Stukken vergadering 20-04-2006 blz 1
STICHTING EMERITAATSVOORZIENING "S.E.V." administratie: mr J. Janssens-Boer Prof. Leonard Fuchslaan 31 3571 HD UTRECHT tel. 030-27 11 915, b.g.g. 030-27 11 333 (privé) www.ngk-sev.nl e-mail-adres :
[email protected] www.ngk-sev.nl
AAN de kerkenraden en Commissies van beheer van Nederlands Gereformeerde Kerken
Datum : Betreft :
3 april 2006 vergaderingen
Geachte broeders en zusters,
In onze brief van 22 maart (waarvan volledigheidshalve een kopie op de achterzijde van deze brief is afgedrukt) kondigden wij de informatieve bijeenkomst aan, waar in de najaarsvergadering vanuit de kerken om werd verzocht. In aansluiting op die brief en ter voorbereiding op deze informatieve bijeenkomst sturen wij u bijgaand een notitie “studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen”. De stukken zijn ook te vinden op www.ngk-sev.nl. Het bestuur benadrukt het nog eens: de avond is niet bedoeld om standpunten in te nemen en stemmen te tellen. Wél om de kerken lopende de studie te informeren over voortgang en inhoud van datgene waar het bestuur mee bezig is en daarover van gedachten te wisselen. Het bestuur wil die gedachten vanuit de kerken graag meenemen in het vervolg van de studie. Het bestuur begroet u allen graag op donderdag 20 april a.s. om 20.00 uur in de Jeruzalemkerk aan de Troosterlaan in Utrecht. De zaal is open vanaf 19.30 uur.
Met christelijke groet, namens het bestuur,
J. Janssens-Boer Deze stukken worden verzonden overeenkomstig uw opgave op het informatieformulier per 1.1.2005 of (voor zover al door ons ontvangen) per 1.1.2006. Indien u in deze enveloppe twee sets stukken aantreft, hebt u aangegeven twee sets vergaderstukken op het postadres van de kerkenraad te willen ontvangen. U wordt in dat geval verzocht één set zo spoedig mogelijk aan de Commissie van Beheer of penningmeester te overhandigen, al naar gelang de afspraken binnen uw gemeente. U kunt hem/haar uiteraard ook verwijzen naar de website www.ngk-sev.nl
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 2
STICHTING EMERITAATSVOORZIENING "S.E.V." administratie: mr J. Janssens-Boer Prof. Leonard Fuchslaan 31 3571 HD UTRECHT tel. 030-27 11 915, b.g.g. 030-27 11 333 (privé) www.ngk-sev.nl e-mail-adres :
[email protected] www.ngk-sev.nl
AAN de kerkenraden en Commissies van beheer van Nederlands Gereformeerde Kerken
Datum : Betreft :
22 maart 2006 vergaderingen
Geachte broeders en zusters,
Bijgaand treft u het verslag aan van de op 17 november 2005 gehouden najaarsvergadering. Tijdens die vergadering heeft het bestuur tussentijds melding gemaakt van zijn bevindingen tot dan toe in het kader van zijn studie met betrekking tot o.a.: - de kosten van het pensioen - de bijdrageverdeling en bijdrageontwikkeling in de toekomst - de mogelijkheid en de wenselijkheid van herverzekering (en de consequenties van herverzekering voor de bijdrage) - de kring van personen die als deelnemer in de SEV-regeling kunnen worden toegelaten. Vanwege de complexiteit van de materie is vanuit de aanwezigen verzocht om een extra informatieve bijeenkomst te houden. Gevolg gevend aan deze wens nodigt het bestuur u bij dezen uit voor een informatieve bijeenkomst over bovenstaand onderwerp, die DV zal worden gehouden op donderdag 20 april a.s. in de Jeruzalemkerk aan de Troosterlaan in Utrecht. De aanvang is 20.00 uur. Te zijner tijd zullen wij u nog informatie voor deze bijeenkomst toezenden. Zoals gemeld tijdens de najaarsvergadering, zal de voorjaarsvergadering 2006 DV worden gehouden op donderdag 18 mei 2006, aanvang 20.00 uur, eveneens in de Jeruzalemkerk. U zult te zijner tijd voor die vergadering een uitnodiging met vergaderstukken ontvangen.
Met christelijke groet, namens het bestuur,
J. Janssens-Boer Deze stukken worden verzonden overeenkomstig uw opgave op het informatieformulier per 1.1.2005. Indien u in deze enveloppe twee exemplaren van brief en verslag aantreft, hebt u aangegeven twee sets vergaderstukken op het postadres van de kerkenraad te willen ontvangen. U wordt in dat geval verzocht één set zo spoedig mogelijk aan de Commissie van Beheer of penningmeester te overhandigen, al naar gelang de afspraken binnen uw gemeente.
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 3
STICHTING EMERITAATSVOORZIENING
STUDIE DEELNEMERSCHAP EN (KOSTEN)DEKKING SEV-PENSIOEN In de voorjaarsvergadering 2005 heeft het bestuur een aantal ontwikkelingen aangestipt die op zichzelf staan, maar ieder voor zich en in samenhang met elkaar aanleiding zijn zich nader te beraden op de toekomst: hoe verder met de SEV. In de najaarsvergadering is getracht door middel van een notitie en gesprek ter vergadering de kerken deelgenoot te maken van de eerste bevindingen en overwegingen van het bestuur. In die vergadering is door afgevaardigden gevraagd om een extra informatiebijeenkomst met de kerken te houden. Gevolg gevend aan dat verzoek heeft het bestuur een bijeenkomst gepland op 20 april, waarvoor de kerken inmiddels zijn uitgenodigd. Deze nota dient als voorbereiding voor die bijeenkomst. We melden het bij voorbaat: de ontwikkelingen die een rol spelen bij het denken over de toekomst zijn legio en ze grijpen bovendien deels in elkaar. Voor de helderheid en om het beeld compleet te houden is een deel van de in november 2005 gegeven informatie onderstaand weer opgenomen - bijgewerkt naar de stand van de actuele ontwikkelingen.
1.
ACHTERGROND VOOR DE STUDIE
1.1. Predikantschap: een ambtelijke of arbeidsrechtelijke benadering? Allereerst lijkt er een voorzichtige tendens waarneembaar om de predikant meer dan voorheen als een normale werknemer te beschouwen. In 1993 sprak de Hoge Raad (het hoogste rechtscollege in zit soort zaken) nog uit dat de predikant, vanwege de eigenheid van zijn ambt, niet in loondienst is. De gedachte was dat de predikant als Dienaar des Woords niet onderworpen is aan het gezag van de kerkenraad. In een recenter uitspraak van de kantonrechter Lelystad inzake de CG kerkenraad Zeewolde (en de classis) versus zijn voormalige predikant wordt de rechtspositie van de predikant op een andere manier bezien. Nu valt aan de bredere geldigheid van deze laatste uitspraak het nodige af te dingen, alleen al gezien het feit dat de verhouding kerkenraad/predikant op grond van de CG kerkorde een andere is dan die tussen kerkenraad en predikant in de NG kerken. Bovendien betrof het geschil waarover de kantonrechter Lelystad zich uitsprak, aspecten van het predikantschap die niet zozeer met het eigenlijke ambtswerk te maken hadden maar meer met andere (praktische) zaken eromheen, zodat het geschil minder de geestelijke dan de praktische aspecten van het ambt betrof. In zoverre heeft het geschil dus een ander karakter dan het geschil waarover de Hoge raad zich in 1993 uitsprak. En in het verlengde daarvan: het is een uitspraak van een lagere rechter. Bekend is dat hoger beroep is ingesteld; of de zaak uiteindelijk tot een andere uitspraak van de Hoge Raad zal leiden, is niet bekend. Wel bekend is dat we in dat geval jaren verder zullen zijn. Het is echter niet geheel uitgesloten dat het predikantschap op enig moment in arbeidsrechtelijke zin meer als werknemerschap beschouwd zal gaan worden. Een dergelijke ontwikkeling zou ook consequenties hebben voor de pensioentoezeggingen en dus ook voor de SEV. De SEV valt nu nl. niet onder de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW). Dat is geen kwestie van niet willen: het kan in deze situatie gewoon niet. Dat heeft tot gevolg dat de SEV geen werknemers in loondienst in de regeling mag opnemen. Dat gegeven treft nu al de gemeenten die een pastoraal werker in dienst hebben - en die niet in de SEV-regeling kunnen onderbrengen. Als ook de predikant in de toekomst zou worden aangemerkt als zijnde in loondienst, is de vraag ook op dit punt: hoe verder met de SEV. Complicerende factor is dat minister de Geus inmiddels een ontwerp voor een nieuwe Pensioenwet heeft ingediend dat vragen oproept - en niet beantwoordt - over de toepasselijkheid van die wet op kerkelijke fondsen. Hierover meer in hoofdstuk 2.
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
-1-
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 4
1.2. De kosten van het pensioen We stonden in het najaar al stil bij het karakter en de opbouw van het fonds en het kostenniveau van de regeling dat daar welhaast automatisch uit voortvloeit. Daarbij spelen de volgende factoren een rol: a. Leeftijdsopbouw en dienstjaren: * De SEV heeft een deelnemersbestand met een hoge gemiddelde leeftijd. Per 1 januari 2005 was die 47,5 jaar en op 1 januari 2012 zal dat - DV - zijn gestegen tot 51,5 jaar. Met de leeftijd stijgt de premie per eenheid pensioen. * De SEV heeft een deelnemersbestand dat voorts oud is in dienstjaren. Per 1 januari 2005 hebben de predikanten een pensioen opgebouwd dat overeenstemt met 13,9 dienstjaren en op 1 januari 2012 is dat opgelopen tot 17,9 dienstjaren. Met het aantal dienstjaren stijgt het reeds opgebouwde pensioen; dat wordt vervolgens geïndexeerd met de loonindex. Door de hoge opgebouwde rechten in de indexering kostbaar. Tegen deze ontwikkelingen is geen kruid gewassen. b. Arbeidsongeschiktheidsrisico: Bij een werknemerspensioenfonds zijn de kosten van het arbeidsongeschiktheidsverzekering naar verhouding lager, doordat alleen het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen (bovenop de WIAuitkering) ten laste van het fonds komt. Predikanten vallen niet onder de WIA (de opvolger van de WAO). De SEV voorziet dus in verzekering van het totale risico, inclusief.dat deel dat bij werknemers door de WIA wordt gedekt.
1.3. Deelnemerschap en verdeling pensioenlasten Zoals gemeld in de voorjaarsvergadering heeft de kerkenraad van Houten zich tot het bestuur gericht met het voornemen om niet een tweede predikant te beroepen, maar een staf te vormen die naast de predikant moet gaan bestaan uit een aantal gekwalificeerde mensen, geen predikant zijnde. Zij komen in loondienst e en worden gedeeltelijk belast met taken die anders een 2 predikant zou doen. Gezien de arbeidsverhouding tussen kerk en pastoraal werkers (werkgever/werknemer) kan de SEV deze personen niet in de regeling opnemen. Dat betekent dat de kerk van Houten aan de SEV afdraagt o.b.v. het ledental en tegelijkertijd geconfronteerd wordt met de pensioenlasten van bezoldigde “gemeentewerkers” met deels predikantvervangende taken; die kunnen immers niet bij de SEV kunnen worden ondergebracht. De kerkenraad van Houten heeft het bestuur gevraagd om na te denken over een oplossing hiervoor. Hier is in feite een tweeledige vraag aan de orde, nl. die naar (1) het deelnemerschap (“wie kan deelnemer zijn in de SEV”) en (2) de basis voor de bijdrageheffing in het algemeen. Het bestuur trekt de vraag op beide punten breder dan alleen in relatie tot de Houtense situatie. Er zijn nl. steeds meer (ook kleinere) gemeenten die zich geen fulltime predikant kunnen/willen veroorloven, en een pastoraal werker aantrekken. Ook de vraag naar de verdeling van de pensioenlasten heeft een bredere relevantie; de bijval tijdens de najaarsvergadering vanuit grotere kerken illustreerde dat. Ook hier dus een discussiepunt dat raakt aan “hoe verder met de SEV”.
1.4. Samenvatting In de voorgaande paragrafen is een aantal factoren aangestipt die bij de studie min of meer als gegeven worden beschouwd: de bediening van kerken gebeurt niet altijd meer automatisch door een predikant en er is aanleiding om aan te nemen dat die ontwikkeling niet stopt. M.a.w. een pastoraal werker verricht om verschillende redenen meer en meer op structureler basis predikantvervangend of predikantaanvullend werk. Hij/zij kan echter vanwege de werknemersrelatie met de kerk niet als deelnemer tot de SEV-regeling toetreden. de leeftijds- en dienstjarenopbouw van het fonds brengt een bepaald kostenniveau met zich mee, dat niet eenvoudig is te beïnvloeden. (ook) tegen de achtergrond van dit kostenniveau is nader onderzoek wenselijk naar het antwoord op de vraag of herverzekering moet worden overwogen tegen de achtergrond van verschillende belangen is gevraagd - en door het bestuur toegezegd - om de verdeling van die kosten (nu volledige solidariteit door omslag per lid) over de kerken te bezien. Daarnaast is er een aantal factoren waarmee we - nu nog in het achterhoofd - rekening moeten houden: het “arbeidsrechtelijke” karakter van de verhouding kerk/predikant gaat wellicht in de toekomst veranderen. de pensioenwetgeving gaat veranderen waarbij de vraag of en zo ja in hoeverre daar consequenties uit voortvloeien voor kerkelijke fondsen, nog niet kan worden beantwoord.
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
-2-
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 5
Deze factoren grijpen op een aantal punten in elkaar. Als de predikant in de toekomst in arbeidsrechtelijke zin richting werknemer opschuift, mag zijn pensioen niet meer bij de SEV worden ondergebracht, tenzij de SEV wél onder de pensioenwetgeving gaat vallen. Dat zou vervolgens betekenen dat ook pastoraal werkers tot de SEV kunnen toetreden. Na de krantenberichten van de afgelopen jaren over eisen die aan de dekkingsgraad van pensioenfondsen worden gesteld, hoeft het echter geen verbazing te wekken dat het voor de SEV consequenties heeft als ze onder de Pensioenwet (en dus onder het toezicht van De Nederlandsche Bank) zou komen te vallen. In die situatie zijn bijvoorbeeld de keuzemogelijkheden m.b.t. de financiële positie beperkt. Kan de SEV (met als achterban de kerken en predikanten) bovendien aan de financiële eisen voldoen?
1.5. Opzet van de studie De studie die binnen het bestuur plaatsvindt is in deze nota langs een aantal aparte lijnen opgezet, die feitelijk uitmonden in de vraag “hoe verder met de SEV”: A. Actuele stand van zaken nieuwe pensioenwetgeving (hoofdstuk 2) B. Pastoraal werkers en pensioenvoorziening (hoofdstuk 3) C. Financieel scenario: de ontwikkeling van de financiële positie (hoofdstuk 4) D. Bijdrageverdeling (hoofdstuk 5) E. Herverzekering (hoofdstuk 6). Waar in de notitie bedragen worden genoemd, zijn die uiteraard slechts indicatief.
1.6. Het vervolg In de voorjaarsvergadering 2005 heeft het bestuur het streven uitgesproken om uiterlijk op een termijn van 1,5 à 2 jaar (gerekend vanaf die vergadering) knopen door te hakken. Het bestuur gaf al eerder aan dat het de kerken niet pas op dat moment met afgeronde bestuurlijke gedachten wil confronteren. Het wil de kerken daarom in alle openheid tussentijds deelgenoot te maken van zijn bevindingen en overwegingen in het kader van het onderzoek. Tegen die achtergrond moet ook deze notitie worden bezien: als een onderdeel van een studie waarin wordt gezocht naar antwoorden. Het zij nog maar eens benadrukt: wie zoekt naar definitieve bestuurlijke standpunten met betrekking bovenstaande vragen, zoekt tevergeefs. Deze nota geeft geen bestuurlijke standpunten weer en van kerken wordt ook geen standpuntbepaling gevraagd. Dat komt later. Wel willen we op deze manier kerken meenemen in het proces van bestuurlijke gedachtevorming, en we willen als het even kan gedachten van de kerken horen. Waar mogelijk zullen we die inbreng verwerken in het vervolg van discussie.
tot de de de de
Eén ding wil het bestuur u bij voorbaat op het hart binden. Voor wat het bestuur betreft zal ook bij haar toekomstige besluitvorming de solidariteit een belangrijke rol vervullen. En dat geldt natuurlijk met name de verdeling van de lasten. Wellicht anders ingevuld dan we tot nu toe gewend waren, maar toch: solidariteit. Dat is wat het bestuur tijdens dit proces ook van de kerken vraagt: solidariteit. In besef van onderlinge verbondenheid en in christelijke liefde voor elkaar nadenken over te maken keuzen, ook al zijn die misschien anders dan ieder voor zijn eigen gemeente het beste zou achten. Niet slechts een koude berekening maken van wat het de eigen gemeente oplevert of kost - hoe verleidelijk ook - maar bereid zijn naar vermogen mee te helpen de gezamenlijke lasten te dragen. Waarbij ieder van zichzelf vraagt wat hij ook van de ander verwacht. Dat alles redden we niet zonder gebed. Dát vooral beveelt het bestuur in de aandacht van de kerken aan.
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
-3-
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 6
2.
WETTELIJK KADER: DE PSW EN HET ONTWERP VOOR EEN NIEUWE PENSIOENWET
2.1 De huidige situatie De Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) is niet van toepassing op emeritaatgelden. De toenmalige staatssecretaris heeft nl. bij de parlementaire behandeling van de PSW in 1953 gesteld dat de positie van “predikanten (…) van zo bijzondere aard is dat de daaraan verbonden ouderdomsvoorziening niet geacht kan worden een pensioenregeling in de zin der wet te zijn”. Deze interpretatie vloeide voort uit de gedachte dat de predikant jegens de kerk aanspraak heeft op een beloning strekkende tot zijn levensonderhoud gedurende zijn hele leven, dit ongeacht de tijd dat hij daadwerkelijk in actieve dienst zijn ambt uitoefent. Emeritaatgeld heeft in deze visie, anders dan pensioen, niet het karakter van een loonvervangende uitkering. De PSW was daarom niet van toepassing op kerkelijke fondsen als de SEV. Deze interpretatie is nog eens uitdrukkelijk aan de SEV bevestigd in de brief d.d. 5 maart 2001 waarin de Pensioen- en Verzekeringskamer (de toenmalige toezichthouder) vaststelt dat de SEV emeritaatgelden aan predikanten verstrekt en geen pensioen in de zin van de PSW.
2.2. Nieuwe wetgeving Op 20 december 2005 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mr A.J. de Geus, bij de Tweede kamer een wetsvoorstel voor een nieuwe Pensioenwet ingediend. Deze zou de thans geldende PSW moeten vervangen. Daarnaast zijn er de Wet Financieel Toezicht (WFT) en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. In de Memorie van Toelichting (MvT) bij het ontwerp voor de nieuwe Pensioenwet wordt gesteld dat de nieuwe Pensioenwet met de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet Financieel Toezicht een nieuw wettelijk kader bieden voor pensioenfondsen en dat de reikwijdte van deze wetten is verhelderd. Als voorbeeld daarvan wordt genoemd dat nu duidelijk is dat het pensioenfonds van de PKN onder toezicht zal komen te staan. De positie van dat fonds leek tot nu toe vergelijkbaar met de positie van de SEV. Deze opmerking in de MvT staat op gespannen voet met bovenstaande uitspraak van de staatssecretaris uit 1954, nl. dat de ouderdomsvoorziening van predikanten naar zijn aard geen pensioenregeling in wettelijke zin is. De instellingen die zorg dragen voor deze ouderdomsvoorziening vallen daardoor immers buiten het toezicht op grond van de PSW. Wanneer kerkelijke fondsen zoals de SEV toch onder toezicht zouden moeten komen, zou dat via één van de drie bovengenoemde wettelijke regelingen moeten worden gerealiseerd. We lopen ze hier na. De Wet Financieel Toezicht past niet bij de SEV omdat we geen commerciële verzekeraar zijn. De Wet verplichte beroepspensioenregeling is ook geen begaanbare weg omdat de beroepsgroep (de predikanten) dan zelf de verplichtstelling van de beroepspensioenregeling moet aanvragen. Deze wet ziet bijv. op (niet in loondienst zijnde) medisch specialisten. Zij nemen dan zelf initiatief voor een eigen pensioenregeling voor de hele beroepsgroep. Dit past niet bij de huidige rechtsverhouding predikant-gemeente, waarbij de gemeente de zorgplicht heeft voor de predikant en de gemeente die zorgplicht invult (via deelneming aan de SEV). De nieuwe Pensioenwet vereist dat er sprake is van werknemerschap, hetgeen bij predikantschap niet aan de orde is (zie hoofdstuk 1). Wel is het mogelijk dat de Minister een bepaalde beroepsgroep aanwijst als werknemer in de zin van de Pensioenwet. Strikt genomen zou die voor de hele beroepsgroep moeten gelden en niet slechts voor één kerkgenootschap. Het lijkt erop dat de PKN wel via zo’n aanwijzing, beperkt tot de predikanten van de PKN, onder toezicht zal komen te vallen. De definitie van het begrip werkgever in deze wet sluit ook niet aan op de rechtsverhouding tussen gemeente en predikant. In dit geval is er geen aanwijzingsbevoegdheid van de Minister om (groepen) werkgevers die geen werkgever zijn aan te wijzen als werkgever in de zin van de wet. Het is duidelijk dat toepasselijkheid van de nieuwe Pensioenwet op kerkelijke fondsen op een heel aantal zaken wringt, omdat de rechtsverhouding tussen predikant en gemeente op belangrijke punten afwijkt van een gewone werkgever-werknemersverhouding.
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
-4-
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 7
2.3. Consequenties van de nieuwe Pensioenwet De consequenties van eventueel onder toezicht komen via de PW zijn door ons nog niet helemaal in kaart gebracht, maar duidelijk is wel dat het financiële en administratieve lastenverzwaring voor de SEV met zich mee zal brengen. Het is de vraag of in dat geval zelfstandig voortbestaan zonder herverzekering nog haalbaar c.q. wenselijk is. De consequenties variëren van eisen aan de aan te houden buffers tot bijvoorbeeld de samenstelling van het bestuur (voor de helft uit vertegenwoordigers van de predikanten). Om helderheid te krijgen over de toepasselijkheid van de nieuwe wetgeving op de SEV heeft het bestuur in overleg en samenwerking met andere kerkelijke fondsen Minister De Geus schriftelijk benaderd met de vraag of hij in de bewuste passage van de Memorie van Toelichting ook doelt op fondsen, die emeritaat uitkeren. En zo ja, of dit een terzijde schuiven van de uitspraak van de staatssecretaris in 1953 betekent en in welke situaties emeritaatfondsen onder toezicht komen te vallen. In april zal naar aanleiding hiervan nader overleg met het Ministerie worden gevoerd.
3.
PASTORAAL WERKERS EN PENSIOENVOORZIENING
Er is een tendens te bespeuren waarbij in plaats van predikanten, pastoraal werkers in loondienst worden aangesteld binnen onze kerken. Dit is niet alleen bij kleine gemeentes het geval, maar ook bij grotere waar reeds één of meer predikanten werkzaam zijn. Deze pastoraal werkers zijn werknemers. De SEV valt nu niet onder de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) en mag daarom geen werknemers in haar regeling opnemen. Het betekent dat de betreffende kerk premie bijdraagt op basis van ledental en tegelijkertijd zich geconfronteerd ziet met de pensioenlasten van deze gemeentewerkers met predikantvervangende taken, die niet bij de SEV kunnen worden ondergebracht. In hoofdstuk 5 zijn alternatieven voor de verdeling van de bijdragen op een rij gezet, waarbij met deze tendens rekening wordt gehouden. Een ander punt betreft de vraag hoe wenselijk de kerken het vinden als de SEV een collectief pensioencontract t.b.v. individuele kerken met betrekking tot bovengenoemde pastoraal werkers zou gaan afsluiten. In het bevestigende geval dienen we allereerst te gaan onderzoeken of dat überhaupt mogelijk is. Maar voorafgaand aan een dergelijk onderzoek horen we graag van de kerken of er eigenlijk wel behoefte is aan een collectief pensioencontract. Door een collectief pensioencontract zouden voordeliger voorwaarden mogelijk moeten kunnen zijn. Een andere vraag die vervolgens opdoemt is of deze pensioenpremie ook wordt meegenomen in de bijdrage voor de SEV, kortom “geldt de solidariteit ook voor de pensioenpremie van pastoraal werkers”?. Ook op dit punt zijn we benieuwd naar de gedachten die binnen de kerken hierover leven. Mocht onder de nieuwe Pensioenwet de SEV wél onder toezicht komen te vallen, dan is niet uitgesloten dat zij ook werknemers in de regeling kan opnemen. Daarover is op dit moment nog geen uitsluitsel; zie hoofdstuk 2.
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
-5-
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 8
4.
FINANCIEEL SCENARIO: DE ONTWIKKELING VAN DE FINANCIËLE POSITIE
4.1. Waarderingsstelsel Voor een goed begrip van het navolgende volgt hieronder enige uitleg over de waardering van de bezittingen en verplichtingen, zoals die door de SEV wordt toegepast.
4.1.1. Dekkingsgraad De SEV stelt op de balansdatum de hoogte vast van de tot dat moment opgebouwde pensioenrechten van de actieve predikanten en de hoogte van de pensioenen van de emeriti en van anderen die niet meer als actief predikant aan een gemeente verbonden zijn. Vervolgens wordt berekend hoeveel geld nu aanwezig moet zijn om in de toekomst die pensioenen te kunnen betalen. Dat bedrag is de "Voorziening Pensioenverplichtingen". De dekkingsgraad is de verhouding tussen de waarde van de bezittingen en de Voorziening Pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage.
4.1.2. Waardering van de bezittingen De bezittingen bestaan in hoofdzaak uit aandelen en obligaties. Het zal niet verbazen dat aandelen op beurswaarde worden gewaardeerd. Aandelen leveren naast dividend ook een indirect rendement op in de vorm van stijgende koerswaarden. Door de aandelen tegen beurswaarde te waarderen vertaalt het rendement zich in steeds meer waard wordende bezittingen. Uiteraard is er wel eens een terugslag, maar je hoopt bij belegging in aandelen op een stijgende trend. De obligaties worden ook gewaardeerd tegen beurswaarde. Dat geeft duidelijkheid voor de gebruiker van de jaarrekening in die zin dat je de werkelijke waarde ziet staan. De beurswaarde komt op je bankrekening als je de bank opdracht geeft alles te verkopen. Een nadeel van die duidelijkheid is dat de ontwikkeling van de beurswaarde veel moeilijker te doorgronden is dan bij aandelen. Bij aandelen ben je blij als de koers stijgt. En je denkt er bij: misschien stijgt de koers nog wel verder! Louter vreugde dus bij stijgende koersen. Niet alzo bij obligaties. Als de waarde van een obligatie van 100% naar 110% stijgt weet je één ding zeker: op de einddatum is de koers weer terug op 100%. Als de obligatie over stel 5 jaar wordt afgelost mag je dus rekenen op 2% koersdaling per jaar. Die koersdaling komt in mindering op het rendement. De koersstijging van 10% werd veroorzaakt door een daling van de marktrente met ongeveer 2%. Je ziet dan qua rendement één vet jaar gevolgd door vijf magere jaren. Per saldo word je er niet rijker of armer door, want de debiteur betaalt (als het goed is) precies waar je op mocht rekenen. De beurswaarde van de obligaties reflecteert de ontwikkeling van de marktrente. Een hogere marktrente geeft een lagere waarde en een lagere marktrente geeft een hogere waarde.
4.1.3. Waardering van de verplichtingen Voor de berekening van de Voorziening Pensioenverplichtingen moet een keuze worden gemaakt voor berekeningsgrondslagen: • een overlevingstafel, die bepaalt hoelang de pensioenen moeten worden uitgekeerd en • een intrestvoet die bepaalt op hoeveel intrest er gerekend mag worden over de tijd tussen de balansdatum en de uitkering. Deze intrestvoet wordt de rekenrente genoemd. Bij de verplichtingen doen we het anders dan bij de obligaties. De Voorziening Pensioenverplichtingen fluctueert niet met de marktrente, maar wordt berekend met een vaste rekenrente. De rekenrente moet niet worden beschouwd als een gemiddelde van de marktrente over een lange termijn. De rekenrente wordt juist zodanig gekozen, dat men ervan overtuigd is dat de marktrente altijd hoger is dan de rekenrente. De rekenrente is dan een veilige berekeningsgrondslag. Men rekent er immers op dat het altijd mogelijk zal zijn beleggingen te kopen, die een hoger rendement opleveren dan de rekenrente. De keuze van de hoogte van de rekenrente is onafhankelijk van de eigen beleggingen. De beleggingen moeten voor een groot deel op enig moment worden vervangen vanwege de aflossingen en kunnen ook worden verkocht. Ook al wordt de hele beleggingsportefeuille omgewisseld, de pensioenen blijven hetzelfde. De waardering van de pensioenverplichtingen gaat daarom uit van een veilige veronderstelling omtrent de beleggingen die kunnen worden gekocht. SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
-6-
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 9
Welke rekenrente ook wordt gekozen, het is altijd mogelijk dat op enig moment de marktrente toch lager is. Op dat moment wordt de voorziening pensioenverplichtingen voor die balansdatum herrekend naar de lagere marktrente. Die situatie deed zich ultimo 2005 voor. Toen was voor alle looptijden de marktrente lager dan 4%. Toen is bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor elke uitkering afzonderlijk een intrestvoet gebruikt, die afhankelijk is van de looptijd tussen de balansdatum en de uitkering. De Nederlandsche Bank heeft voor deze berekening een tabel met intrestvoeten gepubliceerd (de zogenoemde Rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader1). Omgerekend naar een gemiddelde was de gebruikte intrestvoet 3,71%.
4.2. Rentestand en rekenrente De rekenrente waarmee pensioenfondsen hun pensioenverplichtingen contant maken is al enige decennia 4%. In de jaren '60 van de vorige eeuw is men tot de overtuiging gekomen, dat men veilig kon rekenen op een beleggingsopbrengst van 4%. De verzekeraars, de pensioenfondsen en ook de SEV hanteerden 4% als 2 een veilige rekenrente. Inmiddels moet worden geconstateerd, dat eind 2005 de rentestand voor alle looptijden van leningen onder de 4% is gedaald. Het heeft er niettemin tientallen jaren op geleken, dat zo'n lage rentestand niet meer zou voorkomen. De SEV garandeert aan de deelnemers de uitbetaling van het opgebouwde pensioen. Het is steeds de bedoeling geweest, dat die garantie kon worden verstrekt op basis van het aanwezige vermogen. Een garantie dus op basis van geld, niet op basis van goede wil. Zo wordt de zekerheid ten aanzien van het pensioen gediend. Bij het karakter van de garantie behoort het op voorzichtige wijze vaststellen van de berekeningsgrondslagen, nl. overlevingstafels en rekenrente. Voor de sterfte is dit inmiddels gebeurd. De gebruikte overlevingstafels bieden voldoende marge. Voor de rekenrente kan een voorbeeld genomen worden aan de verzekeraars. Deze zijn voor de producten waarop zij een intrestgarantie geven in 1999 3 overgegaan op 3% rekenrente . Wat gebeurt er als de SEV over zou gaan van 4% naar 3% rekenrente? Een concreet voorbeeld: als SEV over één jaar € 1,00 moet betalen is de huidige verplichting € 0,96 (1/1,04). In de loop van het jaar wordt € 0,04 aan de voorziening toegevoegd, zodat op de betaaldatum de voorziening gelijk is aan het te betalen bedrag. Bij 3% rekenrente moet de voorziening € 0,97 zijn (1/1,03). Overgang van 4% naar 3% rekenrente veroorzaakt een verhoging van de voorziening met € 0,01. Dat is dus ongeveer 1%. Als SEV over twee jaar € 1,00 moet betalen is de 4%-voorziening € 0,92 en de 3%-voorziening € 0,94. Dan stijgt de voorziening bij overgang naar 3% rekenrente dus ongeveer 2%. De stijging van de voorziening hangt dus samen met de looptijd van de verplichtingen. Bij de SEV zal bij conversie van 4% naar 3% rekenrente de voorziening met ongeveer 15% stijgen. De SEV heeft aangenomen dat 4% rekenrente veilig was. Dat gebeurde in een tijd dat de marktrente veel hoger was. Als we onze rekenrente gaan heroverwegen ligt het voor de hand aan een duidelijk lager niveau te denken. Voor deze notitie wordt uitgegaan van een rekenrente van 3%. Daarmee blijf je op enige afstand van de huidige marktrente. Overigens is op te merken dat hiermee alleen een voorzichtige berekening van de verplichtingen wordt bereikt. Er is pas een stevige financiële positie als er ook voldoende bezittingen zijn om de verplichtingen te kunnen dekken. De volgende §§ willen in beeld brengen of die stevige positie is te bereiken.
1 2 3
http://www.statistics.dnb.nl/index.cgi?lang=nl&todo=Rentes voor risicoloze leningen (Staatsobligaties en vergelijkbare leningen) alleen voor nieuwe verzekeringen
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
-7-
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 10
4.3. Scenario Hieronder wordt getoond hoe de SEV zich financieel kan ontwikkelen tot januari 2018. Dat is een vrij lange termijn, die zo gekozen is omdat er in 2013 en later relatief veel predikanten worden geëmeriteerd. Je wilt dan weten of dat veel invloed heeft op de cijfers. In deze § gaat het om informatie over de uitgevoerde berekeningen. Het commentaar wacht tot § 4.4.
4.3.1 Gegevens scenario Eerst volgen wat gegevens over de gebruikte veronderstellingen. • De veronderstelde rendementen zijn 3,4% voor obligaties, 5,4% voor vastgoed en 6,4% voor aandelen. De beleggingsmix is 70% in obligaties, 10% vastgoed en 20% aandelen. Deze combinatie geeft een rendement van 4,2%. • De CAO-lonen stijgen met 1,9% (1,4% in 2006). De indexatie van de opgebouwde pensioenrechten van actieve predikanten is ook 1,9%. • Het gemiddelde traktement stijgt iets meer dan de CAO-index. De gemiddelde stijging komt uit op 2,4%. • De consumentenprijzen stijgen met 1,4%. De ingegane en premievrije pensioenen stijgen met 1,12% (80% van 1,4%). • Het ledental is stabiel op 31.900. • Tot 2012 zijn er gemiddeld 71,3 predikanten (spreiding 70,4 tot 72,8). Vanaf 2013 is het gemiddelde aantal predikanten 67,5 (spreiding 67,0 tot 68,5). In 2013 gaan er 4 predikanten met emeritaat en in 2016 zelfs 5. • De gemiddelde leeftijd neemt toe van 47,5 jaar op 1 januari 2005 tot 52,4 op 1 januari 2013. De volgende jaren daalt de gemiddelde leeftijd slechts langzaam tot 51,2 op 1 januari 2017. • De bijdrage voor 2006 is € 30,00 per lid. De bijdragen stijgen mee met het gemiddelde traktement tot € 39,44 in 2017. • De sterfte onder de gepensioneerden stemt overeen met de overlevingstafel.
Grafiek 1: vermogen en verplichtingen De ontwikkeling van het pensioenvermogen en de pensioenverplichtingen wordt weergegeven in grafiek 1 (bedragen primo jaar). Aan de grafiek is zichtbaar dat het vermogen de verplichtingen enigszins overstijgt en het verschil gaandeweg iets groter wordt. Grafiek 1 35.000.000
30.000.000
25.000.000
20.000.000 pensioenverplichtingen pensioenvermogen 15.000.000
10.000.000
5.000.000
0 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
2014
2015
2016
2017
2018
-8-
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 11
Grafiek 2: dekkingsgraad Grafiek 2 laat de dekkingsgraad zien (pensioenvermogen gedeeld door pensioenverplichtingen primo boekjaar). De dekkingsgraad stijgt van 104% tot ruim 106% in de jaren 2009 tot 2013 en stijgt dan weer door tot 108% in 2018. Grafiek 2 109,0%
108,0%
107,0%
106,0% dekkingsgraad 105,0%
104,0%
103,0%
102,0% 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Grafiek 3: actuariële lasten versus bijdragen Tot nu toe ging het over de balanspositie. Bij een bedrijf wordt naast de balans ook altijd naar de winst- en verliesrekening gekeken. Dat is een vergelijking van de baten en de lasten. Voor de SEV is het interessant om te zien of de kostprijs van het pensioen wordt gedekt door de bijdragen. Voor de kostprijs van het pensioen wordt in deze nota het begrip actuariële lasten gebruikt. Daaronder zullen we verstaan: • de mutatie van de voorziening pensioenverplichtingen door de jaarlijkse pensioenopbouw van de actieve deelnemers, • de mutatie van de voorziening pensioenverplichtingen door de indexatie van het opgebouwde pensioen van de actieve deelnemers, • de mutatie van de voorziening pensioenverplichtingen door de indexatie van de ingegane en premievrije pensioenen, • de aan herverzekeraars te betalen premies en • de algemene kosten.
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
-9-
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 12
Grafiek 3 vergelijkt de actuariële lasten met de bijdrage. Hier wordt duidelijk, dat de actuariële lasten flink stijgen, terwijl de bijdragen zich veel geleidelijker ontwikkelen. Het verbaast wellicht dat het achterblijven van de bijdrage ten opzichte van de actuariële lasten niet zorgt voor een afname van de dekkingsgraad. Dit is het gevolg van de intrestwinst. Het rendement op de beleggingen is in dit scenario 4,2% en de rekenrente is 3,0%. Er schiet dus 1,2% intrestmarge over, waarmee een neergang wordt voorkomen. Grafiek 3 1.600.000
1.400.000
1.200.000
1.000.000
actuariële lasten bijdragen
800.000
600.000
400.000
200.000
0 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Grafiek 4: samenstelling actuariële lasten Grafiek 4 geeft een idee van de samenstelling van de actuariële lasten, die worden verdeeld in • lasten actieve predikanten (pensioenopbouw, indexatie en herverzekering), • indexatie van de ingegane en premievrije pensioenen en • algemene kosten De actuariële lasten voor de actieve predikanten stijgen flink tot 2012. Daarna treedt er een stabilisatie op. Die is mogelijk doordat er in 2013 en 2016 veel predikanten worden geëmeriteerd. Dat helpt niet zóveel dat de actuariële lasten omlaag gaan, maar de stijging is er wel uit.
Grafiek 4 1.600.000
1.400.000
1.200.000
1.000.000 kosten gepensioneerden actieven
800.000
600.000
400.000
200.000
0 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
2013
2014
2015
2016
2017
- 10 -
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 13
Grafiek 5: pensioenlasten voor de actieve predikanten De pensioenlasten voor de actieve predikanten worden in grafiek 5 afzonderlijk in beeld gebracht, onderscheiden naar: • herverzekeringspremie, • pensioenopbouw en • indexatie. Het aardige van deze grafiek is, dat de verschillende oorzaken van de lastenstijging zichtbaar worden. • De stijging van de herverzekeringspremie is een volume-effect, want deze stijgt in hoofdzaak mee met de pensioengrondslag. Die stijging valt wel mee. • De stijging van de pensioenopbouw is de combinatie van een volume-effect met de leeftijdsstijging. Het pensioen voor een oudere kost meer dan het pensioen van een jongere. De pensioenopbouw stijgt van € 521.000 in 2006 tot € 730.000 in 2017 (+40%). • De stijging van de indexatie is de combinatie van de leeftijdsstijging met de groei van het 4 opgebouwde pensioen. De indexatie stijgt van € 173.000 in 2007 tot € 298.000 in 2017 (+72%).
Grafiek 5
800.000
700.000
600.000
500.000 herverzekering pensioenopbouw indexatie
400.000
300.000
200.000
100.000
0 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
4.3.2 Gevoeligheden Deze prognose eindigt met een dekkingsgraad eind 2017 van 108,0%. De lezer heeft er nog recht op te weten hoe afhankelijk de uitkomst is van enkele veronderstellingen. • Als de beleggingsmix wordt veranderd in 100% beleggen in obligaties daalt het rendement van 4,2% tot 3,4%. De dekkingsgraad wordt dan 9,7% lager. • Als de ingegane en premievrije pensioenen volledig worden geïndexeerd (met 1,40% in plaats van 1,12%) wordt de dekkingsgraad 1,8% lager. • Als de ingegane en premievrije pensioenen niet worden geïndexeerd wordt de dekkingsgraad 7,3% hoger. • Als de opgebouwde pensioenen van de actieve predikanten niet worden geïndexeerd wordt de dekkingsgraad 12,3% hoger. • Als de inflatie 50% meevalt (met lagere traktementen en lagere indexaties) wordt de dekkingsgraad 10,3% hoger. • Als de bijdrage per lid € 3,00 hoger begint (€ 33,00) wordt de dekkingsgraad 6,3% hoger. • Als de pensioenopbouw wordt verlaagd van 2,00% naar 1,75% wordt de dekkingsgraad 6,3% hoger. • Als de sterfte onder de gepensioneerden 10% hoger uitvalt dan de sterftetafel aangeeft wordt de dekkingsgraad 1,5% hoger. • Als het rendement op obligaties vanaf 2006 1% hoger wordt (4,4%) daalt de dekkingsgraad aanvankelijk met ongeveer 5% om pas in 2011 weer 104% te bereiken. Daarna stijgt de dekkingsgraad tot 111,2% in 2018, dat is 3,2% boven 108,0%. 4
2006 heeft een lager indexatiepercentage. SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
- 11 -
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 14
4.4. Conclusies Het scenario geeft het beeld, dat de dekkingsgraad beginnend op 104% in de toekomst heel bescheiden omhoog kan gaan. Het wordt pas aardig als de inflatie 50% meevalt. Dan geeft de berekening een geleidelijk oplopende dekkingsgraad tot 118% in 2017. Op basis van de bovengenoemde gevoeligheden kunnen we alternatieven overwegen5. [1] We kunnen desgewenst niets doen. Als de berekeningen uitkomen is er een bescheiden dekkingsgraad. De 30% die in aandelen en vastgoed wordt belegd biedt kans op een hoger rendement, maar vertegenwoordigt ook een risico. Ter illustratie : eind 2010 is het pensioenvermogen ongeveer € 22 mln. Als daarvan € 6 mln in zakelijke waarden is belegd en deze dalen 25% in waarde, dan scheelt dat € 1,5 mln. Als er niets anders opzit dan dit samen bij te passen kost dat € 47 per lid. [2] Stel dat we genoegen nemen met het getoonde niveau van de dekkingsgraad, maar dan ook onze beleggingsrisico's verminderen door alleen in obligaties te beleggen. De bijdragen moeten dan naar € 35 (niveau 2006). [3] Met een verhoging van de bijdragen tot € 33,00 (2006) wordt een dekkingsgraad van 116% bereikt eind 2017. Eind 2013 staat de teller op 110%. Dat is weer bijna in overeenstemming met het niveau dat in 2003 voor ogen stond. [4] Met een verlaging van de pensioenopbouw tot 1,75% per jaar wordt hetzelfde bereikt als onder punt [3]. [5] Een verlaging van de indexatie van de opgebouwde pensioenen tot 80% van de CAO-index zet minder zoden aan de dijk. De dekkingsgraad stijgt dan tot 110% eind 2017 en 108% eind 2013.
5
Zie 1.4. voor de mate waarin verschillende factoren op elkaar ingrijpen. Zo zal de vraag of de SEV onder de Pensioenwet gaat vallen, van invloed zijn op de vraag welke alternatieven er zijn. SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen - 12 -
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 15
5.
HERVERZEKERING
5.1. Waarom herverzekeren? Als we als SEV de vraag onder ogen zien hoe het verder moet mag de vraag ook gesteld worden of het herverzekeren van de pensioenen een goed alternatief is. Deze vraag kan op twee manieren opkomen: • vanuit de gedachte dat herverzekeren een concurrerende optie is. Het is mogelijk dat de pensioenregeling door een verzekeraar goedkoper is uit te voeren. • vanuit de gedachte dat herverzekering zekerheid oplevert. De verzekeraar neemt de risico's over en het fonds heeft na het betalen van de premie de zekerheid dat het pensioen zal worden betaald. Dat heeft ook tot gevolg dat de SEV voor herverzekerde pensioenen geen solvabiliteitsmarge meer hoeft aan te houden. • Vanuit de gedachte dat herverzekering meer mogelijkheden biedt om ook pastoraal werkers in onze regeling te kunnen opnemen
5.2. Offertes De SEV heeft reeds twee herverzekeraars: Zwitserleven herverzekert vanouds het overlijdensrisico en Fortis ASR herverzekert sinds 2004 het arbeidsongeschiktheidsrisico. Aan beide maatschappijen is offerte gevraagd voor een complete herverzekering van de pensioenen. De ontvangen offertes zijn inmiddels niet meer geldig, maar hebben een goede indruk gegeven van de mogelijkheden. De offerte van Fortis was zeer gunstig vanwege de op 4% rekenrente gebaseerde overnamekoopsom. Zwitserleven bracht offerte uit op een moment dat de rentestand een dieptepunt bereikte en berekende de overnamekoopsom dus op 3% rekenrente. De tarieven voor toekomstige premies zijn verschillend, maar liggen in totaal redelijk bij elkaar in de buurt. Voor dit hoofdstuk zijn prognoses berekend uitgaande van de offerte van Zwitserleven. Deze keuze heeft geen verband met een eventuele voorkeur. Het bestuur heeft bij het bespreken van de offerte van Fortis ASR de voordelen en nadelen van herverzekeren op een rijtje gezet. Voorzover ze niet specifiek betrekking hebben op deze offerte passeren ze hier de revue.
5.3. • •
• • • • • •
Voordelen Zekerheid. De verzekeraar draagt de risico's. Als de premie is betaald is het zeker dat het pensioen wordt betaald. De dekkingsgraad kan omlaag. Bij de bestaande situatie moet naast de voorziening verzekeringsverplichtingen extra vermogen worden aangehouden ter dekking van de risico's. Als er wordt herverzekerd neemt de verzekeraar alle risico's over. De verzekeraar moet wel zelf over een solvabiliteitsmarge beschikken. Voor de SEV is het enige risico dat de verzekeraar misschien niet aan zijn verplichtingen zou kunnen voldoen. Objectivering van het bestuur. Hiermee wordt gedoeld op mogelijke twijfels vanuit de kerken of het bestuur wel in staat is de pensioenregeling op een adequate wijze uit te voeren. Objectivering van de kosten van de pensioenregeling. Nu kan iedereen op velerlei wijzen stellen dat de SEV te duur is. Een factuur voor de verzekeringspremie is een objectief gegeven. Complexiteit bestuur vermindert. De verzekeraarsfunctie wordt uitbesteed aan een verzekeraar. Dat maakt duidelijk verschil. Lasten kunnen niet vooruit geschoven worden. Er ontstaan geen problemen wanneer de predikant in de toekomst in arbeidsrechtelijke zin als werknemer wordt beschouwd (zie hiervoor 1.1.). Pastoraal werkers kunnen wellicht in de regeling worden opgenomen.
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
- 13 -
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 16
5.4. •
• • •
Nadelen Hoog bijdrageniveau. De bijdrage zou direct op het vereiste niveau gebracht moeten worden (zie ter illustratie 5.5.2.) omdat de verzekeraar geen krediet geeft. In de huidige situatie kan een eventueel noodzakelijke bijdrageverhoging , zij het ten nadele van de dekkingsgraad, worden uitgesteld. Toekomstige verhogingen worden in feite door de verzekeraar bepaald. Weinig/geen flexibiliteit bijdrageniveau. Er moet voldoende geld zijn en binnenkomen om de herverzekeringspremie te betalen. Als de premie omlaag moet is dat alleen te bereiken via aanpassing van de pensioenregeling. De handelingsvrijheid wordt minder: - voor wijziging van de pensioenregeling is de medewerking van de verzekeraar vereist; - de beleggingsmix is geen beleidsinstrument meer. Het risico van de premiebetalingsplicht. Er zijn stevige problemen te voorzien als de kerken onvoldoende bijdrage kunnen opbrengen of als het draagvlak voor de gemeenschappelijke regeling onder druk komt te staan.
5.5. Doorgerekende prognose Voor de berekening is hetzelfde scenario gebruikt als in het hoofdstuk over de dekkingsgraad. De grondslag voor de berekening is de offerte van Zwitserleven, die uitging van 1 januari 2006 als ingangsdatum van de herverzekering. De overnamekoopsom per 1 januari 2006 was groter dan de aanwezige bezittingen. Daarom is aangenomen, dat alleen de pensioenen van de actieve predikanten worden herverzekerd. De overnamekoopsom is € 7,8 mln. De voorziening pensioenverplichtingen voor deze groep op 1 januari 2006 is € 7,6 mln. Voor eigen rekening blijven de reeds ingegane pensioenen, de premievrije pensioenen van voormalige deelnemers en de pensioenen die op individuele basis zijn verzekerd.
5.5.1 Winstdeling In deze § is geen rekening gehouden met de van Zwitserleven te ontvangen winstdeling. Er kan worden gekozen voor maatschappijwinstdeling en een vorm van contractuele overrentedeling. De maatschappijwinstdeling wordt gegeven in de vorm van een jaarlijks vast te stellen procentuele premiekorting.
5.5.2. Bijdrage De berekeningen toonden aan dat de bijdrage onmogelijk op het huidige peil kon worden gehandhaafd. De dekkingsgraad voor de overblijvende pensioenverplichtingen zou namelijk in de loop van de jaren dalen tot 71%. De bijdrage is voor de berekening gesteld op € 34,00 per lid in 2006.
5.5.3. Uitkomsten Na de overdracht resteert een pensioenvermogen van € 10,6 mln. In de loop van de jaren lopen de bezittingen terug tot € 5,9 mln begin 2018. De pensioenverplichtingen dalen tot € 5,2 mln. De dekkingsgraad stijgt van 106% begin 2007 tot 114% vanaf 2014. De actuariële lasten zijn hoger dan de bijdragen. De dekkingsgraad loopt toch niet terug onder invloed van de intrestwinst. Deze prognose wordt met twee grafieken in beeld gebracht: • Grafiek 6 toont de ontwikkeling van de dekkingsgraad. • Grafiek 7 toont de samenstelling van de actuariële lasten. Het grootste bestanddeel is de te betalen herverzekeringspremie.
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
- 14 -
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 17
Grafiek 6 116,0%
114,0%
112,0%
110,0%
108,0%
106,0%
dekkingsgraad
104,0%
102,0%
100,0%
98,0%
96,0% 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Grafiek 7
1.800.000
1.600.000
1.400.000
1.200.000
1.000.000
kosten restant eigen beheer premies
800.000
600.000
400.000
200.000
0 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
2013
2014
2015
2016
2017
- 15 -
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 18
6.
VERDELING VAN DE KOSTEN VAN HET PENSIOEN OVER DE KERKEN (bijdrageverdeling)
6.1 De verdeling van de bijdragen tot nu toe Tot nu toe zijn de bijdragen van de kerken voor de SEV vastgesteld als een bedrag per lid. Bij deze verdeling van de bijdragen wordt er een maximaal beroep gedaan op de solidariteit van de kerken en de kerkleden ten aanzien van de financiering van de emeritering. Deze vorm van solidariteit staat onder druk. De hoogte van de bijdrage geeft kerken aanleiding tot de vraag of er geen verdeling van de lasten mogelijk is, die beter rekening houdt met de specifieke omstandigheden van de gemeente. Er is in de kerken een verschuiving te constateren van predikantsplaatsen naar medewerkers in loondienst. De tweede groep past (nu?) niet in de structuur van SEV. Pensioenrechten, voorzover verleend, worden door andere instellingen verzekerd. Een gemeente die kiest voor minder predikanten krijgt behoefte aan een verlaging van de SEV-bijdrage. Per slot van rekening moet ook het pensioen van de medewerkers worden betaald.
6.2. Alternatieven ? Er zijn wel alternatieven voor de bijdrage per lid: • voor elke predikant worden de individuele pensioenlasten in rekening gebracht • voor elke predikant wordt een gelijk percentage van de pensioengrondslag in rekening gebracht • voor elke predikant wordt een gelijk bedrag in rekening gebracht Deze alternatieven hebben gemeenschappelijk, dat de bijdrage aan de predikant gekoppeld is. De alternatieven staan in volgorde van oplopende solidariteit. 6.2.1 Voorbeelden uit de praktijk Als een bedrijf voor de werknemers bij een levensverzekeraar een collectief pensioencontract sluit betaalt het bedrijf uiteraard de premie voor de eigen pensioenen. De pensioenlasten van het bedrijf worden dan bepaald door de som van de individuele pensioenpremies. Bedrijfstakspensioenfondsen werken meestal met een percentage van de grondslag. Zo wordt een solidariteit tot stand gebracht tussen de aangesloten bedrijven (dikwijls is er een aansluitingsverplichting). De PKN hanteert een combinatie van een vast bedrag per predikant en een op het traktement in te houden percentage over de pensioengrondslag.
6.3. Presentatie van een aantal alternatieven In de volgende §§ worden alternatieven uitgewerkt. Ze worden toegepast op de situatie van 2006 en worden dus getoond als alternatief voor de bijdrage van € 30,00 per lid. De alternatieven hebben een opbrengst, die met een marge van enkele duizenden euro's gelijk is aan de opbrengst van € 30,00 per lid. De berekeningen zijn uitgevoerd met het aantal leden van 2005, de pensioengrondslagen van 2005 en het aantal predikanten van 1 januari 2006. Bij de vaststelling van het aantal predikanten wordt rekening gehouden met parttimers. In totaal zijn er • 31.527 leden, • 74,05 predikanten met • een totale netto pensioengrondslag van € 2,37 miljoen (grondslag pensioenopbouw) en • een totale bruto pensioengrondslag van € 3,69 miljoen (grondslag arbeidsongeschiktheidspensioen). Om het effect van de alternatieven in beeld te brengen wordt gebruik gemaakt van grafieken, die de hoogte van de bijdrage per lid laten zien. De gemeenten worden ingedeeld in vijf groepen: Groe p 1 2 3 4 5
omschrijving vacante gemeente tot 200 leden van 201 tot 500 leden van 501 tot 870 leden meer dan 870 leden
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
- 16 -
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 19
6.3.1
Alleen bijdrage over de pensioengrondslag
In deze § betalen de vacante gemeenten geen bijdrage. De gemeenten waar een predikant aan is verbonden betalen: • 33,4% over de netto pensioengrondslag en • 5,0% over de bruto pensioengrondslag. De opbrengst van deze bijdrage is: € 2.372.188 3.685.938
Netto Bruto Totaal
Tarief 32,1% 5,0%
Bedrag 761.472 184.297 945.769
De gemeenten verschillen onderling heel veel in het aantal leden per predikant. Als we voor elke gemeente afzonderlijk berekenen hoeveel de bijdrage per lid is, krijgen we dan ook grote verschillen. De volgende grafiek brengt dit in beeld.
bijdrage omgerekend in € per lid
100,00 90,00 80,00 70,00 60,00 50,00 40,00 30,00 20,00 10,00 0,00 0
1
2
3
vacant
---/200
201/500
4
501/870
5
6
871/...
De pensioenkosten per € grondslag zijn voor een oude predikant hoger dan voor een jonge. In deze variant is er nog steeds sprake van onderlinge solidariteit, want er wordt geen rekening gehouden met de leeftijd van de predikant. Dat neemt niet weg dat de grafiek zulke grote verschillen laat zien, dat deze bijdrageverdeling in de praktijk niet is toe te passen. In de volgende §§ zullen combinaties worden gemaakt van een bijdrage per lid en een bijdrage per predikant. De bijdrage per predikant houdt rekening met zijn deeltijdfactor. De keuze voor een bijdrage over het aantal predikanten in plaats van een bijdrage over de pensioengrondslag is van praktische aard. De lezer is bekend met het aantal leden en het aantal predikanten, maar de grootte van de pensioengrondslag is een minder toegankelijk gegeven. Indien nuttig kan altijd nog op de pensioengrondslag worden overgegaan. Het beeld van de onderlinge verdeling van de bijdragen wordt niet wezenlijk beïnvloed.
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
- 17 -
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 20
6.3.2.
Bijdrage per lid combineren met bijdrage per predikant
De bijdrage per lid wordt gehalveerd tot € 15,00 per lid. Voor elke predikant wordt € 6.400 in rekening gebracht. De opbrengst is: Aantal 74,05 31.527
Predikanten Leden Totaal
Tarief 6.400,00 15,00
Bedrag 473.920 472.905 946.825
Als de totale bijdrage wordt omgerekend in euro's per lid ontstaat het volgende beeld: 80,00
bijdrage omgerekend in € per lid
70,00
60,00
50,00
40,00
30,00
20,00
10,00
0,00 0
1
2
3
4
5
vacant
---/200
201/500
501/870
871/...
6
De variatie in bijdrage per lid is op deze wijze wel groot, zij het minder groot dan in de vorige §. De variatie is te beperken door een minimum en een maximum te hanteren. De minimumbijdrage stellen we voor deze berekeningen op 150% van € 15,00 (€ 22,50) en de maximumbijdrage op 250% van € 15,00 (€ 37,50). Om met deze begrenzingen dezelfde opbrengst te genereren is een bijdrage nodig van € 6.900 per predikant. Het plaatje van de bijdrage per lid komt er dan als volgt uit te zien: 40,00
bijdrage omgerekend in € per lid
35,00
30,00
25,00
20,00
15,00
10,00
5,00
0,00 0
1
2
3
4
5
vacant
---/200
201/500
501/870
871/...
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
6
- 18 -
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 21
6.3.3.
Gaan we de goede kant wel op?
In de nu volgende tabel worden de totale bijdragen getoond voor de in deze nota toegepaste gemeenteindeling.
Gemeente Vacant tot 200 201/500 501/870 871/... TSB Totaal
1
2
3
€ 30,00
% grondslag
€ 15,00 +€ 6.400
106 63 348 183 246 946
0 131 440 165 199 11 946
53 113 396 166 213 6 947
4 € 15,00 +€ 6.900 min/max 79 78 393 172 220 7 949
Elk van de genoemde modellen heeft tot gevolg dat kleine gemeentes met predikant, die vaak toch al nauwelijks kan worden betaald, nog hogere lasten krijgen en vacante gemeente minder lasten krijgen terwijl die wel van werk van predikanten profiteren en ruimer bij kas zitten. De gemeentes vanaf 200 leden blijven samen op hetzelfde niveau; er treden onderling wel verschuivingen op. De lastenverzwaring voor kleine gemeenten met een predikant is bepaald niet het doel geweest van het onderzoek naar de lastenverdeling. We moeten toch een oplossing zoeken waarbij deze gemeenten worden ontzien. De oplossing hiervoor is gezocht in het maximeren van het aantal predikanten per lid en anderzijds door aan een vacante gemeente een fictieve predikant in rekening te brengen. Die variant is uitgewerkt in de volgende §.
6.3.4.
€ 10,00 per lid en € 9.500 per predikant
Het aantal predikanten per gemeente (fte) wordt voor de berekeningen gemaximeerd op het gemiddelde aantal leden per predikant, dat is 1 predikant op 426 leden. Voor een vacante gemeente wordt een fictief aantal fte vastgesteld op 1 predikant per 426 leden. Voorbeelden e Een gemeente met 250 leden en 1 predikant betaalt voor 250/426 predikant: 250 * € 10,00 + 250 / 426 * € 9.500 = € 8.075. Een gemeente met 750 leden en 1 predikant betaalt voor 1 predikant: 750 * € 10,00 + € 9.500 = € 17.000. Een gemeente met 250 leden zonder predikant betaalt voor 250/426e predikant: 250 * € 10,00 + 250 / 426 * € 9.500 = € 8.075. Een gemeente met 750 leden zonder predikant betaalt voor 750/426e predikant: 750 * € 10,00 + 750 / 426 * € 9.500 = € 24.225. De consequentie van dit schema is wel dat de gemeente van 750 leden, die vacant wordt, méér gaat betalen. Budgettair zal dat voor die gemeente kunnen omdat het traktement wegvalt.
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
- 19 -
Stukken vergadering 20-04-2006 blz 22
De bijdragen per lid komen er dan als volgt uit te zien:
bijdrage omgerekend in € per lid
35,00
30,00
25,00
20,00
15,00
10,00
5,00
0,00 0
1
2
3
4
5
vacant
---/200
201/500
501/870
871/...
6
Aan deze grafiek is te zien, dat een kleine verhoging van het maximum ten opzichte van € 30,00 per lid ruimte schept voor een reductie van de bijdrage voor gemeenten met een groot aantal leden per predikant.
Uit onderstaande tabel blijkt, wat de verschuivingen tussen de groepen ten opzichte van de situatie met een gelijke bijdrage per lid zijn. 1
2 § 6.3.4.
Gemeente Vacant tot 200 201/500 501/870 871/... TSB Totaal
€ 30,00 106 63 348 183 246 946
€ 10,00 + € 9.500 114 68 370 168 215 9 944
+7% +8% +6% -8% -13%
In totaal zouden 78 kerken meer gaan betalen, waardoor voor 14 kerken een verlichting mogelijk is. De bijdrageverhoging is maximaal 7,7%. De bijdrageverlaging loopt van bijna nul tot 31,5%. De totale verhoging is € 54.000. De totale verlaging is € 52.000.
SEV - studie deelnemerschap en (kosten)dekking SEV-pensioen
- 20 -