Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 1
STICHTING EMERITAATSVOORZIENING “S.E.V.” administrateur: mr J. Janssens-Boer Prof. L. Fuchslaan 31 3571 HD UTRECHT
Utrecht, 21 oktober 2003
AAN de kerkenraden en de commissies van beheer/penningmeesters van de Nederlands Gereformeerde Kerken.
Geachte broeders en zusters,
Hierbij nodigen wij u uit uw kerk door één of meer afgevaardigden te laten vertegenwoordigen tijdens de najaarsvergadering van het bestuur met de aangesloten kerken, die DV zal worden gehouden op
Woensdag 26 november 2003 om 20.00 uur in de Jeruzalemkerk, Troosterlaan 65 te Utrecht
De agenda voor deze vergadering is aan de ommezijde afgedrukt. De op de agenda betrekking hebbende stukken zijn bijgevoegd. Ook wanneer u niet in de gelegenheid bent de vergadering bij te wonen, stellen wij het op prijs schriftelijk bericht van verhindering van u te ontvangen. U kunt dit richten aan bovenstaand adres. Indien u vragen en/of opmerkingen heeft naar aanleiding van de stukken verzoeken wij u deze, zo mogelijk tijdig voorafgaande aan de vergadering, toe te zenden aan de administrateur.
Inmiddels verblijven wij met broedergroet en hoogachting,
namens het bestuur,
J. Janssens-Boer administrateur
NB: Volgens afspraak met de kerken wordt één set vergaderstukken toegezonden aan de kerkenraad en één aan het (door de betrokken kerk opgegeven) adres van de Commissie van Beheer of penningmeester. Indien u in deze enveloppe twee sets hebt aangetroffen, is op het door u toegezonden informatieformulier per 1 januari 2003 het adres van de kerkenraad tevens aangemerkt als het postadres van de Commissie van Beheer en/of de penningmeester. U wordt in dat geval verzocht één set zo spoedig mogelijk aan de Commissie van Beheer te overhandigen.
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 2
STICHTING EMERITAATSVOORZIENING “S.E.V.”
AGENDA voor de najaarsvergadering 2003 te houden op woensdag 26 november 2003 vanaf 20.00 uur
1.
Opening
2.
Ingekomen stukken en/of mededelingen
3.
Notulen voorjaarsvergadering d.d. 24 mei 2003 (bijgevoegd)
4.
Bestuurssamenstelling afscheid van br J. K.L. Koning en voorziening in de vacature (voorstel bijgevoegd)
5.
Begroting 2004 en vaststelling bijdrage 2004 (begroting en toelichting bijgevoegd)
6.
Wijziging van het reglement in verband met de invoering van een Middelloonregeling per 1 januari 2004 (ontwerpreglement plus toelichting bijgevoegd)
7.
Rondvraag
8.
Sluiting
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 3
STICHTING EMERITAATSVOORZIENING "S.E.V." administrateur: J. Janssens-Boer Prof. L. Fuchslaan 31 3571 HD UTRECHT tel. 030 - 27 11 915
NOTULEN van de voorjaarsvergadering 2003 met de bij de Stichting "S.E.V." aangesloten kerken, gehouden op zaterdag 24 mei 2003 om 10.30 uur in de Jeruzalemkerk, Troosterlaan 65 te Utrecht.
Van het bestuur zijn aanwezig de leden: H.G. Bronsveld-Taute, J.G. van Dalen, F.W. Meijer, H. van Rees, C. Smit, H. Strating en A. Wattèl; administrateur: zr J. Janssens-Boer. Br J.K.L. Koning is afwezig. De volgende 38 kerken zijn door afgevaardigden vertegenwoordigd: Alkmaar Alphen a/d Rijn Amersfoort-zuid Amstelveen Apeldoorn Arnhem Barendrecht Bilthoven Breukelen Dalfsen
Deventer Doetinchem-Velp Dronten Ede Eindhoven Ermelo-HarderwijkPutten Haarlemmermeeroostzijde Heerde
Heerenveen Katwijk Krommenie Langerak Leerdam Lisse Loosdrecht Nunspeet Nijverdal Rotterdam-A.
Rijswijk Utrecht Veenendaal Voorthuizen-Barneveld Wapenveld Wieringermeer Wormer IJsselmuiden Zaanstreek-C. Zalk
De volgende 30 kerken hebben bericht van verhindering gezonden: Almere AlmkerkWerkendam Amsterdam-C. Amsterdam-TZW Baarn/Soest e.o. BunschotenSpakenburg
1.
Dordrecht Emmeloord Enschede Hardinxveld-Giessendam Hattem Heemstede-Haarlem Den Helder Hengelo
Maassluis Maastricht Marknesse Nieuwegein Oegstgeest Oostzaan Schiedam Sliedrecht
Steenwijk Urk Vlaardingen Zeewolde Zeist Zoetermeer Zwartsluis Zwolle II
Opening
De voorzitter, br Wattèl, opent de vergadering en laat zingen Gezang 44 vers 1 en 3. Vervolgens leest hij enkele verzen uit Psalm 90. Spreker memoreert dat bestuur én kerken de afgelopen tijd veel tijd en energie hebben besteed aan de bezinning op de toekomst van de S.E.V. en vooral aan het nadenken over een regeling die ertoe leidt dat ook in de toekomst de geëmeriteerde predikanten en hun nabestaanden - voor zover het van ons afhangt - behoed worden voor zorgen over hun levensonderhoud. De gelezen psalm tekent scherp de tegenstelling tussen God en mens. Aan de ene kant staat God die de grenzen van de tijd overstijgt aan de andere kant staat de mens die gedoemd is tot vergankelijkheid: “Gij doet de sterveling weerkeren tot het stof”. Wat was - in het licht van de psalm - de zin van die tijd en die energie? Als mens - en als christen - heb je daar moeite mee, met dat vergeefse van ons bezig zijn. De tekst van de psalm stimuleert niet echt om als christen actief te zijn op deze aarde. En toch willen we graag dat ons werk zinvol is in Gods Koninkrijk. Maar kan dat wel: zinvol bezig zijn in de ogen van de eeuwige God? Ja, dat kan, want de scherpe tegenstelling tussen de eeuwige God en de vergankelijke mens wordt door God zelf overbrugd. Juist omdat God eeuwig is, kan Hij een toevlucht zijn van geslacht tot geslacht, kan Hij aan het werk van de vergankelijke mens een blijvend karakter geven, diens werk bevestigen. Paulus grijpt daar in 1 Cor. 15 op terug als hij zijn lezers aanmoedigt om in het licht van Christus opstanding vol te houden en zich in te zetten voor het werk dat de Heer vraagt: die inspanning is immers niet voor niets. Het sterfelijke wordt onsterfelijk en het vergankelijke wordt onvergankelijk. En zo krijgt het werk van de sterfelijke mens genade in Gods ogen en waarde voor de eeuwigheid. Het bestuur van de S.E.V. heeft ook de afgelopen tijd zijn werk willen doen ten dienste van Gods koninkrijk. Spreker spreekt de wens uit zo ook vandaag met elkaar bezig te zijn, in afhankelijkheid van de eeuwige God, vertrouwend dat het werk niet vergeefs zal zijn in Zijn ogen en biddend of Hij ook dit werk van onze handen wil bevestigen.
Stichting “S.E.V.” - Notulen voorjaarsvergadering 24 mei 2003
-1-
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 4
2.
Ingekomen stukken
a.
Volgens de presentielijst zijn 38 kerken vertegenwoordigd. Van 29 kerken is bericht van verhindering ontvangen.
b.
Br Wattèl meldt de ontvangst van drie brieven van resp. de kerken van Amersfoort-zuid, Nieuwegein en Eindhoven. Ze hebben betrekking op agendapunt 6; spreker stelt voor ze te betrekken bij de bespreking van dat punt.
c.
In tegenstelling tot hetgeen gebruikelijk is, kan op dit moment nog geen datum voor de najaarsvergadering worden genoemd.
3. Notulen van de op 23 november 2002 gehouden najaarsvergadering Br Martens (Ede) informeert n.a.v. pagina 6 naar de stand van zaken m.b.t. het benchmarkonderzoek; tevens mist hij de reactie van br Strating op de vraag naar de mogelijkheden tot aansluiting bij een regulier pensioenfonds. T.a.v. de eerste vraag meldt br Meijer dat het bestuur hierin na de vorige vergadering nog geen actie heeft ondernomen. M.b.t. de tweede vraag merkt br Wattèl op dat het bestuur zich hierop heeft beraden in het kader van de discussie omtrent de toekomst van het fonds, doch, m.n. vanwege het kostenplaatje, tot nu toe geen heil ziet in een poging de portefeuille onder te brengen bij een verzekeraar. Br Van Pijkeren (Zalk) merkt op dat de kerk van Zalk in het verslag ten onrechte niet als aanwezig is aangemerkt.
4. Bestuurssamenstelling Onder verwijzing naar het toegezonden voorstel memoreert br Wattèl dar er een vacature is door het aftreden van br Nugteren in de najaarsvergadering. Gezien de afspraken over continuïteit is br Nugteren functioneel al eerder opgevolgd door zr Bronsveld-Taute en wordt voor de vervulling van de vacature nu gezocht naar een persoon met deskundigheid op beleggingsgebied, i.v.m. het regulier aftreden van br Meijer in 2004. De kerk van Haarlemmermeer-oostzijde heeft br W. van Veen voorgedragen, die in het dagelijks leven als senior beleggingsadviseur bij de ABN-AMRO belast is met de advisering aan particuliere klanten en kleine pensioenfondsen. De kerk van Arnhem heeft br H. van ’t Wout voorgedragen, in het dagelijks leven werkzaam bij ABN-AMRO als directeur private banking regio Gelderland. Br Wattèl verzoekt de brs Horsman uit Lisse, Martens uit Ede en zr Janssens-Boer plaats te nemen in de stemcommissie. In de daaropvolgende stemming worden door de 38 vertegenwoordigde kerken 38 stemmen uitgebracht, waarvan 19 stemmen op br Van Veen en 19 stemmen op br Van ’t Wout. Br Wattèl refereert aan het reglement voor de verkiezing van bestuursleden dat bepaalt dat, ingeval de stemmen staken, de oudste in jaren verkozen is. Op basis van door de kandidaten verstrekte informatie, stelt hij vast dat br Van Veen verkozen is. Br Van Veen meldt desgevraagd dat hij bereid en in staat is zijn benoeming aan te nemen. Br Wattèl wenst hem namens de vergadering een goede tijd in het bestuur toe. Br Wattèl meldt verder dat br Koning in de najaarsvergadering aftredend is. Op grond van de eerder aangehaalde afspraken is br Koning in 2002 functioneel opgevolgd door br Van Dalen. Voor de vervulling van de vacature dient thans te worden gekeken naar de functionele opvolging van de overige broeders die in 2004 aftredend zijn: br Smit en br Wattèl. Daar komt nog bij dat br Strating te kennen heeft gegeven in 2005 te willen aftreden als penningmeester. Het bestuur heeft vastgesteld dat de opvolging van de penningmeester daardoor op dit moment ook urgent is. De kerken wordt derhalve verzocht om te zien naar kandidaten die geschikt worden geacht het penningmeesterschap te vervullen; als kwaliteitseis geldt dat betrokkene in ieder geval registeraccountant dan wel accountant-administratie-consulent moet zijn. Tegelijkertijd wordt verzocht uit te zien naar kandidaten die geschikt worden geacht om als all-round bestuurslid te functioneren, met het volgende profiel: (-) in staat zijn de essentie uit een discussie te halen, (-) over de daartoe benodigde inhoudelijke deskundigheid beschikken (-) deskundigheid hebben op het gebied van pensioenen, (-) zo mogelijk beschikken over bestuurlijke kwaliteiten, (-) voeling hebben met/ ingevoerd zijn in de kerken. Namen van geschikte zusters en broeders kunnen (graag voor 1 september) worden opgegeven bij de administrateur.
Stichting “S.E.V.” - Notulen voorjaarsvergadering 24 mei 2003
-2-
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 5
5. Jaarverslag 2002 Van de gelegenheid om vragen te stellen c.q. opmerkingen te maken bij de onderdelen 1 en 2, wordt geen gebruik gemaakt. Vervolgens licht br Strating het financiële deel van het verslag (w.o. de jaarrekening) toe. Spreker memoreert dat de financiële positie van de pensioenfondsen van jaar tot jaar verslechtert. Die trend is ingezet in 2000 en heeft zich in 2002 onverminderd voortgezet; in de eerste maanden van 2003 hebben zich al weer nieuwe tegenvallers voorgedaan. De financiële markten laten geen verbetering zien en de onzekerheid over de toekomst overheerst. Volledigheidshalve memoreert spreker nog eens dat de financiële positie wordt weergegeven door de beleggingsportefeuille (“wat hebben we gespaard”) af te zetten tegenover de pensioenverplichtingen (“wat zijn we te zijner tijd verschuldigd”). Indien beide grootheden aan elkaar worden gerelateerd, ontstaat een beeld van de dekkingsgraad. Hoe hoger die is, des te beter is de financiële positie van het fonds. Het pensioenvermogen is nagenoeg onveranderd gebleven ten opzichte van vorig jaar. De Voorziening pensioenverplichtingen (VPV) is echter gestegen met € 718.000. Als gevolg daarvan daalt de dekkingsgraad van 104,9% ultimo 2001 naar 99,9% ultimo 2002. De belangrijkste oorzaken voor de daling van de dekkingsgraad zijn de stijging van de traktementen en de lage opbrengst op de beleggingen (als gevolg van enerzijds de lage rente op de kapitaalmarkt en anderzijds de malaise op de aandelenbeurzen en dat voor het derde achtereenvolgende jaar). Desondanks geeft de jaarrekening van de S.E.V., in tegenstelling tot die van veel andere fondsen, is een positief rendement te zien van 3,2%. Het gemiddelde rendement van alle pensioenfondsen over 2002 was -8,1%. Hieruit komt het behoudende beleggingsbeleid van de S.E.V. naar voren. Waar de S.E.V. ultimo 2002 voor 12% in aandelen belegde, zaten de pensioenfondsen voor gemiddeld 36% in aandelen. Kijkend naar de portefeuille: het doel voor 2002 was om 30% beleggingen in zakelijke waarden te realiseren: 17% in aandelen en 13% in vastgoedaandelen. A.g.v. de enorme koersval zijn deze percentages niet gerealiseerd. M.a.w.: er zijn niet steeds aandelen aangekocht om op het genoemde percentage uit te komen. De tegenvallende opbrengst op aandelen wordt enigszins goedgemaakt doordat, in afwijking van het gemiddelde onder pensioenfondsen, een positief rendement van 8% op vastgoed is gerealiseerd. Achteraf kan worden uitgerekend dat de prijs van het pensioen (afgezien van de indexaties die uit de overrente moeten worden bekostigd) het afgelopen jaar € 28 per lid was. Dat bedrag staat in schril contrast met de werkelijke bijdrage per lid van € 19. Bij de vaststelling van de begroting 2002 is reeds het signaal afgegeven dat een (verdere) verhoging van de bijdrage onontkoombaar zou zijn. Een voorstel om daaraan invulling te geven wordt vandaag voorgelegd. Onder verwijzing naar blz. 14 van het jaarverslag, zet br Van Rees uiteen dat ca. € 9 miljoen van de totale VPV van € 14,8 miljoen bestemd is voor de emeriti en weduwen, degenen dus die al geëmeriteerd zijn. Voor de actieve predikanten is ca. € 4,5 miljoen opzijgezet. Dat is een scheve verhouding. We zijn dus in feite een behoorlijk “oud” fonds. Spreker is blij is met het feit dat de actuariële verklaring tegenwoordig wordt uitgebracht door een externe actuaris, die een oordeel geeft over het reilen en zeilen van het fonds. Deze externe actuaris merkt de dekking overigens aan als matig. Dat onderstreept het gevoelen van het bestuur. Br Van der Zee (Rotterdam-A.) spreekt zijn waardering uit voor het goed leesbare jaarverslag en informeert (onder verwijzing naar blz. 9) hoe het gat in het pensioenvermogen wordt opgevangen dat ontstaat doordat de obligaties in de jaarrekening worden gewaardeerd tegen beurswaarde, terwijl ze te zijner tijd worden afgelost tegen nominale waarde. Br Strating merkt op dat dat het bestuur ook zorgen baart en onderstreept dat de hoge beurswaarde alles te maken heeft met de lage rente op de kapitaalmarkt. Herbelegging zal straks tegen een lage rente moeten plaatsvinden. In de scenario’s die zijn uitgewerkt - en die ook in het voorstel voor de toekomst zijn verwerkt - is rekening gehouden met een rendementsverwachting die sterk achterblijft bij wat we gewend waren. Het nominale rendement is 6%; we rekenen met een effectief rendement van maximaal 5% (dat is nu ook al aan de hoge kant). Spreker is niet optimistisch over het in de toekomst te behalen rendement op obligaties. Br Wattèl constateert dat de vergadering zich kan vinden in het jaarverslag en dankt degenen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming ervan.
6.
Afronding discussie “de S.E.V.-regeling in de toekomst”
Br Wattèl constateert dat van het voorliggende voorstel niemand beter wordt. De vraag dringt zich dan op: waar doen we het allemaal voor. Voorkomen moet worden dat de indruk ontstaat dat het bereiken van een acceptabele dekkingsgraad, hoe nuttig en noodzakelijk ook, het doel op zich is. De dekkingsgraad is de graadmeter van de financiële positie van het fonds, aldus de notitie. Het gaat dus om de financiële positie van de S.E.V., om de vraag of de S.E.V.in staat zal zijn om ook op de lange termijn te voldoen aan haar statutaire doelstelling, nl. “het instandhouden van regelingen voor een emeritaatsvoorziening welke de rechtszekerheid van de predikanten der aangesloten kerken ten aanzien van de verzorging van hen en hun nabestaanden inhoudt.”
Stichting “S.E.V.” - Notulen voorjaarsvergadering 24 mei 2003
-3-
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 6
Anders gezegd, het gaat er dus in feite om of ook voor de toekomst recht kan worden gedaan aan de regel die Paulus ons in 1 Corinthe 9 ten aanzien van de verkondigers van het Evangelie voorhoudt - een regel van God zelf, aldus Paulus - nl. dat zij van het Evangelie kunnen leven. Achter de technische discussies over dekkingsgraad, pensioenregeling, en wat dies meer zij, doemt als het ware de figuur van de predikant op die, naar een ander woord van Paulus (in 2 Tim. 2:4), in de vergelijking met een soldaat zich tijdens de veldtocht niet druk behoeft te maken over zijn levensonderhoud. Aldus beschouwd is het echte onderwerp van vandaag dus niet de vraag is of we een dekkingsgraad van 110 of 115 % halen, maar de vraag hoe we als kerken en bestuur die verantwoordelijkheid invullen. Het bestuur maakt er geen geheim van dat het voorliggende voorstel impliceert dat alle drie de groepen inleveren: de kerken betalen een hogere bijdrage, de predikanten van nu krijgen te maken met een verslechtering van hun inkomenspositie na hun actieve periode en de uitkeringsgerechtigden krijgen de duurdere kosten van levensonderhoud niet geheel gecompenseerd. Je kunt die pijn op verschillende manieren verdelen. Het bestuur pretendeert niet dat de nu voorgelegde keuze de enig juiste is, wel dat de keuze verantwoord is, jegens zowel de kerken, de predikanten als de uitkeringsgerechtigden. Het bestuur meent dat bij geen der partijen sprake is van onverantwoorde situaties. Mocht daar in de toekomst wel sprake van zijn, dan zal het bestuur naar vermogen bezien of daar een oplossing voor te vinden is. Aanvaarding van het voorstel betekent niet dat de S.E.V. uit de zorgen is. We blijven afhankelijk van ontwikkelingen waar we geen invloed op hebben. We zullen dan ook de vinger aan de pols moeten houden, de werkelijkheid moeten afzetten tegen de gehanteerde veronderstellingen en naar bevind van zaken moeten handelen. Het bestuur beseft dat het daartoe alertheid en wijsheid nodig heeft, eigenschapen die niet per definitie aanwezig zijn binnen het bestuur. Het zal daar telkens om moeten vragen, zich voortdurend afhankelijk wetend van God. Br Wattèl vraagt de kerken om het bestuur in de gebeden niet over te slaan. De beide pijlers van het voorstel - verantwoordelijkheid en Godsvertrouwen - zijn essentieel. Spreker hoopt dat die, ondanks de meningsverschillen die er wellicht zullen zijn, ook de discussie van vandaag zullen dragen. Br Van Rees toont aan de hand van een sheet met een vergelijkende berekening (uitgaande van een fictief traktement) wat de overstap van Eindloonregeling (ELR) naar Middelloonregeling (MLR) concreet kan betekenen voor pensioengrondslag en uiteindelijke -opbouw. Hoeveel het verschil uiteindelijk zal bedragen, kan op geen enkele manier worden aangegeven. Bekend is dat er geen verschil is tussen eindresultaat op grond van ELR resp. MLR voor die jaren dat de traktementsstijging gelijk is aan de stijging van de CAOlonen - dus als er geen sprake is van “periodieken”. Dat komt doordat de opgebouwde rechten worden geïndexeerd met de stijging van de CAO-lonen. Voor het overige hangt alles af van de traktementsontwikkeling die de predikant doormaakt. De minimum- en maximumgrondslag worden gehandhaafd met dien verstande dat daarvan ook het kostenforfait wordt afgetrokken. Minimim- en maximumgrondslag zullen worden geïndexeerd met de gemiddelde traktementsstijging. Het is niet de bedoeling dat op een gegeven moment iedereen op het maximum zit; dat zou gebeuren als de traktementen meer stijgen dan de CAO-lonen. Indexatie met het gemiddelde van de traktementen is een middel om dat te voorkomen. Als desondanks een heel groot deel van de traktementen boven het maximum komt, zal het bestuur dat maximum nader bezien. Br Wattèl refereert aan de ontvangen brieven m.b.t. dit onderwerp. De kerk van Nieuwegein heeft gemeld zich volledig in het voorstel te kunnen vinden. De kerk van Amersfoort-zuid heeft - samengevat - grote moeite met het niet volledig indexeren van de ingegane uitkeringen en stelt voor dit onderdeel van het voorstel voor de thans reeds ingegane uitkeringen aan te houden in afwachting van het effect van de overige maatregelen op de dekkingsgraad; in de tussentijd zou men een voorstel uitgewerkt willen zien waarin het effect van handhaving van volledige indexering voor de premie tot uitdrukking komt. De kerk van Eindhoven stelt voor de stappen 3 en 4 van het voorstel (beperking indexering en wijziging regeling) aan te houden in afwachting van duidelijkheid over een aantal punten. In die optiek zouden dus alleen de bijdragen van de kerken worden verhoogd. Met betrekking tot de beleggingen geeft men in overweging om gebruik te maken van kapitaalgegarandeerde producten, die zijn afgestemd op het gewenste risico-rendementsprofiel. Br Meijer tekent aan dat het dan over het algemeen gaat om optieproducten. Een pensioenfonds is een “lange” belegger en belegt dus over het algemeen niet in opties, die een korte looptijd hebben. M.n. als de beurskoers erg laag is, is de prijs van de producten waarmee je jezelf beschermt, navenant hoog. Gegeven de huidige marktsituatie is dit voorstel interessant voor particulieren die op dit moment in de markt stappen. Br Wattèl zet uiteen dat het bestuur niet van plan is het voorstel van Amersfoort-zuid resp. Eindhoven om de beperking van de indexering aan te houden over te nemen. Het bestuur heeft nl. een samenhangend pakket van maatregelen voorgesteld; het heeft er moeite mee om één facet uit het pakket te lichten zonder dat daarvoor dekking is aangegeven. Handhaving van de volledige indexering zou ook uit de pas lopen met de maatschappelijke ontwikkelingen. Vrijwel geen fonds indexeert nog volledig; relatief gezien is de nu voorgestelde korting lager dan de maatschappelijke realiteit zou rechtvaardigen. Het percentage is vastgesteld in de geest van uitspraken in de najaarsvergadering, nl. om de uitkeringsgerechtigden zoveel mogelijk te ontzien. Beperking van de indexering is natuurlijk niet “aardig” voor de desbetreffende categorie. Binnen het bestuur heeft zich dan ook een gedachte gepostvat om een soort “tweede geldstroom” te creëren, al dan niet naast de S.E.V., te voeden met vrijwillige bijdragen (van o.a. de kerken), en bestemd voor de aanvulling van de niet volledige indexering van de ingegane uitkeringen. Stichting “S.E.V.” - Notulen voorjaarsvergadering 24 mei 2003
-4-
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 7
Het bestuur voelt evenmin voor het tweede voorstel van de kerk van Eindhoven, nl. om de overstap naar de MLR uit te stellen. Ook hier weegt de samenhang in het voorstel zwaar. Indien dit punt eruit wordt gelicht, dan vervallen bovendien de mogelijkheden die de MLR biedt om bij te sturen bij gewijzigde omstandigheden. De ELR is een starre regeling. Als er traktementsstijgingen zijn - de traktementen zijn voor de S.E.V. nu eenmaal een gegeven, want niet beïnvloedbaar - dan brengt de ELR mee dat je die onverkort moet volgen in je pensioenregeling, waardoor de kosten daarvan niet beheersbaar zijn. Spreker refereert aan de opmerking van br Van Rees dat er geen verschil in eindresultaat is indien de traktementstijging gelijk is aan de stijging van de CAO-lonen. In de MLR is er de mogelijkheid om, afhankelijk van de financiële situatie, de beleggingsopbrengsten etc., te besluiten om de opgebouwde rechten hoger dan wel lager te indexeren. Ook kan de pensioengrondslag worden verbreed of versmald, bijvoorbeeld door de franchise te verlagen resp. verhogen. Die flexibiliteit beoogt het bestuur te bereiken met het voorstel tot wijziging van de regeling. Ook maatschappelijk vindt een verschuiving van ELR naar MLR plaats, omdat eindloonregelingen onbetaalbaar worden. Het bestuur is ervan overtuigd dat er iets moet gebeuren en voelt zich gesteund door de externe actuaris die stelt dat de hoogte van de dekkingsgraad aanleiding moet zijn om de financiële positie van het fonds nauwlettend te volgen; hij dringt er ook op aan op korte termijn maatregelen te treffen ter verbetering van de financiële positie. De voorstellen om een onderdeel van het bestuursvoorstel aan te houden, hoe sympathiek ook, staan daar in de visie van het bestuur haaks op. Het bestuur is gaarne bereid om voorgestelde aanpassingen te overwegen en over te nemen, maar acht het niet verantwoord dat te doen als daar geen concrete dekking tegenover staat. Dat is voor het bestuur cruciaal. Br Lengkeek (Utrecht) spreekt waardering uit voor het heldere voorstel en voor de voorzichtige en democratische wijze waarop het is voorbereid. Ook zijn kerk betreurt de beperking van de indexering van ingegane uitkeringen. Zoekend naar een alternatief suggereert spreker dat het wellicht mogelijk is, ten behoeve van volledige indexering van de uitkeringen, de indexering van de opgebouwde rechten van de actieve predikanten af te toppen. Dat ca. 25% van de predikanten een traktement op of boven het maximum verdient, is veel te veel. Dat zou maximaal 10 à 15% moeten zijn en zeker geen 40% procent, zoals spreker br Van Rees hoorde melden. Dat trekt de zaak scheef. Br Van der Merwe (Dronten) heeft begrepen dat ook in de jaren ’80 de indexering beperkt is tot maximaal 1%. Hij benadrukt dat alle groepen moeten bijdragen; ook de kerken nemen een behoorlijke last op zich. Als het de bedoeling is dat de nu voorgestelde beperking tot in lengte van jaren voortduurt, dan wijst hij dat af. Br Wattèl antwoordt dat dat afhangt van de ontwikkelingen in de toekomst. Als alle in het voorstel verwerkte verwachtingen exact uitkomen, is het antwoord bevestigend. De beperking van de indexering tot 80% van het inflatiecijfer is gewoon nodig om op het geschetste eindplaatje uit te komen. De werkelijkheid is echter altijd ingewikkelder dan de theorie. Het bestuur zal dan ook periodiek nagaan hoe de werkelijkheid zich verhoudt tot de gehanteerde veronderstellingen en op basis daarvan actie ondernemen. Op welke wijze dat zal gebeuren, kan nu niet worden aangegeven. Hoe dan ook, het bestuur zal altijd pogen invulling te geven aan de wens van de vorige najaarsvergadering om de positie van de uitkeringsgerechtigden zoveel mogelijk te ontzien. Daarom is de beperking van de indexering -niet 100% maar 80% van de prijsstijging- relatief klein. Reagerend op br Lengkeek meldt spreker dat het bestuur het idee van de aftopping van de indexering van opgebouwde rechten ten gunste van de indexering van ingegane uitkeringen, niet onderschrijft: in dat geval zouden de actieve predikanten verder inleveren. Aldus worden de lasten in overwegende mate bij één groep gelegd, nl. de actieve predikanten, die volgens het voorstel vanaf 1 januari 2004 al worden geconfronteerd met een over het algemeen minder gunstige (middelloon)regeling. Daar tegenover staat de groep emeriti die weliswaar in beperkte mate wordt gekort op de indexering van de ingegane uitkeringen, maar die uitkeringen zijn wél gebaseerd op de - gunstiger -(eindloon)regeling. In algemene zin acht het bestuur het ook niet verantwoord om in een later stadium dekking te zoeken voor een nu te nemen maatregel: het wil persé de lasten niet voor zich uitschuiven. Br Martens (Ede) informeert of het mogelijk is om de indexering níet te beperken en per jaar te bezien of de e benodigde aanvulling in de premie kan worden gestopt, in plaats van de eerder genoemde “2 geldstroom”. De totale uitkeringen bedragen op jaarbasis ca € 950.000, dus het gaat dus om een relatief beperkt bedrag. Br Wattèl heeft het gevoel dat de nu voorgestelde verhoging van de bijdrage voor sommige kerken al problematisch is. Indien de beperking van de indexering uit het voorstel wordt gehaald, dan stijgt de bijdrage per lid met ruim € 1. Het blijft een moeilijke afweging. Br Van Rees vult aan dat voor de berekening van de lasten niet moet worden gekeken naar de € 950.000 die jaarlijks worden uitgekeerd, maar naar de ca. € 9 miljoen aan voorziening die daar tegenover staat, omdat je het in volgende jaren ook moet uitbetalen. Indien 1% meer wordt geïndexeerd, dan kost dat 1% van die € 9 miljoen. Br Visser (Amersfoort-zuid) herhaalt dat zijn kerk grote waardering heeft voor het voorstel. Enigszins teleurgesteld is hij na de bestuurlijke reactie op de brief van zijn kerk. De samenhang van het pakket is bepalend; zou het echt niet mogelijk zijn om met name voor deze groep iets te doen? Dat neemt niet weg e dat spreker de zorgen over de dekking heeft begrepen. De gedachte aan de “2 geldstroom” omarmt spreker. Die biedt nl. de mogelijkheid om, zonder dat je de aanvulling op de indexering gaat meefinancieren, toch tot een oplossing te komen. Br Wattèl sluit zich aan bij de vraag hoe de kerken denken over het idee van zo’n potje, op vrijwillige basis te vullen door de kerken. Stichting “S.E.V.” - Notulen voorjaarsvergadering 24 mei 2003
-5-
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 8
Br Welmers (Apeldoorn) merkt op dat, indien de pot zou moeten worden gevuld door de kerken, het verschil is weggevallen. Br Wattèl merkt op dat ook kan worden gedacht aan individuele donaties. Br Welmers merkt op dat ook in de 2e geldstroom behoorlijke bedragen moeten zitten, want de verhoging in het ene jaar zal in het volgend jaar ook moeten worden uitbetaald. Br Martens sluit zich hierbij aan: je moet dan een zodanige reserve vormen, dat je uitbetaling in bijvoorbeeld de komende 10 jaar kunt garanderen. Dan is er geen verschil met meefinancieren binnen het fonds. Br Geerse (Bilthoven ) adviseert er niet aan te beginnen. Het is broekzak/vestzak, de bijdragen van de kerken worden - terecht - drastisch verhoogd; daarnaast een tweede geldstroom vormen, landt niet in de kerken. We moeten het ook niet dramatiseren: er zullen in de toekomst slechts weinig pensioenfondsen zijn die nog 100% indexeren. Br Van Pijkeren (Zalk) heeft op zich moeite met de beperking van de indexering, maar ziet in dat er weinig keuze is. Spreker zou na een paar jaar willen evalueren en zonodig tot bijstelling overgaan. Spreker wil niet beginnen aan een 2e geldstroom. Br Wattèl benadrukt nog eens dat het bestuur het niet verantwoord acht om de benodigde maatregelen nog langer voor zich uit te schuiven. Spreker verwijst naar het eerde aangehaalde advies van de externe actuaris in het jaarverslag 2002. Met betrekking tot de “2e geldstroom” onderschrijft spreker dat die inderdaad uit dezelfde zakken komt. Voor volledige aanvulling van de indexering is zo’n voorziening minder geschikt; wel is het idee bruikbaar als binnen de kerken het algemene gevoelen bestaat dat specifiek “iets” voor de groep emeriti c.s. moet worden gedaan, zodat het geld daar terechtkomt waar je het wilt hebben. Spreker wil overigens de verwachting temperen dat de pot op korte termijn in voldoende mate wordt gevuld. Br Strating vult aan dat het reglement exact aangeeft hoe met de indexering van de ingegane uitkeringen moet worden omgegaan: in principe wordt geïndexeerd, mits de financiële positie van het fonds dat toelaat. Indien een harde garantie wordt afgegeven t.a.v. indexering in de toekomst, zou je moeten denken aan een vereiste dekkingsgraad van 250 à 300%; dat maakt duidelijk hoe groot de impact van de indexering is op de financiële positie. Van de andere kant benaderd: het rendement op de beleggingen moet voldoende zijn om enerzijds de indexering te financieren en anderzijds de rekenrente waarmee wij onze pensioenverplichtingen contant maken. De toekomstige rendementsverwachting is 4%. Stel dat de inflatie 2% bedraagt, dan is er ruimte voor het hanteren van een rekenrente van 2% en zouden we onze pensioenverplichtingen dus met dat percentage contant maken. Bij benadering komt de dekkingsgraad dan op 35 à 40%. Br Visser refereert aan het vermoeden van het bestuur dat er weinig ruimte binnen de kerken is voor een verdere verhoging van de bijdrage. Spreker vraagt het bestuur om na te gaan of die vraag expliciet aan de kerken kan worden voorgelegd. Zijn kerk heeft overigens niet gevraagd om een langjarige garantie op indexering, maar op bezinning op de vraag of de beperking onontkoombaar is én beraad op een alternatief. Br Vos (Arnhem) constateert dat een voorstel is voorgelegd waarin enerzijds de actieve predikanten overgaan op de MLR; de emeriti behouden hun uitkering op basis van de oude regeling en worden slechts 20% gekort op de jaarlijkse verhoging conform de prijsstijgingen. Spreker vraagt zich af waar het dan over gaat. Er zijn veel mensen waarvan het pensioen niet wordt geïndexeerd, anderen -al dan niet onder modaalworden getroffen door andere maatregelen en wij maken ons zorgen over de indexering van uitkeringen die over het algemeen zijn gebaseerd op een inkomen boven modaal. De beperking betreft 20% van de prijsstijging, dus om 20% van bijvoorbeeld 4%. Het gaat erom dat we als S.E.V. een inkomen garanderen waar men van kan leven! Br Wattèl vermoedt dat het gevoelsmatig een belangrijker onderwerp is dan feitelijk. Anderzijds is het een onderwerp dat in de najaarsvergadering, binnen het bestuur, onder de predikanten die aanwezig waren op de informatiebijeenkomst, telkens weer naar voren kwam. Daarom is het goed om er met elkaar over te spreken. Het onderwerp “indexering van de uitkeringen” afsluitend, benadrukt spreker dat het bestuur, de opmerkingen van de kerken bij zijn besluitvorming zal meenemen. Belangrijk is, dat het voorstel gedekt wordt door geld. Daarop zal het bestuur niet inleveren. Wel zal het bestuur van jaar tot jaar kijken in hoeverre de werkelijkheid overeenstemt met de veronderstellingen; het zal de opmerkingen ten aanzien van dit onderwerp daarbij in het achterhoofd houden. Ten aanzien van de eerdere opmerking van br Lengkeek over de maximumgrondslag merkt spreker op dat bij een MLR in theorie geen maximumgrondslag hoort, vanwege het feit dat traktementsverhogingen geen invloed hebben op in het verleden opgebouwde rechten. In de bijeenkomst met predikanten in januari was wat moeite te voelen met het uit elkaar lopen van traktementen en dus ook van pensioenen; men hechtte daar aan een vorm van nivellering in die zin dat het minimum en het maximum niet zo ver uit elkaar ligt. Dat is de reden voor het bestuur om, hoewel in theorie misschien niet geheel verdedigbaar, het maximum te handhaven. Het bestuur overweegt wel om de hoogte van het maximum te bezien, als inderdaad steeds meer predikanten boven dat maximum uitkomen. Ook kan worden overwogen om op een gegeven moment van predikanten te vragen om bij een hoog inkomen zelf voor een deel van de pensioenvoorziening te zorgen en de lasten van dat hoge inkomen voor wat het pensioen betreft, niet bij de kerken neer te leggen. Op een vraag van br Van der Merwe (Dronten) of het bestuur zich geroepen voelt de predikant daarop te wijzen, antwoordt br Wattèl dat het wellicht een suggestie is om de predikanten zo’n reminder mee te geven in de aanspraakbrief; anderzijds ligt hier ook een taak voor de Commissie van beheer. Het bestuur hecht wél sterk aan de minimumgrondslag, om schrijnende gevallen te voorkomen, aldus spreker. Naar aanleiding van een vraag van br De Vries (Katwijk) vervolgt br Wattèl dat tijdens de informatiebijeenkomst in januari goed is geluisterd naar de vragen en opmerkingen van de aanwezige predikanten. Bij de totstandkoming van het voorstel is naar vermogen getracht hiermee rekening te houden. In september zal Stichting “S.E.V.” - Notulen voorjaarsvergadering 24 mei 2003
-6-
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 9
nog een informatiebijeenkomst plaatsvinden om de nieuwe regeling aan de predikanten uit te leggen. De overstap op de MLR heeft consequenties voor het pensioen van de predikanten, behalve in het hypothetische geval dat de index op de opgebouwde rechten gelijk is aan de traktementstijging. Ook voor een predikant die tegen zijn emeritaat aan zit, zal er weinig verschil zijn. Voor het overige is niet in kaart te brengen wat de consequenties zijn voor de individuele predikanten. Ook al maakt een predikant gedurende zijn loopbaan een ontwikkeling door van een kleinere gemeente met een lager salaris naar een grotere gemeente met een wat ruimere honorering en zo verder, dan nog zijn die consequenties niet aan te geven omdat de concrete loopbaanontwikkeling voor de toekomst uitermate ongewis is. Indien een predikant van 35 jaar vraagt om aan te geven wat de consequenties zijn, moet het bestuur zeggen: dat kunnen we niet, tenzij u ons voor het restant van uw loopbaan exact kunt aangeven op welk moment u welk traktement gaat ontvangen. Kortom, het bestuur is er zeker van dat het voor het merendeel van de predikanten consequenties heeft in neerwaartse richting, doch hoeveel het is, is onbekend. De minimumgrondslag filtert in ieder geval de gevolgen van een te laag traktement voor het pensioen eruit. Getracht wordt aan de bovenkant het excedent eruit te filteren door de maximumgrondslag en geprobeerd wordt daartussenin de gevolgen op te vangen door een redelijke indexering, maar het daarvoor nodige geld moet er wel zijn. Dat was ook sprekers voornaamste bezwaar tegen de suggestie om zonodig de indexering van de opgebouwde rechten van de actieve predikanten zonodig te beperken ten behoeve van volledige indexering van de ingegane uitkeringen: de actieve predikanten leveren waarschijnlijk al behoorlijk wat in. Het onderwerp op zich raakt aan het vraagstuk van de traktementsopbouw: hoeveel betalen de gemeenten hun predikant. Als de traktementen naar elkaar toekruipen, wordt de invloed van de MLR kleiner in die zin dat de verschillen tussen de uiteindelijke uitkeringen minder worden. De traktementspolitiek van de kerken is dus van groot belang. Daar ligt een relatie met wat we vandaag doen. Br De Vries benadrukt dat het noodzakelijk is dat de predikanten begrijpen waar het over gaat; er moet draagvlak zijn. Br Wattèl antwoordt dat ook de positie van de actieve predikanten in het bestuur zeer veel aandacht heeft gekregen. De predikanten zijn uitgenodigd voor een bijeenkomst van januari jl.; er is toen geen geheim van gemaakt dat de overstap gevolgen heeft voor de emeritaatsopbouw voor de toekomst. De kou was enigszins uit de lucht toen werd benadrukt dat de wijziging alleen over de toekomst gaat: opgebouwde rechten blijven onaangetast en worden geïndexeerd. De predikanten hebben voorts een exemplaar gekregen van het voorliggende voorstel en ze worden uitgenodigd voor een informatiebijeenkomst in september. Het bestuur wil de predikanten een eerlijk inzicht te geven in de situatie. Br Scholten (Rijswijk) heeft begrepen dat de predikanten in januari refereerden aan de maatschappelijke ontwikkelingen. Ook dat is punt van overweging geweest: de indruk bestaat dat de grote pensioenfondsen nog niet zover zijn dat zij overstappen op een MLR. Is de S.E.V.trendsetter? Br Wattèl zet uiteen dat, als niet op een MLR wordt overgestapt, het geld elders vandaan moet komen. Dan kan de S.E.V.niet anders doen dan de andere fondsen doen, nl. de rekening bij werkgevers of werknemers leggen en krijgen de kerken dus de rekening gepresenteerd. Het bestuur wil nl. persé naar een aanvaardbare dekkingsgraad, niet vanwege die dekkingsgraad, maar vanwege het feit dat het bestuur zijn verantwoordelijkheid naar eer en geweten wil invullen door te pogen de rechten van de predikanten veilig te stellen. Tegen die achtergrond is gekozen voor een voorstel dat in de visie van het bestuur zoveel mogelijk recht doet aan iedereen. Als we niets doen, daalt de dekkingsgraad bij gelijkblijvende omstandigheden tot grote diepte: 83,3 % in 2012. Spreker zou daarvoor geen verantwoordelijkheid willen nemen. Br Welmers (Apeldoorn) merkt ten aanzien van de bijdrage op, dat er een aantal jaren geen verhoging is geweest. Nu moeten de bijdragen in een aantal jaren op het niveau worden gebracht dat nodig is om het ontstane tekort terug te brengen. Waarom wordt de pijn niet in één keer genomen door de bijdrage in 1 of 2 jaar op te trekken, bijvoorbeeld door de bijdragen per lid eenmalig met € 10 te verhogen? Br Wattèl memoreert dat de bijdrage van 1997 tot en met 2001, dus gedurende 5 jaar, bevroren geweest. Achteraf is gebleken dat dat niet verstandig was. Het bestuur probeert de premie binnen een acceptabel aantal jaren omhoog te trekken tot het benodigde niveau en vervolgens “normaal” te indexeren. Br Van Rees vult aan dat de bijdragen worden geïndexeerd met de gemiddelde traktementsstijging over het afgelopen jaar. Br Strating geeft onder verwijzing naar de jaarcijfers 2002 aan dat de dekkingsgraad nu rond 100% ligt. Het pensioenvermogen is € 15 miljoen. Om op de gewenste dekkingsgraad te komen dient 15% van € 15 miljoen = € 2,25 miljoen te worden bijeengebracht. Dat is ca € 75 per lid. Br Wattèl herhaalt dat het bestuur de indruk heeft dat het niet te ver moet gaan in het beroep op de kerken. Het gaat economisch niet geweldig op dit moment. Alleen al dat is een extra reden om maat te houden in het beroep op de kerken. Vandaar deze keuze. Als de kerken kans zouden zien om het verschil in één keer te nemen, zou spreker daar buitengewoon verheugd mee zijn. Het bestuur wil dat echter niet van de kerken vragen. Br Wattèl informeert hoe de andere aanwezige kerken daar over denken. Br Van der Molen (Heerenveen) stelt dat de bevriezing van de bijdragen op verzoek van de kerken is geweest. De suggestie is, alleen al gezien de economische ontwikkelingen, onmogelijk. De afkalving van de aan de bovenkant en de groei aan de onderzijde zijn niet in evenwicht. We moeten oppassen dat de situatie ontstaat dat het draagvlak voor een instituut als de S.E.V. afkalft, om de eenvoudige reden dat de kerken het niet meer kunnen dragen. Spreker pleit ervoor het voorstel van het bestuur integraal over te nemen. Dat heeft al een forse impact op de exploitaties van alle kerken, maar het betekent wel dat álle geledingen (uitkeringsgerechtigden, predikanten, kerken) het behoorlijk voor de kiezen krijgen. Een kerk die het anders wil doen, kan daarvoor een fonds vormen. Sprekers betoog wordt met applaus uit de zaal begroet. Stichting “S.E.V.” - Notulen voorjaarsvergadering 24 mei 2003
-7-
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 10
Br Wattèl informeert of - de aanwezigen zich in grote lijnen kunnen vinden in het voorstel (nadrukkelijk met de toezegging van het bestuur dat het van jaar tot jaar de vinger aan de pols houdt), - zij verwachten dat hun respectieve gemeenten in staat zijn te voldoen aan de verplichtingen die in het voorstel worden vastgesteld De aanwezigen beantwoorden deze vraag vrijwel unaniem bevestigend. Br Visser (Amersfoort-zuid) tekent aan dat zijn kerk aan de verplichtingen zal kunnen voldoen, maar moeite houdt met het onderdeel indexering van de ingegane uitkeringen. Br Wattèl kan zich inderdaad voorstellen dat niet iedere kerk het helemaal eens zal zijn met de voorgestelde invulling van de regeling. Spreker zegt echter graag toe dat het bestuur absoluut rekening zal houden met de mondelinge en schriftelijke opmerkingen en deze ook in de discussies zal betrekken. Spreker dankt de aanwezigen voor het vertrouwen in het bestuur, dat hij destilleert uit de peiling ten aanzien van het voorstel en hij dankt de aanwezigen daarvoor. Het bestuur heeft het de afgelopen jaren niet eenvoudig gehad in zijn pogen om te komen tot een afgewogen voorstel; afgewogen in die zin dat rekening moest worden gehouden met zoveel verschillende partijen, omstandigheden en belangen. Het bestuur voelt zich daarin zeker geleid en spreker hoopt dat het bestuur en de kerken die leiding mogen blijven ervaren bij de verdere invulling van de verantwoordelijkheid die op de schouders is gelegd. Een aantal sprekers en briefschrijvers heeft waardering uitgesproken voor het werk van het bestuur. Zonder te willen afdoen aan de inspanningen van de overige bestuursleden dankt spreker degenen die zich in het bijzonder hebben ingezet voor deze materie. Binnen het bestuur heeft met name br Van Rees zich zeer intensief met de materie beziggehouden, alleen al door het maken van eindeloze reeksen berekeningen en analyses. Zonder dat en zonder zijn kennis en kunde was het bestuur niet zo ver gekomen. Zr JanssensBoer heeft zich met name beziggehouden met de tekst van het voorstel.
7. Rondvraag Op een vraag van br Van der Zee (Rotterdam-A.) meldt br Wattèl dat het bestuur ernaar streeft om in de najaarsvergadering een concept-reglement aan de kerken voor te leggen.
8. Sluiting Nadat ds Smit het dankgebed heeft uitgesproken, sluit de voorzitter de vergadering, bedankt de afgevaardigden voor hun aanwezigheid en participatie en wenst hen een goede thuisreis.
Stichting “S.E.V.” - Notulen voorjaarsvergadering 24 mei 2003
-8-
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 11
STICHTING EMERITAATSVOORZIENING "S.E.V."
Agendapunt 4 - najaarsvergadering 2003
BESTUURSSAMENSTELLING
Volgens rooster treedt br J.K.L. Koning in de najaarsvergadering 2003 af als bestuurslid van de Stichting Emeritaatsvoorziening. Op grond van eerder binnen het bestuur gemaakte afspraken is br Koning niet herbenoembaar. In verband met de continuïteit van de bestuurswerkzaamheden is reeds in de najaarsvergadering 2001 in de functionele opvolging van br Koning voorzien, en wel door benoeming van br J.G. van Dalen. In de najaarsvergadering 2004 zijn de brs. F.W. Meijer, C. Smit en A. Wattèl regulier aftredend. Om verschillende redenen zijn ze niet beschikbaar voor herbenoeming. Tijdens de voorjaarsvergadering 2003 is in de komende vacature-Meijer voorzien door benoeming van br W. van Veen. Een kandidaat voor de opvolging van ds Smit zal naar verwachting in de voorjaarsvergadering 2004 kunnen worden benoemd. In de afgelopen voorjaarsvergadering is uiteengezet dat het wenselijk wordt geacht dat in de nu ontstane vacature wordt voorzien door benoeming van een allround bestuurslid dat past in het volgende profiel: deskundigheid hebben op het gebied van pensioenen in staat zijn de essentie uit een discussie te halen over de daartoe benodigde inhoudelijke deskundigheid beschikken zo mogelijk beschikken over bestuurlijke kwaliteiten voeling hebben met/ingevoerd zijn in de kerken. In de voorjaarsvergadering is tevens gemeld dat br Strating te kennen heeft gegeven dat hij bij zijn regulier aftreden in de najaarsvergadering 2005 niet beschikbaar is voor herbenoeming. Gezien het belang van de functie acht het bestuur het van belang indien de opvolger van br Strating ruimschoots de gelegenheid krijgt om zich in de materie in te werken. Het bestuur heeft daarom aangegeven dat de opvolging van de penningmeester ook urgent is. De kerken is aldus verzocht tevens om te zien naar kandidaten die geschikt worden geacht het penningmeesterschap te vervullen. Als kwaliteitseis is aangegeven dat betrokkene in ieder geval registeraccountant dan wel accountant-administratie-consulent moet zijn. De kerken zijn tijdens de voorjaarsvergadering in de gelegenheid gesteld om voor 1 september namen te noemen van door hen geschikt geachte kandidaten. Tot op heden is geen voordracht ontvangen. Het bestuur is voornemens tijdens de najaarsvergadering bij u terug te komen op de verdere procedure ter vervulling van de vacatures.
Utrecht, 20 oktober 2003, het bestuur
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 12
Aan de Raden van de Nederlands Gereformeerde Kerken
Utrecht, 17 oktober 2003
Betreft:
Begroting 2004
Geachte zusters en broeders, Bijgaand treft u aan de begroting 2004 in relatie tot de verwachte uitkomsten over het lopende jaar. De verwachtingen voor het verloop van 2003 en 2004 zijn opnieuw niet gunstig. De stijging van de traktementen kwam per 1 januari 2003 uit op 6% (2002: 8%). Daarnaast blijft de rente op de kapitaalmarkt op een zeer laag niveau. Zoals bekend heeft het bestuur van de S.E.V. zich de afgelopen twee jaren intensief beraden op de toekomst van het fonds. De noodzaak daartoe werd ingegeven door het feit dat de financiële positie van het fonds in de afgelopen jaren aanzienlijk is verslechterd. In het voorjaar heeft het bestuur een aantal besluiten genomen ter verbetering van de financiële positie van het fonds. De financiële doelstelling is het bereiken van een dekkingsgraad van 110 à 115% binnen een periode van 10 jaar. De belangrijkste maatregelen zijn als volgt: • Invoering van een middelloonregeling per 1 januari 2004 • Verhoging van de bijdrage gebaseerd op de traktementsontwikkeling • Een tijdelijke beperking van de indexatie van ingegane uitkeringen tot 80% van de prijsinflatie zolang de financiële doelstelling niet is gerealiseerd Het niveau van de bijdrage 2004 is reeds in de najaarsvergadering 2002 vastgesteld op € 25,- plus indexatie. De bijdrage per lid komt voor 2004 uit op € 26,00, een stijging van 4%. Deze stijging is gebaseerd op de verwachte stijging van de traktementen per 1 januari 2003 zoals opgenomen in de notitie “De S.E.V.-regeling in de toekomst” d.d. 8 april 2003. Hiermee komt het bijdrageniveau voor het eerst sinds jaren uit boven het kostprijsniveau (de actuariële premie). De indexatie van ingegane uitkeringen is begroot op 1,6%, gebaseerd op een inflatieverwachting van 2,0%. De indexatie kan naar verwachting niet volledig uit de overrente worden gefinancierd. Door de dalende rente op de kapitaalmarkt hebben wij de rendementsverwachting van de beleggingsportefeuille neerwaarts bijgesteld naar 5,45% (was 5,8%). Met de voorgestelde maatregelen verwachten we eind 2004 een dekkingsgraad van 99,9% bereikt te hebben, een verhoging van 1,3% ten opzichte van de verwachte dekkingsgraad eind 2003 (98,6%).
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 13
In de (oorspronkelijke) begroting 2003 werd nog een daling van de dekkingsgraad eind 2003 verwacht tot 96,7%. Op basis van de informatie eind september 2003 verwachten we een licht herstel tot 98,6%. Deze stijging is met name het gevolg van de tijdelijke opleving van de obligatiemarkten in het 4e kwartaal 2002 (effect +3,4%), welk positief effect gedurende 2003 gedeeltelijk werd tenietgedaan door lagere aandelenkoersen dan verwacht (effect –0,6%), een hoger dan verwacht verlies op sterfte (effect –0,6%) en hogere kosten van arbeidsongeschiktheid (-0,3%). De verdere verbetering van de financiële positie in 2004 met 1,3% tot 99,9% is met name het gevolg van de bijdrageverhoging (effect +0,7%) en een lagere dotatie aan de voorziening voor pensioenverplichtingen ten opzichte van 2003.
Hoogachtend, namens het bestuur
H. Strating, penningmeester
Bijlagen: • Specifieke toelichting op de begroting 2004 • Cijferbijlage met begroting 2004, raming 2003, begroting 2003 en werkelijk 2002 • Uitgangspunten voor de begroting 2004
-2-
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 14
Specifieke toelichting op de begroting 2004 De begroting laat voor 2004 in relatie tot de begroting en de raming over 2003 zien: • De verwachte mutaties in het pensioenvermogen (het bedrag dat de SEV beschikbaar heeft om aan haar pensioenverplichtingen te voldoen). • De verwachte mutaties in de voorziening pensioenverplichtingen. • De dekkingsgraad (de mate waarin de SEV in staat is aan haar pensioenverplichtingen te voldoen). De dekkingsgraad wordt berekend als het quotiënt van het pensioenvermogen en de voorziening pensioenverplichtingen. De raming 2003 geeft inzicht in de verwachte uitkomsten over 2003 en is gebaseerd op de beschikbare cijfers tot en met het derde kwartaal 2003. De raming 2003 laat zien dat het pensioenvermogen naar verwachting circa € 0,4 miljoen hoger zal uitkomen dan in de begroting 2003 werd geraamd. De verwachte dekkingsgraad ultimo 2003 komt met 98,6% aanzienlijk hoger uit dan oorspronkelijk was begroot (96,7%). De verdere uitgangspunten voor de begroting zijn op een afzonderlijke bijlage toegelicht.
-3-
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 15
BEGROTING 2004 STICHTING EMERITAATSVOORZIENING "SEV" PENSIOENVERMOGEN
(bedragen in duizenden euro's) Begroting 2004
Raming 2003
816 9
708 9
Begroting Werkelijk 2003 2002
Toevoegingen 1. Bijdragen kerken 2 Premies individuele verzekeringen 3. Opbrengst beleggingen: - obligaties - vastgoed - aandelen 4. Inkomende waarde-overdrachten Totaal toevoegingen
702 9
587 9
479 467 499 920 106 130 130 155 243 97 194 -610 PM PM PM 5 --------------- --------------- --------------- --------------1.653 1.411 1.534 1.066
Onttrekkingen 5. Uitkeringen 6. Uitgaande waardeoverdrachten 7. Premie herverzekering 8. Algemene kosten Totaal onttrekkingen Mutaties in het pensioenvermogen Pensioenvermogen per 1 januari Pensioenvermogen per 31 december Voorziening pensioenverplichtingen per 31 december Onderdekking Dekkingsgraad
949 950 934 945 PM PM PM 26 40 35 36 27 47 48 50 50 --------------- --------------- --------------- --------------1.036 1.033 1.020 1.048 617
378
514
18
15.198 14.820 14.264 14.802 --------------- --------------- --------------- --------------15.815 15.198 14.778 14.820 15.832 15.421 15.280 14.826 --------------- --------------- --------------- ---------------17 -223 -502 -6 99,9%
98,6%
96,7%
100,0%
15.421
14.826
14.813
14.108
446 155 -4
486 141 90
474 147 PM
623 -5
603 74
599 19
519 293 1 5 580 56 106 0 136 -7 --------------15.797 945 26 --------------14.826
VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN Stand per 1 januari Verhoging i.v.m. wijziging traktementen/AOW en 1 jaar inkoop Kosten indexaties Sterfteresultaat Inkomende waardeoverdrachten Benodigde interest Voorziening voor arbeidsongeschiktheid Invoering weduwnaarspensioen Voorziening compensatie gehuwdentoeslag AOW-2015 Voorziening aanpassing overlevingstafels Overige mutaties
Af: uitkeringen uitgaande waardeoverdrachten Stand per 31 december
136 136 136 9 15 26 --------------- --------------- --------------16.781 16.371 16.214 949 950 934 PM PM PM --------------- --------------- --------------15.832 15.421 15.280
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 16
Uitgangspunten voor de begroting 2004 (bedragen in duizenden euro's tenzij anders is aangegeven) Begroting 2004 1. Bijdragen kerken Aantal leden Bijdrage per lid (in euro's) Bijdrage totaal Actuarieel benodigde premie idem, per lid (in euro's) 2 Premies individuele verzekeringen Betreft één individuele verzekering 3. Opbrengst beleggingen (rendement): - obligaties - vastgoed - aandelen 4. Inkomende waardeoverdrachten 5. Uitkeringen (in aantallen) Ouderdomspensioen Weduwenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen
(in geld) Ouderdomspensioen Weduwepensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Totaal 6. Uitgaande waardeoverdrachten 7. Premie herverzekering Berekening op basis van contract Zwitserleven 8. Algemene kosten Personeelskosten: -salariskosten -sociale lasten Actuaris Accountant Kosten bestuur Kantoorkosten
9. Grondslagen Indexeringspercentage ingegane uitkeringen Indexeringspercentage minimum-uitkeringsgrondslag Indexeringspercentage maximum-uitkeringsgrondslag Indexeringspercentage traktementen 55-plussers Indexeringspercentage opgebouwde aanspraken
Raming 2003
Begroting Werkelijk 2003 2002
31.370 26,00
31.135 22,75
30.875 22,75
30.875 19,00
816
708
702
587
673 21,44
794 25,50
741 24,00
781 25,30
9
9
9
9
4,50% 7,00% 8,00%
4,50% 7,00% 4,00%
5,00% 7,00% 8,00%
8,50% 8,00% -39,00%
PM
PM
PM
5
38 36 34 37 34 34 36 33 1 1 --------------- --------------- --------------- --------------73 71 70 70 569 585 600 675 361 348 334 273 19 17 --------------- --------------- --------------- --------------949 950 934 948 PM
PM
PM
26
40
35
36
27
23.063 3.459 6.000 7.000 3.500 3.500 46.522
27.500 4.125 5.000 7.000 4.500 3.500 51.625
24.600 3.690 5.500 7.500 5.000 3.500 49.790
24.627 3.709 5.765 6.631 3.364 6.385 50.481
1,60% 6,00% 2,50% n.v.t. 2,50%
1,50% 3,00% 3,00% 3,00% n.v.t.
1,50% 3,00% 3,00% 3,00% n.v.t.
3,00% 4,00% 4,00% 4,00% n.v.t.
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 17
STICHTING EMERITAATSVOORZIENING "S.E.V." Datum: Agendapunt Onderwerp
najaarsvergadering 26 november 2003 6 wijziging reglement
Zoals u bekend is, heeft het bestuur zich de afgelopen jaren bezig gehouden met een uitgebreide studie naar de financiële positie van het fonds. Deze studie vond plaats tegen de achtergrond van het spanningsveld tussen enerzijds de noodzaak om op een verantwoorde manier invulling te geven aan de opdracht om voor de predikanten en nabestaanden te zorgen en anderzijds de bepaald niet rooskleurige verwachtingen ten aanzien van de toekomstige financiële positie bij ongewijzigd beleid. Het resultaat van deze studie, neergelegd in de notitie “De S.E.V.-regeling in de toekomst” is tijdens de op 24 mei 2003 gehouden voorjaarsvergadering met de afgevaardigden van de aangesloten kerken besproken. Het bestuur heeft, gehoord de visie van de afgevaardigden, vervolgens besloten de in de notitie vervatte voorstellen tot uitvoering te brengen met ingang van 1 januari 2004. Een ontwerp voor de daartoe noodzakelijke wijziging van het reglement is bijgevoegd. Naast de afspraken ten aanzien van de hoogte van de bijdragen en de indexering van de ingegane uitkeringen, heeft de wijziging voornamelijk betrekking op de invoering van de middelloonregeling per 1 januari 2004. Het bestuur hecht eraan daarbij nogmaals te benadrukken dat de tot 31 december 2003 (onder de huidige regeling) opgebouwde pensioenaanspraken niet aangetast worden. Het nieuwe reglement volgt de opbouw van het oude. Uiteraard is, juist door de stelselwisseling, een inhoudelijke vergelijking niet in alle opzichten mogelijk. Onderstaand worden de in het ontwerp opgenomen wijzigingen op hoofdlijnen toegelicht. Artikel 1 - Begripsbepalingen In artikel 1 is de uit 1 januari 1973 daterende omschrijving van het begrip “predikant” aangepast in die zin dat zo nauw mogelijk is aangesloten bij het statutaire doel van de stichting “het instandhouden van regelingen voor een emeritaatsvoorziening welke de rechtszekerheid van de predikanten der aangesloten kerken ten aanzien van de verzorging van hen en hun nabestaanden inhoudt (…)” én vervolgens bij datgene wat volgens artikel 11 van het Akkoord van kerkelijk samenleven van de Nederlands Gereformeerde Kerken onder een predikant moet worden verstaan. Voor alle duidelijkheid: het kan voorkomen dat een predikant zijn ambt op parttime basis uitoefent en daarnaast, eveneens op parttime basis, een tweede kerk dient dan wel belast is met een betaald consulentschap ten behoeve van een andere kerk. In zo’n geval kan de betrokken predikant voor dat tweede deel slechts als deelnemer worden aangemerkt, indien deze tweede kerk hem voor dat deel ook als haar (parttime) predikant beroept dan wel de honorering van zijn werkzaamheden laat lopen via de kerk waaraan de predikant in eerste instantie verbonden is. In het supplement bij het huidige reglement is het aan het deelnemerbegrip gerelateerde bestuursbesluit van 18 juni 1986 opgenomen. Dit bood pastorale medewerkers die te kennen gaven zich zijner tijd beroepbaar te willen stellen, de mogelijkheid tot opname in de regeling voor wat betrof het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico. Los van de begrenzing van het deelnemerschap in het nieuwe reglement, is van belang dat pastoraal werkers doorgaans een dienstverband hebben. Alsdan is de weg naar opname in de S.E.V.-regeling afgesloten op grond van de bepalingen van de Pensioen- en Spaarfondsenwet en is opname in het PGGM de oplossing. Op dit moment zijn er overigens geen pastoraal werkers opgenomen in de S.E.V.regeling. Artikel 1 is voorts uitgebreid met een aantal nieuwe begrippen, die verband houden met de overstap naar een Middelloonregeling. Artikel 2 - Deelneming Dit artikel is ter wille van de leesbaarheid in aparte artikelleden opgedeeld. In het tweede lid is ook ten aanzien van de predikant met een bijzondere opdracht aansluiting bij het AKS gezocht.
S.E.V. - toelichting wijziging reglement
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 18
Artikel 3 - Pensioengrondslag Dit artikel gaat in op de vaststelling van de pensioengrondslag. De opsomming (in het eerste lid van het huidige artikel 3) van de elementen die in de berekening van de pensioengrondslag worden meegenomen, is in het nieuwe reglement terug te vinden in de begripsomschrijving van bruto resp. netto pensioengrondslag (artikel 1 onder m. resp. onder n.). De 55-jarigen-regeling vervalt - en daarmee het tweede lid van het huidige artikel 3. De bedragen van minimum- en maximumgrondslag alsmede de wijze van indexering daarvan (huidig artikel 3, derde lid) worden opgenomen in het nieuwe artikel 8. Artikel 4 - Aanspraken op pensioenen (was artikel 5) In de huidige regeling (artikel 5, lid 2) is het opbouwpercentage gelijk aan 70 gedeeld door het totaal te behalen aantal deelnemingsjaren tot de 65-jarige leeftijd (met een maximum van 2%). Aldus hadden diegenen die meer dan 35 deelnemingsjaren konden volmaken, een lager opbouwpercentage dan 2, terwijl degenen met een totaal aantal deelnemingsjaren van 35 of minder, een opbouwpercentage van 2 hadden. In de Middelloonregeling is er geen reden om dat onderscheid te maken en wordt door alle deelnemers per jaar 2% opgebouwd, ongeacht het aantal te behalen deelnemingsjaren tot de 65-jarige leeftijd. De bepaling dat de weduwe-uitkering bij hertrouwen van de weduwe wordt verlaagd (huidig artikel 5, lid 4) wordt geschrapt, evenals de bepaling dat in bepaalde gevallen het percentage van de (half)wezenuitkering wordt verlaagd (huidig artikel 5, leden 5 en 6, laatste volzinnen). De bepaling inzake arbeidsongeschiktheid is inhoudelijk niet gewijzigd, doch op een enkel punt verduidelijkt. Zo wordt in het nieuwe artikel 4 lid 8 (huidig artikel 5, lid 7) aangegeven dat (en op welke wijze) indexering van het arbeidsongeschiktheidspensioen plaatsvindt. De berekeningswijze van de pensioengrondslag bij een activiteitsgraad van minder dan 100% (parttime predikant) wordt vereenvoudigd, zonder dat daardoor de aanspraken van betrokkenen worden gewijzigd. Artikel 7 - De bijdrage (was artikel 10) Volgens het huidige artikel 10, lid 2 dient de kerk waaraan een deelnemer als bedoeld in artikel 2, tweede lid (predikant met een bijzondere opdracht) is verbonden, een extra bijdrage te betalen. Het nieuwe artikel 7 lid 2 bepaalt dat het bestuur in zo’n geval een extra bijdrage kan vaststellen ten laste van de kerk waaraan de betrokken deelnemer is verbonden. Artikel 8 - Bedragen en jaarlijkse aanpassing (was artikel 3 lid 3, artikel 7) Het nieuwe artikel 8 noemt een aantal grootheden die van belang zijn voor de berekening van de pensioengrondslag en de jaarlijkse opbouw. Daarnaast zijn de uitgangspunten beschreven voor de aanpassing van verschillende onderdelen uit de regeling. Zowel in eerder genoemde notitie als in de mondelinge besprekingen is aangegeven dat een Middelloonregeling flexibeler en beter beheersbaar is omdat elementen van de pensioengrondslag, anders dan bij een Eindloonregeling, kunnen worden gewijzigd zonder dat dit consequenties heeft voor het verleden. Deze uitgangspunten zijn eerder wel aangeduid als de “knoppen” van de regeling1, waaraan, afhankelijk van in- en externe factoren, door het bestuur kan worden gedraaid. Tevens zijn in dit artikel de afspraken vastgelegd over aanpassing van de bijdrage alsmede over de indexering van de ingegane uitkeringen. Hoewel het bestuur, gehoord de kerken, heeft besloten dat voor de komende jaren een korting van 20% op de indexering zal worden toegepast2 zodat 80% van de prijsstijging wordt gecompenseerd, is het streefdoel van volledige indexering in het reglement opgenomen. Artikel 13 - Overdracht (nieuw) In dit artikel is medewerking vastgelegd aan overdracht van pensioenaanspraken, uit hoofde van deelneming aan een voorgaande pensioenregeling (“inkomende waardeoverdracht”). Dit artikel heeft betrekking op diegenen die, voorafgaand aan hun predikantschap in de kring van onze kerken, elders aanspraken op een ouderdomspensioen hebben opgebouwd en deze aanspraken omgezet willen zien in pensioenaanspraken op grond van de S.E.V.-regeling. In geval van beëindiging van het deelnemerschap in de S.E.V.-regeling vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd met aansluitend deelname aan een andere pensioenregeling, zal desgewenst medewerking worden verleend aan “uitgaande waarde-overdracht”, mits het bestuur van mening is dat het overgedragen pensioen ook in de nieuwe regeling voldoende is gegarandeerd.
S.E.V. - toelichting wijziging reglement
-2-
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 19
Artikel 14 - Inlichtingen (was artikel 12) Dit artikel regelt de informatieplicht. De termijn voor opgave van o.a. het per 1 januari van enig jaar toegezegde honorarium, is met een maand verruimd tot 1 maart. Indien (na herhaalde herinnering) de vereiste opgave uitblijft, zullen voor dat jaar geen hogere aanspraken ontstaan dan op basis van de geldende minimumpensioengrondslag. Artikel 15 - Bijzondere gevallen (was artikel 13) De in de huidige regeling vervatte mogelijkheid om in bijzondere gevallen ten gunste van een deelnemer af te wijken van de bepalingen van het reglement is in de voorgestelde regeling niet meer beperkt tot de categorie deelnemers. Artikel 16 - Verlaging pensioenaanspraken (was artikel 5, lid 10) Het huidige reglement kent de mogelijkheid om in zeer bijzondere gevallen en onder de daar beschreven voorwaarden de aanspraken op uitkeringen te verlagen. Er is geen reden om die bevoegdheid aldus tot de opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers te beperken, zodat deze bevoegdheid in het nieuwe artikel 16 is uitgebreid met het opbouwpercentage en de ingegane uitkeringen. De in het huidige artikel 5, lid 10 opgenomen stringente waarborgen blijven uiteraard ook in de nieuwe bepaling gehandhaafd. Artikel 18 - Inwerkingtreding (was artikel 16) Dit artikel regelt de inwerkingtreding en vormt tevens de overgangsbepaling. Zoals eerder aangegeven worden de voor 1 januari 2004 opgebouwde dan wel ingegane pensioenen per die datum onverkort in de nieuwe regeling ingebracht.
Utrecht, 22 oktober 2003, het bestuur
1 2
Zie voor nadere verklaring de notitie “de S.E.V.-regeling in de toekomst”, punt 5.3. op blz. 7 Idem, punt 5.2. op blz. 6
S.E.V. - toelichting wijziging reglement
-3-
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 20
STICHTING EIVIERITAATSVOORZIENING "S.E.V."
REGLEMENT
Artikel 1:
Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder: a. AKS Akkoord van kerkelijk samenleven van de Nederlands Gereformeerde Kerken. De Stichting Emeritaatsvoorziening SEV, b. Stichting Het Bestuur van de Stichting. c. Bestuur De bij de Stichting aangesloten en als zodanig door het bestuur d. Kerk geaccepteerde kerk. e. Predikant De predikant als bedoeld in het AKS, met van de in een bijzondere artikel 11 van het AKS genoemde opdracht. De weduwe van een predikant met wie f. Weduwe de ingang van zijn . .... emeritaat reeds gehuwd was. g. Kinderen De ongehuwde eigen en aangehuwde kinderen van een predikant of een gewezen predikant en - indien als eigen kinderen opgevoed en onderhouden - diens De kinderen van v,riê'de vader is öVerleden en de moeder nog in h. Half-wezen 18 jaar nog niet hebben bereikt of die, leven is en die zo zij 18 jaar dochj6nger dan 27 jaar zijn, aanspraak de Wet op de Studiefinanciering of hebben op.een tqelage voor wie op kinderbijslag. i. Volle wezen De kinderen wie beide ouders zijn overleden en die de leeftijd hebben bereikt of die, zo zij 18 jaar of ouder dan 27 jaar zijn, aanspraak hebben op een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet of op een toelage volgens de de Studiefinanciering ofvoor wie aanspraak bestaat op kinderbijslag. j. Leden De belijdende leden en doopleden van een kerk. De mate waarin de voor werkzaamheden beschikbare tijd wordt k. vervuld. Het deel van het inkomen waarover geen pensioenopbouw 1. plaatsvindt, omdat een pensioengerechtigde vanaf zijn 65-jarige . leeftijd een AOW-uitkering ontvangt. (BPG) m. Het vaste traktement, - verminderd met inhoudingen, niet zijnde inhoudingen voor het gebruik van de pastorie, - vermeerderd met door het Bestuur toegestane vaste toeslagen en' vaste kostenvergoedingen, - vermeerderd met een woonvergoeding ter hoogte van 15% van de tot hielioe berekende grondslag indien de kerk huisvesting beschikbaar stelt, eventueel verminderd met een door de predikant op enigerlei wijze betaalde woonvergoeding, dan wel - vermeerderd met een eventuele door de deelnemer van de kerk ontvangen vergoeding ten behoeve van eigen woonruimte, en - verminderd met een door het Bestuur vastgesteld forfaitair bedrag aan kostenvergoedingen.
S.E.V.. wijziging reglement versie 0.9
. 1.
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 21
n. Netto Pensioengrondslag (NPG) De bruto pensioengrondslag na toepassing van artikel 3 lid 2, verminderd met de franchise. Centraal Bureau voor de Statistiek o. CBS Het indexcijfer van de CAO-lonen per maand (exclusief bijzondere p. Loonindex beloningen) Totaal CAO-sectoren, zoals door het CBS gepubliceerd. De stand van de index per oktober van enig jaar is bepalend. Indien deze loonindex op enig moment niet meer wordt gehanteerd door het CBS, treedt hiervoor in de plaats een naar het oordeel van het Bestuur vergelijkbare door het CBS te publiceren loonindex. De door het CBS vastgestelde afgeleide Consumenten Prijsindex q. Prijsindex voor alle huishoudens. De stand van de index per oktober van enig jaar is bepalend. Indien deze prijsindex op enig moment niet meer wOFdtgehanteerd door het CBS, treedt hiervoor in de plaats een naar het oordeel van het Bestuur vergelijkbare door het CBS te prijsindex. r. Arbeidsongeschiktheid Van langdurige arbeidsongeschiktheid de predikant gedurende meer dan arbeidsongeschikt is voor ten minste zijn normale werk. Achtereenvolgende perioden van arbeidso iktheid worden samengeteld indien zij elkaar met onderbrekt. van minder dan vier weken opvolgen.
Artikel 2:
Deelneming
1. Deelnemer is hij die predikant is en als zodanig door of namens een kerk bij de Stichting schriftelijk is aangemeld en die jonger iscian 65 jaar. 2. Het bestuur kan, eventueel op bijz6hgere voorwaarden, als deelnemer tevens aanvaarden de opdracht alsmede degene die qua in het AKS genoemde predikant met werkzaamheden en een predikant als bedoeld in artikel 1 sub e van dit reglement. 3. De deelneming van een t, die na krijgsmachtpredikant te zijn geweest weer door een kerk als deelnemer wordt aa meld, leidt niet tot aanspraken zoals bedoeld in artikel 4 over de periode waarin op grond'van de regeling Functioneel Leeftijdsontslag (FLO) bij de overheid pensioenaanspraken worden opgebouwd. 4. De deelneming eindigt: a. ingaan van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 4 lid 2; b.door overlijden vóór het ingaan van dit ouderdomspensioen; lfdoor het or,houden van het zijn van predikant van een kerk anders dan tengevolge van langdurig§l'arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 1 sub r of door gebruikmaking de Landelijke Vergadering van de Nederlands Gereformeerde Kerken sfoort 2001 gewijzigde regeling voor vervroegde uittreding, tenzij het bestuur, desgevraagd, op nader door hem te stellen voorwaarden, telkens voor een tevoren te bepalen vaste termijn, besluit toestemming te geven tot voortzetting van de deelneming.
Artikel 3:
Pensioengrondslag
1. De bruto en de netto pensioengrondslag worden voor de eerste maal bij aanvang van het deelnemerschap vastgesteld en vervolgens elk jaar per de eerste januari. 2. De bruto pensioengrondslag wordt vastgesteld met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde minimum- en maximumgrondslag.
S.E.V.. wijziging reglement versie 0.9
·2·
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 22
Artikel 4:
Aanspraken op pensioenen
1. Met inachtneming van het overigens in het reglement bepaalde ontstaan de volgende aanspraken: a. op een ouderdomspensioen (lid 2); b. op een tijdelijke gehuwdentoeslag (lid 3); c. op een weduwepensioen (lid 4); d. op een compensatie voor de nadelige gevolgen van de invoering van de Anw (lid 5); e. op een wezenpensioen voor half-wezen (lid 6); f. op een wezenpensioen voor volle wezen (lid 7); g. op een arbeidsongeschiktheidspensioen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid (lid 8). 2. Het ouderdomspensioen bedraagt per jaar voor elk vol jaar van deelneming vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd 2,00% van de in dat jaar geldende netto pensioengrondslag. 3. De emeritus die aanspraak heeft op een ouderdomspensioen, dat aansluitend het deelnemerschap ingaat op ofna 1 januari 2015 en wiens echtgenote op die datûmjonger is dan 65 jaar, heeft naast het ouderdomspensioen aanspraak op een toeslag, die qua hoogte gelijk is aan de toeslag die door de overheid wordt toegepast op die vóór 1 januari 2015 zijn ingegaan. De toeslag vervalt met ingang van van de maand waarin de echtgenote de leeftijd van 65 jaar bereikt. 4. Het weduwepensioen bedraagt per van het als in lid 2 bedoeld, of - bij overlijden vóór de aanvang van het ouderdomspensioen waarop de deelnemer bij onveranderde netto pensioengrondslag aanspraak zou hebben gehad, indien hij tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd deelnemer was gebleven. Het weduwepensioen wordt voor de weduwe leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, verhoogd met een compensatie voor de versçnûTèligde premies volksverzekeringen; deze compensatie is gelijk aan de premies die verschuldigd in het geval van een weduwepensioen dat is gebaseerd op de winimumpensioengrondslag als bedoeld in artikel 3, lid 2, met dien verstande dat voor het beqt8g van de over de premiecompensatie verschuldigde premie geen compensatie wdr;g}.gegeven. 5. Als tegemoetkoming in de nadelige gevolgen van de invoering (1996) van de Algemene nabestaandenwet in vergelijking met de Algemene Weduwen- en Wezenwet wordt aan de weduwe, geboren na 1 januari 1950, maar ouder dan 40 jaar op het moment van overlijden van haar echtgenoot, een compensatie toegekend. 6. Het wezenpensiOel#VOQJzh(llf-wezen wordt aan het kind zelftoegekend en bedraagt per jaar per kind 20% het wedUwepensioen als bedoeld in artikel 4 lid 4, eerste volzin. Toelagen volgens de Wet op de StudJefinanciering blijven bij de vaststelling van het wezenpensioen buiten beschotï?Ving. Het aan ten hoogste vier kinderen per gezin toegekend; indien en er meer kinderen zijn, wordt aan elk van deze kinderen een gelijk deel van de som der uitkeringen toegekend. . wezenpensioen voor volle wezen wordt aan het kind zelf toegekend en bedraagt per jaar 7. van het weduwepensioen als bedoeld in artikel 4 lid 4, eerste volzin. Toelagen Wet op de Studiefinanciering blijven bij de vaststelling van het wezenpensioen buiten beschouwing. Het wezenpensioen wordt aan ten hoogste vijf kinderen per gezin toegekend; indien en zolang er meer kinderen zijn, wordt aan elk van deze kinderen een gelijk deel van de som der vijf uitkeringen toegekend. 8. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt 70% van dat deel van de BPG dat de predikant derft wegens zijn arbeidsongeschiktheid. Hierbij wordt uitgegaan van de BPG zoals deze is vastgesteld per 1 januari voorafgaande aan de datum van ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen. Op het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt in mindering gebracht de uitkering ingevolge de WAZ, alsmede 70% van de eventuele inkomsten uit regelmatig verrichte arbeid, voorzover hiermede bij de vaststelling van de WAZ-uitkering geen rekening is gehouden. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt, na aftrek van de in de voorgaande volzin bedoelde verminderingen, geïndexeerd overeenkomstig artikel 8, lid 2 sub f.
S. E.V.. wijziging reglement versie 0.9
-3
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 23
De opbouw van ouderdomspensioen wordt voortgezet gedurende de arbeidsongeschiktheid,
waarbij het deel van de BPG dat cOlTespondeert met het arbeidsongeschiktheidspercentage
jaarlijks wordt aangepast conform de aanpassing van de minimumgrondslag .
Het Bestuur bepaalt van welk percentage arbeidsongeschiktheid wordt uitgegaan bij de
vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspensioen, op basis van de in artikel 14 lid 2
genoemde inlichtingen.
9. De aanspraken veIweId in de voorgaande leden, zijn gebaseerd op een activiteitsgraad van 100%. Indien een deelnemer volgens opgave van de kerk slechts in deeltijd werkzaam is en er derhalve sprake is van een activiteitsgraad lager dan 100%, worden voor het bepalen van de pensioengrondslag de minimumgrondslag, de maximumgrondslag, de forfaitaire inhouding voor de kostenvergoedingen en de franchise vemlenigvuldigd met de activiteitsgraad. Op het arbeidsongeschiktheidspensioen worden WAZ-uitkeringen en arbeidsinkomsten alleen in mindering gebracht voorzover deze redelijkerwijs in verband gebraçht kunnen worden met de oorspronkelijke activiteitsgraad.
ArtikelS:
Opgave van aanspraken
1. Het bestuur doet jaarlijks aan de deelnemer - onder van een afschrift aan de desbetreffende kerk - opgave van de aanspraken van de onderverdeeld in: a. reeds opgebouwde aanspraken; . b. nog te verwerven aanspraken bij ononderbroken voortzetting van de deelneming tot aan de 65-jarige leeftijd bij een ongewijzigde netto pensioengrondslag. In de opgave is tevens vemleld de laatst vastgestelde bruto pensioengrondslag op basis waarvan de aanspraken zijn berekend, alsm>de de laatst vastgestelde franchise. 2. De deelnemer alsmede de desbetreffende worden geacht zich met de in het voorgaande lid bedoelde opgave te hebben verenigd,wdien hijlzij'hiet binnen twee maanden na de ontvangst zijn/haar bezwaren daartegen s(:ihriftelij](heeft aanhangig gemaakt. Het bestuur reageert schriftelijk en met bezwaren.
Artikel 6:
Ingang en duur van de pensioenen
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt en duurt voort totde laatste dag van de maand waarin de emeritus overlijdt. Indien de emeritus een weduwe nalaat, duurt de uitkering voort tot en met de laatste dag van de maand volgend op de maand waarin de emeritus overlijdt. 2. Het weduJVepensioen gaat in op de eerste van de maand volgend op de dag van overlijden van en duurt voort tot de laatste dag van de maand waarin de weduwe overlijdt. Indien de echtgenoot een ouderdomspensioen genoot, gaat in afwijking van het in volzin bepaalde het weduwepensioen in op de eerste dag van de tweede maand maand waarin de emeritus overlijdt. 3. npensioen voor half-wezen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin het overlijden van de vader valt, en eindigt op de laatste dag van de maand waarin niet langer wordt voldaan aan de omschrijving als vermeld in artikel 1, sub h, of waarin het kind overlijdt. 4. Het wezenpensioen voor volle wezen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin het overlijden van de langstlevende ouder valt, en eindigt op de laatste dag van de maand waarin niet langer wordt voldaan aan de omschrijving als vermeld in artikel I, sub i, of waarin het kind overlijdt. 5. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand na die waarin voor het eerst sprake is van langdurige arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel I sub r en duurt voort tot de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt, doch eindigt zoveel eerder als de betrokkene vroeger overlijdt ofniet langer arbeidsongeschikt is voor ten minste 50%.
S.E.V.. wijziging reglement versie 0.9
·4·
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 24
Artikel 7:
De bijdrage
1. Het Bestuur doet in haar begroting een voorstel voor de hoogte van het bedrag dat de kerken per lid bijeen moeten brengen voor het komende jaar. Na de kerken hierover gehoord te hebben, stelt het Bestuur voor elke kerk de bijdrage vast op basis van haar ledental per 1 januari van elkjaar. Deze zal voldaan moeten worden vóór 1juni van het betreffende jaar. Bij latere betaling zal voor elke volle maand na 31 mei de geldende wettelijke rente in rekening worden gebracht over het per de eerste van die maand nog openstaande bedrag. 2. Indien een deelnemer is aanvaard op grond van artikel 2, lid 2, kan het bestuur, na ingewonnen actuarieel advies, een extra bijdrage vaststellen ten laste van de kerk waaraan deze deelnemer verbonden is.
Bedragen en jaarlijkse aanpassingen
ArtikelS:
1. Per 1 januari 2004 bedraagt a. de franchise € 17.546; b. de forfaitaire inhouding voor de kostenvergoedingen € 2.454; c. de bijdrage per lid € 26; d. de minimumgrondslag € 37.400 ;
e, de maximumgrondslag € 53.400.
2. Jaarlijks worden de volgende onderdelen van deze a, de franchise; b. de forfaitaire inhouding voor de kostenvergoeding. c. de bijdrage; d. de minimum- en de maximumgrondslag; e. de opgebouwde aanspraken van deelnemers; f. de ingegane pensioenen. 3. Onverminderd het bepaalde in lid 4wordtgestreefd naar aanpassing conform de volgende richtlijnen: a. Per 1 januari van enig jaar wordt.. anchise afgeleid van die van het voorgaande jaar door die aan te passen b. De forfaitaire inhoudingyoor de kostenvergoedingen wordt jaar1ijks geïndexeerd met de prijsindex; .. c. De bijdrage wordt jaarlijks met het percentage waarmee de gemiddelde bmto pensioengrondslag per 1 januari van het voorgaande jaar is gewijzigd; d. De minimum- en de maximumgrondslag worden jaarlijks aangepast met het percentage de gemiddelde bruto pensioengrondslag per 1 januari van het voorgaande jaar is ·Een extra verhoging van de maximumgrondslag wordt overwogen als meer dan 25% van , de deelnemers een BPG boven het maximum heeft; e e. aanspraken van deelnemers worden jaarlijks aangepast met de
. f. De ingegane pensioenen en de overige aanspraken worden jaarlijks aangepast met de
prijsindex. 4. Het Bestuur bepaalt de hoogte van de aanpassingen en is daarbij bevoegd af te wijken van de in lid 3 genoemde richtlijnen als de ontwikkeling van de frnanciële positie van het Fonds daartoe aanleiding geeft.
Artikel 9:
Aanvrage en toekenning
1. Toekenning van pensioenen geschiedt op schriftelijke aanvraag door of namens de gerechtigde onder bijvoeging van de naar het oordeel van het Bestuur benodigde stukken. 2. In bijzondere gevallen kan het Bestuur eigener beweging een pensioen toekennen. 3. Indien de regeling van het pensioen door bijzondere omstandigheden wordt vertraagd, kan een voorschot worden verstrekt.
S.E.V.. wijziging reglement versie 0.9
·5·
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 25
Artikel 10:
Uitbetaling
De pensioenen worden als regel maandelijks betaalbaar gesteld en wel in het midden van de maand.
Artikel 11:
Tussentijdse beëindiging
Indien het deelnemerschap vóór de 65-jarige leeftijd, anders dan door overlijden, eindigt, zal aan de deelnemer een aanspraak op het opgebouwde ouderdoms-, weduwe- en (half)wezenpensioen worden toegekend. De overige aanspraken vervallen.
Artikel 12:
Aanspraken bij scheiding
Indien het huwelijk van een deelnemer eindigt door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed, worden aan de gewezen echtgenote aanspraken verleend met inachtneming van de betreffende bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding en de Pensioen- en Spaarfondsenwet.
Artikel 13:
Overdracht
1. Bij aanvang van het deelnemerschap zal het Bestuur medewerking verlenen aan overdracht van pensioenaanspraken uit hoofde van de deelneming aan een voorgaande pensioenregeling volgens de daartoe strekkende wettelijke regels en termijnen. De overdrachtswaarde zal worden omgezet in pensioenaanspraken welke geacht worden te zijn verkregen uit hoofde van dit reglement. 2. Indien het deelnemerschap vóór de 65-jarige leeftijd eindigt met een aansluitende deelname aan een andere pensioenregeling, zullen c;lesgewenst de pensioenaanspraken uit hoofde van artikel 11 volgens de daartoe strekktmde wettelijke regels en termijnen worden overgedragen aan de uitvoerder van de nieuwe penslgenregeling. Overdracht aan een kerkelijk onder toezicht van de Pensioen- en pensioenfonds dat Verzekeringskamer staat,isi,mIDgé}îjkin-dien het Bestuur van mening is, dat het overgedragen pensioen voldoende is gegarandeerd.
Artikel 14:
Inlichtingen
1. De kerkep. zullen jaarlijks vóór 1 maart een mede door de desbetreffende predikant ondertykende opgave doen van het per 1 januari van dat j aar vastgestelde honorarium op jaaçpasis, alsmede van al die gegevens die het Bestuur noodzakelijk acht voor de vaststelling de pensioengrondslag en de door de Stichting te dragen risico's. Indien ook geen tijdige en/of volledige opgave is ontvangen, zullen aanspraken van de voor het lopende jaar geldende minimumpensioengrondslag, het recht van het Bestuur om op grond van bijzondere omstandigheden alsnog rekening te houden met te laat ter kennis gebrachte gegevens. 2. Bij de aanvraag van een arbeidsongeschiktheidspensioen en ook tijdens de periode van uitkering zal de predikant de gegevens en verklaringen overleggen die het bestuur nodig acht om tot een verantwoorde beslissing terzake te komen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden waarin de predikant zich bevindt. De aard van de gewenste gegevens en verklaringen is bij bestuursbesluit vastgesteld. 3. Voorts zijn allen die aan de bepalingen van dit reglement aanspraken kunnen ontlenen, gehouden aan het Bestuur al die opgaven te verstrekken en bescheiden te overhandigen die door het Bestuur voor de toepassing van dit reglement nodig worden geoordeeld. 4. Indien een betrokkene na schriftelijke waarschuwing weigert aan het hierboven bepaalde te voldoen, kan het Bestuur de (gewezen) deelnemer of zijn nabestaanden geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren van de aanspraken of van de verhoging daarvan.
S.E.V.. wijziging reglement versie 0.9
·6·
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 26
Artikel 15:
Bijzondere situaties
Indien naar het oordeel van het bestuur sprake is van een bijzondere situatie, is het bestuur bevoegd in voor betrokkene gunstige zin van dit reglement afte wijken.
Artikel 16:
Verlaging pensioenaanspraken
Het Bestuur is bevoegd de opgebouwde pensioenaanspraken, het percentage van de jaarlijkse pensioenopbouw als bedoeld in artikel 4 lid 2 en de in uitkering zijnde pensioenen te verlagen, indien zulks na extern advies noodzakelijk blijkt gezien de financiële positie van het Fonds. Het gaat hiertoe echter slechts over in zeer bijzondere omstandigheden, en niet dan nadat de kerken hierover zijn gehoord.
Artikel 17:
Geschillen
Door de kerken, predikanten of andere gerechtigden onbillijk geachte beslissingen van het Bestuur inzake toepassing van het reglement in individuele gevallen onderworpen aan het oordeel van een arbitragecommissie. Deze commissie zal leden. Beide een derde aan. partijen benoemen een arbiter en de aldus benoemde arbiters De arbiters zullen naar billijkheid een voor beide partijen
Artikel 18:
Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking op I januari 2004. De die datum reeds opgebouwde dan wel ingegane pensioenen worden per die datum onverkort in de nieuwe regeling ingebracht. Dit houdt in dat op deze pensioenen artikel 8 lid 2 sub e en f, jo. lid 3 sub e en f, jo. lid 4 van dit reglement van toepassing is. Aldus vastgesteld in de bestuursvergadering van
S.E.V.. wijziging reglement versie 0.9
·7·
Stukken voorjaarsvergadering 2003 blz 27
SUPPLEMENT BIJ HET REGLEMENT
Arbeidsongeschiktheid
Bestuursbesluit van 21 november 2001 inzake de gegevens en verklaringen die het bestuur van Stichting Emeritaatsvoorziening SEV aan een predikant kan vragen met het oog op een arbeidsongeschiktheidspensioen als genoemd in artikel 4 lid 8 van het reglement. "Het bestuur zal vragen om de volgende verklaringen: 1.
2.
3. 4. 5.
Verklaring van de kerkenraad over de aard en de mate van de arbeidsongeschiktheid en het honorarium dat de predikant gedurende zijn arbeidsongeschiktheid zal blijven ontvangen. Medische verklaringen van deskundigen die de mate van arbeidsongeschiktheid in verband met de WAZ bepalen, respectievelijk de beschikking omtrent denIPogte van de WAZ-uitkering. Een verklaring van de vergadering van de regiokerken waartoe de desbetreffende kerk behoort, dat zij zich kan verenigen met de aanvraag en de daartoe. (Eventueel): nader door het bestuur gewenste verklaringen een door het bestuur aan te wijzen arts of andere deskundige (bv. STAGG). De verklaring van de predikant dat hij zich naar zal ihzêtten voor herstel van zijn arbeidsgeschiktheid resp. voor het vinden pctssende nevenarbeid."
Bruto Pensioengrondslag (BPG)
Bestuursbesluit van inzake de vaste toeslagen en vaste kostenvergoedingen bij het bepalen van de bruto pensioengrondslag: "Met de vaste toeslagen zijn bedoelddê;;vakalltfetoeslag, de compensatie WAZ-premie, de compensatie Sociale Zekerheid en de tege' oetkoming premie ziektekosten. Met de vaste kostenvergoedingen zijn voor representatiekosten, aanschaf het traktement inbegrepen vergoedingen voor auto vakliteratuur en en telefoon worden van de grondslag afgetrokken."
Aldus vastgesteld in de bestuursvergadering van
S.E.V.. wijziging reglement versie 0.9
·8·