STICHTING EMERITAATSVOORZIENING "S.E.V."
REGLEMENT
Artikel 1:
Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder: a. AKS : Akkoord van kerkelijk samenleven van de Nederlands Gereformeerde Kerken. b. Stichting : De Stichting Emeritaatsvoorziening SEV. c. Bestuur : Het Bestuur van de Stichting. d. Kerk : De bij de Stichting aangesloten en als zodanig door het bestuur geaccepteerde kerk. e. Predikant : De predikant als bedoeld in het AKS, met uitzondering van de in artikel 11 van het AKS genoemde predikant met een bijzondere opdracht. f. Weduwe : De weduwe van een predikant met wie hij vóór de ingang van zijn emeritaat gehuwd was. g. Kinderen : De ongehuwde eigen en aangehuwde kinderen van een predikant of een gewezen predikant en - indien als eigen kinderen opgevoed en onderhouden - diens pleegkinderen. h. Half-wezen : De kinderen van wie de vader is overleden en de moeder nog in leven is en die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt of die, zo zij 18 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar zijn, aanspraak hebben op een toelage volgens de Wet op de Studiefinanciering of voor wie aanspraak bestaat op kinderbijslag. i. Volle wezen : De kinderen van wie beide ouders zijn overleden en die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt of die, zo zij 18 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar zijn, aanspraak hebben op een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet of op een toelage volgens de Wet op de Studiefinanciering of voor wie aanspraak bestaat op kinderbijslag. j. Leden : De belijdende leden en doopleden van een kerk. k. Activiteitsgraad : De mate waarin de voor werkzaamheden beschikbare tijd wordt vervuld. l. Franchise : Het deel van het inkomen waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt, omdat een pensioengerechtigde vanaf zijn 65-jarige leeftijd een AOW-uitkering ontvangt. m. Bruto Pensioengrondslag (BPG) : Het vaste traktement, - verminderd met inhoudingen, niet zijnde inhoudingen voor het gebruik van de pastorie, - vermeerderd met door het Bestuur toegestane vaste toeslagen en vaste kostenvergoedingen, - vermeerderd met een woonvergoeding ter hoogte van 15% van de tot hiertoe berekende grondslag indien de kerk huisvesting beschikbaar stelt, eventueel verminderd met een door de predikant op enigerlei wijze betaalde woonvergoeding, dan wel - vermeerderd met een eventuele door de deelnemer van de kerk ontvangen vergoeding ten behoeve van eigen woonruimte, en - verminderd met een door het Bestuur vastgesteld forfaitair bedrag aan kostenvergoedingen.
SEV-reglement, gewijzigd per 1 juli 2004
-1-
n. Netto Pensioengrondslag (NPG) : De bruto pensioengrondslag na toepassing van artikel 3 lid 2, verminderd met de franchise. o. CBS : Centraal Bureau voor de Statistiek p. Loonindex : Het indexcijfer van de CAO-lonen per maand (exclusief bijzondere beloningen) Totaal CAO-sectoren, zoals door het CBS gepubliceerd. De stand van de index per oktober van enig jaar is bepalend. Indien deze loonindex op enig moment niet meer wordt gehanteerd door het CBS, treedt hiervoor in de plaats een naar het oordeel van het Bestuur vergelijkbaar door het CBS te publiceren loonindex. q. Prijsindex : De door het CBS vastgestelde afgeleide Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens. De stand van de index per oktober van enig jaar is bepalend. Indien deze prijsindex op enig moment niet meer wordt gehanteerd door het CBS, treedt hiervoor in de plaats een naar het oordeel van het Bestuur vergelijkbaar door het CBS te publiceren prijsindex. r. Arbeidsongeschiktheid : Arbeidsongeschiktheid wordt aanwezig geacht, indien de deelnemer door rechtstreeks en uitsluitend door medisch vast te stellen gevolgen van ongeval en/of ziekte voor tenminste 25% ongeschikt is tot het verrichten van de werkzaamheden die voor zijn krachten en bekwaamheden zijn berekend en die, gelet op zijn inkomen voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid, in redelijkheid van hem kunnen worden verlangd. Hierbij wordt geen rekening gehouden met een verminderde kans op het verkrijgen van arbeid. s. Verzekeraar : De verzekeraar waarmee de Stichting een overeenkomst heeft gesloten inzake de verzekering van het arbeidsongeschiktheidsrisico.
Artikel 2:
Deelneming
1. Deelnemer is hij die predikant is en als zodanig door of namens een kerk bij de Stichting schriftelijk is aangemeld en die jonger is dan 65 jaar. 2. Het bestuur kan eventueel op bijzondere voorwaarden als deelnemer tevens aanvaarden de in het AKS genoemde predikant met een bijzondere opdracht alsmede degene die qua werkzaamheden en positie vergelijkbaar is met een predikant als bedoeld in artikel 1 sub e van dit reglement. 3. De deelneming van een predikant, die na krijgsmachtpredikant te zijn geweest weer door een kerk als deelnemer wordt aangemeld, leidt niet tot aanspraken zoals bedoeld in artikel 4 over de periode waarin op grond van de regeling Functioneel Leeftijdsontslag (FLO) bij de overheid pensioenaanspraken worden opgebouwd. 4. De deelneming eindigt: a. door het ingaan van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 4 lid 2; b. door overlijden vóór het ingaan van dit ouderdomspensioen; c. door het ophouden van het zijn van predikant van een kerk anders dan tengevolge van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 1 sub r of door gebruikmaking van de in de kring van de Nederlands Gereformeerde Kerken bestaande regeling voor vervroegde uittreding, tenzij het bestuur, desgevraagd, op nader door hem te stellen voorwaarden, telkens voor een te voren te bepalen vaste termijn, besluit toestemming te geven tot voortzetting van de deelneming.
SEV-reglement, gewijzigd per 1 juli 2004
-2-
Artikel 3:
Pensioengrondslag
1. De bruto en de netto pensioengrondslag worden voor de eerste maal bij aanvang van het deelnemerschap vastgesteld en vervolgens elk jaar per de eerste januari. 2. De bruto pensioengrondslag wordt vastgesteld met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde minimum- en maximumgrondslag. Artikel 4:
Aanspraken op pensioenen
1. Met inachtneming van het overigens in het reglement bepaalde ontstaan de volgende aanspraken: a. op een ouderdomspensioen (lid 2); b. op een tijdelijke gehuwdentoeslag (lid 3); c. op een weduwepensioen (lid 4); d. op een compensatie voor de nadelige gevolgen van de invoering van de Anw (lid 5); e. op een wezenpensioen voor half-wezen (lid 6); f. op een wezenpensioen voor volle wezen (lid 7); g. op een arbeidsongeschiktheidspensioen (lid 8). 2. Het ouderdomspensioen bedraagt per jaar voor elk vol jaar van deelneming vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd 2,00% van de in dat jaar geldende netto pensioengrondslag. 3. De emeritus die aanspraak heeft op een ouderdomspensioen, dat aansluitend op het deelnemerschap ingaat op of na 1 januari 2015 en wiens echtgenote op die datum jonger is dan 65 jaar, heeft naast het ouderdomspensioen aanspraak op een toeslag, die qua hoogte gelijk is aan de toeslag die door de overheid wordt toegepast op AOW-uitkeringen die vóór 1 januari 2015 zijn ingegaan. De toeslag vervalt met ingang van de eerste dag van de maand waarin de echtgenote de leeftijd van 65 jaar bereikt. 4. Het weduwepensioen bedraagt per jaar 70% van het ouderdomspensioen als in lid 2 bedoeld, of - bij overlijden vóór de aanvang van het ouderdomspensioen - van het ouderdomspensioen waarop de deelnemer bij onveranderde netto pensioengrondslag aanspraak zou hebben gehad, indien hij tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd deelnemer was gebleven. Het weduwepensioen wordt voor de weduwe die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, verhoogd met een compensatie voor de verschuldigde premies volksverzekeringen; deze compensatie is gelijk aan de premies die zijn verschuldigd in het geval van een weduwepensioen dat is gebaseerd op de minimumpensioengrondslag als bedoeld in artikel 3, lid 2, met dien verstande dat voor het bedrag van de over de premiecompensatie verschuldigde premie geen compensatie wordt gegeven. 5. Als tegemoetkoming in de nadelige gevolgen van de invoering (1996) van de Algemene nabestaandenwet in vergelijking met de Algemene Weduwen- en Wezenwet wordt aan de weduwe, geboren na 1 januari 1950, maar ouder dan 40 jaar op het moment van overlijden van haar echtgenoot, een compensatie toegekend. 6. Het wezenpensioen voor half-wezen wordt aan het kind zelf toegekend en bedraagt per jaar per kind 20% van het weduwepensioen als bedoeld in artikel 4 lid 4, eerste volzin. Toelagen volgens de Wet op de Studiefinanciering blijven bij de vaststelling van het wezenpensioen buiten beschouwing. Het wezenpensioen wordt aan ten hoogste vier kinderen per gezin toegekend; indien en zolang er meer kinderen zijn, wordt aan elk van deze kinderen een gelijk deel van de som der vier uitkeringen toegekend. 7. Het wezenpensioen voor volle wezen wordt aan het kind zelf toegekend en bedraagt per jaar per kind 40% van het weduwepensioen als bedoeld in artikel 4 lid 4, eerste volzin. Toelagen volgens de Wet op de Studiefinanciering blijven bij de vaststelling van het wezenpensioen buiten beschouwing. Het wezenpensioen wordt aan ten hoogste vijf kinderen per gezin toegekend; indien en zolang er meer kinderen zijn, wordt aan elk van deze kinderen een gelijk deel van de som der vijf uitkeringen toegekend.
SEV-reglement, gewijzigd per 1 juli 2004
-3-
8. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd bij een mate van arbeidsongeschiktheid die overeenkomt met 25% of meer. Het uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt 80% van de BPG zoals deze is vastgesteld per 1 januari voorafgaand aan de datum van ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen. Met een eventuele verhoging van die BPG ten opzichte van de BPG per 1 januari van het daaraan voorafgaande jaar wordt rekening gehouden voor zover deze verhoging naar het oordeel van het bestuur niet uitgaat boven de voor de desbetreffende predikant geldende gebruikelijke verhogingen. De uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt bepaald met toepassing van de volgende tabel. Bij een mate van arbeidsongeschiktheid welke overeenkomt met een arbeidsongeschiktheidspercentage van: minder dan 25% 25 tot 35% 35 tot 45% 45 tot 55% 55 tot 65% 65 tot 80% 80% en meer
bedraagt de uitkering in procenten van het arbeidsongeschiktheidspensioen 0% 30% 40% 50% 60% 72,5% 100%
De mate van arbeidsongeschiktheid en de periode waarvoor deze zal gelden, worden vastgesteld door de verzekeraar aan de hand van gegevens van door de verzekeraar aan te wijzen deskundigen. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt geïndexeerd overeenkomstig artikel 8, lid 2 sub f. De opbouw van ouderdomspensioen wordt voortgezet gedurende de arbeidsongeschiktheid volgens de bij het arbeidsongeschiktheidspensioen genoemde percentages. De voortgezette opbouw wordt berekend over een BPG die jaarlijks wordt aangepast met het percentage waarmee ook de minimumgrondslag wordt aangepast. Het Bestuur kan in voorkomende gevallen besluiten het op basis van dit reglement vastgestelde arbeidsongeschiktheidspensioen al dan niet tijdelijk te verhogen dan wel te verlagen. Bij samenloop met WAZ- dan wel WAO-uitkeringen behoudt het bestuur zich het recht voor naar redelijkheid en billijkheid tot verrekening over te gaan. 9. De aanspraken vermeld in de voorgaande leden, zijn gebaseerd op een activiteitsgraad van 100%. Indien een deelnemer volgens opgave van de kerk slechts in deeltijd werkzaam is en er derhalve sprake is van een activiteitsgraad lager dan 100%, worden voor het bepalen van de pensioengrondslag de minimumgrondslag, de maximumgrondslag, de forfaitaire inhouding voor de kostenvergoedingen en de franchise vermenigvuldigd met de activiteitsgraad. Artikel 5:
Opgave van aanspraken
1. Het bestuur doet jaarlijks aan de deelnemer - onder gelijktijdige verzending van een afschrift aan de desbetreffende kerk - opgave van de aanspraken van de deelnemer, onderverdeeld in: a. reeds opgebouwde aanspraken; b. nog te verwerven aanspraken bij ononderbroken voortzetting van de deelneming tot aan de 65-jarige leeftijd bij een ongewijzigde netto pensioengrondslag. In de opgave is tevens vermeld de laatst vastgestelde bruto pensioengrondslag op basis waarvan de aanspraken zijn berekend, alsmede de laatst vastgestelde franchise. 2. De deelnemer alsmede de desbetreffende kerk, worden geacht zich met de in het voorgaande lid bedoelde opgave te hebben verenigd, indien hij/zij niet binnen twee maanden na de ontvangst zijn/haar bezwaren daartegen schriftelijk heeft aanhangig gemaakt.
SEV-reglement, gewijzigd per 1 juli 2004
-4-
Het Bestuur reageert schriftelijk en met redenen omkleed op de bezwaren. Artikel 6:
Ingang en duur van de pensioenen
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt en duurt voort tot de laatste dag van de maand waarin de emeritus overlijdt. Indien de emeritus een weduwe nalaat, duurt de uitkering voort tot en met de laatste dag van de maand volgend op de maand waarin de emeritus overlijdt. 2. Het weduwepensioen gaat in op de eerste van de maand volgend op de dag van overlijden van de echtgenoot en duurt voort tot de laatste dag van de maand waarin de weduwe overlijdt. Indien de echtgenoot een ouderdomspensioen genoot, gaat in afwijking van het in de vorige volzin bepaalde het weduwepensioen in op de eerste dag van de tweede maand volgend op de maand waarin de emeritus overlijdt. 3. Het wezenpensioen voor half-wezen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin het overlijden van de vader valt, en eindigt op de laatste dag van de maand waarin niet langer wordt voldaan aan de omschrijving als vermeld in artikel 1, sub h, of waarin het kind overlijdt. 4. Het wezenpensioen voor volle wezen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin het overlijden van de langstlevende ouder valt, en eindigt op de laatste dag van de maand waarin niet langer wordt voldaan aan de omschrijving als vermeld in artikel 1, sub i, of waarin het kind overlijdt. 5. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in na een wachttijd van 52 weken ná de door verzekeraar vastgestelde ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheid. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in ieder geval niet eerder in dan 52 weken na de dag waarop de eerste melding van arbeidsongeschiktheid door/namens de predikant aan verzekeraar is gedaan. Bij het bepalen van het einde van de wachttijd worden achtereenvolgende perioden van arbeidsongeschiktheid samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Indien de predikant de verplichtingen niet nakomt die zijn opgenomen in dit reglement en in het als aanhangsel bij dit reglement gevoegde “Ziekteverzuimprotocol predikanten S.E.V.”dat geacht wordt van het reglement deel uit te maken, kan hij jegens de stichting geen recht doen gelden op ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen op het hierboven beschreven tijdstip. Bij het onherroepelijk worden van een beslissing van de verzekeraar om de uitkering van een reeds ingegane arbeidsongeschiktheidsrente aan de stichting te verlagen dan wel te beëindigen vanwege het niet nakomen van de voor de predikant uit de verzekering voortvloeiende verplichtingen, zal het arbeidsongeschiktheidspensioen dat de stichting aan de predikant uitkeert in beginsel ook worden verlaagd of beëindigd. 6. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid van dit artikel, eindigt het arbeidsongeschiktheidspensioen op de door verzekeraar vastgestelde datum, met dien verstande dat het arbeidsongeschiktheidspensioen in de volgende situaties ieder geval eindigt: a. op de eerste dag van de maand waarin de predikant de 65-jarige leeftijd bereikt of b. bij overlijden voor de onder a. genoemde datum: op de eerste dag van de maand na die van overlijden of c. als het arbeidsongeschiktheidspercentage daalt onder 25%. d. bij het onherroepelijk worden van een beslissing van verzekeraar om de uitkering van de arbeidsongeschiktheidsrente aan de stichting te beëindigen vanwege het opzettelijk verstrekken van onjuiste gegevens. 7. Ingeval de verzekeraar een ten onrechte uitgekeerde arbeidsongeschiktheidsrente van de stichting terugvordert, is het bestuur gerechtigd het ten onrechte uitgekeerde arbeidsongeschiktheidspensioen van de predikant terug te vorderen.
SEV-reglement, gewijzigd per 1 juli 2004
-5-
Artikel 7:
De bijdrage
1. Het Bestuur doet in haar begroting een voorstel voor de hoogte van het bedrag dat de kerken per lid bijeen moeten brengen voor het komende jaar. Na de kerken hierover gehoord te hebben, stelt het Bestuur voor elke kerk de bijdrage vast op basis van haar ledental per 1 januari van elk jaar. Deze zal voldaan moeten worden vóór 1 juni van het betreffende jaar. Bij latere betaling zal voor elke volle maand na 31 mei de geldende wettelijke rente in rekening worden gebracht over het per de eerste van die maand nog openstaande bedrag. 2. Indien een deelnemer is aanvaard op grond van artikel 2, lid 2, kan het bestuur, na ingewonnen actuarieel advies, een extra bijdrage vaststellen ten laste van de kerk waaraan deze deelnemer verbonden is. Artikel 8:
Bedragen en jaarlijkse aanpassingen
1. Per 1 januari 2004 bedraagt a. de franchise € 17.546; b. de forfaitaire inhouding voor de kostenvergoedingen € 2.454; c. de bijdrage per lid € 26; d. de minimumgrondslag € 37.400, en e. de maximumgrondslag € 53.400. 2. Jaarlijks worden de volgende onderdelen van deze pensioenregeling aangepast: a. de franchise; b. de forfaitaire inhouding voor de kostenvergoedingen; c. de bijdrage; d. de minimum- en de maximumgrondslag; e. de opgebouwde aanspraken van deelnemers, en f. de ingegane pensioenen. 3. Onverminderd het bepaalde in lid 4 wordt gestreefd naar aanpassing conform de volgende richtlijnen: a. Per 1 januari van enig jaar wordt de franchise afgeleid van die van het voorgaande jaar door die aan te passen aan de loonindex. b. De forfaitaire inhouding voor de kostenvergoedingen wordt jaarlijks geïndexeerd met de prijsindex. c. De bijdrage wordt jaarlijks aangepast met het percentage waarmee de gemiddelde bruto pensioengrondslag per 1 januari van het voorgaande jaar is gewijzigd. d. De minimum- en de maximumgrondslag worden jaarlijks aangepast met het percentage waarmee de gemiddelde bruto pensioengrondslag per 1 januari van het voorgaande jaar is gewijzigd. Een extra verhoging van de maximumgrondslag wordt overwogen als meer dan 25% van de deelnemers een BPG boven het maximum heeft. e. De opgebouwde aanspraken van deelnemers worden jaarlijks aangepast met de loonindex. f. De ingegane pensioenen en de overige aanspraken worden jaarlijks aangepast met de prijsindex. 4. Het Bestuur bepaalt de hoogte van de aanpassingen en is daarbij bevoegd af te wijken van de in lid 3 genoemde richtlijnen als de ontwikkeling van de financiële positie van het Fonds daartoe aanleiding geeft. Artikel 9:
Aanvrage en toekenning
1. Toekenning van pensioenen geschiedt op schriftelijke aanvraag door of namens de gerechtigde onder bijvoeging van de naar het oordeel van het Bestuur benodigde stukken. Voor de toekenning van een arbeidsongeschiktheidspensioen gelden tevens de rechten en verplichtingen die voor de predikant voortvloeien uit de tussen de verzekeraar en de stichting gesloten herverzekeringsovereenkomst inzake het arbeidsongeschiktheidsrisico.
SEV-reglement, gewijzigd per 1 juli 2004
-6-
Deze rechten en verplichtingen zijn opgenomen in het bestuursbesluit “Ziekteverzuimprotocol predikanten S.E.V.” dat als aanhangsel bij dit reglement is gevoegd en geacht wordt van dat reglement deel uit te maken. Een wijziging in deze verplichtingen kan de predikanten eerst worden tegengeworpen nadat deze schriftelijk aan hen is bekendgemaakt. 2. In bijzondere gevallen kan het Bestuur eigener beweging een pensioen toekennen. 3. Indien de regeling van het pensioen door bijzondere omstandigheden wordt vertraagd, kan een voorschot worden verstrekt. Artikel 10:
Uitbetaling
De pensioenen worden als regel maandelijks betaalbaar gesteld en wel in het midden van de maand. Artikel 11:
Tussentijdse beëindiging
Indien het deelnemerschap vóór de 65-jarige leeftijd, anders dan door overlijden, eindigt, zal aan de deelnemer een aanspraak op het opgebouwde ouderdoms-, weduwe- en (half)wezenpensioen worden toegekend. De overige aanspraken vervallen. Artikel 12:
Aanspraken bij scheiding
Indien het huwelijk van een deelnemer eindigt door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed, worden aan de gewezen echtgenote aanspraken verleend met inachtneming van de betreffende bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding en de Pensioen- en Spaarfondsenwet. Artikel 13:
Overdracht
1. Bij aanvang van het deelnemerschap zal het Bestuur medewerking verlenen aan overdracht van pensioenaanspraken uit hoofde van de deelneming aan een voorgaande pensioenregeling volgens de daartoe strekkende wettelijke regels en termijnen. De overdrachtswaarde zal worden omgezet in pensioenaanspraken welke geacht worden te zijn verkregen uit hoofde van dit reglement. 2. Indien het deelnemerschap vóór de 65-jarige leeftijd eindigt met een aansluitende deelname aan een andere pensioenregeling, zullen desgewenst de pensioenaanspraken uit hoofde van artikel 11 volgens de daartoe strekkende wettelijke regels en termijnen worden overgedragen aan de uitvoerder van de nieuwe pensioenregeling. Overdracht aan een kerkelijk pensioenfonds dat evenals de Stichting niet onder toezicht van de Pensioenen Verzekeringskamer staat, is mogelijk indien het Bestuur van mening is, dat het overgedragen pensioen voldoende is gegarandeerd. Artikel 14:
Inlichtingen
1. De kerken zullen jaarlijks vóór 1 maart een mede door de desbetreffende predikant ondertekende opgave doen van het per 1 januari van dat jaar vastgestelde honorarium op jaarbasis, alsmede van al die gegevens die het Bestuur noodzakelijk acht voor de vaststelling van de pensioengrondslag en de door de Stichting te dragen risico's. Indien ook na rappèl geen tijdige en/of volledige opgave is ontvangen, zullen aanspraken ontstaan op basis van de voor het lopende jaar geldende minimumpensioengrondslag, behoudens het recht van het Bestuur om op grond van bijzondere omstandigheden alsnog rekening te houden met te laat ter kennis gebrachte gegevens. 2. Onverminderd het bepaalde in het aanhangsel “Ziekteverzuimprotocol predikanten S.E.V.”, dat geacht wordt van dit reglement deel uit te maken, is de arbeidsongeschikte predikant gehouden desgevraagd die gegevens en verklaringen aan het bestuur over te leggen die het bestuur in het kader van zijn verantwoordelijkheid nodig acht, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van de predikant.
SEV-reglement, gewijzigd per 1 juli 2004
-7-
3. Voorts zijn allen die aan de bepalingen van dit reglement aanspraken kunnen ontlenen, gehouden aan het Bestuur al die opgaven te verstrekken en bescheiden te overhandigen die door het Bestuur voor de toepassing van dit reglement nodig worden geoordeeld. 4. Indien een betrokkene na schriftelijke waarschuwing weigert aan het hierboven bepaalde te voldoen, kan het Bestuur de (gewezen) deelnemer of zijn nabestaanden geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren van de aanspraken of van de verhoging daarvan. Artikel 15:
Bijzondere situaties
Indien naar het oordeel van het bestuur sprake is van een bijzondere situatie, is het bestuur bevoegd met het oog daarop in gunstige zin van dit reglement af te wijken. Artikel 16:
Verlaging pensioenaanspraken
Het Bestuur is bevoegd de opgebouwde pensioenaanspraken, het percentage van de jaarlijkse pensioenopbouw als bedoeld in artikel 4 lid 2 en de in uitkering zijnde pensioenen te verlagen, indien zulks na extern advies noodzakelijk blijkt gezien de financiële positie van het Fonds. Het gaat hiertoe echter slechts over in zeer bijzondere omstandigheden, en niet dan nadat de kerken hierover zijn gehoord. Artikel 17:
Geschillen
1. Door de kerken, predikanten of andere gerechtigden onbillijk geachte beslissingen van het Bestuur inzake toepassing van het reglement in individuele gevallen zullen worden onderworpen aan het oordeel van een arbitragecommissie. Deze commissie zal bestaan uit drie leden. Beide partijen benoemen een arbiter en de aldus benoemde arbiters wijzen gezamenlijk een derde aan. De arbiters zullen naar billijkheid een voor beide partijen bindende uitspraak doen. 2. Indien het geschil een beslissing van het bestuur betreft inzake de hoogte of de duur van het arbeidsongeschiktheidspensioen, kan het eerste lid van dit artikel eerst toepassing vinden nadat de mogelijkheden om bij de verzekeraar op te komen tegen de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en de periode waarvoor deze geldt, uitputtend zijn benut. Artikel 18:
Inwerkingtreding
Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2004 en is laatstelijk gewijzigd per 1 juli 2004. Artikel 19:
Overgangsbepalingen
I Invoering Middelloonregeling c.a. per 1 januari 2004 De volledige vóór 1 januari 2004 reeds opgebouwde dan wel ingegane pensioenen worden per die datum onverkort in de nieuwe regeling ingebracht. Dit houdt in dat op deze pensioenen artikel 8 lid 2 sub e en f, jo. lid 3 sub e en f, jo. lid 4 van dit reglement van toepassing zijn. II. Reglementswijziging per 1 juli 2004 (wijziging arbeidsongeschiktheidsregeling) 1. In afwijking van het bepaalde in dit reglement zijn op arbeidsongeschiktheid, ontstaan voor 1 juli 2004, in beginsel de navolgende bepalingen uit het per 1 januari 2004 vastgestelde reglement van toepassing (één en ander voor zover betrokkene op 1 juli 2004 reeds deelnemer was): a. Van langdurige arbeidsongeschiktheid is sprake, indien de predikant gedurende meer dan een jaar aaneengesloten arbeidsongeschikt is voor ten minste 50% van zijn normale werk. Achtereenvolgende perioden van arbeidsongeschiktheid worden samengeteld indien zij elkaar met onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. b. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt 70% van dat deel van de BPG dat de predikant derft wegens zijn arbeidsongeschiktheid. Hierbij wordt uitgegaan van de BPG zoals deze is vastgesteld per 1 januari voorafgaande aan de datum van ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen.
SEV-reglement, gewijzigd per 1 juli 2004
-8-
Op het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt in mindering gebracht de uitkering ingevolge de WAZ, alsmede 70% van de eventuele inkomsten uit regelmatig verrichte arbeid, voorzover hiermede bij de vaststelling van de WAZ-uitkering geen rekening is gehouden. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt, na aftrek van de in de voorgaande volzin bedoelde verminderingen, geïndexeerd overeenkomstig artikel 8, lid 2 sub f. Het Bestuur bepaalt van welk percentage arbeidsongeschiktheid wordt uitgegaan bij de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspensioen, op basis van de in artikel 14 lid 2 genoemde inlichtingen. Op het arbeidsongeschiktheidspensioen worden WAZ-uitkeringen en arbeidsinkomsten alleen in mindering gebracht voorzover deze redelijkerwijs in verband gebracht kunnen worden met de oorspronkelijke activiteitsgraad. c. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand na die waarin voor het eerst sprake is van langdurige arbeidsongeschiktheid als hierboven bedoeld en duurt voort tot de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt, doch eindigt zoveel eerder als de betrokkene vroeger overlijdt of niet langer arbeidsongeschikt is voor ten minste 50%. d. Bij de aanvraag van een arbeidsongeschiktheidspensioen en ook tijdens de periode van uitkering zal de predikant de gegevens en verklaringen overleggen die het Bestuur nodig acht om tot een verantwoorde beslissing terzake te komen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden waarin de predikant zich bevindt. De aard van de gewenste gegevens en verklaringen is bij bestuursbesluit vastgesteld. e. Bestuursbesluit van 21 november 2001 inzake de gegevens en verklaringen die het bestuur aan een predikant kan vragen met het oog op een arbeidsongeschiktheidspensioen als hierboven bedoeld. “Het bestuur zal vragen om de volgende verklaringen: 1. Verklaring van de kerkenraad over de aard en de mate van de arbeidsongeschiktheid en het honorarium dat de predikant gedurende zijn arbeidsongeschiktheid zal blijven ontvangen. 2. Verklaringen van deskundigen die de mate van arbeidsongeschiktheid in verband met de WAZ bepalen, respectievelijk de beschikking omtrent de hoogte van de WAZ-uitkering. 3. Een verklaring van de vergadering van de regiokerken waartoe de desbetreffende kerk behoort, dat zij zich kan verenigen met de aanvraag en de motivering daartoe. 4. (Eventueel): nader door het bestuur gewenste verklaringen van een door het bestuur aan te wijzen arts of andere deskundige (bv. STAGG). 5. De verklaring van de predikant dat hij zich naar vermogen zal inzetten voor herstel van zijn arbeidsgeschiktheid resp. voor het vinden van hem passende nevenarbeid." 2. Ingeval een per 1 juli 2004 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte predikant op enig moment zou komen te vallen onder zowel de per 1 juli 2004 vastgestelde regeling als onder de in lid 1 van dit artikel opgenomen overgangsbepaling kan het bestuur, onverminderd het bepaalde in artikel 15 van dit reglement en onverminderd het bepaalde in het eerste lid van dit artikel, bepalen dat hij zowel voor het arbeidsgeschikte deel als voor het arbeidsongeschikte deel onder de werkingssfeer één van beide regelingen wordt gebracht. Het bestuursbesluit welke van beide regelingen op hem zal worden toegepast, zal gelden tot het moment waarop de predikant weer geheel arbeidsgeschikt is en de arbeidsongeschiktheidsperiode waarop het besluit van toepassing is, aldus is geëindigd. Het bestuursbesluit herleeft echter indien de predikant binnen 4 weken na het einde van de arbeidsongeschiktheidsperiode als bedoeld in de vorige volzin, in verband met
SEV-reglement, gewijzigd per 1 juli 2004
-9-
dezelfde ziekte, de gevolgen van hetzelfde ongeval of gebrek, andermaal arbeidsongeschikt wordt.
Aldus vastgesteld, gehoord de aangesloten kerken tijdens de najaarsvergadering van 20 november 2004, in de bestuursvergadering van 21 december 2004. Het bestuur van de “Stichting Emeritaatsvoorziening”
mr A. Wattèl, voorzitter
SEV-reglement, gewijzigd per 1 juli 2004
mr H.G. Bronsveld-Taute, secretaris
- 10 -
AANHANGSELS BIJ HET REGLEMENT 1. Bruto Pensioengrondslag (BPG) Bestuursbesluit van 26 januari 2004 inzake de toegestane vaste toeslagen en vaste kostenvergoedingen bij het bepalen van de bruto pensioengrondslag: “Met de vaste toeslagen zijn bedoeld de vakantietoeslag, de compensatie WAZ-premie, de compensatie Sociale Zekerheid en de tegemoetkoming premie ziektekosten. Met de vaste kostenvergoedingen zijn bedoeld de vergoedingen voor representatiekosten, aanschaf vakliteratuur en kantoorkosten. Eventuele in het traktement inbegrepen vergoedingen voor auto en telefoon worden van de grondslag afgetrokken.”
2. Ziekteverzuimprotocol predikanten S.E.V. De stichting S.E.V. heeft het arbeidsongeschiktheidsrisico van de predikanten herverzekerd door het aangaan van een daartoe strekkende herverzekeringsovereenkomst met Fortis/AMEV. Op grond van deze verzekering kan de stichting S.E.V., ingeval van arbeidsongeschiktheid van een predikant als bedoeld in artikel 1 sub r van het reglement en indien aan de overige voorwaarden van de herverzekeringsovereenkomst is voldaan, aanspraak maken op uitkering van een arbeidsongeschiktheidsrente door Fortis/AMEV. Uit deze arbeidsongeschiktheidsrente kent de Stichting S.E.V. de predikant een arbeidsongeschiktheidspensioen toe. Uit de overeenkomst vloeien de volgende rechten en verplichtingen voort die de Stichting S.E.V. hierbij aan haar predikanten oplegt c.q. doorgeeft. Dit aanhangsel behoort als bijlage bij het reglement en wordt als zodanig geacht van dit reglement deel uit te maken. Rechten en verplichtingen predikanten bij arbeidsongeschiktheid 1. De predikant is verplicht op de eerste dag dat hij arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 1 sub r van het reglement, hiervan via e-mail of telefonisch melding te maken bij Fortis/ AMEV en de verdere aanwijzingen in verband met de melding (w.o. invullen of doen invullen van het meldingsformulier) op te volgen. 2. De predikant is verplicht al het mogelijke te doen om zijn herstel te bevorderen en alles na te laten wat zijn herstel kan vertragen of verhinderen, en, indien de aard, de oorzaak of de duur van de arbeidsongeschiktheid daartoe aanleiding geeft, zich direct onder behandeling van een arts te stellen. 3. De predikant is verplicht zich desgevraagd op kosten van Fortis/AMEV door een door Fortis/AMEV aangewezen deskundige te laten onderzoeken, aan deze alle gewenste inlichtingen te verstrekken, en ook voor het overige volledige medewerking te verlenen aan dit onderzoek. 4. De predikant is verplicht alle door Fortis/AMEV nodig geoordeelde gegevens te verstrekken of te doen verstrekken aan Fortis/AMEV of aan door Fortis/AMEV aangewezen deskundigen en daartoe de nodige machtigingen te verlenen; voorts geen feiten of omstandigheden te verzwijgen, die voor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid of voor de eventuele uitkering van belang zijn. 5. De predikant is verplicht Fortis/AMEV terstond (per e-mail of telefonisch) op de hoogte te stellen van zijn geheel of gedeeltelijk herstel c.q. het einde van de arbeidsongeschiktheid alsmede van alle andere wijzigingen in de aard of de mate van de arbeidsongeschiktheid. 6. Fortis/AMEV verplicht zich tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid de predikant bedrijfsgeneeskundige en arbeidsdeskundige begeleiding te bieden en hem voorts (waar nodig en zinvol) mogelijkheden en voorzieningen aan te bieden die gericht zijn op herstel c.q. vermindering van de arbeidsongeschiktheid. Fortis/AMEV verplicht zich bij de keuze van de mogelijkheden en voorzieningen in redelijkheid rekening te houden met wensen en voorkeuren
SEV-reglement, gewijzigd per 1 juli 2004
- 11 -
7. 8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
van de predikant met betrekking tot de keuze van deze mogelijkheden en voorzieningen. Met inachtneming hiervan is de predikant gehouden medewerking te verlenen aan in redelijkheid aangeboden mogelijkheden en voorzieningen als bedoeld in de voorgaande zin. Het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen ontstaat op de in het reglement bepaalde tijd en onder de daar beschreven voorwaarden. Als ingangsdatum van de in artikel 6 lid 5 vastgelegde wachttijd geldt de dag waarop Fortis/AMEV door/namens de predikant op de hoogte wordt gebracht van de arbeidsongeschiktheid (de melding als hierboven onder 1 bedoeld). Voor het bepalen van de wachttijd worden perioden van arbeidsongeschiktheid die elkaar opvolgen met tussenperioden van minder dan 4 weken, samengevoegd. De predikant dient op verzoek van Fortis/AMEV in voorkomend geval aan te tonen dat de arbeidsongeschiktheid in de hiervoor genoemde perioden heeft voortgeduurd. Fortis/AMEV verplicht zich om tijdig vóór het einde van de wachttijd de (mate van) arbeidsongeschiktheid laten vaststellen door een door Fortis/AMEV aan te wijzen arts. Deze stelt vast of en zo ja welke beperkingen zijn inziens voortvloeien uit de ziekte of het ongeval in verband waarmee de predikant zich bij Fortis/Amev heeft gemeld. Een arbeidsdeskundige stelt vervolgens met inachtneming van de bevindingen van de arts een onderzoek in naar de arbeidsmogelijkheden die voor de predikant resteren, rekening houdend met deze beperkingen. Fortis/AMEV heeft het recht de toekenning van een arbeidsongeschiktheidsrente aan de S.E.V. afhankelijk te stellen van harerzijds in te winnen inlichtingen. Hiertoe kan Fortis/AMEV op haar kosten de predikant door één of meer door haar aan te wijzen deskundigen doen onderzoeken. De predikant is gehouden zijn medewerking te verlenen aan dit onderzoek en bovendien aan Fortis/AMEV op haar verzoek alle stukken te overleggen, waaruit blijkt welke uitkering de predikant uit hoofde van enige sociale verzekeringswet geniet en welke inkomsten hij uit de uitoefening van zijn ambt ontvangt. Is de arbeidsongeschiktheid van de predikant ten genoegen van Fortis/AMEV aangetoond, dan gaat de arbeidsongeschiktheidsrente in op de dag waarop de predikant 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest, waarbij perioden van arbeidsongeschiktheid welke elkaar opvolgen met tussenperioden van minder dan 4 weken, worden samengevoegd. De S.E.V. keert uit deze rente aan de predikant een arbeidsonge-schiktheidspensioen uit volgens de in het reglement opgenomen voorwaarden. Indien de predikant het niet eens is met de beslissing van Fortis/AMEV met betrekking tot de mate en/of de duur van de arbeidsongeschiktheid, kan hij een second opinion vragen. Afhankelijk van de achtergrond van het verschil van inzicht kan hij daartoe zowel een tweede (onafhankelijk) arts als een tweede arbeidsdeskundige raadplegen. Indien de arts resp. arbeidsdeskundige in tweede instantie tot andere bevindingen komt/komen dan de arts resp. arbeidsdeskundige in eerste instantie, dan zal Fortis/Amev de beslissing heroverwegen met inachtneming van alle relevante feiten en omstandigheden. Indien de predikant zich niet kan verenigen met de beslissing na second opinion, dan is er de mogelijkheid van arbitrage. De arbitragecommissie neemt een beslissing die voor partijen bindend is en bestaat uit drie leden: • de arts c.q. arbeidsdeskundige op wiens bevindingen Fortis/AMEV zijn beslissing in eerste instantie heeft gebaseerd, • de arts c.q. arbeidsdeskundige die de predikant voor de onder 12 genoemde second opinion heeft ingeschakeld, • een derde arts/arbeidsdeskundige, aan te wijzen door de beide eerder genoemde personen. Na het doorlopen van de in punt 13 genoemde arbitrageprocedure kan een belanghebbende, indien hij een klacht heeft met betrekking tot de uitvoering van de verzekering, desgewenst gebruik maken van de klachtenprocedure die is beschreven in artikel 15 van de Voorwaarden van verzekering, die als bijlage A2 deel uitmaakt van de tussen Fortis/AMEV en de stichting gesloten overeenkomst.
SEV-reglement, gewijzigd per 1 juli 2004
- 12 -
SEV-reglement, gewijzigd per 1 juli 2004
- 13 -