elk met een voldoende beoordeeld zijn en door een simulatietoets SKB-200 waarvoor een voldoende is behaald.
11. Competenties
In het ontwerp en de uitvoering van de praktijktaken werkt de student aan de kwalificaties Leren en lesgeven met ICT op niveau 2. Dat betekent dat zijn eigen instrumentele, informatie- en mediavaardigheden op niveau zijn en dat de student ICT-middelen doelbewust inzet in zijn onderwijs. De student ontwerpt ICT-rijke leerarrangementen, onderwijst leerlingen in ICT-geletterdheid en gebruikt ICT-middelen om onderwijs te evalueren en te innoveren. In deze onderwijseenheid wordt vooral gewerkt aan de onderstaande competenties: Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakinhoudelijk didactisch competent Organisatorisch competent Reflectie en ontwikkeling Kwalificaties Leren en lesgeven met ICT niveau 2
12. Beoordelingscriteria/ Indicatoren / eisen aan de OWE
Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2. Om deze onderwijseenheid af te ronden moet de student DO-211 64
13. Tentaminering
14. Verplichte literatuur 15. Aanbevolen literatuur
met een voldoende hebben afgesloten en voor SKB-200 een voldoende hebben gehaald. Het eindcijfer van deze OWE is het via onderstaande weging bepaalde gemiddelde cijfer van DO-211 en SKB-200. Deeltentamens Code Weging CompenFrequentie /toetsvorm satiemogelijkheden Deeltentamen DO-211 6 Geen Eenmaal per Ontwerpen 2.1 semester (gemiddelde van 6 praktijktaken) Simulatietoets SKB-200 1 Geen Eenmaal per Kunst en semester Bewegen Voor DO-211: die de informatie op Scholar Leren/͢ kernfase/toetsing/praktijktaken. Voor SKB-200: Zie de blauwdruk van SKB-200. n.v.t.
16. Software
n.v.t.
17. Overig materiaal
n.v.t.
18. Activiteiten
Stage (daar worden de praktijktaken uitgevoerd) Vaklessen Zelfstudie Practicum (stage en simulatie op de Pabo), zelfstandig werken en studeren (individueel), volgen vaklessen. Lessen 20 uur (deeltijd 18 uur); pgo 3 uur; slb 3 uur; stage 10 uur; zelfstudie 174 uur (deeltijd 176 uur). De lessen voor de R2 en D2 van sept. 2015-feb.2016, voor de F2 vanaf feb. 2016- juli 2016
19. Werkvormen 20. Les- / Contacturen 21. Onderwijsperiode 22. Maximum aantal deelnemers
n.v.t.
* Voor de beschrijving van het complete overzicht van de keuzelijn in de kernfase: zie OWE Schoolorganisatie 2.3 Voor de beschrijving van het complete overzicht van de kennistoetsen van de kernfase: zie OWE Schoolorganisatie 2.3
65
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: DO-211 / DO-221 / DO-231 Praktijktaken semester 1 / 2 / 3 kernfase 1. Eindkwalificaties: Met de praktijktaken toont student zijn vakinhoudelijke en vakdidactische competentie. Hij laat zien dat hij inzichten op het gebied van vakinhoud en vakdidactiek kan vertalen naar de praktijk en naar de verschillende leeftijdsgroepen voor wie hij de lessen heeft voorbereid. In totaal moet de student met 18 praktijktaken tijdens de kernfase aantonen dat hij de vakinhoudelijke en vakdidactische competentie op niveau 2 beheerst. Per semester van de kernfase heeft hij er zes uitgevoerd. Alle praktijktaken moeten voldoende zijn. 2. Onderdeel van de OWE: Ontwerpen 2.1 Ontwerpen 2.2 Ontwerpen 2.3 3. Doel van deze deeltoets: Zie eindkwalificaties. 4. Vakkennisbasis: A. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 5. Beoordelingscriteria: Zie: HAN-scholar > leren > kernfase > toetsing > praktijktaken 6. Vormen van toetsing: Zie: HAN-scholar > leren > kernfase > toetsing > praktijktaken 7. Cesuur: Het cijfer voor elk van de deeltoetsen DO-211, DO-221 en DO-231 is het gemiddelde van de cijfers voor de zes in een semester uitgevoerde praktijktaken. Elke afzonderlijke praktijktaak moet met minimaal het cijfer 6 zijn afgerond. De cesuur kan per onderdeel verschillen. Iedere praktijktaak wordt met een cijfer beoordeeld dat binnen HAN-SIS wordt geregistreerd. Voor de beoordelingswijze wordt verwezen naar Scholar > kernfase> toetsing> praktijktaken. 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Ieder aanbod binnen deze categorie vraagt van de student om verdieping in de literatuur. Op Scholar wordt per onderdeel aangegeven welke literatuur bestudeerd dient te worden. 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Sectievoorzitters & teamleider kernfase
66
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: 1. • • •
Simulatietoets SKB-200
Eindkwalificaties: vakinhoudelijke en didactische competentie pedagogische competentie organisatorische competentie
2. Onderdeel van de OWE: OWE Ontwerpen 2.1 3. Doel van deze deeltoets: De student toont middels een proeve van bekwaamheid aan dat hij de lesvoorbereiding om kan zetten in de praktijk. Daarbij ligt de nadruk op informeren, instrueren en motiveren. De student kan het doel van de les inzichtelijk maken en de leerlingen motiveren om de taak uit te gaan voeren. 4. Vakkennisbasis: Beeldende Vorming Structuur van het vak 2.1 De student kan de kern van beeldend onderwijs herkennen en toelichten aan de hand van het ‘cirkelmodel’ en kan de samenhang tussen proces- en productcomponenten beschrijven. 2.2 De student beschikt over kennis van de basale methodische vaardigheden binnen beeldend onderwijs (het gebruik van beeldaspecten en materialen en technieken binnen de domeinen 2d, 3d en 4d) in relatie tot het thema/onderwerp. 2.4 De student kan de opbouw van veel gebruikt lesmateriaal voor beeldend onderwijs in grote lijnen beschrijven en verbinden met (vak)didactische keuzes en leerlijnen. Het vak en de leerlingen 3.2 De student kan inhoudelijke keuzes voor beeldende activiteiten verantwoorden op basis van kenmerken van de betreffende leeftijdsgroep. Muziek 2.2 De student kan de kern van het muziekonderwijs herkennen en benoemen aan de hand van de vijf domeinen van muziek en het klank-vorm-betekenis-model. 2.3 De student beschikt over kennis van de basale methodische vaardigheden voor het vak muziek 2.5 De student kan de opbouw van veel gebruikt lesmateriaal voor het vak muziek in grote lijnen beschrijven en verbinden met (vak)didactische keuzes en leerlijnen. 3.1 De student kan beargumenteren dat muzikale ontwikkeling van leerlingen bijdraagt aan zowel creatieve ontwikkeling als psychomotorische, zintuiglijke, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. 3.2 De student kan inhoudelijke keuzes voor muziekactiviteiten verantwoorden op basis van kenmerken van de betreffende leeftijdsgroep. Drama: 2.1 De student kan de kern van het onderwijs in drama herkennen en toelichten aan de hand van het MVB model met de verschillende vormen van dramatisch gedrag. 2.2 De student beschikt over kennis van de basale methodische vaardigheden van drama ( het lichaam als instrument en de basis spelelementen)in relatie tot het thema/onderwerp. 2.4 De student kan de opbouw van veel gebruikt lesmateriaal voor het vak drama in grote lijnen 67
beschrijven en verbinden met ( vak) didactische keuzes en leerlijnen. Het vak en de leerlingen 3.2 De student kan inhoudelijke keuzes voor drama activiteiten verantwoorden op basis van kenmerken van de betreffende leeftijdsgroep. Bewegingsonderwijs: De student beschikt over repertoirekennis en inzicht in de belangrijkste didactische principes t.a.v. bewegingsactiviteiten aan het jonge kind. De student kan voor diverse bewegingsactiviteiten aan het jonge kind, de belangrijkste volgordes aangeven, heeft inzicht in opbouw en differentiatie, kent diverse organisatieprincipes en manieren om leerhulp te geven. De student kent verschillende stadia in de bewegingsontwikkeling van het jonge kind. Hij kent reguleringsprincipes die toepasbaar zijn voor het jonge kind m.b.t het vak bewegingsonderwijs in het speellokaal en daarbuiten. 5. Beoordelingscriteria: De volgende onderdelen worden getoetst:
De inhoud van de activiteit sluit aan bij de ontwikkeling van het kind De instructie is efficiënt: kort en krachtig De instructie is effectief: boeiend en inspirerend Het lesdoel blijkt uit de instructie Student beheerst de betreffende leerinhoud v/d activiteit Student kiest voor een passende vakdidactische aanpak
Via het feedbackformulier zijn maximaal 21 punten te behalen. 6. Vormen van toetsing: De toets is bedoeld als beoordeling van de vakken beeldende vorming, bewegingsonderwijs, drama en muziek voor studenten in het eerste semester van de kernfase. Daarin kan de student met een ‘proeve van bekwaamheid’ binnen een gesimuleerde omgeving aantonen dat hij kennis van vakinhoud en vakdidactiek kan toepassen in een voorbereiding en verantwoording van een les. De toets beoogt binnen het kader van de piramide van Miller te toetsen op het niveau van ‘Shows how’ en daarmee feedback te geven aan studenten op met name de vakinhoudelijke en didactische competentie. De toets wordt afgenomen in de vaklokalen van de betreffende vakken De studenten schrijft zich in voor de toets en geeft daarbij zijn 1e , 2e en 3e voorkeur aan (beeldend vormen, muziek, drama of beweging) De student ontwerpt voor één van de vier vakken van Kunsten &Bewegen een lesactiviteit die voldoet aan de gestelde criteria. Voorafgaand aan de toets wordt de lesvoorbereiding ingeleverd. De student heeft binnen de vakgebieden verschillende keuzemogelijkheden waarop hij wil focussen. De student ontwerpt voor de bouw waar hij stage loopt. Een uitzondering hierop is bewegingsonderwijs, hier betreft het altijd de onderbouw. Samenwerken bij de voorbereiding mag, maar de student doet individueel de uitvoering. Hierbinnen schetst de student ook in het kort de context waarin dit onderdeel van de activiteit valt. De student licht aan het begin van de toets kort de activiteit toe: doel, doelgroep, korte beschrijving van niet getoonde onderdelen van de activiteit ( 1 min.) De student krijgt 30 minuten om zijn activiteit uit te voeren. 68
De student krijgt na afloop feedback van medestudenten. De vakdocent vult vervolgens het feedbackformulier in.
7. Cesuur: Minimale score is 14 (cijfer 6) Cijfer Punten 20-21 punten 9
8 7 6 5 4
(mogelijk: 21 punten =10) 7xg 6xg + 1xv 18-19 punten 5xg + 2xv 4xg + 3xv 16-17 punten 3xg + 4xv 2xg + 5xv 14 -15 punten= 1xg + 6xv 7xv 12-13 punten Etc.. 11 of minder
8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: De vakdidactiek van de verschillende kunstvakken 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Gabriëlla de Jong, Meta Buhr, Paul Freriks en Debby Cobben Docenten uit het leergebied Kunsten en bewegingsonderwijs
69
Titel OWE
Schoolorganisatie 2.1
1.
Opleiding
2.
Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd
3.
Beroepstaak/taken*
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen, schoolorganisatie
4.
Relatie met de kennisbasis
A. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 C. Kwaliteit en innovatie C1
5.
Centrale beroepstaak
Schoolorganisatie
6.
(Beroeps)Producten
• • • •
7.
Studiepunten, studielast
7.5 studiepunten 210 SBU
8.
Samenhang
Deze OWE hangt samen met OWE Schoolorganisatie 2.2 en Schoolorganisatie 2.3, waarin de student: 1) adhv 8 verplichte kennistoetsen uit 5 leergebieden zijn kennisbasis niveau 2 aantoont. 2) de keuzelijn afrondt 3) heeft deelgenomen aan de werkweken 4) de LEVO denominatie afrondt
9.
Ingangseisen m.b.t. tentamens
De propedeuse moet behaald zijn.
10. Algemene omschrijving
Pabo Arnhem
Pwc 211 3 van de 8 kennistoetsen met een voldoende afgesloten 75 uren van totale keuzelijn aanbod gevolgd en aangetoond. Werkweek Zevenaar (WW-211)
In het deeltentamen DS-211 toont de student aan dat hij voldoet aan de volgende eisen: • Pwc 211 is geschreven en beoordeeld. • 3 van de 8 kennistoetsen uit de vijf leergebieden zijn met een voldoende afgesloten. De student maakt zelf een keuze uit: KAA-200, KB-200, KGS-200, KIC-200, KNO-200, PLE-200. Aan NE-230L en WI-230L mag alleen vanaf het derde semester van de kernfase worden deelnomen. • 75 sbu (studiebelastingsuren) uit aanbod keuzelijn, eventueel aangevuld met een competentiegerichte taak aan een partnerschool aangetoond gevolgd. (Voor de totale keuzeruimte is 210 sbu berekend die de student middels contacttijd, zelfstudie en uitvoering moet maken tijdens de hele kernfase. De student kiest uit het keuzelijn aanbod van de opleiding of vult deze aan met een competentiegerichte taak op een academische opleidingsschool.) • WW-211 met een voldoende afgesloten. Tijdens de werkweek in Zevenaar ontwerpen en organiseren 70
11. Competenties 12. Beoordelingscriteria/ Indicatoren / eisen aan de OWE
13. Tentaminering
de studenten gezamenlijk een sport- en spelochtend die daadwerkelijk op een stageschool wordt uitgevoerd. De competenties organiseren en samenwerken staan centraal evenals de vakinhoudelijke en vakdidactische competentie vanuit het leergebied kunst en beweging. SBL-competenties niveau 2 Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL competenties op niveau 2. Om deze Onderwijseenheid af te ronden moet de student een pwc 211 hebben geschreven. In het pwc presenteert hij de resultaten van deze OWE en die van OWE lesgeven 2.1, OWE begeleiden 2.1 en die van OWE ontwerpen 2.1 in samenhang. Een beoordeeld pwc 211 is voorwaarde voor het genereren van studiepunten middels het deeltentamen DS-211 Om deze onderwijseenheid af te ronden moet de student zijn pwc hebben laten beoordelen en de overige hieronder beschreven deeltentamens met een voldoende hebben afgesloten. Het eindcijfer van deze OWE is het gemiddelde cijfer van alle hieronder beschreven onderdelen. Deeltentamen Code Weging Compens Frequentie atiemogelijkh eden: Schoolorganisatie DS1 Geen Eenmaal/ 2.1 211 semester Geen Eenmaal/ • PWC 211 semester Geen Eenmaal/ • 3 behaalde toetsen semester uit de 8 verplichte kennistoetsen uit de kernfase: KAA200, KB-200, KGS200, KIC-200, KNO200, PLE-200. (NE230L en WI-230L nog niet mogelijk) Geen Eenmaal/ • Voldoende semester afgesloten keuzelijn voor 75 SBU: Feedback van competentiegerich te taken, feedback uit aanbod keuzelijn, verantwoording hiervan in pwc Geen Eenmaal/ semester • WW-211
71
15. Aanbevolen literatuur
Keuzelijn: Zie scholar > kernfase > keuzelijn Kennistoetsen: Zie scholar> pgo en vakken > toetsing > toetsing kernfase n.v.t.
16. Software
n.v.t.
17. Overig materiaal
n.v.t.
18. Activiteiten
Schrijven van pwc en hierin begeleid worden Competentiegerichte taken op opleidingsscholen uitvoeren Lessen uit keuzeaanbod PABO volgen Vaklessen volgen Zelfstudie Ondersteuningslessen volgen Deelnemen aan werkweek Zevenaar Zelfstandig werken en studeren (individueel). Samenwerken (aan een competentiegerichte taak en in de werkweek). Voltijd: contacttijd 20 uur / stage 8 / werkweek 32 / zelfstudie 150 uur Deeltijd: contacttijd 18 uur / stage 8 / werkweek 24 uur / zelfstudie 160 uur De lessen voor de R2 en D2 van sept. 2015-feb.2016, voor de F2 vanaf feb. 2016 - juli 2016
14. Verplichte literatuur
19. Werkvormen 20. Les- / Contacturen
21. Onderwijsperiode 22. Maximum aantal deelnemers
n.v.t.
72
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: DS-211 1. Eindkwalificaties: Zie blauwdrukken van • KAA-200, KB-200, KGS-200, KIC-200, KNO-200, PLE-200, NE-230L en WI-230L • KZ-231 • WW-211: workweek Zevenaar / buitengewoon spelen 2. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.1 3. Doel van deze deeltoets: Controleren van de studievoortgang van de owe schoolorganisatie 2.1 4. Vakkennisbasis: A. Het lerende en zich ontwikkelende kind A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 C. Kwaliteit en innovatie C1 5. Beoordelingscriteria: • Pwc 211 is geschreven en beoordeeld. • 3 van de 8 kennistoetsen uit de vijf leergebieden zijn met een voldoende afgesloten. De student maakt zelf een keuze uit: KAA-200, KB-200, KGS-200, KIC-200, KNO-200, PLE-200. Aan NE-230L en WI-230L mag alleen vanaf het derde semester van de kernfase worden deelnomen. • 75 sbu (studiebelastingsuren) uit aanbod keuzelijn, eventueel aangevuld met een competentiegerichte taak aan een partnerschool aangetoond gevolgd. Ieder onderdeel moet met een voldoende zijn afgesloten. • WW-211 met een voldoende afgesloten. 6. Vormen van toetsing: Controle van de vereiste deeltentamens. 7. Cesuur: De volgende cijfers worden opgeteld, dit getal wordt gedeeld door drie. • Het gemiddelde cijfer van de drie kennistoetsen • Het gemiddelde cijfer van de onderdelen van KZ-231 (minimaal 75 sbu) • Het cijfer voor de werkweek Het cijfer voor DS-211 moet minimaal een 6 zijn. 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Zie blauwdrukken van • KAA-200, KB-200, KGS-200, KIC-200, KNO-200, PLE-200, NE-230L en WI-230L. • KZ-231 • WW-211: werkweek Zevenaar / buitengewoon spelen 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Teamleider kernfase
73
Titel OWE
Lesgeven 2.2
1.
Opleiding
Pabo Arnhem
2.
Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd
3.
Beroepstaak/taken*
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen.
4.
Relatie met de kennisbasis
A. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2
5.
Centrale beroepstaak
Lesgeven
6.
(Beroeps)Producten
Stage (ST-221)
7.
Studiepunten, studielast
7.5 EC 210 SBU
8.
Samenhang
Deze OWE hangt samen met OWE begeleiden 2.2 en OWE Ontwerpen 2.2 uit semester 2 van de kernfase onder het centrale thema “ Afstemmen op de onderwijsbehoeften binnen een groep”. De toekenning van de bijbehorende EC’s worden onafhankelijk van pwc 221 toegekend.
9.
Ingangseisen m.b.t. tentamens
De propedeuse moet behaald zijn om de OWE te kunnen afronden met studiepunten.
10. Algemene omschrijving
Deze OWE vormt samen met OWE begeleiden 2.2 en ontwerpen 2.2 een groter geheel. De gezamenlijke doelen zijn hieronder geformuleerd. Om de studeerbaarheid te vergroten is gekozen voor verspreiding over drie OWE’s waarbij elke OWE haar eigen accenten heeft. Deze worden onder de gezamenlijke doelen benoemd. Dit semester bouwt voort op het adaptief lesgeven in het eerste semester. De student leert af te stemmen op de individuele onderwijsbehoeften van leerlingen binnen de groepsaanpak. Bovendien kan de student deze benadering steeds meer verdiepen middels kennis over veel voorkomende drempels op leerlijnen, ontwikkelingslijnen en andere belangrijke aanvullende leerling-gegevens. Zo leert de student in deze fase dat de onderwijsbehoefte altijd bepaald wordt door zowel de harde gegevens (uit bijvoorbeeld het leerlingvolgsysteem, methodegebonden toetsen of de foutenanalyse) als de zachte gegevens (motivatie, ontwikkelingsfase of bijvoorbeeld gezinsachtergrond). De student leert in dit semester onderwijsbehoeften te onderzoeken en een groepsplan te maken. Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen getoond in de stage 221.
11. Competenties
In deze onderwijseenheid wordt vooral gewerkt aan de onderstaande competenties: 74
Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakinhoudelijk didactisch competent Organisatorisch competent Reflectie en ontwikkeling 12. Beoordelingscriteria / Indicatoren / eisen aan de OWE
Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de sbl-competenties op niveau 2. Om deze onderwijseenheid af te ronden moet de student de stage met een voldoende hebben afgesloten.
13. Tentaminering
Lesgeven 2.2
Code
Weging
Stage 221
ST-221
1
Compensatiemogelijkheden geen
Frequentie Eén stage gedurende het tweede semester kernfase.
14. Verplichte literatuur
n.v.t.
15. Aanbevolen literatuur
n.v.t.
16. Software
n.v.t.
17. Overig materiaal
n.v.t.
18. Activiteiten
Stage
19. Werkvormen
Practicum (stage)
20. Les- / Contacturen
Voltijd: contactijd 6 / stage 100 / zelfstudie 104 uur Deeltijd: contactijd 6 / stage 100 / zelfstudie 104 uur De lessen voor de F2 vanaf sept. 2015 –jan. 2016, voor de R2 en D2 van feb. 2016-juli 2016.
21. Onderwijsperiode 22. Maximum aantal deelnemers
n.v.t.
75
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: ST-221 Stage jongere kind of oudere kind 1. Eindkwalificaties: Professionele standaard en SBL competenties • Interpersoonlijk competent • Pedagogisch competent • Vakinhoudelijk en didactisch competent • Organisatorisch competent • Competent in reflectie en ontwikkeling 2. Onderdeel van de OWE: OWE Lesgeven 2.2 en OWE Begeleiden 2.2 3. Doel van deze deeltoets: De student toont geformuleerde eisen op niveau 2 aan in de onderwijspraktijk volgens genoemde criteria 4. Generieke kennisbasis: A. Het lerende en zich ontwikkelende Kind B. Onderwijzen en Opvoeden C. Professionele Ontwikkeling 5. Beoordelingscriteria: → Professionele standaard → SBL competenties: Interpersoonlijk competent • Geeft leiding met ruimte voor eigen inbreng van leerlingen • Ziet wat er gebeurt in zijn groep en reageert daarop • spreekt de leerlingen consequent aan op ongewenst gedrag Pedagogisch competent • Bewaakt de sfeer in de klas door vertrouwen te geven, leerlingen te ondersteunen en uit te dagen • Ziet verschillen tussen leerlingen en stemt zijn handelen hierop af • Werkt doelgericht aan het verbeteren van de relatie met individuele leerlingen • Herkent en benoemt het afwijken van de ontwikkeling van leerlingen ten opzichte van het normale ontwikkelingsverloop Vakinhoudelijk en didactisch competent • Kan vanuit verschillende leerlijnen een onderwijsactiviteit ontwerpen • Past verschillende instructiemodellen toe • Evalueert met de leerlingen de lesactiviteit • Stemt het onderwijs planmatig af op de verschillende manieren van leren van de leerlingen • Verzamelt voldoende gegevens over de beginsituatie van de leerlingen en de doelstelling van de onderwijsactiviteit om af te kunnen stemmen op de verschillen binnen de groep Organisatorisch competent • Kan tijdens meerdere dagdelen onderwijs verzorgen in een meervoudige situatie en 76
daarbij de tijd bewaken Competent in reflectie en ontwikkeling • Onderzoekt en verbetert zijn handelen in de stagegroep door doelgericht te evalueren, te reflecteren en feedback te vragen van leerlingen, collega’s en andere belanghebbenden • Kan op grond van zijn functioneren in de school en op de pabo zijn sterke en zwakke punten binnen zijn verslag beschrijven en nieuwe leervragen formuleren 6. Vormen van toetsing: •
•
Stageklapper: 〉 stagebeoordelingsformulier (ook van voorgaande stages), 〉 stagecontract(en) < indien van toepassing > 〉 eindverslag van de student (ook van voorgaande stages) 〉 verslagen begeleidingsgesprekken, reflectieverslagen (min. 1 per week), 〉 10 lesvoorbereidingsformulieren, 〉 10 lesobservatie-/lesevaluatieformulieren verdeeld over de vijf leergebieden, 〉 overige lesvoorbereidingen/-observaties en -evaluaties Eindgesprek
7. Cesuur: Cijfer 7:
Ruim voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); voldoende zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; ruim voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 6:
Voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); weinig zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; maar: voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan vrijwel alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 8:
Goed: Alles gedaan volgens doelen stage op niveau propedeuse of doelen stage kernfase. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); zichtbare goede koppeling tussen theorie en praktijk; enkele speciale prestaties of toevoegingen; enkele uitschieters naar boven; iets extra’s geleverd (bijv. bijdrage aan schoolontwikkeling, innovatie); goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier toe wat de speciale prestatie, toevoeging, de bijdrage aan schoolontwikkeling of innovatie van de student is geweest. Het cijfer 8 is meer dan alleen een prima inzet.
Cijfer 9:
Zeer goed: Op hoger niveau dan propedeuse c.q. kernfase. Alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*). Maar: méér gedaan dan het gevraagde, zichtbare prima koppeling tussen theorie en praktijk; veel speciale toevoegingen; veel eigen initiatief en eigen inbreng; grote uitschieters naar boven; uitzonderlijke dingen gedaan; zeer goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier het excellente functioneren van de student toe. Het cijfer 9 betekent méér dan alleen een prima 77
inzet. Cijfer 10:
Uitmuntend, niet te overtreffen! Uitmuntende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Onder de streep
Cijfer 5:
Onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); nauwelijks zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; enkele uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet nog niet aan de eisen van de professionele standaard. Via een contract, gemaakt door de stagebegeleider/opleider, is het mogelijk om de stage alsnog met een voldoende af te ronden.
Cijfer 4:
Sterk onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); geen zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; grote uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet niet aan de eisen van de professionele standaard. De stage moet opnieuw worden gedaan. De student krijgt een contract, opgesteld door de stagebegeleider/opleider.
*) voor studenten op opleidingsscholen: dpf 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: 〉 〉 〉
Semesterboek-221 Mentorboek ST-221 Stagebegeleidersboek deel I
10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Coördinator opleiden in de school en teamleider kernfase
78
Titel OWE
Begeleiden 2.2
1.
Opleiding
Pabo Arnhem
2.
Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd
3.
Beroepstaak/taken*
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen.
4.
Relatie met de kennisbasis
A.
5.
Centrale beroepstaak
Begeleiden
6.
(Beroeps)Producten
Stage 221, Onderzoek 221, Bloktoets 221.
7.
Studiepunten, studielast
7.5 EC 210 SBU
8.
Samenhang
Deze OWE hangt samen met OWE Lesgeven 2.2 en OWE Ontwerpen 2.2 uit semester 2 van de kernfase onder het centrale thema “Afstemmen op de onderwijsbehoefte binnen een groep”.
9.
Ingangseisen m.b.t. tentamens
De propedeuse moet behaald zijn om de OWE te kunnen afronden met studiepunten. Deze OWE vormt samen met OWE lesgeven 2.2 en ontwerpen 2.2 een groter geheel. De gezamenlijke doelen zijn bij lesgeven 2.2 geformuleerd. Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen in de stage 221, het onderzoek 221 en de bloktoets 220 getoond.
10. Algemene omschrijving
Het lerende en zich ontwikkelende kind A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2
11. Competenties
In deze onderwijseenheid wordt vooral gewerkt aan de onderstaande competenties: Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakinhoudelijk didactisch competent Organisatorisch competent Reflectie en ontwikkeling
12. Beoordelingscriteria / Indicatoren / eisen aan de OWE
Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2. Om deze Onderwijseenheid af te ronden moet de student gemiddeld voor het Onderzoek 221 en de bloktoets 220 een voldoende hebben gehaald en de stage met een voldoende hebben afgesloten. Begeleiden Code Weging Compensatie- Frequentie 2.1 mogelijkheden Stage 221 ST-221 1 geen Eén stage gedurende het eerste semester. Onderzoek OZ1 Een 5 voor het 2x per 221 221 onderzoek studiejaar1 mag worden pedagogiek gecompenseer
13. Tentaminering
79
14. Verplichte literatuur
d door een 7 of hoger van de bloktoets Bloktoets BL-220 1 Een 5 voor de 220 bloktoets mag worden gecompenseer d door een 7 of hoger van het onderzoek Zie blauwdrukken van OZ-221 en BL-220.
2 x per semester aangeboden, student mag 2 x per studiejaar deelnemen
15. Aanbevolen literatuur
n.v.t.
16. Software
n.v.t.
17. Overig materiaal
n.v.t.
18. Activiteiten
Stage Pgo – bijeenkomsten Vaklessen Spreekuren onderzoek Zelfstudie Practicum (stage), zelfstandig werken en studeren (individueel), onderzoek en groepsdiscussies (pgo), gesprekken (spreekuren), luisteren (hoorcolleges). Voltijd: contacttijd 26 / stage 80 / zelfstudie 104 uur Deeltijd: contacttijd 24 / stage 80 / zelfstudie 106 uur De lessen voor de F2 vanaf sept. 2015 –jan. 2016, voor de R2 en D2 van feb. 2016-juli 2016.
19. Werkvormen 20. Les- / Contacturen 21. Onderwijsperiode 22. Maximum aantal deelnemers
n.v.t.
* Voor de beschrijving van het complete overzicht van de keuzelijn in de kernfase: zie OWE Schoolorganisatie 2.3 Voor de beschrijving van het complete overzicht van de kennistoetsen van de kernfase: zie OWE Schoolorganisatie 2.3
80
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: ST-221 Stage jongere kind of oudere kind 1. Eindkwalificaties: Professionele standaard en SBL competenties • Interpersoonlijk competent • Pedagogisch competent • Vakinhoudelijk en didactisch competent • Organisatorisch competent • Competent in reflectie en ontwikkeling 2. Onderdeel van de OWE: OWE Lesgeven 2.2 en OWE Begeleiden 2.2 3. Doel van deze deeltoets: De student toont geformuleerde eisen op niveau 2 aan in de onderwijspraktijk volgens genoemde criteria 4. Generieke kennisbasis A. Het lerende en zich ontwikkelende Kind B. Onderwijzen en Opvoeden C. Professionele Ontwikkeling 5. Beoordelingscriteria: → Professionele standaard → SBL competenties: Interpersoonlijk competent • Geeft leiding met ruimte voor eigen inbreng van leerlingen • Ziet wat er gebeurt in zijn groep en reageert daarop • spreekt de leerlingen consequent aan op ongewenst gedrag Pedagogisch competent • Bewaakt de sfeer in de klas door vertrouwen te geven, leerlingen te ondersteunen en uit te dagen • Ziet verschillen tussen leerlingen en stemt zijn handelen hierop af • Werkt doelgericht aan het verbeteren van de relatie met individuele leerlingen • Herkent en benoemt het afwijken van de ontwikkeling van leerlingen ten opzichte van het normale ontwikkelingsverloop Vakinhoudelijk en didactisch competent • Kan vanuit verschillende leerlijnen een onderwijsactiviteit ontwerpen • Past verschillende instructiemodellen toe • Evalueert met de leerlingen de lesactiviteit • Stemt het onderwijs planmatig af op de verschillende manieren van leren van de leerlingen • Verzamelt voldoende gegevens over de beginsituatie van de leerlingen en de doelstelling van de onderwijsactiviteit om af te kunnen stemmen op de verschillen binnen de groep Organisatorisch competent • Kan tijdens meerdere dagdelen onderwijs verzorgen in een meervoudige situatie en 81
daarbij de tijd bewaken Competent in reflectie en ontwikkeling • Onderzoekt en verbetert zijn handelen in de stagegroep door doelgericht te evalueren, te reflecteren en feedback te vragen van leerlingen, collega’s en andere belanghebbenden • Kan op grond van zijn functioneren in de school en op de pabo zijn sterke en zwakke punten binnen zijn verslag beschrijven en nieuwe leervragen formuleren 6. Vormen van toetsing: •
•
Stageklapper: 〉 stagebeoordelingsformulier (ook van voorgaande stages), 〉 stagecontract(en) < indien van toepassing > 〉 eindverslag van de student (ook van voorgaande stages) 〉 verslagen begeleidingsgesprekken, reflectieverslagen (min. 1 per week), 〉 10 lesvoorbereidingsformulieren, 〉 10 lesobservatie-/lesevaluatieformulieren verdeeld over de vijf leergebieden, 〉 overige lesvoorbereidingen/-observaties en -evaluaties Eindgesprek
7. Cesuur: Cijfer 7:
Ruim voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); voldoende zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; ruim voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 6:
Voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); weinig zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; maar: voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan vrijwel alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 8:
Goed: Alles gedaan volgens doelen stage op niveau propedeuse of doelen stage kernfase. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); zichtbare goede koppeling tussen theorie en praktijk; enkele speciale prestaties of toevoegingen; enkele uitschieters naar boven; iets extra’s geleverd (bijv. bijdrage aan schoolontwikkeling, innovatie); goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier toe wat de speciale prestatie, toevoeging, de bijdrage aan schoolontwikkeling of innovatie van de student is geweest. Het cijfer 8 is meer dan alleen een prima inzet.
Cijfer 9:
Zeer goed: Op hoger niveau dan propedeuse c.q. kernfase. Alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*). Maar: méér gedaan dan het gevraagde, zichtbare prima koppeling tussen theorie en praktijk; veel speciale toevoegingen; veel eigen initiatief en eigen inbreng; grote uitschieters naar boven; uitzonderlijke dingen gedaan; zeer goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier het excellente functioneren van de student toe. Het cijfer 9 betekent méér dan alleen een prima 82
inzet. Cijfer 10:
Uitmuntend, niet te overtreffen! Uitmuntende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Onder de streep
Cijfer 5:
Onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); nauwelijks zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; enkele uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet nog niet aan de eisen van de professionele standaard. Via een contract, gemaakt door de stagebegeleider/opleider, is het mogelijk om de stage alsnog met een voldoende af te ronden.
Cijfer 4:
Sterk onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); geen zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; grote uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet niet aan de eisen van de professionele standaard. De stage moet opnieuw worden gedaan. De student krijgt een contract, opgesteld door de stagebegeleider/opleider.
*) voor studenten op opleidingsscholen: dpf 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: 〉 〉 〉
Semesterboek-221 Mentorboek ST-221 Stagebegeleidersboek deel I
10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Coördinator opleiden in de school en teamleider kernfase
83
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: OZ‐221 Onderzoek wetenschap en Techniek 1. • • • • •
Eindkwalificaties: pedagogisch competent vakinhoudelijk en vakdidactisch competent. organisatorisch competent competent in reflectie en ontwikkeling professionele standaard
2. Onderdeel van de OWE: Begeleiden 2.2 3. Doel van deze deeltoets: De student kan aan de hand van actuele inzichten op het gebied van onderzoekend- en ontwerpend leren de onderzoekende houding van zichzelf en van de leerlingen waarvoor hij ontwerpt waarnemen, beschrijven en verklaren. De student heeft kennis en inzicht t.a.v. de leerkrachtvaardigheden die hierbij horen, oefent daarin gedurende de uitvoer en kan hierop reflecteren. 4. Vakkennisbasis: OJW • Leren over de betekenis van natuur en techniek. Betekenis van de natuurlijke en gemaakte wereld duurzame ontwikkeling. • Het uitvoeren van onderwijs in natuur en techniek. Didactische benaderingen met daaraan gerelateerde denk- en werkwijzen en attituden en de leerkrachtvaardigheden die dat vraagt. Didactische benaderingen, o.a.: onderzoeken, ontwerpen, waardenontwikkeling. Denk- en werkwijzen, o.a.: beleven en waarderen, beschrijvend onderzoeken, ecologisch denken, meten, modelleren, mondeling en schriftelijk, communiceren, vorm- en functiedenken. Houding o.a.: wetenschappelijke houding en duurzaam gedrag. • Het verwerven van kennis over en inzicht in natuurwetenschappen en techniek. De kernconcepten: eenheid in verscheidenheid, causaliteit, materie en energie, system vorm en functie, wisselwerking met onderliggende concepten. Beeldende Vorming Algemeen: 1.2 de student kan de specifieke bijdrage van beeldend onderwijs aan het leren en ontwikkelen van leerlingen verwoorden en kan dit illustreren aan de hand van voorbeelden. Structuur van het vak: 2.2 de student beschikt over kennis van de basale methodische vaardigheden binnen beeldend onderwijs (het gebruik van beeldaspecten en materialen en technieken binnen de domeinen 2d, 3d en 4d) in relatie tot het thema/onderwerp. Samenhang: 4.1 de student kan de samenhang tussen andere vakken in de leergebieden kunstzinnige oriëntatie en oriëntatie op jezelf en de wereld illustreren aan de hand van thema’s. 5. Beoordelingscriteria: De student maakt in zijn onderzoek gebruik van gerichte observatie‐, documentatie‐ en gesprekstechnieken. Hij komt op basis van de onderzoeksresultaten tot concrete interventies op het vlak van de interactieve (opdat beter afgestemd wordt op de verschillen binnen de groep). 84
Hij kan vanuit kennis over vakdidactiek een onderzoekende houding stimuleren en daarbij aansluiten op de beginsituatie van de kinderen t.a.v. onderzoekend en ontwerpend leren. Hij maakt in zijn onderzoek gebruik van een analyse van de beginsituatie en belevingswereld van leerlingen. Hij komt op basis van deze bevindingen tot concrete interventies op het vlak van de instructie (opdat een onderzoekende houding bij de verschillende kinderen wordt gestimuleerd). Hij komt op basis van de onderzoeksresultaten tot een aanpassing van het klassenmanagement. Hij verwoordt in hoeverre zijn inzichten t.a.v. ontwerpend/onderzoekend leren aansluiten bij delaatste ontwikkelingen op de trajectschool en in hoeverre zij aansluiten bij de verdere uitbouw van zijn pwc. Hij kan zijn onderzoek voor derden in woord en beeld inzichtelijk maken. 6. Vormen van toetsing: Uitvoering in praktijk, onderzoeksverslag, reflectieve presentatie 7. Cesuur: Voldaan bij minimaal het cijfer 6 Voldoende: op alle indicatoren een positieve score Cijfer 9: 8 indicatoren goed, de overige voldoende. Cijfer 8: 6 of 7 indicatoren goed, de overige voldoende Cijfer 7: 3, 4 of 5 indicatoren goed, de overige voldoende Cijfer 6: alle indicatoren voldoende Onvoldoende: Cijfer 5: 1, 2, 3 of 4 indicatoren onvoldoende Cijfer 4: meer dan 4 indicatoren onvoldoende 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: De handleiding van OZ‐221 zie Scholar (digitale leeromgeving Pabo Arnhem) Graft, M. van (januari 2010). Het tijdschrift Mensenkinderen: Het onderzoekende kind in de basisschool. Meeuwig, M., Schepers, W. en Werf, T. van der (2007). Sporen van Reggio Pedagogiek ontwikkeling 07 Hoofdstuk 4 pagina 75 t/m 91 Huisingh, A. Hulshoff Pol, R. en Bomen, E. van den (2007). Toeval gezocht, Kunst, kunstenaars en jonge kinderen, Pagina 73 t/m 80. Rotterdam: Lemniscaat Donk, C. van der en Lanen, B. van (2013). Praktijkonderzoek in de school, hoofdstuk 8. Bussum: Coutinho 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Tie van Berkum, Maarten Hennekes en Albien Hendriks
85
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
BL-220 Bloktoets 2
1. Eindkwalificaties: Vnl. vakdidactische competenties 2. Onderdeel van de OWE: Begeleiden 2.2 -
3. Doel van deze deeltoets: De student kan benoemen hoe vakintegratie bijdraagt aan het leren vanuit verwondering. De student weet binnen welke onderwijsconcepten het leren vanuit verwondering centraal staat en op welke wijze zij dit vormgeven.
-
De student is in staat handelingsgericht te werken met een didactisch groepsplan De student weet hoe je het pedagogisch handelen binnen een didactisch groepsplan kunt integreren.
-
De student weet hoe en hoe vaak je een didactisch groepsplan maakt. De student is zich bewust van het spanningsveld tussen effectieve instructie en ontwikkelingsgericht onderwijs. De student is in staat zijn klassenmanagement zodanig vorm te geven dat het werken met een didactisch groepsplan mogelijk is.
-
4. Vakkennisbasis: - A.2.1: Theorieën en concepten – sociale psychologie - A.2.2: Methoden en strategieën – groepsdynamica - B.1.1: Onderwijsleertheorieën – leerfuncties, dimensies van leren, differentiatiemodellen - B.1.2: Opvoedingstheorieën – (ortho)pedagogische theorieën - B.1.3: Onderwijs- en opvoedingsconcepten: traditionele vernieuwingsstromingen & moderne vernieuwingsstromingen - B.2.1: Onderwijsmethoden en strategieën – aanbieden van onderwijs & begeleiden van onderwijs - B.2.2: Opvoedingsmethoden en strategieën – motiveren & gedragsbeïnvloeding & pedagogisch klimaat De vakken: taal, pedagogiek & levo, rekenen-wiskunde & ict, ojw en bevo, geven invulling aan bovenstaande begrippen vanuit hun eigen vakinhouden. 5. Beoordelingscriteria: Deze bloktoets bevat vragen over de leerstof over onderwijs rondom de casuïstiek die in semester 2 vanuit de leergebieden is aangeboden. De nadruk ligt op het onderzoekend leren van kinderen vanuit een meer ontwikkelingsgerichte visie zoals dat binnen Reggio bijvoorbeeld heel mooi vorm krijgt) en het afstemmen op de onderwijsbehoeften van kinderen vanuit het handelingsgericht werken met een groep. Voor het werken aan de casussen en de vakken staat in het eerste semester 80 uur. Dat betekent dat, bij een studietempo van 7 pagina’s per uur, ieder leergebied, naast de inhoud van de lessen, nog 90 pagina’s heeft die studenten moeten bestuderen. 6. Vormen van toetsing: Schriftelijk: multiple choice 86
7. Cesuur: Tijd: 90 minuten 60 vragen
cijfer
<43% 43% 50% 57% 63% 70% 77% 83% 90% 100%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Literatuur taal • Nulft, d. Van den & Verhallen, M. (2009). Met woorden in de weer. Praktijkboek voor het onderwijs. Bussum: Coutinho • Huizenga, H. & Robbe, R. (2009). Taalonderwijs ontwerpen: taaldidactiek voor het basisonderwijs. Groningen: Noordhoff uitgevers. • Bodde, M. & J. Schokkenbroek (2011) Engels in het basisonderwijs, Kennisbasis vakdidactiek Groningen: Noordhoff Uitgevers • C. Lindenberg: logopedie en leerkracht. Wolters Noordhoff, isbn 978 90 01 30001 2 Literatuur pedagogiek & levo • Alblas,G., Endeman,A. & Heinstra, R. (2011 ).Praktische psychologie voor leren en onderwijzen. Groningen/Houten: Noordhoff • Artikel op Scholar bronnen pedagogiek “coöperatief leren binnen passend onderwijs” • Artikel op Scholar bronnen pedagogiek “ het nieuwe leren en de reformpedagogiek” • Reader ‘identiteit van scholen t.b.v. BL-220’ op Scholar: kernfase, pgo en vakken, levo, tabblad k2 identiteit.
Blz. 70-94 Blz. 355-381 H 7.2, 8.1, 8.4, 8.6 en 9 Blz.. 103-112, 118-121,
Hoofdstuk 5 en 7
Literatuur Rekenen-Wiskunde en ict • De leerstof die tijdens de lessen is aangeboden (zie ppts op Scholar) • Veltman, A. en van den Heuvel-Panhuizen, M. (2010). Rekenen H5, H6, H7 en H8. met hele getallen op de basisschool, tussendoelen annex leerlijnen. Groningen: Noordhoff uitgevers
87
Literatuur OJW • Peters, A. en Westerveen, F. (2010) Geowijzer, kennisbasis inhoud en didactiek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. •
Sinnige, A., & Kratsborn, W. (2005) Onvoorspelbaar verleden. Assen: Van Gorcum.
Literatuur Bevo • Onna, J. van, Laat maar zien (2013). Groningen/Houten: Noordhoff uitgevers 1. Graft, M. van (2010) Het onderzoekende kind in de basisschool. Mensenkinderen 120, 6-9 • Meeuwig, M. & Schepers, W. & Werf,T. van der, (2007) Sporen van Reggio Hoofdstuk 4. Werken met sporen. (Scholar) • DVD ‘To make a portret of a lion’ (portret van een leeuw) Reggio Emilia Italy 1980: 31 min. Met kijkvragen. (Studiecentrum) 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Rutger Smabers en teamleider kernfase
Paragrafen 10.1 en 10.2 Hoofdstukken 14 en 15 Paragrafen 12.2, 12.4, 12.6 En de inleiding pag. 10 t/m 17 Hoofdstuk 10 §10.3 en 10.4
88
Titel OWE
Ontwerpen 2.2
1.
Opleiding
2.
Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd
3.
Beroepstaken
Lesgeven, Begeleiden en Ontwerpen.
4.
Relatie met de kennisbasis
A.
5.
Centrale beroepstaak
Ontwerpen
6.
(Beroeps)Producten
6 praktijktaken (DO-221), simulatietoets didactisch groepsplan (SPNW200)
7.
Studiepunten, studielast
7.5 EC 210 SBU
8.
Samenhang
Deze OWE hangt samen met OWE Lesgeven 2.2 en OWE Begeleiden 2.2 uit semester 2 van de kernfase onder het centrale thema “ Afstemmen op de onderwijsbehoefte binnen een groep”.
9.
Ingangseisen m.b.t. tentamens
10.
Algemene omschrijving
De propedeuse moet behaald zijn om de OWE te kunnen afronden met studiepunten. Deze OWE vormt samen met OWE begeleiden 2.2 en lesgeven 2.2 een groter geheel. De gezamenlijke doelen zijn bij lesgeven 2.2 geformuleerd. In het ontwerp en de uitvoering van de praktijktaken werkt de student aan de kwalificaties Leren en lesgeven met ICT op niveau 2. Dat betekent dat zijn eigen instrumentele, informatie- en mediavaardigheden op niveau zijn en dat de student ICT-middelen doelbewust inzet in zijn onderwijs. De student ontwerpt ICT-rijke leerarrangementen, onderwijst leerlingen in ICT-geletterdheid en gebruikt ICT-middelen om onderwijs te evalueren en te innoveren. Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen getoond door 6 praktijken uit te voeren die elk met een voldoende beoordeeld zijn en door een simulatietoets SPNW-200 waarvoor een voldoende is behaald.
11.
Competenties
Pabo Arnhem
Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2
In deze onderwijseenheid wordt vooral gewerkt aan de onderstaande competenties: Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakinhoudelijk didactisch competent Organisatorisch competent Reflectie en ontwikkeling Kwalificaties Leren en lesgeven met ICT niveau 2
12.
Beoordelingscriteria / Indicatoren /
Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2. Om deze onderwijseenheid af te ronden moet de student 89
eisen aan de OWE
deeltentamen DO-221 met een voldoende hebben afgesloten en voor SPNW–200 een voldoende hebben gehaald. Het eindcijfer van deze OWE is het door onderstaande weging bepaalde gemiddelde van DO-221 en SPNW-200 Deeltentamens / Code Weging Compensatie- Frequentie toetsvorm mogelijkheden Deeltentamen DO-221 6 Geen Eenmaal Ontwerpen 2.1 per semester (gemiddelde van 6 praktijktaken) Simulatietoets SPNW1 Geen Eenmaal Didactisch 200 per groepsplan semester Voor DO-221: Zie de informatie op Scholar Leren / kernfase / toetsing / praktijktaken Voor SPNW-200: Zie de blauwdruk van SPNW-200. n.v.t.
13.
Tentaminering
14.
Verplichte literatuur
15.
Aanbevolen literatuur
16.
Software
n.v.t.
17.
Overig materiaal
n.v.t.
18.
Activiteiten
19.
Werkvormen
20.
Les- / Contacturen
21.
Onderwijsperiode
Stage (daar worden de praktijktaken uitgevoerd) Vaklessen Zelfstudie Practicum (stage en simulatie op de Pabo), zelfstandig werken en studeren (individueel) en vaklessen. Voltijd: contacttijd 26 / stage 18 / zelfstudie 166 uur Deeltijd: contacttijd 24 uur / stage 18 uur / zelfstudie 168 uur De lessen voor de F2 vanaf sept. 2015 – jan. 2016, voor de R2 en D2 van feb. 2016-juli 2016.
22.
Maximum aantal deelnemers
n.v.t.
90
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: DO-211 / DO-221 / DO-231 Praktijktaken semester 1 / 2 / 3 kernfase 1. Eindkwalificaties: Met de praktijktaken toont student zijn vakinhoudelijke en vakdidactische competentie. Hij laat zien dat hij inzichten op het gebied van vakinhoud en vakdidactiek kan vertalen naar de praktijk en naar de verschillende leeftijdsgroepen voor wie hij de lessen heeft voorbereid. In totaal moet de student met 18 praktijktaken tijdens de kernfase aantonen dat hij de vakinhoudelijke en vakdidactische competentie op niveau 2 beheerst. Per semester van de kernfase heeft hij er zes uitgevoerd. Alle praktijktaken moeten voldoende zijn. 2. Onderdeel van de OWE: Ontwerpen 2.1 Ontwerpen 2.2 Ontwerpen 2.3 3. Doel van deze deeltoets: Zie eindkwalificaties. 4. Vakkennisbasis: A. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 5. Beoordelingscriteria: Zie: HAN-scholar > leren > kernfase > toetsing > praktijktaken 6. Vormen van toetsing: Zie: HAN-scholar > leren > kernfase > toetsing > praktijktaken 7. Cesuur: Het cijfer voor elk van de deeltoetsen DO-211, DO-221 en DO-231 is het gemiddelde van de cijfers voor de zes in een semester uitgevoerde praktijktaken. Elke afzonderlijke praktijktaak moet met minimaal het cijfer 6 zijn afgerond. De cesuur kan per onderdeel verschillen. Iedere praktijktaak wordt met een cijfer beoordeeld dat binnen HAN-SIS wordt geregistreerd. Voor de beoordelingswijze wordt verwezen naar Scholar > kernfase> toetsing> praktijktaken. 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Ieder aanbod binnen deze categorie vraagt van de student om verdieping in de literatuur. Op Scholar wordt per onderdeel aangegeven welke literatuur bestudeerd dient te worden. 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Sectievoorzitters & teamleider kernfase
91
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: SPNW-200 Simulatietoets 2 Didactisch groepsplan 1. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent De student op niveau 2: • Analyseert en interpreteert groepsprocessen met behulp van verschillende instrumenten (verschillende typen observaties en sociogram) • Pleegt na analyse van de groepsprocessen interventies en hij maakt hierbij gebruik van relevante methodische en theoretische inzichten Pedagogisch competent De student op niveau 2: • Kan de opvallende aspecten van sociaal gedrag en groepsprocessen waarnemen en dit evalueren en analyseren met de daarvoor geëigende instrumenten • Kan zijn pedagogische opvattingen verwoorden en onderbouwen met relevante theoretische en methodische inzichten Vakinhoudelijk en vakdidactisch competent De student op niveau 2: • Kan vanuit verschillende leerlijnen een lessencyclus ontwerpen • Kan zijn vakinhoudelijke en didactische opvattingen verwoorden en onderbouwen met relevante theoretische en methodische inzichten • verzamelt voldoende gegevens over de beginsituatie van de kinderen en de doelstelling van de onderwijsactiviteit om af te kunnen stemmen op de verschillen binnen de groep 2. Onderdeel van de OWE: Ontwerpen 2.2 3. Doel van deze deeltoets: De student kan met een “proeve van bekwaamheid” binnen een gesimuleerde omgeving (een fictief groepsdossier) aantonen dat hij een didactisch groepsplan voor rekenen of taal kan opzetten en verantwoorden vanuit een handelingsgerichte visie. 4. Vakkennisbasis: Domein begrijpend lezen (6.5 uit kennisbasis Nederlandse taal) Domein hele getallen rekenen/wiskunde (2.4 uit kennisbasis Rekenen/wiskunde) 5. Beoordelingscriteria: o De student bepaalt vanuit een fictief groepsdossier de zone van actuele ontwikkeling en de zone van naaste ontwikkeling voor rekenen of taal. o De student stelt een onderzoeksplan op om relevante aanvullende informatie te verkrijgen in de periode volgend op het aangeleverde groepsdossier. o De student bepaalt voor individuele kinderen de onderwijsbehoeften om vervolgens tot clustering van kinderen met vergelijkbare onderwijsbehoeften te komen. o De student stelt een groepsplan op dat aansluit bij de clustering van leerlingen (hele groep, subgroepen en/of individuele leerlingen). o De student verantwoordt de keuzes die hij in de simulatietoets heeft gemaakt vanuit theorie over handelingsgericht werken. 6. Vormen van toetsing: Schriftelijk open boek tentamen: open vragen 92
Toegestane hulpmiddelen: Alle literatuur waarvan de student denkt het te kunnen gebruiken en aantekeningen mogen tijdens de toets geraadpleegd worden. Digitale media uitgezonderd. Gezien de duur van de toets is het gebruik van een afsluitbaar flesje water toegestaan 7. Cesuur: Voldaan bij minimaal 60 % Per criterium kan een student maximaal 10 punten verdienen. Het cijfer wordt aan de hand van onderstaande tabel bepaald: Cesuur % van 50 punten < 12% 12% 22% 36% 50% 60% 72% 82% 92% 100%
Cijfer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: • Zelfstudiemateriaal: ‘afstemmen op onderwijsbehoeften, werken met een groepsplan’ • Lesaanbod werkcolleges 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: R. Smabers en P. Man
93
Titel OWE
Schoolorganisatie 2.2
1.
Opleiding
Pabo Arnhem
2.
Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd
3.
Beroepstaak/taken*
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen, schoolorganisatie
4.
Relatie met de kennisbasis
5.
Centrale beroepstaak
6.
(Beroeps)Producten
7.
Studiepunten, studielast
7.5 EC 210 SBU
8.
Samenhang
Deze OWE hangt samen met OWE Schoolorganisatie 2.1 en Schoolorganisatie 2.3, waarin de student: 1) a.d.h.v. 8 verplichte kennistoetsen uit 5 leergebieden zijn kennisbasis niveau 2 aantoont. 2) de keuzelijn afrondt 3) heeft deelgenomen aan de werkweken 4) de LEVO denominatie afrondt
9.
Ingangseisen m.b.t. tentamens
11. Competenties
De propedeuse moet behaald zijn om de OWE te kunnen afronden met studiepunten. In het deeltentamen DS-221 toont de student aan dat hij voldoet aan de volgende eisen: • PWC 221 is beoordeeld, de student laat zien dat de feedback op PWC-211 is meegenomen bij het schrijven van PWC-221. • 6 van de 8 kennistoetsen uit de vijf leergebieden zijn met een voldoende afgesloten. De student maakt zelf een keuze uit: KAA200, KB-200, KGS-200, KIC-200, KNO-200, PLE-200, NE-230L en WI230L. NE-230L en WI-230L worden pas in semester 3 aangeboden. • 150 sbu (studiebelastingsuren) uit aanbod keuzelijn, eventueel aangevuld met een competentiegerichte taak aan een partnerschool, aangetoond gevolgd. (Voor de totale keuzeruimte is 210 sbu berekend die de student middels contacttijd, zelfstudie en uitvoering moet maken tijdens de hele kernfase. De student kiest uit het keuzelijn aanbod van de opleiding of vult deze aan met een competentiegerichte taak op een academische opleidingsschool.) SBL-competenties niveau 2
12. Beoordelingscriteria /
Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL competenties op niveau 2.
10. Algemene omschrijving
A. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 C. Kwaliteit en innovatie C1 Schoolorganisatie • • •
PWC-221 6 van de 8 kennistoetsen met een voldoende afgesloten 150 uren van totale keuzelijn aanbod gevolgd en aangetoond.
94
Indicatoren / eisen aan de OWE
13. Tentaminering
14.
15. Verplichte literatuur 16. Aanbevolen literatuur
Een beoordeeld PWC 221 waarin de student laat zien dat hij de feedback op pwc-211 heeft verwerkt, is voorwaarde voor het genereren van studiepunten middels het deeltentamen DS-221. In het pwc presenteert hij de resultaten van deze OWE en die van OWE lesgeven 2.2, OWE begeleiden 2.2 en die van OWE ontwerpen 2.2 in samenhang. Deeltentamen Code Weging Compensatie- Frequentie Schoolorganisatie DS-221 1 mogelijkheden Eenmaal 2.2 geen per semester Geen Eenmaal/ • PWC 221 semester Geen Eenmaal/ • 6 behaalde toetsen semester uit de 8 verplichte kennistoetsen uit de kernfase: KAA200, KB-200, KGS200, KIC-200, KNO200, PLE-200 (NE230L en WI-230L) Geen Eenmaal/ • Voldoende semester afgesloten keuzelijn voor 150 SBU: Feedback van competentiegerich te taken, feedback uit aanbod keuzelijn. Keuzelijn:Zie scholar > kernfase > keuzelijn Kennistoetsen: Zie scholar> pgo en vakken > toetsing > toetsing kernfase n.v.t.
17. Software
n.v.t.
18. Overig materiaal
n.v.t.
19. Activiteiten
Schrijven van pwc Competentiegerichte taken op opleidingsscholen uitvoeren Lessen uit keuzeaanbod pabo volgen Vaklessen volgen Zelfstudie Ondersteuningslessen volgen Zelfstandig werken en studeren (individueel). Samenwerken (aan een competentiegerichte taak en in de werkweek). Voltijd: contacttijd 20 / zelfstdudie 190 uur Deeltijd: contacttijd 18 / zelfstudie 192 uur De lessen voor de F2 vanaf sept. 2015 – jan. 2016, voor de R2 en D2 van feb. 2016-juli 2016. n.v.t.
20. Werkvormen 21. Les- / Contacturen 22. Onderwijsperiode 23. Maximum aantal deelnemers
* Voor de beschrijving van het complete overzicht van de keuzelijn in de kernfase: zie OWE Schoolorganisatie 2.3 95
96
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: DS-221 1. Eindkwalificaties: Zie blauwdrukken van • KAA-200, KB-200, KGS-200, KIC-200, KNO-200, PLE-200, NE-230L en WI-230L • KZ-231 2. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.1 3. Doel van deze deeltoets: Controleren van de studievoortgang van de owe schoolorganisatie 2.2 4. Vakkennisbasis: D. Het lerende en zich ontwikkelende kind A1/A2/A3 E. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 F. Kwaliteit en innovatie C1 5. Beoordelingscriteria: • Pwc 221 is beoordeeld, de student laat zien dat de feedback op pwc-211 is meegnomen bij het schrijven van pwc-221. • 6 van de 8 kennistoetsen uit de vijf leergebieden zijn met een voldoende afgesloten. De student maakt zelf een keuze uit: KAA-200, KB-200, KGS-200, KIC200, KNO-200, PLE-200, NE-230L en WI-230L. NE-230L en WI-230L worden pas in semester 3 aangeboden. • 150 sbu (studiebelastingsuren) uit aanbod keuzelijn, eventueel aangevuld met een competentiegerichte taak aan een partnerschool aangetoond gevolgd. 6. Vormen van toetsing: Controle van de vereiste deeltentamens. Cesuur: De volgende cijfers worden opgeteld, dit getal wordt gedeeld door twee. • Het gemiddelde cijfer van de drie kennistoetsen, die nog niet zijn berekend bij DS211. • Het gemiddelde cijfer van de onderdelen van KZ-231 die nog niet zijn berekend bij DS-211. (Het totaal aantal sbu moet minimaal 150 zijn.) Het cijfer voor DS-212 moet minimaal een 6 zijn. 7. Niveau: Kernfase niveau 2 8. Literatuur: Zie blauwdrukken van • KAA-200, KB-200, KGS-200, KIC-200, KNO-200, PLE-200, NE-230L en WI-230L • KZ-231 9. Aanspreekpersonen voor deze toets: Teamleider kernfase
97
Titel OWE
Begeleiden 2.3
Opleiding
Pabo Arnhem
2.
Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd Afstudeerrichting Jonge Kind en Oudere Kind
3.
Beroepstaak/taken*
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen, organiseren
4.
Relatie met de kennisbasis
5.
Centrale beroepstaak
Lesgeven
6.
(Beroeps)Producten
Stage 231, Onderzoek 231, Bloktoets 231 of 232
7.
Studiepunten, studielast
7.5 studiepunten 210 SBU
8.
Samenhang
9.
Ingangseisen m.b.t. tentamens
Deze OWE valt samen met OWE Ontwerpen 2.3 uit semester 3 onder het centrale thema “Onderwijs vanuit een breder perspectief bekeken”. Propedeuse behaald Beoordeling stages ST-211 en ST-221 met een voldoende
1.
10. Algemene omschrijving
A.
Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2
Deze OWE vormt samen met OWE ontwerpen 2.1 een groter geheel. De studenten maakt in dit semester een keuze voor het jonge kind (groep 1 t/m 4) of het oude kind (groep 5 t/m 8). In dit laatste semester van de kernfase leer je dat je als leerkracht cultuurdrager en ook –overdrager bent en daarmee een belangrijke rol hebt in de opvoeding van kinderen. Opvoeden doe je tussen de bedrijven door, maar ook met de leerinhoud van jouw lessen. Je leert hoe je met kinderen kunt werken aan kunst- en cultuureducatie in samenwerking met culturele instellingen in de omgeving van de school. Je leert in deze fase van je opleiding je keuzes te verantwoorden vanuit een duidelijke visie.
11. Competenties 12. Beoordelingscriteria / Indicatoren / eisen aan de OWE 13. Tentaminering
Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen getoond in de stage 211, Onderzoek 211 en bloktoets 211. SBL – competenties en professionele standaard niveau 2 Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2. Om deze onderwijseenheid af te ronden moet de student de stage met een voldoende hebben afgesloten, en gemiddeld voor het onderzoek 211 en de bloktoets 210 een voldoende hebben gehaald. (Een 5 mag gecompenseerd worden door een 7 of hoger.) Deeltentamens / Code Weging Compensatie- Frequentie toetsvorm mogelijkheden Stage 231 ST-231 1 geen Eén stage gedurende 3e semester Onderzoek 231 OZ1 Een 5 voor het cultuureducatie 231 onderzoek mag worden gecompenseer 98
14. Verplichte literatuur
d door een 7 of hoger van de bloktoets. Bloktoets 231 BL-231 1 Een 5 voor de (jonge kind) of bloktoets mag of BL-232 worden Bloktoets 232 gecompenseer (oudere kind) d door een 7 of hoger van het onderzoek. Zie de blauwdrukken van OZ-231 en BL-231/BL-232
Tweemaal per semester aangeboden, student mag tweemaal per jaar inschrijven.
15. Aanbevolen literatuur
Zie blauwdrukken
16. Software
Zie blauwdrukken
17. Overig materiaal
Zie blauwdrukken
18. Activiteiten
Stage Pgo-bijeenkomsten Vaklessen Spreekuren onderzoek Slb-bijeenkomsten Zelfstudie Practicum (stage), zelfstandig werken en studeren (individueel), onderzoek en groepsdiscussies (pgo), gesprekken (spreekuren), luisteren (hoorcolleges). Voltijd: contacttijd 26 uur / stage 100 / zelfstudie 84 uur Deeltijd: contacttijd 24 / stage 100 / zelfstudie 86 uur De lessen voor de R3 en D3 van sept. 2015-feb. 2016, voor de F3 vanaf feb. 2016-juli 2016. n.v.t.
19. Werkvormen 20. Les- / Contacturen 21. Onderwijsperiode 22. Maximum aantal deelnemers
99
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: kind
ST-231 Stage leeftijdspecialisatie jonge of oudere
1. Eindkwalificaties: Professionele standaard en SBL competenties • Interpersoonlijk competent • Pedagogisch competent • Vakinhoudelijk en didactisch competent • Organisatorisch competent • Competent in samenwerken met collega’s • Competent in reflectie en ontwikkeling 2. Onderdeel van de OWE: OWE Begeleiden 2.3 3. Doel van deze deeltoets: De student toont zijn afstudeerbekwaamheid aan in de onderwijspraktijk volgens genoemde criteria 4. Generieke kennisbasis: A. Het lerende en zich ontwikkelende Kind B. Onderwijzen en Opvoeden C-1 professionele ontwikkeling 5. Beoordelingscriteria: • Professionele standaard • SBL competenties (minimale criteria): Interpersoonlijk competent • Geeft leiding met ruimte voor eigen inbreng van leerlingen • Ziet wat er gebeurt in zijn groep en reageert daarop • Spreekt de leerlingen consequent aan op ongewenst gedrag Pedagogisch competent • Bewaakt de sfeer in de klas door vertrouwen te geven, leerlingen te ondersteunen en uit te dagen • Ziet verschillen tussen leerlingen en stemt zijn handelen hierop af • Werkt doelgericht aan het verbeteren van de relatie met individuele leerlingen • Herkent en benoemt het afwijken van de ontwikkeling van leerlingen ten opzichte van het normale ontwikkelingsverloop Vakinhoudelijk en didactisch competent • Kan vanuit verschillende leerlijnen een onderwijsactiviteit ontwerpen • Past verschillende instructiemodellen toe • Evalueert met de leerlingen de lesactiviteit • Stemt het onderwijs planmatig af op de verschillende manieren van leren van de leerlingen • Verzamelt voldoende gegevens over de beginsituatie van de leerlingen en de doelstelling van de onderwijsactiviteit om af te kunnen stemmen op de verschillen binnen de groep Organisatorisch competent • Kan tijdens meerdere dagen onderwijs verzorgen in een meervoudige situatie en daarbij de tijd bewaken 100
Competent in samenwerking met collega’s • Informeert zich goed over leerlingen en onderwerpen in gesprek met collega’s ten behoeve van het afstemmen van onderwijsactiviteiten en het begeleiden van leerlingen Competent in reflectie en ontwikkeling • Onderzoekt en verbetert zijn handelen in de stagegroep door doelgericht te evalueren, te reflecteren en feedback te vragen van leerlingen, collega’s en andere belanghebbenden • Kan op grond van zijn functioneren in de school en op de pabo zijn sterke en zwakke punten binnen zijn verslag beschrijven en nieuwe leervragen formuleren 6. Vormen van toetsing: •
•
Stageklapper: 〉 stagebeoordelingsformulier (ook van voorgaande stages), 〉 stagecontract(en) < indien van toepassing > 〉 eindverslag van de student (ook van voorgaande stages) 〉 verslagen begeleidingsgesprekken, reflectieverslagen (min. 1 per week), 〉 10 lesvoorbereidingsformulieren, 〉 10 lesobservatie-/lesevaluatieformulieren verdeeld over de vijf leergebieden, 〉 overige lesvoorbereidingen/-observaties en -evaluaties Eindgesprek
7. Cesuur: Cijfer 7:
Ruim voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); voldoende zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; ruim voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 6:
Voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); weinig zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; maar: voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan vrijwel alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 8:
Goed: Alles gedaan volgens doelen stage op niveau propedeuse of doelen stage kernfase. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); zichtbare goede koppeling tussen theorie en praktijk; enkele speciale prestaties of toevoegingen; enkele uitschieters naar boven; iets extra’s geleverd (bijv. bijdrage aan schoolontwikkeling, innovatie); goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier toe wat de speciale prestatie, toevoeging, de bijdrage aan schoolontwikkeling of innovatie van de student is geweest. Het cijfer 8 is meer dan alleen een prima inzet.
Cijfer 9:
Zeer goed: Op hoger niveau dan propedeuse c.q. kernfase. Alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*). Maar: méér gedaan dan het gevraagde, zichtbare prima koppeling tussen theorie en praktijk; veel speciale toevoegingen; veel eigen initiatief en eigen inbreng; grote uitschieters naar boven; uitzonderlijke dingen gedaan; zeer goede 101
uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier het excellente functioneren van de student toe. Het cijfer 9 betekent méér dan alleen een prima inzet. Cijfer 10:
Uitmuntend, niet te overtreffen! Uitmuntende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Onder de streep
Cijfer 5:
Onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); nauwelijks zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; enkele uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet nog niet aan de eisen van de professionele standaard. Via een contract, gemaakt door de stagebegeleider/opleider, is het mogelijk om de stage alsnog met een voldoende af te ronden.
Cijfer 4:
Sterk onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); geen zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; grote uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet niet aan de eisen van de professionele standaard. De stage moet opnieuw worden gedaan. De student krijgt een contract, opgesteld door de stagebegeleider/opleider.
*) voor studenten op opleidingsscholen: dpf 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: 〉 〉 〉
Semesterboek 231 en semesterboek 232 Mentorboek ST-231 stage leeftijdsspecialisatie jongere of oudere kind Stagebegeleidersboek deel II
10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Coördinator opleiden in de school en teamleider kernfase
102
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
OZ-231 Kunst- en cultuureducatie
1. Eindkwalificaties: • Vakinhoudelijk- en vakdidactisch competent • Organisatorisch competent • Professionele standaard 2. Onderdeel van de OWE: Begeleiden 2.3 Kunst- en cultuureducatie 3. Doelen van deze deeltoets (en van de opdracht): Kunst- en cultuureducatie De student: - krijgt inzicht in de actuele ontwikkeling van cultuureducatie op de basisschool - laat zien dat hij bij kan dragen aan visieontwikkeling op het gebied van kunst- en cultuureducatie op de stageschool - geeft groei weer in het cultuur(over)drager zijn en heeft een visie gevormd op kunst- en cultuureducatie Onderzoek doen De student: - laat zien in staat te zijn een onderzoeksvoorstel te kunnen beschrijven op het gebied van kunst- en cultuureducatie, dat bestaat uit een probleemstelling, probleemverkenning en onderzoeksvragen, gebaseerd op relevante en actuele literatuur - laat zien dat hij in staat is om over het onderzoeksvoorstel te communiceren op hbo-niveau - kan constructief feedback geven op het onderzoeksvoorstel van een medestudent 4. Vakkennisbasis: Generiek Domein A. Het lerende en zich ontwikkelende kind Creatieve Ontwikkeling Burgerschapskunde Mediapedagogiek Domein B. Onderwijzen en opvoeden Onderwijsmethoden en –strategieën: ontwerpen van rijke en uitdagende onderwijsarrangementen Domein C. Kwaliteit en innovatie Praktijkgericht Onderzoek Schoolontwikkeling Beeldende vorming, muziek, dans/drama: Het profieldeel: 1.3. De student kan praktijkgericht onderzoek doen naar het effect van (eigen) didactische aanpak (inzet van strategieën, benadering van leerlingen, Interactie, samenwerkend leren etc.) en keuzes voor didactisch materiaal in samenhang met de eigen onderwijsvisie, de visie van collega’s en van de school. 3.4 de student kan inspelen op het gegeven dat leerlingen buiten de basisschool mede gevormd worden door de hedendaagse beeldcultuur, muziek, theater op televisie, internet, games en via andere media. 4.1 de student kan visies op beeldend/muziek/dans dramaonderwijs en cultuuronderwijs koppelen aan visies op leren van leerlingen (zoals leren in een rijke leeromgeving, sociaal constructivisme, de leerstijlen van Kolb, meervoudige intelligenties) en de visie van de school. 4.4 de student is bekend met culturele instellingen rond de scholen (musea, theaterpodia, centra voor kunst en cultuur, buitenschoolse opvang) met een relevant buitenschools kunsten cultuuraanbod en kan dit aanbod inpassen in of afstemmen op het onderwijsprogramma 103
van de school. 5. Beoordelingscriteria: Kunst- en cultuureducatie De student • heeft voor het schrijven van het onderzoeksvoorstel een onderdeel uit het gebied van kunst- en cultuureducatie onderzocht, met gebruikmaking van diverse bronnen (literatuur, eigen culturele ervaringen, culturele ervaringen van kinderen en de actuele situatie van het leergebied kunst- en cultuureducatie op de stageschool) • komt op basis van zijn bevindingen tot concrete voorstellen voor de school • heeft zijn groei en zijn rol als cultuur(over)drager weergegeven door middel van een aanvulling op het eigen cultureel paspoort en heeft zijn visie op cultuureducatie beschreven Onderzoek doen • Het onderzoeksvoorstel is beschreven conform het ‘format onderzoeksvoorstel’ (zie scholar) • Het onderzoeksvoorstel voldoet aan de inhoudelijke beoordelingscriteria voor probleemstelling, probleemverkenning en de onderzoeksvra(a)g(en) • Het onderzoeksvoorstel voldoet aan taaleisen (stijl, grammatica en spelling) op HBO niveau • Bronvermelding volgens APA richtlijnen • De omvang van het onderzoeksvoorstel is max. 5 pagina’s A4 • De student toont aan dat hij aan de hand van het formulier Feedback en beoordeling onderzoeksvoorstel, constructief feedback kan geven op een onderzoeksvoorstel van een medestudent Algemeen • De student is 80% van de lesbijeenkomsten behorend bij OZ-231 aanwezig geweest 6. Vormen van toetsing: Het geschreven onderzoeksvoorstel, inclusief peerfeedback, aanvulling cultureel paspoort en visie op cultuureducatie. 7. Cesuur: Het onderzoeksvoorstel voldoet aan de beoordelingscriteria. 80% aanwezigheid lessen. Weging: 21 punten = 6 (voldoende), minder dan 21 punten en/of minder dan 80% aanwezig is onvoldoende. 8. Niveau: 2 Kernfase niveau 2 9. Literatuur: • Donk, C. van der & Lanen, B. van (2012) Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho • Onna, J. van & Jacobse, A. (2008) Laat maar zien, hoofdstuk. 4.1, 4.2, 4.4, en 8.3. Groningen: Noordhoff. • Heusden, B. van (2014) Cultuur in de spiegel in de praktijk. Enschede: SLO • Tussendoelen en leerlijnen kunstzinnige oriëntatie. Kerndoelen 54, 55 en 56. Http://tule.slo.nl/kunstzinnigeorientatie • www.lkca.nl • www.kunstbedrijfarnhem.nl • http://cultuurmonitor.cultuurnetwerk.nl/ • Casus 15 en literatuur bij het onderdeel kunsten van Bloktoets 231/232.
10.
Naast de verplichte literatuur raadplegen de studenten bronnen naar keuze, afhankelijk van hun onderwerp. Aanspreekpersonen voor deze toets: Geertje Staring en Ina Boersma
104
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
BL-231 Bloktoets Jonge kind
1. Eindkwalificaties: Deze deeltoets sluit aan bij de vakinhoudelijke en didactische competentie. 2. Onderdeel van de OWE: Begeleiden 2.3 Kunst‐ en cultuureducatie 3. Doel van deze deeltoets: Toetsing op Knows en Knows how niveau (Miller) van de semester doelen (zie OWE beschrijving). De student begeleidt jonge kinderen handelingsgericht vanuit leer- en ontwikkelingspsychologische kenmerken. De student verantwoordt zijn pedagogische opvattingen en aanpak op basis van relevante theoretische en methodische inzichten. 4. Vakkennisbasis: - A.1.1.Theorieën en concepten – Ontwikkelingsmodellen - A.2.1: Theorieën en concepten – Socialisatie theorieën en jeugdcultuur - A.2.2.: Methoden en strategieën – Burgerschapskunde - B.1.1.: Onderwijsleer theorieën – leerfuncties, dimensies van leren, Differentiatiemodellen - B.1.2. : Opvoedingstheorieën - - Theorieën over gedrag + Wisselwerking thuissituatie en school - B.2.1. : Onderwijsmethoden en strategieën: evalueren van onderwijs - B2.2.: Opvoedingsmethoden en strategieën – gedragsbeïnvloeding - C.1 : Professionele ontwikkeling: Beroepsinnovatie – mentale modellen. 5. Beoordelingscriteria: Deze deeltoets bevat vragen over de leerstof over het onderwijs rondom de casuïstiek en het vakaanbod van semester 3 in de kernfase. De nadruk ligt op het werken vanuit de inzichten van actief burgerschap en een duurzame samenleving. De volgende leergebieden zijn vertegenwoordigd in deze deeltoets: pedagogiek, rekenen en ict, taal (Nederlands, Engels en logopedie) én kunst. 6. Vormen van toetsing: Toets wordt digitaal afgenomen via het digitale toetsprogramma Questionmark Perception. 7. Cesuur: Minimale score: cijfer 5. Een 5 voor de bloktoets mag worden gecompenseerd door een 7 of hoger van het onderzoek OZ-231. Totale score cijfer 0‐42% = 1 43‐49% = 2 50‐55% = 3 56‐62% = 4 63‐69% = 5 70‐75% = 6 76‐82% = 7 83‐89% = 8 90‐99% = 9 100% = 10 8. Niveau: Kernfase niveau 2
105
9. Literatuur: PEDAGOGIEK Boer, H., Sipman, G. & Tijnagel, B. (2010). Ken jezelf, ken de ander, het ABCD van intercultureel onderwijs. Katern ‘In de klas’ jrg 9, nr 9. Zoetermeer: Bettelgeuze. Sipman, G. (2009). Professioneel pedagogisch handelen, omgaan met probleemgedrag in opvoedingssituaties. (pp 41‐104). Barneveld: Nelissen. REKENEN‐WISKUNDE Oonk, W e.a.. (2010). rekenen‐Wiskunde in de praktijk, Onderbouw. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. ISBN 978-90-01-77366-3 Hoofdstuk 4 en 5, blz. 47 tot en met blz. 78. Hoofdstuk 12 en 13, blz. 149 tot en met 178. TAAL: NEDERLANDS Wentink, W., Verhoeven, L . & Druenen, M. van (2011). Protocol Leesproblemen en Dyslexie. Groep 1 en 2 (hoofdstuk 4). Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. Gijsel, M., Scheltinga, F., Druenen, M. van & Verhoeven, L. (2011). Protocol Leesproblemen en Dyslexie. Groep 3 (hoofdstuk 1 en 3). Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. Van Elsäcker, W., Beek, A. van der, Hillen, J. & Peters, S. (2006). De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 (hoofdstuk 3). Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. Meelis‐Voorma, T., Moolenaar, P. & Overmeijer, H. (2012). Jeugdliteratuur voor de beroepspraktijk (Paragraaf 2.2.1 t/m 2.2.4). Groningen/Houten: Noordhoff. TAAL: LOGOPEDIE Lindenberg‐Meijerman, C. (2010), Logopedie en leerkracht. Groningen/Houten: Noordhoff, 2e druk TAAL: ENGELS Bodde, M. & Schokkenbroek, J. (2011) “Engels in het basisonderwijs, Kennisbasis vakdidactiek” , Groningen, Noordhoff Uitgevers, jonge kind HS 4 & 5 KUNST artikel op Scholar Lavoir, N. van & Tuit, J. (2007). Cultuur In Zicht. Utrecht/Zutphen: Thieme/Meulenhoff. www.pabocultuur.nl Onna, J.van & Jacobse, A. (2008). Laat maar zien. (hoofdstuk 4.1, 4.2, 4.4, en 8.3). Groningen: Noordhoff. artikel op Scholar Roozen, I & Koopmans, H. (1999). Ogen open, Beeld beschouwen met kinderen uit groep 1 t/m 8. (hoofdstuk 1.1). Enschede: Stichting Leerplan Ontwikkeling. artikel op Scholar Roozen, I. (2009). In gesprek met het beeld en met elkaar. (hoofdstuk 1, 2 en 3) Enschede: Stichting Leerplan Ontwikkeling artikel op Scholar Vogelezang, P en Poll, J. (Red.) (2009). Cultuurmonitor Primair Onderwijs, de kwaliteit van cultuureducatie. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland. 10. Aanspreekpersoon voor deze toets: Teamleider kernfase
106
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
BL-232 Bloktoets Oudere kind
1. Eindkwalificaties: Deze deeltoets sluit aan bij de vakinhoudelijke en didactische competentie. 2. Onderdeel van de OWE: Begeleiden 2.3 Kunst‐ en cultuureducatie 3. Doel van deze deeltoets: Toetsing op Knows en Knows how niveau (Miller) van de semester doelen (zie OWE beschrijving). De student begeleidt oudere kinderen handelingsgericht vanuit leer- en ontwikkelingspsychologische kenmerken. De student beantwoordt zijn pedagogische opvattingen en aanpak op basis van relevante theoretische en methodische inzichten. 4. Vakkennisbasis: - A.1.1.Theorien en concepten – Ontwikkelingsmodellen - A.2.1: Theorieën en concepten – Socialisatie theorieën en jeugdcultuur - A.2.2.: Methoden en strategieën – Burgerschapskunde - B.1.1.: Onderwijsleer theorieën – leerfuncties, dimensies van leren, Differentiatiemodellen - B.1.2. : Opvoedingstheorieën - - Theorieën over gedrag + Wisselwerking thuissituatie en school - B.2.1. : Onderwijsmethoden en strategieën: evalueren van onderwijs - B2.2.: Opvoedingsmethoden en strategieën – gedragsbeïnvloeding - C.1 : Professionele ontwikkeling: Beroepsinnovatie – mentale modellen 5. Beoordelingscriteria: Deze deeltoets bevat vragen over de leerstof over het onderwijs rondom de casuïstiek en het vakaanbod van semester 3 in de kernfase. De nadruk ligt op het werken vanuit de inzichten van actief burgerschap en een duurzame samenleving. De volgende leergebieden zijn vertegenwoordigd in deze deeltoets: pedagogiek, rekenen en ict, taal (Nederlands, Engels en logopedie) én kunst en beweging. 6. Vormen van toetsing: Toets wordt digitaal afgenomen via het digitale toetsprogramma Questionmark Perception. 7. Cesuur: Minimale score: cijfer 5. Een 5 voor de bloktoets mag worden gecompenseerd door een 7 of hoger van het onderzoek OZ-231. Totale score cijfer 0‐42% = 1 43‐49% = 2 50‐55% = 3 56‐62% = 4 63‐69% = 5 70‐75% = 6 76‐82% = 7 83‐89% = 8 90‐99% = 9 100% = 10 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: PEDAGOGIEK Boer, H., Sipman, G. & Tijnagel, B. (2010). Ken jezelf, ken de ander, het ABCD van 107
intercultureel onderwijs. Katern ‘In de klas’ jrg 9, nr 9. Zoetermeer: Bettelgeuze. Sipman, G. (2009). Professioneel pedagogisch handelen, omgaan met probleemgedrag in opvoedingssituaties. (pp 41‐104). Barneveld: Nelissen. REKENEN‐WISKUNDE Oonk, W. e.a. (2010). rekenen‐Wiskunde in de praktijk, Bovenbouw. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. ISBN 978-90-01-77095-2 H5: blz. 67 t/m 84, H7: blz. 105 t/m 116, H9: blz. 129 t/m 135, H10: blz. 139 t/m 142, H12: blz. 161 t/m 177, H13: §13.2 blz. 182 t/m 190, H14: blz. 195 t/m 204, H15: blz. 207 t/m 215 TAAL: NEDERLANDS Beek, W. van & Verhallen, M. (2004). Taal, een zaak van alle vakken: Geïntegreerd taal‐ en zaakvakonderwijs op de basisschool (hoofdstuk 1 en 2). Bussum: Coutinho. Meelis‐Voorma, T., Moolenaar, P. & Overmeijer, H. (2012). Jeugdliteratuur voor de beroepspraktijk (hoofdstuk 1). Groningen/Houten: Noordhoff. Scheltinga, F., Gijsel, M., Druenen, M. van & Verhoeven, L. (2011). Protocol Leesproblemen en Dyslexie voor groep 5‐8 (hoofdstuk 1 én hoofdstuk 5.4 t/m 5.6). Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. TAAL: LOGOPEDIE Lindenberg‐Meijerman, C. (2010), Logopedie en leerkracht. Groningen/Houten: Noordhoff, 2e druk TAAL: ENGELS Bodde, M. & Schokkenbroek, J. (2011) “Engels in het basisonderwijs, Kennisbasis vakdidactiek” , Groningen, Noordhoff Uitgevers, oudere kind HS 4 & 6 KUNST artikel op Scholar Lavoir, N. van & Tuit, J. (2007). Cultuur In Zicht. Utrecht/Zutphen: Thieme/Meulenhoff. www.pabocultuur.nl Onna, J.van & Jacobse, A. (2008). Laat maar zien. (hoofdstuk 4.1, 4.2, 4.4, en 8.3). Groningen: Noordhoff. artikel op Scholar Roozen, I & Koopmans, H. (1999). Ogen open, Beeld beschouwen met kinderen uit groep 1 t/m 8. (hoofdstuk 1.1). Enschede: Stichting Leerplan Ontwikkeling. artikel op Scholar Roozen, I. (2009). In gesprek met het beeld en met elkaar. (hoofdstuk 1, 2 en 3) Enschede: Stichting Leerplan Ontwikkeling artikel op Scholar Vogelezang, P en Poll, J. (Red.) (2009). Cultuurmonitor Primair Onderwijs, de kwaliteit van cultuureducatie. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland. 10. Aanspreekpersoon voor deze toets: Teamleider kernfase
108
Titel OWE 1. Opleiding
Ontwerpen 2.3
2.
Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd Afstudeerrichting Jonge Kind en Oudere Kind
3.
Beroepstaak/taken*
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen, schoolorganisatie
4.
Relatie met de kennisbasis
A. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2
5.
Centrale beroepstaak
Ontwerpen
6.
(Beroeps)Producten
6 praktijktaken, Simulatietoets
7.
Studiepunten, studielast
7.5 studiepunten 210 SBU
8.
Samenhang
9.
Ingangseisen m.b.t. tentamens
Deze OWE valt samen met OWE Begeleiden 2.3 uit semester 3 onder het centrale thema “Onderwijs vanuit een breder perspectief bekeken”. Propedeuse behaald Beoordeling stages ST-211 en ST-221 met een voldoende
10. Algemene omschrijving
Pabo Arnhem
Deze OWE vormt samen met OWE begeleiden 2.1 een groter geheel. De studenten maakt in dit semester een keuze voor het jonge kind (groep 1 t/m 4) of het oude kind (groep 5 t/m 8). De student leert in deze OWE vanuit de samenleving te kijken naar het onderwijs en vormt van daaruit een visie op goed onderwijs. De student leert hoe onderwijs en opvoeding met elkaar samenhangen en wat dit betekent voor jouw handelen als leerkracht. Vanuit een visie op actief burgerschap leert de student hoe hij de brede pedagogische taak vorm kan geven om zo duurzame leerprocessen bij leerlingen te stimuleren. De student leert ook dat hij deze pedagogische taak alleen kan realiseren met goede doorgaande lijnen binnen de school en een intensieve samenwerking met ouders en andere instanties. In het ontwerp en de uitvoering van de praktijktaken werkt de student aan de kwalificaties Leren en lesgeven met ICT op niveau 2. Dat betekent dat zijn eigen instrumentele, informatie- en mediavaardigheden op niveau zijn en dat de student ICT-middelen doelbewust inzet in zijn onderwijs. De student ontwerpt ICT-rijke leerarrangementen, onderwijst leerlingen in ICT-geletterdheid en gebruikt ICT-middelen om onderwijs te evalueren en te innoveren.
11. Competenties 12. Beoordelingscriteria/ Indicatoren / eisen aan de OWE
Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen getoond in de praktijktaken en simulatietoets SOJWP-200. SBL – competenties en professionele standaard niveau 2 Kwalificaties Leren en lesgeven met ICT niveau 2 Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2.
109
13. Tentaminering
14. Verplichte literatuur 15. Aanbevolen literatuur 16. Software 17. Overig materiaal 18. Activiteiten
19. Werkvormen 20. Les- / Contacturen 21. Onderwijsperiode 22. Maximum aantal deelnemers
Deeltentamens / toetsvorm
Code
Weging
Compensatiemogelijkheden
Frequentie
Praktijktaken
DO-231
1
Tweemaal per semester
Simulatietoets OJW
SOJWP200
1
Geen: alle praktijktaken moeten voldoende zijn. Geen
Eenmaal per semester
Voor DO-231: zie de informatie op Scholar Leren/͢ kernfase/toetsing/praktijktaken. Voor SOJWP-200 zie blauwdruk SOJWP-200 Voor DO-231: die de informatie op Scholar Leren/͢ kernfase/toetsing/praktijktaken. Voor SOJWP-200 zie blauwdruk SOJWP-200 Voor DO-231: die de informatie op Scholar Leren/͢ kernfase/toetsing/praktijktaken. Voor SOJWP-200 zie blauwdruk SOJWP-200 Voor DO-231: die de informatie op Scholar Leren/͢ kernfase/toetsing/praktijktaken. Voor SOJWP-200 zie blauwdruk SOJWP-200 Stage Pgo-bijeenkomsten Vaklessen Slb- bijeenkomsten Zelfstudie Practicum (stage), zelfstandig werken en studeren (individueel), onderzoek en groepsdiscussies (pgo), gesprekken (spreekuren), luisteren (hoorcolleges). Voltijd: contacttijd 20 / stage 100 / zelfstudie 90 uur Deeltijd 18 uur / stage 100 / zelfstudie 92 uur De lessen voor de R3 en D3 van sept. 2015-feb,2016, voor de F3 vanaf feb. 2016- juli 2016. n.v.t.
110
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: DO-211 / DO-221 / DO-231 Praktijktaken semester 1 / 2 / 3 kernfase 1. Eindkwalificaties: Met de praktijktaken toont student zijn vakinhoudelijke en vakdidactische competentie. Hij laat zien dat hij inzichten op het gebied van vakinhoud en vakdidactiek kan vertalen naar de praktijk en naar de verschillende leeftijdsgroepen voor wie hij de lessen heeft voorbereid. In totaal moet de student met 18 praktijktaken tijdens de kernfase aantonen dat hij de vakinhoudelijke en vakdidactische competentie op niveau 2 beheerst. Per semester van de kernfase heeft hij er zes uitgevoerd. Alle praktijktaken moeten voldoende zijn. 2. Onderdeel van de OWE: Ontwerpen 2.1 Ontwerpen 2.2 Ontwerpen 2.3 3. Doel van deze deeltoets: Zie eindkwalificaties. 4. Vakkennisbasis: A. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 5. Beoordelingscriteria: Zie: HAN-scholar > leren > kernfase > toetsing > praktijktaken 6. Vormen van toetsing: Zie: HAN-scholar > leren > kernfase > toetsing > praktijktaken 7. Cesuur: Het cijfer voor elk van de deeltoetsen DO-211, DO-221 en DO-231 is het gemiddelde van de cijfers voor de zes in een semester uitgevoerde praktijktaken. Elke afzonderlijke praktijktaak moet met minimaal het cijfer 6 zijn afgerond. De cesuur kan per onderdeel verschillen. Iedere praktijktaak wordt met een cijfer beoordeeld dat binnen HAN-SIS wordt geregistreerd. Voor de beoordelingswijze wordt verwezen naar Scholar > kernfase> toetsing> praktijktaken. 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Ieder aanbod binnen deze categorie vraagt van de student om verdieping in de literatuur. Op Scholar wordt per onderdeel aangegeven welke literatuur bestudeerd dient te worden. 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Sectievoorzitter & teamleider kernfase
111
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: Burgerschap
SOJWP-200 Simulatietoets Duurzaam (Wereld)
1. Eindkwalificaties: SBL-competentie 3: vakinhoudelijk en didactisch competent SBL-competentie 5: competent in het samenwerken met collega’s SBL-competentie 7: competent in reflectie en ontwikkeling 2. Onderdeel van de OWE: Ontwerpen 2.3 3. Doel van deze deeltoets: De student kan met behulp van een presentatie en een statement aantonen dat hij deskundig is op het gebied van één van de 5 thema’s: Omgaan met gedrag (G), Intercultureel onderwijs (I), Mondialisering (M), Duurzaamheid (D) en Gezond gedrag (GG). Hij toont daarbij een positieve toekomstvisie aan, gebaseerd op valide gegevens en kan aantoonbaar samenwerken met medestudenten. 4. Kennisbasis: Vakkennisbasis NO&T: 3.4.2 verstoord natuurlijk evenwicht: natuurrampen en ingrijpen van de mens; 3.4.3 verstoord intern evenwicht: gezonde voeding, onder- en overgewicht; lucht(vervuiling) 3.5.2 persoonlijke basisbehoeften (lichamelijk), maar ook immaterieel: religie, visie, cultuur, tegenstelling arm-rijk; 3.5.3 wisselwerking mens en omgeving; 3.5.4 instanties die het dynamisch evenwicht in de natuur controleren en die adviseren t.a.v. duurzaamheid; 5.1.1 voorraad fossiele brandstoffen is eindig, duurzame energiebronnen, broeikaseffect, zure regen; Vakkennisbasis geschiedenis: Kerndeel: 2.3 De student kan historisch denken en redeneren. 1.1. De student kan toelichten hoe geschiedenis samenhangt met andere domeinen. Profieldeel: 2.2 De student kan leerstof voor geschiedenis verbinden met actuele gebeurtenissen. 2.3 De student kan historisch denken en redeneren. Vakkennisbasis aardrijkskunde: Kerndeel: 4.1 De student kan de samenhang illustreren tussen aardrijkskunde en andere domeinen. Profieldeel: 2.2 de student kan leerstof voor aardrijkskunde verbinden aan actuele thema’s. de student kan bij actuele gebeurtenissen de samenhang van aardrijkskunde met andere vakgebieden benoemen. 5. Beoordelingscriteria: o De student toont aan kennis te hebben van de huidige stand van zaken betreffende het gekozen deelaspect (situatie in de wereldsituatie Hij maakt daarbij gebruik van NL). valide cijfers en feiten op basis van de 3 p’s (planet/people/prosperity). De student verbindt genoemde deelaspecten aan elkaar door verbanden te laten zien, omdat alles met alles te maken heeft. o De student laat een positief toekomstbeeld zien, gericht op het gekozen deelaspect. Het toekomstbeeld is onderbouwd met argumenten; o De student toont aan het gekozen deelaspect te kunnen vertalen naar zijn onderwijspraktijk in de basisschool, uitgaande van dat positief toekomstbeeld. 112
(Dit stuk van je statement past prima in je PWC-3); De student toont aan een kritische en deskundige toehoorder te zijn, door het stellen van inhoudelijke vragen bij de presentaties van klasgenoten; o De student schrijft vrijwel foutloos (max. 5) op hbo-niveau en gebruikt de correcte bronvermelding volgens de APA-normen. 6. Vormen van toetsing: o Mondeling: individuele presentatie over zijn deelaspect. Daarnaast stelt hij kritische vragen over andere presentaties en is in staat dergelijke vragen ook te beantwoorden t.a.v. het eigen deelaspect. o Schriftelijk: het schrijven van een statement over zijn deelaspect, van 1000 woorden totaal, waarin opgenomen: stand van zaken, toekomstvisie (samen 750 woorden), eigen visie en vertaling naar de beroepspraktijk gebaseerd op de 3 P’s (Planet, People, Prosperity). Deze laatste 2 aspecten ter grootte van samen dus 250 woorden. o
7. Cesuur: Minimale score: cijfer 6 De presentatie en het statement bepalen ieder voor 50% het eindcijfer. Punten Cijfer <5 6 – 10 11 – 17 18 – 24 25 – 29 30 – 35 36 – 40 41 – 45 46 – 49 50
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Renkema, J. (2007) Schrijfwijzer compact. Den Haag: SDU. In les uitgereikte actuele schriftelijke informatiebronnen en aangereikt beeldmateriaal. De student verzamelt zijn eigen actuele, valide achtergrondmateriaal en gegevens. 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Pjotr Timmerman & Henk Boer
113
Titel OWE
Schoolorganisatie 2.3
1.
Opleiding
Pabo Arnhem
Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd Afstudeerrichting Jonge Kind en Oudere Kind
3.
Beroepstaak/taken*
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen, schoolorganisatie
4.
Relatie met de kennisbasis
A. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 C. Kwaliteit en innovatie C1
5.
Centrale beroepstaak
Schoolorganisatie
6.
(Beroeps)Producten
Alle verplichte Deeltoetsen kernfase: KAA-200, KB-200, KGS200, KIC-200, KNO-200, PLE-200, NE-230L en WI-230L. • KZ-231: Voldoende afgesloten keuzelijn voor 210 SBU: Feedback van competentiegerichte taken, - feedback uit aanbod keuzelijn. • WW-231: Werkweek Texel • Levo –denominatie LE-221: Inventarisatieopdracht KLE-222oo, KLE-222rk, KLE-224pc of KLE-225D: semester 2 Levo keuze KLE-231oo, KLE-233rk, KLE-234pc of KLE-235D: semester 3 Levo keuze LO-200: Eindcontrole logopedie
7.
Studiepunten, studielast
7.5 studiepunten 210 SBU
8.
Samenhang
9.
Ingangseisen m.b.t. tentamens
Deze OWE wordt beoordeeld tijdens de Integrale Toets Kernfase. Deze OWE hangt samen met OWE Schoolorganisatie 2.1 en OWE Schoolorganisatie 2.2 , waarin de student: 1) A.d.h.v. 8 verplichte kennistoetsen uit 5 leergebieden zijn kennisbasis niveau 2 aantoont. 2) de keuzelijn afrondt 3) heeft deelgenomen aan de werkweken 4) de LEVO denominatie heeft afgesloten Propedeuse behaald OWE Schoolorganisatie 2.1 en 2.2 moeten met een voldoende zijn afgerond. Aan NE-230L en WI-230L mag alleen vanaf het derde semester van de kernfase worden deelnomen. Deze OWE wordt gevuld door 8 kennistoetsen (zelfstudie), keuzelijn, de werkweek Texel, de Levo – denominatie en de eindcontrole van logopedie. Voor de totale keuzeruimte is 210 sbu berekend die de student middels contacttijd, zelfstudie en uitvoering moet maken tijdens de hele kernfase. De student kiest uit het keuzelijn aanbod van de opleiding of
2.
10. Algemene omschrijving
•
114
11. Competenties
vult deze aan met een competentiegerichte taak op een academische opleidingsschool. Tijdens de werkweek in Texel staat het thema onderzoekend leren centraal. SBL-competenties niveau 2
12. Beoordelingscriteria/ Indicatoren / eisen aan de OWE
Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2.
13. Tentaminering
Deeltentam ens / Toetsvorm Keuzelijn Kennistoets en
Werkweek Zevenaar Werkweek Texel LEVO denominati e
Eindcontrol e logopedie
Code
Weging
KZ-231 1 KB-200 1 KIC-200 PLE-200 NE-230L WI-230L KOJW-200: • KAA-200 • KGS-200 • KNO-200
Compensatiemogelijkhede n geen geen
Eén OJW-toets mag bij minimaal een 5 worden gecompenseerd met minimaal een 7 voor een andere OJWtoets.
WW-211
1
geen
WW-231
1
geen
LE-221 KLE-222oo KLE-23100 Of LE221 KLE-223rk KLE-233rk Of LE-221 KLE-224pc KLE-234pc Of LE-221 KLE-225D KLE-235D LO-200
1
Een 5 voor één van de KLEdeeltoetsen kan worden gecompensee rd met minimaal een 7 voor een andere KLEdeeltoets.
Moet voldoend e zijn
geen
Frequentie
Aanbod: 2 x per semester. Student mag elk studiejaar 2 keer inschrijven per toets. N.B. Aan NE-230L en WI-230L mag alleen vanaf het derde semester van de kernfase worden deelnomen. Eenmaal per semester Eenmaal per semester Eenmaal per semester
Eenmaal per semester
115
15. Aanbevolen literatuur
Keuzelijn:Zie Scholar > kernfase > keuzelijn Kennistoetsen: Zie Scholar> pgo en vakken > toetsing > toetsing kernfase Zie blauwdrukken
16. Software
Zie blauwdrukken
17. Overig materiaal
Zie blauwdrukken
18. Activiteiten
Competentiegerichte taken op opleidingsscholen Lessen uit keuzeaanbod Pabo Zelfstudie Ondersteuningslessen Diverse
14. Verplichte literatuur
19. Werkvormen 20. Les- / Contacturen 21. Onderwijsperiode 22. Maximum aantal deelnemers
Voltijd: contacttijd 20 / zelfstudie 190 uur Deeltijd: contacttijd 18 uur / zelfstudie 192 uur De lessen voor de R3 en D3 van sept. 2015-feb.2016, voor de F3 vanaf feb. 2016-juli 2016 n.v.t.
116
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: KAA-200 1. Eindkwalificaties: Het betreft een zelfstudie-/kennismodule aardrijkskunde Heeft uitsluitend betrekking op vakinhoudelijke competenties. 2. Onderdeel van de OWE: OWE Bijdragen aan de schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: Tonen van het eindniveau Pabo voor wat betreft de aardrijkskundekennis. 4. Vakkennisbasis: Kennis en inzicht in ruimtelijke vraagstukken: • Regio’s en Thema’s: Topografie (300 namen) • Contexten 8 thema’s Klimaat en landschap Bevolking en ruimte Bestaansmiddelen Arm en Rijk Grenzen en identiteit Krachten der aarde Bronnen van energie Water 5. Beoordelingscriteria: Zelfstandige kennistoets. Het betreft een digitale QMP-toets. Onderdelen van de kennisbasis Aardrijkskunde KAA-200. • Weer en klimaat (H2) • Landschappen in Nederland (H3) • Nederland en het water (H4) • Actieve aarde (H5) • Bevolking en ruimtelijke inrichting (H6) • Bestuur in Nederland en Europa (H7) • Bestaansmiddelen (H8) • Arm en rijk in de wereld (H9) • Topografie van Nederland, Europa en de wereld (excelbestand scholar) 6. Vormen van toetsing: Kennistoets met meerkeuzevragen 7. Cesuur: De toets bestaat uit 60 vragen. Normering(op basis van percentages van het totaal te behalen punten): Percentage(%) cijfer 0 – 46,6 1 46,7 – 53,2 2 53,3 – 59 3 60 – 66,6 4 117
66,7 – 73,2 5 73,3 – 79 6 80 – 86,6 7 86,7 – 93,2 8 93,3 – 99,9 9 100 10 Minimale score: cijfer 5. Cijfer 5 mag gecompenseerd worden met een 7 of hoger uit één van de onderdelen OJW (KGS-200 of KNO-200). 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: • Peters, A. & Westervaan, F. (2010). Geowijzer, kennisbasis inhoud en didactiek. Groningen/Houten:.Noordhoff Uitgevers. De hoofdstukken: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 • Topolijst van Nederland, Europa en de wereld (zie: Excelbestand Scholar) 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Maarten Hennekes en Bert Jansen
118
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KB-200 kunst en bewegen
1. Eindkwalificaties: Vakinhoudelijk en didactisch competent niveau 2 voor de vakken beeldende vorming (bv) en bewegingsonderwijs (bw) 2. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: • De student op niveau 2 toont zijn vakinhoudelijke en didactische kennis. • De student heeft voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van de onderwijsinhouden en de didactiek om een krachtige leeromgeving tot stand te brengen. 4. Vakkennisbasis: Beeldende vorming: Algemeen1.1 de student kan verschillende functies en betekenissen van beelden in de samenleving benoemen En kan dit aantonen met voorbeelden. 1.2 de student kan de specifieke bijdrage van beeldend onderwijs aan het leren en ontwikkelen van leerlingen verwoorden en kan dit illustreren aan de hand van voorbeelden. Structuur van het vak 2.1 de student kan de kern van beeldend onderwijs herkennen en toelichten aan de hand van het ‘cirkelmodel’ en kan de samenhang tussen proces- en productcomponenten beschrijven. Het vak en de leerlingen 3.1 de student kan beargumenteren dat beeldend onderwijs bij leerlingen bijdraagt aan zowel creatieve ontwikkeling als psychomotorische, zintuiglijke, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. Bewegingsonderwijs: De student beschikt over repertoirekennis en inzicht in de belangrijkste didactische principes t.a.v. bewegingsactiviteiten aan het jonge kind. De student kan voor diverse bewegingsactiviteiten aan het jonge kind, de belangrijkste volgordes aangeven, heeft inzicht in opbouw en differentiatie, kent diverse organisatieprincipes en manieren om leerhulp te geven. De student kent verschillende stadia in de bewegingsontwikkeling van het jonge kind. Hij kent reguleringsprincipes die toepasbaar zijn voor het jonge kind m.b.t het vak bewegingsonderwijs in het speellokaal en daarbuiten. 5. Beoordelingscriteria: De student: • beheerst de leerinhouden van de vak- en vormingsgebieden, zoals beschreven in de kerndoelen voor het basisonderwijs • kent het belang van die leerinhouden voor het dagelijks leven van basisschoolkinderen en hij weet hoe die leerinhouden te gebruiken • is bekend met de opbouw van de leerinhouden in leerlijnen en met de samenhang daartussen • heeft kennis van (onderzoeksmatig) ontwerpen van onderwijs, didactiek en didactische leermiddelen • is bekend met verschillende leer- en onderwijstheorieën en onderwijsarrangementen voor het jonge en oudere kind en hij weet hoe hij die in praktijk kan brengen • is vertrouwd met hoe kinderen leren, wat hun leerbehoeften zijn, hoe hun ontwikkeling 119
•
verloopt, welke problemen zich daarbij kunnen voordoen en hij weet hoe hij daar mee om kan gaan heeft kennis van processen van identiteitsvorming, zingeving en waardeontwikkeling bij het jonge en oudere kind én van de culturele bepaaldheid daarvan en hij weet welke consequenties hij hieraan moet verbinden voor zijn handelen.
6. Vormen van toetsing: Schriftelijke MC toets in QMP in twee delen: Beeldende Vorming: 50 Juist /onjuist vragen Bewegingsonderwijs: 25 driekeuze vragen 7. Cesuur: Voldaan bij minimaal 72 % De toets bestaat uit twee delen met een verschillende weging: 50 juist/onjuist vragen beeldende Vorming ( 1 punt per vraag) 25 driekeuzevragen bewegingsonderwijs ( 2 punten per vraag) Totaal te behalen puntenaantal is 100. Normering (op basis van percentages van het totaal (100%) te behalen punten): Percentage (%) cijfer <47 1 48-53 2 54-59 3 60-65 4 66-71 5 72-77 6 78-83 7 84-89 8 90-95 9 96< 10 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Beeldende vorming: Onna, J. van, Jacobse, A. (2013). Laat maar zien, een didactische handleiding voor beeldend onderwijs. Groningen: Noordhoff Hoofdstuk 1 t/m 8 pag. 13 t/m 183 Schasfoort, B. (2012). Beeldonderwijs en didactiek. Groningen: Noordhoff H2, pag. 25 t/m 48 H10, pag. 255 t/m 272 H11, pag.277 t/m 295 http://tule.slo.nl Kunstzinnige oriëntatie: karakteristiek, kerndoelen 54 en 55 en leerlijnen beeldende vorming Bewegingsonderwijs: J. Geleijnse, C. Hazelebach, e.a. (2012), Bewegingsonderwijs in het speellokaal ISBN: 978-90-73218-00-0 ’t Web netwerk rondom bewegen (CD en CD-rom GRATIS te downloaden via www.bewegingsonderwijsinhetspeellokaal.nl) 120
Sectie bewegingsonderwijs (2009), reader kernfase. Pabo Arnhem (zie Scholar leeromgeving HAN)
10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Mieneke Tempelmann en Sonja Doornbosch
121
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KGS-200
1. Eindkwalificaties: Het betreft een zelfstudie-/kennismodule Geschiedenis Heeft uitsluitend betrekking op vakinhoudelijke competentie. 2. Onderdeel van de OWE: OWE Bijdragen aan de schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: Tonen van het eindniveau PABO wat betreft geschiedeniskennis. In niveau 2 kiezen we voor een capita selecta uit de algemene wereldgeschiedenis. 4. Vakkennisbasis: Kerndeel en profieldeel 2.3 De student kan historisch denken en redeneren 5. Beoordelingscriteria: Begrippenkennis en samenhang in de onderwerpen en perioden worden getoetst. Uit het boek ‘Onvoorspelbaar verleden’ de hoofdstukken: 5 t/m 10 en de reader staatsinrichting. 6. Vormen van toetsing: Zelfstandige kennistoets. Het betreft een digitale QMP –toets. De toets wordt in 4 periodes aangeboden maar de studenten hebben slechts 2 trekkingskansen. 7. Cesuur: De toets bestaat uit 60 vragen. Normering(op basis van percentages van het totaal (100%) te behalen punten): 0-27%
1
35-42%
2
43-50%
3
51-58%
4
59-66%
5
67-74%
6
75-82%
7
83-90%
8
91-98%
9
99-100%
10
Minimale score: cijfer 5. Cijfer 5 mag gecompenseerd worden met een 7 of hoger uit één van de onderdelen KAA-200 of KNO-200. 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Kratsborn,W. (2005), Onvoorspelbaar verleden. Assen: Koninklijke van Gorcum. Hoofdstukken: 5 t/m 10 DPF bestand Staatsinrichting op Scholar. 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Maarten Hennekes Bert Jansen
122
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KIC-200 – Kennistoets ict
1. Eindkwalificaties: K1.1 Didactisch verantwoord digibordgebruik De student zet het digitaal schoolbord op didactisch verantwoorde wijze in. K1.3 Veilig internetgebruik De student geeft blijk van een visie op veiling Internetgebruik. K2.1 Webkwesties De student ontwerpt een webkwestie en voert deze uit. 2. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: Met het behalen van de deze deeltoets toont de student aan over voldoende kennis te beschikken op niveau 2 met betrekking tot de inzet van ict in het onderwijs. 4. Vakkennisbasis: Ict is vooral geborgd in de Generieke Kennisbasis. Bij deze deeltoets komen de volgende aspecten/ domeinen aan bod: A1.1.5, A2.1.3, A2.2.3, A3.1.2, A3.2.2, B1.1.a, b, c en d, B2.1.a, C2.1 (p15, Kennisbasis Leraar basisonderwijs, Generiek). 5. Beoordelingscriteria: Er zijn in totaal 15 meerkeuzevragen. Elk goed antwoord levert één punt op, waardoor maximaal 15 punten gehaald kan worden. De gokkans wordt verrekend in het eindresultaat, waardoor de formule voor berekening van het eindcijfer als volgt is: eindcijfer = 10 / (15 – 3,75) * (aantal gescoorde punten – 3,75). 6. Vormen van toetsing: Schriftelijk multiple choice 7. Cesuur: Totaal te behalen puntenaantal is 15. Normering(op basis van percentages van het totaal (100%)te behalen punten); Percentage(%) cijfer 0 – 39 1 40 – 46 2 47 – 52 3 53 – 59 4 60 – 66 5 67 – 79 6 80 – 86 7 87 – 92 8 93 – 99 9 100 10 Deze deeltoets moet minimaal met een 5 worden afgerond. Het cijfer 5 is genoeg om voor de OWE Sch 2.3 een voldoende te behalen. Bij het cijfer 4 of lager moet de toets herkanst worden. 123
8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Ad 1: Didactisch verantwoord digibordgebruik
• • • • •
Ast, M. van (2008). Een les voor het digibord, COS, 26 (4), 29-31. Beauchamp, G. (2004). Teacher Use of the Interactive Whiteboard in Primary Schools: Towards an Effective Transition Framework. Technology, Pedagogy and Education, 13 (3), 327-348. Waaier over niveaus van digibordgebruik. SLO / ict-delta. Higgins, S., Beauchamp, G. & Miller, D. (2007) Reviewing the Literature on Interactive Whiteboards. Learning, Media and Technology, 32 (3), 213-225. Looy, F. (2008). Digibord: hebbeding of onderwijsverbetering? COS, 26 (1), 50-52.
Ad 2: Veilig internet gebruik
• • •
Pijpers, R. en Marteijn, T. (2008) Klik en Klaar; Een onderzoek naar surfgedrag en usability bij kinderen Pijpers, R. MyBee, browser voor kinderen tot ongeveer 11 jaar; verantwoording. (http://www.mybee.nl/over_mybee/verantwoording) Mijland. E. (2011) Wat is (media)wijsheid? (Artikel uit COS)
Ad 3: Webkwestie
•
Achtergrondinformatie over webkwesties van: http://www.webkwestie.nl/bao_digitheek/b-start.htm en http://www.webquests.nl
10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Dennis Rutten, Roland Kok
124
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KLE-222 OO Actieve pluriformiteit (voltijd)
1. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent • De student kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de communicatie over en weer tussen hem en de leerlingen, en weet hoe de openbare identiteit hier een rol in speelt. • De student is in staat tot dialogisch handelen en is in staat de communicatie in de groep tot stand te brengen en te begeleiden. • De student kan aangeven welke verschillen er kunnen zijn in de communicatie tussen verschillende sociaal-culturele, levensbeschouwelijke en etnische groepen en hoe interculturele communicatie verloopt. Pedagogisch competent • De student kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen alle leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. • De student heeft kennis van de levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen. • De student heeft kennis van de morele ontwikkeling van kinderen. • De student stimuleert de leerlingen in hun morele ontwikkeling. • De student leeft voor en laat de kinderen ervaren dat verschillen vanzelfsprekend zijn. Hij stimuleert de kinderen zich te verdiepen in elkaars verschillende (levensbeschouwelijke) achtergronden en deze te respecteren. Hij leeft voor en laat de kinderen ervaren dat het feit dat iedereen verschillend is waardevol is. Vakinhoudelijk competent • De student kent de specifieke vakdidactiek van het openbaar onderwijs. • De student heeft kennis van relevante geestelijke stromingen. • kan het kennisgebied geestelijke stromingen zo vorm geven dat het de openbare identiteit ondersteunt. • De student heeft een visie op de rol van ‘vieren’ in het onderwijs. • De student kennis van de achtergronden van het ontstaan van openbaar onderwijs. • De student kent het verschil tussen normen en waarden. Competent in samenwerking met collega’s • De student maakt kennis met de denominatieve identiteit van de openbare school en kan aan een gesprek over die identiteit deelnemen. Competent in reflectie en ontwikkeling • De student is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. 2. Onderdeel van de OWE: Bijdrage aan de schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: • De student is in staat vanuit zijn levensbeschouwelijke identiteit om te gaan de diverse levensbeschouwingen binnen het openbaar onderwijs. • De student kent de theorie van de morele ontwikkeling en kan omgaan met de diversiteit in een multiculturele samenleving. • De student kent de achtergronden van de diverse levensovertuigingen en is in staat deze 125
met elkaar te verbinden. 4. Vakkennisbasis: Uit de kennisbasis voor Geestelijke stromingen. Kerndeel: 2.1 De student kan toelichten dat “verbinding” het kernconcept is binnen actieve pluriformiteit, burgerschapsvorming en identiteitsontwikkeling. 3.1 De student kan in grote lijnen de morele en levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen beschrijven. 3.2 De student kan in grote lijnen stadiatheorieën als die van Kohlberg, Fowler, Piaget en Vygotsky in verband brengen met de levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen. 5. Beoordelingscriteria: • • • • • • • • •
De student kan concrete invulling geven aan het begrip ‘actieve pluriformiteit’. De student kan mogelijkheden en moeilijkheden schetsen rondom religieuze feesten op een openbare school. De student kan zich positioneren in het debat rondom artikel 23 van de grondwet. De student weet wat er verwacht wordt van een leerkracht op een openbare school. De student heeft inzicht in de verschillende visies op morele opvoeding en kan hierin een goede keuze maken. De student weet hoe intercultureel onderwijs een rol kan spelen binnen het openbaar onderwijs. De student kan het onderscheid aangeven tussen fijnmazige en grofmazige cultuur. De student kan aangeven wat belangrijk is bij interculturele communicatie. De student onderzoekt zijn / haar eigen houding rondom interculturaliteit.
6. Vormen van toetsing: Schriftelijk tentamen, open vragen 7. Cesuur: Minimale score: cijfer 6 35 punten cijfer 10 31 punten cijfer 9 28 punten cijfer 8 24 punten cijfer 7 20 punten cijfer 6 8. Niveau: Kernfase niveau 2
16 punten 12 punten 8 punten 4 punten Minder dan 4 punten
cijfer 5 cijfer 4 cijfer 3 cijfer 2 cijfer 1
9. Literatuur: • Berg, B. van den, Avest, I. ter, Kopmels, T. (2e herziene druk 2013). ‘Geloof je het zelf?’ Bussum: Uitgeverij Coutinho • Reader ‘Actieve pluriformiteit in het openbaar onderwijs ‘ • Lesstof 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Arris Lueks en Stephan Verhees
126
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: KLE-223 RK - Levo in RK onderwijs (voltijd) 1. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent • De student kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de interactie tussen hem en de leerlingen. • De student toont de vaardigheden van de dialoog en kan een dialogisch gesprek voeren. • De student is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen Pedagogisch competent • De student kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen alle leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. • De student kan belangrijke en ingrijpende thema’s van leerlingen op een professionele manier bespreekbaar maken in de les, rekening houdend met eigen waarden, de identiteit van de school en levensbeschouwelijke verschillen van de leerlingen. Vakinhoudelijk competent • De student kent de specifieke vakdidactiek van het katholiek onderwijs. • De student kent het belang de didactiek van levensbeschouwing ontwikkelen binnen het katholiek onderwijs. • De student heeft de eigen visie op het voeren van een levensbeschouwelijk gesprek voldoende beargumenteerd. Competent in reflectie en ontwikkeling • De student is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. 2. Onderdeel van de OWE: PA-Sch 2.3 Bijdragen aan Schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: Zie punt 1: Eindkwalificaties 4. Vakkennisbasis: Ontleend aan Kennisbasis godsdienst/levensbeschouwing RK Zagers, M. (2014). Kennisbasis godsdienst/levensbeschouwing RK. Uitg. VKLO 5. Beoordelingscriteria: De student … 1. kan de levensbeschouwelijke optiek plaatsen in het geheel van de identiteit van de katholieke school. 2. kan de levensbeschouwelijke optiek plaatsen in de huidige maatschappij. • kan de ontwikkeling van het geloof in Sinterklaas relateren aan de levensbeschouwelijke ontwikkeling van een kind. • heeft het werkcollege over het levensbeschouwelijk gesprek bijgewoond. • toont aan de theorie van het levensbeschouwelijk gesprek te beheersen. • student geeft in een lesopzet van een levensbeschouwelijk gesprek met argumenten aan welke basisvaardigheden voor godsdienst/levensbeschouwing in deze opzet aan de orde komen. 127
•
heeft de eigen visie op het voeren van een levensbeschouwelijk gesprek voldoende beargumenteerd. 3. kan de levensbeschouwelijke optiek plaatsen in de eigen ontwikkeling. 6. Vormen van toetsing: Schriftelijk werkstuk met 20 open vragen, verdeeld over twee onderdelen: A en B, met elk 10 vragen. 7. Cesuur: Voor elk van de tien vragen van A en B kan één punt gescoord worden. Het eindcijfer is het gemiddelde van A en B. 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: • Berg, B. van den (red), (2013 – 2e herziene druk)), Geloof je het zelf?!, Bussum: Uitgeverij Coutinho • Een keus uit de methoden voor het vakgebied godsdienst/levensbeschouwing, te vinden in het studiecentrum: o Hellig Hart, o Hemel en Aarde, o Trefwoord, • Actuele artikelen uit krant en tijdschrift. • Teksten op Scholar 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Paul Brekelmans en Jan Bakker
128
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: KLE-224pc Levensbeschouwelijk begeleiden (voltijd) 1. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent • De student is nieuwsgierig naar de levensbeschouwelijke dimensie van het kind. • De student kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de interactie tussen hem en de leerlingen. • De student is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen Pedagogisch competent • De student kan de verschillende instrumenten en bronnen hanteren om de levensbeschouwelijke ontwikkeling van het kind te observeren. • De student kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen alle leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. • De student kan het individuele kind, zowel afzonderlijk als in de groep, begeleiden in zijn of haar levensbeschouwelijke ontwikkeling in de onderwijssituatie • De student kan belangrijke en ingrijpende thema’s van leerlingen op een professionele manier bespreekbaar maken in de les, rekening houdend met eigen waarden, de identiteit van de school en levensbeschouwelijke verschillen van de leerlingen. • De student kan eigen spiritualiteit inzetten in de begeleiding van kinderen. Vakinhoudelijk competent • De student kent de specifieke vakdidactiek van protestants-christelijk onderwijs. • De student kan (Bijbelse) verhalen vertellen in de context van de leef- en belevingswereld van de kinderen. • De student kan verhalen aanpassen aan verschillende situaties en het ontwikkelingsniveau van kinderen. • De student heeft kennis van de noodzaak van symbolische of creatieve werkvormen in de geloofscommunicatie. • De student kan verschillende creatieve werkvormen toepassen binnen het proces van de levensbeschouwelijke vorming van kinderen. Organisatorisch competent • De student kent de consequenties van werkvormen, differentiatievormen en levensbeschouwelijke werkvormen voor zijn organisatie. Competent in reflectie en ontwikkeling • De student is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. 2. Onderdeel van de OWE: Bijdragen aan de schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: Toetsing van de bovengenoemde eindkwalificaties
129
4. Beoordelingscriteria: • Student kan de levensbeschouwelijke vaardigheden van de klas analyseren. • Student kan een Bijbelverhaal bewerken tot een filmpje dat aansluit bij de analyse van de levensbeschouwelijke vaardigheden van de klas. • Student kan het filmpje gebruiken in een educatief ontwerp om de kinderen te begeleiden bij het ontwikkelen van hun levensbeschouwelijke vaardigheden van de klas. 5. Vakkennisbasis: Aansluiting kennisbasis (hierbij wordt gebruik gemaakt van de kennisbasis godsdienst / levensbeschouwing op de pabo, uitgegeven door de Besturenraad) Kerndeel 1.1 de student kan de specifieke bijdrage van gl aan de ontwikkeling van het godsdienstig/levensbeschouwelijk besef van kinderen beschrijven aan de hand van de drie kernconcepten van gl (zie 2.1). 3.1 de student kan de religieuze/levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen bevorderen en daarbij de traditie waarin de school staat een plaats geven. Profieldeel 2.1 de student kan voor gl leerstof ordenen op schoolniveau in leerlijnen voor groep 1 t/m 8. Hij houdt daarbij rekening met de drie kernconcepten van gl en met de psychologische inzichten van een levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen. 2.2 de student kan leerstof voor gl verbinden met actuele gebeurtenissen en met aanpalende aandachtsgebieden als sociaal-emotionele ontwikkeling, burgerschapsvorming, wereldoriëntatie, culturele en kunstzinnige vorming, geestelijke stromingen. Daarbij kan hij in het jaarprogramma expliciet aandacht creëren voor educaties die aansluiten bij gl, zoals vredeseducatie, dierendag. Hij kan hiervoor passend lesmateriaal ontwerpen. 2.3 de student kan verantwoord omgaan met bronnenmateriaal en dat ontsluiten voor leerlingen, door bronnen te plaatsen in hun historische en literaire context en eraan met de leerlingen betekenis te geven. 2.3 de student kan opvattingen en uitingen van kinderen plaatsen in het licht van de actuele cultureel-maatschappelijke context van het kind en hij onderkent het belang van beeldvorming in dit verband, onder andere via de media. 3.1 de student kan in grote lijnen de religieuze/levensbeschouwelijke en morele ontwikkeling van kinderen beschrijven. 3.2 de student kan in grote lijnen ontwikkelingstheorieën van psychologen als Kohlberg, Fowler, Jablonski en Vygotsky in verband brengen met de levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen; en de student kent de narratieve identiteitstheorieën van Egan, Parsons en Ricoeur. 4.1 de student kan bij actuele gebeurtenissen de samenhang van gl met andere vakgebieden benoemen en beredeneren hoe hij deze gebeurtenissen toegankelijk en begrijpelijk maakt voor leerlingen en hun betrokkenheid daarin verduidelijkt 6. Vormen van toetsing: De student maakt een werkstuk met daarin: • De student maakt een levensbeschouwelijke groepsportret en formuleert een levensbeschouwelijke ontwikkelingsvraag voor deze specifieke klas • De student maakt een filmpje van maximaal 2 minuten waarin een zelf gekozen Bijbelverhaal wordt verteld aan deze specifieke klas om hen te begeleiden bij hun ontwikkelingsvraag. Dit filmpje mag eventueel door twee mensen gemaakt worden. • De student ontwerpt, op basis van het kindportret (1) en het filmpje (2) een programma, dat klassikaal gegeven kan worden.
130
7. Cesuur: Voor elk van de onderdelen van de opdracht krijgt de student een cijfer van 1 – 10. Een 5 kan gecompenseerd worden, een 4 of lager betekent dat dit onderdeel moet worden over gedaan. Het cijfer wordt bepaald door het gemiddelde van de cijfers voor de verschillende onderdelen. 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Verplicht: • Berg, B. van den, Avest, I. ter, Kopmels, T. (2e herziene druk 2013) ‘Geloof je het zelf?’. Bussum: Uitgeverij Coutinho Aanbevolen: • Diverse artikelen op www.samenonderwijsmaken.nl, doorklikken naar Dialoog School 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Tom Schoemaker en Jan Bakker
131
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KLE-225D OO/RK/PC (deeltijd)
1. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent • De student kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de interactie tussen hem en de leerlingen, en weet hoe de openbare, katholieke of protestantse identiteit hier een rol in speelt. • De student is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen. • De student toont de vaardigheden van de dialoog en kan een dialogisch gesprek voeren. Pedagogisch competent • De student kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen alle leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. Vakinhoudelijk competent • De student kent de specifieke vakdidactiek van het levensbeschouwelijk onderwijs. • De student heeft kennis van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van levensbeschouwing Competent in reflectie en ontwikkeling • De student is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. 2. Onderdeel van de OWE: Bijdrage aan de schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: Zie boven bij punt 1: Eindkwalificaties. 4. Vakkennisbasis: N.v.t. 5. Beoordelingscriteria: • De student kan concreet invulling geven aan het begrip levensbeschouwelijke ontwikkeling. • De student kan een beschrijving geven van de beginsituatie (de zone van de actuele ontwikkeling) van de levensbeschouwelijke identiteit van het kind. • De student kan aan de hand van levensvragen een levensbeschouwelijk gesprek voeren, waarbij rekening wordt gehouden met de levensbeschouwelijke verschillen van de leerlingen. • De student toont inzicht in de verschillen op dit gebied in de praktijk van het p.-c./r.-k./ooonderwijs. • De student verdiept zich in de identiteit van de gekozen richting. 6. Vormen van toetsing: Schriftelijk werkstuk waarin • de levensbeschouwelijk ontwikkeling van de groep wordt beschreven (10 pnt) • een opzet van een korte lessenserie, project, serie gesprekken, viering of themafeest wordt gemaakt, rekening houdend met de bovengenoemde ontwikkeling (10 pnt) 132
• •
de verschillende levensbeschouwelijke achtergronden in de klas worden gebruikt als rijke leeromgeving (5) de student rekening houdt met de gekozen denominatieve richting (10)
7. Cesuur: Minimale score: cijfer 6 35 punten cijfer 10 31 punten cijfer 9 28 punten cijfer 8 24 punten cijfer 7 20 punten cijfer 6 8. Niveau: Kernfase niveau 2
16 punten 12 punten 8 punten 4 punten Minder dan 4 punten
cijfer 5 cijfer 4 cijfer 3 cijfer 2 cijfer 1
9. Literatuur: • •
Berg, B. van den (red), (2013 – 2e herziene druk), Geloof je het zelf?!, Bussum:Uitgeverij Coutinho Een keuze uit een reader voor verdieping met betrekking openbaar onderwijs, katholiek onderwijs of protestants onderwijs.
10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Arris Lueks en Tom Schoemaker
133
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KLE-231 OO Zingeving en dialoog (voltijd)
1. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent • De student kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de interactie tussen hem en de leerlingen. • De student toont de vaardigheden van de dialoog en kan een dialogisch gesprek voeren. • De student is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen Pedagogisch competent • De student kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen alle leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. • De student kan belangrijke en ingrijpende thema’s van leerlingen op een professionele manier bespreekbaar maken in de les, rekening houdend met eigen waarden, de identiteit van de school en levensbeschouwelijke verschillen van de leerlingen. • De student gaat respectvol om met de kinderen en zorgt dat deze ook op respectvolle wijze met elkaar omgaan. • De student geeft ruimte aan iedere mening, visie, opvatting of overtuiging. • De student heeft het uitgangspunt dat iedere waarheid even waar is. • De student stimuleert leerlingen tot een actieve vragende houding. • De student leert leerlingen kritisch te kijken naar zichzelf en de eigen opvattingen, en anderen en hun opvattingen. Vakinhoudelijk competent • De student kent de specifieke vakdidactiek van het openbaar onderwijs. • De student is in staat om die momenten te herkennen die de mogelijkheid bieden tot een levensbeschouwelijk gesprek. • De student stimuleert waardecommunicatie en het ontwikkelen van waardeoordelen. • De student kan ethische vraagstukken bespreekbaar maken. • De student kan aangeven welke visie op burgerschapsvorming goed bij het openbaart onderwijs past. Organisatorisch competent • De student kent de consequenties van werkvormen, differentiatievormen en levensbeschouwelijke werkvormen voor zijn organisatie. Competent in reflectie en ontwikkeling • De student is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. 2. Onderdeel van de OWE: Bijdrage aan de schoolorganisatie 2.3 3. • • •
Doel van deze deeltoets: De student kent de diverse theorieën rond zingeving. De student kent de levensbeschouwelijke ontwikkeling bij kinderen. De student is in staat een levensbeschouwelijk gesprek te voeren en kent de diverse leerkrachtrollen.
134
•
De student kan de koppeling maken tussen burgerschapsvorming en levensbeschouwelijk onderwijs.
4. Vakkennisbasis: Uit de kennisbasis voor geestelijke stromingen. Kerndeel: 2.1 De student kan toelichten dat “verbinding” het kernconcept is binnen actieve pluriformiteit, burgerschapsvorming en identiteitsontwikkeling. 5. Beoordelingscriteria: • • • • •
De student toont inzicht in twee visies op zingeving en levensbeschouwing. De student kan deze visies gebruiken om inzicht te krijgen de levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen. De student herkent situaties die zich lenen voor het voeren van een levensbeschouwelijk gesprek. De student kan vragen stellen die leiden tot een levensbeschouwelijk gesprek. De student kan een moeilijk thema bespreekbaar maken. De student heeft inzicht in de relatie tussen burgerschapsvorming, openbaar onderwijs en levensbeschouwelijke vorming. De student kan levensvragen en morele vragen formuleren.
6. Vormen van toetsing: Schriftelijk tentamen, open vragen. 7. Cesuur: Minimale score: cijfer 6 35 punten 31 punten 28 punten 24 punten 20 punten 8. Niveau: Kernfase niveau 2
cijfer 10 cijfer 9 cijfer 8 cijfer 7 cijfer 6
16 punten 12 punten 8 punten 4 punten Minder dan 4 punten
cijfer 5 cijfer 4 cijfer 3 cijfer 2 cijfer 1
9. Literatuur: • Berg, B. van den (red), (2013 – 2e herziene druk), Geloof je het zelf?!, Bussum: Uitgeverij Coutinho • Reader ‘Zingeving en dialoog’ • Lesstof 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Arris Lueks en Stephan Verhees
135
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KLE-233rk Verhalen en symbolen (voltijd)
1. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent • De student kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de interactie tussen hem en de leerlingen. • De student toont de vaardigheden van de dialoog en kan een dialogisch gesprek voeren. • De student is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen Pedagogisch competent • De student kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen alle leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. • De student kan belangrijke en ingrijpende thema’s van leerlingen op een professionele manier bespreekbaar maken in de les, rekening houdend met eigen waarden, de identiteit van de school en levensbeschouwelijke verschillen van de leerlingen. Vakinhoudelijk competent • De student kent de specifieke vakdidactiek van het katholiek onderwijs. • De student kent het belang en de functie van verhalen, symbolen en rituelen binnen levensbeschouwelijke stromingen in het algemeen en binnen het christendom in het bijzonder. • De student weet verhalen, symbolen en rituelen een centrale plaats te geven in het vakgebied godsdienst/levensbeschouwing. • De student heeft globale kennis van de opbouw van de Bijbel en heeft een visie op het verstaan van de Bijbelverhalen. • De student kan enkele interpretatiemodellen van de Bijbelverhalen hanteren. • De student kan deze kennis en visie toepassen op minstens twee kinderbijbels. • De student kan een symbolentafel ontwerpen bij een Bijbelverhaal. Competent in samenwerking met collega’s • De student kan met een medestudent een symbolentafel ontwerpen en presenteren aan overige medestudenten. Competent in reflectie en ontwikkeling • De student is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. 2. Onderdeel van de OWE: PA-Sch 2.3 Bijdragen aan Schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: Zie punt 1: Eindkwalificaties. 4. Vakkennisbasis: Ontleend aan Kennisbasis godsdienst/levensbeschouwing RK. Zagers, M. (2014). Kennisbasis godsdienst/levensbeschouwing RK. Uitg. VKLO 5. Beoordelingscriteria: • De student toont aan kennis te hebben van de functie van verhalen, symbolen en rituelen 136
• • • • • • • •
binnen levensbeschouwelijke stromingen in het algemeen en binnen het christendom in het bijzonder. De student toont aan verhalen, symbolen en rituelen een centrale plaats te kunnen geven in het vakgebied godsdienst/levensbeschouwing. De student beschrijft in eigen woorden de achtergrond en betekenis van een van de sacramenten De student toont aan globale kennis te hebben van de opbouw van de bijbel. De student kan verschillende interpretatiemodellen van de Bijbelverhalen hanteren. De student kan zijn visie op het verstaan van de Bijbelverhalen en de persoon van Jezus Christus met argumenten uit literatuur onderbouwen. De student toont aan deze visie te kunnen toepassen op enkele kinderbijbels. De student toont en bespreekt de door hemzelf ontworpen symbolentafel met de medestudenten. De student kan zijn persoonlijke visie op Jezus plaatsen in het grotere geheel van de katholieke traditie.
6. Vormen van toetsing: • Schriftelijk werkstuk met 10 open vragen. • Presenteren van de ontworpen symbolentafel, welke in het werkstuk wordt beschreven. 7. Cesuur: Minimale score: cijfer 6 De student krijgt een cijfer van 1 – 10 voor het schriftelijke werkstuk en een cijfer van 1 – 10 voor de presentatie. Het eindcijfer wordt bepaald door het gemiddelde van deze twee cijfers. 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: 10. Berg, B. van den (red), (2013 – 2e herziene druk), Geloof je het zelf?!, Bussum: Uitgeverij Coutinho 11. Een keus uit de methoden voor het vakgebied godsdienst/levensbeschouwing, te vinden in het studiecentrum: a. Hellig Hart b. Hemel en Aarde c. Trefwoord 12. Actuele artikelen uit krant en tijdschrift 13. Teksten op Scholar 14. Aanspreekpersoon voor deze toets: Jan Bakker en Paul Brekelmans
137
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KLE-234 PC Waardevol onderwijs (voltijd)
• Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent De student is nieuwsgierig naar de levensbeschouwelijke dimensie van het kind. De student kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de interactie tussen hem en de leerlingen. De student is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen Pedagogisch competent De student kan de verschillende instrumenten en bronnen hanteren om de levensbeschouwelijke ontwikkeling van het kind te observeren. De student kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen alle leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. De student kan het individuele kind, zowel afzonderlijk als in de groep, begeleiden in zijn of haar levensbeschouwelijke ontwikkeling in de onderwijssituatie De student kan belangrijke en ingrijpende thema’s van leerlingen op een professionele manier bespreekbaar maken in de les, rekening houdend met eigen waarden, de identiteit van de school en levensbeschouwelijke verschillen van de leerlingen. De student kan eigen spiritualiteit inzetten in de begeleiding van kinderen. Vakinhoudelijk competent De student kent de specifieke vakdidactiek van openbaar, protestants-christelijk of rooms-katholiek Organisatorisch competent De student kan een schoolviering of een project organiseren De student kent de consequenties van werkvormen, differentiatievormen en levensbeschouwelijke werkvormen voor zijn organisatie. De student kan de levensbeschouwelijke diversiteit in zijn groep managen en toepassen in zijn groep. Competent in reflectie en ontwikkeling De student is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. • Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.3. • Doel van deze deeltoets: Het aantonen van de eindkwalificaties •
Aansluiting kerndoelen: (Hierbij wordt gebruik gemaakt van de kennisbasis godsdienst / levensbeschouwing op de pabo, uitgegeven door de Besturenraad)
Kerndeel 1.1 de student kan de specifieke bijdrage van gl aan de ontwikkeling van het godsdienstig/levensbeschouwelijk besef van kinderen beschrijven aan de hand van de drie kernconcepten van gl (zie 2.1). 1.2 de student kan toelichten welke bijdrage gl kan leveren aan de realisatie van de kerndoelen voor het pc basisonderwijs. 2.1 de student kan de drie kernconcepten van gl beschrijven en hun onderlinge relatie aan de hand 138
van voorbeelden illustreren: (…) Kernconcept 3. Inzicht in en betrokken zijn op de wereld waarin de mens leeft en waarvan de mens deel uitmaakt. 2.3 de student kan contextueel denken en betekenissen toedichten aan verhalen Hij kan: • religieuze duidingen en handelingen (symbolen/riten) als zodanig duiden • gedachten en meningen over mens, wereld, god plaatsen in historisch en actueel perspectief. • er rekening mee houden dat gedrag en Ideeën van mensen door tijd, situatie en Achtergrond worden bepaald. 2.5 de student kan betekenis geven aan de christelijke traditie in de context van de leefwereld van kinderen en de samenleving waarin zij leven. 3.1 de student kan de religieuze/ Levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen bevorderen en daarbij de traditie waarin de school staat een plaats geven. Profieldeel 1.2 de student kan in het kader van gl praktijkgericht onderzoek doen naar vormen van godsdienstige/levensbeschouwelijke vorming, zoals de betekenis van 139xcel139e139139e139len voor deze vorming, de rol van vieren in de school, of het omgaan met diversiteit in deze vorming. 2.2 de student kan leerstof voor gl verbinden met actuele gebeurtenissen en met aanpalende aandachtsgebieden als sociaal-emotionele ontwikkeling, burgerschapsvorming, wereldoriëntatie, culturele en kunstzinnige vorming, geestelijke stromingen. Daarbij kan hij in het jaarprogramma expliciet aandacht creëren voor educaties die aansluiten bij gl, zoals vredeseducatie, dierendag. Hij kan hiervoor passend lesmateriaal ontwerpen. 2.3 de student kan opvattingen en uitingen van kinderen plaatsen in het licht van de actuele cultureel-maatschappelijke context van het kind en hij onderkent het belang van beeldvorming in dit verband, onder andere via de media. 4.1 de student kan bij actuele gebeurtenissen de samenhang van gl met andere vakgebieden benoemen en beredeneren hoe hij deze gebeurtenissen toegankelijk en begrijpelijk maakt voor leerlingen en hun betrokkenheid daarin verduidelijkt • Beoordelingscriteria: Competent in reflectie en persoonlijke ontwikkeling • Student kiest een waarde • Student werkt de waarde inhoudelijk uit • Student geeft een persoonlijke motivatie voor deze waarde • Student kiest Bijbelverhaal ter verdieping van deze waarde en licht dit toe Pedagogisch competent • Student analyseert verschillende leiderschapsstijlen en rollen aan de hand van haar waarde • Student ontwikkelt een eigen leiderschapsstijl / -rol aan de hand van haar eigen waarde Student kan haar waarde, in een concrete situatie, koppelen aan de verschillende ontwikkelingsfasen (cognitief, moreel en emotioneel) van een kind en hier professioneel naar handelen. • Vormen van toetsing: Werkstuk met daarin de onder 5 genoemde opdrachten. • Cesuur: De student krijgt een cijfer van 1 – 10 voor het bezinningsdeel en een cijfer van 1 – 10 voor het ontwerp. Het eindcijfer wordt bepaald door het gemiddelde van deze twee cijfers. Een 6 is 139
voldoende. Een 5 kan gewogen worden binnen de 3 toetsen voor levo in de kernfase, maar als hiervoor gekozen wordt, vervalt het recht op het certificaat pc. Een 4 betekent automatisch herkansing. • Niveau: Kernfase niveau 2 • Literatuur: Verplicht: • Berg, B. van den, Avest, I. ter, Kopmels, T. (2e herziene druk 2013). ‘Geloof je het zelf?’. Bussum: Uitgeverij Coutinho Aanbevolen: • Diverse artikelen op www.samenonderwijsmaken.nl, doorklikken naar Dialoog School • Aanspreekpersonen voor deze toets: Tom Schoemaker en Jan Bakker
140
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KLE-235D OO/RK/PC (deeltijd)
1. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent De student: • Kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de interactie tussen hem een de leerling. • Is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen. • is in staat samen met de leerlingen, vanuit gedeelde waarden, te bouwen aan een democratische levensvorm. • Is zich bewust van zijn eigen waarden en zijn eigen bevlogenheid voor de gekozen denominatie: PC, RK of OO. Pedagogisch competent De student: • kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen de leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. • Biedt de leerlingen een rijke levensbeschouwelijke leeromgeving waarbinnen de leerlingen gestimuleerd worden om zelf ontdekkingen te doen voor de vorming van hun eigen levensbeschouwing. Vakinhoudelijk competent. De student: • Herkent levensbeschouwelijke thema’s en kan inspelen op de levensvragen van de groep. • Kent de verschillende visies op burgerschapsvorming en kan de koppeling maken tussen burgerschapsvorming en levensbeschouwing. • Is in staat om vanuit een kritisch democratische houding aandacht te schenken aan het vak burgerschapsvorming. • Weet hoe belangrijk ‘het vieren’ op een school is en kan meehelpen een viering vorm te geven, organisatorisch en inhoudelijk, met verhalen, drama, symbolen en rituelen. • Is in staat om een gesprek over levensbeschouwelijke waarden te voeren. Organisatorisch competent. De student: • Kent de consequenties van werkvormen, differentiatievormen en levensbeschouwelijke werkvormen voor zijn organisatie. • Zorgt ervoor dat elke leerling zich gehoord en gerespecteerd weet en voelt. Competent in reflectie en ontwikkeling. De student: • Is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. 2. Onderdeel van de OWE: Bijdrage aan de schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: De student: • kent de levensbeschouwelijke ontwikkeling bij kinderen. • is in staat een viering vorm te geven, zowel organisatorisch als inhoudelijk. • is in staat een levensbeschouwelijk gesprek over warden te voeren. • kan een koppeling maken tussen burgerschapsvorming en levensbeschouwelijk onderwijs. 141
4. Vakkennisbasis: N.v.t. 5. Beoordelingscriteria: De student: • Kan concreet invulling geven aan het begrip levensbeschouwelijke ontwikkeling. • Kan inhoudelijke en theoretisch een viering vormgeven. • Kan een persoonlijke kijk op de gekozen waarde motiveren en kan deze pedagogisch verantwoorden. • Kan met de gekozen viering aansluiten bij een maatschappelijke actualiteit. • Kan de koppeling maken tussen burgerschapsvorming en levensbeschouwelijk onderwijs. 6. Vormen van toetsing: Schriftelijk werkstuk waarin: • Gekozen wordt voor een viering. • A.d.h.v. een gekozen viering een bezinning plaats vindt op een persoonlijke waarde. • Een visie wordt gegeven op de koppeling van burgerschapsvorming en levensbeschouwing. 7. Cesuur: Minimale score: cijfer 6 35 punten cijfer 10 31 punten cijfer 9 28 punten cijfer 8 24 punten cijfer 7 20 punten cijfer 6 8. Niveau: Kernfase niveau 2
16 punten 12 punten 8 punten 4 punten Minder dan 4 punten
cijfer 5 cijfer 4 cijfer 3 cijfer 2 cijfer 1
9. Literatuur: • Berg, B. van den (red), (2013 – 2e herziene druk), Geloof je het zelf?!, Bussum: Uitgeverij Coutinho 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Arris Lueks en Tom Schoemaker
142
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: (K)NO-200 Natuuronderwijs 1. Eindkwalificaties: Het betreft een kennismodule (kennistoets kernfase natuuronderwijs) heeft uitsluitend betrekking op vakinhoudelijke competentie niveau 2 2. Onderdeel van de OWE: Lesgeven 2.3 3. Doel van deze deeltoets: Begrippenkennis eigen maken en samenhang inzien van belangrijke onderdelen van de kennisbasis voor natuuronderwijs. 4. Kennisbasis: Meijerink, (2012) beschrijft in de Kennisbasis voor NO vrij globaal en op meso-niveau wat voor het vak relevant is. Zaken die voor deze OWE van toepassing zijn: kernconcepten als ‘eenheid in verscheidenheid’, ‘causaliteit’, ‘materie en energie’, ‘systemisch denken’ en inzicht in ‘vorm en functie’ en de ‘wisselwerking tussen gebeurtenissen’. Op blz. 36 van genoemde publicatie wordt dit iets gedetailleerder maar nog steeds in algemene bewoordingen uitgewerkt. Feitelijk valt deze hele OWE onder de tekst op blz. 38, waar Meijerink schrijft: “Het ontwikkelen van kennis van en inzicht in begrippen uit de biologie, natuurkunde, scheikunde en techniek. Waaronder de gehele leerstof uit deze OWE valt te scharen. 5. Beoordelingscriteria: Stof uit het boek: Natuurlijk beginnen (zie literatuur ↓) Deel 2: Planten Hoofdstuk 6: Functie van zaadplanten (alleen § 6.1, 6.2 en 6.3) Deel 3: Dieren Hoofdstuk 7: Ordening (alleen § 7.2, 7.4, 7.7, 7.8 en 7.9) Deel 4: Mensen Hoofdstuk 10: Bouw en functie Hoofdstuk 11: Voeding Deel 5: Verschijnselen uit de natuur Hoofdstuk 13: Heelal, weer en klimaat (alleen § 13.1) 6. Vormen van toetsing: MC-toets die 4x per jaar wordt aangeboden maar studenten hebben slechts 2 trekkingskansen. 7. Cesuur: 0-27%: 1 28-36%: 2 37-45%: 3 46-54%: 4 55-63%: 5 64-72%: 6 73-81%: 7 82-90%: 8 91-99%: 9 100% : 10 Bij cijfer 6 of hoger: voldaan. Cijfer 5 mag gecompenseerd worden met een 7 of hoger uit één van de onderdelen KGS-200 of KAA-200 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: 143
Oostendorp-Bourgonjon, C.L. | ISBN-13: 9789001662905|Natuurlijk Beginnen |Groningen/Houten: Noordhoff uitgevers Hoofdstuk: 6, 7, 10, 11 en 13 (alleen bovengenoemde paragrafen) 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Pjotr Timmerman en Jaap Dekker
144
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: KZ-231 Keuzelijn 1: Werken aan je pop 1. Eindkwalificaties: De student heeft op grond van het keuzeaanbod vanuit een van de vijf leergebieden zich verdiept in literatuur, kan zijn competentieontwikkeling aantonen en verantwoorden wat de meerwaarde van deze ontwikkeling is geweest voor het functioneren op team of groepsniveau binnen het onderwijs. 2. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: Verdieping en/ over verbreding van de eigen leerkracht-competenties.
Vakkennisbasis: A. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 C. Kwaliteit en innovatie C1 5. Beoordelingscriteria: De student heeft zich binnen de opleiding op het vlak van een specifiek leergebied vanuit de lerarenopleiding verdiept en kan aantonen dat hij zich verder heeft verdiept op minimaal een van de onderstaande competenties op niveau 2 ( kernfase) • Interpersoonlijke competentie • Pedagogische competentie • Vakinhoudelijke en vakdidactische competentie • Organisatorische competentie Daarnaast laat de student zien dat hij op het leerproces kan reflecteren en aan kan geven in welke mate zijn opvattingen over het vakgebied zijn aangepast. 4.
6. Vormen van toetsing: De vorm van toetsing kan per student verschillen. Wel wordt ieder aanbod binnen dit deel van de keuzelijn getoetst binnen HAN-SIS beoordeeld met een cijfer. Voor de toetsvorm wordt verwezen naar het document waarin alle keuzemogelijkheden binnen dit onderdeel nader worden omschreven (zie Scholar). 7. Cesuur: De vorm van beoordeling kan per student verschillen. Wel wordt ieder aanbod binnen dit deel van de keuzelijn getoetst en in HAN-sis beoordeeld met een cijfer. Voor de beoordelingswijze wordt verwezen naar het document waarin alle keuzemogelijkheden binnen dit onderdeel nader worden omschreven (zie Scholar). 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Ieder aanbod binnen deze categorie vraagt van de student om verdieping in de literatuur. In de bijlage van dit document wordt per onderdeel aangegeven welke literatuur bestudeerd dient te worden (zie Scholar). 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Teamleider kernfase
145
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: LE-221, Levo –inventarisatieopdracht 1. Eindkwalificaties: Competent in samenwerking met collega’s • de student weet wat onder schoolcultuur verstaan wordt, kan een relatie leggen tussen traditie en identiteit van de school en kan dit in een concrete school onderzoeken. • de student maakt kennis met de denominatieve identiteit van de (stage)school en kan aan een gesprek over die identiteit deelnemen. • is bereid en in staat het persoonlijk werkconcept te bespreken en na te gaan hoe het concept zich verhoudt met het beleid of de identiteit van de school. • kan de visie op levensbeschouwelijk onderwijs verbinden met de praktijk van de basisschool. Competent in reflectie en ontwikkeling • is zich bewust van zijn eigen positie en mening ten aanzien van zijn culturele en levensbeschouwelijke opvattingen. • kan zijn eigen positie en mening in deze verwoorden en onderbouwen en is bereid dat te doen. • is bereid en in staat te reflecteren op de eigen beroepsidentiteit / persoonlijk werkconcept. 2. Onderdeel van de OWE: Deze opdracht maakt deel uit van OWE Bijdrage aan de schoolorganisatie 2.3. 3. Doel van deze deeltoets: Zie eindkwalificaties 4. Vakkennisbasis: N.v.t. 5. Beoordelingscriteria: • Heeft de student een goede beschrijving gegeven van de visie van de school? • Heeft de student een goede beschrijving gegeven van de levensbeschouwelijke diversiteit op de school, met betrekking tot leerlingenpopulatie en docenten? • Heeft de student een goed beeld gegeven van hoe de levensbeschouwelijke identiteit in de praktijk wordt uitgewerkt in lessen, omgangsregels, vieringen, methoden en andere zaken? • Heeft de student een goed beeld gegeven hoe twee leerkrachten vorm geven aan de identiteit van de school? • Heeft de student zijn eigen idealen met betrekking tot de levensbeschouwelijke identiteit van een basisschool helder en concreet verwoord? 6. Vormen van toetsing: Student maakt een werkstuk aan de hand van een aantal inventarisatievragen. 7. Cesuur: De mentor in de stage geeft per criterium feedback op het feedbackformulier. De mentor geeft een voldoende wanneer de student serieus aan de opdracht gewerkt heeft en de resultaten overeenkomen met de werkelijkheid op deze stageschool. 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Reader ‘Identiteit van scholen’ op Scholar 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Arris Lueks en Jan Bakker
146
Blauwdruk voor deeltoets: LO-200 eindcontrole 1. Eindkwalificaties: Basiskennis en vaardigheden voor het beroep op het gebied van logopedie 2. Onderdeel van de OWE: OWE Schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: De student toont of aan de logopedische eisen is voldaan 4. Vakkennisbasis: Niet van toepassing 5. Beoordelingscriteria: Aanleiding: Een student die nog niet heeft voldaan aan de eisen voor logopedie in de propedeuse dient aan het eind van de kernfase alsnog aan te tonen aan de logopedische eisen te hebben voldaan. Het stappenplangesprek uit de propedeuse is het uitgangspunt geweest voor een individueel traject. De student laat in een mondeling assessment de benodigde vaardigheden zien, die door de sectie logopedie wordt beoordeeld. De beoordelingscriteria zijn identiek aan die bij LO-111. 6. Vormen van toetsing: Mondeling assessment van logopedische criteria. Het doel van dit onderzoek is om in een korte tijd een zo realistisch mogelijk beeld te vormen van de praktische vaardigheden passend bij een professioneel beroepsspreker in het basisonderwijs. Belangrijkste criteria hierbij zijn: o Stemkwaliteit: mate van helderheid/heesheid (afwijkend is G>1) bij vertel/voorleesstem. Uitgangspunt voor de screening is niet het vaststellen van heesheid, maar eerder het waarderen van de graad en het opsporen van stemkwaliteitsverschillen in tijd. Heesheid dient gezien te worden als een signaal en niet als een stoornis die een spreekberoep verhinderd. o Dynamiek: de technische vaardigheid om met minimale hoor-/zichtbare inspanningen en een juiste adem-stemkoppeling een voldoende luidheid te kunnen maken (doel >85dB bij een gemiddelde spreekstemhoogte en volle resonans). Eveneens wordt de mogelijkheid tot zachte stemgeving (niet fluisterend) beoordeeld. o Variatie in melodie: zowel bij de zang- als spreekstem een gevarieerd, melodische stemgeving met een minimale keelinspanning en zonder kwaliteitsverandering. Middels een fonetogram kan men objectief vaststellen of er een melodische omvang van minimaal twee octaven aanwezig is. o De lichaamshouding is actief, symmetrisch, ontspannen en ondersteunt een stabiele fonatie en wordt ondersteund door een juiste attitude 7. Cesuur: Normering: 7: voldaan 5: niet voldaan 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Geen 10. Aanspreekpersoon voor deze toets: Leo Meulenbroek
147
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
NE-230L (landelijke kennisbasistoets taal)
1. Eindkwalificaties: Vakinhoudelijke competentie 2. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: Toetsing van de landelijke kennisbasis taal 4. Vakkennisbasis: In onderstaand schema is de relatie tussen de hoofdcategorieën uit de toetsmatrijs en de domeinen uit de kennisbasis Nederlands weergegeven. Hoofdcategorie A. Mondelinge taalontwikkeling
Domeinen uit de kennisbasis 1.Mondelinge taalvaardigheid 2. Woordenschat
B. Schriftelijke taalontwikkeling
3. Beginnende geletterdheid 4. Voortgezet technisch lezen 7. Jeugdliteratuur (slechts ten dele)
C. Begrijpend lezen en schrijven
9. Spelling 5. Begrijpend lezen 6. Stellen
D. Taalkunde
8. Taalbeschouwing
Alleen de kenniselementen uit de kwadranten 1. ‘Wat: leerinhoud en 3. Wat/waarom: fundament’ van de negen domeinen uit de kennisbasis zijn in de toetsmatrijs opgenomen.
5. Beoordelingscriteria: Worden landelijk vastgesteld
148
6. Vormen van toetsing: Digitaal; landelijke toets 7. Cesuur: Deze wordt landelijk vastgesteld 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: • Huizenga, H. & Robbe, R. (2009). Taalonderwijs ontwerpen. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. • Huizenga, H. (2010). Serie Taal & Didactiek: Aanvankelijk en technisch lezen. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. • Huizenga, H. (2010). Serie Taal & Didactiek: Spelling. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. • Meelis-Voorma, T., E.A. (2012). Jeugdliteratuur voor de beroepspraktijk. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. • Nulft, Van Den D. & Verhallen, M. (2009). Met woorden in de weer. Bussum: Coutinho 10. Aanspreekpersoon voor deze toets: Rutger Smabers
149
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: PLE‐200 schriftelijke toets peda en levo 1. Eindkwalificaties: • bijdragen aan schoolontwikkeling ( po) • met de toets laat de student zijn ontwikkeling zien op de interpersoonlijke, pedagogische en vakinhoudelijke‐didactische competenties 2. Onderdeel van de owe: • Schoolorganisatie 2.3 Onderwijs van eigen makelij 3. Doel van deze deeltoets: • de student toont zijn vakkennis op het vlak van pedagogiek en levensbeschouwing aan om binnen de beroepspraktijk vanuit diepere inzichten af te kunnen stemmen op de verschillen tussen leerlingen. 4. Generieke kennisbasis: • levensbeschouwelijke vorming • leerpsychologie • ontwikkelingspsychologie • sociale psychologie • vernieuwingsonderwijs, adaptief onderwijs en de • pedagogische taak • didactiek en organisatie • zorgverbreding en onderzoek • geestelijke stromingen 5. Beoordelingscriteria: de student: • laat kinderen in hun waarde • luistert naar kinderen en reageert op hen • verdiept zich in de leefwereld van de kinderen • verdiept zich in de ontwikkeling van het kind • is nieuwsgierig naar het verhaal van het kind • is in staat zijn eigen oordeel op te schorten en zo objectief mogelijk de basisbehoeften te onderzoeken. 6. Vormen van toetsing: Digitale toets met 85 meerkeuzevragen Cesuur:
Total Score
0-38% 39-44% 45-54% 55-62% 63-70% 71-78% 79-85% 85-92% 93-98% 99-100%
Cijfer
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
150
• •
80 ‐ 82 = 9 83 ‐ 85= 10
7. Niveau: Kernfase niveau 2 8. Literatuur: Pedagogiek: Vernieuwingsonderwijs,adaptief onderwijs en de pedagogische taak Bas, J. de (2008). Burgerschapvorming, jong gedaan, oud geleerd. JSW, H. 2, 4, 6, 8 en 10 Bongaards, B., & Sas, J. (2012). Praktijkboek leerlingenzorg. Groningen/Houten: Wolters‐Noordhoff, H.2. Eijkeren, M. van (2005). Werken in het basisonderwijs. Baarn: HBuitgevers, H. 3. Sociale psychologie Alblas, G., Endeman, A., & Heinstra, R. (2011). Praktische psychologie voor leren en onderwijzen. Groningen: Wolters-Noordhoff, H. 4. Zorgverbreding en onderzoek Eijkeren, M. van (2013). Pedagogisch‐didactisch begeleiden. Baarn: HBuitgevers, H. 1. Bongaards, B., & Sas, J. (2012). Praktijkboek leerlingenzorg. Groningen/Houten: Wolters‐Noordhoff , H.16 ( zie pagina’s op Scholar). Didactiek en organisatie Eijkeren, M. van (2013). Pedagogisch‐didactisch begeleiden. Baarn: HBuitgevers, H.10 en H. 11. Ontwikkelingspsychologie Hendriksen, J.L.N., Dijkstra, H., & Stoverinck-Bosman, W. (2011). Het verhaal van het kind. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff, H. 8. Leerpsychologie Oosterheert, I. (2011). Leren over leren, praktische leerpsychologie voor het basisonderwijs. Groningen /Houten: Wolters-Noordhoff, H. 2. Levensbeschouwelijke vorming: Idema, E. (2012). Een wereld vol geloof, basiskennis wereldgodsdiensten. Amersfoort: Kwintessens, H. 2, 3, 4, 5 en 6. Lueks, A. , De reader LE-121 Geestelijke stromingen, blz. 14‐17. 9. Aanspreekpersonen voor deze toets: Henk Boer en Tom Schoemaker
151
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: WI-230L (landelijke kennisbasistoets rekenen-wiskunde) 1. Eindkwalificaties: Vakinhoudelijke competentie 2. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: Toetsing van de landelijke kennisbasistoets rekenen/wiskunde Student heeft vier mogelijkheden en twee kansen vanaf het derde semester van de kernfase 4. Vakkennisbasis 1. kennisfundament rekenen-wiskunde, wiskunde = context →→→verticaal
mathematiseren (reken-wiskunde inhouden van de onderbouw van het VO). 2. maatschappelijke relevantie en verstrengeling, maatschappij = context →→→horizontaal mathematiseren de student kan uit de realiteit gedestilleerde wiskunde met wiskundige middelen aanpakken. 3. reken-wiskundige kennis vertaald naar en gekoppeld aan recente vakdidactische inzichten, de student kent strategieën op verschillende abstractieniveaus – contextgebonden, met modellen of materialen en formeelabstract . 5. Beoordelingscriteria: Worden landelijk vastgesteld 6. Vormen van toetsing: Digitaal; landelijke toets N.B. Aan deze deeltoets mag alleen vanaf het derde semester van de kernfase worden deelgenomen. 7. Cesuur: Wordt landelijk vastgesteld 8. Niveau: niveau 2 9. Literatuur: - Wil Oonk, e.a. (2011). Rekenen – wiskunde in de praktijk. Kerninzichten. Noordhoff Uitgevers, Groningen/Houten. ISBN 978-90-01-77096-9 - Oefendocumenten op scholar (bronnen: Peter Ale en Martine v Schaik (2011). Rekenen + wiskunde uitgelegd. Coutinho. Bussum. ISBN 978-90-469-0272-1 en Reichard, L.A. e.a. (2013). Getal &Ruimte rekenboek tweede fase. EPN, Houten. ISBN 978 90 11 21000 4) 10. Aanspreekpersoon voor deze toets: Heleen Rotman
152
153
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: WW-211 Werkweek Zevenaar / buiten gewoon spelen 1. Eindkwalificaties: Bijdrage aan de schoolorganisatie 2. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.1: Onderwijs van eigen makelij 1 3. Doel van deze deeltoets: Je leert samen met medestudenten in een gevarieerde omgeving die de benodigde uitdaging en prikkels geeft om het leerproces optimaal te stimuleren (sociaal constructivisme). Daarnaast geef je een voorbeeld hoe de studenten dit met de kinderen kunnen uitvoeren. De studenten voeren een eigen ontworpen sport‐ en speeldag aan het einde van de week uit met leerleerlingen. 4. Vakkennisbasis: Uit de kennisbasis: Bewegen in brede context 4.2 Bewegen in de ruimten binnen en rond een basisschool waar kinderen bewegen en de organisatorische verbanden waarin bewegingsactiviteiten aangeboden worden. Verschillende bewegingsruimten in en rond de school zijn: het schoolplein, het schoolgebouw, het klaslokaal, de buurtspeelplaats, het sportcomplex, het zwembad, park, bos, strand, water en de ijsbaan, speelparadijs en multifunctionele sport- en beweegparken. De verschillende organisatorische verbanden in en rond de school zijn: sport- en speldagen, sporttoernooien, wandelvierdaagse, schoolkamp, thema-activiteiten, sportstimuleringsprojecten en brede school- en verlengde schooldagactiviteiten. Leerkrachten met de smalle en brede bevoegdheid dienen weet te hebben van de specifieke organisatievormen die van belang zijn voor bovengenoemde verbanden. Je kunt hierbij denken aan bijvoorbeeld kennis benodigd voor het organiseren van een sportdag of schoolkamp. Leerkrachten moeten voor verschillende ruimten en organisatievormen kennis hebben van de selectiecriteria voor de keuze van bewegingsactiviteiten. Deze zijn: • Binnen de gekozen activiteiten kunnen alle kinderen tegelijk actief bewegen; • De gekozen activiteiten zijn voor alle kinderen realiseerbaar; • De gekozen activiteiten zijn eenvoudig te begeleiden; • De gekozen activiteiten nodigen uit tot zelfstandig herhalen; • De gekozen activiteiten hebben verwantschap met de lessen bewegingsonderwijs; • De gekozen activiteiten sluiten aan bij de belevings- en bewegingswereld van de kinderen. 5. Beoordelingscriteria: Student kan aangeven welke verschillende sport en bewegingsactiviteiten op een sport/spelletjesdag of tijdens andere projecten/vieringen in de school uitgevoerd kunnen worden. Student kan een bijdrage leveren aan sportieve evenementen zoals de spel‐/sportdag, een schoolfeest, een schoolkamp. Je laat zien dat je bewegingsactiviteiten aan kan bieden binnen een schoolorganisatie, op het schoolplein, in het schoolgebouw of in de klas, in het kader van een thema, sport‐/spel‐ of kampdag. Voor de onder‐ midden‐ en bovenbouw kan de student spelen aanbieden die passen bij de belevingswereld en de directe beweegomgeving van de kinderen. Student kan tijdens projecten via vakkenintegratie het bewegingsonderwijs aan bod laten komen. Student kan weeksluitingen en andere vieringen verrijken via het inzetten van dans, acrobatiek beweging, drama en andere expressieve activiteiten met de kinderen. 154
Student kan in verschillende situaties (plein, veld, bos, sportdag, werkweek) aansluiten, via de keuze van spel‐en sportvormen, bij de leerlijnen en bewegingsthema’s die binnen het bewegingsonderwijs gelden. Het ervaren van een schoolkamp, de organisatie. 6. Vormen van toetsing: Actieve aanwezigheid tijdens de dagen van het kamp en het uitvoeren van de sport/speeldag. Draaiboek van de voorbereide sport‐/speeldag 7. Cesuur: Aanwezigheid tijdens de werkweek Uitvoeren en evalueren van het draaiboek van de uitgevoerde sport‐ en speeldag Als beide in orde zijn krijgt de student het cijfer 7 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Reader werkweek Zevenaar (Bewegingsonderwijs Kernfase) Reader buitengewoon spelen (Bewegingsonderwijs Kernfase) Velthuis, C., Bres Spelenboek 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Debby Cobben en Sonja Doornbosch
155
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
WW-231 Werkweek Texel
1. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent Vakinhoudelijk en didactisch competent Organisatorisch competent Samenwerken met 156xcel156e’s competent Samenwerken met omgeving competent Reflectie en professionele ontwikkeling competent Kwalificaties leren en lesgeven met ICT op niveau 2: Instrumentele- en Informatievaardigheden. 2. Onderdeel van de OWE: OWE Bijdragen aan de schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: • Studenten onderdompelen in verwondering over de echte wereld en laten ervaren dat ruimte en vrijheid gecombineerd met de structuur van het onderzoekend leren leidt tot deep level learning. • Studenten laten zien dat ze een onderzoekscyclus kunnen doorlopen, een gekozen onderzoeksbenadering kunnen verantwoorden en daarbij onderzoeksinstrumenten kunnen ontwikkelen. • Studenten moeten tevens een onderzoekende houding laten zien. Onder een onderzoekende houding wordt verstaan de neiging om; • te willen weten • te willen begrijpen (is meer dan nieuwsgierigheid en kennis over feiten) • innovatief te willen zijn (creativiteit, open houding); • iets te willen bereiken (op basis van toewijding en vakmanschap) • kritisch te willen zijn ten opzichte van zichzelf en anderen; • te willen delen. • Duurzaamheid. Verantwoord omgaan met de wereld om hen heen. De verbinding met de omgeving leidt tot een gevoel van verantwoordelijkheid. Een gevoel van verantwoordelijkheid leidt tot een verantwoord gedrag. Verantwoord gedrag leidt tot een betere wereld. • Bewustwording en inzetten van de omgeving als rijke leeromgeving voor het onderwijs • Samenhang inzien tussen de verschillende vakgebieden binnen het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld. • Samenhang inzien tussen de leergebieden Oriëntatie op jezelf en de wereld en kunstzinnige oriëntatie. 4. Vakkennisbasis: • Leren over de betekenis van natuur en techniek. • Het uitvoeren van onderwijs in natuur en techniek. Didactische benaderingen met daaraan gerelateerde denk- en werkwijzen en attituden en de leerkrachtvaardigheden die dat vraagt. Didactische benaderingen, o.a.: onderzoeken, ontwerpen, waardenontwikkeling. Denk- en werkwijzen, o.a.: beleven en waarderen, beschrijvend onderzoeken, ecologisch denken, meten, modelleren, mondeling en schriftelijk, communiceren, vorm- en functiedenken. Houding o.a.: wetenschappelijke houding en duurzaam gedrag. • Het verwerven van kennis over en inzicht in natuurwetenschappen en techniek. Studenten richten zich op één of meerdere kernconcepten: eenheid in verscheidenheid, causaliteit, materie en energie, system vorm en functie, wisselwerking met onderliggende concepten. 156
• Geografische benadering: Geografische vragen stellen, geografische werkwijze en een eenvoudig geografisch onderzoek doen binnen de context van de eigen omgeving. • Historische vaardigheden, informatievaardigheden, onderzoeksvaardigheden en beeldvormende vaardigheden. Locale en regionale context. • De student kan OJW en Beeldend onderwijs koppelen aan relevante culturele thema’s en is in staat om (voor diverse groepen) n.a.v. actuele gebeurtenissen Beeldende activiteiten te ontwikkelen • De student kan de samenhang tussen de leergebieden Oriëntatie op jezelf en de wereld en kunstzinnige oriëntatie illustreren aan de hand van thema’s. 5. Beoordelingscriteria: A) De student levert een positieve bijdrage aan het onderzoek in zijn werkgroep en aan de werkweek als geheel. B) De student laat de volgende onderdelen van de onderzoekscyclus zien: 1 De student verdiept zich in het gekozen onderzoeksonderwerp en ontwerpt bijbehorende onderzoeksvragen; 2 De student ontwerpt een onderzoeksplan; 3 De student voert zijn onderzoek uit en 4 De student maakt een analyse, trekt conclusies en presenteert zijn onderzoek. C) De student toont een onderzoekende houding. D) De student toont zicht op duurzaam onderwijs E) De student maakt bewust gebruik van de omgeving als leerbron 6. Vormen van toetsing: Een onderzoeksportfolio met een presentatie 7. Cesuur: Voldoende niveau onderzoek (gehele onderzoekscyclus moet zijn doorlopen en onderzoekende houding moet zichtbaar zijn) .De student maakt een portfolio waarbij de onderzoekscyclus leidinggevend is. Tevens presenteert hij dit onderzoek. Criteria/ cijfer A) Groepsbijdrage B) Onderzoekscyclus C) Onderzoekende houding D) Duurzaam onderwijs E) Omgevingsonderwijs Gemiddeld
4
5
6
7
8
9
Cijfer 9: De student levert uitmuntend bewijs voor het betreffende beoordelingscriterium. Voortreffelijke voorbereidingen en uitvoering van zijn activiteiten. Goede reflectie, uitstekende koppeling tussen theorie en praktijk. Cijfer 8: Uit het portfolio valt op te maken dat de student op een goede manier heeft gewerkt aan het betreffende criterium, er is zelfs sprake van extra inzet en initiatief. Goede koppeling tussen theorie en praktijk. Cijfer 7: Het criterium is aangetoond; alle bewijsmateriaal is hiervoor in het portfolio terug te vinden. Er is voldoende koppeling tussen de theorie en praktijk gemaakt, maar er zijn geen uitschieters naar boven of beneden, netjes gedaan. Cijfer 6: Het criterium is aangetoond; alle bewijsmateriaal hiervoor is getoond , maar er is weinig koppeling tussen theorie en praktijk; geen bijzondere prestaties, maar: alles magertjes uitgevoerd en uitgewerkt, net aan de maat, net voldoende. Let op ! Als het criterium met een 5* of lager is beoordeeld, dient er voor dat onderdeel een extra opdracht uitgevoerd te worden welke met een zes of hoger afgesloten moet worden. Cijfer 5: De competenties worden onvoldoende getoond. Er is onvoldoende bewijsmateriaal, inzet 157
en geen koppeling tussen theorie en praktijk. *Alle criteria moeten met tenminste een voldoende worden afgesloten. Indien er sprake is van één of meerdere onvoldoendes dient de student hierover een reflectieverslag te schrijven waarin voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de student alsnog competent is op het betreffende onderdeel. 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: Reader Werkweek Texel 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Tie van Berkum, Jaap Dekker en Maarten Hennekes
158
OWE-beschrijving Integrale Toets Kernfase Titel onderwijseenheid (OWE) 1. Opleiding
Integrale toets kernfase
2.
Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd Afstudeerrichting Jonge Kind en Oudere Kind
3.
Beroepstaak/ beroepstaken
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen, organisatie
4.
Relatie met de kennisbasis
A. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 C. Kwaliteit en innovatie C1/C2
5.
Centrale beroepstaak
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen, organisatie
6.
(Beroeps)Producten
7.
Studiepunten/studielast
Persoonlijk werkconcept Resultaten OWE semester 1: lesgeven 2.1, begeleiden 2.1, ontwerpen 2.1 , organisatie 2.1 Semester 2: lesgeven 2.2, begeleiden 2.2, ontwerpen 2.2, organisatie 2.2 Semester 3: ontwerpen 2.1, begeleiden, 2.3, organisatie 2.3 7.5 studiepunten / 210 studentbelastinguren
8.
Samenhang met andere OWE’s
8.
Ingangseisen
10.
Algemene omschrijving
Pabo Arnhem
De integrale toets is de afsluiting van de kernfase, er is samenhang met alle andere OWE’s uit de kernfase: Semester 1: lesgeven 2.1, begeleiden 2.1, ontwerpen 2.1, organisatie 2.1 Semester 2: lesgeven 2.2, begeleiden 2.2, ontwerpen 2.2, organisatie 2.2 Semester 3: ontwerpen 2.1, begeleiden, 2.3, organisatie 2.3 Student heeft de volgende onderwijseenheden afgesloten: Semester 1: lesgeven 2.1, begeleiden 2.1, ontwerpen 2.1 , organisatie 2.1 Semester 2: lesgeven 2.2, begeleiden 2.2, ontwerpen 2.2, organisatie 2.2 Semester 3: ontwerpen 2.1, begeleiden, 2.3, organisatie 2.3 Pwc 231 is geschreven. De student heeft in de propedeutische en postpropedeutische fase op minimaal twee verschillende scholen stage gelopen. Bij de integrale toets wordt beoordeeld of de student voldoet 159
11.
Competenties
aan de niveau-eisen van de SBL-competenties en de Professionele standaard op niveau 2. In de integrale toets wordt studenten gevraagd om een verbinding te maken tussen het aanbod van de opleiding, het beroepsbeeld, hun visie op onderwijs en deze te koppelen aan hun eigen (competentie)ontwikkeling. Doel hiervan is het ontwikkelen van metacognitieve vaardigheden, inzicht te krijgen in eigen leerproces en leerstrategieën. SBL- competenties en professionele standaard op niveau 2
12.
Beoordelingscriteria
SBL- competenties en professionele standaard op niveau 2
13.
Tentaminering:
Weging
Compensatiemogelijkheden
Frequentie
Gesprek op basis van pwc 231
Voldoende
Geen
Twee kansen per studiejaar
14.
Verplichte literatuur
Naar keuze. Zie Scholar> kernfase>toetsing>toetsing kernfase
15.
Aanbevolen literatuur
Naar keuze. Zie Scholar> kernfase>toetsing>toetsing kernfase
16.
Software
Naar keuze. Zie Scholar> kernfase>toetsing>toetsing kernfase
17.
Overig materiaal
Naar keuze
18.
Activiteiten
Schrijven, presentatie en gesprek
19.
Werkvormen
20.
Les-/contacturen
Pwc schrijven Presentatie ‘parel’ Gesprek over het pwc Voltijd en deeltijd: contacttijd 0,5 / zelfstudie209,5 uur.
21.
Onderwijsperiode
9 keer per studiejaar
22.
Maximum aantal deelnemers
N.v.t.
160
Afstudeerfase Pabo Arnhem OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn Titel onderwijseenheid (OWE)
Integraal junior leraar zijn
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase voltijd, deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind) HAN Pabo
Beroepstaak/ beroepstaken
Lesgeven Begeleiden van lerende(n) Ontwerpen van leerarrangementen Bijdragen aan de schoolorganisatie
4.
Centrale beroepstaak
-
5.
(Beroeps)Producten
Afstudeerplan Stage logboek Voortgangs- en eindverslag
6.
Studiepunten/studielast
22,5 stp / 630 sbu
3.
PAB-VD3.1
Geprogrammeerde contacttijd: leergroep, contact met stagebegeleider Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid: simulatieschool Stagevoorbereiding en stage Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
voltijd 10 uur 40 uur 580 uur 630 uur
deeltijd 10 uur 620 uur 630 uur
7.
Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE vormt samen met OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen, OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en OWE 3.4 Meesterproef, het geheel waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
8.
Ingangseisen
Minimaal alle (deel)tentamens van propedeuse en kernfase zijn behaald op één na: ofwel de landelijke kennisbasistoets rekenen/wiskunde ofwel de landelijke kennisbasistoets taal (beide uit de kernfase). Een goedkeuring van het afstudeerplan is een voorwaarde om aan de afstudeerstage te beginnen. De afstudeerstage van deze OWE vindt plaats op een derde stageschool vanaf de propedeuse.
9.
Algemene omschrijving
Tijdens de afstudeerstage ontwikkelt de student zich tot startbekwame leerkracht, dat wil zeggen dat de student voldoet aan de SBLcompetenties. Tijdens de stage houdt de student een logboek bij, schrijft een voortgangsverslag en een eindverslag. Onderdeel van deze OWE is verder het schrijven van een afstudeerplan en (alleen voor voltijd studenten) deelname aan de simulatieschool.
10. Competenties
Alle zeven SBL-competenties interpersoonlijk competent pedagogisch competent 161
11. Beoordelingscriteria
vakinhoudelijk en didactisch competent organisatorisch competent competent in samenwerking met de omgeving competent in samenwerking met collega's competent in reflectie en ontwikkeling
Deeltentamen 1: Afstudeerplan • • • • • •
Leerdoelen vloeien voort uit sterkte-/zwakteanalyse. Stageactiviteiten zijn gerelateerd aan de leerdoelen en de zeven SBL-competenties. In afstemming met de school is minimaal het onderwerp en het doel van het afstudeeronderzoek bepaald en is een eerste schets van het onderzoeksvoorstel opgenomen. De contouren van de meesterproef zijn duidelijk en de beginsituatie van de leerlingen in relatie tot de beoogde doelen. De student heeft zich inhoudelijke georiënteerd op de verdere ontwikkeling van het professioneel werkconcept. De student heeft zich inhoudelijk verdiept ten behoeve van het werken aan de vier beroepstaken (professioneel werkconcept, stage, afstudeeronderzoek en de meesterproef.
De beoordelingscriteria zijn meer gedetailleerd opgenomen in de Opleidingswijzer Deeltentamen 2: Afstudeerstage Interpersoonlijk competent: De student: • ziet wat er gebeurt in de klas op individueel en groepsniveau en kan hier adequaat op reageren • stemt zijn manier van communiceren met kinderen af op het ontwikkelingsniveau van de kinderen • kan verantwoorden hoe hij met de groep en individuele kinderen omgaat • stimuleert gewenst gedrag en spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag • geeft op een positieve en effectieve manier leiding aan een groep kinderen • communiceert open over dat wat hem opvalt in de school Pedagogisch competent: De student: • speelt flexibel in op wat leerlingen inbrengen • creëert een veilige leeromgeving • heeft zichtbaar plezier in het omgaan met en lesgeven aan kinderen en weet hen te boeien • sluit aan bij de leef- en belevingswereld van kinderen • heeft een beeld van het sociaal klimaat in de groep en het welbevinden van de kinderen • verdiept zich in ontwikkelingsproblemen van kinderen uit zijn groep • kan omgaan met ontwikkelingsproblemen van kinderen uit zijn groep 162
• • •
verdiept zich in gedragsproblemen van kinderen uit zijn groep kan omgaan met gedragsproblemen van kinderen uit zijn groep draagt bij aan het collegiale gesprek vanuit actuele kennis over ontwikkeling en leren
Didactisch en vakinhoudelijk : • De student: • sluit aan bij de onderwijsbehoeften van kinderen • sluit aan bij het ontwikkelingsniveau van kinderen • plaatst kinderen op leerlijnen van leer- en vakgebieden en werkt van daaruit opbrengstgericht aan hun ontwikkeling • beheerst de leerinhouden van de vak- en vormingsgebieden • zet doelgericht verschillende werk- en groeperingvormen in • bespreekt met kinderen op positieve wijze hun werk om samen na te gaan hoe iets beter of anders kan • draagt bij aan het collegiale gesprek vanuit actuele kennis over inhoud en vakdidactiek Organisatorisch: De student: • heeft zijn klassenmanagement op orde • is consequent in het hanteren van regels en afspraken • wordt door de leerlingen gerespecteerd en heeft overwicht • plant tijd en ruimte in om zich doelgericht verder te bekwamen Samenwerken met collega’s: De student: • communiceert open en respectvol met collega’s • werkt constructief samen met collega’s in verschillende vormen van overleg • functioneert als volwaardig beginnend teamlid • toont zich nieuwsgierig naar wat er in de school gaande is • toont betrokkenheid op het leren van alle leerlingen in de school Samenwerking omgeving: De student: • communiceert open en respectvol met ouders • communiceert goed voorbereid met ouders over de ontwikkeling van hun kind • past verkregen handelingsadviezen toe en raadpleegt deskundigen om zijn onderwijs te optimaliseren Reflectie en ontwikkeling: 163
De student: • stelt zich begeleidbaar op • evalueert, reflecteert en leert continu van zijn ervaringen bij de uitvoering van het onderwijs • reflecteert op de (onbedoelde) effecten van verbeterprocessen op zijn eigen ontwikkeling en de ontwikkeling van leerlingen. • Verdiept zich op eigen initiatief in nieuwe onderwerpen 12. Tentaminering
toetsvorm
aantal Beoordelin examinat g = cijfer / oren (niet) voldaan
cesuur
weging
minimaal resultaat
periode compensatie Toegestane afname en hulpmiddelen herkansing = frequentie
(niet) voldaan
Alle beoordelin gscriteria voldoende
-
voldaan
2 kansen per studiejaar
n.v.t.
n.v.t.
cijfer
Alle 100 % competenti edomeinen gemiddeld een voldoende, dan een 6.
6,0
2 kansen per studiejaar
n.v.t.
n.v.t.
Deeltentamen 1: Afstudeerplan Schriftelijke presentatie
1
Deeltentamen 2: Afstudeerstage Schriftelijke en mondelinge presentatie
1
13. Verplichte literatuur
-
14. Aanbevolen literatuur
-
15. Software
-
16. Overig materiaal
-
17. Activiteiten
Deelname aan de simulatieschool Stage Voortgangsgesprekken en eindgesprek stage
164
Intervisie tijdens SLB-bijeenkomsten 18. Werkvormen
Stage, werkcolleges, intervisie tijdens SLB, individuele gesprekken
19. Les-/contacturen
Oriënteren en voorbereiden stage op de stageschool: 1 - 1,5 dag per week gedurende gemiddeld 2 maanden. Uitvoeren van de stage gedurende 5 maanden (3 dagen per week) bij goedgekeurd afstudeerplan. Deeltijdstudenten lopen 2 aaneengesloten dagen stage tijdens de uitvoering. Vier contactmomenten met stagebegeleider Pabo (4 uur) Simulatieschool alleen voor voltijd studenten. Intervisie (7,5 uur) Zie verder punt 6.
20. Onderwijsperiode
Semester 1 en 2
21. Maximum aantal deelnemers
-
OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen Titel onderwijseenheid (OWE)
Praktijkgericht onderzoek doen PAB-VD3.2
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase voltijd, deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind) HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Bijdragen aan de schoolorganisatie
4.
Centrale beroepstaak
Bijdragen aan de schoolorganisatie
5.
(Beroeps)Producten
Onderzoeksrapportage praktijkgericht onderzoek Presentatie van het onderzoek op de stageschool
6.
Studiepunten/studielast
15 stp / 420 sbu Geprogrammeerde contacttijd Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid Stage Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
7.
Samenhang met andere OWE’en
Deze OWE vormt samen met OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en OWE 3.4 Meesterproef, het geheel waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
29,5 293 97,5 420 uur
165
8.
Ingangseisen
Voor het volgen van de lessen: - studenten locatie Arnhem: minimaal 75 studiepunten van de kernfase behaald. - studenten locatie Nijmegen: maximaal één (deel)tentamen uit de kernfase is nog niet behaald. Voor de toetsing: 150 sbu (propedeuse en kernfase zijn afgerond)
9.
Algemene omschrijving
De student voert een praktijkgericht onderzoek uit in en ten behoeve van de stageschool. Het onderzoek omvat alle stappen van een onderzoekscyclus tot en met de onderzoeksrapportage. De rapportage voldoet aan huidige eisen van een HBO afgestudeerde.
10. Competenties 11. Beoordelingscriteria
competent in reflectie en ontwikkeling
De werkwijze van de student is systematisch en transparant zonder spelfouten en andere taalfouten. Tentamen: onderzoeksverslag De student toont aan dat hij: • een praktijkrelevant vraagstuk kan beantwoorden met behulp van onderzoek. • data kan verzamelen en gebruiken in zijn werk als professional. • een praktijkrelevant vraagstuk kan plaatsen in een bredere context. • zowel bestaande als eigen inzichten en werkwijzen ter discussie stelt. • kan beargumenteren hoe zijn keuzen in het onderzoekproces tot stand komen. • alle belanghebbenden betrekt bij het onderzoeksproces. • zich aan de beroepsethische gedragsregels voor onderzoek kan houden. • onderzoekresultaten kan vertalen naar toepassingen in de praktijk. • een consistente en navolgbare werkwijze hanteert.
12. Tentaminering
toetsvorm
aantal cijfer / examinat (niet) oren voldaan
cesuur
weging
minimaal periode compensatie toegestane hulpmiddelen resultaat afname en herkansin g= frequenti e
54 punten van de 90 punten (60%)
100%
6,0
Tentamen: onderzoeksverslag Schriftelijke presentatie
2
cijfer
2 kansen n.v.t per studiejaar
n.v.t.
166
13. Verplichte literatuur
Van Lanen, B. & van der Donk, C. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Couthino.
14. Aanbevolen literatuur
Boeie, H. (2014) Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen. Den Haag: Boom/Lemma Baarda, B., van der Hulst, M., & de Goede, M. (2007). Basisboek interviewen. Groningen: Noordhoff
15. Software
-
16. Overig materiaal
-
17. Activiteiten
De student formuleert een heldere probleemstelling uitgaande van de context van de stageschool, op basis waarvan hij zich verder verdiept in theorie en de praktijksituatie van het praktijkprobleem. De onderzoeksvragen die voortvloeien uit de probleemverkenning geven vervolgens richting aan het onderzoeksplan, dat de student hanteert om data te verzamelen en te analyseren. In het onderzoeksverslag beschrijft de student de resultaten en de conclusies van de dataverzameling en -analyse en beschrijft hij in de discussie wat de waarde van het onderzoek is, welke aanbevelingen hij kan doen en welke vervolgvragen het onderzoek oproept. Gedurende het onderzoek stemt de student het onderzoek regelmatig af met de stageschool en de onderzoeksbegeleider. Als het onderzoek is afgerond wordt het onderzoek gepresenteerd op de stageschool aan de belanghebbenden. Tenslotte voegt de student een kritische reflectie toe als bijlage bij het onderzoeksverslag op het doen van onderzoek in relatie tot de ontwikkeling tot junior leraar.
18. Werkvormen
Hoorcolleges, werkcolleges, peer-feedback, expert feedback, formatieve toetsing van onderzoeksvoorstel en onderzoeksplan, individuele gesprekken.
19. Les-/contacturen
Hoorcolleges en werkcolleges Individuele begeleiding (inclusief formatieve feedback en feedback op documenten) Zie verder punt 6.
20. Onderwijsperiode
Het onderzoek wordt uitgevoerd tijdens de afstudeerstage. De voorbereiding, uitvoering en verslaglegging vindt plaats gedurende vier periodes. Aan het begin van elk semester is het mogelijk om te starten.
21. Maximum aantal deelnemers
150 studenten voor hoorcolleges. 15 studenten voor werkcolleges per groep. Aantal groepen onbeperkt.
OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept Titel onderwijseenheid (OWE)
Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept PAB-VD3.3
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase voltijd, deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind) HAN Pabo 167
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Begeleiden van lerende(n) Bijdragen aan de schoolorganisatie
4.
Centrale beroepstaak
-
5.
(Beroeps)Producten
Visiestuk van 4000 woorden met eventueel bijlagen als bewijslast.
6.
Studiepunten/studielast
7,5 stp / 210 sbu Geprogrammeerde contacttijd Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid Stage Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
7.
Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE vormt samen met OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen en OWE 3.4 Meesterproef, het geheel waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
8.
Ingangseisen
Voor het volgen van de lessen: - studenten locatie Arnhem: minimaal 75 studiepunten van de kernfase behaald. - studenten locatie Nijmegen: maximaal één (deel)tentamen uit de kernfase is nog niet behaald. Voor de toetsing: 150 sbu (propedeuse en kernfase zijn afgerond)
9.
Algemene omschrijving
De student beschrijft vanuit welke visie en inzichten hij straks aan de slag wil gaan en waarom. Hij beantwoordt vragen en verantwoordt grondig – vanuit diverse bronnen en eigen ervaringen – vragen zoals: • Wat voor leraar ben ik en wil ik zijn? • Hoe verhoud ik mij tot ontwikkelingen in de samenleving en in het onderwijs in het bijzonder? • Waarover heb ik al een visie ontwikkeld, en waar ben ik nog volop mee bezig? • Wat zijn mijn kwaliteiten en waar liggen mijn uitdagingen? De student motiveert eveneens de (eventuele) keuze voor een extra verdieping in een levensbeschouwelijke variant.
10. Competenties
Alle zeven SBL-competenties interpersoonlijk competent pedagogisch competent vakinhoudelijk en didactisch competent organisatorisch competent competent in samenwerking met de omgeving competent in samenwerking met collega's competent in reflectie en ontwikkeling
11. Beoordelingscriteria
De werkwijze van de student is systematisch en transparant zonder spelfouten en andere taalfouten.
12 uur 90 uur 108 uur 210 uur
Tentamen: professioneel werkconcept (PWC)
168
• • • •
12. Tentaminering
Begripsverheldering: de student biedt een samenhangende verheldering van begrippen en benaderingen die in zijn visie centraal staan. Brongebruik: de student gebruikt gevarieerde bronnen en voldoende relevante literatuur. Opvattingen en overtuigingen komen navolgbaar voort uit een meer perspectivische verkenning en onderbouwing. Relatie denken - handelen: de student maakt de relatie tussen zijn handelen en de onderliggende gedachten, opvattingen en waarden expliciet. Hij maakt dit concreet aan de hand van diverse voorbeelden uit de eigen praktijk. Oordeelsvorming over de eigen ontwikkeling: de student benoemt de essentie in de ontwikkeling van zijn ervaringen, kennis en beelden over leraarschap en onderwijs. Hij laat hierbij regelmatig constructief kritische distantie zien en weegt meerdere perspectieven af. De hieruit getrokken conclusies zijn navolgbaar en worden kritisch beschouwd.
toetsvorm
aantal cijfer / (niet) cesuur examinat voldaan oren
weging minimaal periode compensatie toegestane resultaat afname en hulpmiddelen herkansing = frequentie
Tentamen: professioneel werkconcept (PWC) Schriftelijke presentatie op het DPF
1
cijfer
Als aan 100% ingangseisen niet is voldaan, dan stoppen met beoordelen = 4; Eén keer onvoldoende = 5; Vier voldoende = 6; Drie keer voldoende en één keer goed = 7; Twee keer voldoende en twee keer goed = 8; Eén keer voldoende en drie keer goed is 9; Vier keer goed = 9, of 10 na overleg.
6,0
2 kansen per studiejaar
n.v.t
n.v.t.
169
13. Verplichte literatuur
In overleg
14. Aanbevolen literatuur
In overleg
15. Software
-
16. Overig materiaal
-
17. Activiteiten
In de vier bijeenkomsten ligt het accent op het inhoudelijk ingaan op de vier dimensies: informatieverwerking, leren denken, leren verbinden en samen leren.
18. Werkvormen
Werkcolleges
19. Les-/contacturen
Zie punt 6.
20. Onderwijsperiode
Periode 1 en 2
21. Maximum aantal deelnemers
Onbeperkt aantal groepen.
OWE 3.4 Meesterproef Titel onderwijseenheid (OWE)
Meesterproef
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs,
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase voltijd, deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind) HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken
PAB-VD3.4
Ontwerpen van leerarrangementen
4.
Centrale beroepstaak
Ontwerpen van leerarrangementen
5.
(Beroeps)Producten
Zelfontworpen leerarrangement voor alle kinderen van de groep uit de afstudeerstage
6.
Studiepunten/studielast
10 stp / 280 sbu Geprogrammeerde contacttijd (4x vakdidactische kring, 4x leergebied leerking, 1x bijeenkomst ICT en 1x Hoorcollege Meesterproef) Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele- en groepszelfwerkzaamheid en raadpleeguren (6x ateliers) Geprogrammeerde onderwijstijd voor voorbereiding en elektronische leeromgeving (3u per week) Geprogrammeerde onderwijstijd voor verslaglegging Stage
15 uur 18 uur 103 uur 75 uur 69 uur 170
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
280 uur
7.
Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE vormt samen met OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen en OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept, het geheel waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
8.
Ingangseisen
Voor het volgen van de lessen: - studenten locatie Arnhem: minimaal 75 studiepunten van de kernfase behaald. - studenten locatie Nijmegen: maximaal één (deel)tentamen uit de kernfase is nog niet behaald. Voor de toetsing: 150 sbu (propedeuse en kernfase zijn afgerond) en afstudeerplan goedgekeurd.
9.
Algemene omschrijving
De student laat in de Meesterproef het beste van zijn kunnen zien in een zelfgekozen en zelfontworpen leerarrangement voor alle kinderen van zijn groep. De meesterproef richt zich op het aantonen van de interpersoonlijk, pedagogisch, vakdidactisch en organisatorisch competentiedomeinen in voorbereiding, uitvoering en evaluatie. Daarnaast voldoet het ontwerp en de verantwoording daarvan aan een selectie uit de professionele standaard niveau 3 (m.n. kennis toepassen en oordeelsvorming) en toont de student kwalificaties 5, 6 en 8 aan van de Eindkwalificaties Leren en lesgeven met ICT (deze worden benoemd in toetscriterium 4 onder punt 11).
10. Competenties
√ √ √ √
Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent Organisatorisch competent
11. Beoordelingscriteria
De werkwijze van de student is systematisch en transparant zonder spelfouten en andere taalfouten. Tentamen 1: Meesterproef Beoordelingscriteria: • Doelen en beginsituatie: concreet en haalbaar, logische samenhang tussen beginsituatie van leerlingen en doelen. • Creatief en planmatig afstemmen op de onderwijsbehoeften van leerlingen: activiteiten en interventies zijn afgestemd op onderwijsbehoeften van de groep leerlingen. De relatie met de beschreven beginsituatie en de te bereiken doelen is helder en ‘Leren met ICT’ heeft een passende plaats. • Theoretische verantwoording: de ontwerpkeuzes worden theoretisch verantwoord, met adequate gebruikmaking van relevante begrippen, bronverwijzingen en concretisering hiervan naar het ontwerp. • Eindkwalificaties leren en lesgeven met ICT: ICT-geletterdheid is bij het leerarrangement en de presentatie op het niveau van de Eindkwalificaties Leren en Lesgeven met ICT. In het ontwerp is weloverwogen gebruik gemaakt van ICT, gekoppeld aan pedagogische en didactische doelen, de inhoud en de eigen visie. • Omgaan met praktijkproblemen: eventuele problemen bij het ontwerp en de uitvoering worden geanalyseerd. De gekozen oplossing wordt verantwoord. • Uitvoering van het ontwerp:,met de uitvoering van het ontwerp laat de student zien dat hij interpersoonlijk, pedagogisch, didactisch en organisatorisch startbekwaam is. • Communiceren met collega’s en/of ouders: communicatie en samenwerking met collega’s en/of ouders vinden aantoonbaar op 171
•
12. Tentaminering
adequate wijze plaats. Evalueren: verbanden worden gelegd tussen leeropbrengsten, doelen, beginsituatie en aanpak. De student geeft aanbevelingen voor een herontwerp. Het eigen handelen en het kennisniveau komt zelfkritisch ter sprake, evenals aandachtspunten voor zijn verdere ontwikkeling. De student geeft blijk van een realistisch beeld van zijn functioneren als ‘Meester’ in deze proef.
toetsvorm
aantal cijfer / (niet) cesuur examinat voldaan oren
wegin minimaal periode compensat toegestane g resultaat afname ie hulpmiddelen en herkansin g= frequenti e
Tentamen: Meesterproef Schriftelijke presentatie op het DPF
1
cijfer
- Stoppen beoordeling 100% = 4; - 1 keer of meer onvoldoende = 5; - Alles voldoende = 6; - Voldoende samen met 1 keer goed = 6; - Voldoende samen met 2/3 keer goed = 7; - Voldoende samen met 4/5 keer goed = 8; - Voldoende en 6/7 keer goed = 9; - Alles goed = 9, of 10 na overleg
6,0
Twee geen kansen per studiejaar
13. Verplichte literatuur
Naar keuze
14. Aanbevolen literatuur
Bepaald door het gekozen leergebied van de student (zie scholar leren onder de leergebiedleerkringen).
15. Software
Naar keuze van de student.
16. Overig materiaal
Naar keuze van de student.
17. Activiteiten
Ontwerp afstemmen op stagegroep en binnen de schoolcontext.
n.v.t.
172
Ontwerp theoretisch verantwoorden. Uitvoeren leerarrangement op stage. Schrijven van een verslag voor eindbeoordeling. 18. Werkvormen
Hoor- en werkcolleges. Individuele- en groepszelfwerkzaamheid en raadpleeguren binnen de ateliers.
19. Les-/contacturen
Zie punt 6, studielast.
20. Onderwijsperiode
Verdeeld over drie onderwijsperiodes; periode 1 hoorcolleges, periode 2 en 3 werkcolleges en ateliers
21. Maximum aantal deelnemers
25 studenten
OWE 3.5 Integrale toets Afstudeerbekwaam Titel onderwijseenheid (OWE) Integrale toets afstudeerbekwaam PAB-VD3.5 1. Opleiding Opleiding tot leraar basisonderwijs 2. Doelgroep Studenten afstudeerfase voltijd, deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind) HAN Pabo 3. Beroepstaak/beroepstaken Lesgeven Begeleiden van lerende(n) Ontwerpen van leerarrangementen Bijdragen aan de schoolorganisatie 4. Centrale beroepstaak 5. (Beroeps)Producten 6.
Studiepunten/studielast
7.
Samenhang met andere OWE’s
8.
Ingangseisen
5 studiepunten / 140 sbu Geprogrammeerde contacttijd 1 uur Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid 139 uur Totaal geprogrammeerde onderwijstijd 140 uur In deze OWE rondt de student de doorgroei naar startbekwaamheid af door de integratie van theorie en praktijk. Deze OWE bouwt voort op OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen, OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en OWE 3.4 Meesterproef. 150 sbu (propedeuse en kernfase zijn afgerond) OWE 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4 (55 studiepunten) uit de afstudeerfase zijn behaald. Een aantal verplichte documenten op het DPF moet in orde zijn, daarna vindt de beoordeling plaats. Het betreft de volgende documenten: - Sterkte/zwakteanalyse 173
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
12.
Tentaminering
- Afstudeerplan - Beoordeling afstudeerplan - Ondertekend stagecontract - Eindevaluatie stage en eindbeoordeling stage OWE 3.1 - Beoordeling onderzoek OWE 3.2 - Beoordeling PWC OWE 3.3 - Beoordeling meesterproef 3.4 Wordt na de eerste check vastgesteld dat niet voldaan is aan alle verplichte documenten, dan stopt de beoordeling. De beoordelaar mailt de student om binnen 2 dagen de documenten in orde te maken. Zodra de student dit heeft gedaan mailt hij de beoordelaar. Na deze email wordt de check opnieuw uitgevoerd. De student weet theorie en praktijk met elkaar te verbinden en toont (mede daardoor) aan, aan de eisen van professionele standaard op niveau 3 te voldoen. Alle zeven SBL-competenties interpersoonlijk competent pedagogisch competent vakinhoudelijk en didactisch competent organisatorisch competent competent in samenwerking met de omgeving competent in samenwerking met collega’s competent in reflectie en ontwikkeling Tentamen: startbekwaam leraar zijn: eindgesprek Professionele standaard niveau 3: Verbanden leggen tussen eigen De student kan verbanden leggen tussen stage, onderzoek, PWC en Meesterproef en zijn ontwikkeling en eigen praktijk(leer- en eigen ontwikkeling. onderzoeksvaardigheid) Koppelen handelen aan visie en De student kan visie en beleid vertalen naar concreet handelen in de praktijk en andersom. beleid. Hij onderbouwt gemaakte keuzes en relateert deze aan zijn opvattingen. (kennis verwerven en kennis toepassen) Mondelinge vaardigheid De student kan zich mondeling, helder, correct, zorgvuldig en gestructureerd uitdrukken. (communiceren en presenteren) Sterkte/zwakte analyse en POP De student kan in een gedetailleerde en gestructureerde sterkte-/zwakteanalyse aangeven (leer- en onderzoeksvaardigheid) waar de grenzen en uitdagingen van zijn handelingsbekwaamheid liggen. Reflecteren De student maakt van vrijwel elke ervaring een leerervaring door er – als gewoonte – op te (oordeelsvorming, kennis verwerven reflecteren en erover te communiceren met anderen. en kennis toepassen). toetsvorm aantal cijfer / cesuur weging minimaa periode compensati toegestane examinato (niet) l afname en e hulpmiddelen
174
ren
13.
Verplichte literatuur
14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Aanbevolen literatuur Software Overig materiaal Activiteiten Werkvormen Contacturen Onderwijsperiode Maximum aantal deelnemers
voldaan
Tentamen: startbekwaam leraar zijn: eindgesprek Mondelinge 2 cijfer Eén keer of meer toets onvoldoende = 5; Vijf keer voldoende = 6; Vier keer voldoende en één goed = 6; Drie keer voldoende en twee keer goed = 7; Twee keer voldoende en drie keer goed = 8; Eén keer voldoende en vier keer goed = 9: Vijf keer goed = 9, of 10 in overleg. -
100%
resultaat
herkansing = frequentie
6,0
2 kansen per studiejaar
n.v.t.
n.v.t.
Naar keuze Mondeling gesprek met twee examinatoren Gesprek 30 minuten 7 keer per jaar: september – november – januari – maart - mei – juni – augustus -
175
Opleidingsstatuut Deel 3 2015-2016 HAN Pabo locatie Arnhem. Opleiding tot leraar basisonderwijs
Deel 3 hoofdstuk 3: Onderwijseenheden POSTpropedeutische fase, voltijd en deeltijd p. 87 - kernfase semester 1 p. 90 - kernfase semester 2 p.116 - kernfase semester 3 p.139 - afstudeerfase p. 200
176
Deel 3 hoofdstuk 3
HAN Pabo Arnhem 2015-2016
Beschrijving onderwijseenheden (OWE’s)
Postpropedeutische fase (niveau 2 en 3)
OWE’s kernfase semester 1 OWE’s kernfase semester 2 OWE’s kernfase semester 3 OWE’s afstudeerfase
177
Beschrijving onderwijseenheden (OWE’s) Kernfase (niveau 2)
Pabo Arnhem 2015-2016
De kernfase van de opleiding omvat de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast: semester 1 kernfase m. OWE-Lesgeven 2.1 LVS en onderwijsleermiddelen (7,5 studiepunten) ST-211 n. OWE-Begeleiden 2.1 Leerprocessen begeleiden (7,5 studiepunten) ST-211 OZ-211 BL-210 o. OWE-Ontwerpen 2.1 Orde binnen boeiend onderwijs (7,5 studiepunten) DO-211 SKB-200 p. OWE-Schoolorganisatie 2.1 Onderwijs van eigen makelij 1 (7,5 studiepunten) DS-211 semester 2 kernfase q. OWE-Lesgeven 2.2 Leren vanuit de eigen onderwijsbehoefte (7,5 studiepunten) ST-221 r. OWE-Begeleiden 2.2 Begeleiden van gedrag (7,5 studiepunten) ST-221 OZ-221 BL-220 s. OWE-Ontwerpen 2.2 Autonomie binnen onderwijs (7,5 studiepunten) DO-221 SPNW-200 t. OWE-Schoolorganisatie 2.2 Onderwijs van eigen makelij 2 (7,5 studiepunten) DS-221 semester 3 kernfase u. OWE-Begeleiden 2.3 Kunst en cultuureducatie (7,5 studiepunten) ST-231 OZ-231 BL-231 of BL-232 178
v.
OWE-Ontwerpen 2.3 Actief burgerschap (7,5 studiepunten) DO-231 SOJWP-200 w. OWE-Schoolorganisatie 2.3 Onderwijs van eigen makelij 3 (7,5 studiepunten) KAA-200 KB-200 KGS-200 KIC-200 KLE-222OO of KLE-223RK of KLE-224PC of KLE-225D KLE-231OO of KLE-233RK of KLE-234PC of KLE-235D KNO-200 KZ-231 LE-221 LO-200 NE-230L PLE-200 WI-230L WW-211 WW-231 x. OWE-Integrale toets Kernfase (7,5 studiepunten)
179
Titel OWE 23. Opleiding
Lesgeven 2.1 Pabo Arnhem
24.
Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd
25.
Beroepstaak/taken
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen
26.
Relatie met de kennisbasis C. Het lerende en zich ontwikkelende kind A1/A2/A3 D. Onderwijzen en opvoeden B1/B2
27.
Centrale beroepstaak
Lesgeven
28.
(Beroeps)Producten
Stage onderbouw (ST-211)
29.
Studiepunten, studielast
7.5 studiepunten 210 SBU
30.
Samenhang
Deze OWE hangt samen met OWE begeleiden 2.1 en OWE Ontwerpen 2.1 uit semester 1 van de kernfase onder het centrale thema “ Leren en Onderwijzen”.
31.
Ingangseisen m.b.t. tentamens
32.
Algemene omschrijving
De propedeuse moet behaald zijn om de OWE te kunnen afronden met studiepunten. Deze OWE vormt samen met OWE begeleiden 2.1 en ontwerpen 2.1 een groter geheel. De gezamenlijke doelen zijn hieronder geformuleerd. Om de studeerbaarheid te vergroten is gekozen voor verspreiding over 3 OWE’s waarbij elke OWE haar eigen accenten heeft. Deze worden onder de gezamenlijke doelen benoemd. In deze onderwijseenheid leert de student dat adaptief onderwijs veel meer is dan onderwijs op maat voor ieder kind. Adaptief onderwijs komt namelijk voort uit nieuwe inzichten vanuit de leertheorie. Hier wordt gebruik gemaakt van kennis over de verschillende manieren waarop mensen het beste leren en nieuwe kennis en vaardigheden zich eigen kunnen maken. Dat kan per onderwerp verschillen, maar het kan ook per individu verschillen. In deze OWE leert de student gebruik te maken van nieuwe inzichten vanuit de leertheorie; de student begrijpt waarom hij in de ene situatie een andere instructie aan de hele groep leerlingen moet geven dan in een andere situatie. De student leert te verklaren waarom je bij het ene kind het leerproces anders moet begeleiden dan bij het andere kind. De student leert ook hoe je dit alles binnen een onderwijsaanbod voor de hele groep kunt organiseren. Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen getoond in de stage 211.
33.
Competenties
In deze onderwijseenheid wordt vooral gewerkt aan de onderstaande competenties: Interpersoonlijk competent 180
Pedagogisch competent Vakinhoudelijk didactisch competent Organisatorisch competent Reflectie en ontwikkeling 34.
Beoordelingscriteria/ Indicatoren / eisen aan de OWE
35.
Tentaminering
Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2. Om deze OWE af te ronden moet de student de stage met een voldoende hebben afgesloten. Lesgeven Code Weging Compensatie- Frequentie 2.1 mogelijkheden Stage 211
ST211
1
Geen
Eén stage gedurende het eerste semester.
36.
Verplichte literatuur
n.v.t.
37.
Aanbevolen literatuur
n.v.t.
38.
Software
n.v.t.
39.
Overig materiaal
n.v.t.
40.
Activiteiten
Stage
41.
Werkvormen
Practicum (stage)
42.
Les- / Contacturen
43.
Onderwijsperiode
44.
Maximum aantal deelnemers
Voltijd: contacttijd 100 / zelfstudie 110 uur Deeltijd: contacttijd 100 / zelfstudie 110 uur De lessen voor de R2 en D2 van sept. 2015-feb.2016, voor de F2 vanaf feb.2016-juli 2016 n.v.t.
181
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
ST-211 Stage onderbouw/middenbouw
1. Eindkwalificaties: Professionele standaard en SBL competenties • Interpersoonlijk competent • Pedagogisch competent • Vakinhoudelijk en didactisch competent • Organisatorisch competent • Competent in reflectie en ontwikkeling 2. Onderdeel van de OWE: OWE Lesgeven 2.1 en OWE Begeleiden 2.1 3. Doel van deze deeltoets: De student toont geformuleerde eisen op niveau 2 aan in de onderwijspraktijk volgens genoemde criteria 4. Generieke kennisbasis C. Het lerende en zich ontwikkelende Kind D. Onderwijzen en Opvoeden C-1 professionele ontwikkeling 5. Beoordelingscriteria: → Professionele standaard → SBL competenties: Interpersoonlijk competent • Geeft leiding met ruimte voor eigen inbreng van leerlingen • Ziet wat er gebeurt in zijn groep en reageert daarop Pedagogisch competent • Bewaakt de sfeer in de klas door vertrouwen te geven, leerlingen te ondersteunen en uit te dagen • Ziet verschillen tussen leerlingen en stemt zijn handelen hierop af Vakinhoudelijk en didactisch competent • Kan vanuit verschillende leerlijnen een onderwijsactiviteit ontwerpen • Past verschillende instructiemodellen toe • Evalueert met de leerlingen de lesactiviteit Organisatorisch competent • Kan tijdens enkele dagdelen onderwijs verzorgen in een meervoudige situatie en daarbij de tijd bewaken Competent in reflectie en ontwikkeling • Onderzoekt en verbetert zijn handelen in de stagegroep door doelgericht te evalueren, te reflecteren en feedback te vragen van leerlingen, collega’s en andere belanghebbenden • Kan op grond van zijn functioneren in de school en op de pabo zijn sterke en zwakke punten binnen zijn verslag beschrijven en nieuwe leervragen formuleren 182
6. Vormen van toetsing: •
•
Stageklapper: 〉 stagebeoordelingsformulier (ook van voorgaande stages), 〉 stagecontract(en) < indien van toepassing > 〉 eindverslag van de student (ook van voorgaande stages) 〉 verslagen begeleidingsgesprekken, reflectieverslagen (min. 1 per week), 〉 10 lesvoorbereidingsformulieren, 10 lesobservatie-/lesevaluatieformulieren verdeeld over de vijf leergebieden, 〉 overige lesvoorbereidingen/-observaties en -evaluaties Eindgesprek
7. Cesuur: Cijfer 7:
Ruim voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); voldoende zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; ruim voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 6:
Voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); weinig zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; maar: voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan vrijwel alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 8:
Goed: Alles gedaan volgens doelen stage op niveau propedeuse of doelen stage kernfase. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); zichtbare goede koppeling tussen theorie en praktijk; enkele speciale prestaties of toevoegingen; enkele uitschieters naar boven; iets extra’s geleverd (bijv. bijdrage aan schoolontwikkeling, innovatie); goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier toe wat de speciale prestatie, toevoeging, de bijdrage aan schoolontwikkeling of innovatie van de student is geweest. Het cijfer 8 is meer dan alleen een prima inzet.
Cijfer 9:
Zeer goed: Op hoger niveau dan propedeuse c.q. kernfase. Alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*). Maar: méér gedaan dan het gevraagde, zichtbare prima koppeling tussen theorie en praktijk; veel speciale toevoegingen; veel eigen initiatief en eigen inbreng; grote uitschieters naar boven; uitzonderlijke dingen gedaan; zeer goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier het excellente functioneren van de student toe. Het cijfer 9 betekent méér dan alleen een prima inzet.
Cijfer 10:
Uitmuntend, niet te overtreffen! Uitmuntende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Onder de streep
Cijfer 5:
Onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is 183
onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); nauwelijks zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; enkele uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet nog niet aan de eisen van de professionele standaard. Via een contract, gemaakt door de stagebegeleider/opleider, is het mogelijk om de stage alsnog met een voldoende af te ronden. Cijfer 4:
Sterk onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); geen zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; grote uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet niet aan de eisen van de professionele standaard. De stage moet opnieuw worden gedaan. De student krijgt een contract, opgesteld door de stagebegeleider/opleider.
*) voor studenten op opleidingsscholen: dpf 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: 〉 〉 〉
Semesterboek-211 Mentorboek ST-211 stage ob mb Stagebegeleidersboek deel I
10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Teamleider kernfase en Martine Derks
184
Titel OWE 23. 24. 25. 26.
Opleiding Doelgroep Beroepstaak/taken Relatie met de kennisbasis
27. 28. 29.
Centrale beroepstaak (Beroeps)Producten Studiepunten, studielast
30.
Samenhang
31.
Ingangseisen m.b.t. tentamens Algemene omschrijving
32.
33.
Competenties
34.
Beoordelingscriteria/ Indicatoren / eisen aan de OWE
35.
Tentaminering
Begeleiden 2.1
PABO Arnhem Studenten kernfase, voltijd en deeltijd Lesgeven, begeleiden, ontwerpen. C. Het lerende en zich ontwikkelende kind A1/A2/A3 D. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 Begeleiden Stage 211, Onderzoek 211, Bloktoets 210 7.5 studiepunten 210 SBU Deze OWE valt samen met OWE Lesgeven 2.1 en OWE Ontwerpen 2.1 uit semester 1 van de kernfase onder het centrale thema “ Leren en Onderwijzen”. De propedeuse moet behaald zijn om de OWE te kunnen afronden met studiepunten. Deze OWE vormt samen met OWE lesgeven 2.1 en ontwerpen 2.1 een groter geheel. De gezamenlijke doelen zijn bij lesgeven 2.1 geformuleerd. Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen in de stage 211, het onderzoek 211 en de bloktoets 210 getoond. In deze onderwijseenheid wordt vooral gewerkt aan de onderstaande competenties: Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakinhoudelijk didactisch competent Organisatorisch competent Reflectie en ontwikkeling Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2. Om deze onderwijseenheid af te ronden moet de student gemiddeld voor het Onderzoek 211 en de bloktoets 210 een voldoende hebben gehaald en de stage met een voldoende hebben afgesloten. Deeltentame Code Weging CompensatieFrequentie n DBmogelijkheden Begeleiden 211 2.1 Stage 211 ST1 geen Eén stage 211 gedurende het eerste semester. Onderzoek OZ1 Een 5 voor het 2x per 211 211 onderzoek mag studiejaar pedagogiek worden gecompenseerd door een 7 of hoger van de bloktoets Bloktoets BL1 Een 5 voor de 2 x per 210 210 bloktoets mag semester 185
worden gecompenseerd door een 7 of hoger van het onderzoek
aangeboden , deelname 2 x per studiejaar
36.
Verplichte literatuur
Zie blauwdruk OZ-211 en BL-210
37. 38. 39. 40.
Aanbevolen literatuur Software Overig materiaal Activiteiten
41.
Werkvormen
42.
Les- / Contacturen
43.
Onderwijsperiode
44.
Maximum aantal deelnemers
n.v.t. n.v.t. n.v.t. Stage Pgo – bijeenkomsten Vaklessen Spreekuren onderzoek Zelfstudie Practicum (stage), zelfstandig werken en studeren (individueel), onderzoek en groepsdiscussies (pgo), gesprekken (spreekuren), luisteren (hoorcolleges). Voltijd: contacttijd 26 / stage 80 / zelfstudie 104 uur Deeltijd: contacttijd 24 / stage 80 / zelfstudie 106 uur De lessen voor de R2 en D2 van sept. 2015-feb.2016, voor de F2 vanaf feb. 2016 – juli 2016 n.v.t.
186
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
ST-211 Stage onderbouw/middenbouw
1. Eindkwalificaties: Professionele standaard en SBL competenties • Interpersoonlijk competent • Pedagogisch competent • Vakinhoudelijk en didactisch competent • Organisatorisch competent • Competent in reflectie en ontwikkeling 2. Onderdeel van de OWE: OWE Lesgeven 2.1 en OWE Begeleiden 2.1 3. Doel van deze deeltoets: De student toont geformuleerde eisen op niveau 2 aan in de onderwijspraktijk volgens genoemde criteria 4. Generieke kennisbasis: C. Het lerende en zich ontwikkelende Kind D. Onderwijzen en Opvoeden C-1 professionele ontwikkeling 5. Beoordelingscriteria: → Professionele standaard → SBL competenties: Interpersoonlijk competent • Geeft leiding met ruimte voor eigen inbreng van leerlingen • Ziet wat er gebeurt in zijn groep en reageert daarop Pedagogisch competent • Bewaakt de sfeer in de klas door vertrouwen te geven, leerlingen te ondersteunen en uit te dagen • Ziet verschillen tussen leerlingen en stemt zijn handelen hierop af Vakinhoudelijk en didactisch competent • Kan vanuit verschillende leerlijnen een onderwijsactiviteit ontwerpen • Past verschillende instructiemodellen toe • Evalueert met de leerlingen de lesactiviteit Organisatorisch competent • Kan tijdens enkele dagdelen onderwijs verzorgen in een meervoudige situatie en daarbij de tijd bewaken Competent in reflectie en ontwikkeling • Onderzoekt en verbetert zijn handelen in de stagegroep door doelgericht te evalueren, te reflecteren en feedback te vragen van leerlingen, collega’s en andere belanghebbenden • Kan op grond van zijn functioneren in de school en op de pabo zijn sterke en zwakke punten binnen zijn verslag beschrijven en nieuwe leervragen formuleren 187
6. Vormen van toetsing: •
•
Stageklapper: 〉 stagebeoordelingsformulier (ook van voorgaande stages), 〉 stagecontract(en) < indien van toepassing > 〉 eindverslag van de student (ook van voorgaande stages) 〉 verslagen begeleidingsgesprekken, reflectieverslagen (min. 1 per week), 〉 10 lesvoorbereidingsformulieren, 10 lesobservatie-/lesevaluatieformulieren verdeeld over de vijf leergebieden, 〉 overige lesvoorbereidingen/-observaties en -evaluaties Eindgesprek
7. Cesuur: Cijfer 7:
Ruim voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); voldoende zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; ruim voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 6:
Voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); weinig zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; maar: voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan vrijwel alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 8:
Goed: Alles gedaan volgens doelen stage op niveau propedeuse of doelen stage kernfase. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); zichtbare goede koppeling tussen theorie en praktijk; enkele speciale prestaties of toevoegingen; enkele uitschieters naar boven; iets extra’s geleverd (bijv. bijdrage aan schoolontwikkeling, innovatie); goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier toe wat de speciale prestatie, toevoeging, de bijdrage aan schoolontwikkeling of innovatie van de student is geweest. Het cijfer 8 is meer dan alleen een prima inzet.
Cijfer 9:
Zeer goed: Op hoger niveau dan propedeuse c.q. kernfase. Alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*). Maar: méér gedaan dan het gevraagde, zichtbare prima koppeling tussen theorie en praktijk; veel speciale toevoegingen; veel eigen initiatief en eigen inbreng; grote uitschieters naar boven; uitzonderlijke dingen gedaan; zeer goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier het excellente functioneren van de student toe. Het cijfer 9 betekent méér dan alleen een prima inzet.
Cijfer 10:
Uitmuntend, niet te overtreffen! Uitmuntende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Onder de streep
Cijfer 5:
Onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is 188
onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); nauwelijks zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; enkele uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet nog niet aan de eisen van de professionele standaard. Via een contract, gemaakt door de stagebegeleider/opleider, is het mogelijk om de stage alsnog met een voldoende af te ronden. Cijfer 4:
Sterk onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); geen zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; grote uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet niet aan de eisen van de professionele standaard. De stage moet opnieuw worden gedaan. De student krijgt een contract, opgesteld door de stagebegeleider/opleider.
*) voor studenten op opleidingsscholen: dpf 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: 〉 〉 〉
Semesterboek-211 Mentorboek ST-211 stage ob mb Stagebegeleidersboek deel I
10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Teamleider kernfase en Martine Derks
189
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: 10. -
OZ-211 Onderzoek 211
Eindkwalificaties: Pedagogische competentie Vakinhoudelijke en didactische competentie Organisatorische competentie
11. Onderdeel van de OWE: De deeltoets valt onder de onderwijseenheid Begeleiden 2.1. (Samenhang met deeltoetsen: BL-210 en PLE-200) 12. Doel van deze deeltoets: - Inzicht krijgen in de wijze waarop kinderen kunnen verschillen (in leerstijlen en gender) en hoe je het bestaan van die verschillen op systematische werkwijze kunt vaststellen. - Kunnen inzetten van onderzoeksvaardigheden (observeren, rapporteren, literatuur zoeken en gebruiken). - Vertaalslag kunnen maken naar de praktijk in de vorm van aanbevelingen. 13. Vakkennisbasis: - Domein : Het lerende en zich ontwikkelende kind Cognitieve ontwikkeling Theorieën over: wisselwerking thuis school, individuele leer- en ontwikkelingsbehoeften en leerstijlen. Sociale psychologie - Domein: Onderwijzen en opvoeden Instructietheorieën Ontwerpen van rijke en uitdagende onderwijsarrangementen - Domein Kwaliteit en innovatie Praktijkgericht onderzoek Kwaliteitszorg 14. Beoordelingscriteria: Pedagogisch competent: - De student kan aan de hand van actuele inzichten uit de ontwikkelingspsychologie en leerpsychologie opvallende verschillen m.b.t. sekse of leerstijlen binnen zijn groep waarnemen, beschrijven en verklaren. - De student maakt in zijn onderzoek gebruik van gerichte observatietechnieken. - De student komt op basis van de onderzoeksresultaten tot concrete aanbevelingen op het vlak van de interactie (zodat beter afgestemd wordt op verschillen binnen de groep). Vakinhoudelijk competent: - De student maakt in zijn onderzoek gebruik van de analyse van het werk en/of het gedrag van leerlingen. - De student komt op basis van deze bevindingen tot concrete aanbevelingen op het vlak van de instructie (zodat beter afgestemd wordt op de verschillen binnen de groep). Organisatorisch competent: - De student komt op basis van de onderzoeksresultaten tot aanbevelingen voor het klassenmanagement, zodat de bedoelde pedagogische en didactische interventies ook daadwerkelijk uitgevoerd kunnen worden. Professionele standaard: Het werk voldoet aan de eisen die in het algemeen gelden voor schriftelijk werk en voor het 190
rapporteren over onderzoek (zie slb-boek). Omvang onderzoeksrapportage maximaal 5 Aviertjes. 15. Vormen van toetsing: Studenten schrijven een onderzoeksverslag dat wordt beoordeeld. 16. Cesuur: Het cijfer 7 indien de student overtuigend: • Minimaal drie bronnen raadpleegt (waaronder een boek en twee artikelen uit een vakblad), deze kennisbronnen vergelijkt en op correcte wijze benoemt. • Relaties legt tussen de bevindingen in de theorie en in de praktijk m.b.t. verschillen in sekse of leerstijlen binnen zijn groep. • Gebruik maakt van gerichte observatietechnieken. • Op basis van onderzoeksresultaten tot voldoende, concrete aanbevelingen komt richting de onderzoeksvraag op het gebied van de interactie, instructie en het klassenmanagement. • Een ruim voldoende schriftelijke taalvaardigheid toont. • Laat zien een gestructureerd onderzoeksverslag te kunnen schrijven. Het cijfer 6 : • Aan de bovenstaande criteria (bij cijfer 7) is minimaal, maar ook niet meer dan dat, voldaan. Het cijfer 8 ( aanvulling op het cijfer 7) : • Zoals bij het cijfer 7 is overtuigend aan alle criteria voldaan. Daarnaast heeft de student één of meer artikelen uit een wetenschappelijk tijdschrift goed bestudeerd en gebruikt (zie literatuurlijst: artikel uit Pedagogische Studiën). • Er worden relaties gelegd tussen de bevindingen uit het wetenschappelijke artikel en de bevindingen in de praktijk m.b.t. verschillen in sekse of leerstijlen. Het cijfer 9 (aanvulling op het cijfer 8) aangevuld met: • Minimaal één internationaal wetenschappelijk artikel is goed bestudeerd en gebruikt. Het cijfer 5: • Aan één of twee van de genoemde beoordelingscriteria is niet voldaan. Het cijfer 4 : Aan bijna géén of slechts één van de genoemde beoordelingscriteria is voldaan 17. Niveau: Kernfase niveau 2 18. Literatuur: Donk van der, C. Lanen van, B. ( 2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho Aanbevolen literatuur kernfase: Alblas, H. Heinstra & Sande, (2010). Praktische psychologie voor leren en onderwijzen. Groningen: Wolters Noordhoff Bossaert, S. (2009). Interactie in het eerste leerjaar vanuit genderperspectief. (Academisch proefschrift). Brussel: Vrije Universiteit Brussel. Driessen, G., & Langen, A., van (2011). Mogelijke verklaringen voor onderwijsachterstanden van jongens. Pedagogiek, 31 (2). 191
Eijkeren, M. van (2013). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Baarn:Hbuitgevers. Janssen,V., Evers, M., & Voskens, C. (2010). HijZijWijzer. Gender: denken &doen. Verkregen via: http://www.cps.nl/publicaties/1401/alle-publicaties/2350/hijzijwijzer Hendriksen, J.L.N., Dijkstra, H., & Stoverinck-Bosman, W. (2011). Het verhaal van het kind. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. Oosterheert, I. (2011). Leren over leren. Praktische leerpsychologie voor het basisonderwijs. Groningen /Houten: Wolters Noordhoff. Rietveld, M., Beijsterveldt, C., & Boomsma, D. (2011). Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen. Pedagogische Studiën, (89) , 59-72. 11. Aanspreekpersonen voor deze toets: Petri Willems en Gerbert Sipman
192
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
BL-210 bloktoets
11. Eindkwalificaties: Pedagogisch competent De student op niveau 2: • kan de opvallende aspecten van sociaal gedrag en groepsprocessen waarnemen en dit evalueren en analyseren met de daarvoor geëigende instrumenten • bewaakt de sfeer in de klas door vertrouwen te geven, kinderen te ondersteunen en uit te dagen • onderneemt doelgerichte activiteiten om de relatie met individuele leerlingen te verbeteren • bevordert de autonomie van het kind • herkent en benoemt wanneer de ontwikkeling van kinderen afwijkt ten opzichte van de normale ontwikkeling. Hij kan van de kinderen in zijn groep aan de hand van relevante theorie beschrijven hoe zij zich ontwikkelen op de verschillende ontwikkelingsgebieden en aangeven hoe hij deze ontwikkeling probeert te bevorderen • *hij is in staat een onderwijsbehoefte te onderzoeken door middel van observatie, gesprekken en volgsystemen • kan zijn pedagogische opvattingen verwoorden en onderbouwen met relevante theoretische en methodische inzichten Vakinhoudelijk en vakdidactisch competent De student op niveau 2: • kan de opdrachten, oefeningen en toetsen waar de kinderen mee te maken krijgen, zelf foutloos maken en duidelijk demonstreren of uitleggen • kan vanuit verschillende leerlijnen een lessencyclus ontwerpen • legt duidelijk uit aan de kinderen welke leerdoelen hij met welke kinderen nastreeft • past verschillende instructiemodellen op juiste wijze toe zodat de kinderen goed aan het werk kunnen • kiest gevarieerde op de kinderen afgestemde speel- en leertaken o.a. om recht te doen aan verschillende manieren van leren • geeft op een constructieve wijze feedback op het leerproces en –product van kinderen • registreert de vorderingen van kinderen gebruikmakend van passende hulpmiddelen. Hij signaleert als er leerproblemen zijn, hij kan beoordelen of en hoe hij die problemen zelf kan aanpakken en weet waar hij eventueel hulp kan vinden in en buiten de school. • kan zijn vakinhoudelijke en didactische opvattingen verwoorden en onderbouwen met relevante theoretische en methodische inzichten • hij is in staat om in samenwerking met de mentor op alle vak- en vormingsgebieden activerende lessen voor te bereiden en uit te voeren. • hij evalueert de lesactiviteiten en gebruikt die informatie om vervolgacties voor individuele kinderen of de hele groep te plannen • hij verzamelt voldoende gegevens over de beginsituatie van de kinderen en de doelstelling van de onderwijsactiviteit om af te kunnen stemmen op de verschillen binnen de groep 12. Onderdeel van de OWE: OWE Begeleiden 2.1 13. Doel van deze deeltoets: Door middel van deze geïntegreerde toets toont de student aan delen van de generieke kennisbasis voor het beroep leerkracht te hebben behaald op niveau 2. De nadruk ligt op leerpsychologie, ontwikkelingspsychologie, leerlijnen, instructietechnieken en vakdidactiek. 193
14. Vakkennisbasis: Pedagogiek, Rekenen-wiskunde, Taal, OJW 15. Beoordelingscriteria: Deze bloktoets bevat vragen over de leerstof over het onderwijs rond de casuïstiek die in semester 1 vanuit de leergebieden is aangeboden. De nadruk ligt, gezien het thema op leerpsychologie, ontwikkelingspsychologie, leerlijnen, instructietechnieken en vakdidactiek. 16. Vormen van toetsing: Schriftelijke MC toets in QMP: Leergebied I Pedagogiek-Levensbeschouwing Leergebied II Rekenen Leergebied III Taal Leergebied IV OJW Totaal
15 vragen 15 vragen 15 vragen 15 vragen 60 vragen
17. Cesuur: Een 5 voor de bloktoets BL-210 mag worden gecompenseerd door een 7 of hoger van het onderzoek OZ-211. Een 4 of lager kan niet worden gecompenseerd. De toets bestaat uit 60 meerkeuzevragen. Normering(op basis van percentages van het totaal) Percentage(%) cijfer 0 – 42 1 43 – 49 2 50 – 55 3 56 – 62 4 63 – 69 5 70 – 75 6 76 – 82 7 83 – 89 8 90 – 96 9 97 – 100 10 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: Literatuur Pedagogiek & Levo • De leerstof die tijdens hoorcolleges is aangeboden (zie PowerPoint Presentaties op Scholar) • ‘Handen en voeten geven aan adaptief onderwijs’, p. 1 t/m 15 • Oosterheert, I. (2011) Leren over leren, praktische leerpsychologie voor het basisonderwijs. Groningen /Houten: Noordhoff Uitgevers b.v. H. 1 (vanaf 1.2) • Eijkeren, M. van (2013). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff, p. 194-201. • Bartels, R. & Rossum, M. van., (2009) Filosoferen doe je zo, leidraad voor de basisschool. Uitgeverij Damon, p. 9 t/m 19 • Reader Filosoferen met kinderen, samengesteld door Paul Brekelmans e.a. (op Scholar, Levo, K1 FMK) Literatuur Taal 194
• • • • •
Huizenga, H. & Robbe, R. (2009). Taalonderwijs ontwerpen. Taaldidactiek voor het basisonderwijs. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers p. 147-169, p. 174-185 Huizenga, H. (2010), Spelling. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers p. 16-23, p. 27-38 (via scholar beschikbaar: zie scholarsite Nederlands -> tab: start -> literatuur kernfase) Huizenga, H. (2010) Serie taal & didactiek: aanvankelijk en technisch lezen. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. (H1.2.1, H2, H3, H4.2, H5, H6, H7) Bodde, M. & J. Schokkenbroek (2011) Engels in het basisonderwijs, Kennisbasis vakdidactiek. Groningen: Noordhoff Uitgevers HS 3 Lindenberg, C. (2010), Logopedie en leerkracht. Groningen: Wolters-Noordhoff, p 28-36, 176-178
Literatuur Rekenen-Wiskunde • De leerstof die tijdens de lessen is aangeboden (zie ppts op Scholar) • Veltman, A. & Van den Heuvel-Panhuizen, M. (2010). Rekenen met hele getallen op de basisschooL,tussendoelen annex leerlijnen. Noordhoff Uitgevers Groningen: Par 1.3.1, H2, H3 en H4 Literatuur OJW • De huidige artikelen op Scholar blijven bestaan: digitale reader tijd en ruimte op intranet (artikel 1 t/m 5) • Vaan, E de, & Marell, J. (2012). Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Bussum: Coutinho. Hfdst. 2, 3, 5, 8, 9, 12 en 13. • Peters, A. en Westerveen, F. (2010) Geowijzer, kennisbasis inhoud en didactiek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers §10.3 , §10.4 , H12 en H13 • Sinnige, A., & Kratsborn, W. (2005) Onvoorspelbaar verleden. Assen: Van Gorcum § 12.5 • Aantekeningen en hand-outs 20. Aanspreekpersoon voor deze toets: Teamleider kernfase
195
Titel OWE
Ontwerpen 2.1
23. Opleiding
PABO Arnhem
24. Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd
25. Beroepstaken
Ontwerpen en Lesgeven
26. Relatie met de kennisbasis
C. Het lerende en zich ontwikkelende kind A1/A2/A3 D. Onderwijzen en opvoeden B1/B2
27. Centrale beroepstaak
Ontwerpen
28. (Beroeps)Producten
6 praktijktaken-211, simulatietoets Kunst en Bewegen (SKB-200)
29. Studiepunten, studielast
7.5 studiepunten 210 SBU
30. Samenhang
Deze OWE valt samen met OWE Lesgeven 2.1 en OWE Begeleiden 2.1 uit semester 1 van de kernfase onder het centrale thema “ Leren en Onderwijzen”.
31. Ingangseisen m.b.t. tentamens
De propedeuse moet behaald zijn om de OWE te kunnen afronden met studiepunten. Deze OWE vormt samen met OWE begeleiden 2.1 en lesgeven 2.1 een groter geheel. De gezamenlijke doelen zijn bij lesgeven 2.1 geformuleerd.
32. Algemene omschrijving
Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen getoond door 6 praktijken 211 die elk met een voldoende beoordeeld zijn en door een simulatietoets SKB-200 waarvoor een voldoende is behaald.
33. Competenties
In het ontwerp en de uitvoering van de praktijktaken werkt de student aan de kwalificaties Leren en lesgeven met ICT op niveau 2. Dat betekent dat zijn eigen instrumentele, informatie- en mediavaardigheden op niveau zijn en dat de student ICT-middelen doelbewust inzet in zijn onderwijs. De student ontwerpt ICT-rijke leerarrangementen, onderwijst leerlingen in ICT-geletterdheid en gebruikt ICT-middelen om onderwijs te evalueren en te innoveren. In deze onderwijseenheid wordt vooral gewerkt aan de onderstaande competenties: Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakinhoudelijk didactisch competent Organisatorisch competent Reflectie en ontwikkeling Kwalificaties Leren en lesgeven met ICT niveau 2
34. Beoordelingscriteria/ Indicatoren / eisen aan de OWE
Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2. Om deze onderwijseenheid af te ronden moet de student DO-211 196
35. Tentaminering
36. Verplichte literatuur 37. Aanbevolen literatuur
met een voldoende hebben afgesloten en voor SKB-200 een voldoende hebben gehaald. Het eindcijfer van deze OWE is het via onderstaande weging bepaalde gemiddelde cijfer van DO-211 en SKB-200. Deeltentamens Code Weging CompenFrequentie /toetsvorm satiemogelijkheden Deeltentamen DO-211 6 Geen Eenmaal per Ontwerpen 2.1 semester (gemiddelde van 6 praktijktaken) Simulatietoets SKB-200 1 Geen Eenmaal per Kunst en semester Bewegen Voor DO-211: die de informatie op Scholar Leren/͢ kernfase/toetsing/praktijktaken. Voor SKB-200: Zie de blauwdruk van SKB-200. n.v.t.
38. Software
n.v.t.
39. Overig materiaal
n.v.t.
40. Activiteiten
Stage (daar worden de praktijktaken uitgevoerd) Vaklessen Zelfstudie Practicum (stage en simulatie op de Pabo), zelfstandig werken en studeren (individueel), volgen vaklessen. Lessen 20 uur (deeltijd 18 uur); pgo 3 uur; slb 3 uur; stage 10 uur; zelfstudie 174 uur (deeltijd 176 uur). De lessen voor de R2 en D2 van sept. 2015-feb.2016, voor de F2 vanaf feb. 2016- juli 2016
41. Werkvormen 42. Les- / Contacturen 43. Onderwijsperiode 44. Maximum aantal deelnemers
n.v.t.
* Voor de beschrijving van het complete overzicht van de keuzelijn in de kernfase: zie OWE Schoolorganisatie 2.3 Voor de beschrijving van het complete overzicht van de kennistoetsen van de kernfase: zie OWE Schoolorganisatie 2.3
197
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: DO-211 / DO-221 / DO-231 Praktijktaken semester 1 / 2 / 3 kernfase 11. Eindkwalificaties: Met de praktijktaken toont student zijn vakinhoudelijke en vakdidactische competentie. Hij laat zien dat hij inzichten op het gebied van vakinhoud en vakdidactiek kan vertalen naar de praktijk en naar de verschillende leeftijdsgroepen voor wie hij de lessen heeft voorbereid. In totaal moet de student met 18 praktijktaken tijdens de kernfase aantonen dat hij de vakinhoudelijke en vakdidactische competentie op niveau 2 beheerst. Per semester van de kernfase heeft hij er zes uitgevoerd. Alle praktijktaken moeten voldoende zijn. 12. Onderdeel van de OWE: Ontwerpen 2.1 Ontwerpen 2.2 Ontwerpen 2.3 13. Doel van deze deeltoets: Zie eindkwalificaties. 14. Vakkennisbasis: C. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 D. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 15. Beoordelingscriteria: Zie: HAN-scholar > leren > kernfase > toetsing > praktijktaken 16. Vormen van toetsing: Zie: HAN-scholar > leren > kernfase > toetsing > praktijktaken 17. Cesuur: Het cijfer voor elk van de deeltoetsen DO-211, DO-221 en DO-231 is het gemiddelde van de cijfers voor de zes in een semester uitgevoerde praktijktaken. Elke afzonderlijke praktijktaak moet met minimaal het cijfer 6 zijn afgerond. De cesuur kan per onderdeel verschillen. Iedere praktijktaak wordt met een cijfer beoordeeld dat binnen HAN-SIS wordt geregistreerd. Voor de beoordelingswijze wordt verwezen naar Scholar > kernfase> toetsing> praktijktaken. 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: Ieder aanbod binnen deze categorie vraagt van de student om verdieping in de literatuur. Op Scholar wordt per onderdeel aangegeven welke literatuur bestudeerd dient te worden. 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Sectievoorzitters & teamleider kernfase
198
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: 11. • • •
Simulatietoets SKB-200
Eindkwalificaties: vakinhoudelijke en didactische competentie pedagogische competentie organisatorische competentie
12. Onderdeel van de OWE: OWE Ontwerpen 2.1 13. Doel van deze deeltoets: De student toont middels een proeve van bekwaamheid aan dat hij de lesvoorbereiding om kan zetten in de praktijk. Daarbij ligt de nadruk op informeren, instrueren en motiveren. De student kan het doel van de les inzichtelijk maken en de leerlingen motiveren om de taak uit te gaan voeren. 14. Vakkennisbasis: Beeldende Vorming Structuur van het vak 2.1 De student kan de kern van beeldend onderwijs herkennen en toelichten aan de hand van het ‘cirkelmodel’ en kan de samenhang tussen proces- en productcomponenten beschrijven. 2.2 De student beschikt over kennis van de basale methodische vaardigheden binnen beeldend onderwijs (het gebruik van beeldaspecten en materialen en technieken binnen de domeinen 2d, 3d en 4d) in relatie tot het thema/onderwerp. 2.4 De student kan de opbouw van veel gebruikt lesmateriaal voor beeldend onderwijs in grote lijnen beschrijven en verbinden met (vak)didactische keuzes en leerlijnen. Het vak en de leerlingen 3.2 De student kan inhoudelijke keuzes voor beeldende activiteiten verantwoorden op basis van kenmerken van de betreffende leeftijdsgroep. Muziek 2.2 De student kan de kern van het muziekonderwijs herkennen en benoemen aan de hand van de vijf domeinen van muziek en het klank-vorm-betekenis-model. 2.3 De student beschikt over kennis van de basale methodische vaardigheden voor het vak muziek 2.5 De student kan de opbouw van veel gebruikt lesmateriaal voor het vak muziek in grote lijnen beschrijven en verbinden met (vak)didactische keuzes en leerlijnen. 3.1 De student kan beargumenteren dat muzikale ontwikkeling van leerlingen bijdraagt aan zowel creatieve ontwikkeling als psychomotorische, zintuiglijke, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. 3.2 De student kan inhoudelijke keuzes voor muziekactiviteiten verantwoorden op basis van kenmerken van de betreffende leeftijdsgroep. Drama: 2.1 De student kan de kern van het onderwijs in drama herkennen en toelichten aan de hand van het MVB model met de verschillende vormen van dramatisch gedrag. 2.2 De student beschikt over kennis van de basale methodische vaardigheden van drama ( het lichaam als instrument en de basis spelelementen)in relatie tot het thema/onderwerp. 2.4 De student kan de opbouw van veel gebruikt lesmateriaal voor het vak drama in grote lijnen 199
beschrijven en verbinden met ( vak) didactische keuzes en leerlijnen. Het vak en de leerlingen 3.2 De student kan inhoudelijke keuzes voor drama activiteiten verantwoorden op basis van kenmerken van de betreffende leeftijdsgroep. Bewegingsonderwijs: De student beschikt over repertoirekennis en inzicht in de belangrijkste didactische principes t.a.v. bewegingsactiviteiten aan het jonge kind. De student kan voor diverse bewegingsactiviteiten aan het jonge kind, de belangrijkste volgordes aangeven, heeft inzicht in opbouw en differentiatie, kent diverse organisatieprincipes en manieren om leerhulp te geven. De student kent verschillende stadia in de bewegingsontwikkeling van het jonge kind. Hij kent reguleringsprincipes die toepasbaar zijn voor het jonge kind m.b.t het vak bewegingsonderwijs in het speellokaal en daarbuiten. 15. Beoordelingscriteria: De volgende onderdelen worden getoetst:
De inhoud van de activiteit sluit aan bij de ontwikkeling van het kind De instructie is efficiënt: kort en krachtig De instructie is effectief: boeiend en inspirerend Het lesdoel blijkt uit de instructie Student beheerst de betreffende leerinhoud v/d activiteit Student kiest voor een passende vakdidactische aanpak
Via het feedbackformulier zijn maximaal 21 punten te behalen. 16. Vormen van toetsing: De toets is bedoeld als beoordeling van de vakken beeldende vorming, bewegingsonderwijs, drama en muziek voor studenten in het eerste semester van de kernfase. Daarin kan de student met een ‘proeve van bekwaamheid’ binnen een gesimuleerde omgeving aantonen dat hij kennis van vakinhoud en vakdidactiek kan toepassen in een voorbereiding en verantwoording van een les. De toets beoogt binnen het kader van de piramide van Miller te toetsen op het niveau van ‘Shows how’ en daarmee feedback te geven aan studenten op met name de vakinhoudelijke en didactische competentie. De toets wordt afgenomen in de vaklokalen van de betreffende vakken De studenten schrijft zich in voor de toets en geeft daarbij zijn 1e , 2e en 3e voorkeur aan (beeldend vormen, muziek, drama of beweging) De student ontwerpt voor één van de vier vakken van Kunsten &Bewegen een lesactiviteit die voldoet aan de gestelde criteria. Voorafgaand aan de toets wordt de lesvoorbereiding ingeleverd. De student heeft binnen de vakgebieden verschillende keuzemogelijkheden waarop hij wil focussen. De student ontwerpt voor de bouw waar hij stage loopt. Een uitzondering hierop is bewegingsonderwijs, hier betreft het altijd de onderbouw. Samenwerken bij de voorbereiding mag, maar de student doet individueel de uitvoering. Hierbinnen schetst de student ook in het kort de context waarin dit onderdeel van de activiteit valt. De student licht aan het begin van de toets kort de activiteit toe: doel, doelgroep, korte beschrijving van niet getoonde onderdelen van de activiteit ( 1 min.) De student krijgt 30 minuten om zijn activiteit uit te voeren. 200
De student krijgt na afloop feedback van medestudenten. De vakdocent vult vervolgens het feedbackformulier in.
17. Cesuur: Minimale score is 14 (cijfer 6) Cijfer Punten 20-21 punten 9
8 7 6 5 4
(mogelijk: 21 punten =10) 7xg 6xg + 1xv 18-19 punten 5xg + 2xv 4xg + 3xv 16-17 punten 3xg + 4xv 2xg + 5xv 14 -15 punten= 1xg + 6xv 7xv 12-13 punten Etc.. 11 of minder
18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: De vakdidactiek van de verschillende kunstvakken 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Gabriëlla de Jong, Meta Buhr, Paul Freriks en Debby Cobben Docenten uit het leergebied Kunsten en bewegingsonderwijs
201
Titel OWE 23. Opleiding
Schoolorganisatie 2.1 Pabo Arnhem
24. Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd
25. Beroepstaak/taken*
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen, schoolorganisatie
26. Relatie met de kennisbasis
D. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 E. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 F. Kwaliteit en innovatie C1
27. Centrale beroepstaak
Schoolorganisatie
28. (Beroeps)Producten
• • • •
29. Studiepunten, studielast
7.5 studiepunten 210 SBU
30. Samenhang
Deze OWE hangt samen met OWE Schoolorganisatie 2.2 en Schoolorganisatie 2.3, waarin de student: 5) adhv 8 verplichte kennistoetsen uit 5 leergebieden zijn kennisbasis niveau 2 aantoont. 6) de keuzelijn afrondt 7) heeft deelgenomen aan de werkweken 8) de LEVO denominatie afrondt
31. Ingangseisen m.b.t. tentamens
De propedeuse moet behaald zijn.
32. Algemene omschrijving
In het deeltentamen DS-211 toont de student aan dat hij voldoet aan de volgende eisen: • Pwc 211 is geschreven en beoordeeld. • 3 van de 8 kennistoetsen uit de vijf leergebieden zijn met een voldoende afgesloten. De student maakt zelf een keuze uit: KAA-200, KB-200, KGS-200, KIC-200, KNO-200, PLE-200. Aan NE-230L en WI-230L mag alleen vanaf het derde semester van de kernfase worden deelnomen. • 75 sbu (studiebelastingsuren) uit aanbod keuzelijn, eventueel aangevuld met een competentiegerichte taak aan een partnerschool aangetoond gevolgd. (Voor de totale keuzeruimte is 210 sbu berekend die de student middels contacttijd, zelfstudie en uitvoering moet maken tijdens de hele kernfase. De student kiest uit het keuzelijn aanbod van de opleiding of vult deze aan met een competentiegerichte taak op een academische opleidingsschool.) • WW-211 met een voldoende afgesloten. Tijdens de werkweek in Zevenaar ontwerpen en organiseren
Pwc 211 3 van de 8 kennistoetsen met een voldoende afgesloten 75 uren van totale keuzelijn aanbod gevolgd en aangetoond. Werkweek Zevenaar (WW-211)
202
33. Competenties 34. Beoordelingscriteria/ Indicatoren / eisen aan de OWE
35. Tentaminering
de studenten gezamenlijk een sport- en spelochtend die daadwerkelijk op een stageschool wordt uitgevoerd. De competenties organiseren en samenwerken staan centraal evenals de vakinhoudelijke en vakdidactische competentie vanuit het leergebied kunst en beweging. SBL-competenties niveau 2 Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL competenties op niveau 2. Om deze Onderwijseenheid af te ronden moet de student een pwc 211 hebben geschreven. In het pwc presenteert hij de resultaten van deze OWE en die van OWE lesgeven 2.1, OWE begeleiden 2.1 en die van OWE ontwerpen 2.1 in samenhang. Een beoordeeld pwc 211 is voorwaarde voor het genereren van studiepunten middels het deeltentamen DS-211 Om deze onderwijseenheid af te ronden moet de student zijn pwc hebben laten beoordelen en de overige hieronder beschreven deeltentamens met een voldoende hebben afgesloten. Het eindcijfer van deze OWE is het gemiddelde cijfer van alle hieronder beschreven onderdelen. Deeltentamen Code Weging Compens Frequentie atiemogelijkh eden: Schoolorganisatie DS1 Geen Eenmaal/ 2.1 211 semester Geen Eenmaal/ • PWC 211 semester Geen Eenmaal/ • 3 behaalde toetsen semester uit de 8 verplichte kennistoetsen uit de kernfase: KAA200, KB-200, KGS200, KIC-200, KNO200, PLE-200. (NE230L en WI-230L nog niet mogelijk) Geen Eenmaal/ • Voldoende semester afgesloten keuzelijn voor 75 SBU: Feedback van competentiegerich te taken, feedback uit aanbod keuzelijn, verantwoording hiervan in pwc Geen Eenmaal/ semester • WW-211
203
37. Aanbevolen literatuur
Keuzelijn: Zie scholar > kernfase > keuzelijn Kennistoetsen: Zie scholar> pgo en vakken > toetsing > toetsing kernfase n.v.t.
38. Software
n.v.t.
39. Overig materiaal
n.v.t.
40. Activiteiten
Schrijven van pwc en hierin begeleid worden Competentiegerichte taken op opleidingsscholen uitvoeren Lessen uit keuzeaanbod PABO volgen Vaklessen volgen Zelfstudie Ondersteuningslessen volgen Deelnemen aan werkweek Zevenaar Zelfstandig werken en studeren (individueel). Samenwerken (aan een competentiegerichte taak en in de werkweek). Voltijd: contacttijd 20 uur / stage 8 / werkweek 32 / zelfstudie 150 uur Deeltijd: contacttijd 18 uur / stage 8 / werkweek 24 uur / zelfstudie 160 uur De lessen voor de R2 en D2 van sept. 2015-feb.2016, voor de F2 vanaf feb. 2016 - juli 2016
36. Verplichte literatuur
41. Werkvormen 42. Les- / Contacturen
43. Onderwijsperiode 44. Maximum aantal deelnemers
n.v.t.
204
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: DS-211 11. Eindkwalificaties: Zie blauwdrukken van • KAA-200, KB-200, KGS-200, KIC-200, KNO-200, PLE-200, NE-230L en WI-230L • KZ-231 • WW-211: workweek Zevenaar / buitengewoon spelen 12. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.1 13. Doel van deze deeltoets: Controleren van de studievoortgang van de owe schoolorganisatie 2.1 14. Vakkennisbasis: G. Het lerende en zich ontwikkelende kind A1/A2/A3 H. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 I. Kwaliteit en innovatie C1 15. Beoordelingscriteria: • Pwc 211 is geschreven en beoordeeld. • 3 van de 8 kennistoetsen uit de vijf leergebieden zijn met een voldoende afgesloten. De student maakt zelf een keuze uit: KAA-200, KB-200, KGS-200, KIC-200, KNO-200, PLE-200. Aan NE-230L en WI-230L mag alleen vanaf het derde semester van de kernfase worden deelnomen. • 75 sbu (studiebelastingsuren) uit aanbod keuzelijn, eventueel aangevuld met een competentiegerichte taak aan een partnerschool aangetoond gevolgd. Ieder onderdeel moet met een voldoende zijn afgesloten. • WW-211 met een voldoende afgesloten. 16. Vormen van toetsing: Controle van de vereiste deeltentamens. 17. Cesuur: De volgende cijfers worden opgeteld, dit getal wordt gedeeld door drie. • Het gemiddelde cijfer van de drie kennistoetsen • Het gemiddelde cijfer van de onderdelen van KZ-231 (minimaal 75 sbu) • Het cijfer voor de werkweek Het cijfer voor DS-211 moet minimaal een 6 zijn. 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: Zie blauwdrukken van • KAA-200, KB-200, KGS-200, KIC-200, KNO-200, PLE-200, NE-230L en WI-230L. • KZ-231 • WW-211: werkweek Zevenaar / buitengewoon spelen 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Teamleider kernfase
205
Titel OWE
Lesgeven 2.2
23. Opleiding
Pabo Arnhem
24. Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd
25. Beroepstaak/taken*
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen.
26. Relatie met de kennisbasis
C. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 D. Onderwijzen en opvoeden B1/B2
27. Centrale beroepstaak
Lesgeven
28. (Beroeps)Producten
Stage (ST-221)
29. Studiepunten, studielast
7.5 EC 210 SBU
30. Samenhang
Deze OWE hangt samen met OWE begeleiden 2.2 en OWE Ontwerpen 2.2 uit semester 2 van de kernfase onder het centrale thema “ Afstemmen op de onderwijsbehoeften binnen een groep”. De toekenning van de bijbehorende EC’s worden onafhankelijk van pwc 221 toegekend.
31. Ingangseisen m.b.t. tentamens
De propedeuse moet behaald zijn om de OWE te kunnen afronden met studiepunten.
32. Algemene omschrijving
Deze OWE vormt samen met OWE begeleiden 2.2 en ontwerpen 2.2 een groter geheel. De gezamenlijke doelen zijn hieronder geformuleerd. Om de studeerbaarheid te vergroten is gekozen voor verspreiding over drie OWE’s waarbij elke OWE haar eigen accenten heeft. Deze worden onder de gezamenlijke doelen benoemd. Dit semester bouwt voort op het adaptief lesgeven in het eerste semester. De student leert af te stemmen op de individuele onderwijsbehoeften van leerlingen binnen de groepsaanpak. Bovendien kan de student deze benadering steeds meer verdiepen middels kennis over veel voorkomende drempels op leerlijnen, ontwikkelingslijnen en andere belangrijke aanvullende leerling-gegevens. Zo leert de student in deze fase dat de onderwijsbehoefte altijd bepaald wordt door zowel de harde gegevens (uit bijvoorbeeld het leerlingvolgsysteem, methodegebonden toetsen of de foutenanalyse) als de zachte gegevens (motivatie, ontwikkelingsfase of bijvoorbeeld gezinsachtergrond). De student leert in dit semester onderwijsbehoeften te onderzoeken en een groepsplan te maken. Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen getoond in de stage 221.
33. Competenties
In deze onderwijseenheid wordt vooral gewerkt aan de onderstaande competenties: 206
Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakinhoudelijk didactisch competent Organisatorisch competent Reflectie en ontwikkeling 34. Beoordelingscriteria / Indicatoren / eisen aan de OWE
Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de sbl-competenties op niveau 2. Om deze onderwijseenheid af te ronden moet de student de stage met een voldoende hebben afgesloten.
35. Tentaminering
Lesgeven 2.2
Code
Weging
Stage 221
ST-221
1
Compensatiemogelijkheden geen
Frequentie Eén stage gedurende het tweede semester kernfase.
36. Verplichte literatuur
n.v.t.
37. Aanbevolen literatuur
n.v.t.
38. Software
n.v.t.
39. Overig materiaal
n.v.t.
40. Activiteiten
Stage
41. Werkvormen
Practicum (stage)
42. Les- / Contacturen
Voltijd: contactijd 6 / stage 100 / zelfstudie 104 uur Deeltijd: contactijd 6 / stage 100 / zelfstudie 104 uur De lessen voor de F2 vanaf sept. 2015 –jan. 2016, voor de R2 en D2 van feb. 2016-juli 2016.
43. Onderwijsperiode 44. Maximum aantal deelnemers
n.v.t.
207
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: ST-221 Stage jongere kind of oudere kind 1. Eindkwalificaties: Professionele standaard en SBL competenties • Interpersoonlijk competent • Pedagogisch competent • Vakinhoudelijk en didactisch competent • Organisatorisch competent • Competent in reflectie en ontwikkeling 2. Onderdeel van de OWE: OWE Lesgeven 2.2 en OWE Begeleiden 2.2 3. Doel van deze deeltoets: De student toont geformuleerde eisen op niveau 2 aan in de onderwijspraktijk volgens genoemde criteria 4. Generieke kennisbasis: A. Het lerende en zich ontwikkelende Kind B. Onderwijzen en Opvoeden C. Professionele Ontwikkeling 5. Beoordelingscriteria: → Professionele standaard → SBL competenties: Interpersoonlijk competent • Geeft leiding met ruimte voor eigen inbreng van leerlingen • Ziet wat er gebeurt in zijn groep en reageert daarop • spreekt de leerlingen consequent aan op ongewenst gedrag Pedagogisch competent • Bewaakt de sfeer in de klas door vertrouwen te geven, leerlingen te ondersteunen en uit te dagen • Ziet verschillen tussen leerlingen en stemt zijn handelen hierop af • Werkt doelgericht aan het verbeteren van de relatie met individuele leerlingen • Herkent en benoemt het afwijken van de ontwikkeling van leerlingen ten opzichte van het normale ontwikkelingsverloop Vakinhoudelijk en didactisch competent • Kan vanuit verschillende leerlijnen een onderwijsactiviteit ontwerpen • Past verschillende instructiemodellen toe • Evalueert met de leerlingen de lesactiviteit • Stemt het onderwijs planmatig af op de verschillende manieren van leren van de leerlingen • Verzamelt voldoende gegevens over de beginsituatie van de leerlingen en de doelstelling van de onderwijsactiviteit om af te kunnen stemmen op de verschillen binnen de groep Organisatorisch competent • Kan tijdens meerdere dagdelen onderwijs verzorgen in een meervoudige situatie en 208
daarbij de tijd bewaken Competent in reflectie en ontwikkeling • Onderzoekt en verbetert zijn handelen in de stagegroep door doelgericht te evalueren, te reflecteren en feedback te vragen van leerlingen, collega’s en andere belanghebbenden • Kan op grond van zijn functioneren in de school en op de pabo zijn sterke en zwakke punten binnen zijn verslag beschrijven en nieuwe leervragen formuleren 6. Vormen van toetsing: •
•
Stageklapper: 〉 stagebeoordelingsformulier (ook van voorgaande stages), 〉 stagecontract(en) < indien van toepassing > 〉 eindverslag van de student (ook van voorgaande stages) 〉 verslagen begeleidingsgesprekken, reflectieverslagen (min. 1 per week), 〉 10 lesvoorbereidingsformulieren, 〉 10 lesobservatie-/lesevaluatieformulieren verdeeld over de vijf leergebieden, 〉 overige lesvoorbereidingen/-observaties en -evaluaties Eindgesprek
7. Cesuur: Cijfer 7:
Ruim voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); voldoende zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; ruim voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 6:
Voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); weinig zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; maar: voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan vrijwel alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 8:
Goed: Alles gedaan volgens doelen stage op niveau propedeuse of doelen stage kernfase. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); zichtbare goede koppeling tussen theorie en praktijk; enkele speciale prestaties of toevoegingen; enkele uitschieters naar boven; iets extra’s geleverd (bijv. bijdrage aan schoolontwikkeling, innovatie); goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier toe wat de speciale prestatie, toevoeging, de bijdrage aan schoolontwikkeling of innovatie van de student is geweest. Het cijfer 8 is meer dan alleen een prima inzet.
Cijfer 9:
Zeer goed: Op hoger niveau dan propedeuse c.q. kernfase. Alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*). Maar: méér gedaan dan het gevraagde, zichtbare prima koppeling tussen theorie en praktijk; veel speciale toevoegingen; veel eigen initiatief en eigen inbreng; grote uitschieters naar boven; uitzonderlijke dingen gedaan; zeer goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier het excellente functioneren van de student toe. Het cijfer 9 betekent méér dan alleen een prima 209
inzet. Cijfer 10:
Uitmuntend, niet te overtreffen! Uitmuntende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Onder de streep
Cijfer 5:
Onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); nauwelijks zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; enkele uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet nog niet aan de eisen van de professionele standaard. Via een contract, gemaakt door de stagebegeleider/opleider, is het mogelijk om de stage alsnog met een voldoende af te ronden.
Cijfer 4:
Sterk onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); geen zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; grote uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet niet aan de eisen van de professionele standaard. De stage moet opnieuw worden gedaan. De student krijgt een contract, opgesteld door de stagebegeleider/opleider.
*) voor studenten op opleidingsscholen: dpf 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: 〉 〉 〉
Semesterboek-221 Mentorboek ST-221 Stagebegeleidersboek deel I
10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Coördinator opleiden in de school en teamleider kernfase
210
Titel OWE
Begeleiden 2.2
23. Opleiding
Pabo Arnhem
24. Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd
25. Beroepstaak/taken*
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen.
26. Relatie met de kennisbasis
C.
27. Centrale beroepstaak
Begeleiden
28. (Beroeps)Producten
Stage 221, Onderzoek 221, Bloktoets 221.
29. Studiepunten, studielast
7.5 EC 210 SBU
30. Samenhang
Deze OWE hangt samen met OWE Lesgeven 2.2 en OWE Ontwerpen 2.2 uit semester 2 van de kernfase onder het centrale thema “Afstemmen op de onderwijsbehoefte binnen een groep”.
31. Ingangseisen m.b.t. tentamens
De propedeuse moet behaald zijn om de OWE te kunnen afronden met studiepunten. Deze OWE vormt samen met OWE lesgeven 2.2 en ontwerpen 2.2 een groter geheel. De gezamenlijke doelen zijn bij lesgeven 2.2 geformuleerd. Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen in de stage 221, het onderzoek 221 en de bloktoets 220 getoond.
32. Algemene omschrijving
Het lerende en zich ontwikkelende kind A1/A2/A3 D. Onderwijzen en opvoeden B1/B2
33. Competenties
In deze onderwijseenheid wordt vooral gewerkt aan de onderstaande competenties: Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakinhoudelijk didactisch competent Organisatorisch competent Reflectie en ontwikkeling
34. Beoordelingscriteria / Indicatoren / eisen aan de OWE
Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2. Om deze Onderwijseenheid af te ronden moet de student gemiddeld voor het Onderzoek 221 en de bloktoets 220 een voldoende hebben gehaald en de stage met een voldoende hebben afgesloten. Begeleiden Code Weging Compensatie- Frequentie 2.1 mogelijkheden Stage 221 ST-221 1 geen Eén stage gedurende het eerste semester. Onderzoek OZ1 Een 5 voor het 2x per 221 221 onderzoek studiejaar1 mag worden pedagogiek gecompenseer
35. Tentaminering
211
36. Verplichte literatuur
d door een 7 of hoger van de bloktoets Bloktoets BL-220 1 Een 5 voor de 220 bloktoets mag worden gecompenseer d door een 7 of hoger van het onderzoek Zie blauwdrukken van OZ-221 en BL-220.
2 x per semester aangeboden, student mag 2 x per studiejaar deelnemen
37. Aanbevolen literatuur
n.v.t.
38. Software
n.v.t.
39. Overig materiaal
n.v.t.
40. Activiteiten
Stage Pgo – bijeenkomsten Vaklessen Spreekuren onderzoek Zelfstudie Practicum (stage), zelfstandig werken en studeren (individueel), onderzoek en groepsdiscussies (pgo), gesprekken (spreekuren), luisteren (hoorcolleges). Voltijd: contacttijd 26 / stage 80 / zelfstudie 104 uur Deeltijd: contacttijd 24 / stage 80 / zelfstudie 106 uur De lessen voor de F2 vanaf sept. 2015 –jan. 2016, voor de R2 en D2 van feb. 2016-juli 2016.
41. Werkvormen 42. Les- / Contacturen 43. Onderwijsperiode 44. Maximum aantal deelnemers
n.v.t.
* Voor de beschrijving van het complete overzicht van de keuzelijn in de kernfase: zie OWE Schoolorganisatie 2.3 Voor de beschrijving van het complete overzicht van de kennistoetsen van de kernfase: zie OWE Schoolorganisatie 2.3
212
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: ST-221 Stage jongere kind of oudere kind 1. Eindkwalificaties: Professionele standaard en SBL competenties • Interpersoonlijk competent • Pedagogisch competent • Vakinhoudelijk en didactisch competent • Organisatorisch competent • Competent in reflectie en ontwikkeling 2. Onderdeel van de OWE: OWE Lesgeven 2.2 en OWE Begeleiden 2.2 3. Doel van deze deeltoets: De student toont geformuleerde eisen op niveau 2 aan in de onderwijspraktijk volgens genoemde criteria 4. Generieke kennisbasis A. Het lerende en zich ontwikkelende Kind B. Onderwijzen en Opvoeden C. Professionele Ontwikkeling 5. Beoordelingscriteria: → Professionele standaard → SBL competenties: Interpersoonlijk competent • Geeft leiding met ruimte voor eigen inbreng van leerlingen • Ziet wat er gebeurt in zijn groep en reageert daarop • spreekt de leerlingen consequent aan op ongewenst gedrag Pedagogisch competent • Bewaakt de sfeer in de klas door vertrouwen te geven, leerlingen te ondersteunen en uit te dagen • Ziet verschillen tussen leerlingen en stemt zijn handelen hierop af • Werkt doelgericht aan het verbeteren van de relatie met individuele leerlingen • Herkent en benoemt het afwijken van de ontwikkeling van leerlingen ten opzichte van het normale ontwikkelingsverloop Vakinhoudelijk en didactisch competent • Kan vanuit verschillende leerlijnen een onderwijsactiviteit ontwerpen • Past verschillende instructiemodellen toe • Evalueert met de leerlingen de lesactiviteit • Stemt het onderwijs planmatig af op de verschillende manieren van leren van de leerlingen • Verzamelt voldoende gegevens over de beginsituatie van de leerlingen en de doelstelling van de onderwijsactiviteit om af te kunnen stemmen op de verschillen binnen de groep Organisatorisch competent • Kan tijdens meerdere dagdelen onderwijs verzorgen in een meervoudige situatie en 213
daarbij de tijd bewaken Competent in reflectie en ontwikkeling • Onderzoekt en verbetert zijn handelen in de stagegroep door doelgericht te evalueren, te reflecteren en feedback te vragen van leerlingen, collega’s en andere belanghebbenden • Kan op grond van zijn functioneren in de school en op de pabo zijn sterke en zwakke punten binnen zijn verslag beschrijven en nieuwe leervragen formuleren 6. Vormen van toetsing: •
•
Stageklapper: 〉 stagebeoordelingsformulier (ook van voorgaande stages), 〉 stagecontract(en) < indien van toepassing > 〉 eindverslag van de student (ook van voorgaande stages) 〉 verslagen begeleidingsgesprekken, reflectieverslagen (min. 1 per week), 〉 10 lesvoorbereidingsformulieren, 〉 10 lesobservatie-/lesevaluatieformulieren verdeeld over de vijf leergebieden, 〉 overige lesvoorbereidingen/-observaties en -evaluaties Eindgesprek
7. Cesuur: Cijfer 7:
Ruim voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); voldoende zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; ruim voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 6:
Voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); weinig zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; maar: voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan vrijwel alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 8:
Goed: Alles gedaan volgens doelen stage op niveau propedeuse of doelen stage kernfase. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); zichtbare goede koppeling tussen theorie en praktijk; enkele speciale prestaties of toevoegingen; enkele uitschieters naar boven; iets extra’s geleverd (bijv. bijdrage aan schoolontwikkeling, innovatie); goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier toe wat de speciale prestatie, toevoeging, de bijdrage aan schoolontwikkeling of innovatie van de student is geweest. Het cijfer 8 is meer dan alleen een prima inzet.
Cijfer 9:
Zeer goed: Op hoger niveau dan propedeuse c.q. kernfase. Alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*). Maar: méér gedaan dan het gevraagde, zichtbare prima koppeling tussen theorie en praktijk; veel speciale toevoegingen; veel eigen initiatief en eigen inbreng; grote uitschieters naar boven; uitzonderlijke dingen gedaan; zeer goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier het excellente functioneren van de student toe. Het cijfer 9 betekent méér dan alleen een prima 214
inzet. Cijfer 10:
Uitmuntend, niet te overtreffen! Uitmuntende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Onder de streep
Cijfer 5:
Onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); nauwelijks zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; enkele uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet nog niet aan de eisen van de professionele standaard. Via een contract, gemaakt door de stagebegeleider/opleider, is het mogelijk om de stage alsnog met een voldoende af te ronden.
Cijfer 4:
Sterk onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); geen zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; grote uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet niet aan de eisen van de professionele standaard. De stage moet opnieuw worden gedaan. De student krijgt een contract, opgesteld door de stagebegeleider/opleider.
*) voor studenten op opleidingsscholen: dpf 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: 〉 〉 〉
Semesterboek-221 Mentorboek ST-221 Stagebegeleidersboek deel I
10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Coördinator opleiden in de school en teamleider kernfase
215
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: OZ‐221 Onderzoek wetenschap en Techniek 11. • • • • •
Eindkwalificaties: pedagogisch competent vakinhoudelijk en vakdidactisch competent. organisatorisch competent competent in reflectie en ontwikkeling professionele standaard
12. Onderdeel van de OWE: Begeleiden 2.2 13. Doel van deze deeltoets: De student kan aan de hand van actuele inzichten op het gebied van onderzoekend- en ontwerpend leren de onderzoekende houding van zichzelf en van de leerlingen waarvoor hij ontwerpt waarnemen, beschrijven en verklaren. De student heeft kennis en inzicht t.a.v. de leerkrachtvaardigheden die hierbij horen, oefent daarin gedurende de uitvoer en kan hierop reflecteren. 14. Vakkennisbasis: OJW • Leren over de betekenis van natuur en techniek. Betekenis van de natuurlijke en gemaakte wereld duurzame ontwikkeling. • Het uitvoeren van onderwijs in natuur en techniek. Didactische benaderingen met daaraan gerelateerde denk- en werkwijzen en attituden en de leerkrachtvaardigheden die dat vraagt. Didactische benaderingen, o.a.: onderzoeken, ontwerpen, waardenontwikkeling. Denk- en werkwijzen, o.a.: beleven en waarderen, beschrijvend onderzoeken, ecologisch denken, meten, modelleren, mondeling en schriftelijk, communiceren, vorm- en functiedenken. Houding o.a.: wetenschappelijke houding en duurzaam gedrag. • Het verwerven van kennis over en inzicht in natuurwetenschappen en techniek. De kernconcepten: eenheid in verscheidenheid, causaliteit, materie en energie, system vorm en functie, wisselwerking met onderliggende concepten. Beeldende Vorming Algemeen: 1.2 de student kan de specifieke bijdrage van beeldend onderwijs aan het leren en ontwikkelen van leerlingen verwoorden en kan dit illustreren aan de hand van voorbeelden. Structuur van het vak: 2.2 de student beschikt over kennis van de basale methodische vaardigheden binnen beeldend onderwijs (het gebruik van beeldaspecten en materialen en technieken binnen de domeinen 2d, 3d en 4d) in relatie tot het thema/onderwerp. Samenhang: 4.1 de student kan de samenhang tussen andere vakken in de leergebieden kunstzinnige oriëntatie en oriëntatie op jezelf en de wereld illustreren aan de hand van thema’s. 15. Beoordelingscriteria: De student maakt in zijn onderzoek gebruik van gerichte observatie‐, documentatie‐ en gesprekstechnieken. Hij komt op basis van de onderzoeksresultaten tot concrete interventies op het vlak van de interactieve (opdat beter afgestemd wordt op de verschillen binnen de groep). 216
Hij kan vanuit kennis over vakdidactiek een onderzoekende houding stimuleren en daarbij aansluiten op de beginsituatie van de kinderen t.a.v. onderzoekend en ontwerpend leren. Hij maakt in zijn onderzoek gebruik van een analyse van de beginsituatie en belevingswereld van leerlingen. Hij komt op basis van deze bevindingen tot concrete interventies op het vlak van de instructie (opdat een onderzoekende houding bij de verschillende kinderen wordt gestimuleerd). Hij komt op basis van de onderzoeksresultaten tot een aanpassing van het klassenmanagement. Hij verwoordt in hoeverre zijn inzichten t.a.v. ontwerpend/onderzoekend leren aansluiten bij delaatste ontwikkelingen op de trajectschool en in hoeverre zij aansluiten bij de verdere uitbouw van zijn pwc. Hij kan zijn onderzoek voor derden in woord en beeld inzichtelijk maken. 16. Vormen van toetsing: Uitvoering in praktijk, onderzoeksverslag, reflectieve presentatie 17. Cesuur: Voldaan bij minimaal het cijfer 6 Voldoende: op alle indicatoren een positieve score Cijfer 9: 8 indicatoren goed, de overige voldoende. Cijfer 8: 6 of 7 indicatoren goed, de overige voldoende Cijfer 7: 3, 4 of 5 indicatoren goed, de overige voldoende Cijfer 6: alle indicatoren voldoende Onvoldoende: Cijfer 5: 1, 2, 3 of 4 indicatoren onvoldoende Cijfer 4: meer dan 4 indicatoren onvoldoende 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: De handleiding van OZ‐221 zie Scholar (digitale leeromgeving Pabo Arnhem) Graft, M. van (januari 2010). Het tijdschrift Mensenkinderen: Het onderzoekende kind in de basisschool. Meeuwig, M., Schepers, W. en Werf, T. van der (2007). Sporen van Reggio Pedagogiek ontwikkeling 07 Hoofdstuk 4 pagina 75 t/m 91 Huisingh, A. Hulshoff Pol, R. en Bomen, E. van den (2007). Toeval gezocht, Kunst, kunstenaars en jonge kinderen, Pagina 73 t/m 80. Rotterdam: Lemniscaat Donk, C. van der en Lanen, B. van (2013). Praktijkonderzoek in de school, hoofdstuk 8. Bussum: Coutinho 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Tie van Berkum, Maarten Hennekes en Albien Hendriks
217
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
BL-220 Bloktoets 2
11. Eindkwalificaties: Vnl. vakdidactische competenties 12. Onderdeel van de OWE: Begeleiden 2.2 -
13. Doel van deze deeltoets: De student kan benoemen hoe vakintegratie bijdraagt aan het leren vanuit verwondering. De student weet binnen welke onderwijsconcepten het leren vanuit verwondering centraal staat en op welke wijze zij dit vormgeven.
-
De student is in staat handelingsgericht te werken met een didactisch groepsplan De student weet hoe je het pedagogisch handelen binnen een didactisch groepsplan kunt integreren.
-
De student weet hoe en hoe vaak je een didactisch groepsplan maakt. De student is zich bewust van het spanningsveld tussen effectieve instructie en ontwikkelingsgericht onderwijs. De student is in staat zijn klassenmanagement zodanig vorm te geven dat het werken met een didactisch groepsplan mogelijk is.
-
14. Vakkennisbasis: - A.2.1: Theorieën en concepten – sociale psychologie - A.2.2: Methoden en strategieën – groepsdynamica - B.1.1: Onderwijsleertheorieën – leerfuncties, dimensies van leren, differentiatiemodellen - B.1.2: Opvoedingstheorieën – (ortho)pedagogische theorieën - B.1.3: Onderwijs- en opvoedingsconcepten: traditionele vernieuwingsstromingen & moderne vernieuwingsstromingen - B.2.1: Onderwijsmethoden en strategieën – aanbieden van onderwijs & begeleiden van onderwijs - B.2.2: Opvoedingsmethoden en strategieën – motiveren & gedragsbeïnvloeding & pedagogisch klimaat De vakken: taal, pedagogiek & levo, rekenen-wiskunde & ict, ojw en bevo, geven invulling aan bovenstaande begrippen vanuit hun eigen vakinhouden. 15. Beoordelingscriteria: Deze bloktoets bevat vragen over de leerstof over onderwijs rondom de casuïstiek die in semester 2 vanuit de leergebieden is aangeboden. De nadruk ligt op het onderzoekend leren van kinderen vanuit een meer ontwikkelingsgerichte visie zoals dat binnen Reggio bijvoorbeeld heel mooi vorm krijgt) en het afstemmen op de onderwijsbehoeften van kinderen vanuit het handelingsgericht werken met een groep. Voor het werken aan de casussen en de vakken staat in het eerste semester 80 uur. Dat betekent dat, bij een studietempo van 7 pagina’s per uur, ieder leergebied, naast de inhoud van de lessen, nog 90 pagina’s heeft die studenten moeten bestuderen. 16. Vormen van toetsing: Schriftelijk: multiple choice 218
17. Cesuur: Tijd: 90 minuten 60 vragen
cijfer
<43% 43% 50% 57% 63% 70% 77% 83% 90% 100%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: Literatuur taal • Nulft, d. Van den & Verhallen, M. (2009). Met woorden in de weer. Praktijkboek voor het onderwijs. Bussum: Coutinho • Huizenga, H. & Robbe, R. (2009). Taalonderwijs ontwerpen: taaldidactiek voor het basisonderwijs. Groningen: Noordhoff uitgevers. • Bodde, M. & J. Schokkenbroek (2011) Engels in het basisonderwijs, Kennisbasis vakdidactiek Groningen: Noordhoff Uitgevers • C. Lindenberg: logopedie en leerkracht. Wolters Noordhoff, isbn 978 90 01 30001 2 Literatuur pedagogiek & levo • Alblas,G., Endeman,A. & Heinstra, R. (2011 ).Praktische psychologie voor leren en onderwijzen. Groningen/Houten: Noordhoff • Artikel op Scholar bronnen pedagogiek “coöperatief leren binnen passend onderwijs” • Artikel op Scholar bronnen pedagogiek “ het nieuwe leren en de reformpedagogiek” • Reader ‘identiteit van scholen t.b.v. BL-220’ op Scholar: kernfase, pgo en vakken, levo, tabblad k2 identiteit.
Blz. 70-94 Blz. 355-381 H 7.2, 8.1, 8.4, 8.6 en 9 Blz.. 103-112, 118-121,
Hoofdstuk 5 en 7
Literatuur Rekenen-Wiskunde en ict • De leerstof die tijdens de lessen is aangeboden (zie ppts op Scholar) • Veltman, A. en van den Heuvel-Panhuizen, M. (2010). Rekenen H5, H6, H7 en H8. met hele getallen op de basisschool, tussendoelen annex leerlijnen. Groningen: Noordhoff uitgevers
219
Literatuur OJW • Peters, A. en Westerveen, F. (2010) Geowijzer, kennisbasis inhoud en didactiek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. •
Sinnige, A., & Kratsborn, W. (2005) Onvoorspelbaar verleden. Assen: Van Gorcum.
Literatuur Bevo • Onna, J. van, Laat maar zien (2013). Groningen/Houten: Noordhoff uitgevers 2. Graft, M. van (2010) Het onderzoekende kind in de basisschool. Mensenkinderen 120, 6-9 • Meeuwig, M. & Schepers, W. & Werf,T. van der, (2007) Sporen van Reggio Hoofdstuk 4. Werken met sporen. (Scholar) • DVD ‘To make a portret of a lion’ (portret van een leeuw) Reggio Emilia Italy 1980: 31 min. Met kijkvragen. (Studiecentrum) 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Rutger Smabers en teamleider kernfase
Paragrafen 10.1 en 10.2 Hoofdstukken 14 en 15 Paragrafen 12.2, 12.4, 12.6 En de inleiding pag. 10 t/m 17 Hoofdstuk 10 §10.3 en 10.4
220
Titel OWE
Ontwerpen 2.2
23.
Opleiding
24.
Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd
25.
Beroepstaken
Lesgeven, Begeleiden en Ontwerpen.
26.
Relatie met de kennisbasis
C.
27.
Centrale beroepstaak
Ontwerpen
28.
(Beroeps)Producten
6 praktijktaken (DO-221), simulatietoets didactisch groepsplan (SPNW200)
29.
Studiepunten, studielast
7.5 EC 210 SBU
30.
Samenhang
Deze OWE hangt samen met OWE Lesgeven 2.2 en OWE Begeleiden 2.2 uit semester 2 van de kernfase onder het centrale thema “ Afstemmen op de onderwijsbehoefte binnen een groep”.
31.
Ingangseisen m.b.t. tentamens
32.
Algemene omschrijving
De propedeuse moet behaald zijn om de OWE te kunnen afronden met studiepunten. Deze OWE vormt samen met OWE begeleiden 2.2 en lesgeven 2.2 een groter geheel. De gezamenlijke doelen zijn bij lesgeven 2.2 geformuleerd. In het ontwerp en de uitvoering van de praktijktaken werkt de student aan de kwalificaties Leren en lesgeven met ICT op niveau 2. Dat betekent dat zijn eigen instrumentele, informatie- en mediavaardigheden op niveau zijn en dat de student ICT-middelen doelbewust inzet in zijn onderwijs. De student ontwerpt ICT-rijke leerarrangementen, onderwijst leerlingen in ICT-geletterdheid en gebruikt ICT-middelen om onderwijs te evalueren en te innoveren. Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen getoond door 6 praktijken uit te voeren die elk met een voldoende beoordeeld zijn en door een simulatietoets SPNW-200 waarvoor een voldoende is behaald.
33.
Competenties
Pabo Arnhem
Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 D. Onderwijzen en opvoeden B1/B2
In deze onderwijseenheid wordt vooral gewerkt aan de onderstaande competenties: Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakinhoudelijk didactisch competent Organisatorisch competent Reflectie en ontwikkeling Kwalificaties Leren en lesgeven met ICT niveau 2
34.
Beoordelingscriteria / Indicatoren /
Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2. Om deze onderwijseenheid af te ronden moet de student 221
eisen aan de OWE
deeltentamen DO-221 met een voldoende hebben afgesloten en voor SPNW–200 een voldoende hebben gehaald. Het eindcijfer van deze OWE is het door onderstaande weging bepaalde gemiddelde van DO-221 en SPNW-200 Deeltentamens / Code Weging Compensatie- Frequentie toetsvorm mogelijkheden Deeltentamen DO-221 6 Geen Eenmaal Ontwerpen 2.1 per semester (gemiddelde van 6 praktijktaken) Simulatietoets SPNW1 Geen Eenmaal Didactisch 200 per groepsplan semester Voor DO-221: Zie de informatie op Scholar Leren / kernfase / toetsing / praktijktaken Voor SPNW-200: Zie de blauwdruk van SPNW-200. n.v.t.
35.
Tentaminering
36.
Verplichte literatuur
37.
Aanbevolen literatuur
38.
Software
n.v.t.
39.
Overig materiaal
n.v.t.
40.
Activiteiten
41.
Werkvormen
42.
Les- / Contacturen
43.
Onderwijsperiode
Stage (daar worden de praktijktaken uitgevoerd) Vaklessen Zelfstudie Practicum (stage en simulatie op de Pabo), zelfstandig werken en studeren (individueel) en vaklessen. Voltijd: contacttijd 26 / stage 18 / zelfstudie 166 uur Deeltijd: contacttijd 24 uur / stage 18 uur / zelfstudie 168 uur De lessen voor de F2 vanaf sept. 2015 – jan. 2016, voor de R2 en D2 van feb. 2016-juli 2016.
44.
Maximum aantal deelnemers
n.v.t.
222
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: DO-211 / DO-221 / DO-231 Praktijktaken semester 1 / 2 / 3 kernfase 11. Eindkwalificaties: Met de praktijktaken toont student zijn vakinhoudelijke en vakdidactische competentie. Hij laat zien dat hij inzichten op het gebied van vakinhoud en vakdidactiek kan vertalen naar de praktijk en naar de verschillende leeftijdsgroepen voor wie hij de lessen heeft voorbereid. In totaal moet de student met 18 praktijktaken tijdens de kernfase aantonen dat hij de vakinhoudelijke en vakdidactische competentie op niveau 2 beheerst. Per semester van de kernfase heeft hij er zes uitgevoerd. Alle praktijktaken moeten voldoende zijn. 12. Onderdeel van de OWE: Ontwerpen 2.1 Ontwerpen 2.2 Ontwerpen 2.3 13. Doel van deze deeltoets: Zie eindkwalificaties. 14. Vakkennisbasis: C. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 D. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 15. Beoordelingscriteria: Zie: HAN-scholar > leren > kernfase > toetsing > praktijktaken 16. Vormen van toetsing: Zie: HAN-scholar > leren > kernfase > toetsing > praktijktaken 17. Cesuur: Het cijfer voor elk van de deeltoetsen DO-211, DO-221 en DO-231 is het gemiddelde van de cijfers voor de zes in een semester uitgevoerde praktijktaken. Elke afzonderlijke praktijktaak moet met minimaal het cijfer 6 zijn afgerond. De cesuur kan per onderdeel verschillen. Iedere praktijktaak wordt met een cijfer beoordeeld dat binnen HAN-SIS wordt geregistreerd. Voor de beoordelingswijze wordt verwezen naar Scholar > kernfase> toetsing> praktijktaken. 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: Ieder aanbod binnen deze categorie vraagt van de student om verdieping in de literatuur. Op Scholar wordt per onderdeel aangegeven welke literatuur bestudeerd dient te worden. 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Sectievoorzitters & teamleider kernfase
223
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: SPNW-200 Simulatietoets 2 Didactisch groepsplan 11. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent De student op niveau 2: • Analyseert en interpreteert groepsprocessen met behulp van verschillende instrumenten (verschillende typen observaties en sociogram) • Pleegt na analyse van de groepsprocessen interventies en hij maakt hierbij gebruik van relevante methodische en theoretische inzichten Pedagogisch competent De student op niveau 2: • Kan de opvallende aspecten van sociaal gedrag en groepsprocessen waarnemen en dit evalueren en analyseren met de daarvoor geëigende instrumenten • Kan zijn pedagogische opvattingen verwoorden en onderbouwen met relevante theoretische en methodische inzichten Vakinhoudelijk en vakdidactisch competent De student op niveau 2: • Kan vanuit verschillende leerlijnen een lessencyclus ontwerpen • Kan zijn vakinhoudelijke en didactische opvattingen verwoorden en onderbouwen met relevante theoretische en methodische inzichten • verzamelt voldoende gegevens over de beginsituatie van de kinderen en de doelstelling van de onderwijsactiviteit om af te kunnen stemmen op de verschillen binnen de groep 12. Onderdeel van de OWE: Ontwerpen 2.2 13. Doel van deze deeltoets: De student kan met een “proeve van bekwaamheid” binnen een gesimuleerde omgeving (een fictief groepsdossier) aantonen dat hij een didactisch groepsplan voor rekenen of taal kan opzetten en verantwoorden vanuit een handelingsgerichte visie. 14. Vakkennisbasis: Domein begrijpend lezen (6.5 uit kennisbasis Nederlandse taal) Domein hele getallen rekenen/wiskunde (2.4 uit kennisbasis Rekenen/wiskunde) 15. Beoordelingscriteria: o De student bepaalt vanuit een fictief groepsdossier de zone van actuele ontwikkeling en de zone van naaste ontwikkeling voor rekenen of taal. o De student stelt een onderzoeksplan op om relevante aanvullende informatie te verkrijgen in de periode volgend op het aangeleverde groepsdossier. o De student bepaalt voor individuele kinderen de onderwijsbehoeften om vervolgens tot clustering van kinderen met vergelijkbare onderwijsbehoeften te komen. o De student stelt een groepsplan op dat aansluit bij de clustering van leerlingen (hele groep, subgroepen en/of individuele leerlingen). o De student verantwoordt de keuzes die hij in de simulatietoets heeft gemaakt vanuit theorie over handelingsgericht werken. 16. Vormen van toetsing: Schriftelijk open boek tentamen: open vragen 224
Toegestane hulpmiddelen: Alle literatuur waarvan de student denkt het te kunnen gebruiken en aantekeningen mogen tijdens de toets geraadpleegd worden. Digitale media uitgezonderd. Gezien de duur van de toets is het gebruik van een afsluitbaar flesje water toegestaan 17. Cesuur: Voldaan bij minimaal 60 % Per criterium kan een student maximaal 10 punten verdienen. Het cijfer wordt aan de hand van onderstaande tabel bepaald: Cesuur % van 50 punten < 12% 12% 22% 36% 50% 60% 72% 82% 92% 100%
Cijfer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: • Zelfstudiemateriaal: ‘afstemmen op onderwijsbehoeften, werken met een groepsplan’ • Lesaanbod werkcolleges 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: R. Smabers en P. Man
225
Titel OWE
Schoolorganisatie 2.2
24. Opleiding
Pabo Arnhem
25. Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd
26. Beroepstaak/taken*
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen, schoolorganisatie
27. Relatie met de kennisbasis
28. Centrale beroepstaak 29. (Beroeps)Producten
D. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 E. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 F. Kwaliteit en innovatie C1 Schoolorganisatie • • •
PWC-221 6 van de 8 kennistoetsen met een voldoende afgesloten 150 uren van totale keuzelijn aanbod gevolgd en aangetoond.
30. Studiepunten, studielast
7.5 EC 210 SBU
31. Samenhang
Deze OWE hangt samen met OWE Schoolorganisatie 2.1 en Schoolorganisatie 2.3, waarin de student: 5) a.d.h.v. 8 verplichte kennistoetsen uit 5 leergebieden zijn kennisbasis niveau 2 aantoont. 6) de keuzelijn afrondt 7) heeft deelgenomen aan de werkweken 8) de LEVO denominatie afrondt
32. Ingangseisen m.b.t. tentamens
34. Competenties
De propedeuse moet behaald zijn om de OWE te kunnen afronden met studiepunten. In het deeltentamen DS-221 toont de student aan dat hij voldoet aan de volgende eisen: • PWC 221 is beoordeeld, de student laat zien dat de feedback op PWC-211 is meegenomen bij het schrijven van PWC-221. • 6 van de 8 kennistoetsen uit de vijf leergebieden zijn met een voldoende afgesloten. De student maakt zelf een keuze uit: KAA200, KB-200, KGS-200, KIC-200, KNO-200, PLE-200, NE-230L en WI230L. NE-230L en WI-230L worden pas in semester 3 aangeboden. • 150 sbu (studiebelastingsuren) uit aanbod keuzelijn, eventueel aangevuld met een competentiegerichte taak aan een partnerschool, aangetoond gevolgd. (Voor de totale keuzeruimte is 210 sbu berekend die de student middels contacttijd, zelfstudie en uitvoering moet maken tijdens de hele kernfase. De student kiest uit het keuzelijn aanbod van de opleiding of vult deze aan met een competentiegerichte taak op een academische opleidingsschool.) SBL-competenties niveau 2
35. Beoordelingscriteria /
Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL competenties op niveau 2.
33. Algemene omschrijving
226
Indicatoren / eisen aan de OWE
36. Tentaminering
37.
38. Verplichte literatuur 39. Aanbevolen literatuur
Een beoordeeld PWC 221 waarin de student laat zien dat hij de feedback op pwc-211 heeft verwerkt, is voorwaarde voor het genereren van studiepunten middels het deeltentamen DS-221. In het pwc presenteert hij de resultaten van deze OWE en die van OWE lesgeven 2.2, OWE begeleiden 2.2 en die van OWE ontwerpen 2.2 in samenhang. Deeltentamen Code Weging Compensatie- Frequentie Schoolorganisatie DS-221 1 mogelijkheden Eenmaal 2.2 geen per semester Geen Eenmaal/ • PWC 221 semester Geen Eenmaal/ • 6 behaalde toetsen semester uit de 8 verplichte kennistoetsen uit de kernfase: KAA200, KB-200, KGS200, KIC-200, KNO200, PLE-200 (NE230L en WI-230L) Geen Eenmaal/ • Voldoende semester afgesloten keuzelijn voor 150 SBU: Feedback van competentiegerich te taken, feedback uit aanbod keuzelijn. Keuzelijn:Zie scholar > kernfase > keuzelijn Kennistoetsen: Zie scholar> pgo en vakken > toetsing > toetsing kernfase n.v.t.
40. Software
n.v.t.
41. Overig materiaal
n.v.t.
42. Activiteiten
Schrijven van pwc Competentiegerichte taken op opleidingsscholen uitvoeren Lessen uit keuzeaanbod pabo volgen Vaklessen volgen Zelfstudie Ondersteuningslessen volgen Zelfstandig werken en studeren (individueel). Samenwerken (aan een competentiegerichte taak en in de werkweek). Voltijd: contacttijd 20 / zelfstdudie 190 uur Deeltijd: contacttijd 18 / zelfstudie 192 uur De lessen voor de F2 vanaf sept. 2015 – jan. 2016, voor de R2 en D2 van feb. 2016-juli 2016. n.v.t.
43. Werkvormen 44. Les- / Contacturen 45. Onderwijsperiode 46. Maximum aantal deelnemers
* Voor de beschrijving van het complete overzicht van de keuzelijn in de kernfase: zie OWE Schoolorganisatie 2.3 227
228
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: DS-221 10. Eindkwalificaties: Zie blauwdrukken van • KAA-200, KB-200, KGS-200, KIC-200, KNO-200, PLE-200, NE-230L en WI-230L • KZ-231 11. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.1 12. Doel van deze deeltoets: Controleren van de studievoortgang van de owe schoolorganisatie 2.2 13. Vakkennisbasis: J. Het lerende en zich ontwikkelende kind A1/A2/A3 K. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 L. Kwaliteit en innovatie C1 14. Beoordelingscriteria: • Pwc 221 is beoordeeld, de student laat zien dat de feedback op pwc-211 is meegnomen bij het schrijven van pwc-221. • 6 van de 8 kennistoetsen uit de vijf leergebieden zijn met een voldoende afgesloten. De student maakt zelf een keuze uit: KAA-200, KB-200, KGS-200, KIC200, KNO-200, PLE-200, NE-230L en WI-230L. NE-230L en WI-230L worden pas in semester 3 aangeboden. • 150 sbu (studiebelastingsuren) uit aanbod keuzelijn, eventueel aangevuld met een competentiegerichte taak aan een partnerschool aangetoond gevolgd. 15. Vormen van toetsing: Controle van de vereiste deeltentamens. Cesuur: De volgende cijfers worden opgeteld, dit getal wordt gedeeld door twee. • Het gemiddelde cijfer van de drie kennistoetsen, die nog niet zijn berekend bij DS211. • Het gemiddelde cijfer van de onderdelen van KZ-231 die nog niet zijn berekend bij DS-211. (Het totaal aantal sbu moet minimaal 150 zijn.) Het cijfer voor DS-212 moet minimaal een 6 zijn. 16. Niveau: Kernfase niveau 2 17. Literatuur: Zie blauwdrukken van • KAA-200, KB-200, KGS-200, KIC-200, KNO-200, PLE-200, NE-230L en WI-230L • KZ-231 18. Aanspreekpersonen voor deze toets: Teamleider kernfase
229
Titel OWE
Begeleiden 2.3
23. Opleiding
Pabo Arnhem
24.
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd Afstudeerrichting Jonge Kind en Oudere Kind
Doelgroep
25. Beroepstaak/taken* 26. Relatie met de kennisbasis
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen, organiseren C.
Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 D. Onderwijzen en opvoeden B1/B2
27. Centrale beroepstaak
Lesgeven
28. (Beroeps)Producten
Stage 231, Onderzoek 231, Bloktoets 231 of 232
29. Studiepunten, studielast
7.5 studiepunten 210 SBU
30. Samenhang
Deze OWE valt samen met OWE Ontwerpen 2.3 uit semester 3 onder het centrale thema “Onderwijs vanuit een breder perspectief bekeken”. Propedeuse behaald Beoordeling stages ST-211 en ST-221 met een voldoende
31. Ingangseisen m.b.t. tentamens 32. Algemene omschrijving
Deze OWE vormt samen met OWE ontwerpen 2.1 een groter geheel. De studenten maakt in dit semester een keuze voor het jonge kind (groep 1 t/m 4) of het oude kind (groep 5 t/m 8). In dit laatste semester van de kernfase leer je dat je als leerkracht cultuurdrager en ook –overdrager bent en daarmee een belangrijke rol hebt in de opvoeding van kinderen. Opvoeden doe je tussen de bedrijven door, maar ook met de leerinhoud van jouw lessen. Je leert hoe je met kinderen kunt werken aan kunst- en cultuureducatie in samenwerking met culturele instellingen in de omgeving van de school. Je leert in deze fase van je opleiding je keuzes te verantwoorden vanuit een duidelijke visie.
33. Competenties 34. Beoordelingscriteria / Indicatoren / eisen aan de OWE 35. Tentaminering
Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen getoond in de stage 211, Onderzoek 211 en bloktoets 211. SBL – competenties en professionele standaard niveau 2 Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2. Om deze onderwijseenheid af te ronden moet de student de stage met een voldoende hebben afgesloten, en gemiddeld voor het onderzoek 211 en de bloktoets 210 een voldoende hebben gehaald. (Een 5 mag gecompenseerd worden door een 7 of hoger.) Deeltentamens / Code Weging Compensatie- Frequentie toetsvorm mogelijkheden Stage 231 ST-231 1 geen Eén stage gedurende 3e semester Onderzoek 231 OZ1 Een 5 voor het cultuureducatie 231 onderzoek mag worden gecompenseer 230
36. Verplichte literatuur
d door een 7 of hoger van de bloktoets. Bloktoets 231 BL-231 1 Een 5 voor de (jonge kind) of bloktoets mag of BL-232 worden Bloktoets 232 gecompenseer (oudere kind) d door een 7 of hoger van het onderzoek. Zie de blauwdrukken van OZ-231 en BL-231/BL-232
Tweemaal per semester aangeboden, student mag tweemaal per jaar inschrijven.
37. Aanbevolen literatuur
Zie blauwdrukken
38. Software
Zie blauwdrukken
39. Overig materiaal
Zie blauwdrukken
40. Activiteiten
Stage Pgo-bijeenkomsten Vaklessen Spreekuren onderzoek Slb-bijeenkomsten Zelfstudie Practicum (stage), zelfstandig werken en studeren (individueel), onderzoek en groepsdiscussies (pgo), gesprekken (spreekuren), luisteren (hoorcolleges). Voltijd: contacttijd 26 uur / stage 100 / zelfstudie 84 uur Deeltijd: contacttijd 24 / stage 100 / zelfstudie 86 uur De lessen voor de R3 en D3 van sept. 2015-feb. 2016, voor de F3 vanaf feb. 2016-juli 2016. n.v.t.
41. Werkvormen 42. Les- / Contacturen 43. Onderwijsperiode 44. Maximum aantal deelnemers
231
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: kind
ST-231 Stage leeftijdspecialisatie jonge of oudere
1. Eindkwalificaties: Professionele standaard en SBL competenties • Interpersoonlijk competent • Pedagogisch competent • Vakinhoudelijk en didactisch competent • Organisatorisch competent • Competent in samenwerken met collega’s • Competent in reflectie en ontwikkeling 2. Onderdeel van de OWE: OWE Begeleiden 2.3 3. Doel van deze deeltoets: De student toont zijn afstudeerbekwaamheid aan in de onderwijspraktijk volgens genoemde criteria 4. Generieke kennisbasis: A. Het lerende en zich ontwikkelende Kind B. Onderwijzen en Opvoeden C-1 professionele ontwikkeling 5. Beoordelingscriteria: • Professionele standaard • SBL competenties (minimale criteria): Interpersoonlijk competent • Geeft leiding met ruimte voor eigen inbreng van leerlingen • Ziet wat er gebeurt in zijn groep en reageert daarop • Spreekt de leerlingen consequent aan op ongewenst gedrag Pedagogisch competent • Bewaakt de sfeer in de klas door vertrouwen te geven, leerlingen te ondersteunen en uit te dagen • Ziet verschillen tussen leerlingen en stemt zijn handelen hierop af • Werkt doelgericht aan het verbeteren van de relatie met individuele leerlingen • Herkent en benoemt het afwijken van de ontwikkeling van leerlingen ten opzichte van het normale ontwikkelingsverloop Vakinhoudelijk en didactisch competent • Kan vanuit verschillende leerlijnen een onderwijsactiviteit ontwerpen • Past verschillende instructiemodellen toe • Evalueert met de leerlingen de lesactiviteit • Stemt het onderwijs planmatig af op de verschillende manieren van leren van de leerlingen • Verzamelt voldoende gegevens over de beginsituatie van de leerlingen en de doelstelling van de onderwijsactiviteit om af te kunnen stemmen op de verschillen binnen de groep Organisatorisch competent • Kan tijdens meerdere dagen onderwijs verzorgen in een meervoudige situatie en daarbij de tijd bewaken 232
Competent in samenwerking met collega’s • Informeert zich goed over leerlingen en onderwerpen in gesprek met collega’s ten behoeve van het afstemmen van onderwijsactiviteiten en het begeleiden van leerlingen Competent in reflectie en ontwikkeling • Onderzoekt en verbetert zijn handelen in de stagegroep door doelgericht te evalueren, te reflecteren en feedback te vragen van leerlingen, collega’s en andere belanghebbenden • Kan op grond van zijn functioneren in de school en op de pabo zijn sterke en zwakke punten binnen zijn verslag beschrijven en nieuwe leervragen formuleren 6. Vormen van toetsing: •
•
Stageklapper: 〉 stagebeoordelingsformulier (ook van voorgaande stages), 〉 stagecontract(en) < indien van toepassing > 〉 eindverslag van de student (ook van voorgaande stages) 〉 verslagen begeleidingsgesprekken, reflectieverslagen (min. 1 per week), 〉 10 lesvoorbereidingsformulieren, 〉 10 lesobservatie-/lesevaluatieformulieren verdeeld over de vijf leergebieden, 〉 overige lesvoorbereidingen/-observaties en -evaluaties Eindgesprek
7. Cesuur: Cijfer 7:
Ruim voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); voldoende zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; ruim voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 6:
Voldoende: Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); weinig zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale prestaties of toevoegingen; geen uitschieters naar boven of beneden; maar: voldoende uitvoering en/of uitwerking. Aan vrijwel alle eisen van de professionele standaard is voldaan.
Cijfer 8:
Goed: Alles gedaan volgens doelen stage op niveau propedeuse of doelen stage kernfase. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is getoond; alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); zichtbare goede koppeling tussen theorie en praktijk; enkele speciale prestaties of toevoegingen; enkele uitschieters naar boven; iets extra’s geleverd (bijv. bijdrage aan schoolontwikkeling, innovatie); goede uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier toe wat de speciale prestatie, toevoeging, de bijdrage aan schoolontwikkeling of innovatie van de student is geweest. Het cijfer 8 is meer dan alleen een prima inzet.
Cijfer 9:
Zeer goed: Op hoger niveau dan propedeuse c.q. kernfase. Alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*). Maar: méér gedaan dan het gevraagde, zichtbare prima koppeling tussen theorie en praktijk; veel speciale toevoegingen; veel eigen initiatief en eigen inbreng; grote uitschieters naar boven; uitzonderlijke dingen gedaan; zeer goede 233
uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Belangrijk: mentor en stagebegeleider lichten op het formulier het excellente functioneren van de student toe. Het cijfer 9 betekent méér dan alleen een prima inzet. Cijfer 10:
Uitmuntend, niet te overtreffen! Uitmuntende uitvoering en/of uitwerking. Aan alle eisen van de professionele standaard is voldaan. Onder de streep
Cijfer 5:
Onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); nauwelijks zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; enkele uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet nog niet aan de eisen van de professionele standaard. Via een contract, gemaakt door de stagebegeleider/opleider, is het mogelijk om de stage alsnog met een voldoende af te ronden.
Cijfer 4:
Sterk onvoldoende. Het niveau van de vereiste beroepstaken en competenties is onvoldoende getoond; niet alle bewijsmateriaal zit in de stageklapper*); geen zichtbare koppeling tussen theorie en praktijk; geen speciale toevoegingen; grote uitschieters naar beneden; onvoldoende uitvoering en/of uitwerking. Voldoet niet aan de eisen van de professionele standaard. De stage moet opnieuw worden gedaan. De student krijgt een contract, opgesteld door de stagebegeleider/opleider.
*) voor studenten op opleidingsscholen: dpf 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: 〉 〉 〉
Semesterboek 231 en semesterboek 232 Mentorboek ST-231 stage leeftijdsspecialisatie jongere of oudere kind Stagebegeleidersboek deel II
10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Coördinator opleiden in de school en teamleider kernfase
234
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
OZ-231 Kunst- en cultuureducatie
9. Eindkwalificaties: • Vakinhoudelijk- en vakdidactisch competent • Organisatorisch competent • Professionele standaard 10. Onderdeel van de OWE: Begeleiden 2.3 Kunst- en cultuureducatie 11. Doelen van deze deeltoets (en van de opdracht): Kunst- en cultuureducatie De student: - krijgt inzicht in de actuele ontwikkeling van cultuureducatie op de basisschool - laat zien dat hij bij kan dragen aan visieontwikkeling op het gebied van kunst- en cultuureducatie op de stageschool - geeft groei weer in het cultuur(over)drager zijn en heeft een visie gevormd op kunst- en cultuureducatie Onderzoek doen De student: - laat zien in staat te zijn een onderzoeksvoorstel te kunnen beschrijven op het gebied van kunst- en cultuureducatie, dat bestaat uit een probleemstelling, probleemverkenning en onderzoeksvragen, gebaseerd op relevante en actuele literatuur - laat zien dat hij in staat is om over het onderzoeksvoorstel te communiceren op hbo-niveau - kan constructief feedback geven op het onderzoeksvoorstel van een medestudent 12. Vakkennisbasis: Generiek Domein A. Het lerende en zich ontwikkelende kind Creatieve Ontwikkeling Burgerschapskunde Mediapedagogiek Domein B. Onderwijzen en opvoeden Onderwijsmethoden en –strategieën: ontwerpen van rijke en uitdagende onderwijsarrangementen Domein C. Kwaliteit en innovatie Praktijkgericht Onderzoek Schoolontwikkeling Beeldende vorming, muziek, dans/drama: Het profieldeel: 1.3. De student kan praktijkgericht onderzoek doen naar het effect van (eigen) didactische aanpak (inzet van strategieën, benadering van leerlingen, Interactie, samenwerkend leren etc.) en keuzes voor didactisch materiaal in samenhang met de eigen onderwijsvisie, de visie van collega’s en van de school. 3.4 de student kan inspelen op het gegeven dat leerlingen buiten de basisschool mede gevormd worden door de hedendaagse beeldcultuur, muziek, theater op televisie, internet, games en via andere media. 4.1 de student kan visies op beeldend/muziek/dans dramaonderwijs en cultuuronderwijs koppelen aan visies op leren van leerlingen (zoals leren in een rijke leeromgeving, sociaal constructivisme, de leerstijlen van Kolb, meervoudige intelligenties) en de visie van de school. 4.4 de student is bekend met culturele instellingen rond de scholen (musea, theaterpodia, centra voor kunst en cultuur, buitenschoolse opvang) met een relevant buitenschools kunsten cultuuraanbod en kan dit aanbod inpassen in of afstemmen op het onderwijsprogramma 235
van de school. 13. Beoordelingscriteria: Kunst- en cultuureducatie De student • heeft voor het schrijven van het onderzoeksvoorstel een onderdeel uit het gebied van kunst- en cultuureducatie onderzocht, met gebruikmaking van diverse bronnen (literatuur, eigen culturele ervaringen, culturele ervaringen van kinderen en de actuele situatie van het leergebied kunst- en cultuureducatie op de stageschool) • komt op basis van zijn bevindingen tot concrete voorstellen voor de school • heeft zijn groei en zijn rol als cultuur(over)drager weergegeven door middel van een aanvulling op het eigen cultureel paspoort en heeft zijn visie op cultuureducatie beschreven Onderzoek doen • Het onderzoeksvoorstel is beschreven conform het ‘format onderzoeksvoorstel’ (zie scholar) • Het onderzoeksvoorstel voldoet aan de inhoudelijke beoordelingscriteria voor probleemstelling, probleemverkenning en de onderzoeksvra(a)g(en) • Het onderzoeksvoorstel voldoet aan taaleisen (stijl, grammatica en spelling) op HBO niveau • Bronvermelding volgens APA richtlijnen • De omvang van het onderzoeksvoorstel is max. 5 pagina’s A4 • De student toont aan dat hij aan de hand van het formulier Feedback en beoordeling onderzoeksvoorstel, constructief feedback kan geven op een onderzoeksvoorstel van een medestudent Algemeen • De student is 80% van de lesbijeenkomsten behorend bij OZ-231 aanwezig geweest 14. Vormen van toetsing: Het geschreven onderzoeksvoorstel, inclusief peerfeedback, aanvulling cultureel paspoort en visie op cultuureducatie. 15. Cesuur: Het onderzoeksvoorstel voldoet aan de beoordelingscriteria. 80% aanwezigheid lessen. Weging: 21 punten = 6 (voldoende), minder dan 21 punten en/of minder dan 80% aanwezig is onvoldoende. 16. Niveau: 2 Kernfase niveau 2 9. Literatuur: • Donk, C. van der & Lanen, B. van (2012) Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho • Onna, J. van & Jacobse, A. (2008) Laat maar zien, hoofdstuk. 4.1, 4.2, 4.4, en 8.3. Groningen: Noordhoff. • Heusden, B. van (2014) Cultuur in de spiegel in de praktijk. Enschede: SLO • Tussendoelen en leerlijnen kunstzinnige oriëntatie. Kerndoelen 54, 55 en 56. Http://tule.slo.nl/kunstzinnigeorientatie • www.lkca.nl • www.kunstbedrijfarnhem.nl • http://cultuurmonitor.cultuurnetwerk.nl/ • Casus 15 en literatuur bij het onderdeel kunsten van Bloktoets 231/232.
10.
Naast de verplichte literatuur raadplegen de studenten bronnen naar keuze, afhankelijk van hun onderwerp. Aanspreekpersonen voor deze toets: Geertje Staring en Ina Boersma
236
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
BL-231 Bloktoets Jonge kind
11. Eindkwalificaties: Deze deeltoets sluit aan bij de vakinhoudelijke en didactische competentie. 12. Onderdeel van de OWE: Begeleiden 2.3 Kunst‐ en cultuureducatie 13. Doel van deze deeltoets: Toetsing op Knows en Knows how niveau (Miller) van de semester doelen (zie OWE beschrijving). De student begeleidt jonge kinderen handelingsgericht vanuit leer- en ontwikkelingspsychologische kenmerken. De student verantwoordt zijn pedagogische opvattingen en aanpak op basis van relevante theoretische en methodische inzichten. 14. Vakkennisbasis: - A.1.1.Theorieën en concepten – Ontwikkelingsmodellen - A.2.1: Theorieën en concepten – Socialisatie theorieën en jeugdcultuur - A.2.2.: Methoden en strategieën – Burgerschapskunde - B.1.1.: Onderwijsleer theorieën – leerfuncties, dimensies van leren, Differentiatiemodellen - B.1.2. : Opvoedingstheorieën - - Theorieën over gedrag + Wisselwerking thuissituatie en school - B.2.1. : Onderwijsmethoden en strategieën: evalueren van onderwijs - B2.2.: Opvoedingsmethoden en strategieën – gedragsbeïnvloeding - C.1 : Professionele ontwikkeling: Beroepsinnovatie – mentale modellen. 15. Beoordelingscriteria: Deze deeltoets bevat vragen over de leerstof over het onderwijs rondom de casuïstiek en het vakaanbod van semester 3 in de kernfase. De nadruk ligt op het werken vanuit de inzichten van actief burgerschap en een duurzame samenleving. De volgende leergebieden zijn vertegenwoordigd in deze deeltoets: pedagogiek, rekenen en ict, taal (Nederlands, Engels en logopedie) én kunst. 16. Vormen van toetsing: Toets wordt digitaal afgenomen via het digitale toetsprogramma Questionmark Perception. 17. Cesuur: Minimale score: cijfer 5. Een 5 voor de bloktoets mag worden gecompenseerd door een 7 of hoger van het onderzoek OZ-231. Totale score cijfer 0‐42% = 1 43‐49% = 2 50‐55% = 3 56‐62% = 4 63‐69% = 5 70‐75% = 6 76‐82% = 7 83‐89% = 8 90‐99% = 9 100% = 10 18. Niveau: Kernfase niveau 2
237
19. Literatuur: PEDAGOGIEK Boer, H., Sipman, G. & Tijnagel, B. (2010). Ken jezelf, ken de ander, het ABCD van intercultureel onderwijs. Katern ‘In de klas’ jrg 9, nr 9. Zoetermeer: Bettelgeuze. Sipman, G. (2009). Professioneel pedagogisch handelen, omgaan met probleemgedrag in opvoedingssituaties. (pp 41‐104). Barneveld: Nelissen. REKENEN‐WISKUNDE Oonk, W e.a.. (2010). rekenen‐Wiskunde in de praktijk, Onderbouw. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. ISBN 978-90-01-77366-3 Hoofdstuk 4 en 5, blz. 47 tot en met blz. 78. Hoofdstuk 12 en 13, blz. 149 tot en met 178. TAAL: NEDERLANDS Wentink, W., Verhoeven, L . & Druenen, M. van (2011). Protocol Leesproblemen en Dyslexie. Groep 1 en 2 (hoofdstuk 4). Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. Gijsel, M., Scheltinga, F., Druenen, M. van & Verhoeven, L. (2011). Protocol Leesproblemen en Dyslexie. Groep 3 (hoofdstuk 1 en 3). Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. Van Elsäcker, W., Beek, A. van der, Hillen, J. & Peters, S. (2006). De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 (hoofdstuk 3). Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. Meelis‐Voorma, T., Moolenaar, P. & Overmeijer, H. (2012). Jeugdliteratuur voor de beroepspraktijk (Paragraaf 2.2.1 t/m 2.2.4). Groningen/Houten: Noordhoff. TAAL: LOGOPEDIE Lindenberg‐Meijerman, C. (2010), Logopedie en leerkracht. Groningen/Houten: Noordhoff, 2e druk TAAL: ENGELS Bodde, M. & Schokkenbroek, J. (2011) “Engels in het basisonderwijs, Kennisbasis vakdidactiek” , Groningen, Noordhoff Uitgevers, jonge kind HS 4 & 5 KUNST artikel op Scholar Lavoir, N. van & Tuit, J. (2007). Cultuur In Zicht. Utrecht/Zutphen: Thieme/Meulenhoff. www.pabocultuur.nl Onna, J.van & Jacobse, A. (2008). Laat maar zien. (hoofdstuk 4.1, 4.2, 4.4, en 8.3). Groningen: Noordhoff. artikel op Scholar Roozen, I & Koopmans, H. (1999). Ogen open, Beeld beschouwen met kinderen uit groep 1 t/m 8. (hoofdstuk 1.1). Enschede: Stichting Leerplan Ontwikkeling. artikel op Scholar Roozen, I. (2009). In gesprek met het beeld en met elkaar. (hoofdstuk 1, 2 en 3) Enschede: Stichting Leerplan Ontwikkeling artikel op Scholar Vogelezang, P en Poll, J. (Red.) (2009). Cultuurmonitor Primair Onderwijs, de kwaliteit van cultuureducatie. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland. 20. Aanspreekpersoon voor deze toets: Teamleider kernfase
238
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
BL-232 Bloktoets Oudere kind
11. Eindkwalificaties: Deze deeltoets sluit aan bij de vakinhoudelijke en didactische competentie. 12. Onderdeel van de OWE: Begeleiden 2.3 Kunst‐ en cultuureducatie 13. Doel van deze deeltoets: Toetsing op Knows en Knows how niveau (Miller) van de semester doelen (zie OWE beschrijving). De student begeleidt oudere kinderen handelingsgericht vanuit leer- en ontwikkelingspsychologische kenmerken. De student beantwoordt zijn pedagogische opvattingen en aanpak op basis van relevante theoretische en methodische inzichten. 14. Vakkennisbasis: - A.1.1.Theorien en concepten – Ontwikkelingsmodellen - A.2.1: Theorieën en concepten – Socialisatie theorieën en jeugdcultuur - A.2.2.: Methoden en strategieën – Burgerschapskunde - B.1.1.: Onderwijsleer theorieën – leerfuncties, dimensies van leren, Differentiatiemodellen - B.1.2. : Opvoedingstheorieën - - Theorieën over gedrag + Wisselwerking thuissituatie en school - B.2.1. : Onderwijsmethoden en strategieën: evalueren van onderwijs - B2.2.: Opvoedingsmethoden en strategieën – gedragsbeïnvloeding - C.1 : Professionele ontwikkeling: Beroepsinnovatie – mentale modellen 15. Beoordelingscriteria: Deze deeltoets bevat vragen over de leerstof over het onderwijs rondom de casuïstiek en het vakaanbod van semester 3 in de kernfase. De nadruk ligt op het werken vanuit de inzichten van actief burgerschap en een duurzame samenleving. De volgende leergebieden zijn vertegenwoordigd in deze deeltoets: pedagogiek, rekenen en ict, taal (Nederlands, Engels en logopedie) én kunst en beweging. 16. Vormen van toetsing: Toets wordt digitaal afgenomen via het digitale toetsprogramma Questionmark Perception. 17. Cesuur: Minimale score: cijfer 5. Een 5 voor de bloktoets mag worden gecompenseerd door een 7 of hoger van het onderzoek OZ-231. Totale score cijfer 0‐42% = 1 43‐49% = 2 50‐55% = 3 56‐62% = 4 63‐69% = 5 70‐75% = 6 76‐82% = 7 83‐89% = 8 90‐99% = 9 100% = 10 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: PEDAGOGIEK Boer, H., Sipman, G. & Tijnagel, B. (2010). Ken jezelf, ken de ander, het ABCD van 239
intercultureel onderwijs. Katern ‘In de klas’ jrg 9, nr 9. Zoetermeer: Bettelgeuze. Sipman, G. (2009). Professioneel pedagogisch handelen, omgaan met probleemgedrag in opvoedingssituaties. (pp 41‐104). Barneveld: Nelissen. REKENEN‐WISKUNDE Oonk, W. e.a. (2010). rekenen‐Wiskunde in de praktijk, Bovenbouw. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. ISBN 978-90-01-77095-2 H5: blz. 67 t/m 84, H7: blz. 105 t/m 116, H9: blz. 129 t/m 135, H10: blz. 139 t/m 142, H12: blz. 161 t/m 177, H13: §13.2 blz. 182 t/m 190, H14: blz. 195 t/m 204, H15: blz. 207 t/m 215 TAAL: NEDERLANDS Beek, W. van & Verhallen, M. (2004). Taal, een zaak van alle vakken: Geïntegreerd taal‐ en zaakvakonderwijs op de basisschool (hoofdstuk 1 en 2). Bussum: Coutinho. Meelis‐Voorma, T., Moolenaar, P. & Overmeijer, H. (2012). Jeugdliteratuur voor de beroepspraktijk (hoofdstuk 1). Groningen/Houten: Noordhoff. Scheltinga, F., Gijsel, M., Druenen, M. van & Verhoeven, L. (2011). Protocol Leesproblemen en Dyslexie voor groep 5‐8 (hoofdstuk 1 én hoofdstuk 5.4 t/m 5.6). Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. TAAL: LOGOPEDIE Lindenberg‐Meijerman, C. (2010), Logopedie en leerkracht. Groningen/Houten: Noordhoff, 2e druk TAAL: ENGELS Bodde, M. & Schokkenbroek, J. (2011) “Engels in het basisonderwijs, Kennisbasis vakdidactiek” , Groningen, Noordhoff Uitgevers, oudere kind HS 4 & 6 KUNST artikel op Scholar Lavoir, N. van & Tuit, J. (2007). Cultuur In Zicht. Utrecht/Zutphen: Thieme/Meulenhoff. www.pabocultuur.nl Onna, J.van & Jacobse, A. (2008). Laat maar zien. (hoofdstuk 4.1, 4.2, 4.4, en 8.3). Groningen: Noordhoff. artikel op Scholar Roozen, I & Koopmans, H. (1999). Ogen open, Beeld beschouwen met kinderen uit groep 1 t/m 8. (hoofdstuk 1.1). Enschede: Stichting Leerplan Ontwikkeling. artikel op Scholar Roozen, I. (2009). In gesprek met het beeld en met elkaar. (hoofdstuk 1, 2 en 3) Enschede: Stichting Leerplan Ontwikkeling artikel op Scholar Vogelezang, P en Poll, J. (Red.) (2009). Cultuurmonitor Primair Onderwijs, de kwaliteit van cultuureducatie. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland. 20. Aanspreekpersoon voor deze toets: Teamleider kernfase
240
Titel OWE 23. Opleiding
Ontwerpen 2.3
24.
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd Afstudeerrichting Jonge Kind en Oudere Kind
Doelgroep
Pabo Arnhem
25. Beroepstaak/taken*
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen, schoolorganisatie
26. Relatie met de kennisbasis
A. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 B. Onderwijzen en opvoeden B1/B2
27. Centrale beroepstaak
Ontwerpen
28. (Beroeps)Producten
6 praktijktaken, Simulatietoets
29. Studiepunten, studielast
7.5 studiepunten 210 SBU
30. Samenhang
Deze OWE valt samen met OWE Begeleiden 2.3 uit semester 3 onder het centrale thema “Onderwijs vanuit een breder perspectief bekeken”. Propedeuse behaald Beoordeling stages ST-211 en ST-221 met een voldoende
31. Ingangseisen m.b.t. tentamens 32. Algemene omschrijving
Deze OWE vormt samen met OWE begeleiden 2.1 een groter geheel. De studenten maakt in dit semester een keuze voor het jonge kind (groep 1 t/m 4) of het oude kind (groep 5 t/m 8). De student leert in deze OWE vanuit de samenleving te kijken naar het onderwijs en vormt van daaruit een visie op goed onderwijs. De student leert hoe onderwijs en opvoeding met elkaar samenhangen en wat dit betekent voor jouw handelen als leerkracht. Vanuit een visie op actief burgerschap leert de student hoe hij de brede pedagogische taak vorm kan geven om zo duurzame leerprocessen bij leerlingen te stimuleren. De student leert ook dat hij deze pedagogische taak alleen kan realiseren met goede doorgaande lijnen binnen de school en een intensieve samenwerking met ouders en andere instanties. In het ontwerp en de uitvoering van de praktijktaken werkt de student aan de kwalificaties Leren en lesgeven met ICT op niveau 2. Dat betekent dat zijn eigen instrumentele, informatie- en mediavaardigheden op niveau zijn en dat de student ICT-middelen doelbewust inzet in zijn onderwijs. De student ontwerpt ICT-rijke leerarrangementen, onderwijst leerlingen in ICT-geletterdheid en gebruikt ICT-middelen om onderwijs te evalueren en te innoveren.
33. Competenties 34. Beoordelingscriteria/ Indicatoren / eisen aan de OWE
Accent van deze OWE: Student heeft bovenstaande doelen getoond in de praktijktaken en simulatietoets SOJWP-200. SBL – competenties en professionele standaard niveau 2 Kwalificaties Leren en lesgeven met ICT niveau 2 Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2.
241
35. Tentaminering
36. Verplichte literatuur 37. Aanbevolen literatuur 38. Software 39. Overig materiaal 40. Activiteiten
41. Werkvormen 42. Les- / Contacturen 43. Onderwijsperiode 44. Maximum aantal deelnemers
Deeltentamens / toetsvorm
Code
Weging
Compensatiemogelijkheden
Frequentie
Praktijktaken
DO-231
1
Tweemaal per semester
Simulatietoets OJW
SOJWP200
1
Geen: alle praktijktaken moeten voldoende zijn. Geen
Eenmaal per semester
Voor DO-231: zie de informatie op Scholar Leren/͢ kernfase/toetsing/praktijktaken. Voor SOJWP-200 zie blauwdruk SOJWP-200 Voor DO-231: die de informatie op Scholar Leren/͢ kernfase/toetsing/praktijktaken. Voor SOJWP-200 zie blauwdruk SOJWP-200 Voor DO-231: die de informatie op Scholar Leren/͢ kernfase/toetsing/praktijktaken. Voor SOJWP-200 zie blauwdruk SOJWP-200 Voor DO-231: die de informatie op Scholar Leren/͢ kernfase/toetsing/praktijktaken. Voor SOJWP-200 zie blauwdruk SOJWP-200 Stage Pgo-bijeenkomsten Vaklessen Slb- bijeenkomsten Zelfstudie Practicum (stage), zelfstandig werken en studeren (individueel), onderzoek en groepsdiscussies (pgo), gesprekken (spreekuren), luisteren (hoorcolleges). Voltijd: contacttijd 20 / stage 100 / zelfstudie 90 uur Deeltijd 18 uur / stage 100 / zelfstudie 92 uur De lessen voor de R3 en D3 van sept. 2015-feb,2016, voor de F3 vanaf feb. 2016- juli 2016. n.v.t.
242
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: DO-211 / DO-221 / DO-231 Praktijktaken semester 1 / 2 / 3 kernfase 11. Eindkwalificaties: Met de praktijktaken toont student zijn vakinhoudelijke en vakdidactische competentie. Hij laat zien dat hij inzichten op het gebied van vakinhoud en vakdidactiek kan vertalen naar de praktijk en naar de verschillende leeftijdsgroepen voor wie hij de lessen heeft voorbereid. In totaal moet de student met 18 praktijktaken tijdens de kernfase aantonen dat hij de vakinhoudelijke en vakdidactische competentie op niveau 2 beheerst. Per semester van de kernfase heeft hij er zes uitgevoerd. Alle praktijktaken moeten voldoende zijn. 12. Onderdeel van de OWE: Ontwerpen 2.1 Ontwerpen 2.2 Ontwerpen 2.3 13. Doel van deze deeltoets: Zie eindkwalificaties. 14. Vakkennisbasis: C. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 D. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 15. Beoordelingscriteria: Zie: HAN-scholar > leren > kernfase > toetsing > praktijktaken 16. Vormen van toetsing: Zie: HAN-scholar > leren > kernfase > toetsing > praktijktaken 17. Cesuur: Het cijfer voor elk van de deeltoetsen DO-211, DO-221 en DO-231 is het gemiddelde van de cijfers voor de zes in een semester uitgevoerde praktijktaken. Elke afzonderlijke praktijktaak moet met minimaal het cijfer 6 zijn afgerond. De cesuur kan per onderdeel verschillen. Iedere praktijktaak wordt met een cijfer beoordeeld dat binnen HAN-SIS wordt geregistreerd. Voor de beoordelingswijze wordt verwezen naar Scholar > kernfase> toetsing> praktijktaken. 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: Ieder aanbod binnen deze categorie vraagt van de student om verdieping in de literatuur. Op Scholar wordt per onderdeel aangegeven welke literatuur bestudeerd dient te worden. 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Sectievoorzitter & teamleider kernfase
243
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: Burgerschap
SOJWP-200 Simulatietoets Duurzaam (Wereld)
11. Eindkwalificaties: SBL-competentie 3: vakinhoudelijk en didactisch competent SBL-competentie 5: competent in het samenwerken met collega’s SBL-competentie 7: competent in reflectie en ontwikkeling 12. Onderdeel van de OWE: Ontwerpen 2.3 13. Doel van deze deeltoets: De student kan met behulp van een presentatie en een statement aantonen dat hij deskundig is op het gebied van één van de 5 thema’s: Omgaan met gedrag (G), Intercultureel onderwijs (I), Mondialisering (M), Duurzaamheid (D) en Gezond gedrag (GG). Hij toont daarbij een positieve toekomstvisie aan, gebaseerd op valide gegevens en kan aantoonbaar samenwerken met medestudenten. 14. Kennisbasis: Vakkennisbasis NO&T: 3.4.2 verstoord natuurlijk evenwicht: natuurrampen en ingrijpen van de mens; 3.4.3 verstoord intern evenwicht: gezonde voeding, onder- en overgewicht; lucht(vervuiling) 3.5.2 persoonlijke basisbehoeften (lichamelijk), maar ook immaterieel: religie, visie, cultuur, tegenstelling arm-rijk; 3.5.3 wisselwerking mens en omgeving; 3.5.4 instanties die het dynamisch evenwicht in de natuur controleren en die adviseren t.a.v. duurzaamheid; 5.1.1 voorraad fossiele brandstoffen is eindig, duurzame energiebronnen, broeikaseffect, zure regen; Vakkennisbasis geschiedenis: Kerndeel: 2.3 De student kan historisch denken en redeneren. 1.2. De student kan toelichten hoe geschiedenis samenhangt met andere domeinen. Profieldeel: 2.2 De student kan leerstof voor geschiedenis verbinden met actuele gebeurtenissen. 2.3 De student kan historisch denken en redeneren. Vakkennisbasis aardrijkskunde: Kerndeel: 4.1 De student kan de samenhang illustreren tussen aardrijkskunde en andere domeinen. Profieldeel: 2.2 de student kan leerstof voor aardrijkskunde verbinden aan actuele thema’s. de student kan bij actuele gebeurtenissen de samenhang van aardrijkskunde met andere vakgebieden benoemen. 15. Beoordelingscriteria: o De student toont aan kennis te hebben van de huidige stand van zaken betreffende het gekozen deelaspect (situatie in de wereldsituatie Hij maakt daarbij gebruik van NL). valide cijfers en feiten op basis van de 3 p’s (planet/people/prosperity). De student verbindt genoemde deelaspecten aan elkaar door verbanden te laten zien, omdat alles met alles te maken heeft. o De student laat een positief toekomstbeeld zien, gericht op het gekozen deelaspect. Het toekomstbeeld is onderbouwd met argumenten; o De student toont aan het gekozen deelaspect te kunnen vertalen naar zijn onderwijspraktijk in de basisschool, uitgaande van dat positief toekomstbeeld. 244
(Dit stuk van je statement past prima in je PWC-3); De student toont aan een kritische en deskundige toehoorder te zijn, door het stellen van inhoudelijke vragen bij de presentaties van klasgenoten; o De student schrijft vrijwel foutloos (max. 5) op hbo-niveau en gebruikt de correcte bronvermelding volgens de APA-normen. 16. Vormen van toetsing: o Mondeling: individuele presentatie over zijn deelaspect. Daarnaast stelt hij kritische vragen over andere presentaties en is in staat dergelijke vragen ook te beantwoorden t.a.v. het eigen deelaspect. o Schriftelijk: het schrijven van een statement over zijn deelaspect, van 1000 woorden totaal, waarin opgenomen: stand van zaken, toekomstvisie (samen 750 woorden), eigen visie en vertaling naar de beroepspraktijk gebaseerd op de 3 P’s (Planet, People, Prosperity). Deze laatste 2 aspecten ter grootte van samen dus 250 woorden. o
17. Cesuur: Minimale score: cijfer 6 De presentatie en het statement bepalen ieder voor 50% het eindcijfer. Punten Cijfer <5 6 – 10 11 – 17 18 – 24 25 – 29 30 – 35 36 – 40 41 – 45 46 – 49 50
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: Renkema, J. (2007) Schrijfwijzer compact. Den Haag: SDU. In les uitgereikte actuele schriftelijke informatiebronnen en aangereikt beeldmateriaal. De student verzamelt zijn eigen actuele, valide achtergrondmateriaal en gegevens. 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Pjotr Timmerman & Henk Boer
245
Titel OWE 23. Opleiding 24.
Doelgroep
Schoolorganisatie 2.3 Pabo Arnhem
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd Afstudeerrichting Jonge Kind en Oudere Kind
25. Beroepstaak/taken*
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen, schoolorganisatie
26. Relatie met de kennisbasis
D. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 E. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 F. Kwaliteit en innovatie C1
27. Centrale beroepstaak
Schoolorganisatie
28. (Beroeps)Producten
Alle verplichte Deeltoetsen kernfase: KAA-200, KB-200, KGS200, KIC-200, KNO-200, PLE-200, NE-230L en WI-230L. • KZ-231: Voldoende afgesloten keuzelijn voor 210 SBU: Feedback van competentiegerichte taken, - feedback uit aanbod keuzelijn. • WW-231: Werkweek Texel • Levo –denominatie LE-221: Inventarisatieopdracht KLE-222oo, KLE-222rk, KLE-224pc of KLE-225D: semester 2 Levo keuze KLE-231oo, KLE-233rk, KLE-234pc of KLE-235D: semester 3 Levo keuze LO-200: Eindcontrole logopedie
29. Studiepunten, studielast
7.5 studiepunten 210 SBU
30. Samenhang
Deze OWE wordt beoordeeld tijdens de Integrale Toets Kernfase. Deze OWE hangt samen met OWE Schoolorganisatie 2.1 en OWE Schoolorganisatie 2.2 , waarin de student: 5) A.d.h.v. 8 verplichte kennistoetsen uit 5 leergebieden zijn kennisbasis niveau 2 aantoont. 6) de keuzelijn afrondt 7) heeft deelgenomen aan de werkweken 8) de LEVO denominatie heeft afgesloten Propedeuse behaald OWE Schoolorganisatie 2.1 en 2.2 moeten met een voldoende zijn afgerond. Aan NE-230L en WI-230L mag alleen vanaf het derde semester van de kernfase worden deelnomen. Deze OWE wordt gevuld door 8 kennistoetsen (zelfstudie), keuzelijn, de werkweek Texel, de Levo – denominatie en de eindcontrole van logopedie. Voor de totale keuzeruimte is 210 sbu berekend die de student middels contacttijd, zelfstudie en uitvoering moet maken tijdens de hele
31. Ingangseisen m.b.t. tentamens
32. Algemene omschrijving
•
246
33. Competenties
kernfase. De student kiest uit het keuzelijn aanbod van de opleiding of vult deze aan met een competentiegerichte taak op een academische opleidingsschool. Tijdens de werkweek in Texel staat het thema onderzoekend leren centraal. SBL-competenties niveau 2
34. Beoordelingscriteria/ Indicatoren / eisen aan de OWE
Zie blauwdruk(ken) deeltentamen(s) Criteria zijn de SBL-competenties op niveau 2.
35. Tentaminering
Deeltentam ens / Toetsvorm Keuzelijn Kennistoets en
Werkweek Zevenaar Werkweek Texel LEVO denominati e
Eindcontrol e logopedie
Code
Weging
KZ-231 1 KB-200 1 KIC-200 PLE-200 NE-230L WI-230L KOJW-200: • KAA-200 • KGS-200 • KNO-200
Compensatiemogelijkhede n geen geen
Eén OJW-toets mag bij minimaal een 5 worden gecompenseerd met minimaal een 7 voor een andere OJWtoets.
WW-211
1
geen
WW-231
1
geen
LE-221 KLE-222oo KLE-23100 Of LE221 KLE-223rk KLE-233rk Of LE-221 KLE-224pc KLE-234pc Of LE-221 KLE-225D KLE-235D LO-200
1
geen
Moet voldoend
geen
Frequentie
Aanbod: 2 x per semester. Student mag elk studiejaar 2 keer inschrijven per toets. N.B. Aan NE-230L en WI-230L mag alleen vanaf het derde semester van de kernfase worden deelnomen. Eenmaal per semester Eenmaal per semester Eenmaal per semester
Eenmaal per semester
247
37. Aanbevolen literatuur
e zijn Keuzelijn:Zie Scholar > kernfase > keuzelijn Kennistoetsen: Zie Scholar> pgo en vakken > toetsing > toetsing kernfase Zie blauwdrukken
38. Software
Zie blauwdrukken
39. Overig materiaal
Zie blauwdrukken
40. Activiteiten
Competentiegerichte taken op opleidingsscholen Lessen uit keuzeaanbod Pabo Zelfstudie Ondersteuningslessen Diverse
36. Verplichte literatuur
41. Werkvormen 42. Les- / Contacturen 43. Onderwijsperiode 44. Maximum aantal deelnemers
Voltijd: contacttijd 20 / zelfstudie 190 uur Deeltijd: contacttijd 18 uur / zelfstudie 192 uur De lessen voor de R3 en D3 van sept. 2015-feb.2016, voor de F3 vanaf feb. 2016-juli 2016 n.v.t.
248
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: KAA-200 11. Eindkwalificaties: Het betreft een zelfstudie-/kennismodule aardrijkskunde Heeft uitsluitend betrekking op vakinhoudelijke competenties. 12. Onderdeel van de OWE: OWE Bijdragen aan de schoolorganisatie 2.3 13. Doel van deze deeltoets: Tonen van het eindniveau Pabo voor wat betreft de aardrijkskundekennis. 14. Vakkennisbasis: Kennis en inzicht in ruimtelijke vraagstukken: • Regio’s en Thema’s: Topografie (300 namen) • Contexten 8 thema’s Klimaat en landschap Bevolking en ruimte Bestaansmiddelen Arm en Rijk Grenzen en identiteit Krachten der aarde Bronnen van energie Water 15. Beoordelingscriteria: Zelfstandige kennistoets. Het betreft een digitale QMP-toets. Onderdelen van de kennisbasis Aardrijkskunde KAA-200. • Weer en klimaat (H2) • Landschappen in Nederland (H3) • Nederland en het water (H4) • Actieve aarde (H5) • Bevolking en ruimtelijke inrichting (H6) • Bestuur in Nederland en Europa (H7) • Bestaansmiddelen (H8) • Arm en rijk in de wereld (H9) • Topografie van Nederland, Europa en de wereld (excelbestand scholar) 16. Vormen van toetsing: Kennistoets met meerkeuzevragen 17. Cesuur: De toets bestaat uit 60 vragen. Normering(op basis van percentages van het totaal te behalen punten): Percentage(%) cijfer 0 – 46,6 1 46,7 – 53,2 2 53,3 – 59 3 60 – 66,6 4 249
66,7 – 73,2 5 73,3 – 79 6 80 – 86,6 7 86,7 – 93,2 8 93,3 – 99,9 9 100 10 Minimale score: cijfer 5. Cijfer 5 mag gecompenseerd worden met een 7 of hoger uit één van de onderdelen OJW (KGS-200 of KNO-200). 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: • Peters, A. & Westervaan, F. (2010). Geowijzer, kennisbasis inhoud en didactiek. Groningen/Houten:.Noordhoff Uitgevers. De hoofdstukken: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 • Topolijst van Nederland, Europa en de wereld (zie: Excelbestand Scholar) 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Maarten Hennekes en Bert Jansen
250
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KB-200 kunst en bewegen
6. Eindkwalificaties: Vakinhoudelijk en didactisch competent niveau 2 voor de vakken beeldende vorming (bv) en bewegingsonderwijs (bw) 7. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.3 8. Doel van deze deeltoets: • De student op niveau 2 toont zijn vakinhoudelijke en didactische kennis. • De student heeft voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van de onderwijsinhouden en de didactiek om een krachtige leeromgeving tot stand te brengen. 9. Vakkennisbasis: Beeldende vorming: Algemeen1.1 de student kan verschillende functies en betekenissen van beelden in de samenleving benoemen En kan dit aantonen met voorbeelden. 1.2 de student kan de specifieke bijdrage van beeldend onderwijs aan het leren en ontwikkelen van leerlingen verwoorden en kan dit illustreren aan de hand van voorbeelden. Structuur van het vak 2.1 de student kan de kern van beeldend onderwijs herkennen en toelichten aan de hand van het ‘cirkelmodel’ en kan de samenhang tussen proces- en productcomponenten beschrijven. Het vak en de leerlingen 3.1 de student kan beargumenteren dat beeldend onderwijs bij leerlingen bijdraagt aan zowel creatieve ontwikkeling als psychomotorische, zintuiglijke, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. Bewegingsonderwijs: De student beschikt over repertoirekennis en inzicht in de belangrijkste didactische principes t.a.v. bewegingsactiviteiten aan het jonge kind. De student kan voor diverse bewegingsactiviteiten aan het jonge kind, de belangrijkste volgordes aangeven, heeft inzicht in opbouw en differentiatie, kent diverse organisatieprincipes en manieren om leerhulp te geven. De student kent verschillende stadia in de bewegingsontwikkeling van het jonge kind. Hij kent reguleringsprincipes die toepasbaar zijn voor het jonge kind m.b.t het vak bewegingsonderwijs in het speellokaal en daarbuiten. 10. Beoordelingscriteria: De student: • beheerst de leerinhouden van de vak- en vormingsgebieden, zoals beschreven in de kerndoelen voor het basisonderwijs • kent het belang van die leerinhouden voor het dagelijks leven van basisschoolkinderen en hij weet hoe die leerinhouden te gebruiken • is bekend met de opbouw van de leerinhouden in leerlijnen en met de samenhang daartussen • heeft kennis van (onderzoeksmatig) ontwerpen van onderwijs, didactiek en didactische leermiddelen • is bekend met verschillende leer- en onderwijstheorieën en onderwijsarrangementen voor het jonge en oudere kind en hij weet hoe hij die in praktijk kan brengen • is vertrouwd met hoe kinderen leren, wat hun leerbehoeften zijn, hoe hun ontwikkeling 251
•
verloopt, welke problemen zich daarbij kunnen voordoen en hij weet hoe hij daar mee om kan gaan heeft kennis van processen van identiteitsvorming, zingeving en waardeontwikkeling bij het jonge en oudere kind én van de culturele bepaaldheid daarvan en hij weet welke consequenties hij hieraan moet verbinden voor zijn handelen.
6. Vormen van toetsing: Schriftelijke MC toets in QMP in twee delen: Beeldende Vorming: 50 Juist /onjuist vragen Bewegingsonderwijs: 25 driekeuze vragen 7. Cesuur: Voldaan bij minimaal 72 % De toets bestaat uit twee delen met een verschillende weging: 50 juist/onjuist vragen beeldende Vorming ( 1 punt per vraag) 25 driekeuzevragen bewegingsonderwijs ( 2 punten per vraag) Totaal te behalen puntenaantal is 100. Normering (op basis van percentages van het totaal (100%) te behalen punten): Percentage (%) cijfer <47 1 48-53 2 54-59 3 60-65 4 66-71 5 72-77 6 78-83 7 84-89 8 90-95 9 96< 10 11. Niveau: Kernfase niveau 2 12. Literatuur: Beeldende vorming: Onna, J. van, Jacobse, A. (2013). Laat maar zien, een didactische handleiding voor beeldend onderwijs. Groningen: Noordhoff Hoofdstuk 1 t/m 8 pag. 13 t/m 183 Schasfoort, B. (2012). Beeldonderwijs en didactiek. Groningen: Noordhoff H2, pag. 25 t/m 48 H10, pag. 255 t/m 272 H11, pag.277 t/m 295 http://tule.slo.nl Kunstzinnige oriëntatie: karakteristiek, kerndoelen 54 en 55 en leerlijnen beeldende vorming Bewegingsonderwijs: J. Geleijnse, C. Hazelebach, e.a. (2012), Bewegingsonderwijs in het speellokaal ISBN: 978-90-73218-00-0 ’t Web netwerk rondom bewegen (CD en CD-rom GRATIS te downloaden via www.bewegingsonderwijsinhetspeellokaal.nl) 252
Sectie bewegingsonderwijs (2009), reader kernfase. Pabo Arnhem (zie Scholar leeromgeving HAN)
13. Aanspreekpersonen voor deze toets: Mieneke Tempelmann en Sonja Doornbosch
253
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KGS-200
11. Eindkwalificaties: Het betreft een zelfstudie-/kennismodule Geschiedenis Heeft uitsluitend betrekking op vakinhoudelijke competentie. 12. Onderdeel van de OWE: OWE Bijdragen aan de schoolorganisatie 2.3 13. Doel van deze deeltoets: Tonen van het eindniveau PABO wat betreft geschiedeniskennis. In niveau 2 kiezen we voor een capita selecta uit de algemene wereldgeschiedenis. 14. Vakkennisbasis: Kerndeel en profieldeel 2.3 De student kan historisch denken en redeneren 15. Beoordelingscriteria: Begrippenkennis en samenhang in de onderwerpen en perioden worden getoetst. Uit het boek ‘Onvoorspelbaar verleden’ de hoofdstukken: 5 t/m 10 en de reader staatsinrichting. 16. Vormen van toetsing: Zelfstandige kennistoets. Het betreft een digitale QMP –toets. De toets wordt in 4 periodes aangeboden maar de studenten hebben slechts 2 trekkingskansen. 17. Cesuur: De toets bestaat uit 60 vragen. Normering(op basis van percentages van het totaal (100%) te behalen punten): 0-27%
1
35-42%
2
43-50%
3
51-58%
4
59-66%
5
67-74%
6
75-82%
7
83-90%
8
91-98%
9
99-100%
10
Minimale score: cijfer 5. Cijfer 5 mag gecompenseerd worden met een 7 of hoger uit één van de onderdelen KAA-200 of KNO-200. 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: Kratsborn,W. (2005), Onvoorspelbaar verleden. Assen: Koninklijke van Gorcum. Hoofdstukken: 5 t/m 10 DPF bestand Staatsinrichting op Scholar. 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Maarten Hennekes Bert Jansen
254
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KIC-200 – Kennistoets ict
11. Eindkwalificaties: K1.1 Didactisch verantwoord digibordgebruik De student zet het digitaal schoolbord op didactisch verantwoorde wijze in. K1.3 Veilig internetgebruik De student geeft blijk van een visie op veiling Internetgebruik. K2.1 Webkwesties De student ontwerpt een webkwestie en voert deze uit. 12. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.3 13. Doel van deze deeltoets: Met het behalen van de deze deeltoets toont de student aan over voldoende kennis te beschikken op niveau 2 met betrekking tot de inzet van ict in het onderwijs. 14. Vakkennisbasis: Ict is vooral geborgd in de Generieke Kennisbasis. Bij deze deeltoets komen de volgende aspecten/ domeinen aan bod: A1.1.5, A2.1.3, A2.2.3, A3.1.2, A3.2.2, B1.1.a, b, c en d, B2.1.a, C2.1 (p15, Kennisbasis Leraar basisonderwijs, Generiek). 15. Beoordelingscriteria: Er zijn in totaal 15 meerkeuzevragen. Elk goed antwoord levert één punt op, waardoor maximaal 15 punten gehaald kan worden. De gokkans wordt verrekend in het eindresultaat, waardoor de formule voor berekening van het eindcijfer als volgt is: eindcijfer = 10 / (15 – 3,75) * (aantal gescoorde punten – 3,75). 16. Vormen van toetsing: Schriftelijk multiple choice 17. Cesuur: Totaal te behalen puntenaantal is 15. Normering(op basis van percentages van het totaal (100%)te behalen punten); Percentage(%) cijfer 0 – 39 1 40 – 46 2 47 – 52 3 53 – 59 4 60 – 66 5 67 – 79 6 80 – 86 7 87 – 92 8 93 – 99 9 100 10 Deze deeltoets moet minimaal met een 5 worden afgerond. Het cijfer 5 is genoeg om voor de OWE Sch 2.3 een voldoende te behalen. Bij het cijfer 4 of lager moet de toets herkanst worden. 255
18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: Ad 1: Didactisch verantwoord digibordgebruik
• • • • •
Ast, M. van (2008). Een les voor het digibord, COS, 26 (4), 29-31. Beauchamp, G. (2004). Teacher Use of the Interactive Whiteboard in Primary Schools: Towards an Effective Transition Framework. Technology, Pedagogy and Education, 13 (3), 327-348. Waaier over niveaus van digibordgebruik. SLO / ict-delta. Higgins, S., Beauchamp, G. & Miller, D. (2007) Reviewing the Literature on Interactive Whiteboards. Learning, Media and Technology, 32 (3), 213-225. Looy, F. (2008). Digibord: hebbeding of onderwijsverbetering? COS, 26 (1), 50-52.
Ad 2: Veilig internet gebruik
• • •
Pijpers, R. en Marteijn, T. (2008) Klik en Klaar; Een onderzoek naar surfgedrag en usability bij kinderen Pijpers, R. MyBee, browser voor kinderen tot ongeveer 11 jaar; verantwoording. (http://www.mybee.nl/over_mybee/verantwoording) Mijland. E. (2011) Wat is (media)wijsheid? (Artikel uit COS)
Ad 3: Webkwestie
•
Achtergrondinformatie over webkwesties van: http://www.webkwestie.nl/bao_digitheek/b-start.htm en http://www.webquests.nl
20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Dennis Rutten, Roland Kok
256
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KLE-222 OO Actieve pluriformiteit (voltijd)
11. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent • De student kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de communicatie over en weer tussen hem en de leerlingen, en weet hoe de openbare identiteit hier een rol in speelt. • De student is in staat tot dialogisch handelen en is in staat de communicatie in de groep tot stand te brengen en te begeleiden. • De student kan aangeven welke verschillen er kunnen zijn in de communicatie tussen verschillende sociaal-culturele, levensbeschouwelijke en etnische groepen en hoe interculturele communicatie verloopt. Pedagogisch competent • De student kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen alle leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. • De student heeft kennis van de levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen. • De student heeft kennis van de morele ontwikkeling van kinderen. • De student stimuleert de leerlingen in hun morele ontwikkeling. • De student leeft voor en laat de kinderen ervaren dat verschillen vanzelfsprekend zijn. Hij stimuleert de kinderen zich te verdiepen in elkaars verschillende (levensbeschouwelijke) achtergronden en deze te respecteren. Hij leeft voor en laat de kinderen ervaren dat het feit dat iedereen verschillend is waardevol is. Vakinhoudelijk competent • De student kent de specifieke vakdidactiek van het openbaar onderwijs. • De student heeft kennis van relevante geestelijke stromingen. • kan het kennisgebied geestelijke stromingen zo vorm geven dat het de openbare identiteit ondersteunt. • De student heeft een visie op de rol van ‘vieren’ in het onderwijs. • De student kennis van de achtergronden van het ontstaan van openbaar onderwijs. • De student kent het verschil tussen normen en waarden. Competent in samenwerking met collega’s • De student maakt kennis met de denominatieve identiteit van de openbare school en kan aan een gesprek over die identiteit deelnemen. Competent in reflectie en ontwikkeling • De student is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. 12. Onderdeel van de OWE: Bijdrage aan de schoolorganisatie 2.3 13. Doel van deze deeltoets: • De student is in staat vanuit zijn levensbeschouwelijke identiteit om te gaan de diverse levensbeschouwingen binnen het openbaar onderwijs. • De student kent de theorie van de morele ontwikkeling en kan omgaan met de diversiteit in een multiculturele samenleving. • De student kent de achtergronden van de diverse levensovertuigingen en is in staat deze 257
met elkaar te verbinden. 14. Vakkennisbasis: Uit de kennisbasis voor Geestelijke stromingen. Kerndeel: 2.1 De student kan toelichten dat “verbinding” het kernconcept is binnen actieve pluriformiteit, burgerschapsvorming en identiteitsontwikkeling. 3.1 De student kan in grote lijnen de morele en levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen beschrijven. 3.2 De student kan in grote lijnen stadiatheorieën als die van Kohlberg, Fowler, Piaget en Vygotsky in verband brengen met de levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen. 15. Beoordelingscriteria: • • • • • • • • •
De student kan concrete invulling geven aan het begrip ‘actieve pluriformiteit’. De student kan mogelijkheden en moeilijkheden schetsen rondom religieuze feesten op een openbare school. De student kan zich positioneren in het debat rondom artikel 23 van de grondwet. De student weet wat er verwacht wordt van een leerkracht op een openbare school. De student heeft inzicht in de verschillende visies op morele opvoeding en kan hierin een goede keuze maken. De student weet hoe intercultureel onderwijs een rol kan spelen binnen het openbaar onderwijs. De student kan het onderscheid aangeven tussen fijnmazige en grofmazige cultuur. De student kan aangeven wat belangrijk is bij interculturele communicatie. De student onderzoekt zijn / haar eigen houding rondom interculturaliteit.
16. Vormen van toetsing: Schriftelijk tentamen, open vragen 17. Cesuur: Minimale score: cijfer 6 35 punten cijfer 10 31 punten cijfer 9 28 punten cijfer 8 24 punten cijfer 7 20 punten cijfer 6 18. Niveau: Kernfase niveau 2
16 punten 12 punten 8 punten 4 punten Minder dan 4 punten
cijfer 5 cijfer 4 cijfer 3 cijfer 2 cijfer 1
19. Literatuur: • Berg, B. van den, Avest, I. ter, Kopmels, T. (2e herziene druk 2013). ‘Geloof je het zelf?’ Bussum: Uitgeverij Coutinho • Reader ‘Actieve pluriformiteit in het openbaar onderwijs ‘ • Lesstof 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Arris Lueks en Stephan Verhees
258
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: KLE-223 RK - Levo in RK onderwijs (voltijd) 1. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent • De student kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de interactie tussen hem en de leerlingen. • De student toont de vaardigheden van de dialoog en kan een dialogisch gesprek voeren. • De student is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen Pedagogisch competent • De student kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen alle leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. • De student kan belangrijke en ingrijpende thema’s van leerlingen op een professionele manier bespreekbaar maken in de les, rekening houdend met eigen waarden, de identiteit van de school en levensbeschouwelijke verschillen van de leerlingen. Vakinhoudelijk competent • De student kent de specifieke vakdidactiek van het katholiek onderwijs. • De student kent het belang de didactiek van levensbeschouwing ontwikkelen binnen het katholiek onderwijs. • De student heeft de eigen visie op het voeren van een levensbeschouwelijk gesprek voldoende beargumenteerd. Competent in reflectie en ontwikkeling • De student is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. 2. Onderdeel van de OWE: PA-Sch 2.3 Bijdragen aan Schoolorganisatie 2.3 3. Doel van deze deeltoets: Zie punt 1: Eindkwalificaties 4. Vakkennisbasis: Ontleend aan Kennisbasis godsdienst/levensbeschouwing RK Zagers, M. (2014). Kennisbasis godsdienst/levensbeschouwing RK. Uitg. VKLO 5. Beoordelingscriteria: De student … 4. kan de levensbeschouwelijke optiek plaatsen in het geheel van de identiteit van de katholieke school. 5. kan de levensbeschouwelijke optiek plaatsen in de huidige maatschappij. • kan de ontwikkeling van het geloof in Sinterklaas relateren aan de levensbeschouwelijke ontwikkeling van een kind. • heeft het werkcollege over het levensbeschouwelijk gesprek bijgewoond. • toont aan de theorie van het levensbeschouwelijk gesprek te beheersen. • student geeft in een lesopzet van een levensbeschouwelijk gesprek met argumenten aan welke basisvaardigheden voor godsdienst/levensbeschouwing in deze opzet aan de orde komen. 259
•
heeft de eigen visie op het voeren van een levensbeschouwelijk gesprek voldoende beargumenteerd. 6. kan de levensbeschouwelijke optiek plaatsen in de eigen ontwikkeling. 6. Vormen van toetsing: Schriftelijk werkstuk met 20 open vragen, verdeeld over twee onderdelen: A en B, met elk 10 vragen. 7. Cesuur: Voor elk van de tien vragen van A en B kan één punt gescoord worden. Het eindcijfer is het gemiddelde van A en B. 8. Niveau: Kernfase niveau 2 9. Literatuur: • Berg, B. van den (red), (2013 – 2e herziene druk)), Geloof je het zelf?!, Bussum: Uitgeverij Coutinho • Een keus uit de methoden voor het vakgebied godsdienst/levensbeschouwing, te vinden in het studiecentrum: o Hellig Hart, o Hemel en Aarde, o Trefwoord, • Actuele artikelen uit krant en tijdschrift. • Teksten op Scholar 10. Aanspreekpersonen voor deze toets: Paul Brekelmans en Jan Bakker
260
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: KLE-224pc Levensbeschouwelijk begeleiden (voltijd) 11. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent • De student is nieuwsgierig naar de levensbeschouwelijke dimensie van het kind. • De student kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de interactie tussen hem en de leerlingen. • De student is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen Pedagogisch competent • De student kan de verschillende instrumenten en bronnen hanteren om de levensbeschouwelijke ontwikkeling van het kind te observeren. • De student kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen alle leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. • De student kan het individuele kind, zowel afzonderlijk als in de groep, begeleiden in zijn of haar levensbeschouwelijke ontwikkeling in de onderwijssituatie • De student kan belangrijke en ingrijpende thema’s van leerlingen op een professionele manier bespreekbaar maken in de les, rekening houdend met eigen waarden, de identiteit van de school en levensbeschouwelijke verschillen van de leerlingen. • De student kan eigen spiritualiteit inzetten in de begeleiding van kinderen. Vakinhoudelijk competent • De student kent de specifieke vakdidactiek van protestants-christelijk onderwijs. • De student kan (Bijbelse) verhalen vertellen in de context van de leef- en belevingswereld van de kinderen. • De student kan verhalen aanpassen aan verschillende situaties en het ontwikkelingsniveau van kinderen. • De student heeft kennis van de noodzaak van symbolische of creatieve werkvormen in de geloofscommunicatie. • De student kan verschillende creatieve werkvormen toepassen binnen het proces van de levensbeschouwelijke vorming van kinderen. Organisatorisch competent • De student kent de consequenties van werkvormen, differentiatievormen en levensbeschouwelijke werkvormen voor zijn organisatie. Competent in reflectie en ontwikkeling • De student is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. 12. Onderdeel van de OWE: Bijdragen aan de schoolorganisatie 2.3 13. Doel van deze deeltoets: Toetsing van de bovengenoemde eindkwalificaties
261
14. Beoordelingscriteria: • Student kan de levensbeschouwelijke vaardigheden van de klas analyseren. • Student kan een Bijbelverhaal bewerken tot een filmpje dat aansluit bij de analyse van de levensbeschouwelijke vaardigheden van de klas. • Student kan het filmpje gebruiken in een educatief ontwerp om de kinderen te begeleiden bij het ontwikkelen van hun levensbeschouwelijke vaardigheden van de klas. 15. Vakkennisbasis: Aansluiting kennisbasis (hierbij wordt gebruik gemaakt van de kennisbasis godsdienst / levensbeschouwing op de pabo, uitgegeven door de Besturenraad) Kerndeel 1.1 de student kan de specifieke bijdrage van gl aan de ontwikkeling van het godsdienstig/levensbeschouwelijk besef van kinderen beschrijven aan de hand van de drie kernconcepten van gl (zie 2.1). 3.1 de student kan de religieuze/levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen bevorderen en daarbij de traditie waarin de school staat een plaats geven. Profieldeel 2.1 de student kan voor gl leerstof ordenen op schoolniveau in leerlijnen voor groep 1 t/m 8. Hij houdt daarbij rekening met de drie kernconcepten van gl en met de psychologische inzichten van een levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen. 2.2 de student kan leerstof voor gl verbinden met actuele gebeurtenissen en met aanpalende aandachtsgebieden als sociaal-emotionele ontwikkeling, burgerschapsvorming, wereldoriëntatie, culturele en kunstzinnige vorming, geestelijke stromingen. Daarbij kan hij in het jaarprogramma expliciet aandacht creëren voor educaties die aansluiten bij gl, zoals vredeseducatie, dierendag. Hij kan hiervoor passend lesmateriaal ontwerpen. 2.3 de student kan verantwoord omgaan met bronnenmateriaal en dat ontsluiten voor leerlingen, door bronnen te plaatsen in hun historische en literaire context en eraan met de leerlingen betekenis te geven. 2.3 de student kan opvattingen en uitingen van kinderen plaatsen in het licht van de actuele cultureel-maatschappelijke context van het kind en hij onderkent het belang van beeldvorming in dit verband, onder andere via de media. 3.1 de student kan in grote lijnen de religieuze/levensbeschouwelijke en morele ontwikkeling van kinderen beschrijven. 3.2 de student kan in grote lijnen ontwikkelingstheorieën van psychologen als Kohlberg, Fowler, Jablonski en Vygotsky in verband brengen met de levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen; en de student kent de narratieve identiteitstheorieën van Egan, Parsons en Ricoeur. 4.1 de student kan bij actuele gebeurtenissen de samenhang van gl met andere vakgebieden benoemen en beredeneren hoe hij deze gebeurtenissen toegankelijk en begrijpelijk maakt voor leerlingen en hun betrokkenheid daarin verduidelijkt 16. Vormen van toetsing: De student maakt een werkstuk met daarin: • De student maakt een levensbeschouwelijke groepsportret en formuleert een levensbeschouwelijke ontwikkelingsvraag voor deze specifieke klas • De student maakt een filmpje van maximaal 2 minuten waarin een zelf gekozen Bijbelverhaal wordt verteld aan deze specifieke klas om hen te begeleiden bij hun ontwikkelingsvraag. Dit filmpje mag eventueel door twee mensen gemaakt worden. • De student ontwerpt, op basis van het kindportret (1) en het filmpje (2) een programma, dat klassikaal gegeven kan worden.
262
17. Cesuur: Voor elk van de onderdelen van de opdracht krijgt de student een cijfer van 1 – 10. Een 5 kan gecompenseerd worden, een 4 of lager betekent dat dit onderdeel moet worden over gedaan. Het cijfer wordt bepaald door het gemiddelde van de cijfers voor de verschillende onderdelen. 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: Verplicht: • Berg, B. van den, Avest, I. ter, Kopmels, T. (2e herziene druk 2013) ‘Geloof je het zelf?’. Bussum: Uitgeverij Coutinho Aanbevolen: • Diverse artikelen op www.samenonderwijsmaken.nl, doorklikken naar Dialoog School 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Tom Schoemaker en Jan Bakker
263
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KLE-225D OO/RK/PC (deeltijd)
11. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent • De student kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de interactie tussen hem en de leerlingen, en weet hoe de openbare, katholieke of protestantse identiteit hier een rol in speelt. • De student is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen. • De student toont de vaardigheden van de dialoog en kan een dialogisch gesprek voeren. Pedagogisch competent • De student kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen alle leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. Vakinhoudelijk competent • De student kent de specifieke vakdidactiek van het levensbeschouwelijk onderwijs. • De student heeft kennis van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van levensbeschouwing Competent in reflectie en ontwikkeling • De student is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. 12. Onderdeel van de OWE: Bijdrage aan de schoolorganisatie 2.3 13. Doel van deze deeltoets: Zie boven bij punt 1: Eindkwalificaties. 14. Vakkennisbasis: N.v.t. 15. Beoordelingscriteria: • De student kan concreet invulling geven aan het begrip levensbeschouwelijke ontwikkeling. • De student kan een beschrijving geven van de beginsituatie (de zone van de actuele ontwikkeling) van de levensbeschouwelijke identiteit van het kind. • De student kan aan de hand van levensvragen een levensbeschouwelijk gesprek voeren, waarbij rekening wordt gehouden met de levensbeschouwelijke verschillen van de leerlingen. • De student toont inzicht in de verschillen op dit gebied in de praktijk van het p.-c./r.-k./ooonderwijs. • De student verdiept zich in de identiteit van de gekozen richting. 16. Vormen van toetsing: Schriftelijk werkstuk waarin • de levensbeschouwelijk ontwikkeling van de groep wordt beschreven (10 pnt) • een opzet van een korte lessenserie, project, serie gesprekken, viering of themafeest wordt gemaakt, rekening houdend met de bovengenoemde ontwikkeling (10 pnt) 264
• •
de verschillende levensbeschouwelijke achtergronden in de klas worden gebruikt als rijke leeromgeving (5) de student rekening houdt met de gekozen denominatieve richting (10)
17. Cesuur: Minimale score: cijfer 6 35 punten cijfer 10 31 punten cijfer 9 28 punten cijfer 8 24 punten cijfer 7 20 punten cijfer 6 18. Niveau: Kernfase niveau 2
16 punten 12 punten 8 punten 4 punten Minder dan 4 punten
cijfer 5 cijfer 4 cijfer 3 cijfer 2 cijfer 1
19. Literatuur: • •
Berg, B. van den (red), (2013 – 2e herziene druk), Geloof je het zelf?!, Bussum:Uitgeverij Coutinho Een keuze uit een reader voor verdieping met betrekking openbaar onderwijs, katholiek onderwijs of protestants onderwijs.
20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Arris Lueks en Tom Schoemaker
265
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KLE-231 OO Zingeving en dialoog (voltijd)
11. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent • De student kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de interactie tussen hem en de leerlingen. • De student toont de vaardigheden van de dialoog en kan een dialogisch gesprek voeren. • De student is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen Pedagogisch competent • De student kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen alle leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. • De student kan belangrijke en ingrijpende thema’s van leerlingen op een professionele manier bespreekbaar maken in de les, rekening houdend met eigen waarden, de identiteit van de school en levensbeschouwelijke verschillen van de leerlingen. • De student gaat respectvol om met de kinderen en zorgt dat deze ook op respectvolle wijze met elkaar omgaan. • De student geeft ruimte aan iedere mening, visie, opvatting of overtuiging. • De student heeft het uitgangspunt dat iedere waarheid even waar is. • De student stimuleert leerlingen tot een actieve vragende houding. • De student leert leerlingen kritisch te kijken naar zichzelf en de eigen opvattingen, en anderen en hun opvattingen. Vakinhoudelijk competent • De student kent de specifieke vakdidactiek van het openbaar onderwijs. • De student is in staat om die momenten te herkennen die de mogelijkheid bieden tot een levensbeschouwelijk gesprek. • De student stimuleert waardecommunicatie en het ontwikkelen van waardeoordelen. • De student kan ethische vraagstukken bespreekbaar maken. • De student kan aangeven welke visie op burgerschapsvorming goed bij het openbaart onderwijs past. Organisatorisch competent • De student kent de consequenties van werkvormen, differentiatievormen en levensbeschouwelijke werkvormen voor zijn organisatie. Competent in reflectie en ontwikkeling • De student is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. 12. Onderdeel van de OWE: Bijdrage aan de schoolorganisatie 2.3 13. • • •
Doel van deze deeltoets: De student kent de diverse theorieën rond zingeving. De student kent de levensbeschouwelijke ontwikkeling bij kinderen. De student is in staat een levensbeschouwelijk gesprek te voeren en kent de diverse leerkrachtrollen.
266
•
De student kan de koppeling maken tussen burgerschapsvorming en levensbeschouwelijk onderwijs.
14. Vakkennisbasis: Uit de kennisbasis voor geestelijke stromingen. Kerndeel: 2.1 De student kan toelichten dat “verbinding” het kernconcept is binnen actieve pluriformiteit, burgerschapsvorming en identiteitsontwikkeling. 15. Beoordelingscriteria: • • • • •
De student toont inzicht in twee visies op zingeving en levensbeschouwing. De student kan deze visies gebruiken om inzicht te krijgen de levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen. De student herkent situaties die zich lenen voor het voeren van een levensbeschouwelijk gesprek. De student kan vragen stellen die leiden tot een levensbeschouwelijk gesprek. De student kan een moeilijk thema bespreekbaar maken. De student heeft inzicht in de relatie tussen burgerschapsvorming, openbaar onderwijs en levensbeschouwelijke vorming. De student kan levensvragen en morele vragen formuleren.
16. Vormen van toetsing: Schriftelijk tentamen, open vragen. 17. Cesuur: Minimale score: cijfer 6 35 punten 31 punten 28 punten 24 punten 20 punten 18. Niveau: Kernfase niveau 2
cijfer 10 cijfer 9 cijfer 8 cijfer 7 cijfer 6
16 punten 12 punten 8 punten 4 punten Minder dan 4 punten
cijfer 5 cijfer 4 cijfer 3 cijfer 2 cijfer 1
19. Literatuur: • Berg, B. van den (red), (2013 – 2e herziene druk), Geloof je het zelf?!, Bussum: Uitgeverij Coutinho • Reader ‘Zingeving en dialoog’ • Lesstof 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Arris Lueks en Stephan Verhees
267
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KLE-233rk Verhalen en symbolen (voltijd)
2. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent • De student kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de interactie tussen hem en de leerlingen. • De student toont de vaardigheden van de dialoog en kan een dialogisch gesprek voeren. • De student is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen Pedagogisch competent • De student kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen alle leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. • De student kan belangrijke en ingrijpende thema’s van leerlingen op een professionele manier bespreekbaar maken in de les, rekening houdend met eigen waarden, de identiteit van de school en levensbeschouwelijke verschillen van de leerlingen. Vakinhoudelijk competent • De student kent de specifieke vakdidactiek van het katholiek onderwijs. • De student kent het belang en de functie van verhalen, symbolen en rituelen binnen levensbeschouwelijke stromingen in het algemeen en binnen het christendom in het bijzonder. • De student weet verhalen, symbolen en rituelen een centrale plaats te geven in het vakgebied godsdienst/levensbeschouwing. • De student heeft globale kennis van de opbouw van de Bijbel en heeft een visie op het verstaan van de Bijbelverhalen. • De student kan enkele interpretatiemodellen van de Bijbelverhalen hanteren. • De student kan deze kennis en visie toepassen op minstens twee kinderbijbels. • De student kan een symbolentafel ontwerpen bij een Bijbelverhaal. Competent in samenwerking met collega’s • De student kan met een medestudent een symbolentafel ontwerpen en presenteren aan overige medestudenten. Competent in reflectie en ontwikkeling • De student is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. 15. Onderdeel van de OWE: PA-Sch 2.3 Bijdragen aan Schoolorganisatie 2.3 16. Doel van deze deeltoets: Zie punt 1: Eindkwalificaties. 17. Vakkennisbasis: Ontleend aan Kennisbasis godsdienst/levensbeschouwing RK. Zagers, M. (2014). Kennisbasis godsdienst/levensbeschouwing RK. Uitg. VKLO 18. Beoordelingscriteria: • De student toont aan kennis te hebben van de functie van verhalen, symbolen en rituelen 268
• • • • • • • •
binnen levensbeschouwelijke stromingen in het algemeen en binnen het christendom in het bijzonder. De student toont aan verhalen, symbolen en rituelen een centrale plaats te kunnen geven in het vakgebied godsdienst/levensbeschouwing. De student beschrijft in eigen woorden de achtergrond en betekenis van een van de sacramenten De student toont aan globale kennis te hebben van de opbouw van de bijbel. De student kan verschillende interpretatiemodellen van de Bijbelverhalen hanteren. De student kan zijn visie op het verstaan van de Bijbelverhalen en de persoon van Jezus Christus met argumenten uit literatuur onderbouwen. De student toont aan deze visie te kunnen toepassen op enkele kinderbijbels. De student toont en bespreekt de door hemzelf ontworpen symbolentafel met de medestudenten. De student kan zijn persoonlijke visie op Jezus plaatsen in het grotere geheel van de katholieke traditie.
19. Vormen van toetsing: • Schriftelijk werkstuk met 10 open vragen. • Presenteren van de ontworpen symbolentafel, welke in het werkstuk wordt beschreven. 20. Cesuur: Minimale score: cijfer 6 De student krijgt een cijfer van 1 – 10 voor het schriftelijke werkstuk en een cijfer van 1 – 10 voor de presentatie. Het eindcijfer wordt bepaald door het gemiddelde van deze twee cijfers. 21. Niveau: Kernfase niveau 2 22. Literatuur: 23. Berg, B. van den (red), (2013 – 2e herziene druk), Geloof je het zelf?!, Bussum: Uitgeverij Coutinho 24. Een keus uit de methoden voor het vakgebied godsdienst/levensbeschouwing, te vinden in het studiecentrum: a. Hellig Hart b. Hemel en Aarde c. Trefwoord 25. Actuele artikelen uit krant en tijdschrift 26. Teksten op Scholar 27. Aanspreekpersoon voor deze toets: Jan Bakker en Paul Brekelmans
269
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KLE-234 PC Waardevol onderwijs (voltijd)
• Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent De student is nieuwsgierig naar de levensbeschouwelijke dimensie van het kind. De student kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de interactie tussen hem en de leerlingen. De student is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen Pedagogisch competent De student kan de verschillende instrumenten en bronnen hanteren om de levensbeschouwelijke ontwikkeling van het kind te observeren. De student kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen alle leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. De student kan het individuele kind, zowel afzonderlijk als in de groep, begeleiden in zijn of haar levensbeschouwelijke ontwikkeling in de onderwijssituatie De student kan belangrijke en ingrijpende thema’s van leerlingen op een professionele manier bespreekbaar maken in de les, rekening houdend met eigen waarden, de identiteit van de school en levensbeschouwelijke verschillen van de leerlingen. De student kan eigen spiritualiteit inzetten in de begeleiding van kinderen. Vakinhoudelijk competent De student kent de specifieke vakdidactiek van openbaar, protestants-christelijk of rooms-katholiek Organisatorisch competent De student kan een schoolviering of een project organiseren De student kent de consequenties van werkvormen, differentiatievormen en levensbeschouwelijke werkvormen voor zijn organisatie. De student kan de levensbeschouwelijke diversiteit in zijn groep managen en toepassen in zijn groep. Competent in reflectie en ontwikkeling De student is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. • Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.3. • Doel van deze deeltoets: Het aantonen van de eindkwalificaties •
Aansluiting kerndoelen: (Hierbij wordt gebruik gemaakt van de kennisbasis godsdienst / levensbeschouwing op de pabo, uitgegeven door de Besturenraad)
Kerndeel 1.1 de student kan de specifieke bijdrage van gl aan de ontwikkeling van het godsdienstig/levensbeschouwelijk besef van kinderen beschrijven aan de hand van de drie kernconcepten van gl (zie 2.1). 1.2 de student kan toelichten welke bijdrage gl kan leveren aan de realisatie van de kerndoelen voor het pc basisonderwijs. 2.1 de student kan de drie kernconcepten van gl beschrijven en hun onderlinge relatie aan de hand 270
van voorbeelden illustreren: (…) Kernconcept 3. Inzicht in en betrokken zijn op de wereld waarin de mens leeft en waarvan de mens deel uitmaakt. 2.3 de student kan contextueel denken en betekenissen toedichten aan verhalen Hij kan: • religieuze duidingen en handelingen (symbolen/riten) als zodanig duiden • gedachten en meningen over mens, wereld, god plaatsen in historisch en actueel perspectief. • er rekening mee houden dat gedrag en Ideeën van mensen door tijd, situatie en Achtergrond worden bepaald. 2.5 de student kan betekenis geven aan de christelijke traditie in de context van de leefwereld van kinderen en de samenleving waarin zij leven. 3.1 de student kan de religieuze/ Levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen bevorderen en daarbij de traditie waarin de school staat een plaats geven. Profieldeel 1.2 de student kan in het kader van gl praktijkgericht onderzoek doen naar vormen van godsdienstige/levensbeschouwelijke vorming, zoals de betekenis van 271xcel271e271271e271len voor deze vorming, de rol van vieren in de school, of het omgaan met diversiteit in deze vorming. 2.2 de student kan leerstof voor gl verbinden met actuele gebeurtenissen en met aanpalende aandachtsgebieden als sociaal-emotionele ontwikkeling, burgerschapsvorming, wereldoriëntatie, culturele en kunstzinnige vorming, geestelijke stromingen. Daarbij kan hij in het jaarprogramma expliciet aandacht creëren voor educaties die aansluiten bij gl, zoals vredeseducatie, dierendag. Hij kan hiervoor passend lesmateriaal ontwerpen. 2.3 de student kan opvattingen en uitingen van kinderen plaatsen in het licht van de actuele cultureel-maatschappelijke context van het kind en hij onderkent het belang van beeldvorming in dit verband, onder andere via de media. 4.1 de student kan bij actuele gebeurtenissen de samenhang van gl met andere vakgebieden benoemen en beredeneren hoe hij deze gebeurtenissen toegankelijk en begrijpelijk maakt voor leerlingen en hun betrokkenheid daarin verduidelijkt • Beoordelingscriteria: Competent in reflectie en persoonlijke ontwikkeling • Student kiest een waarde • Student werkt de waarde inhoudelijk uit • Student geeft een persoonlijke motivatie voor deze waarde • Student kiest Bijbelverhaal ter verdieping van deze waarde en licht dit toe Pedagogisch competent • Student analyseert verschillende leiderschapsstijlen en rollen aan de hand van haar waarde • Student ontwikkelt een eigen leiderschapsstijl / -rol aan de hand van haar eigen waarde Student kan haar waarde, in een concrete situatie, koppelen aan de verschillende ontwikkelingsfasen (cognitief, moreel en emotioneel) van een kind en hier professioneel naar handelen. • Vormen van toetsing: Werkstuk met daarin de onder 5 genoemde opdrachten. • Cesuur: De student krijgt een cijfer van 1 – 10 voor het bezinningsdeel en een cijfer van 1 – 10 voor het ontwerp. Het eindcijfer wordt bepaald door het gemiddelde van deze twee cijfers. Een 6 is 271
voldoende. Een 5 kan gewogen worden binnen de 3 toetsen voor levo in de kernfase, maar als hiervoor gekozen wordt, vervalt het recht op het certificaat pc. Een 4 betekent automatisch herkansing. • Niveau: Kernfase niveau 2 • Literatuur: Verplicht: • Berg, B. van den, Avest, I. ter, Kopmels, T. (2e herziene druk 2013). ‘Geloof je het zelf?’. Bussum: Uitgeverij Coutinho Aanbevolen: • Diverse artikelen op www.samenonderwijsmaken.nl, doorklikken naar Dialoog School • Aanspreekpersonen voor deze toets: Tom Schoemaker en Jan Bakker
272
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
KLE-235D OO/RK/PC (deeltijd)
11. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent De student: • Kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de interactie tussen hem een de leerling. • Is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen. • is in staat samen met de leerlingen, vanuit gedeelde waarden, te bouwen aan een democratische levensvorm. • Is zich bewust van zijn eigen waarden en zijn eigen bevlogenheid voor de gekozen denominatie: PC, RK of OO. Pedagogisch competent De student: • kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen de leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden. • Biedt de leerlingen een rijke levensbeschouwelijke leeromgeving waarbinnen de leerlingen gestimuleerd worden om zelf ontdekkingen te doen voor de vorming van hun eigen levensbeschouwing. Vakinhoudelijk competent. De student: • Herkent levensbeschouwelijke thema’s en kan inspelen op de levensvragen van de groep. • Kent de verschillende visies op burgerschapsvorming en kan de koppeling maken tussen burgerschapsvorming en levensbeschouwing. • Is in staat om vanuit een kritisch democratische houding aandacht te schenken aan het vak burgerschapsvorming. • Weet hoe belangrijk ‘het vieren’ op een school is en kan meehelpen een viering vorm te geven, organisatorisch en inhoudelijk, met verhalen, drama, symbolen en rituelen. • Is in staat om een gesprek over levensbeschouwelijke waarden te voeren. Organisatorisch competent. De student: • Kent de consequenties van werkvormen, differentiatievormen en levensbeschouwelijke werkvormen voor zijn organisatie. • Zorgt ervoor dat elke leerling zich gehoord en gerespecteerd weet en voelt. Competent in reflectie en ontwikkeling. De student: • Is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen. 12. Onderdeel van de OWE: Bijdrage aan de schoolorganisatie 2.3 13. Doel van deze deeltoets: De student: • kent de levensbeschouwelijke ontwikkeling bij kinderen. • is in staat een viering vorm te geven, zowel organisatorisch als inhoudelijk. • is in staat een levensbeschouwelijk gesprek over warden te voeren. • kan een koppeling maken tussen burgerschapsvorming en levensbeschouwelijk onderwijs. 273
14. Vakkennisbasis: N.v.t. 15. Beoordelingscriteria: De student: • Kan concreet invulling geven aan het begrip levensbeschouwelijke ontwikkeling. • Kan inhoudelijke en theoretisch een viering vormgeven. • Kan een persoonlijke kijk op de gekozen waarde motiveren en kan deze pedagogisch verantwoorden. • Kan met de gekozen viering aansluiten bij een maatschappelijke actualiteit. • Kan de koppeling maken tussen burgerschapsvorming en levensbeschouwelijk onderwijs. 16. Vormen van toetsing: Schriftelijk werkstuk waarin: • Gekozen wordt voor een viering. • A.d.h.v. een gekozen viering een bezinning plaats vindt op een persoonlijke waarde. • Een visie wordt gegeven op de koppeling van burgerschapsvorming en levensbeschouwing. 17. Cesuur: Minimale score: cijfer 6 35 punten cijfer 10 31 punten cijfer 9 28 punten cijfer 8 24 punten cijfer 7 20 punten cijfer 6 18. Niveau: Kernfase niveau 2
16 punten 12 punten 8 punten 4 punten Minder dan 4 punten
cijfer 5 cijfer 4 cijfer 3 cijfer 2 cijfer 1
19. Literatuur: • Berg, B. van den (red), (2013 – 2e herziene druk), Geloof je het zelf?!, Bussum: Uitgeverij Coutinho 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Arris Lueks en Tom Schoemaker
274
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: (K)NO-200 Natuuronderwijs 5. Eindkwalificaties: Het betreft een kennismodule (kennistoets kernfase natuuronderwijs) heeft uitsluitend betrekking op vakinhoudelijke competentie niveau 2 6. Onderdeel van de OWE: Lesgeven 2.3 7. Doel van deze deeltoets: Begrippenkennis eigen maken en samenhang inzien van belangrijke onderdelen van de kennisbasis voor natuuronderwijs. 8. Kennisbasis: Meijerink, (2012) beschrijft in de Kennisbasis voor NO vrij globaal en op meso-niveau wat voor het vak relevant is. Zaken die voor deze OWE van toepassing zijn: kernconcepten als ‘eenheid in verscheidenheid’, ‘causaliteit’, ‘materie en energie’, ‘systemisch denken’ en inzicht in ‘vorm en functie’ en de ‘wisselwerking tussen gebeurtenissen’. Op blz. 36 van genoemde publicatie wordt dit iets gedetailleerder maar nog steeds in algemene bewoordingen uitgewerkt. Feitelijk valt deze hele OWE onder de tekst op blz. 38, waar Meijerink schrijft: “Het ontwikkelen van kennis van en inzicht in begrippen uit de biologie, natuurkunde, scheikunde en techniek. Waaronder de gehele leerstof uit deze OWE valt te scharen. 11. Beoordelingscriteria: Stof uit het boek: Natuurlijk beginnen (zie literatuur ↓) Deel 2: Planten Hoofdstuk 6: Functie van zaadplanten (alleen § 6.1, 6.2 en 6.3) Deel 3: Dieren Hoofdstuk 7: Ordening (alleen § 7.2, 7.4, 7.7, 7.8 en 7.9) Deel 4: Mensen Hoofdstuk 10: Bouw en functie Hoofdstuk 11: Voeding Deel 5: Verschijnselen uit de natuur Hoofdstuk 13: Heelal, weer en klimaat (alleen § 13.1) 12. Vormen van toetsing: MC-toets die 4x per jaar wordt aangeboden maar studenten hebben slechts 2 trekkingskansen. 13. Cesuur: 0-27%: 1 28-36%: 2 37-45%: 3 46-54%: 4 55-63%: 5 64-72%: 6 73-81%: 7 82-90%: 8 91-99%: 9 100% : 10 Bij cijfer 6 of hoger: voldaan. Cijfer 5 mag gecompenseerd worden met een 7 of hoger uit één van de onderdelen KGS-200 of KAA-200 14. Niveau: Kernfase niveau 2 15. Literatuur: 275
Oostendorp-Bourgonjon, C.L. | ISBN-13: 9789001662905|Natuurlijk Beginnen |Groningen/Houten: Noordhoff uitgevers Hoofdstuk: 6, 7, 10, 11 en 13 (alleen bovengenoemde paragrafen) 16. Aanspreekpersonen voor deze toets: Pjotr Timmerman en Jaap Dekker
276
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: KZ-231 Keuzelijn 1: Werken aan je pop 11. Eindkwalificaties: De student heeft op grond van het keuzeaanbod vanuit een van de vijf leergebieden zich verdiept in literatuur, kan zijn competentieontwikkeling aantonen en verantwoorden wat de meerwaarde van deze ontwikkeling is geweest voor het functioneren op team of groepsniveau binnen het onderwijs. 12. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.3 13. Doel van deze deeltoets: Verdieping en/ over verbreding van de eigen leerkracht-competenties. 14. Vakkennisbasis:
D. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 E. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 F. Kwaliteit en innovatie C1 15. Beoordelingscriteria: De student heeft zich binnen de opleiding op het vlak van een specifiek leergebied vanuit de lerarenopleiding verdiept en kan aantonen dat hij zich verder heeft verdiept op minimaal een van de onderstaande competenties op niveau 2 ( kernfase) • Interpersoonlijke competentie • Pedagogische competentie • Vakinhoudelijke en vakdidactische competentie • Organisatorische competentie Daarnaast laat de student zien dat hij op het leerproces kan reflecteren en aan kan geven in welke mate zijn opvattingen over het vakgebied zijn aangepast. 16. Vormen van toetsing: De vorm van toetsing kan per student verschillen. Wel wordt ieder aanbod binnen dit deel van de keuzelijn getoetst binnen HAN-SIS beoordeeld met een cijfer. Voor de toetsvorm wordt verwezen naar het document waarin alle keuzemogelijkheden binnen dit onderdeel nader worden omschreven (zie Scholar). 17. Cesuur: De vorm van beoordeling kan per student verschillen. Wel wordt ieder aanbod binnen dit deel van de keuzelijn getoetst en in HAN-sis beoordeeld met een cijfer. Voor de beoordelingswijze wordt verwezen naar het document waarin alle keuzemogelijkheden binnen dit onderdeel nader worden omschreven (zie Scholar). 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: Ieder aanbod binnen deze categorie vraagt van de student om verdieping in de literatuur. In de bijlage van dit document wordt per onderdeel aangegeven welke literatuur bestudeerd dient te worden (zie Scholar). 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Teamleider kernfase
277
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: LE-221, Levo –inventarisatieopdracht 11. Eindkwalificaties: Competent in samenwerking met collega’s • de student weet wat onder schoolcultuur verstaan wordt, kan een relatie leggen tussen traditie en identiteit van de school en kan dit in een concrete school onderzoeken. • de student maakt kennis met de denominatieve identiteit van de (stage)school en kan aan een gesprek over die identiteit deelnemen. • is bereid en in staat het persoonlijk werkconcept te bespreken en na te gaan hoe het concept zich verhoudt met het beleid of de identiteit van de school. • kan de visie op levensbeschouwelijk onderwijs verbinden met de praktijk van de basisschool. Competent in reflectie en ontwikkeling • is zich bewust van zijn eigen positie en mening ten aanzien van zijn culturele en levensbeschouwelijke opvattingen. • kan zijn eigen positie en mening in deze verwoorden en onderbouwen en is bereid dat te doen. • is bereid en in staat te reflecteren op de eigen beroepsidentiteit / persoonlijk werkconcept. 12. Onderdeel van de OWE: Deze opdracht maakt deel uit van OWE Bijdrage aan de schoolorganisatie 2.3. 13. Doel van deze deeltoets: Zie eindkwalificaties 14. Vakkennisbasis: N.v.t. 15. Beoordelingscriteria: • Heeft de student een goede beschrijving gegeven van de visie van de school? • Heeft de student een goede beschrijving gegeven van de levensbeschouwelijke diversiteit op de school, met betrekking tot leerlingenpopulatie en docenten? • Heeft de student een goed beeld gegeven van hoe de levensbeschouwelijke identiteit in de praktijk wordt uitgewerkt in lessen, omgangsregels, vieringen, methoden en andere zaken? • Heeft de student een goed beeld gegeven hoe twee leerkrachten vorm geven aan de identiteit van de school? • Heeft de student zijn eigen idealen met betrekking tot de levensbeschouwelijke identiteit van een basisschool helder en concreet verwoord? 16. Vormen van toetsing: Student maakt een werkstuk aan de hand van een aantal inventarisatievragen. 17. Cesuur: De mentor in de stage geeft per criterium feedback op het feedbackformulier. De mentor geeft een voldoende wanneer de student serieus aan de opdracht gewerkt heeft en de resultaten overeenkomen met de werkelijkheid op deze stageschool. 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: Reader ‘Identiteit van scholen’ op Scholar 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Arris Lueks en Jan Bakker
278
Blauwdruk voor deeltoets: LO-200 eindcontrole 11. Eindkwalificaties: Basiskennis en vaardigheden voor het beroep op het gebied van logopedie 12. Onderdeel van de OWE: OWE Schoolorganisatie 2.3 13. Doel van deze deeltoets: De student toont of aan de logopedische eisen is voldaan 14. Vakkennisbasis: Niet van toepassing 15. Beoordelingscriteria: Aanleiding: Een student die nog niet heeft voldaan aan de eisen voor logopedie in de propedeuse dient aan het eind van de kernfase alsnog aan te tonen aan de logopedische eisen te hebben voldaan. Het stappenplangesprek uit de propedeuse is het uitgangspunt geweest voor een individueel traject. De student laat in een mondeling assessment de benodigde vaardigheden zien, die door de sectie logopedie wordt beoordeeld. De beoordelingscriteria zijn identiek aan die bij LO-111. 16. Vormen van toetsing: Mondeling assessment van logopedische criteria. Het doel van dit onderzoek is om in een korte tijd een zo realistisch mogelijk beeld te vormen van de praktische vaardigheden passend bij een professioneel beroepsspreker in het basisonderwijs. Belangrijkste criteria hierbij zijn: o Stemkwaliteit: mate van helderheid/heesheid (afwijkend is G>1) bij vertel/voorleesstem. Uitgangspunt voor de screening is niet het vaststellen van heesheid, maar eerder het waarderen van de graad en het opsporen van stemkwaliteitsverschillen in tijd. Heesheid dient gezien te worden als een signaal en niet als een stoornis die een spreekberoep verhinderd. o Dynamiek: de technische vaardigheid om met minimale hoor-/zichtbare inspanningen en een juiste adem-stemkoppeling een voldoende luidheid te kunnen maken (doel >85dB bij een gemiddelde spreekstemhoogte en volle resonans). Eveneens wordt de mogelijkheid tot zachte stemgeving (niet fluisterend) beoordeeld. o Variatie in melodie: zowel bij de zang- als spreekstem een gevarieerd, melodische stemgeving met een minimale keelinspanning en zonder kwaliteitsverandering. Middels een fonetogram kan men objectief vaststellen of er een melodische omvang van minimaal twee octaven aanwezig is. o De lichaamshouding is actief, symmetrisch, ontspannen en ondersteunt een stabiele fonatie en wordt ondersteund door een juiste attitude 17. Cesuur: Normering: 7: voldaan 5: niet voldaan 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: Geen 20. Aanspreekpersoon voor deze toets: Leo Meulenbroek
279
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
NE-230L (landelijke kennisbasistoets taal)
11. Eindkwalificaties: Vakinhoudelijke competentie 12. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.3 13. Doel van deze deeltoets: Toetsing van de landelijke kennisbasis taal 14. Vakkennisbasis: In onderstaand schema is de relatie tussen de hoofdcategorieën uit de toetsmatrijs en de domeinen uit de kennisbasis Nederlands weergegeven. Hoofdcategorie A. Mondelinge taalontwikkeling
Domeinen uit de kennisbasis 1.Mondelinge taalvaardigheid 2. Woordenschat
B. Schriftelijke taalontwikkeling
3. Beginnende geletterdheid 4. Voortgezet technisch lezen 7. Jeugdliteratuur (slechts ten dele)
C. Begrijpend lezen en schrijven
9. Spelling 5. Begrijpend lezen 6. Stellen
D. Taalkunde
8. Taalbeschouwing
Alleen de kenniselementen uit de kwadranten 1. ‘Wat: leerinhoud en 3. Wat/waarom: fundament’ van de negen domeinen uit de kennisbasis zijn in de toetsmatrijs opgenomen.
15. Beoordelingscriteria: Worden landelijk vastgesteld
280
16. Vormen van toetsing: Digitaal; landelijke toets 17. Cesuur: Deze wordt landelijk vastgesteld 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: • Huizenga, H. & Robbe, R. (2009). Taalonderwijs ontwerpen. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. • Huizenga, H. (2010). Serie Taal & Didactiek: Aanvankelijk en technisch lezen. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. • Huizenga, H. (2010). Serie Taal & Didactiek: Spelling. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. • Meelis-Voorma, T., E.A. (2012). Jeugdliteratuur voor de beroepspraktijk. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. • Nulft, Van Den D. & Verhallen, M. (2009). Met woorden in de weer. Bussum: Coutinho 20. Aanspreekpersoon voor deze toets: Rutger Smabers
281
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: PLE‐200 schriftelijke toets peda en levo 10. Eindkwalificaties: • bijdragen aan schoolontwikkeling ( po) • met de toets laat de student zijn ontwikkeling zien op de interpersoonlijke, pedagogische en vakinhoudelijke‐didactische competenties 11. Onderdeel van de owe: • Schoolorganisatie 2.3 Onderwijs van eigen makelij 12. Doel van deze deeltoets: • de student toont zijn vakkennis op het vlak van pedagogiek en levensbeschouwing aan om binnen de beroepspraktijk vanuit diepere inzichten af te kunnen stemmen op de verschillen tussen leerlingen. 13. Generieke kennisbasis: • levensbeschouwelijke vorming • leerpsychologie • ontwikkelingspsychologie • sociale psychologie • vernieuwingsonderwijs, adaptief onderwijs en de • pedagogische taak • didactiek en organisatie • zorgverbreding en onderzoek • geestelijke stromingen 14. Beoordelingscriteria: de student: • laat kinderen in hun waarde • luistert naar kinderen en reageert op hen • verdiept zich in de leefwereld van de kinderen • verdiept zich in de ontwikkeling van het kind • is nieuwsgierig naar het verhaal van het kind • is in staat zijn eigen oordeel op te schorten en zo objectief mogelijk de basisbehoeften te onderzoeken. 15. Vormen van toetsing: Digitale toets met 85 meerkeuzevragen Cesuur:
Total Score
0-38% 39-44% 45-54% 55-62% 63-70% 71-78% 79-85% 85-92% 93-98% 99-100%
Cijfer
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
282
• •
80 ‐ 82 = 9 83 ‐ 85= 10
16. Niveau: Kernfase niveau 2 17. Literatuur: Pedagogiek: Vernieuwingsonderwijs,adaptief onderwijs en de pedagogische taak Bas, J. de (2008). Burgerschapvorming, jong gedaan, oud geleerd. JSW, H. 2, 4, 6, 8 en 10 Bongaards, B., & Sas, J. (2012). Praktijkboek leerlingenzorg. Groningen/Houten: Wolters‐Noordhoff, H.2. Eijkeren, M. van (2005). Werken in het basisonderwijs. Baarn: HBuitgevers, H. 3. Sociale psychologie Alblas, G., Endeman, A., & Heinstra, R. (2011). Praktische psychologie voor leren en onderwijzen. Groningen: Wolters-Noordhoff, H. 4. Zorgverbreding en onderzoek Eijkeren, M. van (2013). Pedagogisch‐didactisch begeleiden. Baarn: HBuitgevers, H. 1. Bongaards, B., & Sas, J. (2012). Praktijkboek leerlingenzorg. Groningen/Houten: Wolters‐Noordhoff , H.16 ( zie pagina’s op Scholar). Didactiek en organisatie Eijkeren, M. van (2013). Pedagogisch‐didactisch begeleiden. Baarn: HBuitgevers, H.10 en H. 11. Ontwikkelingspsychologie Hendriksen, J.L.N., Dijkstra, H., & Stoverinck-Bosman, W. (2011). Het verhaal van het kind. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff, H. 8. Leerpsychologie Oosterheert, I. (2011). Leren over leren, praktische leerpsychologie voor het basisonderwijs. Groningen /Houten: Wolters-Noordhoff, H. 2. Levensbeschouwelijke vorming: Idema, E. (2012). Een wereld vol geloof, basiskennis wereldgodsdiensten. Amersfoort: Kwintessens, H. 2, 3, 4, 5 en 6. Lueks, A. , De reader LE-121 Geestelijke stromingen, blz. 14‐17. 18. Aanspreekpersonen voor deze toets: Henk Boer en Tom Schoemaker
283
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: WI-230L (landelijke kennisbasistoets rekenen-wiskunde) 11. Eindkwalificaties: Vakinhoudelijke competentie 12. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.3 13. Doel van deze deeltoets: Toetsing van de landelijke kennisbasistoets rekenen/wiskunde Student heeft vier mogelijkheden en twee kansen vanaf het derde semester van de kernfase 14. Vakkennisbasis 4. kennisfundament rekenen-wiskunde, wiskunde = context →→→verticaal
mathematiseren (reken-wiskunde inhouden van de onderbouw van het VO). 5. maatschappelijke relevantie en verstrengeling, maatschappij = context →→→horizontaal mathematiseren de student kan uit de realiteit gedestilleerde wiskunde met wiskundige middelen aanpakken. 6. reken-wiskundige kennis vertaald naar en gekoppeld aan recente vakdidactische inzichten, de student kent strategieën op verschillende abstractieniveaus – contextgebonden, met modellen of materialen en formeelabstract . 15. Beoordelingscriteria: Worden landelijk vastgesteld 16. Vormen van toetsing: Digitaal; landelijke toets N.B. Aan deze deeltoets mag alleen vanaf het derde semester van de kernfase worden deelgenomen. 17. Cesuur: Wordt landelijk vastgesteld 18. Niveau: niveau 2 19. Literatuur: - Wil Oonk, e.a. (2011). Rekenen – wiskunde in de praktijk. Kerninzichten. Noordhoff Uitgevers, Groningen/Houten. ISBN 978-90-01-77096-9 - Oefendocumenten op scholar (bronnen: Peter Ale en Martine v Schaik (2011). Rekenen + wiskunde uitgelegd. Coutinho. Bussum. ISBN 978-90-469-0272-1 en Reichard, L.A. e.a. (2013). Getal &Ruimte rekenboek tweede fase. EPN, Houten. ISBN 978 90 11 21000 4) 20. Aanspreekpersoon voor deze toets: Heleen Rotman
284
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem: WW-211 Werkweek Zevenaar / buiten gewoon spelen 11. Eindkwalificaties: Bijdrage aan de schoolorganisatie 12. Onderdeel van de OWE: Schoolorganisatie 2.1: Onderwijs van eigen makelij 1 13. Doel van deze deeltoets: Je leert samen met medestudenten in een gevarieerde omgeving die de benodigde uitdaging en prikkels geeft om het leerproces optimaal te stimuleren (sociaal constructivisme). Daarnaast geef je een voorbeeld hoe de studenten dit met de kinderen kunnen uitvoeren. De studenten voeren een eigen ontworpen sport‐ en speeldag aan het einde van de week uit met leerleerlingen. 14. Vakkennisbasis: Uit de kennisbasis: Bewegen in brede context 4.2 Bewegen in de ruimten binnen en rond een basisschool waar kinderen bewegen en de organisatorische verbanden waarin bewegingsactiviteiten aangeboden worden. Verschillende bewegingsruimten in en rond de school zijn: het schoolplein, het schoolgebouw, het klaslokaal, de buurtspeelplaats, het sportcomplex, het zwembad, park, bos, strand, water en de ijsbaan, speelparadijs en multifunctionele sport- en beweegparken. De verschillende organisatorische verbanden in en rond de school zijn: sport- en speldagen, sporttoernooien, wandelvierdaagse, schoolkamp, thema-activiteiten, sportstimuleringsprojecten en brede school- en verlengde schooldagactiviteiten. Leerkrachten met de smalle en brede bevoegdheid dienen weet te hebben van de specifieke organisatievormen die van belang zijn voor bovengenoemde verbanden. Je kunt hierbij denken aan bijvoorbeeld kennis benodigd voor het organiseren van een sportdag of schoolkamp. Leerkrachten moeten voor verschillende ruimten en organisatievormen kennis hebben van de selectiecriteria voor de keuze van bewegingsactiviteiten. Deze zijn: • Binnen de gekozen activiteiten kunnen alle kinderen tegelijk actief bewegen; • De gekozen activiteiten zijn voor alle kinderen realiseerbaar; • De gekozen activiteiten zijn eenvoudig te begeleiden; • De gekozen activiteiten nodigen uit tot zelfstandig herhalen; • De gekozen activiteiten hebben verwantschap met de lessen bewegingsonderwijs; • De gekozen activiteiten sluiten aan bij de belevings- en bewegingswereld van de kinderen. 15. Beoordelingscriteria: Student kan aangeven welke verschillende sport en bewegingsactiviteiten op een sport/spelletjesdag of tijdens andere projecten/vieringen in de school uitgevoerd kunnen worden. Student kan een bijdrage leveren aan sportieve evenementen zoals de spel‐/sportdag, een schoolfeest, een schoolkamp. Je laat zien dat je bewegingsactiviteiten aan kan bieden binnen een schoolorganisatie, op het schoolplein, in het schoolgebouw of in de klas, in het kader van een thema, sport‐/spel‐ of kampdag. Voor de onder‐ midden‐ en bovenbouw kan de student spelen aanbieden die passen bij de belevingswereld en de directe beweegomgeving van de kinderen. Student kan tijdens projecten via vakkenintegratie het bewegingsonderwijs aan bod laten komen. Student kan weeksluitingen en andere vieringen verrijken via het inzetten van dans, acrobatiek 285
beweging, drama en andere expressieve activiteiten met de kinderen. Student kan in verschillende situaties (plein, veld, bos, sportdag, werkweek) aansluiten, via de keuze van spel‐en sportvormen, bij de leerlijnen en bewegingsthema’s die binnen het bewegingsonderwijs gelden. Het ervaren van een schoolkamp, de organisatie. 16. Vormen van toetsing: Actieve aanwezigheid tijdens de dagen van het kamp en het uitvoeren van de sport/speeldag. Draaiboek van de voorbereide sport‐/speeldag 17. Cesuur: Aanwezigheid tijdens de werkweek Uitvoeren en evalueren van het draaiboek van de uitgevoerde sport‐ en speeldag Als beide in orde zijn krijgt de student het cijfer 7 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: Reader werkweek Zevenaar (Bewegingsonderwijs Kernfase) Reader buitengewoon spelen (Bewegingsonderwijs Kernfase) Velthuis, C., Bres Spelenboek 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Debby Cobben en Sonja Doornbosch
286
Blauwdruk voor deeltoets Pabo Arnhem:
WW-231 Werkweek Texel
11. Eindkwalificaties: Interpersoonlijk competent Vakinhoudelijk en didactisch competent Organisatorisch competent Samenwerken met 287xcel287e’s competent Samenwerken met omgeving competent Reflectie en professionele ontwikkeling competent Kwalificaties leren en lesgeven met ICT op niveau 2: Instrumentele- en Informatievaardigheden. 12. Onderdeel van de OWE: OWE Bijdragen aan de schoolorganisatie 2.3 13. Doel van deze deeltoets: • Studenten onderdompelen in verwondering over de echte wereld en laten ervaren dat ruimte en vrijheid gecombineerd met de structuur van het onderzoekend leren leidt tot deep level learning. • Studenten laten zien dat ze een onderzoekscyclus kunnen doorlopen, een gekozen onderzoeksbenadering kunnen verantwoorden en daarbij onderzoeksinstrumenten kunnen ontwikkelen. • Studenten moeten tevens een onderzoekende houding laten zien. Onder een onderzoekende houding wordt verstaan de neiging om; • te willen weten • te willen begrijpen (is meer dan nieuwsgierigheid en kennis over feiten) • innovatief te willen zijn (creativiteit, open houding); • iets te willen bereiken (op basis van toewijding en vakmanschap) • kritisch te willen zijn ten opzichte van zichzelf en anderen; • te willen delen. • Duurzaamheid. Verantwoord omgaan met de wereld om hen heen. De verbinding met de omgeving leidt tot een gevoel van verantwoordelijkheid. Een gevoel van verantwoordelijkheid leidt tot een verantwoord gedrag. Verantwoord gedrag leidt tot een betere wereld. • Bewustwording en inzetten van de omgeving als rijke leeromgeving voor het onderwijs • Samenhang inzien tussen de verschillende vakgebieden binnen het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld. • Samenhang inzien tussen de leergebieden Oriëntatie op jezelf en de wereld en kunstzinnige oriëntatie. 14. Vakkennisbasis: • Leren over de betekenis van natuur en techniek. • Het uitvoeren van onderwijs in natuur en techniek. Didactische benaderingen met daaraan gerelateerde denk- en werkwijzen en attituden en de leerkrachtvaardigheden die dat vraagt. Didactische benaderingen, o.a.: onderzoeken, ontwerpen, waardenontwikkeling. Denk- en werkwijzen, o.a.: beleven en waarderen, beschrijvend onderzoeken, ecologisch denken, meten, modelleren, mondeling en schriftelijk, communiceren, vorm- en functiedenken. Houding o.a.: wetenschappelijke houding en duurzaam gedrag. • Het verwerven van kennis over en inzicht in natuurwetenschappen en techniek. Studenten richten zich op één of meerdere kernconcepten: eenheid in verscheidenheid, causaliteit, materie en energie, system vorm en functie, wisselwerking met onderliggende concepten. 287
• Geografische benadering: Geografische vragen stellen, geografische werkwijze en een eenvoudig geografisch onderzoek doen binnen de context van de eigen omgeving. • Historische vaardigheden, informatievaardigheden, onderzoeksvaardigheden en beeldvormende vaardigheden. Locale en regionale context. • De student kan OJW en Beeldend onderwijs koppelen aan relevante culturele thema’s en is in staat om (voor diverse groepen) n.a.v. actuele gebeurtenissen Beeldende activiteiten te ontwikkelen • De student kan de samenhang tussen de leergebieden Oriëntatie op jezelf en de wereld en kunstzinnige oriëntatie illustreren aan de hand van thema’s. 15. Beoordelingscriteria: F) De student levert een positieve bijdrage aan het onderzoek in zijn werkgroep en aan de werkweek als geheel. G) De student laat de volgende onderdelen van de onderzoekscyclus zien: 1 De student verdiept zich in het gekozen onderzoeksonderwerp en ontwerpt bijbehorende onderzoeksvragen; 2 De student ontwerpt een onderzoeksplan; 3 De student voert zijn onderzoek uit en 4 De student maakt een analyse, trekt conclusies en presenteert zijn onderzoek. H) De student toont een onderzoekende houding. I) De student toont zicht op duurzaam onderwijs J) De student maakt bewust gebruik van de omgeving als leerbron 16. Vormen van toetsing: Een onderzoeksportfolio met een presentatie 17. Cesuur: Voldoende niveau onderzoek (gehele onderzoekscyclus moet zijn doorlopen en onderzoekende houding moet zichtbaar zijn) .De student maakt een portfolio waarbij de onderzoekscyclus leidinggevend is. Tevens presenteert hij dit onderzoek. Criteria/ cijfer A) Groepsbijdrage B) Onderzoekscyclus C) Onderzoekende houding D) Duurzaam onderwijs E) Omgevingsonderwijs Gemiddeld
4
5
6
7
8
9
Cijfer 9: De student levert uitmuntend bewijs voor het betreffende beoordelingscriterium. Voortreffelijke voorbereidingen en uitvoering van zijn activiteiten. Goede reflectie, uitstekende koppeling tussen theorie en praktijk. Cijfer 8: Uit het portfolio valt op te maken dat de student op een goede manier heeft gewerkt aan het betreffende criterium, er is zelfs sprake van extra inzet en initiatief. Goede koppeling tussen theorie en praktijk. Cijfer 7: Het criterium is aangetoond; alle bewijsmateriaal is hiervoor in het portfolio terug te vinden. Er is voldoende koppeling tussen de theorie en praktijk gemaakt, maar er zijn geen uitschieters naar boven of beneden, netjes gedaan. Cijfer 6: Het criterium is aangetoond; alle bewijsmateriaal hiervoor is getoond , maar er is weinig koppeling tussen theorie en praktijk; geen bijzondere prestaties, maar: alles magertjes uitgevoerd en uitgewerkt, net aan de maat, net voldoende. Let op ! Als het criterium met een 5* of lager is beoordeeld, dient er voor dat onderdeel een extra opdracht uitgevoerd te worden welke met een zes of hoger afgesloten moet worden. Cijfer 5: De competenties worden onvoldoende getoond. Er is onvoldoende bewijsmateriaal, inzet 288
en geen koppeling tussen theorie en praktijk. *Alle criteria moeten met tenminste een voldoende worden afgesloten. Indien er sprake is van één of meerdere onvoldoendes dient de student hierover een reflectieverslag te schrijven waarin voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de student alsnog competent is op het betreffende onderdeel. 18. Niveau: Kernfase niveau 2 19. Literatuur: Reader Werkweek Texel 20. Aanspreekpersonen voor deze toets: Tie van Berkum, Jaap Dekker en Maarten Hennekes
289
OWE-beschrijving Integrale Toets Kernfase Titel onderwijseenheid (OWE) 1. Opleiding
Integrale toets kernfase
2.
Doelgroep
Studenten kernfase, voltijd en deeltijd Afstudeerrichting Jonge Kind en Oudere Kind
3.
Beroepstaak/ beroepstaken
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen, organisatie
4.
Relatie met de kennisbasis
D. Het lerende en zich ontwikkelende kind; A1/A2/A3 E. Onderwijzen en opvoeden B1/B2 F. Kwaliteit en innovatie C1/C2
5.
Centrale beroepstaak
Lesgeven, begeleiden, ontwerpen, organisatie
6.
(Beroeps)Producten
7.
Studiepunten/studielast
Persoonlijk werkconcept Resultaten OWE semester 1: lesgeven 2.1, begeleiden 2.1, ontwerpen 2.1 , organisatie 2.1 Semester 2: lesgeven 2.2, begeleiden 2.2, ontwerpen 2.2, organisatie 2.2 Semester 3: ontwerpen 2.1, begeleiden, 2.3, organisatie 2.3 7.5 studiepunten / 210 studentbelastinguren
8.
Samenhang met andere OWE’s
8.
Ingangseisen
10.
Algemene omschrijving
Pabo Arnhem
De integrale toets is de afsluiting van de kernfase, er is samenhang met alle andere OWE’s uit de kernfase: Semester 1: lesgeven 2.1, begeleiden 2.1, ontwerpen 2.1, organisatie 2.1 Semester 2: lesgeven 2.2, begeleiden 2.2, ontwerpen 2.2, organisatie 2.2 Semester 3: ontwerpen 2.1, begeleiden, 2.3, organisatie 2.3 Student heeft de volgende onderwijseenheden afgesloten: Semester 1: lesgeven 2.1, begeleiden 2.1, ontwerpen 2.1 , organisatie 2.1 Semester 2: lesgeven 2.2, begeleiden 2.2, ontwerpen 2.2, organisatie 2.2 Semester 3: ontwerpen 2.1, begeleiden, 2.3, organisatie 2.3 Pwc 231 is geschreven. De student heeft in de propedeutische en postpropedeutische fase op minimaal twee verschillende scholen stage gelopen. Bij de integrale toets wordt beoordeeld of de student voldoet 290
11.
Competenties
aan de niveau-eisen van de SBL-competenties en de Professionele standaard op niveau 2. In de integrale toets wordt studenten gevraagd om een verbinding te maken tussen het aanbod van de opleiding, het beroepsbeeld, hun visie op onderwijs en deze te koppelen aan hun eigen (competentie)ontwikkeling. Doel hiervan is het ontwikkelen van metacognitieve vaardigheden, inzicht te krijgen in eigen leerproces en leerstrategieën. SBL- competenties en professionele standaard op niveau 2
12.
Beoordelingscriteria
SBL- competenties en professionele standaard op niveau 2
13.
Tentaminering:
Weging
Compensatiemogelijkheden
Frequentie
Gesprek op basis van pwc 231
Voldoende
Geen
Twee kansen per studiejaar
14.
Verplichte literatuur
Naar keuze. Zie Scholar> kernfase>toetsing>toetsing kernfase
15.
Aanbevolen literatuur
Naar keuze. Zie Scholar> kernfase>toetsing>toetsing kernfase
16.
Software
Naar keuze. Zie Scholar> kernfase>toetsing>toetsing kernfase
17.
Overig materiaal
Naar keuze
18.
Activiteiten
Schrijven, presentatie en gesprek
19.
Werkvormen
20.
Les-/contacturen
Pwc schrijven Presentatie ‘parel’ Gesprek over het pwc Voltijd en deeltijd: contacttijd 0,5 / zelfstudie209,5 uur.
21.
Onderwijsperiode
9 keer per studiejaar
22.
Maximum aantal deelnemers
N.v.t.
291
Afstudeerfase HAN Pabo OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn Titel onderwijseenheid (OWE) Integraal junior leraar zijn
PAB-VD3.1
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase voltijd, deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind) HAN Pabo
Beroepstaak/ beroepstaken
Lesgeven Begeleiden van lerende(n) Ontwerpen van leerarrangementen Bijdragen aan de schoolorganisatie
4.
Centrale beroepstaak
-
5.
(Beroeps)Producten
Afstudeerplan Stage logboek Voortgangs- en eindverslag
6.
Studiepunten/studielast
22,5 stp / 630 sbu
3.
Geprogrammeerde contacttijd: leergroep, contact met stagebegeleider Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid: simulatieschool Stagevoorbereiding en stage Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
voltijd 10 uur 40 uur 580 uur 630 uur
deeltijd 10 uur 620 uur 630 uur
7.
Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE vormt samen met OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen, OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en OWE 3.4 Meesterproef, het geheel waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
8.
Ingangseisen
Minimaal alle (deel)tentamens van propedeuse en kernfase zijn behaald op één na: ofwel de landelijke kennisbasistoets rekenen/wiskunde ofwel de landelijke kennisbasistoets taal (beide uit de kernfase). Een goedkeuring van het afstudeerplan is een voorwaarde om aan de afstudeerstage te beginnen. Tijdens de opleiding loopt de student op minimaal drie verschillende scholen stage. Dat betekent dat voor de afstudeerstage de student rekening houdt met deze ingangseis.
9.
Algemene omschrijving
Tijdens de afstudeerstage ontwikkelt de student zich tot startbekwame leerkracht, dat wil zeggen dat de student voldoet aan de SBLcompetenties. Tijdens de stage houdt de student een logboek bij, schrijft een voortgangsverslag en een eindverslag. Onderdeel van deze OWE is verder het schrijven van een afstudeerplan en (alleen voor voltijd studenten) deelname aan de simulatieschool.
10. Competenties
Alle zeven SBL-competenties interpersoonlijk competent 292
11. Beoordelingscriteria
pedagogisch competent vakinhoudelijk en didactisch competent organisatorisch competent competent in samenwerking met de omgeving competent in samenwerking met collega's competent in reflectie en ontwikkeling
Deeltentamen 1: Afstudeerplan • • • • • •
Leerdoelen vloeien voort uit sterkte-/zwakteanalyse. Stageactiviteiten zijn gerelateerd aan de leerdoelen en de zeven SBL-competenties. In afstemming met de school is minimaal het onderwerp en het doel van het afstudeeronderzoek bepaald en is een eerste schets van het onderzoeksvoorstel opgenomen. De contouren van de meesterproef zijn duidelijk en de beginsituatie van de leerlingen in relatie tot de beoogde doelen. De student heeft zich inhoudelijke georiënteerd op de verdere ontwikkeling van het professioneel werkconcept. De student heeft zich inhoudelijk verdiept ten behoeve van het werken aan de vier beroepstaken (professioneel werkconcept, stage, afstudeeronderzoek en de meesterproef.
De beoordelingscriteria zijn meer gedetailleerd opgenomen in de Opleidingswijzer Deeltentamen 2: Afstudeerstage Interpersoonlijk competent: De student: • ziet wat er gebeurt in de klas op individueel en groepsniveau en kan hier adequaat op reageren • stemt zijn manier van communiceren met kinderen af op het ontwikkelingsniveau van de kinderen • kan verantwoorden hoe hij met de groep en individuele kinderen omgaat • stimuleert gewenst gedrag en spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag • geeft op een positieve en effectieve manier leiding aan een groep kinderen • communiceert open over dat wat hem opvalt in de school Pedagogisch competent: De student: • speelt flexibel in op wat leerlingen inbrengen • creëert een veilige leeromgeving • heeft zichtbaar plezier in het omgaan met en lesgeven aan kinderen en weet hen te boeien • sluit aan bij de leef- en belevingswereld van kinderen • heeft een beeld van het sociaal klimaat in de groep en het welbevinden van de kinderen • verdiept zich in ontwikkelingsproblemen van kinderen uit zijn groep 293
• • • •
kan omgaan met ontwikkelingsproblemen van kinderen uit zijn groep verdiept zich in gedragsproblemen van kinderen uit zijn groep kan omgaan met gedragsproblemen van kinderen uit zijn groep draagt bij aan het collegiale gesprek vanuit actuele kennis over ontwikkeling en leren
Didactisch en vakinhoudelijk : • De student: • sluit aan bij de onderwijsbehoeften van kinderen • sluit aan bij het ontwikkelingsniveau van kinderen • plaatst kinderen op leerlijnen van leer- en vakgebieden en werkt van daaruit opbrengstgericht aan hun ontwikkeling • beheerst de leerinhouden van de vak- en vormingsgebieden • zet doelgericht verschillende werk- en groeperingvormen in • bespreekt met kinderen op positieve wijze hun werk om samen na te gaan hoe iets beter of anders kan • draagt bij aan het collegiale gesprek vanuit actuele kennis over inhoud en vakdidactiek Organisatorisch: De student: • heeft zijn klassenmanagement op orde • is consequent in het hanteren van regels en afspraken • wordt door de leerlingen gerespecteerd en heeft overwicht • plant tijd en ruimte in om zich doelgericht verder te bekwamen Samenwerken met collega’s: De student: • communiceert open en respectvol met collega’s • werkt constructief samen met collega’s in verschillende vormen van overleg • functioneert als volwaardig beginnend teamlid • toont zich nieuwsgierig naar wat er in de school gaande is • toont betrokkenheid op het leren van alle leerlingen in de school Samenwerking omgeving: De student: • communiceert open en respectvol met ouders • communiceert goed voorbereid met ouders over de ontwikkeling van hun kind • past verkregen handelingsadviezen toe en raadpleegt deskundigen om zijn onderwijs te optimaliseren
294
Reflectie en ontwikkeling: De student: • stelt zich begeleidbaar op • evalueert, reflecteert en leert continu van zijn ervaringen bij de uitvoering van het onderwijs • reflecteert op de (onbedoelde) effecten van verbeterprocessen op zijn eigen ontwikkeling en de ontwikkeling van leerlingen. • Verdiept zich op eigen initiatief in nieuwe onderwerpen 12. Tentaminering
toetsvorm
aantal Beoordelin examinat g = cijfer / oren (niet) voldaan
cesuur
weging
minimaal resultaat
periode compensatie Toegestane afname en hulpmiddelen herkansing = frequentie
(niet) voldaan
Alle beoordelin gscriteria voldoende
-
voldaan
2 kansen per studiejaar
n.v.t.
n.v.t.
cijfer
Alle 100 % competenti edomeinen gemiddeld een voldoende, dan een 6.
6,0
2 kansen per studiejaar
n.v.t.
n.v.t.
Deeltentamen 1: Afstudeerplan Schriftelijke presentatie
1
Deeltentamen 2: Afstudeerstage Schriftelijke en mondelinge presentatie
1
13. Verplichte literatuur
-
14. Aanbevolen literatuur
-
15. Software
-
16. Overig materiaal
-
17. Activiteiten
Deelname aan de simulatieschool Stage
295
Voortgangsgesprekken en eindgesprek stage Intervisie tijdens SLB-bijeenkomsten 18. Werkvormen
Stage, werkcolleges, intervisie tijdens SLB, individuele gesprekken
19. Les-/contacturen
Oriënteren en voorbereiden stage op de stageschool: 1 - 1,5 dag per week gedurende gemiddeld 2 maanden. Uitvoeren van de stage gedurende 5 maanden (3 dagen per week) bij goedgekeurd afstudeerplan. Deeltijdstudenten lopen 2 aaneengesloten dagen stage tijdens de uitvoering. Vier contactmomenten met stagebegeleider Pabo (4 uur) Simulatieschool alleen voor voltijd studenten. Intervisie (7,5 uur) Zie verder punt 6.
20. Onderwijsperiode
Semester 1 en 2
21. Maximum aantal deelnemers
-
OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen Titel onderwijseenheid (OWE)
Praktijkgericht onderzoek doen PAB-VD3.2
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase voltijd, deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind) HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Bijdragen aan de schoolorganisatie
4.
Centrale beroepstaak
Bijdragen aan de schoolorganisatie
5.
(Beroeps)Producten
Onderzoeksrapportage praktijkgericht onderzoek Presentatie van het onderzoek op de stageschool
6.
Studiepunten/studielast
15 stp / 420 sbu Geprogrammeerde contacttijd Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid Stage Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
7.
Samenhang met andere
Deze OWE vormt samen met OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel
29,5 293 97,5 420 uur
296
OWE’en
werkconcept en OWE 3.4 Meesterproef, het geheel waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
8.
Ingangseisen
Voor het volgen van de lessen: - studenten locatie Arnhem: minimaal 75 studiepunten van de kernfase behaald. - studenten locatie Nijmegen: maximaal één (deel)tentamen uit de kernfase is nog niet behaald. Voor de toetsing: 150 sbu (propedeuse en kernfase zijn afgerond)
9.
Algemene omschrijving
De student voert een praktijkgericht onderzoek uit in en ten behoeve van de stageschool. Het onderzoek omvat alle stappen van een onderzoekscyclus tot en met de onderzoeksrapportage. De rapportage voldoet aan huidige eisen van een HBO afgestudeerde.
10. Competenties 11. Beoordelingscriteria
competent in reflectie en ontwikkeling
De werkwijze van de student is systematisch en transparant zonder spelfouten en andere taalfouten. Tentamen: onderzoeksverslag De student toont aan dat hij: • een praktijkrelevant vraagstuk kan beantwoorden met behulp van onderzoek. • data kan verzamelen en gebruiken in zijn werk als professional. • een praktijkrelevant vraagstuk kan plaatsen in een bredere context. • zowel bestaande als eigen inzichten en werkwijzen ter discussie stelt. • kan beargumenteren hoe zijn keuzen in het onderzoekproces tot stand komen. • alle belanghebbenden betrekt bij het onderzoeksproces. • zich aan de beroepsethische gedragsregels voor onderzoek kan houden. • onderzoekresultaten kan vertalen naar toepassingen in de praktijk. • een consistente en navolgbare werkwijze hanteert.
12. Tentaminering
toetsvorm
aantal cijfer / examinat (niet) oren voldaan
cesuur
weging
minimaal periode compensatie toegestane hulpmiddelen resultaat afname en herkansin g= frequenti e
54 punten van de 90 punten (60%)
100%
6,0
Tentamen: onderzoeksverslag Schriftelijke presentatie
2
cijfer
2 kansen n.v.t per studiejaar
n.v.t.
297
13. Verplichte literatuur
Van Lanen, B. & van der Donk, C. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Couthino.
14. Aanbevolen literatuur
Boeie, H. (2014) Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen. Den Haag: Boom/Lemma Baarda, B., van der Hulst, M., & de Goede, M. (2007). Basisboek interviewen. Groningen: Noordhoff
15. Software
-
16. Overig materiaal
-
17. Activiteiten
De student formuleert een heldere probleemstelling uitgaande van de context van de stageschool, op basis waarvan hij zich verder verdiept in theorie en de praktijksituatie van het praktijkprobleem. De onderzoeksvragen die voortvloeien uit de probleemverkenning geven vervolgens richting aan het onderzoeksplan, dat de student hanteert om data te verzamelen en te analyseren. In het onderzoeksverslag beschrijft de student de resultaten en de conclusies van de dataverzameling en -analyse en beschrijft hij in de discussie wat de waarde van het onderzoek is, welke aanbevelingen hij kan doen en welke vervolgvragen het onderzoek oproept. Gedurende het onderzoek stemt de student het onderzoek regelmatig af met de stageschool en de onderzoeksbegeleider. Als het onderzoek is afgerond wordt het onderzoek gepresenteerd op de stageschool aan de belanghebbenden. Tenslotte voegt de student een kritische reflectie toe als bijlage bij het onderzoeksverslag op het doen van onderzoek in relatie tot de ontwikkeling tot junior leraar.
18. Werkvormen
Hoorcolleges, werkcolleges, peer-feedback, expert feedback, formatieve toetsing van onderzoeksvoorstel en onderzoeksplan, individuele gesprekken.
19. Les-/contacturen
Hoorcolleges en werkcolleges Individuele begeleiding (inclusief formatieve feedback en feedback op documenten) Zie verder punt 6.
20. Onderwijsperiode
Het onderzoek wordt uitgevoerd tijdens de afstudeerstage. De voorbereiding, uitvoering en verslaglegging vindt plaats gedurende vier periodes. Aan het begin van elk semester is het mogelijk om te starten.
21. Maximum aantal deelnemers
150 studenten voor hoorcolleges. 15 studenten voor werkcolleges per groep. Aantal groepen onbeperkt.
OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept Titel onderwijseenheid (OWE) Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept PAB-VD3.3 1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase voltijd, deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind) HAN Pabo 298
3.
Beroepstaak/beroepstaken
Begeleiden van lerende(n) Bijdragen aan de schoolorganisatie
4.
Centrale beroepstaak
-
5.
(Beroeps)Producten
Visiestuk van 4000 woorden met eventueel bijlagen als bewijslast.
6.
Studiepunten/studielast
7,5 stp / 210 sbu Geprogrammeerde contacttijd Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid Stage Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
7.
Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE vormt samen met OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen en OWE 3.4 Meesterproef, het geheel waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
8.
Ingangseisen
Voor het volgen van de lessen: - studenten locatie Arnhem: minimaal 75 studiepunten van de kernfase behaald. - studenten locatie Nijmegen: maximaal één (deel)tentamen uit de kernfase is nog niet behaald. Voor de toetsing: 150 sbu (propedeuse en kernfase zijn afgerond)
9.
Algemene omschrijving
De student beschrijft vanuit welke visie en inzichten hij straks aan de slag wil gaan en waarom. Hij beantwoordt vragen en verantwoordt grondig – vanuit diverse bronnen en eigen ervaringen – vragen zoals: • Wat voor leraar ben ik en wil ik zijn? • Hoe verhoud ik mij tot ontwikkelingen in de samenleving en in het onderwijs in het bijzonder? • Waarover heb ik al een visie ontwikkeld, en waar ben ik nog volop mee bezig? • Wat zijn mijn kwaliteiten en waar liggen mijn uitdagingen? De student motiveert eveneens de (eventuele) keuze voor een extra verdieping in een levensbeschouwelijke variant.
10. Competenties
Alle zeven SBL-competenties interpersoonlijk competent pedagogisch competent vakinhoudelijk en didactisch competent organisatorisch competent competent in samenwerking met de omgeving competent in samenwerking met collega's competent in reflectie en ontwikkeling
11. Beoordelingscriteria
De werkwijze van de student is systematisch en transparant zonder spelfouten en andere taalfouten.
12 uur 90 uur 108 uur 210 uur
Tentamen: professioneel werkconcept (PWC)
299
• • • •
12. Tentaminering
Begripsverheldering: de student biedt een samenhangende verheldering van begrippen en benaderingen die in zijn visie centraal staan. Brongebruik: de student gebruikt gevarieerde bronnen en voldoende relevante literatuur. Opvattingen en overtuigingen komen navolgbaar voort uit een meer perspectivische verkenning en onderbouwing. Relatie denken - handelen: de student maakt de relatie tussen zijn handelen en de onderliggende gedachten, opvattingen en waarden expliciet. Hij maakt dit concreet aan de hand van diverse voorbeelden uit de eigen praktijk. Oordeelsvorming over de eigen ontwikkeling: de student benoemt de essentie in de ontwikkeling van zijn ervaringen, kennis en beelden over leraarschap en onderwijs. Hij laat hierbij regelmatig constructief kritische distantie zien en weegt meerdere perspectieven af. De hieruit getrokken conclusies zijn navolgbaar en worden kritisch beschouwd.
toetsvorm
aantal cijfer / (niet) cesuur examinat voldaan oren
weging minimaal periode compensatie toegestane resultaat afname en hulpmiddelen herkansing = frequentie
Tentamen: professioneel werkconcept (PWC) Schriftelijke presentatie op het DPF
1
cijfer
Als aan 100% ingangseisen niet is voldaan, dan stoppen met beoordelen = 4; Eén keer onvoldoende = 5; Vier voldoende = 6; Drie keer voldoende en één keer goed = 7; Twee keer voldoende en twee keer goed = 8; Eén keer voldoende en drie keer goed is 9; Vier keer goed = 9, of 10 na overleg.
6,0
2 kansen per studiejaar
n.v.t
n.v.t.
300
13. Verplichte literatuur
In overleg
14. Aanbevolen literatuur
In overleg
15. Software
-
16. Overig materiaal
-
17. Activiteiten
In de vier bijeenkomsten ligt het accent op het inhoudelijk ingaan op de vier dimensies: informatieverwerking, leren denken, leren verbinden en samen leren.
18. Werkvormen
Werkcolleges
19. Les-/contacturen
Zie punt 6.
20. Onderwijsperiode
Periode 1 en 2
21. Maximum aantal deelnemers
Onbeperkt aantal groepen.
OWE 3.4 Meesterproef Titel onderwijseenheid (OWE)
Meesterproef
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs,
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase voltijd, deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind) HAN Pabo
3.
Beroepstaak/beroepstaken
PAB-VD3.4
Ontwerpen van leerarrangementen
4.
Centrale beroepstaak
Ontwerpen van leerarrangementen
5.
(Beroeps)Producten
Zelfontworpen leerarrangement voor alle kinderen van de groep uit de afstudeerstage
6.
Studiepunten/studielast
10 stp / 280 sbu Geprogrammeerde contacttijd (4x vakdidactische kring, 4x leergebied leerking, 1x bijeenkomst ICT en 1x Hoorcollege Meesterproef) Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele- en groepszelfwerkzaamheid en raadpleeguren (6x ateliers) Geprogrammeerde onderwijstijd voor voorbereiding en elektronische leeromgeving (3u per week) Geprogrammeerde onderwijstijd voor verslaglegging Stage
15 uur 18 uur 103 uur 75 uur 69 uur 301
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
280 uur
7.
Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE vormt samen met OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen en OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept, het geheel waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
8.
Ingangseisen
Voor het volgen van de lessen: - studenten locatie Arnhem: minimaal 75 studiepunten van de kernfase behaald. - studenten locatie Nijmegen: maximaal één (deel)tentamen uit de kernfase is nog niet behaald. Voor de toetsing: 150 sbu (propedeuse en kernfase zijn afgerond) en afstudeerplan goedgekeurd.
9.
Algemene omschrijving
De student laat in de Meesterproef het beste van zijn kunnen zien in een zelfgekozen en zelfontworpen leerarrangement voor alle kinderen van zijn groep. De meesterproef richt zich op het aantonen van de interpersoonlijk, pedagogisch, vakdidactisch en organisatorisch competentiedomeinen in voorbereiding, uitvoering en evaluatie. Daarnaast voldoet het ontwerp en de verantwoording daarvan aan een selectie uit de professionele standaard niveau 3 (m.n. kennis toepassen en oordeelsvorming) en toont de student kwalificaties 5, 6 en 8 aan van de Eindkwalificaties Leren en lesgeven met ICT (deze worden benoemd in toetscriterium 4 onder punt 11).
10. Competenties
√ √ √ √
Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent Organisatorisch competent
11. Beoordelingscriteria
De werkwijze van de student is systematisch en transparant zonder spelfouten en andere taalfouten. Tentamen 1: Meesterproef Beoordelingscriteria: • Doelen en beginsituatie: concreet en haalbaar, logische samenhang tussen beginsituatie van leerlingen en doelen. • Creatief en planmatig afstemmen op de onderwijsbehoeften van leerlingen: activiteiten en interventies zijn afgestemd op onderwijsbehoeften van de groep leerlingen. De relatie met de beschreven beginsituatie en de te bereiken doelen is helder en ‘Leren met ICT’ heeft een passende plaats. • Theoretische verantwoording: de ontwerpkeuzes worden theoretisch verantwoord, met adequate gebruikmaking van relevante begrippen, bronverwijzingen en concretisering hiervan naar het ontwerp. • Eindkwalificaties leren en lesgeven met ICT: ICT-geletterdheid is bij het leerarrangement en de presentatie op het niveau van de Eindkwalificaties Leren en Lesgeven met ICT. In het ontwerp is weloverwogen gebruik gemaakt van ICT, gekoppeld aan pedagogische en didactische doelen, de inhoud en de eigen visie. • Omgaan met praktijkproblemen: eventuele problemen bij het ontwerp en de uitvoering worden geanalyseerd. De gekozen oplossing wordt verantwoord. • Uitvoering van het ontwerp:,met de uitvoering van het ontwerp laat de student zien dat hij interpersoonlijk, pedagogisch, didactisch en organisatorisch startbekwaam is. • Communiceren met collega’s en/of ouders: communicatie en samenwerking met collega’s en/of ouders vinden aantoonbaar op 302
•
12. Tentaminering
adequate wijze plaats. Evalueren: verbanden worden gelegd tussen leeropbrengsten, doelen, beginsituatie en aanpak. De student geeft aanbevelingen voor een herontwerp. Het eigen handelen en het kennisniveau komt zelfkritisch ter sprake, evenals aandachtspunten voor zijn verdere ontwikkeling. De student geeft blijk van een realistisch beeld van zijn functioneren als ‘Meester’ in deze proef.
toetsvorm
aantal cijfer / (niet) cesuur examinat voldaan oren
wegin minimaal periode compensat toegestane g resultaat afname ie hulpmiddelen en herkansin g= frequenti e
Tentamen: Meesterproef Schriftelijke presentatie op het DPF
1
cijfer
- Stoppen beoordeling 100% = 4; - 1 keer of meer onvoldoende = 5; - Alles voldoende = 6; - Voldoende samen met 1 keer goed = 6; - Voldoende samen met 2/3 keer goed = 7; - Voldoende samen met 4/5 keer goed = 8; - Voldoende en 6/7 keer goed = 9; - Alles goed = 9, of 10 na overleg
6,0
Twee geen kansen per studiejaar
13. Verplichte literatuur
Naar keuze
14. Aanbevolen literatuur
Bepaald door het gekozen leergebied van de student (zie scholar leren onder de leergebiedleerkringen).
15. Software
Naar keuze van de student.
16. Overig materiaal
Naar keuze van de student.
17. Activiteiten
Ontwerp afstemmen op stagegroep en binnen de schoolcontext.
n.v.t.
303
Ontwerp theoretisch verantwoorden. Uitvoeren leerarrangement op stage. Schrijven van een verslag voor eindbeoordeling. 18. Werkvormen
Hoor- en werkcolleges. Individuele- en groepszelfwerkzaamheid en raadpleeguren binnen de ateliers.
19. Les-/contacturen
Zie punt 6, studielast.
20. Onderwijsperiode
Verdeeld over drie onderwijsperiodes; periode 1 hoorcolleges, periode 2 en 3 werkcolleges en ateliers
21. Maximum aantal deelnemers
25 studenten
OWE 3.5 Integrale toets Afstudeerbekwaam Titel onderwijseenheid (OWE) Integrale toets afstudeerbekwaam PAB-VD3.5 1. Opleiding Opleiding tot leraar basisonderwijs 2. Doelgroep Studenten afstudeerfase voltijd, deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind) HAN Pabo 3. Beroepstaak/beroepstaken Lesgeven Begeleiden van lerende(n) Ontwerpen van leerarrangementen Bijdragen aan de schoolorganisatie 4. Centrale beroepstaak 5. (Beroeps)Producten 6.
Studiepunten/studielast
7.
Samenhang met andere OWE’s
8.
Ingangseisen
5 studiepunten / 140 sbu Geprogrammeerde contacttijd 1 uur Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid 139 uur Totaal geprogrammeerde onderwijstijd 140 uur In deze OWE rondt de student de doorgroei naar startbekwaamheid af door de integratie van theorie en praktijk. Deze OWE bouwt voort op OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen, OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en OWE 3.4 Meesterproef. 150 sbu (propedeuse en kernfase zijn afgerond) OWE 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4 (55 studiepunten) uit de afstudeerfase zijn behaald. Een aantal verplichte documenten op het DPF moet in orde zijn, daarna vindt de beoordeling plaats. Het betreft de volgende documenten: - Sterkte/zwakteanalyse 304
9.
Algemene omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
12.
Tentaminering
- Afstudeerplan - Beoordeling afstudeerplan - Ondertekend stagecontract - Eindevaluatie stage en eindbeoordeling stage OWE 3.1 - Beoordeling onderzoek OWE 3.2 - Beoordeling PWC OWE 3.3 - Beoordeling meesterproef 3.4 Wordt na de eerste check vastgesteld dat niet voldaan is aan alle verplichte documenten, dan stopt de beoordeling. De beoordelaar mailt de student om binnen 2 dagen de documenten in orde te maken. Zodra de student dit heeft gedaan mailt hij de beoordelaar. Na deze email wordt de check opnieuw uitgevoerd. De student weet theorie en praktijk met elkaar te verbinden en toont (mede daardoor) aan, aan de eisen van professionele standaard op niveau 3 te voldoen. Alle zeven SBL-competenties interpersoonlijk competent pedagogisch competent vakinhoudelijk en didactisch competent organisatorisch competent competent in samenwerking met de omgeving competent in samenwerking met collega’s competent in reflectie en ontwikkeling Tentamen: startbekwaam leraar zijn: eindgesprek Professionele standaard niveau 3: Verbanden leggen tussen eigen De student kan verbanden leggen tussen stage, onderzoek, PWC en Meesterproef en zijn ontwikkeling en eigen praktijk(leer- en eigen ontwikkeling. onderzoeksvaardigheid) Koppelen handelen aan visie en De student kan visie en beleid vertalen naar concreet handelen in de praktijk en andersom. beleid. Hij onderbouwt gemaakte keuzes en relateert deze aan zijn opvattingen. (kennis verwerven en kennis toepassen) Mondelinge vaardigheid De student kan zich mondeling, helder, correct, zorgvuldig en gestructureerd uitdrukken. (communiceren en presenteren) Sterkte/zwakte analyse en POP De student kan in een gedetailleerde en gestructureerde sterkte-/zwakteanalyse aangeven (leer- en onderzoeksvaardigheid) waar de grenzen en uitdagingen van zijn handelingsbekwaamheid liggen. Reflecteren De student maakt van vrijwel elke ervaring een leerervaring door er – als gewoonte – op te (oordeelsvorming, kennis verwerven reflecteren en erover te communiceren met anderen. en kennis toepassen). toetsvorm aantal cijfer / cesuur weging minimaa periode compensati toegestane examinato (niet) l afname en e hulpmiddelen
305
ren
13.
Verplichte literatuur
14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Aanbevolen literatuur Software Overig materiaal Activiteiten Werkvormen Contacturen Onderwijsperiode Maximum aantal deelnemers
voldaan
Tentamen: startbekwaam leraar zijn: eindgesprek Mondelinge 2 cijfer Eén keer of meer toets onvoldoende = 5; Vijf keer voldoende = 6; Vier keer voldoende en één goed = 6; Drie keer voldoende en twee keer goed = 7; Twee keer voldoende en drie keer goed = 8; Eén keer voldoende en vier keer goed = 9: Vijf keer goed = 9, of 10 in overleg. -
100%
resultaat
herkansing = frequentie
6,0
2 kansen per studiejaar
n.v.t.
n.v.t.
Naar keuze Mondeling gesprek met twee examinatoren Gesprek 30 minuten 7 keer per jaar: september – november – januari – maart - mei – juni – augustus -
306
Hoofdstuk 3 extra-curriculair onderwijs afstudeerfase 2015 – 2016 Deze OWEs zijn opgenomen voor studenten afstudeerfase Arnhem om ze in de gelegenheid te blijven stellen hun certificaat voor één van de denominaties Openbaar, Rooms Katholiek of Protestants Christelijk onderwijs te behalen en als afsluiting van de leerlijn Levensbeschouwing die in het 2e jaar in is gezet, als overgangsregeling naar een volledig gemeenschappelijke hoofdfase HAN Pabo locatie Arnhem en locatie Nijmegen. Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE Openbaar Onderwijs: Leven en dood, LE311 OO
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase HAN Pabo locatie Arnhem die de deeltentamens LE-221, KLE-222OO en KLE-231OO hebben behaald (zie ingangseisen).
3.
Beroepstaak/beroepstaken Begeleiden van lerende(n)
4.
Centrale beroepstaak
Begeleiden van lerende(n)
5.
(Beroeps)Producten
-
6.
Studiepunten/studielast
1,5 stp = 42 sbu
7.
Samenhang met andere OWE’s
Dit is de afsluitende OWE van de leerlijn levensbeschouwelijke vorming die aansluit op de keuze die studenten in het tweede studiejaar hebben gemaakt voor één van de drie nominaties Openbaar, Rooms Katholiek of Protestants Christelijk.
8.
Ingangseisen
Deeltentamens LE-221 (Levo-inventarisatieopdracht), KLE-222OO (Openbaar Onderwijs: actieve pluriformiteit) en KLE-231OO (Openbaar Onderwijs: zingeving en dialoog) van OWE 2.3 Bijdragen aan de schoolorganisatie: behaald.
9.
Algemene omschrijving
Het betreft hier een verdieping van de gekozen denominatie ‘openbaar onderwijs’. Doelen van deze OWE: de student • is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen en kan dialogisch handelen • kan belangrijke en ingrijpende thema’s van leerlingen op een professionele manier bespreekbaar maken in de les, rekening houdend met eigen waarden, de identiteit van de school en levensbeschouwelijke verschillen van de leerlingen en ontwikkelt en ontwikkelt culturele sensitiviteit • kan met kinderen een levensbeschouwelijk gesprek voeren over de thema’s seksualiteit en dood & rouw. • kan de doelen van seksuele vorming benoemen, weet hoe hier invulling aan gegeven kan worden, kan leerlingen begeleiden bij rouw en kan inschatten wanneer professionele hulp ingeschakeld moet worden • kent de consequenties van werkvormen, differentiatievormen en levensbeschouwelijke werkvormen voor zijn organisatie • kan de eigen levensvisie laten doorwerken in haar brede visie op onderwijs en opvoeding, geeft zijn eigen visie op openbaar onderwijs weer en kan aangeven hoe hij hier concreet vorm aan wil geven en toont een dialogische houding, m.b.t. kinderen, collega’s en ouders. Dit alles passend binnen het openbaar onderwijs.
10. Competenties
Interpersoonlijk Pedagogisch
307
Vakinhoudelijk en – didactisch Organisatorisch
Competent in reflectie en ontwikkeling
11. Beoordelingscriteria
tentamen Openbaar onderwijs: leven en dood • • • • •
De student heeft inzicht in de basisliteratuur over seksuele vorming en dood & rouw gericht op het basisonderwijs. De student kan professionele keuzes maken bij het begeleiden van de seksuele ontwikkeling van leerlingen en leerlingen die een rouwproces doormaken. De student kan deze thema’s koppelen aan enkele relevante levensbeschouwingen. De student kan het werken aan deze thema’s koppelen aan de uitgangspunten van het openbaar onderwijs. De student kan de kenmerken, uitgangspunten en kernwaarden van het openbaar onderwijs benoemen en concretiseren.
Om het certificaat ‘Openbaar Onderwijs’ te behalen is het bijwonen van de vaklessen verplicht. 12. Tentaminering (Aanspreekpersonen: Arris Lueks en Stephan Verhees)
Toetsvorm
cijfer / (niet) Cesuur voldaan
weging
minimaal resultaat
periode afname en herkansing
Compensatie
Toegestane hulpmiddelen
2 x per studiejaar
geen
n.v.t.
tentamen Openbaar onderwijs: leven en dood (Om het certificaat ‘Openbaar Onderwijs’ te behalen is het bijwonen van de vaklessen verplicht.) Werkstuk aan de hand van open vragen
13. Verplichte literatuur
aantal examinatoren
• •
1
cijfer
35 punten 31 punten 28 punten 24 punten 20 punten 16 punten 12 punten 8 punten 4 punten Minder dan 4 punten
cijfer 10 cijfer 9 cijfer 8 cijfer 7 cijfer 6 cijfer 5 cijfer 4 cijfer 3 cijfer 2 cijfer 1
100%
6
Reader Le 311 ‘Leven en dood’ Literatuur op Scholar
14. Aanbevolen literatuur 15. Software 16. Overig materiaal 308
17. Activiteiten 18. Werkvormen
vaklessen
19. Les-/contacturen
Geprogrammeerde contacttijd: 6 x 1,5 uur = 9 uur Zelfstudie: 33 uur Totaal: 42 sbu
20. Onderwijsperiode
Periode 1 (R/D) en 3 (F-stroom)
21. Maximum aantal deelnemers
30 per groep
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE Protestants Christelijk onderwijs: Professionele passie, LE311 PC
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase HAN Pabo locatie Arnhem die de deeltentamens LE-221, KLE-224pc en KLE-234pc hebben behaald (zie ingangseisen).
3.
Beroepstaak/beroepstaken Begeleiden van lerende(n)
4.
Centrale beroepstaak
Begeleiden van lerende(n)
5.
(Beroeps)Producten
Vier lesontwerpen
6.
Studiepunten/studielast
1,5 stp = 42 sbu
7.
Samenhang met andere OWE’s
Dit is de afsluitende OWE van de leerlijn levensbeschouwelijke vorming die aansluit op de keuze die studenten in het tweede studiejaar hebben gemaakt voor één van de drie nominaties Openbaar, Rooms Katholiek of Protestants Christelijk.
8.
Ingangseisen
Deeltentamens LE-221 (Levo-inventarisatieopdracht), KLE-224pc (Protestants Christelijk onderwijs: Levensbeschouwelijk begeleiden) en KLE-234pc (Protestants Christelijk onderwijs: waardevol onderwijs) van OWE 2.3 Bijdragen aan de schoolorganisatie: behaald.
9.
Algemene omschrijving
Het betreft hier een verdieping van de gekozen denominatie ‘Protestants Christelijk onderwijs’. Doelen van deze OWE: de student • kan betekenis geven aan de christelijke traditie in de context van de leefwereld van kinderen en de samenleving waarin zij leven, kan op hoofdlijnen de opbouw van veel gebruikte leermiddelen beschrijven en deze verbinden met leerlijnen en verschillende didactische benaderingen • kan de religieuze/ levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen bevorderen en daarbij de traditie waarin de school staat een plaats geven, 309
kan toelichten hoe godsdienst en levensbeschouwing samenhangt met andere domeinen binnen het leergebied ‘oriëntatie op jezelf en de wereld’ en met het leergebied kunstzinnige oriëntatie. Hij kan dit illustreren met lesvoorbeelden. • kan gangbare en vernieuwende visies op inhouden en didactische benaderingen van godsdienst en levensbeschouwing beschrijven en de daarmee beoogde leer- en ontwikkelingsopbrengsten bij kinderen toelichten. Hij kan zijn eigen standpunt hierin beargumenteren. • kan leerstof voor godsdienst en levensbeschouwing verbinden met actuele gebeurtenissen en met aanpalende aandachtsgebieden als sociaalemotionele ontwikkeling, burgerschapsvorming, wereldoriëntatie, culturele en kunstzinnige vorming, geestelijke stromingen. Daarbij kan hij in het jaarprogramma expliciet aandacht creëren voor educaties die aansluiten bij godsdienst en levensbeschouwing, zoals vredeseducatie, dierendag. Hij kan hiervoor passend lesmateriaal ontwerpen. • kan lessenseries ontwerpen waarin de doelstellingen van godsdienst en levensbeschouwing binnen het kader van de concrete school verwezenlijkt worden. Daarbij kan een ontwerp ook afgestemd zijn op de omgeving van de school en/of de actualiteit en gericht zijn op buitenschoolse activiteiten. Dit alles passend binnen het Protestants Christelijk onderwijs. 10. Competenties
Interpersoonlijk Pedagogisch Vakinhoudelijk en – didactisch
Competent in reflectie en ontwikkeling
11. Beoordelingscriteria
tentamen Protestants Christelijk onderwijs: professionele passie De student maakt een werkstuk met daarin een inhoudelijk en biografisch uitgewerkte keuze voor de eigen passie, een bespreking (vanuit deze passie) van drie methoden, een liedbundel, een bundel spiegelverhalen en een maatschappelijk project en vier lesontwerpen rondom verschillende Bijbelverhalen. De student wordt beoordeeld op drie competenties en kan: • de eigen spiritualiteit inzetten in de begeleiding van kinderen (pedagogische competent) • vanuit eigen passie, keuzes maken voor methode en materiaal en kan vier soorten lessen rondom bijbelverhalen ontwerpen en geven (vakinhoudelijk competent) • kan de eigen passie verwoorden en verder professioneel ontwikkelen (competent in reflectie en ontwikkeling). Om het certificaat ‘Protestants Christelijk Onderwijs’ te behalen is het bijwonen van de vaklessen verplicht.
12. Tentaminering (Aanspreekpersonen: Tom Schoemaker en Jan Bakker)
Toetsvorm
aantal examinatoren
cijfer / (niet) Cesuur voldaan
weging
minimaal resultaat
periode afname en herkansing
Compensatie
Toegestane hulpmiddelen
tentamen Protestants Christelijk onderwijs: professionele passie (Om het certificaat ‘Protestants Christelijk Onderwijs’ te behalen is het bijwonen van de vaklessen verplicht.) 310
Werkstuk
13. Verplichte literatuur
1
cijfer
Voor elk van de drie competenties krijgt student een cijfer, het gemiddelde is het eindcijfer.
100%
6
2 x per studiejaar
geen
n.v.t.
geen
14. Aanbevolen literatuur 15. Software 16. Overig materiaal 17. Activiteiten 18. Werkvormen
vaklessen
19. Les-/contacturen
Geprogrammeerde contacttijd: 6 x 1,5 uur = 9 uur Zelfstudie: 33 uur Totaal: 42 sbu
20. Onderwijsperiode
Periode 1 (R/D) en 3 (F-stroom)
21. Maximum aantal deelnemers
30 per groep
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE Rooms Katholiek onderwijs: Kernmomenten, LE311 RK
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase HAN Pabo locatie Arnhem die de deeltentamens LE-221, KLE-223rk en KLE-233rk hebben behaald (zie ingangseisen).
3.
Beroepstaak/beroepstaken Begeleiden van lerende(n)
4.
Centrale beroepstaak
Begeleiden van lerende(n)
5.
(Beroeps)Producten
-
6.
Studiepunten/studielast
1,5 stp = 42 sbu 311
7.
Samenhang met andere OWE’s
Dit is de afsluitende OWE van de leerlijn levensbeschouwelijke vorming die aansluit op de keuze die studenten in het tweede studiejaar hebben gemaakt voor één van de drie nominaties Openbaar, Rooms Katholiek of Protestants Christelijk.
8.
Ingangseisen
Deeltentamens LE-221 (Levo-inventarisatieopdracht), KLE-223rk (Levo in RK onderwijs) en KLE-233rk (Rooms Katholiek onderwijs: verhalen en symbolen) van OWE 2.3 Bijdragen aan de schoolorganisatie: behaald.
9.
Algemene omschrijving
Het betreft hier een verdieping van de gekozen denominatie ‘Protestants Christelijk onderwijs’. Doelen van deze OWE: de student • kent het belang van de levensbeschouwelijke identiteit bij de interactie tussen hem en de leerlingen, toont de vaardigheden van de dialoog en kan een dialogisch gesprek voeren en is in staat om de interculturele en levensbeschouwelijke communicatie te bevorderen • kan inzichten afstemmen op de levensbeschouwelijke ontwikkeling en de levensbeschouwelijke verschillen binnen alle leeftijdsgroepen en zijn handelen verantwoorden, kan belangrijke en ingrijpende thema’s van leerlingen op een professionele manier bespreekbaar maken in de les, rekening houdend met eigen waarden, de identiteit van de school en levensbeschouwelijke verschillen van de leerlingen • kent de specifieke vakdidactiek van levensbeschouwelijke vorming in het katholiek onderwijs en kent het belang en de functie van de belangrijkste christelijke feestdagen, is in staat om met kinderen een gesprek te voeren over waarden en in staat de christelijke achtergronden en de voorchristelijke cq antropologische cq folkloristische achtergronden te onderzoeken van de belangrijkste christelijke feestdagen, en heeft kennis van gevoelige onderwerpen als als ‘omgaan met rouw en verlies’, ‘pesten’ en ‘ seksuele vorming’ • kent de consequenties van werkvormen, differentiatievormen en levensbeschouwelijke werkvormen voor zijn organisatie • kan met een medestudent een zelfgekozen thema of christelijke feest onderzoeken op christelijke, voorchristelijke of folkloristische elementen en van hieruit een opzet voor een project ontwerpen en dit presenteren aan overige medestudenten en kan met medestudenten / collega’s een gefundeerd teamgesprek voeren over gevoelige onderwerpen als ‘omgaan met rouw en verlies’, ‘pesten’ en ‘ seksuele vorming’ • is in staat en bereid om eigen ervaring, ideeën en gevoelens onder woorden te brengen in gesprek met collega’s en met leerlingen ent kan zijn visie over het onderzochte onderwerp weergeven in het licht van de eigen visie op levensbeschouwing met argumenten uit het eigen onderzoek en de geraadpleegde literatuur. Dit alles passend binnen het Rooms Katholiek onderwijs.
10. Competenties
Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakinhoudelijk competent Organisatorisch competent Competent in samenwerking met collega’s Competent in reflectie en ontwikkeling
11. Beoordelingscriteria
tentamen Rooms Katholiek onderwijs: kernmomenten De student maakt een schriftelijk groepswerkstuk aan de hand van open vragen en presenteert aan de medestudenten van het ontwerpproject over het onderzochte thema of christelijke feest dat in het werkstuk wordt beschreven. De student wordt dan beoordeeld op de volgende criteria:
312
•
•
Student toont aan voldoende zicht te hebben gekregen op: de christelijke achtergronden van het onderwerp de voorchristelijke achtergronden cq folklore achtergronden van het onderwerp de pedagogische doelen bij het vieren of herdenken van het onderwerp in de school de relatie van het onderwerp met de maatschappij en burgerschapsvorming Student geeft een persoonlijke visie op het onderwerp in het licht van de eigen visie op levensbeschouwelijke vorming met argumenten uit het eigen onderzoek en de geraadpleegde literatuur.
Om het certificaat ‘Rooms Katholiek Onderwijs’ te behalen is het bijwonen van de vaklessen verplicht. 12. Tentaminering (Aanspreekpersonen: Jan Bakker en Paul Brekelmans)
Toetsvorm
aantal examinatoren
cijfer / (niet) Cesuur voldaan
minimaal resultaat
periode afname en herkansing
Compensatie
Toegestane hulpmiddelen
2 x per studiejaar
geen
n.v.t.
tentamen Rooms Katholiek onderwijs: kernmomenten (Om het certificaat ‘Rooms Katholiek Onderwijs’ te behalen is het bijwonen van de vaklessen verplicht.) Groepswerkstuk en presentatie
1
cijfer
35 punten 31 punten 28 punten 24 punten 20 punten 16 punten 12 punten 8 punten 4 punten Minder dan 4 punten
13. Verplichte literatuur
weging
• • •
cijfer 10 cijfer 9 cijfer 8 cijfer 7 cijfer 6 cijfer 5 cijfer 4 cijfer 3 cijfer 2 cijfer 1
100%
6
Schepper, J. de (2004), Levensbeschouwing ontwikkelen. Uitg. Kwintessens Een keus uit de methoden voor het vakgebied godsdienst/levensbeschouwing Actuele artikelen uit krant en tijdschrift
14. Aanbevolen literatuur 15. Software 313
16. Overig materiaal 17. Activiteiten 18. Werkvormen
vaklessen
19. Les-/contacturen
Geprogrammeerde contacttijd: 6 x 1,5 uur = 9 uur Zelfstudie: 33 uur Totaal: 42 sbu
20. Onderwijsperiode
Periode 1 (R/D) en 3 (F-stroom)
21. Maximum aantal deelnemers
30 per groep
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE Levensbeschouwelijke vorming, LE311D
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase HAN Pabo locatie Arnhem die de deeltentamens LE-221, KLE-225D en KLE-235D hebben behaald (zie ingangseisen).
3.
Beroepstaak/beroepstaken Begeleiden van lerende(n)
4.
Centrale beroepstaak
Begeleiden van lerende(n)
5.
(Beroeps)Producten
-
6.
Studiepunten/studielast
1,5 stp = 42 sbu
7.
Samenhang met andere OWE’s
Dit is de afsluitende OWE van de leerlijn levensbeschouwelijke vorming die aansluit op de keuze die studenten in het tweede studiejaar hebben gemaakt voor één van de drie denominaties Openbaar, Rooms Katholiek of Protestants Christelijk.
8.
Ingangseisen
Deeltentamens LE-221 (Levo-inventarisatieopdracht), KLE-225D (OO/RK/PC) en KLE-235D (OO/RK/PC) van OWE 2.3 Bijdragen aan de schoolorganisatie: behaald.
9.
Algemene omschrijving
De student: • Kan in moeilijke situaties leerlingen begeleiden op een actief pluriforme manier. • Kan in moeilijke situaties leerlingen begeleiden in hun levensbeschouwelijke ontwikkeling met in achtneming van de verschillende 314
• • • •
levensbeschouwelijke achtergronden. Is dialogisch ingesteld en bevordert de dialoog tussen de leerlingen. Is in staat een rijke levensbeschouwelijke leeromgeving aan te bieden aan de leerlingen om zo de levensbeschouwelijke ontwikkeling te stimuleren. Kan op een dialogische manier de levensbeschouwelijke identiteit van de school uitdragen en versterken. Is zich bewust van de verschillen in opvattingen en overtuigingen en andere culturele achtergronden bij collega’s en weet hier respectvol en vertrouwelijk mee om te gaan.
10. Competenties
Interpersoonlijk Pedagogisch Vakinhoudelijk en – didactisch Competent in reflectie en ontwikkeling
11. Beoordelingscriteria
tentamen Om een certificaat voor één van de drie denominaties te behalen is het bijwonen van de vaklessen verplicht.
12. Tentaminering (Aanspreekpersonen: Paul Brekelmans en Jan Bakker)
Toetsvorm
aantal examinatoren
cijfer / (niet) Cesuur voldaan
1
cijfer
35 punten 31 punten 28 punten 24 punten 20 punten 16 punten 12 punten 8 punten 0 –4 punten
14. Aanbevolen literatuur
minimaal resultaat
periode afname en herkansing
Compensatie
Toegestane hulpmiddelen
geen
n.v.t.
tentamen (Om het certificaat voor één van de drie denominaties te behalen is het bijwonen van de vaklessen verplicht.) Werkstuk
13. Verplichte literatuur
weging
cijfer 10 cijfer 9 cijfer 8 cijfer 7 cijfer 6 cijfer 5 cijfer 4 cijfer 3 cijfer 2
100%
6
2 x per studiejaar
Geen •
Actuele artikelen uit krant en tijdschrift
315
• • • •
Een keus uit de methoden voor het vakgebied godsdienst/levensbeschouwing Literatuur op Scholar Reader Le 311oo ‘Leven en dood’ Schepper, J. de (2004), levensbeschouwing ontwikkelen. Uitg. Kwintessens
15. Software
Padlet.com
16. Overig materiaal
n.v.t.
17. Activiteiten
Groepsbijeenkomsten, discussie en dialoog.
18. Werkvormen
Vaklessen
19. Les-/contacturen
Geprogrammeerde contacttijd: 6 x 1,5 uur = 9 uur Zelfstudie: 33 uur Totaal: 42 sbu
20. Onderwijsperiode
Periode 1 (R/D) en 3 (F-stroom)
21. Maximum aantal deelnemers
30 per groep
316