Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij
Jaarverslag 2011
1
2
3
Karakteristieken Profiel Het Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij, statutair gevestigd te Amsterdam, (hierna: het pensioenfonds) is opgericht op 1 februari 1954. De laatste statutenwijziging was op 25 maart 2011. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41195579. Het fonds is een bedrijfstakpensioenfonds en is aangesloten bij koepelorganisatie Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB). De VB is samen met de bureaus van OPF en UvB samengevoegd onder de paraplu van de Pensioenfederatie. Het pensioenfonds stelt zich ten doel zeevarenden en oud-zeevarenden te voorzien van een volwaardig pensioenpakket tegen een redelijke premie. Zowel werkgevers als werknemers dragen hieraan bij, waarna de ontvangen premies onder zo gunstig mogelijke voorwaarden worden belegd. Het pensioenfonds belegt in zaken zoals onroerend goed, aandelen en vastrentende waarden. Het totale vermogen van het pensioenfonds bedroeg ultimo boekjaar circa 3.3 miljard euro.
Organisatie Samenstelling bestuur Het bestuur van het pensioenfonds heeft de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden uitbesteed aan een uitvoeringsorganisatie. Deze werkzaamheden betreffen het vermogensbeheer en de pensioenadministratie. De bestuursondersteuning is ondergebracht bij het bestuursbureau. Uitgangspunt is dat het bestuur, conform de eisen van de Pensioenwet, verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het bestuur van het pensioenfonds bestaat uit vier leden afgevaardigd vanuit werkgeversorganisaties en vier leden die zitting hebben namens werknemersorganisaties. De voorzitter van het fonds is voor onbepaalde tijd benoemd. Het bestuur wordt bijgestaan door externe adviseurs. Per 31 december 2011 was het bestuur als volgt samengesteld: Leden werknemers:
Leden werkgevers:
De heer H.J.A.H. Hylkema, voorzittter De heer L. Kazemier De heer A. Sta, plv. voorzitter De heer M.H.W. van Dam
(1) (2) (1) (1)
De heer M.W. Zier, secretaris De heer T.P. Tammes De heer A.W.P.M. Zimmerman De heer C.C. van der Sluis
(4) (3) (4) (3)
Plv. leden werknemers: De heer F.M.A. Lefel Vacature
(1) (2)
Plv. leden werkgevers: De heer F.P. van Gelderen * Vacature
(4) (3)
Aangewezen door: Werknemersorganisaties: (1) Nautilus International Postbus 8575, 3009 AN Rotterdam
4
(2)
Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij Wassenaarseweg 2, 2596 CH Den Haag
Werkgeversorganisaties: (3) Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart Boompjes 40, 3011 XB Rotterdam (4) Sociaal Maritiem Werkgeversverbond Boompjes 40, 3011 XB Rotterdam * Per 31 december 2011 is de heer F.P. van Gelderen afgetreden als (plaatsvervangend) bestuurslid. Dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur van het pensioenfonds wordt gevormd door de voorzitter en de secretaris. Het dagelijks bestuur is het aanspreekpunt voor het bestuursbureau voor de dagelijkse zaken. Alle operationele besluiten moeten worden voorgelegd aan het bestuur, tenzij het dagelijks bestuur een mandaat heeft gekregen van het bestuur. Het dagelijks bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden zoals bepaald is in de statuten en reglementen van het fonds en is vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Per 31 december 2011 was het dagelijks bestuur met hun plaatsvervangers als volgt samengesteld: Leden werknemers De heer H.J.A.H. Hylkema, voorzitter De heer A. Sta, plv. voorzitter
Leden werkgevers De heer M.W. Zier, secretaris Vacature (plv. secretaris)
Samenstelling beleggingscommissie De beleggingscommissie bereidt het beleid voor inzake de beleggingen van het fonds en houdt toezicht op de uitvoering ervan. In 2011 kwam de beleggingscommissie vijf maal bijeen. Per 31 december 2011 was de beleggingscommissie als volgt samengesteld: Leden werknemers: De heer H.J.A.H. Hylkema De heer A. Sta
Leden werkgevers: De heer A.W.P.M. Zimmerman (voorzitter) De heer F.P. van Gelderen (t/m 31-12-2011)
Toehoorder:
De heer M.W. Zier
In het verslagjaar werd de beleggingscommissie bijgestaan door de heer J. Beenen van Mercer (Nederland) BV. Samenstelling deelnemersraad De deelnemersraad verstrekt advies aan het bestuur over aangelegenheden waarover een besluit dient te worden genomen. Het gaat dan om de volgende adviezen waarover het bestuur besluiten moet nemen: - het nemen van maatregelen van algemene strekking; - wijziging van de statuten en de reglementen van het fonds; - vaststelling van het jaarverslag, de jaarrekening, de actuariële en bedrijfstechnische nota als bedoeld in artikel 145 PW en een herstelplan als bedoeld in artikel 138 PW en artikel 140 PW; - vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten indien toepassing wordt gegeven aan artikel 134 PW;
5
-
het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid; gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds; liquidatie van het fonds; het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; het terugstorten van premie of geven van premiekorting als bedoeld in artikel 129 PW.
Per 31 december 2011 was de deelnemersraad als volgt samengesteld: Nautilus International: Leden De heer A.A.J. Donker De heer R.W. Vlietman De heer J.M. de Boer De heer R.E. Pauptit (voorzitter) De heer D.J. Lakerveld (plv.secretaris) De heer E. Grootveld De heer A.L. Verhoef De heer F. Vons (secretaris)
Plv. leden De heer B. Klein De heer J. van Vuuren De heer D. Beerens (tot 01-09-2011) De heer J.W.A. Heinen De heer A.P. Poldervaart
Van de Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij: Leden Plv. leden De heer L.J.H. Geenevasen (vanaf 01-02-2011) De heer P.G. van der Horst (vanaf 18-05-2011) De heer H. van der Laan De heer K. Pals (plv. voorzitter) Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan is belast met het beoordelen van het door het bestuur vastgestelde beleid. De belangrijkste taak is het controleren of het bestuur bij zijn beleid rekening heeft gehouden met de belangen van alle belanghebbenden. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan adviesrecht. Het bestuur is verplicht om advies aan het verantwoordingsorgaan te vragen alvorens een besluit te nemen over: - het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; - het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; - de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht; - het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; - het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; Het verantwoordingsorgaan heeft in het verslagjaar een oordeel gegeven over het gevoerde beleid in 2011. Per 31 december 2011 was het verantwoordingsorgaan als volgt samengesteld: Namens de pensioengerechtigden: Leden De heer E. Grootveld De heer K. Pals (plv. voorzitter) De heer F. Vons (secretaris) Namens de deelnemers: Leden De heer H. van der Laan (vanaf 11-04-2011) De heer D.J. Lakerveld (plv.secretaris) De heer R.E. Pauptit (voorzitter)
Plv. leden De heer A.L. Verhoef
Plv. leden De heer A.A.J. Donker De heer B. Klein
6
Namens de werkgevers: De heer A. Christ (tot 01-05-2011) De heer R. Kloos De heer F. Feléus Bestuursbureau Het bestuursbureau heeft in 2011 de ondersteunende rol en de rol als verlengstuk van het bestuur, bij de controle van de uitbesteding, goed kunnen invullen. In het gekozen model worden actuariële en accountantsdiensten extern afgenomen. Het bestuursbureau bewaakt de ‘service level agreements’ met de uitvoerders en controleert de uitvoering van het Vermogens- en Pensioensbeheer. Daarnaast onderhoudt het bestuursbureau externe contacten met onder andere De Nederlandsche Bank, de Autoriteit Financiele Markten, Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (Pensioenfederatie) en collega bestuursbureaus. Het bestuursbureau heeft het bestuur in 2011 in projectgroepen vertegenwoordigd (o.a. in de werkgroep wijziging bestuursstructuur en de werkgroep premievereenvoudiging en het oplossen van de administratie problemen na invoering van de nieuwe premie-incasso). Daarnaast heeft het bestuursbureau zitting genomen in de stuurgroep transitie OG na het besluit van het bestuur om het onroerend goed vanaf 1-1-2012 onder te brengen bij MN. Daarnaast vertegenwoordigt de directeur van het bestuursbureau het fonds in StAK III (Stichting Administratiekantoor) waar de certificaten van aandelen van Bpf Koopvaardij in MN Services zijn ondergebracht). In 2012 zal bekeken worden wat de impact van de gewijzigde bestuursstructuur is op de omvang van de werkzaamheden van het bestuursbureau. In het verslagjaar werkten de volgende personen bij het bestuursbureau: De heer E.G.M. Cramer, directeur Mevrouw D. Oppelaar-Doncker, beleidsadviseur De heer R.F. Grobbe, beleidsadviseur Mevrouw I. Diderich, beleidsmedewerkster Visitatiecommissie: De heer R.A. Nieuwenhoven De heer D.M. Swagerman Mevrouw H.W.L.A. de Lange Geschillencommissie: De heer R. Degenhardt De heer G. Heeres De heer L.L. Lennaerts Actuaris Adviserend actuaris: De heer B. van Boesschoten. Mercer (Nederland) BV Startbaan 6 1185 XR Amstelveen
7
Waarmerkend actuaris: De heer W. Brugman Mercer Certificering BV Startbaan 6 1185 XR Amstelveen
Pensioenbeheer MN Postbus 9159 1006 AD Amsterdam
Vermogensbeheer MN. Postbus 30025 2500 GA Den Haag Adviseur vermogensbeheer De heer J. Beenen Mercer (Nederland) BV Startbaan 6 1185 XR Amstelveen Accountant De heer A.J.H. Reijns KPMG Accountants N.V. Rijnzathe 14 3454 PV De Meern
Compliance Officer De heer B.M. Peters Nederlands Compliance Instituut (NCI) Cypresbaan 19 2908 LT Capelle aan den IJssel
Meer informatie over het pensioenfonds is ook op het internet te vinden via: www.koopvaardij.nl.
8
KERNCIJFERS 2007 - 2011 (x 1 duizend euro)
2011
2010
2009
2008
2007
206
191
202
203
195
Actieve deelnemers Pensioengerechtigden 1) Slapers
5.032 32.183 17.128
4.465 32.061 18.348
4.362 31.700 18.967
4.548 31.406 20.087
4.390 30.894 21.609
Totaal deelnemers
54.343
54.874
55.029
56.041
56.893
2.908.235 20.854 1.919 41
2.681.670 15.649 3.103 38
2.573.229 11.565 2.464 38
2.601.837 7.769 2.666 2.732 38
2.258.632 3.766 2.672 8.524 22
2.700.460
2.587.296
2.615.042
2.273.616
Werkgevers en deelnemers (aantallen) Aangesloten werkgevers met personeel
Pensioenverplichtingen en pensioenvermogen Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen Voorziening prepensioenverplichtingen Voorziening AIP verplichtingen 3) Voorziening premietekort Overige technische voorzieningen
2)
Totaal technische voorzieningen
(a)
Marktrente verplichtingen
2,71%
Reserves Algemene reserve Algemene reserve AIP Algemene reserve prepensioen Solvabiliteitsreserve Solvabiliteitsreserve AIP Solvabiliteitsreserve prepensioen Reserve overgangsregeling
Dekkingsgraad
5)
4)
3,42%
3,83%
3,59%
110.578 9.645 1.907 223.017 1.606 26.616
96.084 5.261 2.411 200.227 1.167 26.000
142.742 5.032 1.675 222.662 1.000 26.000
7.335 8.154 1.330 204.977 614 26.000
778.167 947 1.335 206.845 252 355 29.500
(b)
373.369
331.150
399.111
248.410
1.017.401
(c = a + b)
3.304.418
3.031.610
2.986.407
2.863.452
3.291.017
Totaal reserves Pensioenvermogen
2.931.049
(d = c / a)
Vereiste dekkingsgraad
111,8%
112,3%
115,4%
109,5%
144,7%
107,7%
107,5%
108,6%
107,9%
109,4%
2011
2010
2009
2008
2007
43.187 43.800 45.191 39.356 147.382
45.421 46.055 37.349 145.769
37.414 40.810 39.007 147.138
37.401 43.948 32.055 144.214
36.539 139.235
3.276.850 379.455 13,0% 2,02
3.000.113 151.342 4,9% 0,47
2.955.270 242.562 8,4% 1,45
2.855.672 - 311.625 -9,5% - 1,12
3.284.428 87.648 2,2% - 0,34
- 67.961
150.701
- 767.792
Financiële gegevens Feitelijke premie 7) Beschikbare premie 8) Kostendekkende premie Gedempte kostendekkende premie Uitkeringen Actuele waarde belegd vermogen 11) Beleggingsresultaat Rendement 12) Z-score Resultaat boekjaar 1) 2) 3) 4)
5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13)
13)
9)
10)
42.219
6)
90.897
Inclusief ambsthalve uitkeringen. Vanaf 2007 is de voorziening gewaardeerd op marktrente. Dit bedrag is inclusief het effect van de veronderstelde sterftetrend. De voorziening premietekort heeft alleen betrekking op pensioenreglement C. Voor de marktrente van de verplichtingen wordt uitgegaan van de actuele rentetermijnstructuur (RTS) zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank (DNB). Ultimo 2011 heeft DNB besloten om deze vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de laatste drie maanden van 2011. Vanaf 2011 wordt de bestemmingsreserve 15-jaars inkoop VPL niet meer meegenomen bij de berekening van de dekkingsgraad. In de premie 2010 is voor een bedrag van 3.408 duizend euro aan premie uit 2009 opgenomen. De beschikbare premie betreft de feitelijke premie vermeerderd met de uit de VPV vrijvallende premie vanwege premievrije deelneming tezamen met de vrijgevallen voorziening premietekort. De kostendekkende premie wordt vastgesteld op basis van de inkoop van nieuwe pensioenopbouw in het boekjaar, is gebaseerd op marktwaarde en bevat opslagen voor administratiekosten en het Vereist Vermogen. De gedempte kostendekkende premie is voor het eerst vastgesteld over 2011. Deze is gebaseerd op een gedempte rekenrentevoet van 3,9%. Betreft inclusief vorderingen en schulden uit hoofde van beleggingen. Inclusief indirecte beleggingsopbrengsten en beleggingskosten. De z-score geeft de afwijking weer van het feitelijke rendement ten opzichte van het normrendement. Op deze cijfers zijn de kosten van de indexeringen per 1 januari volgend boekjaar reeds in mindering gebracht.
9
Verslag van de pensioenraad Het verantwoordingsorgaan (VO) van het fonds is per 1 januari 2008 ingesteld. Bij oprichting is een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten van Goed Pensioenfondsbestuur (PFG). Hierbij zijn de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording van het orgaan vastgesteld. Het verantwoordingsorgaan kwam twee maal per jaar bijeen. Eenmaal om het beleid van het bestuur te bespreken en eenmaal om het beleid van het bestuur te beoordelen. Het verantwoordingsorgaan kwam minimaal eenmaal per jaar met het bestuur bijeen. Sinds 1 april 2012 is het verantwoordingsorgaan geïntegreerd in de pensioenraad en heeft de pensioenraad alle taken van het verantwoordingsorgaan overgenomen, waaronder de beoordeling van het beleid van het bestuur over 2011. In het overleg tussen het bestuur en de pensioenraad, gehouden op 16 mei 2012, zijn de onderwerpen totstandkoming van de nieuwe bestuursstructuur, handhaven van de verplichtstelling en communicatie besproken. De pensioenraad heeft in het kader van zijn taakuitoefening kennisgenomen van het concept jaarverslag over 2011. Gedurende het jaar zijn allerlei stukken ontvangen van het fonds, zoals besluitbrieven van het bestuur aan de deelnemersraad, adviesbrieven van de deelnemersraad aan het bestuur, ABTN, beleggingsplan, rapportage van de visitatiecommissie, pensioenreglementen en huishoudelijke reglementen van verscheidene colleges, statuten, beleggingsrapportages en de e-line rapportages. Ook hebben zij inzicht gekregen in de plannen om de bestuursstructuur per 1 januari 2012 te wijzigen. Bevindingen en conclusie De pensioenraad geeft een reactie op de acties van het bestuur op de bevindingen van 2010 en heeft de volgende bevindingen op het door het bestuur gevoerde beleid in 2011: De pensioenraad is tevreden over de manier waarop deze nauw betrokken is geweest bij de totstandkoming van de nieuwe bestuursstructuur. De pensioenraad voelt zich comfortabel in de nieuwe rol als pensioenraad. Voor wat betreft het handhaven van de verplichtstelling is de pensioenraad van mening dat het fonds op het goede spoor zit maar nog niet klaar is. De pensioenraad wil het bestuur een hart onder de riem steken om het tot nu toe uitgevoerde beleid door te zetten. De pensioenraad is enthousiast over de website die up to date wordt bijgehouden. Wel is de pensioenraad van mening dat het bestuur zich moet realiseren dat onder de gepensioneerden niet iedereen internet heeft. De pensioenraad stelt daarom voor om in plaats van één PensioenKompas en één PensioenPeiling er in het vervolg twee van elk per jaar te versturen.
Rotterdam, 12 juni 2012 R.E. Pauptit, voorzitter pensioenraad
10
Verslag van het bestuur Hoofdlijnen Belangrijke bestuursbesluiten Het bestuur van het pensioenfonds kwam in 2011 negenmaal bijeen en wel op 16 februari, 30 maart, 18 mei, 27 juni, 31 augustus, 18 oktober, 22 november, 30 november en 12 december. Het bestuur en de deelnemersraad kwamen tweemaal gezamenlijk bijeen en wel op 18 mei en 30 november. De genomen besluiten hadden ondermeer betrekking op: • De Actuariële- en bedrijfstechnische nota (ABTN); • Het opstellen van een Integriteitbeleid voor het fonds; • Het opstellen en invoeren van een nieuwe bestuursstructuur per 1 april 2012; • Het opstellen van nieuwe reglementen van alle organen na invoering van de nieuwe bestuursstructuur; • De bevordering van deskundigheid voor zowel het bestuur als de deelnemersraad; • Het handhaven van de verplichtstelling; • Looncontroles; • Het invoeren van een risicodashboard; • Aanpassing van de fondsspecifieke correctie op de overlevingstafels; • Afronding van de transitie van het pensioenbeheer; • Het beleggen van een deel van de matching portefeuille buiten de euro zone; • Met de implementatie van het nieuwe Maritieme Arbeidsverdrag van de ILO (MLC2006), betreffende grensoverschrijdende detachering, wordt het mogelijk om ook individuele vrijstelling van deelname in het fonds aan te vragen. De mogelijkheid van individuele vrijstelling is geregeld in artikel 97, lid 2 van de Pensioenwet (PW). • De wijziging van de uitvoerder voor het beheer van het onroerend goed van het fonds; • De voortgang van het herstelplan; • Het opnemen van de WIA hiaat regeling in het pensioenreglement van het fonds; • Het beleggingsplan 2012.
Reglementswijzigingen In 2011 zijn de pensioenreglementen op een aantal punten inhoudelijk aangepast. Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste reglementswijzigingen en bestuursbesluiten die in 2011 zijn doorgevoerd: • Het invoeren van een langere aanvraagtermijn voor het aanvragen van vrijwillige voorzetting in het fonds; • Maximering van het partnerpensioen in geval van een bijzonder partnerpensioen; • Vastlegging van de deelname tot 65 jaar in reglement A; • Het opnemen in de reglementen A, B en C van een specifieke bepaling over geen premie, geen pensioen; • Het verwijderen van gedeeltelijke ingang van het OBP uit reglement C; • Premies en toeslagen voor 2012; • Wijziging van de afkoop- en flexibileringsfactoren per 1 januari 2012; • Het niet verstrekken van extra dienstijd in reglement B na een inkomende waardeoverdracht;; • Het niet repareren in het pensioenreglement van de door de overheid gewijzigde ste ingangsdatum van de AOW uitkering van de 1 van de maand naar de verjaardag; • Het versoepelen van de fiscale voorwaarden vervroeging pensioeningang tot 60 jaar. • Maximering maximum loon in reglement C per 1 januari 2012.
11
Statutenwijzigingen In 2011 zijn de statuten op een aantal punten inhoudelijk aangepast. De belangrijkste wijzigingen betroffen: - het opnemen van een bepaling dat het bestuur voor onbepaalde tijd een (plaatsvervangend) voorzitter en een (plaatsvervangend) secretaris kiest; het invoeren van de mogelijkheid tot schriftelijke besluitvorming over voorstellen tot wijziging van de statuten en de pensioenreglementen; het duidelijk tot uitdrukking brengen van het onderscheid tussen de waarmerkende en de adviserende actuaris; - het herstellen van een aantal onvolkomenheden. Uitvoeringsreglement De zeevarenden die uit de EU-landen en de verdragslanden komen en binnen het rijk, of in een ander land van de Europese Gemeenschap wonen of in een ander land waarmee Nederland een Verdrag of Overeenkomst inzake Sociale Zekerheid heeft gesloten, met uitzondering van Noord-Amerika wonen en onder de Nederlandse vlag varen, vallen onder de verplichtstelling van het pensioenfonds. Er zijn echter ook werkgevers die vrijwillig zijn aangesloten. Voor de deelnemers bij deze werkgevers geldt het uitvoeringsreglement. Als een werkgever een betalingsachterstand heeft bij het pensioenfonds kan dit gevolgen hebben voor de pensioenopbouw van de werknemers. Het fonds kan dan de werknemers daarvan op de hoogte brengen. Dit gebeurde tot voor kort pas als voor een werkgever het faillissement werd aangevraagd. Deze termijn is nu vervroegd. Als een werkgever een dwangbevel ontvangt en daar na zes weken nog niet op heeft gereageerd informeert het fonds de werknemers over de betalingsachterstand.
12
Goed Pensioenfondsbestuur Pension Fund Governance en Integere bedrijfsvoering Wettelijk is geregeld dat een pensioenfonds maatregelen dient te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van de Pensioenwet zijn de principes van de Stichting van de Arbeid (STAR) voor Goed Pensioenfonds Bestuur (PFG: Pension Fund Governance) verankerd in het wettelijk kader. Deze 32 principes betreffen de onderdelen zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht. Het beleid van het pensioenfonds is gericht op een beheerste en integere bedrijfsvoering. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt onder meer in: • Adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing; • Analyse en beheersing integriteitrisico’s; • Voorkomen van belangenverstrengeling; • Duurzame beheersing van (financiële) risico’s; • Eenmaal per vier jaar een continuïteitsanalyse. Medezeggenschap De medezeggenschap is geregeld via de deelnemersraad. Het pensioenfonds kent al een deelnemersraad sinds 1992. De deelnemersraad bestaat uit leden afkomstig uit de groepen actieve deelnemers, gepensioneerden en gewezen deelnemers, die door Nautilus International en de Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij worden benoemd. Het huishoudelijke reglement van de deelnemersraad benoemt de onderwerpen waarover het bestuur advies moet vragen aan de deelnemersraad. Over deze zaken formuleert het bestuur een voorgenomen besluit, dat na positief advies van de deelnemersraad kan worden uitgevoerd als definitief besluit. In 2011 kwam de deelnemersraad achtmaal bijeen. Tevens werd tweemaal gezamenlijk met het bestuur vergaderd. Verantwoordingsorgaan Het bestuur van het pensioenfonds besteedt conform de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen voor goed pensioenfondsbestuur veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie. Reglementair is bepaald hoe het bestuur omgaat met de rol als bestuur en invulling geeft aan begrippen als goed bestuur, verantwoording en intern toezicht. Het verantwoordingsorgaan is per 1 januari 2008 ingesteld. Het verantwoordingsorgaan heeft negen leden waarvan zes leden afkomstig zijn uit de deelnemersraad en drie vertegenwoordigers van het Sociaal Maritiem Werkgeversverbond (SMW) en de Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart (VWH) die betrokken zijn bij het fonds. De opbouw is zodanig dat zoveel mogelijk wordt samengewerkt met de deelnemersraad teneinde overlapping te voorkomen. Het bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van PFG. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur gevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan baseert zijn oordeel op het jaarverslag van het fonds, de jaarrekening, de bevindingen van het interne toezicht en overige informatie. Op 16 mei 2012 heeft het bestuur gezamenlijk met de pensioenraad vergaderd over het gevoerde beleid in 2011. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan twee maal samen met de deelnemersraad vergaderd over de invoering van een gewijzigde bestuursstructuur per 1 januari 2012.
13
Reactie van het bestuur op het oordeel en de bevindingen van de pensioenraad: Het bestuur bedankt de pensioenraad voor het positieve oordeel. Het bestuur geeft als reactie op de bevindingen van de pensioenraad: Met betrekking tot de betrokkenheid bij de totstandkoming van de nieuwe bestuursstructuur is het bestuur buitengewoon verheugd. Het bestuur geeft aan dat het prettig is om vanaf heden met één orgaan te maken te hebben in plaats van de twee afzonderlijke organen (deelnemersraad en verantwoordingsorgaan). Voor wat betreft de handhaving van de verplichtstelling is het bestuur het met de pensioenraad eens dat het fonds er nog niet is. Het bestuur zal ook komend jaar structureel het tot nu toe uitgevoerde beleid doorzetten. Daarnaast zal komend jaar het onderdeel communicatie meer aandacht krijgen. Voor de portefeuille communicatie en pensioenuitvoering is een nieuw bestuurslid aangetrokken die naast de kennis van pensioenzaken ook deskundig is op het terrein van communicatie. Er wordt een nieuw communicatieplan opgesteld. Het verzoek van de pensioenraad om meerdere uitgaven van PensioenKompas en PensioenPeiling zal meegenomen worden bij het opstellen van het communicatieplan. Visitatiecommissie Het intern toezicht op het pensioenfonds is ondergebracht bij een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit drie externe,onafhankelijke, deskundige en gezaghebbende personen. De leden zijn op geen enkele wijze, anders dan uit hoofde van de visitatiecommissie, betrokken bij het functioneren van het fonds. De visitatiecommissie verricht jaarlijks onderzoek. Dit onderzoek richt zich met name op het functioneren van het bestuur en hoe er op de lange termijn met risico´s wordt omgegaan. De leden van de visitatiecommissie zijn: • • •
De heer R.A. Nieuwenhoven (voorzitter) De heer D.M. Swagerman (secretaris) Mevrouw H.W.L.A. de Lange
Voor het jaar 2011 heeft de visitatiecommissie in overleg met het bestuur gekozen voor een visitatie met de focus op het functioneren van het bestuur in de periode 1 oktober 2010 tot 1 november 2011. De aanbevelingen van de visitatiecommissie vindt u op pagina 28 terug in dit jaarverslag. Zelfevaluatie en deskundigheidsbevordering Het bestuur hecht grote waarde aan de verdere ontwikkeling van de deskundigheid van bestuur, deelnemersraad en verantwoordingsorgaan. Zoals het bestuur vorig jaar reeds heeft aangekondigd heeft het bestuur in 2011 samen met de Cao partijen gekeken naar een nieuwe bestuursstructuur. In 2011 hebben alle bestuursleden via het SPO de cursus Leergang Besturen van een Pensioenfonds (niveau 2) gevolgd, dit, om de reeds aanwezige kennis en kunde verder uit te breiden. In 2012 zal een nieuwe zelfevaluatie bij het bestuur worden uitgevoerd. Ook worden er sinds december 2011 gesprekken gehouden over het functioneren van de individuele bestuurders. In 2012 zal er wederom door het bestuur een brede deskundigheidstoets worden afgenomen door een externe partij.
14
In 2011 zijn de leden bij bijeenkomsten van VB, DNB en AFM aanwezig geweest. Tevens hebben verschillende bestuursleden seminars bijgewoond. De deelnemersraad heeft in 2011 een vierdaagse cursus via Penvita gevolgd, deze cursus bestond uit de onderdelen: - Rol en taken nieuwe deelnemersraad; - Pensioencontract, premie- en indexatiebeleid; - Beleggen, Rendement en Risico’s; - Jaarverslagen en Verantwoording. Gedragscode Het pensioenfonds hanteert een gedragscode. Deze gedragscode geeft regels en richtlijnen voor alle bestuursleden en andere beleidsbepalers : • Ter voorkoming van verstrengeling van belangen; • Ter vermijding van verspreiding en misbruik van vertrouwelijke informatie; • Ter voorkoming van koersmanipulatie. Het pensioenfonds heeft het Nederlands Compliance Instituut (NCI) aangewezen als externe Compliance Officer. De Compliance Officer heeft over 2011 geen constateringen gesignaleerd die strijdig zijn met de gedragscode van het fonds. Toezichthouder De toezichthouder pensioenfondsen van De Nederlandsche Bank (DNB) heeft in het verslagjaar meerdere malen gesproken met het dagelijks bestuur en de directeur van het bestuursbureau. De ontwikkelingen bij het fonds en DNB zijn hierbij besproken alsmede de vergelijking van de kosten en opbrengsten van vermogensbeheer, de door het fonds gehanteerde correcties op de overlevingstafels, de overgang naar een nieuwe bestuursstructuur en de borging van de deskundigheid en de continuïteit van de bestuurders in het fonds. Het fonds verstrekt regelmatig aan DNB een update van een aantal zaken die bij het fonds spelen. In 2012 wordt deze werkwijze met DNB gewijzigd. Slechts een aantal fondsen houdt een “eigen” relatiebeheerder. Het fonds behoort daar niet toe en het bestuur betreurt deze ontwikkeling. Bij de overige fondsen wordt op een andere wijze toezicht gehouden (loketfunctie). In september 2011 heeft een delegatie van het bestuur en het bestuursbureau op uitnodiging van DNB een demonstratie gegeven van het risicodashboard. Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Het fonds heeft gekozen voor de dienstverlening van MN en daarmee voor een integrale benadering van goed ondernemingsbestuur, de uitvoering van stemrecht op aandelen en maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB). Deze dienstverlening bestaat uit 4 speerpunten: •
Verantwoord beleggen: het rekening houden bij beleggingsbeslissingen met MVB criteria. Een voorbeeld is het Enhanced Analytics Initiative; een internationaal samenwerkingsverband van institutionele beleggers gericht op het aanmoedigen van beleggingsonderzoek dat rekening houdt met de invloed van niet-financiële factoren op de lange termijn resultaten van bedrijven. Mn Services committeert zich daarmee om ten minste 5% van haar aandelentransacties toe te kennen aan analisten die zich onderscheiden op het gebied van Environment, Social en Governance (ESG) onderzoek.
•
Thematisch beleggen: bij thematisch beleggen wordt gekeken naar investeringsmogelijkheden die zowel vanuit rendementsoogpunt als vanuit ESG-oogpunt aantrekkelijk zijn.
15
•
Mn Services Beleggingsfondsen investeren niet (rechtstreeks noch indirect) in ondernemingen en/of andere investeringsobjecten die direct betrokken zijn bij productie, onderhoud of distributie van producten die in strijd zijn met de door Nederland ondertekende internationale verdragen. Op dit moment worden in feite alleen aandelen uitgesloten van ondernemingen die direct betrokken zijn bij de productie, onderhoud of distributie van anti persoonsmijnen en clustermunitie.
•
Actief aandeelhouderschap: dit is een belangrijk instrument om invloed uit te oefenen bij de bedrijfsvoering van ondernemingen, ten aanzien van goed ondernemingsbeleid, goed ondernemingsbestuur en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het is geen doel op zich, maar gericht op het creëren van waarde, in termen van rendement en risico van de portefeuille. Om actief aandeelhouderschap effectief te maken wordt wereldwijd samengewerkt met andere institutionele beleggers.
Communicatie Communicatie is een belangrijk onderwerp. Het pensioenfonds heeft daarom extra aandacht besteed aan de zogenaamde gebeurtenissencommunicatie. • Iedere nieuwe deelnemer ontvangt binnen drie maanden na indiensttreding een brief met informatie over de pensioenregeling (de zgn. startbrief); • Iedere deelnemer die gaat scheiden ontvangt een brief met informatie over onder andere verevening van het ouderdomspensioen; • Iedere deelnemer die uit de bedrijfstak vertrekt ontvangt na drie maanden een brief met informatie over onder andere waardeoverdracht; • Iedere deelnemer ontvangt één maal per jaar een zogenaamde UPO (Uniform Pensioen Overzicht); • Iedere ex-deelnemer ontvangt één maal per 5 jaar een UPO; • Iedere gepensioneerde ontvangt één maal per jaar een opgave van zijn pensioenaanspraken. In het verslagjaar is aan de actieve deelnemers het UPO verstuurd, alsmede een prepensioenoverzicht voor de netto prepensioenregeling. Nieuw aangemelde deelnemers bij het pensioenfonds hebben de startbrief ontvangen; deelnemers die de bedrijfstak hebben verlaten hebben een eindbrief ontvangen. Inactieve deelnemers, de zogenaamde slapers, hebben in 2009 een UPO voor gewezen deelnemers ontvangen. In 2014 zal deze weer verzonden worden. PensioenPeiling Er is in het verslagjaar in januari een PensioenPeiling verzonden aan alle werkgevers, actieve deelnemers en gepensioneerden. Hierin is aandacht besteed aan de volgende onderwerpen: - De financiële situatie van Bpf Koopvaardij - De toeslagen voor 2011; - Straks al uw pensioenen online bekijken! - Wijzigingen in het pensioenreglement - Pensioenplanner PensioenKompas In mei 2011 is er een PensioenKompas verschenen. Hierin werd met name aandacht besteed aan de financiële situatie van het fonds, de dekkingsgraad, de wijzigingen in de reglementen en een oproep om lid te worden van het lezerspanel van het fonds. In de eerste week van januari 2012 is er wederom een PensioenKompas verschenen.
16
Nieuwsbrief voor werkgevers In oktober 2011 is de eerste uitgave van de digitale nieuwsbrief voor werkgevers in de Koopvaardij verzonden. Het fonds is met deze nieuwe service gestart om werkgevers op de hoogte te brengen van de activiteiten binnen het fonds. Ook worden in het kort handige tips besproken om de pensioenuitvoering makkelijker te maken. In de eerste nieuwsbrief is uitleg gegeven over onderstaande onderwerpen: -
Bereken de juiste pensioengrondslag Een juiste premiespecificatie Het afronden van premies Onderzoek naar eenvoudigere berekening pensioengrondslag Vrijstelling pensioendeelname voor zeevarenden PW art. 97 lid 2 Bestandsvergelijkingen Nieuwe handleiding online
Website In het verslagjaar is de website van het fonds, www.koopvaardij.nl geactualiseerd. Naast de berekende dekkingsgraden aan het eind van ieder kwartaal worden nu ook de geschatte dekkingsgraden per maand weergegeven. De website werd veelvuldig geraadpleegd. Het aantal bezoekers in het verslagjaar bedroeg ca. 15.000. De website is toegankelijk, herkenbaar en actueel voor de (gewezen) deelnemers, werkgevers en gepensioneerden in de bedrijfstak. Aan deze website is een bestuurdersportaal gekoppeld waarop beperkt toegang is voor leden van de volgende colleges: bestuur, deelnemersraad, verantwoordingsorgaan en beleggingscommissie. Op het portaal worden vergaderstukken, notulen en fondsdocumenten voor de betreffende gremia beschikbaar gesteld. Pensioenplanner Van de in december 2010 gelanceerde pensioenplanner is door zowel actieve als gewezen deelnemers veelvuldig gebruik gemaakt. De pensioenplanner is gebaseerd op een actueel databestand op basis van de recente loongegevens. Circa een maand na ontvangst van deze gegevens staan de actuele aanspraken in de pensioenplanner. De pensioenplanner geeft een totaalbeeld van de bij het fonds opgebouwde rechten en te bereiken aanspraken, maar biedt tevens een instrument om te bekijken wat de effecten zijn van inruil van pensioensoorten, uitstel/vervroeging van pensioen en de hoog/laag constructie. U kunt via de website www.koopvaardij.nl inloggen in de pensioenplanner. Pensioenregister Het door de regering in het leven geroepen Pensioenregister is per 6 januari 2011 voor elke (gewezen) deelnemer te raadplegen. De website ‘mijnpensioenoverzicht.nl’ laat alle opgebouwde rechten zien. Dit betekent dat in één oogopslag voor de (gewezen) deelnemers duidelijk wordt waar zij welke rechten hebben opgebouwd. Op deze inzichtelijke manier is het voor de deelnemer beter te bepalen of hij of zij voldoende pensioen in de tweede pijler heeft opgebouwd. In de loop van 2012 zullen ook de verevende pensioenrechten bij echtscheiding en het latente partnerpensioen bij ingegaan ouderdomspensioen worden getoond. De door het fonds gevoerde prepensioenregeling kan om administratieve redenen niet in het Pensioenregister worden opgenomen. Wel zijn deze aanspraken zichtbaar in de pensioenplanner. Lezerspanel In mei 2011 heeft in PensioenKompas een oproep gestaan voor deelnemers aan het lezerspanel van het fonds. Er hebben zich 10 gegadigden gemeld. Het panel bestaat uit actieve en gewezen deelnemers en uit pensioengerechtigden. Het lezerspanel is inmiddels al twee keer bij elkaar geweest en heeft zich bezig gehouden met de leesbaarheid van het Uniform Pensioenoverzicht (UPO), de start- en stopbrief en het uitkeringsoverzicht voor de pensioengerechtigden (UKO).
17
Ook heeft het lezerspanel het PensioenKompas van januari 2012 vooraf op inhoud en leesbaarheid getoetst. Geconstateerd is dat met name teksten over reglementswijzigingen eenvoudiger moet worden geschreven, daarnaast is afgesproken om zoveel mogelijk teksten te controleren op moeilijk taalgebruik. Het lezerspanel heeft ook de website van het fonds beoordeeld op leesbaarheid en het geven van informatie. Op beide onderdelen is de site van het fonds positief beoordeeld.
Pensioenregeling Verplichtstelling De pensioenregeling is verplicht voor de werknemers die uit de EU-landen en de verdragslanden komen en die op grond van een arbeidsovereenkomst als kapitein of schepeling werkzaam zijn aan boord van een zeevaartuig met een Nederlandse zeebrief. De verplichting om deel te nemen aan de regeling geldt ook voor zeevarenden die dienst doen op schepen onder een vreemde vlag waarvan de werkgever zich vrijwillig bij het pensioenfonds heeft aangemeld. Uitgezonderd van deelname zijn degenen die én geen Nederlander zijn én niet woonachtig zijn in een land dat lid is van de Europese Gemeenschap of een land waarmee Nederland een overeenkomst inzake sociale zekerheid heeft gesloten. Ook degenen die woonachtig zijn in de Verenigde Staten zijn van de verplichte deelname uitgezonderd. Andere uitzonderingen zijn: • •
Zeevarenden die voor eigen rekening aan boord van een zeevaartuig werken; Zeevarenden in dienst van de rijksoverheid.
Sinds 1 januari 2006 bestaat de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij uit drie regelingen: •
•
•
Regeling A: Ouderdomspensioenregeling vanaf 65 jaar. Deze regeling geldt voor deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950. Regeling B: Prepensioenregeling van 60 tot 65 jaar. Deze regeling geldt voor deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950. Regeling C: Overbruggingspensioenregeling vanaf 60 jaar en ouderdomspensioenregeling vanaf 65 jaar. Deze regeling geldt voor deelnemers die geboren zijn voor 1 januari 1950.
Regeling A: Ouderdomspensioenregeling vanaf 65 jaar Deze pensioenregeling is de regeling die geldt per 1 januari 2006 voor de deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950. Sinds 1 januari 2006 bestaat het pensioenpakket uit: • Levenslang ouderdomspensioen wordt uitgekeerd vanaf de eerste dag van de maand waarin de 65ste verjaardag van de deelnemer valt (pensioendatum) en eindigt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand waarin de pensioengerechtigde overlijdt; • Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer overlijdt en eindigt op de laatste dag van de maand, waarin de partner overlijdt; • Het bijzonder partnerpensioen gaat in op eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het eindigt op de laatste dag van de maand waarin de gewezen partner overlijdt;
18
•
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer overlijdt. Het wezenpensioen eindigt op de laatste dag van de maand, waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt. Wanneer het echter een studerend kind betreft, eindigt het wezenpensioen op de laatste dag van de maand, waarin het de 27-jarige leeftijd bereikt, dan wel waarin niet meer aan genoemde eisen wordt voldaan. Het wezenpensioen eindigt voorts op de laatste dag van de maand, waarin het kind overlijdt.
Voor het ouderdomspensioen geldt dat de hoogte ervan is afgestemd op het gemiddeld bruto salaris over de periode van deelneming. Dit is een middelloonregeling. De jaarlijkse pensioenopbouw voor het ouderdomspensioen bedraagt 2,25% van de pensioengrondslag. Bij de bepaling van de hoogte van het pensioen houdt de regeling door middel van de pensioenfranchise rekening met de uitkering van de AOW (Algemene Ouderdomswet). Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ste ouderdomspensioen, dat de deelnemer had kunnen bereiken als hij tot zijn 65 verjaardag de deelneming had voortgezet. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het ouderdomspensioen, dat de ste deelnemer had kunnen bereiken als hij tot zijn 65 verjaardag de deelneming had voortgezet. Pensioengrondslag De pensioengrondslag is gelijk aan het loon tot een bepaald maximum, verminderd met een franchise. Hierbij wordt verstaan onder het loon: 365 x het dagloon. Tot het loon wordt gerekend: - 365 x het vaste dagloon (1); - vakantietoeslag; - arbeidsvoorwaardelijke aanspraak op vrije voeding (€ 4,45 per zeedag); - indien van toepassing dient de som te worden verhoogd met 15% overwerktoeslag (2). (1) Voor het vaste loon dient de volgende loonbestanddelen in aanmerking te nemen: a. De tot een bedrag per dag omgerekende vaste basisloon volgens de arbeidsovereenkomst inclusief de toegekende anciënniteits- en vaartijdverhogingen; b. De andere (tot een bedrag per dag omgerekende) met de werknemer in een vast bedrag per maand overeengekomen verhogingen en toeslagen. Tot de in aanmerking te nemen verhogingen behoren onder meer: • De verhoging voor het dienst doen op tankschepen • De verhoging wegens het dienst doen op schepen in de zeesleepvaart • De verhoging dienstdoen op grotere schepen • De tijdelijke promotietoeslag c. Het met de kapitein ter Kleine Handelsvaart (zeevaartuigen kleiner dan 4000GT) overeengekomen kaplaken of daarmee overeenkomende vergoeding. (2) Deze verhoging geldt uitsluitend voor zover de vergoeding voor overwerk niet reeds op grond van een geldende cao of loonregeling geheel of gedeeltelijk is opgenomen in het vaste loon.).
Voor het verslagjaar was het maximumloon € 215,83 per dag en de pensioenfranchise € 35,34 per dag. De pensioengrondslag vormt het uitgangspunt bij de berekening van pensioenaanspraken. Pensioenfranchise Bij de bepaling van de hoogte van het pensioen houdt de regeling rekening met de uitkering van de AOW. Om de pensioengrondslag te bepalen, wordt het pensioengevend loon verminderd met de pensioenfranchise. De pensioenfranchise wordt na advies van de adviserend actuaris jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Voor 2011 bedroeg de pensioenfranchise € 12.898,- op jaarbasis. Premie De premiegrondslag is gelijk aan het dagloon minus de premiefranchise (€ 36,00) per dag. De premiegrondslag is het bedrag waarover premie wordt geheven. Daarnaast wordt nog een premie
19
geheven over het gehele pensioengevend loon. De premie per dag voor het verslagjaar is vastgesteld op de volgende som: 18% van de premiegrondslag (= dagloon – premiefranchise per dag), plus 4% over het loondeel tot 70% van het maximum loon per dag, plus 8% over het loon per dag, tussen 70% en 100% van het maximum loon per dag. In 2011 werd geen korting op de premie verleend. Werkgever en werknemer dragen ieder voor de helft bij. De werkgever zorgt ervoor dat de totale premie aan het pensioenfonds wordt afgedragen. Ook over ziektedagen en (uitbetaalde) verlofdagen wordt pensioen opgebouwd en moet er premie afgedragen worden. Het 40-deelnemingsjarenpensioen Het 40-deelnemingsjarenpensioen gaat in bij het bereiken van de 63-jarige leeftijd. De hoogte bedraagt maximaal 70% van het loon. Dit is inclusief het levenslange ouderdomspensioen en het uit de vóór 1 januari 2006 geldende pensioenreglementen voortvloeiende overbruggingspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen. Ingeval het 40-deelnemingsjaren pensioen eerder of later ingaat wordt dit pensioen herrekend met inachtneming van de algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Voorwaardelijke pensioentoezegging over verstreken deelnemersjaren: Voor de actieve deelnemers in het kader van pensioenreglement A, geboren in 1951 t/m 1972 die in 2005 en in 1994 in de pensioenregeling van het fonds hebben deelgenomen wordt op 1 januari van het jaar waarin de 60-jarige leeftijd wordt bereikt, dan wel bij eerder ingaan van het pensioen de volgende extra aanspraak op ouderdomspensioen verkregen: -
deelnemers geboren in 1951: 1,5% van de ultimo 2005 opgebouwde aanspraken; deelnemers geboren in 1952: 3,0% van de ultimo 2005 opgebouwde aanspraken; deelnemers geboren in 1953: 5,0% van de ultimo 2005 opgebouwde aanspraken; deelnemers geboren in 1954: 7,0% van de ultimo 2005 opgebouwde aanspraken; deelnemers geboren in 1955: 9,5% van de ultimo 2005 opgebouwde aanspraken; deelnemers geboren in 1956: 12,0% van de ultimo 2005 opgebouwde aanspraken; deelnemers geboren in 1957: 14,5% van de ultimo 2005 opgebouwde aanspraken; deelnemers geboren in 1958 of later: 17,0% van de ultimo 2005 opgebouwde aanspraken.
Aan de deelnemers die ultimo 2022 nog niet de 60-jarige leeftijd hebben bereikt, zullen de extra aanspraken uiterlijk 31 december 2022 worden toegekend. Bij pensionering vóór de 60-jarige leeftijd kan het extra pensioen ook eerder worden toegekend. Zodra de extra aanspraken daadwerkelijk zijn toegekend, tellen deze aanspraken ook mee voor de bepaling van het nabestaandenpensioen. Dit betekent dat bij voortijdig overlijden er geen aanspraken op nabestaandenpensioen wordt toegekend over deze extra aanspraken. Om voor de extra aanspraken in aanmerking te komen, moet men voldoen aan de volgende eisen: • • •
Deelnemer zijn geweest in 1994; Tenminste 165 dagen deelnemer zijn geweest in 2005; Tenminste 165 dagen deelnemer zijn geweest in het jaar voor toekenning van de extra aanspraken (bijvoorbeeld: deelnemers geboren in 1953 moeten in 2012 voldoen aan het vereiste van 165 deelnemingsdagen; deelnemers geboren in 1972 moeten in 2021 voldoen aan het vereiste van 165 deelnemingsdagen).
Deelnemingsdagen verkregen uit inkomende waardeoverdracht tellen mee voor het deelnemingsdagenvereiste.
20
De te verkrijgen overgangsaanspraak wordt eenmalig vastgesteld naar de situatie ultimo 2005 en vanaf dat moment geïndexeerd conform de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers. Disclaimer Het pensioen dat voor u zal worden ingekocht omdat u in het verleden gedurende uw dienstbetrekking(en) een of meer perioden hebt gehad waarin minder pensioen is opgebouwd dan op grond van de fiscale regelgeving mogelijk is, wordt pas opgebouwd op het moment dat en voor zover de toegezegde aanspraken zijn gefinancierd. Wanneer uw deelname aan de pensioenregeling eindigt voordat deze aanspraken (volledig) zijn gefinancierd, heeft u alleen recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel van deze pensioenaanspraken. Indien bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling nog geen toegezegd pensioen over verstreken dienstjaren voor u is ingekocht en opgebouwd, heeft u dus ook geen recht op dit deel van uw toezegging. Als aan u is toegezegd dat pensioenaanspraken over verstreken dienstjaren worden ingekocht, dan moeten deze uiterlijk binnen vijftien jaren nadat de toezegging is gedaan, zijn gefinancierd. Wanneer u binnen die vijftien jaar met pensioen zou gaan, moeten de in te kopen pensioenaanspraken al eerder zijn gefinancierd, namelijk uiterlijk op het moment van uw pensionering. Een eenmaal gedane toezegging tot inkoop van aanspraken over het verleden kan in beginsel niet worden ingetrokken of gewijzigd. Regeling B: Prepensioenregeling van 60 tot 65 jaar De prepensioenregeling geldt per 1 januari 2006 voor de deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950. Deze niet fiscaal gefaciliteerde prepensioenregeling geeft de deelnemers de mogelijkheid om in combinatie met de vervroegingsmogelijkheden uit reglement A, eerder met pensioen te gaan dan 65 jaar. De prepensioenregeling is een regeling die voorziet in een tijdelijk ouderdomspensioen dat wordt uitgekeerd tussen 60- en 65-jarige leeftijd en uiterlijk ingaat in de laatste maand voordat men de 65jarige leeftijd bereikt. Ook bij de prepensioenregeling is sprake van een middelloonregeling. De jaarlijkse prepensioenopbouw bedraagt met ingang van 1 januari 2011 0,37% van de prepensioengrondslag. Over de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2010 bedroeg de prepensioenopbouw 0,30% van de prepensioengrondslag. De regeling kent geen pensioenfranchise. Als een soort overgangsregeling in de prepensioenregeling, wordt er extra prepensioen opgebouwd over jaren die deelnemers in het verleden al gewerkt hebben in de koopvaardij. De extra prepensioenopbouw over de reeds verstreken deelnemingstijd in het fonds tot 1 januari 2006 bedraagt 0,25% van de prepensioengrondslag. Deze opbouw vindt rechtevenredig plaats tussen 2006 en de 60-jarige leeftijd. De prepensioenregeling voorziet niet in een partner- of wezenpensioen. Prepensioengrondslag De prepensioengrondslag is gelijk aan het loon tot een bepaald maximum. Hierbij wordt verstaan onder het loon: 365 x het dagloon. Tot het loon wordt gerekend: - 365 x het vaste dagloon (1); - vakantietoeslag; - arbeidsvoorwaardelijke aanspraak op vrije voeding (€ 4,45 per zeedag); - indien van toepassing dient de som te worden verhoogd met 15% overwerktoeslag (2). (1) Voor het vaste loon dient de volgende loonbestanddelen in aanmerking te nemen:
21
a. De tot een bedrag per dag omgerekende vaste basisloon volgens de arbeidsovereenkomst inclusief de toegekende anciënniteits- en vaartijdverhogingen; b. De andere (tot een bedrag per dag omgerekende) met de werknemer in een vast bedrag per maand overeengekomen verhogingen en toeslagen. Tot de in aanmerking te nemen verhogingen behoren onder meer: • De verhoging voor het dienst doen op tankschepen • De verhoging wegens het dienst doen op schepen in de zeesleepvaart • De verhoging dienstdoen op grotere schepen • De tijdelijke promotietoeslag c. Het met de kapitein ter Kleine Handelsvaart (zeevaartuigen kleiner dan 4000GT) overeengekomen kaplaken of daarmee overeenkomende vergoeding. (2) Deze verhoging geldt uitsluitend voor zover de vergoeding voor overwerk niet reeds op grond van een geldende cao of loonregeling geheel of gedeeltelijk is opgenomen in het vaste loon.).
Voor het verslagjaar was het maximumloon € 215,83 per dag. De pensioengrondslag vormt het uitgangspunt bij de berekening van pensioenaanspraken. Premie De premie bedraagt 2% van het loon, zowel bij werkgever als werknemer voor de helft in rekening gebracht. Regeling C: Pensioenregeling vanaf 60 jaar Deze pensioenregeling gold tot en met 31 december 2005 en geldt nog steeds voor de deelnemers die geboren zijn voor 1 januari 1950. De pensioenregeling is een zogenaamde gemitigeerde eindloonregeling. De leeftijd waarop deelnemers van het pensioen gebruik kunnen maken, ligt tussen de 60- en 65-jarige leeftijd. Een zeevarende die het maximale aantal van 14.600 dagen (40 jaar) deelneemt aan de regeling, streeft naar een pensioeninkomen (inclusief AOW) van ongeveer 70% van het laatst verdiende gemitigeerde salaris op 65-jarige leeftijd. Hoewel de verplichte deelname aan het pensioenfonds stopt op de 60jarige leeftijd, kunnen werkende zeevarenden die ouder zijn dan 60 jaar nog blijven deelnemen. Zij bouwen dan pensioen op voor zover zij de maximale deelnemingsduur van 14.600 dagen nog niet hebben bereikt. Sinds 1 januari 1995 bestaat het pensioenpakket uit: • Overbruggingspensioen (OBP) (vanaf de aangegeven pensioendatum tot 65 jaar). Het OBP gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer heeft aangegeven met pensioen te willen, doch niet eerder dan vier maanden nadat het verzoek bij de werkgever is ingediend. Het overbruggingspensioen eindigt op de dag voorafgaand aan de pensioendatum dan wel op de laatste dag van de maand, volgend op de maand waarin de gerechtigde op het overbruggingspensioen overlijdt. • Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum (65 jaar) en eindigt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand waarin de gepensioneerde overlijdt. • Het partnerpensioen (i.c. weduwen-, weduwnaars- en partnerpensioen) gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer overlijdt en eindigt op de laatste dag van de maand, waarin de partner overlijdt. • Het bijzonder partnerpensioen gaat in op eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het eindigt op de laatste dag van de maand waarin de gewezen partner overlijdt; • Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer overlijdt. Het wezenpensioen eindigt op de laatste dag van de maand, waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt. Wanneer het echter een studerend kind betreft, eindigt het wezenpensioen op
22
de laatste dag van de maand, waarin het de 27-jarige leeftijd bereikt, dan wel waarin niet meer aan genoemde eisen wordt voldaan. Het wezenpensioen eindigt voorts op de laatste dag van de maand, waarin het kind overlijdt. Bij de bepaling van de hoogte van het pensioen houdt de regeling rekening met de AOW. De jaarlijkse opbouw voor het ouderdomspensioen bedraagt 1,71% van de pensioengrondslag. Het weduwen, weduwnaars- en partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen, dat de deelnemer had ste kunnen bereiken als hij zijn deelneming tot zijn 60 verjaardag had voortgezet. Het wezenpensioen ste bedraagt 14% van het ouderdomspensioen, dat de deelnemer had kunnen bereiken als hij tot zijn 60 verjaardag de deelneming had voortgezet. Pensioengrondslag De pensioengrondslag is gelijk aan het loon tot een bepaald maximum, verminderd met een franchise. Hierbij wordt verstaan onder het loon: 365 x het dagloon. Tot het loon wordt gerekend: - 365 x het vaste dagloon (1); - vakantietoeslag; - arbeidsvoorwaardelijke aanspraak op vrije voeding (€ 4,45 per zeedag); - indien van toepassing dient de som te worden verhoogd met 15% overwerktoeslag (2). (1) Voor het vaste loon dient de volgende loonbestanddelen in aanmerking te nemen: a. De tot een bedrag per dag omgerekende vaste basisloon volgens de arbeidsovereenkomst inclusief de toegekende anciënniteits- en vaartijdverhogingen; b. De andere (tot een bedrag per dag omgerekende) met de werknemer in een vast bedrag per maand overeengekomen verhogingen en toeslagen. Tot de in aanmerking te nemen verhogingen behoren onder meer: • De verhoging voor het dienst doen op tankschepen • De verhoging wegens het dienst doen op schepen in de zeesleepvaart • De verhoging dienstdoen op grotere schepen • De tijdelijke promotietoeslag c. Het met de kapitein ter Kleine Handelsvaart (zeevaartuigen kleiner dan 4000GT) overeengekomen kaplaken of daarmee overeenkomende vergoeding. (2) Deze verhoging geldt uitsluitend voor zover de vergoeding voor overwerk niet reeds op grond van een geldende cao of loonregeling geheel of gedeeltelijk is opgenomen in het vaste loon.).
Voor het verslagjaar was het maximumloon € 215,83 per dag en de pensioenfranchise € 36,00 per dag. De pensioengrondslag vormt het uitgangspunt bij de berekening van de pensioenaanspraken. Pensioenfranchise Bij de bepaling van de hoogte van het pensioen houdt de regeling rekening met de uitkering van de AOW. Om de pensioengrondslag te bepalen, wordt het pensioengevend loon verminderd met de pensioenfranchise. De franchise wordt na advies van de adviserend actuaris jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Voor 2011 bedroeg de pensioenfranchise en de premiefranchise € 13.140,- op jaarbasis. Premie De premiegrondslag is dagloon minus de premiefranchise per dag (€ 36,00), dit is het bedrag waarover premie wordt geheven. Daarnaast wordt nog een premie geheven over het gehele pensioengevend loon. De premie voor het verslagjaar is vastgesteld op de volgende som: 18% van de premiegrondslag (= dagloon - premiefranchise per dag), plus 6% over het loondeel tot 70% van het maximum loon per dag, plus 10% over het loon per dag, van 70% tot 100% van het maximum dagloon.
23
In 2011 werd geen korting op de premie verleend. Werkgever en werknemer dragen ieder voor de helft bij. De werkgever zorgt ervoor dat de totale premie aan het pensioenfonds wordt afgedragen. Ook over ziektedagen en betaalde verlofdagen wordt pensioen opgebouwd en moet er premie afgedragen worden. Toeslagbeleid Vanaf 1 januari 2009 moeten alle pensioenuitvoerders de informatie over toeslagverlening uitdrukken in een kwalitatieve en beeldende maatstaf. Deze maatstaf wordt het toeslagenlabel genoemd. Op elke ‘financiele’uiting van het fonds moet het toeslagenlabel worden geplaatst. Van belang daarbij is dat wettelijk is voorgeschreven dat de teksten in de toeslagenmatrix letterlijk gevolgd moeten worden. Onderstaand treft u de voorwaardelijkheidsverklaringen voor de verschillende doelgroepen. Jaarlijks wijzigen de voorwaardelijkheidsverklaringen. Met ingang van 1 februari 2011 hebben DNB en AFM aangegeven dat pensioenuitvoerders zelf de inschatting moeten maken of het opnemen van het toeslagenlabel op de daartoe aangewezen documenten bijdraagt aan de kwaliteit van de informatievoorziening aan de deelnemers. Het bestuur heeft per 16 februari 2011 besloten om het toeslagenlabel niet meer te gebruiken op communicatie uitingen aan deelnemers, slapers en gepensioneerden. Voorwaardelijkheidsverklaring actieve deelnemers Uw pensioenfonds probeert ieder jaar uw opgebouwde pensioen te verhogen met de verhoging van de cao-lonen van volwassen werknemers in het particulier bedrijf. Uw opgebouwde pensioen is dit jaar (over 2011) met 0% verhoogd. Uw pensioenfonds heeft uw opgebouwde pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd: - Over het jaar 2010 met 0,00%. De prijzen gingen toen met 1,3% omhoog. - Over het jaar 2009 met 1,27%. De prijzen gingen toen met 1,2% omhoog; - Over het jaar 2008 met 2,14%. De prijzen gingen toen met 2,5% omhoog; Uw pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen van uw opgebouwde pensioen uit beleggingsrendement. U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet automatisch recht op verhogingen in de toekomst. Uw pensioen wordt op een andere manier aangepast aan de stijging van de prijzen, als u niet meer meedoet aan deze pensioenregeling of als u al pensioen krijgt. Uw pensioenfonds probeert dan uw pensioen te verhogen met maximaal de stijging van de afgeleide consumentenprijsindex voor alle huishoudens tussen juli en juli van het jaar daaraan voorafgaand, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Voorwaardelijkheidsverklaring voor slapers en gepensioneerden Uw pensioenfonds probeert ieder jaar uw pensioen te verhogen met maximaal de stijging van de afgeleide consumentenprijsindex voor alle huishoudens tussen juli en juli van het jaar daaraan voorafgaand, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Uw pensioen is dit jaar (over 2011) met 0% verhoogd. Uw pensioenfonds heeft uw pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd: Over het jaar 2010 met 0,00%. De prijzen gingen toen met 1,3% omhoog. Over het jaar 2009 met 0,00%. De prijzen gingen toen met 1,2% omhoog; Over het jaar 2008 met 1,18%. De prijzen gingen toen met 2,5% omhoog; Uw pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen uit beleggingsrendement. U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet automatisch recht op verhogingen in de toekomst.
24
Bestuursbesluiten met betrekking tot toeslagen voor 2012 • Op de (pre)pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt geen toeslag verleend. De verandering van de prijsindex alle huishoudens, afgeleid over de periode juli 2010 (105,46) - juli 2011 (108,01%) is 2,42%. Op basis van de financiële situatie van het fonds heeft het bestuur besloten om geen toeslag te verstrekken. De cumulatieve achterstand in het verlenen van toeslagen bedraagt hierdoor 5,68%. Voor het berekenen van de toeslagverlening voor 2013 wordt gerekend met het prijsindexcijfer van juli 2011 (108,01%); • Op de (pre)pensioenaanspraken van actieve deelnemers geboren in 1950 en later wordt geen toeslag verleend. De verandering van stijging van de index Cao lonen particuliere bedrijven over de periode juli 2010 (126,3%) - juli 2011 (128,2%) is 1,43%. Op basis van de financiële situatie van het fonds heeft het bestuur besloten om geen toeslag te verstrekken. De cumulatieve achterstand in het verlenen van toeslagen bedraagt hierdoor 4,92%. Voor het berekenen van de toeslagverlening voor 2013 wordt gerekend met het loonindexcijfer van juli 2011 (128,2%); • Voor de deelnemers geboren in 1949 of eerder (Pensioenreglement C) wordt geen verhoging van de pensioensalarissen gegeven. Dit moet worden vastgelegd in het pensioenreglement; • Voor het jaar 2012 worden de premiepercentages, de premiefranchise en de pensioenfranchise voor de pensioenregeling, opgenomen in de reglementen A en C niet gewijzigd, met uitzondering van de pensioenfranchise in reglement A; deze wordt gelijk aan de minimale franchise in 2012 (€ 13.062,-); • Voor 2012 wordt voor gepensioneerden, die voor 1 januari 2003 met pensioen zijn gegaan, de "A-toeslag" van 5% met een maximum van € 2.105,88 voortgezet. In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de verbetering van de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen van actieve deelnemers, gepensioneerden en gewezen deelnemers voor de jaren 2002 tot en met 2012. De pensioenaanspraken van actieve deelnemers worden verhoogd met de stijging van de cao-lonen van volwassen werknemers in het particuliere bedrijf. Het fonds volgt deze cao-loonstijging van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over de periode juli – juli. De pensioenuitkeringen en de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers worden verhoogd met de stijging van de afgeleide consumentenprijsindex over de periode juli – juli.
*
Per 1 januari
Actieve deelnemers (%)
2002 2003 2004** 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
NVT* NVT* NVT* NVT* 0,65 2,12 2,07 2,14 1,27 0 0
Loonindex Gepensioneerden cijfer**** /gewezen deelnemers (%) 4,40 4 3,20 0 2,80 0 1,40 0,65 0,80 0,65 2,30 1,37 2,38*** 2,30 4,20 1,18 2.80 0 0,72 0 1,43 0
Prijsindex cijfer**** 2,92 2,91 1,85 0,59 1,36 1,72 1,29 2,99 -0,11 1,38 2,42
De actieve deelnemers ontvingen tot en met 2005 geen toeslag omdat destijds pensioen werd opgebouwd in een eindloonregeling. Bij deze regeling werd automatisch de loonontwikkeling gevolgd.
25
**
***
****
Op 1 februari 2004 bestond het fonds 50 jaar. Dit jubileum is niet onopgemerkt voorbij gegaan. Aan alle pensioengerechtigden is een eenmalige uitkering verstrekt van 2% van de pensioenuitkering op jaarbasis. Per 1 januari 2008 is een toeslag verleend aan slapers en gepensioneerden waarbij tevens een inhaaltoeslag over vorige jaren is verleend waarin de lagere toeslagverlening over 2005 en 2006 is goedgemaakt. Dit zijn de officiële percentages na correctie. Het bestuursbesluit over de toekenning van toeslagen vindt plaats op basis van voorlopige cijfers betreffende de verhoging van de caolonen en de stijging van de afgeleide consumentenprijsindex.
26
Verslag van de deelnemersraad Ook voor de deelnemersraad van het Bpf Koopvaardij was 2011 een bewogen jaar. Maar liefst acht keer kwam de raad in vergadering bijeen. Daarnaast werd nog twee keer overlegd met het verantwoordingsorgaan en vond in mei 2011 de gezamenlijke vergadering met het bestuur plaats over het jaarverslag en vond eind november 2011 de inmiddels traditionele najaarsbijeenkomst met het bestuur plaats. Tussen de vergaderingen door besteedden de meeste leden van de deelnemersraad nog vier volle dagen aan scholing in een niet aflatende poging om de pensioenkennis van alle leden op een steeds hoger niveau te brengen. Samenstelling deelnemersraad De samenstelling van de deelnemersraad onderging dit jaar enkele wijzigingen. Het door de Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij aangewezen lid de heer Gutteling bedankte vanwege verandering van werkkring. Hij werd opgevolgd door het plaatsvervangende lid de heer Geenevasen. De heer Van der Horst werd benoemd als nieuw plaatsvervangend lid. Het door Nautilus International aangewezen varende lid de heer Beerens bedankte ook vanwege verandering van werkkring. Deze vacature werd in 2011 nog niet ingevuld. Niet in de gevarenzone Bij veel pensioenfondsen zal het jaar 2011 de geschiedenisboeken ingaan als het jaar van de grote problemen. Deze fondsen hebben volgens de rekenwijze van De Nederlandsche Bank te weinig geld in kas om op termijn aan alle verplichtingen te kunnen voldoen. Al die fondsen hebben korte termijn herstelplannen ingediend maar veel fondsen lopen daarop achter. Het Bpf Koopvaardij behoort daar gelukkig niet toe. Door het door de jaren heen gevoerde voorzichtige beleggingsbeleid en door het afdekken van risico’s is ons pensioenfonds niet in de gevarenzone gekomen. Keerzijde van de medaille zal wel zijn dat ons fonds minder spectaculair zal profiteren zodra rendementen op vermogen zich herstellen. Hoe het ook zij, de deelnemersraad ondersteunt het bestuur voluit in deze keuze en gaf ook dit jaar een volmondig positief advies over het voorgestelde beleggingsbeleid. Onderwerpen van gesprek De deelnemersraad besteedde in 2011 aandacht aan vele onderwerpen, zoals communicatie met de deelnemers, het premiebeleid, de looncontroles en de uitkomsten daarvan, reglementswijzigingen, toeslagverlening, flexfactoren en statutenwijzingen. Ook een aantal geschillen tussen deelnemers en het fonds betreffende waardeoverdracht werd nauwlettend gevolgd en de actualisering van onze Actuariële en Bedrijfstechnische Nota vergde de nodige aandacht. De meeste aandacht werd echter besteed aan het zogenaamde meerjarenplan, waarin ook de positie van de deelnemersraad ter discussie werd gesteld. Het samengaan van de deelnemersraad met het verantwoordingsorgaan in een nieuwe pensioenraad werd voorzien om samen met andere wijzigingen in de bestuursstructuur van het fonds tot een slagvaardiger bestuur te komen. De pensioenraad In beginsel vond de deelnemersraad het een goed idee om samen met het verantwoordingsorgaan op te gaan in de nieuwe pensioenraad. De raad bracht een positief advies uit maar stelde nog wel enige voorwaarden, waaronder de bevestiging van het bestuur dat de bevoegdheden niet zouden worden aangetast. Verder stelde de raad voor om de verhouding tussen gepensioneerden, deelnemers en gewezen deelnemers aan te passen en tot slot drong de raad erop aan om in ieder geval voor de deelnemers ook plaatsvervangers te benoemen. Het bestuur stemde met alles in en zo kon eind 2011 definitief worden besloten dat de deelnemersraad ophoudt te bestaan en vanaf 1 april 2012 samen met het verantwoordingsorgaan zal opgaan in de pensioenraad. Volgend jaar op deze plek zult u dus geen bijdrage meer aantreffen van de voorzitter van de deelnemersraad maar van de voorzitter van de pensioenraad. R.E. Pauptit, voorzitter deelnemersraad
27
Aanbevelingen van de visitatiecommissie (VC) Zaken die zijn opgemerkt in de rapportage 2010 zijn goed opgepakt door het bestuur. De laatste openstaande punten met betrekking tot de transitie naar Mn Services zijn in 2011 weggewerkt. Wel zijn er nog te veel opmerkingen over de rekenbox gemaakt. De visitatiecommissie (VC) is met het bestuur van mening dat regelmatige controle van die rekenbox belangrijk blijft. Tijdens de huidige rapportageperiode is het bestuur afgestapt van de voorgenomen commissiestructuur en is gekozen voor een nieuw governance model. Het gaat daarbij om het omzetten van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan in een pensioenraad en het invoeren van een raad van toezicht in plaats van de jaarlijkse visitaties. Deze verandering vraagt om een zorgvuldig transitieproces. Hier kan sprake zijn van een inherent risico. Het bestuur zal samen met het bestuursbureau strak op deze transitie moeten sturen. De VC kan zich goed voorstellen dat de keuze voor het nieuwe governance model een juiste beleidswijziging is. De betrokkenheid van de werkgevers bij het verantwoordingsorgaan is ten opzichte van de vorige visitatieperiode toegenomen. Het overleg tussen deelnemersraad (DR) en het bestuur is relationeel wel goed, maar kan inhoudelijk beter. Er wordt wel erg veel in een agenda “geperst”, waardoor er relatief weinig sprake is van een dialoog en er vaak hamerstukken zijn. De VC adviseert de gang van zaken eens gezamenlijk goed te evalueren en te onderzoeken hoe de inbreng van de DR kan worden vergroot. De site en brochures zien er goed uit, maar het bestuur heeft geen uitgewerkte visie op wat het bestuur wil bereiken met de communicatie van het fonds. In de veelheid van zaken die aandacht behoeven, raakt het onderwerp regelmatig op de achtergrond en ligt de lead vooral bij het bestuursbureau als het om communicatie gaat. De VC adviseert om vaker als onderdeel van het besluitvormingsproces aandacht te besteden aan communicatieaspecten en kritisch te kijken naar de doelstellingen van het huidige communicatieplan. Het valt de VC op dat het bestuur de afgelopen periode regelmatig kritiek heeft geuit op de nieuwe uitvoeringsorganisatie. De kritiek betrof onder andere de kwaliteit van kwartaalverslagen, het niet tijdig en juist afhandelen van brieven en het uitblijven van de pensioenplanner. Hierdoor ontstond bij de VC het gevoel dat de situatie niet veel beter is dan bij de oude uitvoerder. De VC heeft echter van bestuursleden en het bestuursbureau begrepen dat inmiddels betere resultaten worden bereikt. Het bestuur geeft aan dat ondanks de problemen, de situatie ten opzichte van PVF Achmea nu veel beter is, maar zeker nog niet ideaal. De VC constateert dat een scherpe monitoring van de uitbesteding door het bestuur zeer noodzakelijk blijft. De premie-incasso is nog steeds een punt van zorg. Het bestuur onderstreept dat en besteedt veel tijd aan het realiseren van een zo optimaal mogelijke incasso. Het bestuursbureau is gestart met het geven van voorlichting aan de werkgevers. De VC is daar positief over en hoopt dat dit zal resulteren in een verbeterde premieafdracht. In de vorige rapportage is opgemerkt dat het proces rond de realisering van het Dashboard nog niet is afgerond en de VC verwachtte dat er in deze rapportage een beter oordeel gegeven kan worden over het functioneren van het Dashboard. Helaas blijkt het nog niet zo ver, ook al heeft het Dashboard in een paar gevallen zijn nut al bewezen. De VC vraagt zich daarbij af of het model wel zo gebruiksvriendelijk is dat alle individuele bestuursleden zich de vaardigheid kunnen eigen maken om zelf allerlei ‘what-if’-simulaties te gaan uitvoeren ter ondersteuning van hun bestuurlijk proces.
28
Het bestuur geeft aan dat dit wel het streven is. De VC adviseert het bestuur deze echte implementatie voortvarend ter hand te nemen. De VC raadt aan spoedig uitvoering te geven aan het opstellen van het crisisplan en dit traject te gebruiken om risicomanagement concreet te maken voor het gehele bestuur. Als er sprake is van crisis zal het gehele bestuur gezamenlijk een extra inspanning moeten leveren. Rotterdam, 25 november 2011 Henriette de Lange Rudi Nieuwenhoven Dirk Swagerman
29
Reactie van het bestuur op de aanbevelingen van de visitatiecommissie De invoering van het nieuwe governance model betekent een grote aanpassing voor alle betrokkenen. Na iedere nieuwe stap die gezet is, wordt telkens door het bestuur gekeken of aan eerdere verwachtingen voldaan is, danwel of verdere verbetering mogelijk is. Dit zal ook gelden voor de gezamenlijke vergaderingen met de pensioenraad, teneinde de situatie te voorkomen zoals beschreven door de visitatiecommissie. Uiteindelijk zal begin 2013 een volledige evaluatie volgen. Per 1 juni a.s. zal de vacature binnen het bestuur op het gebied van eerste aanspreekpunt inzake communicatie vervuld worden. Het bestuur verwacht dat vanaf dat moment het onderwerp "communicatie" de noodzakelijke en deskundige aandacht krijgt, die het verdient. Ook zal het communicatieplan aan een kritische blik onderworpen worden. Het bestuur blijft -samen met het bestuursbureau- de prestaties van de uitvoeringsorganisatie nauwgezet volgen; regelmatig is er overleg over verbeterpunten. De problemen inzake premie-incasso zijn nog niet allemaal opgelost. Vanaf januari 2012 stuurt de uitvoerder maandelijks een digitaal overzicht naar de werkgevers, waardoor eventuele verschillen tussen premieopgave door de werkgever en premieberekening door de uitvoerder direct zichtbaar zijn. Deze methode heeft geleid tot een aanzienlijke afname van het aantal klachten. Een verdere verbetering van de premie-afdracht hoopt het bestuur te bereiken door het opnieuw houden van looncontroles. In augustus 2012 zal de kennissessie voor het bestuur gewijd worden aan het risico-dashboard. Dan zal ook geevalueerd worden of het risicodashboard daadwerkelijk gebracht heeft wat bij de invoering verwacht werd. Het crisisplan is inmiddels opgesteld en is eind april 2012 ingediend bij De Nederlandsche Bank. Omdat in het nieuwe governance model de visitatiecommissie vervangen is door een Raad van Toezicht, is 2011 het laatste jaar waarover de visitatiecommissie verslag heeft uitgebracht van haar bevindingen. Graag wil het bestuur de visitatiecommissie bedanken voor de constructieve inzet gedurende de afgelopen jaren.
30
Vooruitzichten Nieuwe bestuursstructuur per 1 april 2012 De pensioenfondsen staan momenteel in het middelpunt van de belangstelling, er wordt gesproken over verscherpt toezicht, de deskundigheid van bestuurders en een gezonde financiering. Zowel minister Donner als nu minister Kamp zijn hierover al met plannen gekomen. Het bestuur van het fonds heeft vooruitlopend op de wetgeving hierover aan de hand van voorlopige aanbevelingen de conclusie getrokken om over te gaan op een nieuwe bestuursstructuur. In de nieuwe bestuursstructuur is nog geen rekening gehouden met het op 23 april 2012 aangenomen wetsvoorstel Koser Kaya en Blok met betrekking tot een evenwichtige samenstelling van en de medezeggenschap in pensioenfondsbesturen per 1 januari 2013. Het bestuur zal in de loop van 2012 het initiatief nemen om hier uitvoering aan te geven. Momenteel bestaat het bestuur van het fonds uit acht bestuursleden en vier plaatsvervangende leden. De leden zijn verdeeld over werkgevers- en werknemersorganisaties. Bij de nieuwe bestuursstructuur zal het bestuur uit acht leden bestaan en twee plaatsvervangende leden zonder stemrecht. De paritaire samenstelling van het bestuur zal worden gehandhaafd. Door middel van het aanpassen van de werkwijze (aandachtsgebieden) zal nog meer dan nu gebruikt gemaakt worden van de kennis en expertise van de bestuursleden en wordt optimaal voldaan aan de eisen die de toezichthouders hebben gesteld. Het functioneren van de bestuurders wordt net als nu jaarlijks beoordeeld. Daarnaast is er een deelnemersraad en een verantwoordingsorgaan. De deelnemersraad bestaat momenteel uit elf leden en zes plaatsvervangende leden. Alle leden wonen de vergaderingen van de deelnemersraad bij. De leden worden voorgedragen door Nautilus International (acht) en de Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij (drie). Verder is er een verantwoordingsorgaan, deze bestaat uit negen leden en drie plaatsvervangende leden. Van deze negen leden zijn zes leden afkomstig uit de deelnemersraad (drie namens de pensioengerechtigden en drie namens de deelnemers) en drie leden vertegenwoordigen het Sociaal Maritiem Werkgeversverbond en de Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart. Het verantwoordingsorgaan zal worden geïntegreerd in de deelnemersraad en verder gaan onder de naam pensioenraad. Wel zal het aantal leden worden verminderd. De pensioenraad zal bestaan uit twaalf leden, tien leden uit de werknemersorganisaties (acht x Nautilus International en twee x Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij) en twee leden uit de werkgeversorganisaties. Daarnaast is er bij de vertegenwoordiging van de deelnemers rekening gehouden met een uitsplitsing naar actieve deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. De taken en verantwoordelijkheden van beide organen worden overgenomen door de nieuwe pensioenraad. Conform de pensioenwet blijft juridisch de deelnemersraad bestaan. Naast alle bovengenoemde organen is er ook nog een visitatiecommissie, dit is een orgaan, dat is samengesteld uit externe deskundigen. Zij doen éénmaal per jaar een onderzoek naar ondermeer het functioneren van het bestuur. Daarnaast is er altijd een extra focus op een onderdeel van het fonds. In 2010 was dit bijvoorbeeld een extra controle op de overgang naar de nieuwe pensioenuitvoerder. De visitatiecommissie zal worden vervangen door een raad van toezicht. Ook dit orgaan zal bestaan uit externe deskundigen. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het functioneren van het fonds in het algemeen en het functioneren van het bestuur in het bijzonder. De raad van toezicht heeft ten minste de taak om een oordeel te geven over: a. de beleids- en bestuursprocedures, de bestuursprocessen en de checks and balances binnen het fonds; b. de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; c. de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn;
31
d. de evenwichtige belangenbehartiging door het bestuur. De raad van toezicht legt zijn bevindingen, waaronder het oordeel, ten minste eenmaal per jaar schriftelijk vast. De bevindingen samen met de reactie van het bestuur op de bevindingen, worden opgenomen in het jaarverslag van het fonds. Nieuwe premiesystematiek voor werkgevers Per 1 januari 2011 zijn alle werkzaamheden met betrekking tot de premie incasso ondergebracht bij MN. De overgang van alle werkzaamheden met betrekking tot de premie incasso naar MN is niet soepel verlopen. Dit kwam met name door de nog openstaande problemen die zijn gerezen bij de wijziging van de premiesystematiek per 1 januari 2010 en het begrip dagloon. Ook sluit een aantal salarisapplicaties niet aan op de geautomatiseerde manier van aanleveren die door het fonds wordt gehanteerd. In het vierde kwartaal van 2011 is er een tweetal werkgeversbijeenkomsten georganiseerd waarin nogmaals uitleg werd gegeven en een tijdspad werd afgesproken waarbij alle correcties over voorgaande jaren zijn afgehandeld. Inmiddels zijn de grootste problemen opgelost, en wordt nog een individuele werkgever ondersteund. Handhaven verplichtstelling Bij de invoering van de nieuwe Pensioenwet per 1 januari 2007 kwam de koppeling tussen betaalde premie en recht op een uitkering te vervallen. Het wordt onwenselijk gevonden dat werknemers die onder de verplichtstelling van Bpf Koopvaardij behoren te vallen maar niet zijn aangemeld bij het fonds, in de toekomst toch rechten kunnen claimen bij fondsen waarvoor zij nooit premie hebben betaald. In 2011 zijn de pensioenreglementen voorzover juridisch toegestaan hierop aangepast. Daarnaast heeft het bestuur veel aandacht besteed aan het handhaven van de verplichtstelling zowel door middel van looncontroles als in de communicatie. Dit heeft geresulteerd in een toename van 567 deelnemers. Dit is te verklaren uit stringenter beleid met betrekking tot het uitvoeren van de looncontroles. Bpf Koopvaardij kent in de verplichtstellingen een aantal overlappingen met andere sectoren zoals met Rijn- en Binnenvaart en Waterbouw. Het bestuur heeft in 2009 enkele werkgevers die schepen beheren met een Nederlandse zeebrief aangeschreven en heeft contact gezocht met de hierboven genoemde pensioenfondsen. Dit heeft ertoe geleid dat in de eerste helft van 2011 gesprekken hebben plaatsgevonden met het bestuur van het Bedrijfspensioenfonds voor de Rijn- en Binnenvaart. In een gezamenlijke opdracht hebben beide fondsen een externe adviseur naar de verplichtstelling laten kijken en bepaald welke acties er dienen plaats te vinden om de risico’s te beperken. Inmiddels is een aantal werkgevers aangeschreven en het fonds heeft aangegeven welke mogelijkheden er zijn om tot een oplossing te komen bij een overschrijdende verplichtstelling. Een van de mogelijkheden is om vrijstelling bij het fonds aan te vragen. Dit onderwerp zal ook in 2012 een aandachtspunt voor het bestuur blijven. Individuele vrijstelling van deelname in het fonds conform artikel 97, lid 2 van de Pensioenwet Met ingang van het derde kwartaal 2011 is het mogelijk dat gedetacheerde zeevarenden, die wonen in andere EU lidstaten of staten behorende tot de Europese Ruimte, op hun verzoek kunnen worden vrijgesteld van de verplichte deelname aan de pensioenregeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij, indien zij in hun woonland al deelnemen aan een aanvullende pensioenverzekering. Aan deze in de Pensioenwet opgenomen mogelijkheid van individuele vrijstelling kon tot voor kort geen uitvoering worden gegeven, omdat zeevarenden altijd in dienstbetrekking van de Nederlandse zeewerkgever moesten staan. Met de implementatie van het nieuwe Maritieme Arbeidsverdrag van de
32
ILO (MLC2006) is die verplichting komen te vervallen. Ander werkgeverschap, zoals grensoverschrijdende detachering, wordt daardoor formeel mogelijk. De betreffende wetswijziging is op 5 juli 2011 door de Eerste Kamer aanvaard maar nog niet bekrachtigd. De mogelijkheid van individuele vrijstelling is geregeld in artikel 97 lid 2 van de Pensioenwet (PW). Lopende zaken in 2012 Ook 2012 zal weer een belangrijk jaar worden. Het zal dan duidelijk moeten worden of de economie in recessie blijft of dat er toch een licht herstel van de economie zal inzetten. Voor het pensioenfonds zal ook een aantal van belang zijnde onderwerpen worden besproken. Hierbij moet gedacht worden aan het pensioenakkoord, waarvan de gevolgen zullen moeten worden doorvertaald naar het pensioencontract, maar ook van de door minister Kamp voorgestelde wijziging van de Pensioenwet in verband met de versterking van het bestuur bij pensioenfondsen. Zoals u al eerder in dit verslag bij nieuwe bestuursstructuur per 1 april 2012 heeft kunnen lezen, heeft het bestuur van het fonds daar in 2011 al een grote stap in gezet. De ontwikkeling van de laatste jaren maar ook de verwachte ontwikkeling van de komende jaren stelt in toenemende mate eisen aan de deskundigheid van de bestuurders van Bpf Koopvaardij. Het bestuur van Bpf Koopvaardij werkt continue aan de ontwikkeling van zijn eigen deskundigheid en zal dit ook de komende periode blijven doen. Evaluatie herstelplan Alle pensioenfondsen die door de kredietcrisis te weinig reserves hadden, moesten in 2009 een lange termijn herstelplan indienen bij De Nederlandsche Bank. In dat plan staat hoe het fonds weer herstelt van de crisis. Ook Bpf Koopvaardij heeft een herstelplan gemaakt dat is goedgekeurd door De Nederlandsche Bank. Het bestuur volgt de ontwikkeling van het herstel van het vermogen en evalueert dit ieder jaar. Uit de meest recente evaluatie (oktober 2011) blijkt dat: • De dekkingsgraad van het fonds in de periode van september 2010 tot en met september 2011 is gedaald van 109% naar 107,4%. Deze daling wordt veroorzaakt door de verhoging van de technische voorziening in verband met de overgang naar de nieuwe overlevingstafels en de gedaalde rentetermijnstructuur (rts). • Het verloop van de dekkingsgraad (nog steeds) vóór blijft op het minimale herstelpad, waarbij in 2013 een dekkingsgraad hoger dan het vereist vermogen wordt verwacht. • De verwachte dekkingsgraad in 2023 hoger ligt dan het vereist vermogen. Dit is een vereiste van het lange termijn herstelplan; en • Door de huidige lage rente de dekkingsgraad naar verwachting minder hard stijgt dan op basis van de rente per 31 december 2009.
33
Algemene ontwikkelingen Ontwikkelingen 2011, regelgeving en overheidsbeleid Onrust over het korten van pensioenen In de korte termijn herstelplannen die door de fondsen moesten worden opgesteld na het zakken van de dekkingsgraad onder de 105%, is in de meeste gevallen een kortingsmaatregel op de ingegane pensioenen en op de pensioenaanspraak opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe en welke acties er zullen worden gehanteerd indien een fonds niet voldoende herstelt tijdens de duur van het herstelplan. Bij een aantal fondsen, is in verband met een langzamer herstel van de economie dan verwacht, inmiddels bekend gemaakt dat zij mogelijk met ingang van 1 april 2013 moeten korten op de pensioenuitkeringen en op het opgebouwde pensioen van de deelnemers. De percentages variëren van 0,5% tot 7% (de maximale korting die door DNB wordt geadviseerd). Desondanks is er toch een aantal fondsen dat een hogere korting zal doorvoeren. Bpf Koopvaardij hoort hier niet bij, omdat de dekkingsgraad van het fonds nooit onder de 105% is geweest. Ook nu is de dekkingsgraad al weer een geruime tijd boven de vereiste dekkingsgraad. Pensioenakkoord In het vierde kwartaal 2011 stemde als laatste ook de FNV met het uitwerkingsprotocol in. Dat maakt de weg vrij voor de uitvoering ervan. Het pensioenakkoord gaat over de hoofdlijnen. Deze moeten nog verder worden uitgewerkt. En ook moeten er nog zaken juridisch worden getoetst. Dat doet het Ministerie van Sociale Zaken. Er zijn verschillende werkgroepen in het leven geroepen die de regering moeten adviseren. De planning is dat de resultaten in april 2012 beschikbaar zijn. Daarna kan pas worden bekeken hoe het nieuwe pensioencontract eruit kan komen te zien. Daarna moet het fonds de vertaalslag maken naar de eigen regeling. Contouren De hoofdlijnen van de uitwerking van het pensioenakkoord zijn inmiddels bekend. De afgelopen maanden ging het vooral vaak over de leeftijd waarop een deelnemer met pensioen zou kunnen gaan. Iedereen wordt tenslotte steeds ouder. Afgesproken is dat de AOW-leeftijd in 2020 verhoogd wordt naar 66 jaar en waarschijnlijk in 2025 naar 67 jaar. De AOW-uitkering gaat vanaf 2013 al omhoog, en de ingangsdatum van de AOW wordt flexibel. Iedereen kan daardoor kiezen om langer door te werken, dan krijgt men ook een hogere AOW, of eerder te stoppen. Langer doorwerken is mooi, maar het moet wel mogelijk zijn. Ook daar staat het akkoord bij stil. Er komen meer mogelijkheden om langer door te werken. Dat wordt vastgelegd in de cao’s. Ook komt er een mobiliteitsbonus: een bedrag dat werkgevers krijgen als ze oudere werknemers aannemen. Nadat het kabinet Rutte is gevallen heeft het demissionair kabinet en een aantal partners een akkoord gesloten (het zgn. “Kunduz akkoord”). Er is bij het akkoord op de wijze van het invullen van de €15 miljard afgesproken dat de AOW-leeftijd al in 2013 met één maand wordt verhoogd. In de jaren daarna zal de AOW-leeftijd stapsgewijs verder worden verhoogd. Uiterlijk in 2019 zou de pensioengerechtigde leeftijd van 66 worden bereikt, en uiterlijk in 2024 een leeftijd van 67, daar waar dit nu nog 65 jaar is. Bij een keuze voor een voorwaardelijk contract onder FTK2 moeten pensioenfondsen duidelijker vastleggen welke maatregelen zij nemen als de dekkingsgraad te laag is. En in de toekomst moeten zij financiële tegen- of meevallers sneller verwerken in de (toekomstige) pensioenen. Pensioenfondsen krijgen ruimte om de voor hun fonds passende manier te vinden om met die tegenen meevallers om te gaan. Maar zij moeten ook helder over de risico’s naar de deelnemers gaan communiceren.
34
FVP De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft inmiddels bekend gemaakt dat zij vanaf 1 januari 2011 geen bijdrage meer verstrekt voor degenen die na 1 januari 2011 werkloos zijn geworden. Voor degenen die al in 2010 werkloos waren zal uiterlijk in 2013 de hoogte van de definitieve bijdrage worden bepaald. Pensioenregister In de Pensioenwet is destijds bepaald dat de pensioenuitvoerders een pensioenregister inrichten. Het register is toegankelijk voor alle Nederlandse pensioenregelingen via internet. Iedereen tussen de 15 en 65 jaar met een burgerservicenummer en een DigiD kan inloggen en een overzicht opvragen van zijn eigen pensioenregelingen en AOW-rechten. Zo kan iedere Nederlander duidelijk zien hoe hoog zijn totale oudedagsvoorziening is, bij welke pensioenuitvoerder het pensioen is opgebouwd en waar hij terecht kan voor meer informatie. In samenwerking met de pensioenuitvoerder zijn door het fonds op diverse momenten gegevens aangeleverd. Het is helaas niet mogelijk gebleken om de aanspraken op het netto prepensioen zichtbaar te maken. Deze zijn te vinden op het jaarlijks “overzicht prepensioen” of in de pensioenplanner van het fonds. Op 6 januari 2011 is de website mijnpensioenoverzicht.nl gelanceerd. Klachten en geschillenregeling Een “klacht” is iedere vorm van ontevredenheid met betrekking tot de behandeling, bejegening of dienstverlening die door de klager als onjuist wordt ervaren. Een klacht heeft betrekking op de uitvoering van het pensioenreglement A, B of C. Een klacht wordt ingediend bij de administrateur. De administrateur handelt de klacht af en deelt de beslissing mede aan de klager. Indien de klager niet akkoord gaat kan hij beroep doen op het bestuur van het fonds. Het bestuur doet uitspraak. Als de klager niet akkoord gaat met uitspraak van het bestuur kan hij naar de Ombudsman Pensioenen stappen (mits klager geen advocaat in de arm heeft genomen). De Ombudsman Pensioenen behandelt geschillen die betrekking hebben op de uitvoering van de pensioenreglementen. Het advies van de Ombudsman Pensioenen is echter niet bindend. Er is sprake van een geschil als een belanghebbende zich niet kan verenigen met een inhoudelijk (uitsluitend) jegens hem genomen besluit van het bestuur. Met inachtneming van het pensioenreglement is de geschillencommissie uitsluitend bevoegd tot beslissen in geschillen tussen de deelnemer en het fonds ter zake de uitvoering van de pensioenregeling en individuele beslissingen uit hoofde van die pensioenregeling die het bestuur ter zake deze belanghebbende heeft genomen. De beslissing van de geschillencommissie is voor beide partijen bindend. Als een deelnemer in hoger beroep wil gaan tegen de beslissing van de geschillencommissie kan deze naar de civiele rechter stappen. De civiele rechter kan echter geen inhoudelijk oordeel meer vellen over de kwestie. Wel kan deze rechter kijken of er al dan niet sprake is geweest van procedurefouten en dergelijke. Het fonds heeft in 2010 een geschillencommissie opgericht, bestaande uit de volgende personen: -
De heer L.L. Lennaerts; De heer G. Heeres; De heer R. Degenhardt.
De geschillencommissie heeft een aantal dossiers in behandeling gehad. Deze dossiers hebben betrekking op het onjuist verwerken van de inkomende waardeoverdracht door de gewezen
35
uitvoerder. De geschillencommissie heeft in februari 2011 uitspraak gedaan in deze geschillen. Van de 24 lopende geschillen heeft de geschillencommissie in 18 gevallen het fonds in het gelijk gesteld. In 6 gevallen heeft de geschillencommissie de deelnemer gedeeltelijk in het gelijk gesteld. Er resteert thans in deze geschillen nog één zaak waar de uitspraak in 2012 zal volgen.
36
Marktontwikkelingen in 2011 2011: Financiële markten gedreven door eurocrisis Het jaar 2011 begon in een positieve sfeer en de economische groeivoorspellingen waren relatief gunstig. Als gevolg van de Arabische lente alsmede de tsunami en nucleaire ramp in het Japanse Fukushima liep echter in het voorjaar de olieprijs op. In een situatie waarin de werkloosheid hoog is en de lonen amper stijgen, leiden hogere energie- en brandstofkosten tot een negatieve impuls voor de economie. Bovendien koos de ECB door de - door de hogere olieprijs - oplopende inflatie tot het verhogen van de rente, daar waar de economie achteraf gezien juist aanhoudende stimulering en dus een lagere rente behoefde. Mede door dit alles en de structurele problemen van de EMU-landen vielen de economische groei(verwachtingen) terug waardoor de zorg over de schuldsituatie van veel EMU-landen nog verder toenam. Aanhoudende zorgen over solvabiliteit Griekenland Niemand kon in 2011 om de problemen van Griekenland heen. De duur van de crisis en de onmacht van de politici en andere gremia om tot oplossingen te komen zorgden voor steeds heftigere reacties van de financiële markten. Achtereenvolgende Europese toppen creëerden een reputatie van ‘te weinig, te laat’ ingrijpen. In de zomer bereikte men een compromis waarbij naast extra hulp van de overheden, de particuliere sector moest meebetalen aan de oplossing voor Griekenland. Beleggers op de financiële markten bestempelden dat al snel als een halfbakken compromis en dreven de rentes ook in de andere mediterrane landen in het najaar steeds verder omhoog. Italië, Spanje en zelfs Frankrijk kwamen onder vuur te liggen. Het verschil tussen Franse en Duitse staatsrentes liep op tot 2%, niveaus die sinds begin jaren negentig niet meer gezien waren. De crisis dwong ook de politici, in een poging het vertrouwen terug te winnen, verder te gaan met steviger maatregelen dan ooit tevoren. Deze maatregelen werden echter in de financiële markten niet met groot enthousiasme ontvangen. Veelal ontbraken de cruciale details en uitwerking van de maatregelen en ontbraken structurele hervormingen om de EMU landen competitiever te maken. Kortom, de zorgen over de solvabiliteit van Griekenland en de terugvallende economische groei leidden ertoe dat de fiscale situatie van alle EMU-landen onder de loep werd genomen. Zoektocht naar veiligheid De performance van (bijna) alle beleggingscategorieën werd in 2011 gedomineerd door de macroeconomische risico’s die voortkomen uit de eurocrisis. Ten eerste presteerden veilige beleggingscategorieën beter dan risicovolle; zo rendeerde Duits staatspapier sterk, terwijl Europese aandelen fors daalden. Ten tweede behaalden Amerikaanse beleggingsmarkten een beter rendement dan Europese. Een opvallende ontwikkeling was ook het verschil tussen de rendementen van staatsobligaties van opkomende landen enerzijds en aandelen van dezelfde landen anderzijds. Blijkbaar geldt de veelbesproken ‘ontkoppeling’ van opkomende landen wel voor staatspapier, maar niet voor aandelen. Een andere ontwikkeling hield verband met de zoektocht naar ‘veilige havens’. Deze leidde tot de unieke situatie dat er op meerdere continenten negatieve nominale rentes werden betaald; van Singapore tot Zwitserland en zelfs in Nederland. Begin december kon de Nederlandse staat tegen -6 basispunten geld lenen. Dat betekende dat beleggers zo bang waren hun hoofdsom te verliezen, dat ze geld toe gaven om er maar zeker van te zijn dat ze het later terugkregen. 2012 De financiële markten zijn 2012 relatief stabiel begonnen. Aan de enigszins afgenomen risicoaversie onder beleggers ligt een aantal ontwikkelingen ten grondslag. Om te beginnen vallen de cijfers over de Amerikaanse economie de laatste tijd mee. Met name de arbeidsmarktcijfers waren boven verwachting, hoewel nog altijd niet florissant. Ook het sentiment ten aanzien van de Chinese
37
economie verbetert. In toenemende mate heerst het gevoel dat China een harde landing van de economische groei kan voorkomen. Bovendien daalt de Chinese inflatie, wat de autoriteiten de ruimte biedt om de economie te stimuleren als de groei toch te veel zou gaan terug vallen. Ten slotte stelt de ECB zich vanaf december vorig jaar actiever op. Naast een verlaging van de rente, voorziet de bank via allerlei leenfaciliteiten het Europese bankwezen van zeer veel liquiditeit. Zo werd alleen op 21 december jongstleden al voor EUR 489 miljard aan drie-jaars leningen aan banken verstrekt. In februari 2012 krijgen banken wederom de mogelijkheid om – tegen versoepelde onderpandeisen – drie-jaars leningen af te nemen bij de centrale bank. Negatieve wisselwerking financiële markten en reële economie Uiteraard is nu de hamvraag of deze stabiliteit in het begin van 2012 op de financiële markten aan zal houden. Los van de politieke- en implementatierisico’s ten aanzien van alle Europese akkoorden die in 2011 zijn gesloten, is de bovenliggende zorg dat de economie van de EMU nu daadwerkelijk in recessie is weggezakt. Hiermee is de negatieve wisselwerking tussen de financiële markten en reële economie definitief een feit. Ten eerste wordt uiteraard de economie geraakt door de overheidsbezuinigingen. Bovendien is de onzekerheid bij huishoudens en bedrijven toegenomen als gevolg van de crisis en geven zij minder uit. Ten slotte worden banken verplicht hun kapitaalbuffers te verhogen en lijken zij daardoor minder geld uit te lenen. De economische recessie maakt het voor veel EMU-lidstaten praktisch onmogelijk om hun fiscale doelstellingen te halen. De doelstellingen zijn namelijk nog altijd gebaseerd op een groeiende economie met navenant toenemende overheidsinkomsten. Deze nieuwe economische realiteit was één van de hoofdredenen waarom kredietbeoordelaar S&P’s half januari 2012 in één klap de kredietwaardigheid van maar liefst negen van de zeventien EMU-lidstaten afwaardeerde. Deze afwaarderingen zijn vooral een bevestiging van wat al bekend was; de verslechtering van de solvabiliteit van veel EMU-landen. Met andere woorden, ook in 2012 zullen de schuldproblemen in de eurozone leidend blijven. Op het moment van het schrijven lijkt de euro-crisis weer te versterken waar de kiezers (Griekenland, Frankrijk, deelstaatverkiezingen Duitsland) de boodschap lijken te geven dat enkel bezuinigen niet de oplossing is. Op de financiële markten lopen de risico-premies weer op waardoor sommige landen meer rente moeten betalen om geld te kunnen lenen en een exit van Griekenland lijkt, mede door de uitkomst van de verkiezingen, dichterbij dan ooit.
Beleggingen in het verslagjaar. De onderstaande tabel laat de beleggingen als percentage van de portefeuille zien van 2011 en 2010. In de tabel is de uitkomst (Weging) te zien naast de afspraak (Norm). Weging 31-122011
Norm 2011
Weging 31-122010
Norm 2010
Matching Portefeuille
73,8%
75,2%
67,3%
68,3%
Return Portefeuille
26,2%
24,8%
32,7%
31,7%
Totaal Portefeuille
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
38
Nadere uitwerking matching portefeuille Weging 31-122011
Norm 2011
Weging 31-122010
Norm 2010
Matching Portefeuille*
73,8%
75,2%
67,3%
68,3%
Vastrentend Staatsobligaties Europa (AIP)* Langlopende Staatsobligaties
65,0%
65,4%
62,9%
63,4%
0,3%
0,3%
0,2%
0,2%
33,5%
24,8%
40,5%
-
Non euro staatsobligaties
18,9%
19,0%
-
-
Inflatie Obligaties
0,0%
9,0%
7,9%
-
Bedrijfsobligaties (Europa)
7,2%
7,0%
7,8%
8,0%
Hypotheken
5,4%
5,5%
6,4%
7,0%
Onderhandse Leningen
0,0%
0,0%
0,1%
0,0%
Matching Overlay*
6,2%
6,2%
1,5%
0,0%
Rente Afdekking
6,3%
6,3%
2,1%
0,0%
Inflatie Afdekking
-0,1%
-0,1%
-0,6%
0,0%
Liquiditeiten 2,6% 3,7% 4,4% 5,0% *Wegingen van de matching portefeuille zijn exclusief de Matching Overlay en exclusief de AIP portefeuille. Nadere uitwerking return portefeuille Weging 31-122011 Return Portefeuille
Norm 2011
Weging 31-122010
Norm 2010
26,2%
24,8%
32,7%
31,7%
Hoogrentend
6,1%
5,2%
6,7%
4,2%
High Yield (Europa)
0,8%
0,8%
1,0%
1,1%
High Yield (US)
1,5%
1,2%
1,0%
1,1%
Bank Loans
1,6%
1,4%
2,3%
2,1%
Emerging Markets Debt
1.5%
0.7%
-
-
Griekse Inflatie Obligaties
0,8%
1,2%
2,5%
0,0%
Aandelen
6,9%
6,7%
9,6%
9,7%
Europa
1,7%
1,6%
2,5%
2,5%
Noord Amerika
2,0%
1,9%
2,9%
2,9%
Verre Oosten
0,7%
0,7%
1,4%
1,4%
Emerging Markets
2,0%
2,1%
2,9%
2,8%
Deelnemingen
0.4%
0.4%
0.4%
0.4%
Onroerend Goed
9,8%
9,8%
11,9%
13,6%
Alternatieve Investeringen
3,4%
3,0%
4,2%
4,4%
Commodities
0,8%
0,9%
1,2%
1,2%
Hedge Funds
2,6%
2,1%
3,0%
3,2%
Valuta Afdekking**
0,0%
0,0%
-0,2%
-0,3%
39
**Vanaf 1 januari 2011 is de valuta afdekking decentraal opgezet en maakt deze onderdeel uit van de beleggingscategorie waar deze afdekking voor is opgezet. Gedurende 2011 zijn er diverse aanpassingen in het beleid doorgevoerd die naar voren komen in de tabel. Per 1 januari 2011 is een positie opgebouwd in obligaties van opkomende landen (Emerging Markets Debt). Eind 2011 is deze positie uitgebreid vooruitlopend op de ophoging die volgt uit het beleggingsplan 2012. Een andere belangrijke gebeurtenis in 2011 was de werking van het landenbeleid in de obligatie portefeuille. Dit beleid ziet er op toe dat de rendementen van de (staats)obligaties in de matching portefeuille niet te veel af mogen wijken van de swap rente. Invoering van dit beleid heeft er toe geleid dat net als in 2010 een aantal landen (o.a. Oostenrijk) uit de obligatieportefeuille zijn verkocht. De opbrengsten zijn geherinvesteerd in staatsobligaties van landen buiten de eurozone, zoals Denemarken, Zweden, Noorwegen, Australië en Canada. Het bestuur heeft in augustus besloten vanwege het oplopende risico ook de Franse staatsobligaties te verkopen. Hiermee is het kredietrisico als gevolg van de eurocrisis beter gespreid over meerdere AAA-landen. Deze posities zijn weergegeven onder de regel non-euro staatsobligaties. Het valutarisico op deze beleggingen is thans gedeeltelijk afgedekt. Daarnaast zijn ook de Duitse inflation linked obligaties verkocht. Dit had te maken met de stand van de dekkingsgraad en de zeer hoge waarde van de obligaties doordat partijen vluchtten in de relatief veilige haven van de Duitse obligaties. Het gevolg was dat er eind 2011 geen positie meer was in deze obligaties. Een aantal andere beleidsaanpassingen is niet zichtbaar in de tabel, maar wel vermeldenswaardig. Aan het einde van het voorjaar zijn de beleggingen in aandelen in de ontwikkelde markten omgezet van een actief beleid naar een passief beleid. Aan het eind van 2011 is de valuta afdekking van de US dollar verlaagd naar 50%. Samen met de allocatie naar vreemde valuta via de obligaties buiten de Eurozone vormt deze positie een bescherming in het geval van een verdieping van de eurocrisis.
Vooruitblik op 2012 De in het beleggingsplan 2011 gemaakte indeling naar een matching portefeuille en een return portefeuille wordt voor 2012 gehandhaafd. De matching portefeuille heeft tot doel om, op basis van het vastgestelde beleid, het rente risico en het inflatie risico af te dekken. Binnen de return portefeuille wordt er geïnvesteerd in hoogrentende obligaties, aandelen, onroerend goed en alternatieve beleggingen. Naar aanleiding van de ALM-studie uit 2010 is de doelstelling om het gewicht in onroerend goed af te bouwen naar 4% a 5% van de portefeuille. Gezien het illiquide karakter van de beleggingscategorie is dit een meerjaren plan. Daarnaast is het doel dit tegen relatief aantrekkelijke prijzen te doen, waardoor de mate van afbouw mede afhankelijk is van de marktomstandigheden. De bovenstaande keuze wordt ondersteund door de conclusies van de in 2010 uitgevoerde ALM studie. Daarin is geconcludeerd dat het mandaat ten aanzien van de matching portefeuille met doelstellingen voor rente- en inflatieafdekking adequaat functioneert daar waar het gaat om doelstellingen ten aanzien van rente- en inflatierisico’s. Tevens wordt in de studie geconcludeerd dat het mandaat voldoende neerwaartse bescherming biedt tegen dalingen van de nominale of (deels)
40
reële dekkingsgraad (voldoet aan risicohouding). Verder draagt het mandaat positief bij aan de realisatie van het toeslagenbeleid en aan de stabiliteit van de toeslagverlening. Rendementen van de beleggingsportefeuille In de onderstaande tabel zijn de rendementen voor de verschillende assetclasses weergegeven. Ter vergelijking is ook het overzicht over 2010 weergegeven. Het rendement van de verplichtingen bedroeg 13,2%, zodat de dekkingsgraad nagenoeg stabiel bleef in 2011. De sterke relatieve performance is voornamelijk het gevolg van de beslissing tijdig de Franse staatsleningen te verkopen en te verruilen voor staatsleningen buiten de eurozone. Rendementen 2011
Rendementen 2010
Portefeuille Benchmark Portefeuille
Benchmark
Matching Portefeuille
21,18%
18,22%
4,36%
3,43%
Return Portefeuille
-5,74%
-6,27%
6,68%
7,16%
Totaal Portefeuille
13,03%
10,97%
4,94%
4,54%
Rendementen 2011
Rendementen 2010
Portefeuille Benchmark Portefeuille
Benchmark
Matching Portefeuille*
21,18%
18,22%
4,36%
3,43%
Vastrentend Staatsobligaties Europa (AIP) Langlopende Staatsobligaties
12,4%
9,53%
-
-
1,58%
1,31%
1,84%
1,16%
16,17%
12,85%
-13,55%
-13,55%
2,66%
2,66%
-
-
Inflatie Obligaties
10,06%
10,76%
5,23%
5,23%
Bedrijfsobligaties
2,56%
1,72%
9,34%
9,56%
Hypotheken
3,62%
4,88%
5,70%
3,61%
Non euro staatsobligaties
Onderhandse Leningen
5,92%
5,92%
5,95%
5,95%
Matching Overlay
12,20%
12,20%
3,89%
3,89%
Rente Afdekking
17,20%
17,20%
-
-
Inflatie Afdekking
5,25%
5,25%
-
-
Liquiditeiten 1,34% 0.84% 0,21% 0,35% * Het rendement van de matching portefeuille is exclusief het rendement van de AIP portefeuille. Rendementen 2011
Rendementen 2010
Portefeuille Benchmark Portefeuille Return Portefeuille Hoogrentend High Yield (Europa) High Yield (US) Bank Loans Emerging Markets Debt Griekse Inflatie Obligaties
Benchmark
-5,74%
-6,27%
6,68%
7,16%
-18,10%
-22,42%
9,16%
10,78%
-0,71%
-1,17%
13,88%
14,28%
5,23%
7,52%
21,24%
23,06%
-0,43%
3,50%
7,79%
2,89%
6,64%
7,43%
-61,76%
-61,76%
-3,39%
-3,39%
Aandelen
-7,55%
-8,30%
21,01%
21,51%
Europa
-9,12%
-9,15%
10,14%
11,10%
41
Noord Amerika
3,15%
2,82%
24,06%
24,16%
Verre Oosten
-15,15%
-15,32%
25,23%
23,98%
Emerging Markets
-13,44%
-15,70%
27,36%
27,13%
Deelnemingen
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
Onroerend Goed
0,70%
2,56%
2,61%
4,08%
Alternatieve Investeringen
2,39%
4,16%
12,52%
12,12%
Commodities
1,13%
1,11%
19,46%
19,34%
Hedge Funds
3,04%
4,67%
13,58%
9,26%
Valuta Afdekking**
0,00%
0,00%
-9,59%
-9,53%
** In 2011 is de valuta afdekking decentraal toegerekend aan de verschillende categorieën waarvoor de afdekking is opgezet. Dat wil zeggen dat in 2011 de getoonde rendementen hedged rendementen zijn en in 2010 de unhedged rendementen. Over het gehele jaar 2011 werd een sterke outperformance voor de gehele portefeuille opgetekend. De belangrijkste factoren voor deze outperformance over geheel 2011 waren de matching portefeuille en daarbinnen de langlopende staatsobligaties en de matching overlay. De return portefeuille kende eveneens een outperformance. Hoogrentende obligaties en aandelen droegen hieraan het sterkst bij. Over geheel 2011 bedraagt het portefeuille rendement -5,74% en het benchmarkrendement -6,27%. Daarmee komt het relatieve rendement van de return portefeuille over 2011 op 0,53% positief uit. Matching Portefeuille Naast de renteafdekking voert het fonds, passend bij zijn ambitie om inflatie voor deelnemers te compenseren, een beleggingsbeleid waarbij ook een gedeelte van het toekomstige inflatie risico is afgedekt. In 2011 is een afdekkingbeleid voor zowel rente als inflatie, dat is ingezet in 2007 en nader is gespecificeerd in 2009, gecontinueerd. Uitgangspunt is om het nominale renterisico volledig af te dekken. Verder is hierbij uitgegaan van een model, waarbij afhankelijk van de solvabiliteit van het fonds, uitgedrukt in de (nominale) dekkingsgraad, wordt bepaald binnen welke marge de inflatieafdekking dient te liggen. Daarbij zijn er vijf tranches gedefinieerd met bijbehorende ranges voor inflatieafdekking met ondergrenzen en bovengrenzen. De ambitie is om op deze wijze een dynamische afdekking voor de inflatie in te regelen welke aansluit bij het beleid van Bpf Koopvaardij. Voor de totale portefeuille (matching plus return) geldt een Tracking Error-budget. Het beleid is tot stand gekomen door enerzijds rekening te houden met de grenzen voor kapitaaldekking van de toekomstige toeslagen en anderzijds met het binnen acceptabele grenzen houden van de leverage (en daarmee het liquiditeitsrisico). Het rendement op de matching portefeuille was 21,18% versus 18,22% voor de benchmark. Voornamelijk de staatsobligaties en de inflatieobligaties droegen bij aan het rendement, maar ook de rente afdekking.
42
De matching portefeuille bestaat per ultimo 2011 uit de volgende bouwstenen: Bedrijfs- Hypotheken 8,27% obligaties 11,03% Inflatie Obligaties 0,00% Non euro staatsobligaties 28,94%
Staatsobligaties Europa (AIP) 0,46%
Langlopende Obligaties 51,30%
Over 2011 hebben alle onderdelen van de matching portefeuille een positieve performance laten zien. Enkel de hypothekenportefeuille blijft achter bij de benchmark. (zie hiervoor de eerder getoonde tabel met rendements cijfers) Return portefeuille De return portefeuille bestaat uit de volgende bouwstenen: Alternatieve Investeringen 13%
Onroerend Goed 38%
Hoogrentend 23%
Aandelen 26%
In de samenstelling van de return portefeuille klinkt de visie door die gebaseerd is op economische omgeving waarin er nauwelijks groei is en de focus ligt op de afbouw van schulden. Dit leidt tot een voorkeur voor hoogrentende obligaties. Tevens is een aanzienlijk deel geïnvesteerd in Alternatieve investeringen (commodities en hedge funds), waarbij met name de laatste categorie geacht wordt om onder alle economische omstandigheden een positief resultaat te behalen.De onroerend goed portefeuille is nog steeds verreweg de grootste bouwsteen van de return portefeuille. De strategie die in 2010 is ingezet om deze portefeuille af te bouwen heeft tot nu slechts beperkt geleid tot
43
daadwerkelijke reductie van deze portefeuille. Hierbij dienen de moeilijke marktomstandigheden voor onroerend goed in acht te worden genomen. In 2011 is besloten om het beheer van de directe Nederlandse onroerend goed portefeuille onder te brengen bij MN. Dat zal in 2012 zijn beslag krijgen. Onroerend Goed (direct) Direct onroerend goed vormt het grootste deel van de return portefeuille en behaalde in 2011 een rendement van 0,70%. Vastgoed bevindt zich nog steeds in een lastige economische omgeving waarbij het rendement achterbleef bij de overige beleggingscategorieën in de return portefeuille. Hoogrentend Een verdere uitsplitsing van de hoogrentende obligaties geeft het volgende beeld: Griekse Inflatie obligaties 13%
Europa high Yield 13%
Emerging Markets Debt 24%
US High Yield 24%
Bank Loans 26%
Bank Loans Bank Loans zijn leningen door banken aan bedrijven. Dit betreft vooral leningen met onderpand en worden tegen aantrekkelijke rendementen in de markt geplaatst als beleggingscategorie. Door de moeilijke ontwikkelingen in de eurozone, hebben Bank Loans dit jaar matig gepresteerd met een rendement van -0,43%. Evengoed was dit nog beter dan de Europese High Yield obligaties. High Yield Obligaties In 2011 was duidelijk zichtbaar dat er een verschil was in de ontwikkeling van de diverse continenten. Waar de VS en Emerging Markets positieve rendementen laten zien, blijft Europa achter als gevolg van de risico’s van de schuldencrisis. Het rendement van High Yield (Europa) bedroeg -0,71%. Het rendement van High Yield (US) bedroeg 6,23%. Emerging Markets Debt Begin 2011 is een eerste investering gedaan in obligaties van opkomende landen. Voor 2012 zal deze investering een verdere uitbreiding krijgen. Het rendement over 2011 bedroeg 6.64% Griekse Inflatie Obligaties De Griekse Obligaties die in 2010 zijn overgebracht van de matching portefeuille naar de return portefeuille laten onverholen zien dat de euro crisis haar tol eist en zijn verreweg de grootste
44
negatieve performer in de portefeuille. Zodra zich mogelijkheden voordoen zal deze positie worden afgebouwd. Het rendement bedroeg -61,76%.
Aandelen De regioverdeling binnen de categorie aandelen is als volgt: Deelnemingen 6% Emerging Markets 29%
Europa 25%
Noord Amerika 30%
Verre oosten 10%
Aandelen vormen met 6,9% (stand eind Q4 2011) een belangrijk onderdeel van de liquide return portefeuille van het fonds. Het jaar 2011 was geen goed jaar voor aandelen. Alleen aandelen van Noord Amerika lieten een positieve performance zien. De overige regio’s presteerden sterk negatief. De deelneming betreft het belang in MN Binnen de aandelenportefeuille spreidt het fonds de beleggingen over verschillende regio’s en segmenten. Het fonds belegt in aandelen van beursgenoteerde ondernemingen in Europa, de Verenigde Staten, het Verre Oosten en in Opkomende Landen. Het rendement op aandelen bedroeg -7,55%.
45
Alternatieve beleggingen bestaan uit de volgende portefeuilles:
Commodities 24%
Hedge Funds 76%
Hedge Funds De beleggingscategorie Hedge Funds is opgenomen om het risico van de portefeuille te diversifiëren. De beheerders hebben als doel een absoluut positief rendement te genereren gedurende alle marktomstandigheden . Het rendement bedroeg 3,04%. Grondstoffen Ook grondstoffen kenden een herstel aan het begin van 2011, maar gaven dat grotendeels weer prijs in de rest van het jaar. Het rendement bedroeg 1,13%. Z-score Op 24 april 1998 is in de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds (Wet bpf) een Vrijstellingsregeling opgenomen. Deze Vrijstellingsregeling is op 26 april 1998 in werking getreden. De regeling geeft bedrijfsgenoten een aantal gronden voor vrijstelling van de verplichte deelname in een bedrijfspensioenfonds. Eén van deze gronden betreft de vrijstelling op basis van de beleggingsperformance (Z-score). De z-score wordt ieder jaar vastgesteld en geeft de afwijking van het feitelijke rendement ten opzichte van het door het fonds vastgestelde rendement (het rendement dat op grond van de normportefeuille behaald kan worden ofwel het normrendement). De z-score voor 2011 is berekend conform de methode die sinds 2008 in gebruik is en bedraagt 2,02. De performance toets komt in 2011 uit op 2,36. jaar z-score Performance toets
2005 0,29
2006 0,03
2007 -0,34
2008 -1,12
2009 1,39 1,42
2010 0,47 1,48
2011 2,02 2,36
46
De performancetoets Op basis van de Vrijstellingsregeling kan vrijstelling worden verleend aan een bedrijfsgenoot als uit de performancetoets, uitgevoerd over vijf kalenderjaren, blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het bedrijfstakpensioenfonds in negatieve zin afwijkt van het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille. Van een aanzienlijke afwijking in negatieve zin is sprake als de uitkomst van de berekening van de performancetoets is x + 1,28 < 0 (waarbij x de gemiddelde z-score is over de afgelopen vijf jaar). De performancetoets wordt over een periode van vijf jaar berekend.
Risicoparagraaf Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheerstaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico’s aan die het bestuur met prioriteit heeft aangepakt: • • •
Beleggingsrisico’s; Actuariële risico´s; Operationele risico´s.
Risicomanagement is een onderdeel dat een zekere gelaagdheid kent. Bpf Koopvaardij staat zelf aan de top van de keten van risicobeheersing. Kijken we naar vermogensbeheer dan is het bestuur van Bpf Koopvaardij verantwoordelijk voor het totale risicomanagement, doet de uitvoerder aan wie het vermogensbeheer is uitbesteed ook aan risicomanagement en is ook de organisatie bij wie het fondsmanagement is uitbesteed bezig met risicomanagement (van macro naar micro). De uitvoerder aan wie de pensioenuitvoering is uitbesteed doet ook aan risicomanagement, waarbij zijn toeleveranciers tevens bezig zijn met risicomanagement. In het rapport van commissie Frijns uit 2010 is een aantal adviezen gegeven omtrent governance en het beheren en beheersen van risico’s. Het bestuur van Bpf Koopvaardij heeft aandacht besteed aan acties die in lijn liggen met de aanbevelingen van de genoemde commissie. Op grond daarvan is het risicodashboard ontwikkeld. De doelstelling van het risicodashboard is het inzichtelijk maken en monitoren van de risico’s inzake pensioen- en vermogensbeheer zodat risico’s beheerst kunnen worden. Het risicodashboard maakt het mogelijk om: • Inzicht te verkrijgen in de pensioen- en vermogensbeheerrisico’s die het fonds loopt, zodat hier tijdig op gestuurd kan worden; * Het risicobewustzijn van bestuurders te vergroten door inzicht te geven in de effecten van de veranderingen; • scenario’s te simuleren en te analyseren; Het risicodashboard is in het eerste kwartaal van 2011 geïmplementeerd en in de loop van het jaar uitgebreid. De uitkomsten van het risicodashboard worden besproken in de bestuursvergaderingen en er worden afspraken gemaakt met de uitvoerder over het onder meer houden van audits op die onderdelen die Bpf Koopvaardij van belang acht en waar Bpf Koopvaardij meent risico te lopen. In 2011 is er voor gezorgd dat de voor het risicodashboard benodigde data niet meer grotendeels handmatig behoeven te worden ingevoerd. In 2012 zal het risicodashboard niet meer per kwartaal maar per maand gevuld worden en zal worden bezien welke indicatoren kunnen worden toegevoegd om te zorgen dat het risicodashboard niet alleen signalen genereert aan de hand van data uit het verleden.
47
Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid is vormgegeven op basis van risicobudgettering. Dit betekent dat het bijbehorende maximale risico, de tracking error, gemeten ten opzichte van a) de op marktwaarde gewaardeerde reële pensioenverplichtingen (dit zijn de met de toeslag verhoogde pensioenverplichtingen, waarbij voor de toeslag de verwachte inflatie is gehanteerd); b) 50% reële / 50% nominale pensioenverplichtingen; c) de op marktwaarde gewaardeerde nominale pensioenverplichtingen; en het verwachte meerrendement gedefinieerd zijn. Samengevat geeft dat het volgende beleid: Dekkingsgraad >135% >120% <120% <105%
Meerrendement 0,69% 0,58% 0,36% 0,36%
Risicobudget 3,68%(a) 3,09%(b) 1,92%(c) 1,92%(c)
a) De voor de beleggingsportefeuille als geheel vastgestelde benchmark is de marktwaarde van de pensioenverplichtingen inclusief toeslag. b) De voor de beleggingsportefeuille als geheel vastgestelde benchmark bestaat voor 50% uit de marktwaarde van de pensioenverplichtingen inclusief toeslag en voor 50% uit de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen. c) De voor de beleggingsportefeuille als geheel vastgestelde benchmark is de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen. In 2009 is in aanvulling op het beleidskader aanvullend beleid ontwikkeld voor het aan te houden risico op totaalniveau en voor de mate van afdekking van rente- en inflatierisico in de matching portefeuille. Gegeven de waargenomen volatiliteit in de voorafgaande jaren, gegeven het beleid om zo veel als mogelijk het rente- en inflatierisico fysiek af te dekken en gegeven de noodzaak om een deel van de portefeuille te blijven beleggen in liquide stukken heeft het bestuur van het fonds besloten tijdelijk met een hoger risicobudget te werken dan het risicobudget zoals vermeld in bovenstaande tabel. In september 2009 bedroeg het risicobudget als gevolg van voornoemde keuzes, gegeven de waargenomen volatiliteit over de 5 voorliggende jaren circa 5. Dit hogere risicobudget leidt mogelijk tot de aanpassing van beleidsgrenzen. Deze beleidsimplicaties zijn in het eerste half jaar van 2010 middels een ALM studie getoetst. In aanvulling op het beschreven beleggingsbeleid heeft het bestuur besloten tot het strakker aansturen van de mate van afdekking van het rente- en inflatierisico. Hiertoe is een mandaat opgesteld dat afhankelijk van de dekkingsgraad aangeeft hoe hoog de afdekking van het renterisico over de nominale pensioenverplichtingen en hoe hoog de mate van afdekking van het rente en inflatierisico over de waarde van de beoogde voorwaardelijke toeslagen moet zijn. Overige maatregelen Er zijn (nog) geen overige maatregelen gedefinieerd. Beleggingsrisico´s Het pensioenfonds heeft het beleggingsbeleid heroverwogen in het licht van de nieuwe Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen inzake de kostendekkende premie, het toeslagenbeleid en het (minimaal) vereiste eigen vermogen. In het nieuwe beleggingsbeleid is er sprake van een grotere spreiding over de verschillende beleggingscategorieën en regio´s. Per beleggingscategorie is een strategische afweging gegeven en zijn de bandbreedtes aangegeven die naar inzicht van de externe vermogensbeheerders benut kunnen worden. Dit resulteert hierin dat de gehele portefeuille een lager
48
risico heeft dan voorheen het geval was. Dit lagere risico wordt ook inzichtelijk in de tracking error – de mate waarin de beleggingen afwijken van de benchmark die als ijkpunt voor de performance geldt – die aan de gehele portefeuille als doel is gesteld. De belangrijkste beleggingsrisico´s zijn valuta- , rente- en kredietrisico. Actuariële risico´s In 2010 verscheen de prognosetafel AG 2010-2060. Deze nieuwe prognosetafel laat zien dat de levensverwachting in de afgelopen jaren voor zowel mannen als vrouwen sterker is toegenomen dan in de vorige prognosetafel was voorzien. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij de vaststelling van de technische voorziening. Door toepassing van de prognosetafel met fondsspecifieke factoren houdt het fonds naar de huidige inzichten voldoende vermogen aan ter dekking van het langleven risico. Overige relevante actuariële risico´s zijn het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico. Er zijn voor deze risico’s geen aanvullende voorzieningen opgenomen. Het fonds houdt deze risico’s in eigen beheer. Er zijn voor deze risico’s geen verzekeringen afgesloten. Operationele risico´s Een operationeel risico is een risico dat samenhangt met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting of procesuitvoering. Voorbeelden van operationele risico´s zijn: verwerking, uitkering/betaling/settlement, informatie, productontwikkeling, kosten, personeel, fraudegevoeligheid en preacceptatie/transactie. In tegenstelling tot sommige risico´s die een pensioenfonds bewust wil lopen (zoals marktrisico) hebben operationele risico´s alleen een negatieve impact op het bereiken van de doelstellingen. Vandaar dat operationele risico´s zo veel mogelijk beperkt worden. Tenzij een verdergaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich meeneemt. In de beleidsregels uitbesteding pensioenfondsen staan voorwaarden omschreven waar een pensioenfonds aan moet voldoen bij de uitbesteding van zijn bedrijfsprocessen. Voor het pensioenfonds is de beleidsregel van toepassing omdat zowel de pensioenadministratie als de vermogensbeheeradministratie is uitbesteed. De beleidsregel schrijft onder meer voor dat het pensioenfonds het beleid vaststelt met betrekking tot de beheersing van risico´s van uitbesteding. Hiertoe moeten uiteraard de afspraken met de uitvoerder goed worden vastgelegd. Het bestuur houdt toezicht op de tijdigheid en de kwaliteit van dienstverlening, onder andere door verkregen rapportages. MN heeft vanaf 1 juli 2011 voor pensioenbeheer de certificering van haar procesbeheersing door een externe accountant geregeld. Dat gebeurt via een ISAE 3402-type 2 verklaring. Ook voor vermogensbeheer is deze verklaring aanwezig. Risicobudget Door middel van de ALM-studie 2010 zijn de uitgangspunten voor het strategisch beleggingsbeleid van het fonds vastgelegd. De belangrijkste conclusie voor wat betreft het beleggingsbeleid is dat de beleggingen van het fonds blijven geschieden op basis van een nagestreefde tracking error voor de beleggingsportefeuille als geheel ten opzichte van de verplichtingen. De toegestane tracking error is afhankelijk van de dekkingsgraad van het fonds. De tracking error (in dit kader ook wel risicobudget genoemd) is een statistische maatstaf (standaard deviatie) voor het toegestane risico in de beleggingsportefeuille als geheel. Indien het risicobudget gelijk is aan 4 en het
49
verwachte rendement is 5, dan is er een redelijk grote kans (67%) dat het te realiseren rendement tussen 1 (5 -/- 4) en 9 (5 +/+ 4) ligt. Het door het fonds in 2011 beoogd risicobudget lag beneden de 4, afgezet tegen een combinatie van de nominale en de met toeslag verhoogde pensioenverplichtingen. Door de samenstelling van de portefeuille ligt de realisatie van het risico duidelijker hoger, dit komt door de nog te verkopen objecten uit de vastgoedportefeuille. In 2011 is het risico in de portefeuille verder afgebouwd. Het risicobudget eind 2011 bedroeg circa 4,5. Het bestuur verwacht dat dit risicoprofiel voorlopig zo gehandhaafd blijft. Risicoparagraaf en Derivaten In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risico-informatie aan. Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de verplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor fonds en deelnemers betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het surplus/tekort op FTK-grondslagen is als volgt: Tabel: Vereist vermogen (in duizenden euro) Risicofactor Technische voorzieningen: volgens jaarrekening (a) S1 Renterisico (inclusief inflatie) S2 Aandelen- en vastgoedrisico S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers) (b) Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) (a + b) Aanwezige vermogen (totaal activa - schulden) Surplus
Solvabiliteit (na iteratie) 2011 2010 2.931.049 2.700.460 32.608 69.393 118.960 139.948 157.820 26.576 7.940 10.138 40.048 41.274 69.195 62.730 -201.948 -148.665 224.623 201.394 3.155.672 2.901.854 3.304.418 3.031.610 148.746 129.756
Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke asset mix in de evenwichtsituatie. De berekening van renterisico geschiedt conform eisen van DNB en afspraken met de certificerende actuaris. Daarbij wordt het renterisico bepaald door de kasstromen van portefeuilles te schokken met de door DNB voorgeschreven factoren terwijl daarbij de hoogrentende portefeuilles te weten de High
50
Yield (Europa en Noord Amerika), Emerging Market Debt, Bank Loans en Griekse inflatie obligaties buiten de berekening van de S1 worden gehouden. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Het renterisico heeft betrekking op activa zoals obligaties, derivaten (interest rate swaps) en leningen op schuldbekentenis, maar geldt ook voor de nominale verplichtingen. Het beleid is dat minstens 100% van het renterisico is afgedekt in de nominale portefeuille, dat wil zeggen dat het saldo van beleggingen en verplichtingen niet gevoelig is voor rentestijging dan wel -daling met uitzondering van onderliggende veranderingen van de verschillende rente-curves (de verplichtingen worden tegen een bepaalde voorgeschreven rentecurve contant gemaakt die qua ontwikkeling kan afwijken van de rentecurve van bijvoorbeeld staatsobligaties). De daling ten opzichte van 2010 wordt (mede) veroorzaakt door de daling van het aantal Inflation Linked Bonds in de beleggingsportefeuille. De rentegevoeligheid wordt uitgedrukt in de zogenoemde ‘duration’. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Valutarisico Het valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen die in vreemde valuta luiden vermindert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. Aangezien de pensioenverplichtingen van Bpf Koopvaardij in euro luiden en een aanzienlijk deel van de beleggingsportefeuille in vreemde valuta, loopt Bpf Koopvaardij valutarisico. De voor Bpf Koopvaardij belangrijkste valuta zijn de Amerikaanse Dollar, het Britse Pond en de Japanse Yen, de Noorse Kroon, de Deense Kroon, de Zweedse Kroon, de Australische Dollar en de Canadese Dollar. Het strategisch beleid van het fonds is om de valutaposities in Amerikaanse Dollar, Britse Pond en de Japanse Yen volledig af te dekken. Vanwege de druk op de Euro wordt van het strategische beleid afgeweken en worden de Amerikaanse Dollar en Canadese Dollar voor 50% afgedekt, de Australische Dollar wordt volledig afgedekt. Deze positie wordt maandelijks door het bestuur geëvalueerd. Grondstoffenrisico Grondstoffen ofwel commodities vormen een beleggingscategorie waarin veelal via index futures en swaps wordt geïnvesteerd in energie (olie), metalen, edelmetalen en agro produkten. De marktwaarde ultimo 2011 van de positie in commodities bedraagt rond de 27,1 miljoen euro. Het grondstoffenrisico betreft het risico op fluctuaties in grondstoffenprijzen. Kredietrisico Kredietrisico is het risico dat een tegenpartij in gebreke blijft om aan haar verplichtingen te voldoen. Dit kunnen verplichtingen zijn tot het betalen van rente, maar het kan ook om de terugbetaling van de uitgeleende bedragen zelf gaan. Het kredietrisico wordt primair beperkt door te beleggen in bedrijven of staten met een hoge kredietwaardigheid. In de jaarrekening is de verdeling naar kredietwaardigheid weergegeven zoals deze door internationale rating agencies wordt toegekend. Het betreft de portefeuille vastrentende waarden. Het fonds neemt momenteel bewust beperkte kredietrisico’s in de vastrentende portefeuille. Het is voor de actieve beheerders toegestaan om een deel van de portefeuille te beleggen in bedrijfsobligaties en High Yield beleggingen. Voor al deze beleggingen zijn beperkingen vastgesteld. Het kredietrisico hoeft niet alleen te worden beperkt door de keuze van de bedrijven waarin wordt belegd. Het is ook mogelijk om het risico af te dekken door de aanschaf van credit default swaps (CDS). Een CDS is een soort kredietverzekering. Tegen betaling van een bepaald bedrag garandeert
51
de ene partij jegens de andere dat hij het kredietrisico over een afgesproken hoofdsom overneemt. Het fonds en de vermogensbeheerder zijn zich bewust van de risico’s die hieraan verbonden zijn. De verslechtering in de economie wordt ook gereflecteerd in de gemiddeld lagere rating van de stukken binnen de portefeuille. Marktrisico Marktrisico heeft betrekking op verliezen die kunnen ontstaan door ongunstige marktbewegingen die samenhangen met de handel in, of het aanhouden van, een positie in financiële instrumenten. Door de beleggingen te spreiden naar sector en regio wordt ook de gevoeligheid voor bewegingen in een specifiek marktsegment c.q. regio beperkt. Een verdeling van de beleggingen per segment is opgenomen in de jaarrekening. Tevens wordt daar de beleggingen naar regio weergegeven. Ook de verdeling van de looptijden van de vastrentende portefeuille is van invloed op het marktrisico. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruik gemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover het passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekende partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand (cash). Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: •
Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategisch beleggingsbeleid.
•
Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooral vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt.
•
Swaps: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
52
Bpf Koopvaardij heeft per saldo in zijn portefeuille betreffende derivatenposities: Interest rate swaps Nominaal 1.083,9 Marktwaarde Duration
188,4 15,7
mln EUR mln EUR jaar
Inflatieswaps Nominaal Marktwaarde Gemiddelde inflatie
547,1
mln EUR
-2,4
mln EUR
2,4
Looptijd
20,6
Currency swaps in mln Nominaal
EUR
% jaar
USD
171,7
132,3
Marktwaarde In mln (EUR) 0,1
GBP
16,7
19,9
0,0
JPY
1.514,6
15,2
0,0
CAD
44,4
33,6
-0.7
53
Kostentransparantie Als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen moeten pensioenfondsen met ingang van 2011 de kosten vermogensbeheer en pensioenbeheer inzichtelijk maken. Voor dit doel zijn door de Pensioenfederatie, in overleg met vertegenwoordigers van de grote pensioenfondsen, richtlijnen opgesteld hoe om te gaan met de kosten vermogensbeheer. Bpf Koopvaardij streeft naar een transparante weergave van de pensioenbeheer- en vermogensbeheerkosten en volgt in dit jaarverslag de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. De kosten van pensioenbeheer bedragen in 2011 € 144,55 per deelnemer (2010: € 123,24 per deelnemer). De stijging wordt veroorzaakt door een toename van de kosten van de posten uitvoering van het pensioenreglement, projecten en bestuur. Bpf Koopvaardij streeft binnen de beleidskaders naar minimalisatie van vermogensbeheerkosten. De vermogensbeheerkosten zijn afhankelijk van het gevoerde beleggingsbeleid. Daarom geeft een eenvoudig kostenratio onvoldoende basis voor de beoordeling van gemaakte kosten. Voor die beoordeling moet de relatie worden gelegd tussen vermogensbeheerkosten, het risicoprofiel, het rendementspotentieel van de gekozen beleggingsmix en de beleggingsfilosofie van Bpf Koopvaardij. Ten behoeve van de transparantie dient ook voor wat de onderliggende beleggingsfondsen inzicht in de kosten te worden gegeven. Bpf Koopvaardij heeft een eerste indicatieve schatting van de kosten in de onderliggende beleggingsfondsen gemaakt. Tevens dienen de transactiekosten inzichtelijk gemaakt te worden. Afhankelijk van het soort effect worden transactiekosten separaat in rekening gebracht of zit de vergoeding voor de tegenpartij in de aankoopprijs of verkoopprijs verdisconteerd. De omvang van de verdisconteerde transactiekosten kan alleen worden geschat, waartoe de Pensioenfederatie aanbevelingen doet die zijn gevolgd. In 2011 is uitvoering gegeven aan het beleid om van actief beheer binnen een aantal aandelenportefeuilles naar goedkopere passieve beheersvormen over te stappen, waardoor besparingen op vooral transactiekosten zijn gerealiseerd. De transactiekosten voor het operationeel beheer van de beleggingsportefeuille in 2011 zijn 0,20% van het gemiddeld belegd vermogen (2010: 0,30%). De totale beheer- en bewaarkosten van het vermogensbeheer (exclusief transactiekosten) bedragen in 2011 ongeveer 0,28% van het gemiddelde belegde vermogen (2010: 0,27%). Dit percentage omvat de kosten voor het beheer van de beleggingsportefeuille van het direct bezit en het vermogen in beleggingsfondsen. De kosten voor beleggingsfondsen worden ingehouden op het fondsvermogen. Bij de vergelijking van de kosten met vorig jaar is het van belang om ook het bijbehorende risicoprofiel in ogenschouw te nemen. Deze is in dit bestuursverslag opgenomen.
54
De ontwikkeling van de kosten vermogensbeheer (ten opzichte van het gemiddelde belegd vermogen) is als volgt:
Soort Directe beheerkosten
2011 2010 % beheerd vermogen % beheerd vermogen 0,22 0,21
Prestatie afhankelijke beheerkosten
0,03
0,04
Bewaarloon Overige kosten
0,01 0,02
0,01 0,01
Totaal (exclusief transactiekosten)
0,28
0,27
2011 Transactiekosten (afgeleid)
2010 0,20
2011 Behaald netto rendement
0,30 2010
13,0%
4,9%
Toelichting op de tabel: Directe beheerkosten Kosten waarvoor facturen zijn ontvangen. Deze directe beheerkosten worden van het bruto-rendement van de desbetreffende belegging afgetrokken zodat het nettorendement in de jaarrekening zichtbaar is. Bewaarloon Bpf Koopvaardij betaalt een bewaarloon aan de bewaarder van de beursgenoteerde beleggingstitels. Overige kosten Kosten die noodzakelijk zijn voor het vermogensbeheer van Bpf Koopvaardij, maar die niet tot de beheerkosten behoren. Deze kosten zijn gebaseerd op een toedeling van alle kosten in het onderliggende beleggingsfonds naar rato van het aandeel van het fonds in de belegging. Dit betreffen onder andere kosten van adviseurs, taxateurs en controleurs. Netto rendement Het behaalde rendement waarbij alle kosten van het bruto rendement zijn afgehaald. De netto rendementen worden berekend in lijn met de daarvoor geldende richtlijnen.
55
Jaarrekening
56
Jaarrekening BALANS PER 31 DECEMBER 2011
ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds * Vastrentende waarden * Aandelen * Vastgoedbeleggingen * Overige beleggingen * Derivaten
(1) (2) (3) (4) (5)
Totaal beleggingen
2011
2010
x 1 duizend euro
x 1 duizend euro
2.604.280 226.305 320.439 111.879 188.371
2.216.224 296.897 348.753 125.651 37.467 3.451.274
3.024.992
Vorderingen uit hoofde van beleggingen
(6)
3.178
36.064
Overige vorderingen en overlopende activa
(7)
10.486
10.880
Liquide middelen
(8)
21.374
24.574
3.486.312
3.096.510
Totaal activa
57
PASSIVA Reserves * Algemene reserves * Algemene reserves AIP * Algemene reserves prepensioen * Solvabiliteitsreserve * Solvabiliteitsreserve prepensioen * Reserve 15-jaars inkoop VPL
(9) (10) (11) (12) (13) (14)
2010
x 1 duizend euro
x 1 duizend euro
110.578 9.645 1.907 223.017 1.606 26.616
Totaal reserves Technische voorzieningen * Voorziening pensioenverplichting voor risico van het pensioenfonds * Voorziening pensioenverplichting prepensioen * Voorziening pensioenverplichting AIP * Overige technische voorzieningen
2011
96.084 5.261 2.411 200.227 1.167 26.000 373.369
331.150
(15)
2.908.235
2.681.670
(16)
20.854
15.649
(17) (18)
1.919 41
3.103 38
Totaal technische voorzieningen
2.931.049
2.700.460
Pensioenvermogen
(19)
3.304.418
3.031.610
Verplichtingen uit hoofde van beleggingen
(20)
177.604
60.943
Overige schulden en overlopende passiva
(21)
4.290
3.957
3.486.312
3.096.510
Totaal passiva
58
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER HET BOEKJAAR 2011
BATEN Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Overige baten
(22) (23) (24)
Totaal baten
2011
2010
x 1 duizend euro
x 1 duizend euro
43.187 379.455 5.311
45.421 151.342 171
427.953
196.934
LASTEN Mutatie voorziening pensioenverplichtingen * Pensioenopbouw * Toeslagen * Rentetoevoeging * Onttrekking voor uitkeringen * Onttrekking voor uitvoeringskosten * Wijziging marktrente * Wijziging uit hoofde van waardeoverdrachten * Verzwaring overlevingstafels * Wijziging overige actuariële uitgangspunten * Overige mutaties
(25) 38.525 277 33.731 - 145.014 - 3.733 317.034 - 681 - 9.553
Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen Wijziging overige technische voorzieningen Uitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Saldo overdracht van rechten Overige lasten Totaal lasten
Saldo van baten en lasten
(26) (27) (28) (29) (30)
31.757 31.585 - 145.732 - 2.915 186.698 - 795 2.957 12.908 - 3.299 230.586
113.164
3 147.382 5.380 663 1.720
145.769 4.501 643 818
385.734
264.895
42.219
- 67.961
18.374 23.229 616
- 45.693 - 22.268 -
42.219
- 67.961
Bestemming saldo boekjaar: Algemene reserves Solvabiliteitsreserves Reserve 15-jaars inkoop VPL
59
KASSTROOMOVERZICHT 2011
2010
x 1 duizend euro
x 1 duizend euro
Pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangsten wegens overgenomen verplichtingen Uitgekeerde pensioenen Afkopen Uitgaven wegens overgedragen verplichtingen Betaalde pensioenuitvoeringskosten Overige mutaties
42.048 887 - 146.019 - 1.632 - 1.433 - 4.782 5.011
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
39.429 2.395 - 145.028 - 673 - 651 - 7.177 - 216 - 105.920
- 111.921
Beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen van beleggingen Betaalde kosten vermogensbeheer Overige mutaties
1.268.433 85.782 - 1.253.125 - 4.091 5.721
4.046.694 37.131 - 3.974.664 - 2.998 -
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
102.720
106.163
Totale kasstroom
- 3.200
- 5.758
De mutatie in geldmiddelen bestaat uit de volgende balansposten: Stand per einde boekjaar Stand per einde vorig boekjaar
21.374 24.574
24.574 30.332
Mutatie in geldmiddelen
-3.200
-5.758
60
ALGEMENE TOELICHTING Inleiding Het doel van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in branche Koopvaardij aangesloten werkgevers.
Algemeen De jaarrekening is opgesteld op basis van in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en de wettelijke bepalingen inzake de jaarrekening, zoals deze zijn vermeld in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Schattingen en De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat veronderstellingen het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Schattingswijziging VPV In 2010 heeft het Actuarieel Genootschap (AG) de "Prognosetafel 2010-2060" gepubliceerd. Het bestuur heeft besloten de technische voorzieningen en premies van het fonds vanaf 2010 te baseren op deze prognosetafel. Hierbij worden fondsspecifieke leeftijdsafhankelijke reductiefactoren gehanteerd. Het bestuur heeft in juni besloten de reductiefactoren te verzwaren. In de jaarrekening is per 31 december 2010 rekening gehouden met een verhoging van 1,03/1,01 van de technische voorzieningen. Vanaf 1 januari 2011 is de technische voorziening berekend op de werkelijke reductiefactoren. Dit heeft geleid tot een daling van de technische voorziening per 1 januari 2011 met 1,9 miljoen euro. Opname van een actief Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige of een verplichting economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum.
61
Saldering van een actief Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de en een verplichting balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
Grondslagen voor balanswaardering Algemene waardering De beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde, tenzij hierna anders is vermeld. Per categorie is aangegeven hoe deze waarde is bepaald. De overige balansposten zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Alle bedragen in de balans luiden in duizenden euro's. Beleggingen Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen, of afgeleide van marktnoteringen. Echter bepaalde instrumenten, zoals vastgoed, participaties in hypotheken en bepaalde derivaten zijn gewaardeerd door gebruik te maken van waarderingsmodellen en -technieken. Het is gebruikelijk en mogelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor financiële instrumenten zoals beleggingsvorderingen en -schulden geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt qua waardering aangesloten bij de hoofdcategorie in het desbetreffende fonds, bepaald op basis van marktwaarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd. Beleggingen die in het kader van een securities lending contract worden uitgeleend, blijven deel uitmaken van de balans en worden gewaardeerd conform de grondslag voor waardering en resultaatbepaling zoals die geldt voor beleggingen. In de toelichting is de aansluiting op de indeling volgens het strategisch beleggingsbeleid van het fonds weergegeven. Deze laatste indeling is gehanteerd in het bestuursverslag. Vastrentende waarden De post vastrentende waarden bestaat uit: * Obligaties, leningen op schuldbekentenis en andere waardepapieren met een variabele of vaste rente; * Participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden; * Participaties in hypotheken; * Deposito's. Obligaties, leningen en Obligaties zijn gewaardeerd tegen de biedkoers op balansdatum inclusief de lopende andere waardepapieren interest ultimo jaar. Leningen op schuldbekentenis zijn gewaardeerd tegen marktwaarde op basis van de contante waarde van toekomstige kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen. Beleggingsinstellingen Participaties in beleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de beurskoers (bied) op balansdatum. Voor niet aan een beurs genoteerde fondsen betreft het de actuele waarde op basis van de door de vermogensbeheerder van dat fonds laatste afgegeven intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de reële waarde.
62
Hypotheken Hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. De marktwaarde van de hypotheken is berekend door middel van de ‘discounted cash flow’-methode (Hierna: DCF-model). Bij de reële waardeberekening is uitgegaan van een aantal parameters en/of veronderstellingen met betrekking tot de disconteringsvoet en de verwachte kasstroom. De disconteringsvoet bestaat uit een basisrente gelijk aan de euroswapcurve plus opslagen voor type onderpand, soort financiering en risicocategorie. De verwachte kasstroom is de te ontvangen rente en aflossing op basis van de het gewogen gemiddelde momenten van de ontvangst inclusief het vervroegd aflossingsrisico. De gehanteerde parameters in het DCF-model zijn ultimo boekjaar geactualiseerd. Deposito's Deposito’s worden gewaardeerd tegen nominale waarde inclusief lopende interest. Aandelen Onder de post aandelen zijn verantwoord: * Beursgenoteerde aandelen; * Participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen. Beursgenoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de slotkoers op balansdatum. Aan deze beurswaarde worden de ultimo jaar betaalbaar gestelde maar nog niet ontvangen dividenden toegevoegd. Niet aan een beurs genoteerde aandelenfondsen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde op basis van de door de vermogensbeheerder van dat fonds laatste afgegeven intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de reële waarde. Onder de aandelen is tevens opgenomen het 5 procent belang in Mn Services N.V. gevestigd te Den Haag. Vastgoedbeleggingen Vastgoed wordt gewaardeerd tegen de actuele waarde per 31 december van het boekjaar. De actuele waarde van de directe belangen wordt bepaald middels gedurende het jaar uitgevoerde externe taxaties. Elk kwartaal wordt circa 25% van de vastgoed portefeuille extern getaxeerd door een erkende taxateur conform de richtlijnen van de vermogensbeheerder. Deze richtlijnen sluiten aan bij de richtlijnen van de IPD-index. Het overige deel van de portefeuille wordt per kwartaal gewaardeerd op basis van interne indexering. Deze is gebaseerd op externe taxaties per sector per kwartaal. Ten aanzien van de waardering per 31 december is voor de objecten die niet extern zijn getaxeerd, in het laatste kwartaal een update van de externe taxateur ontvangen. De actuele waarde wordt gebaseerd op de onderhandse verkoopwaarde, welke bij aanbieding in verhuurde staat, op de voor het onroerend goed meest geschikte wijze, na de beste voorbereiding, door de meest biedende gegadigde – niet zijnde de huurder – zou kunnen worden verkregen. De kosten van verwerving, bestaande uit notariskosten, verschuldigde overdrachtsbelasting en dergelijke, komen voor rekening van de koper en zijn derhalve in de actuele waarde begrepen. De onderhandse verkoopwaarde is gebaseerd op actuele marktprijzen, indien noodzakelijk, aangepast voor specifieke omstandigheden en courantheid van het object. Als deze informatie onvoldoende beschikbaar is, worden marktprijzen geschat op basis van de gekapitaliseerde huurwaardemethode of contante waarde methode. Voor niet beursgenoteerde participaties en deelnemingen in vastgoed maatschappijen is dit de berekende intrinsieke waarde die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Overige beleggingen Onder de overige beleggingen zijn opgenomen Private Equity en Hedge Funds. Private Equity en Hedge Funds worden gewaardeerd tegen netto vermogenswaarde, zijnde een benaderde marktwaarde. Bij afwezigheid van een ultimo jaaropgave van de fondsmanager maakt de fiduciaire vermogensbeheerder (Mn Services N.V.) een gefundeerde inschatting op basis van marktanalyse. Derivaten Derivaten zijn financiële instrumenten die zijn afgeleid van meer traditionele producten als aandelen en obligaties. De ultimo jaar bestaande rechten en verplichtingen worden per derivatencontract gesaldeerd. Positieve posities uit hoofde van derivatencontracten ultimo verslagjaar worden gepresenteerd onder derivaten. Negatieve posities uit hoofde van derivatencontracten ultimo verslagjaar worden gepresenteerd onder verplichtingen uit hoofde van de beleggingen.
63
De nominale waarde van derivaten geeft het bedrag aan waarover het contract is afgesloten. De marktwaarde is de waarde als het contract ultimo jaar zou worden verkocht of teruggedraaid. De waarde wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. De credit support annexen (CSA-contracten) hebben betrekking op derivatencontracten. De openstaande vorderingen en verplichtingen van de derivatencontracten worden maandelijks per tegenpartij gesaldeerd. Bij een saldo boven de contractueel vastgestelde grens wordt er onderpand gestort aan c.q. ontvangen van de tegenpartij. De ultimo jaar bestaande rechten en verplichtingen worden per tegenpartij gesaldeerd, waarbij een positief saldo per tegenpartij op de debetzijde van de balans terechtkomt en een negatief saldo per tegenpartij op de creditzijde van de balans (onder verplichtingen uit hoofde van beleggingen). Vorderingen uit hoofde De post vorderingen uit hoofde van beleggingen betreft vooral de waarde van van beleggingen onderhanden beleggingstransacties. Overige vorderingen en De overige vorderingen en overlopende activa omvatten onder meer de te vorderen overlopende activa premiebijdragen op werkgevers. De te vorderen premies zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, onder aftrek van een voorziening voor mogelijke oninbaarheid. Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds. Algemene reserve Deze reserve dient ter opvang van mutaties in de solvabiliteitsreserve, voor financiering van toeslagen en het dekken van andere algemene risico’s. Jaarlijks wordt, nadat de voorziening pensioenverplichtingen, alle overige technische voorzieningen en alle overige reserves op een voldoende peil zijn gebracht, het resultaat van het fonds ten gunste dan wel ten laste van de algemene reserve gebracht. Daarbij wordt rekening gehouden met de herkomst van de middelen zoals genoemd in deze paragraaf. Algemene reserve AIP De algemene reserve AIP bestaat uit WIA-hiaatverzekering. Vanaf 1 januari 2012 gaat het fonds deze regeling weer in eigen beheer, als onderdeel van het pensioenreglement invoeren. In december is de reserve van de WIA-hiaatverzekering overgedragen door OWM Zee-Risico 1996. Algemene reserve Deze reserve dient ter opvang van mutaties in de prepensioenregeling, voor financiering prepensioen van toeslagen en het dekken van algemene risico’s ten aanzien van de prepensioenregeling. Solvabiliteitsreserve In de jaarrekening wordt aansluiting gezocht bij de uitkomsten van de toereikendheidstoets. De hoogte van de solvabiliteitsreserve is minimaal gelijk aan nul en maximaal gelijk aan de grens die in het Financieel Toetsingskader is gesteld voor het Vereist Vermogen. Reserve 15-jaars Op basis van de overgangsregeling van het Sociaal Akkoord van 2004 heeft het fonds een inkoop VPL arbeidsvoorwaardelijke toezegging gedaan, waarbij de toekenning en financiering plaats zal vinden gedurende een periode van 15 jaar. De toezegging zal daadwerkelijk plaatsvinden op moment van ingangsdatum van het pensioen of aan het einde van deze 15-jaars periode. Om de financiering hiervan gelijkmatiger in de tijd te laten verlopen, is een bestemmingsreserve gevormd. Over 2011 zijn er voor het eerst aanspraken toegekend, welke via de resultaatbestemming ten laste van de bestemmingsreserve zijn gebracht. Verder heeft er eind 2011 via de resultaatbestemming een toevoeging aan de reserve plaatsgevonden, zodat de eindwaarde van de reserve voldoet aan de herberekening van de contante waarde van verwachte cash flows.
64
Voorziening De omvang van de voorziening pensioenverplichtingen wordt gebaseerd op de contante pensioenverplichtingen waarde van de verwachte toekomstige uitkeringen. Deze zijn gebaseerd op de ultimo verslagjaar opgebouwde pensioenen van de actieven, slapers en pensioengerechtigden, alsmede de totaal te bereiken pensioenopbouw van arbeidsongeschikte deelnemers met een premievrije pensioenopbouw. De voorwaardelijke toeslagverlening maakt geen onderdeel uit van de pensioenverplichtingen. Het fonds kent twee regelingen waarvan de bijeengebrachte middelen vanwege de aard van die regelingen apart geadministreerd worden. Het betreft de WAO-gat (AIP) verzekering en de prepensioenregeling (Reglement B). In de balans zijn de voorzieningen met betrekking tot deze regelingen apart verantwoord. Kansstelsels De Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) wordt jaarlijks per de balansdatum 31 december berekend op basis van recente prognosetafels AG 2010-2060. Hierbij worden fondsspecifieke leeftijdsafhankelijke correctiefactoren gehanteerd. Voor mannen wordt er geen correctie toegepast, de correctie op de sterftekansen voor vrouwen is 1,1 en de sterftekansen voor kinderen zijn op nul gesteld. Voor de tarieven van het nabestaandenpensioen zijn gehuwdheidsfrequenties (beter: partnerfrequenties) in acht genomen. Deze frequenties zijn 0,30 op 20-jarige leeftijd, vervolgens per jaar oplopend met 0,05 tot 0,75 op leeftijd 29, en voor 30-jarigen tot en met 59-jarigen gelijk aan 0,825. Op leeftijd 60 jaar is de gehuwdheidsfrequentie op 1 gesteld. Vanaf leeftijd 60 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie vervolgens af met de sterftekans van de medeverzekerde. Bij de berekeningen is steeds aangenomen dat de medeverzekerde partner van een mannelijke verzekerde een vrouw is die vier jaar jonger is, terwijl is aangenomen dat een vrouwelijke verzekerde een vier jaar oudere mannelijke medeverzekerde partner heeft. Voor ingegane invaliditeitspensioenen is de netto VPV gesteld op de contante waarde van het toegekende invaliditeitspensioen. Met ingang van 2010 wordt jaarlijks 2% van de bruto doorsneepremie gereserveerd in een zogenaamde wachttijdvoorziening (IBNR). Deze voorziening maakt deel uit van de VPV. Dat gedeelte van de VPV dat betrekking heeft op door de premievrijgestelde deelnemers verkregen aanspraken op tijdelijk ouderdomspensioen, overbruggingspensioen en overbruggingsuitkering, is op nul gesteld. De overbruggingen voor premievrijgestelde deelnemers worden namelijk door samenloopbepalingen niet geacht tot uitkering te komen. De voorziening voor niet ingegaan respectievelijk ingegaan ouderdoms- en overbruggingspensioen en overbruggingsuitkering wordt verhoogd met 0,35% resp. 0,65% in verband met de reglementaire overlijdensuitkering ter grootte van één maanduitkering bij overlijden na ingang van het ouderdoms- of overbruggingspensioen dan wel overbruggingsuitkering. De netto VPV is met 2,5% verhoogd voor excassokosten. Rekenrente De VPV wordt berekend aan de hand van de rentetermijnstructuur zoals die door DNB gepubliceerd wordt. De pensioenen zijn continu betaalbaar verondersteld. De netto VPV voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen wordt gesteld op de contante waarde van de op de balansdatum verworven tijdsevenredige aanspraken, met inbegrip van de verhogingen per 1 januari na de balansdatum. Ter bepaling van de netto VPV voor niet ingegane wezenpensioenen wordt geen afzonderlijke voorziening vastgesteld. In plaats daarvan wordt het uitgestelde nabestaandenpensioen behorend bij het uitgesteld ouderdomspensioen voor deelnemers jonger dan 65 jaar op 105% van zijn reglementaire waarde gesteld. Groepering, Op de balansdatum worden voor de groepen actieve deelnemers, gewezen deelnemers met leeftijdsbepaling uitgestelde rechten en personen voor wie het pensioen is ingegaan, gesplitst per geslacht, de aanspraken samengevoegd voor personen geboren in hetzelfde jaar. Per aldus gevormde categorie wordt de leeftijd gesteld op het verslagjaar minus het geboortejaar plus een half. Het niet ingegane ouderdomspensioen van deelnemers die hun tijdelijk pensioen ontvangen worden vanaf 2010 onder de categorie pensioengerechtigden verantwoord in plaats van onder de categorie actieve deelnemers en slapers. Kenmerken De door de Stichting verzekerde pensioenregeling kan worden gekarakteriseerd als een pensioenregeling voorwaardelijk geïndexeerde opbouwregeling. De pensioenregeling voorziet in ouderdomspensioen ten behoeve van deelnemers en gewezen deelnemers en in (bijzonder) weduwe- of weduwnaarspensioen en wezenpensioen ten behoeve van de nagelaten betrekkingen, onder wie tevens geregistreerd partnerschap en aangemelde partners worden begrepen.
65
De pensioengrondslag wordt bepaald door het loon te verminderen met een franchise. Er is sprake van een maximum loon. De franchise en het maximum loon worden jaarlijks, per 1 januari, aangepast overeenkomstig de ontwikkelingen van de algemene prijs- en loonontwikkeling. Verplichtingen uit hoofde De post verplichtingen uit hoofde van beleggingen betreft ondermeer de verplichtingen van beleggingen inzake derivaten zoals beschreven onder derivaten. Overige schulden en Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. overlopende passiva
Grondslagen voor de staat van baten en lasten Algemeen De baten en lasten worden toegerekend aan het verslagjaar waarop ze betrekking hebben, tenzij anders vermeld. Premiebijdragen voor Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen risico pensioenfonds premies en koopsommen. Beleggingsresultaten voor Onder de beleggingsopbrengsten zijn opgenomen de directe en de indirecte risico pensioenfonds beleggingsopbrengsten, onder aftrek van de kosten van vermogensbeheer. Directe De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsopbrengsten beleggingsfondsen, intrest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten. Indirecte De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en beleggingsopbrengsten ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen. Kosten vermogensbeheer De kosten van vermogensbeheer worden toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. In de regelgeving voor het opstellen van een jaarrekening is bepaald dat alleen gefactureerde bedragen worden opgenomen in de jaarrekening. De jaarrekening toont derhalve de “directe beheerkosten” waarvoor facturen zijn ontvangen. In het bestuursverslag worden de totale kosten voor het vermogensbeheer nader toegelicht. Overige baten Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen. Mutatie voorziening De mutatie voorziening pensioenverplichtingen is opgesplitst in een aantal onderdelen, die pensioenverplichtingen als volgt zijn toegelicht: Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagen De onder dit hoofd opgenomen toename van de voorziening betreft het effect van indexering en overige toeslagen op de voorziening. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,296% (2010: 1,303%). Dit is de 1-jaarsrente per 1 januari 2011, berekend over de gehele pensioenverplichting. Onttrekking voor Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en uitkeringen opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Onttrekking voor Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf uitvoeringskosten actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Per einde 2010 bedroeg de uit de toen gehanteerde rentetermijnstructuur af te leiden fondsspecifieke gemiddelde interne rekenrente 3,42%. Per einde 2011 was deze gemiddelde interne rekenrente op basis van de per die datum geldende rentetermijnstructuur gedaald naar 2,71%.
66
Wijziging uit hoofde van Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de waardeoverdrachten overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken met betrekking tot de actuariële waarde. Wijziging overige actuariële De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op uitgangspunten incidentele wijziging van de regeling, en/of incidentele wijzigingen in actuariële grondslagen/methoden. Overige mutaties De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de kanssystemen. Wijziging overige technische Hieronder zijn opgenomen de mutaties in de overige technische voorziening over het voorzieningen boekjaar. Uitkeringen Hieronder zijn opgenomen de door het fonds in het boekjaar verstrekte uitkeringen. Pensioenuitvoeringskosten Hieronder zijn opgenomen de door het fonds in het boekjaar toe te rekenen werkelijke kosten. Voor pensioenuitvoeringskosten die hun oorsprong in het verleden hebben, maar waarvan de uitgaven pas in de toekomst zullen plaatsvinden, is een reservering getroffen. Saldo overdrachten van Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de rechten overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken. Overige lasten Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
Grondslagen voor het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode, waarbij onderscheid is gemaakt tussen kasstromen uit pensioen- en beleggingsactiviteiten. De geldmiddelen bestaan uit de mutatie van de posten Liquide middelen en Schulden bij bancaire instellingen. De mutaties in het kasstroomoverzicht zijn indirect afgeleid uit de staat van baten en lasten en de balansmutaties.
67
RISICOPARAGRAAF
In het bestuursverslag is ingegaan op de strategische en operationele risico's en op het beleid ter beheersing van de risico's. Onderstaand wordt meer kwantitatieve informatie betreffende de risico's weergegeven. BELEID EN RISICOBEHEER Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: * Beleggingsbeleid * Premiebeleid * Herverzekeringsbeleid * Toeslagverleningsbeleid De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie geeft inzicht in de pensioenverplichtingen en verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario's. Op grond van de analyses stelt het bestuur strategisch beleid vast. Dat strategisch beleid betreft het beleggingsbeleid, premiebeleid en toeslagbeleid. Het strategisch beleid wordt jaarlijks en indien nodig meer frequent door het bestuur gebruikt voor het vast stellen van de beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. SOLVABILITEITSRISICO Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Voldoende vermogen houdt niet alleen in dat het vermogen ten minste gelijk is aan de verplichtingen. Er moet ook sprake zijn van een toereikende ik d algemene l reserve voor hhet opvangen van tegenvallers. ll Di Die tegenvallers ll kkunnen te maken k hhebben bb met dde ontwikkeling van de rente en de koersen op de financiële markten, maar ook met actuariële zaken (zoals de levensverwachting van deelnemers) of de inflatie (bij oplopende inflatie nemen de kosten toe om de pensioenen waardevast te houden). De Nederlandsche Bank (DNB) heeft als toezichthouder een standaardmethode vastgesteld om te toetsen of in het fonds voldoende vermogen aanwezig is om beschermd te zijn tegen genoemde risico's. In de standaardmethode wordt elk risico omgerekend naar een bepaalde vermogenseis. De combinatie van deze factoren geeft de vereiste solvabiliteit. Omdat de risico's onderling gecorreleerd zijn - sommige risico's zullen zich naar verwachting manifesteren terwijl andere risico's dat nu juist niet doen - vindt nog een aftrek vanwege diversificatie plaats. Op grond van het standaard risicomodel bepaalt Bpf Koopvaardij het geldende vereiste eigen vermogen. Het toepassen van het standaard risicomodel leidt tot een adequate inschatting van het totale risicoprofiel van Bpf Koopvaardij. Als norm hanteert Bpf Koopvaardij hierbij de werkelijke asset mix van de beleggingen op balansdatum. Als buffer ten behoeve van het solvabiliteitsrisico hanteert Bpf Koopvaardij het bedrag op grond van de werkelijke asset mix (norm). Op basis van het standaard risicomodel heeft Bpf Koopvaardij ultimo 2011 op basis van de werkelijke asset mix een vereist vermogen van 7,7% van de voorziening pensioenverplichtingen (2010: 7,5%) nodig. De volgende tabel laat de uitkomsten van het DNB standaard risicomodel per risicofactor zien.
68
Tabel: Vereist vermogen (in duizenden euro) Solvabiliteit (na iteratie) 2011 2010
Risicofactor
Technische voorzieningen: volgens jaarrekening S1 S2 S3 S4 S5 S6 S7 S8 S9
(a)
Renterisico (inclusief inflatie) Aandelen- en vastgoedrisico Valutarisico Grondstoffenrisico Kredietrisico Verzekeringstechnisch risico Liquiditeitsrisico Concentratierisico Operationeel risico
2.700.460
32.608 118.960 157.820 7.940 40.048 69.195
69.393 139.948 26.576 10.138 41.274 62.730
-
Subtotaal van alle risico's Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers) Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet)
2.931.049
(b) (a + b)
Aanwezige vermogen (totaal activa - schulden) Surplus
-
426.571 -201.948
350.059 -148.665
224.623
201.394
3.155.672
2.901.854
3.304.418
3.031.610
148.746
129.756
Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke asset mix in de evenwichtssituatie. RENTERISICO Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De daling van het Renterisico (S1) wordt mede veroorzaakt door de daling van de Inflation Linked Bonds in de portefeuille. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Duration Duration van de vastrentende waarde (voor derivaten) Duration van de vastrentende waarde (na derivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Ultimo 2011 Balanswaarde Duration 2.604.280 2.604.280 2.931.008
5,6 13,9 13,0
Ultimo 2010 Balanswaarde Duration 2.216.224 2.216.224 2.700.422
6,3 15,4 12,7
Bovenstaande tabel laat zien dat de duratie van vastrentende waarde na derivaten hoger is dan de duratie van de pensioenverplichtingen, namelijk 13,9 versus 13,0 jaar. Dit betekent dat de investering gevoeliger is voor renteverandering dan de pensioenverplichtingen. Bij een rentestijging daalt de waarde van de investering procentueel harder dan de verplichting, en bij een rentedaling stijgt de investering harder. Het verschil in rentegevoeligheid tussen de beleggingen en de verplichtingen kan ook zichtbaar worden gemaakt door de invloed op de dekkingsgraad van een renteschok van 100 basispunten (= één procentpunt): Rente schok Dekkingsgraad
1% daling
Stand 31/12/2011
1% stijging
110,7%
111,8%
115,4%
69
Naast de overlay-portefeuille met rentederivaten vormt de portefeuille langlopende staatsleningen een belangrijk onderdeel van de matchingportefeuille. De matchingportefeuille heeft als doel de ontwikkeling van de verplichtingen als gevolg van rentebewegingen te volgen. Daarom is de looptijd van de portefeuille zoveel mogelijk aangepast aan de looptijd van de verplichtingen. Op dit moment worden enkel landen met een AAA-rating gebruikt voor het beheer van deze portefeuille. De beschikbaarheid van staatsleningen is voldoende tot een looptijd van zo'n 30 jaar. Daarom volgen de staatsleningen met name de verplichtingen tot een dergelijke looptijd. Op langere looptijden en aanvullend aan de staatsleningen op kortere looptijden worden swaps ingezet om het renterisico te beheren. Afhankelijk van de dekkingsgraad hanteert Bpf Koopvaardij een beleid om het inflatie- en renterisico van een deel van de reële verplichtingen af te dekken. Bij een stijging van de dekkingsgraad wordt een groter deel van de reële verplichtingen afgedekt. Bij een dekkingsgraad boven de 134 procent is de target om een volledige reële afdekking te realiseren. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: Looptijd
Ultimo 2011 x 1 duizend euro
Ultimo 2010 %
x 1 duizend euro
%
Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd 1 < > 5 jaar Resterende looptijd ≥ 5 jaar
407.947 454.171 1.742.162
16 17 67
339.369 221.452 1.655.403
15 10 75
Totaal
2.604.280
100
2.216.224
100
AANDELEN- EN VASTGOEDRISICO Het aandelen- en vastgoedrisico (marktrisico) omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, renterisico en het valutarisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in het beleggingsplan. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerd door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Marktrisico heeft betrekking op verliezen die kunnen ontstaan door ongunstige marktbewegingen die samenhangen met de handel in, of het aanhouden van, een positie in financiële instrumenten. Het marktrisico wordt voornamelijk gemitigeerd door het diversificeren van de beleggingsportefeuille ofwel het spreiden van de beleggingen over sectoren en regio's. De onderstaande tabel geeft weer de spreiding van de aandelen- en vastgoedportefeuille van Bpf Koopvaardij naar sectoren: Sectorverdeling aandelen en vastgoed
Ultimo 2011 x 1 duizend euro
Ultimo 2010 %
x 1 duizend euro
%
Financiële instellingen Handel- en industriële bedrijven Nutsbedrijven Vastgoed Andere instellingen
31.376 4.161 23.771 320.439 166.997
6 1 4 59 30
70.952 99.499 21.502 348.753 104.944
11 15 3 54 17
Totaal
546.744
100
645.650
100
De onderstaande tabel geeft weer de spreiding van de aandelen- en vastgoedportefeuille van Bpf Koopvaardij naar regio's: Regionale verdeling aandelen en vastgoed
Ultimo 2011 x 1 duizend euro
Ultimo 2010 %
x 1 duizend euro
%
Mature markets Emerging markets
480.380 66.364
88 12
561.303 84.347
87 13
Totaal
546.744
100
645.650
100
70
De vastgoedbeleggingen van Bpf Koopvaardij bestaan volledig uit directe beleggingen. Uit de onderstaande tabel blijkt de spreiding van de vastgoedportefeuille naar sectoren: Sectorverdeling vastgoed
Ultimo 2011 x 1 duizend euro
Ultimo 2010 %
x 1 duizend euro
%
Woningen Kantoren Winkels Overige (incl. indirecte beleggingen)
177.593 51.813 45.001 46.032
55 16 14 15
187.750 59.332 43.450 58.221
54 17 12 17
Totaal
320.439
100
348.753
100
VALUTARISICO Het valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen die in vreemde valuta luiden vermindert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. Aangezien de pensioenverplichtingen van Bpf Koopvaardij in euro luiden en een aanzienlijk deel van de beleggingsportefeuille in vreemde valuta, loopt Bpf Koopvaardij valutarisico. De voor Bpf Koopvaardij belangrijkste valuta zijn de Amerikaanse Dollar, het Britse Pond, de Japanse Yen, de Australische Dollar en de Canadese Dollar. Het strategisch beleid van het fonds is om valutaposities in het Britse Pond en de Japanse Yen volledig af te dekken. Voor de Amerikaanse Dollar en Canadese Dollar wordt 50% afgedekt. Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 34% van de beleggingsportefeuille en is voor 29% afgedekt door valutaderivaten. Per einde boekjaar is de marktwaarde van de uitstaande valutatermijncontracten 583 duizend euro negatief. Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven. De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is ultimo 2011 als volgt weer te geven: Valuta (x 1 duizend euro)
voor
afdekking na valutaderivaten (nettopositie)
%
Euro Amerikaanse Dollar Australische Dollar Canadese Dollar Britse Pond J Japanse Y Yen Overige
2.256.573 264.272 80.993 67.539 20.250 15 124 15.124 572.097
332.582 -263.798 -33.496 -20.188 -15.100 15 100 -
2.589.155 474 80.993 34.043 62 24 572.097
79 0 2 1 0 0 18
Totaal
3.276.848
0
3.276.848
100
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is ultimo 2010 als volgt weer te geven: Valuta (x 1 duizend euro)
voor
afdekking na valutaderivaten (nettopositie)
%
Euro Amerikaanse Dollar Britse Pond Overige
2.597.952 279.351 25.103 97.707
264.784 -236.595 -28.189 -
2.862.736 42.756 -3.086 97.707
96 1 0 3
Totaal
3.000.113
0
3.000.113
100
GRONDSTOFFENRISICO Grondstoffen ofwel commodities vormen een beleggingscategorie waarin veelal via index futures en swaps wordt geïnvesteerd in energie (olie), metalen, edelmetalen en agro produkten. De marktwaarde ultimo 2011 van de positie in commodities bedraagt rond de 27,5 miljoen euro (2010: 35,3 miljoen euro). Het grondstoffenrisico betreft het risico op fluctuaties in grondstofprijzen.
71
KREDIETRISICO Kredietrisico is het risico dat een tegenpartij in gebreke blijft om aan haar verplichtingen te voldoen. Dit kunnen verplichtingen zijn tot het betalen van rente, maar het kan ook om de terugbetaling van de uitgeleende bedragen zelf gaan. Het kredietrisico wordt primair beperkt door te beleggen in bedrijven of staten met een hoge kredietwaardigheid. In onderstaande tabel is de verdeling naar kredietwaardigheid weergegeven zoals deze door internationale rating agencies wordt toegekend. Het betreft de portefeuille vastrentende waarden: Ultimo 2011
Rating
x 1 duizend euro
Ultimo 2010 %
x 1 duizend euro
%
AAA AA A BBB Lager dan BBB Geen rating
1.892.653 148.034 130.229 82.582 160.059 190.723
73 6 5 3 6 7
1.450.040 172.223 149.596 57.951 195.482 190.932
65 8 7 2 9 9
Totaal
2.604.280
100
2.216.224
100
Het kredietrisico hoeft niet alleen te worden beperkt door de keuze van de bedrijven waarin wordt belegd. Het is ook mogelijk om het risico af te dekken door de aanschaf van credit default swaps (CDS). Een CDS is een soort kredietverzekering. Tegen betaling van een bepaald bedrag garandeert de ene partij jegens de andere dat hij het kredietrisico over een afgesproken hoofdsom overneemt. Het fonds en de vermogensbeheerder zijn zich bewust van de risico’s die hieraan verbonden zijn. Onder geen rating zijn opgenomen: deposito's, geldmarktfondsen en hypotheken. Voor de berekening van het kredietrisico wijkt de samenstelling van de vastrentende waarden af van de stand in de balans per 31 december 2011 in overeenstemming met het risicoprofiel van de vastrentende waarden. De samenstelling van de vastrentende waarden kan als volgt worden samengevat: Samenstelling van de vastrentende waarden (in duizend euro) Soort Langlopend Europese staatsobligaties US bedrijfsobligaties b d ijf bli ti Bedrijfsobligaties Hypotheken Corporate Hypotheken Retail Private Loans Non Euro Government Bonds Bankleningen Vastrentend-hoogrentend EU obligaties Vastrentend-hoogrentend US obligaties Emerging Markets obligaties Vastrentend-hoogrentend ontwikkelde landen Staatsobligaties AIP Deposito's Kortlopende staatsobligaties Totaal
credit spread -0,2% 2 2% 2,2% 2,4% 2,7% 1,8% 0,4% -0,7% 3,6% 8,3% 7,4% 4,0% 16,5% -0,3% 0,0% 0,0%
ultimo 2011
ultimo 2010
1.092.626 286 235.039 123.849 51.547 1.355 620.106 52.378 25.613 48.619 49.114 26.107 6.604 231.008 40.028
1.199.921 230.222 181.452 68.725 29.370 29.726 1.438 305.965 6.531 162.874 -
2.604.280
2.216.224
De creditspread is een maatstaf voor kredietrisico een geeft de opslag aan die de markt vraagt boven de risicovrije rente. De risicovrije rente is de Europese swaprente. Des te hoger de opslag, des te hoger de markt het kredietrisico op een partij beoordeelt en des te hoger de vergoeding (de spread) is die de markt wil ontvangen voor het nemen van dit kredietrisico. De Langlopende europese obligaties zijn uitgegeven door landen. Obligaties kunnen luiden in verschillende europese valuta, zoals euro, Zweedse Kroon, Noorse Kroon en Zwitserse Frank. De posities in niet EURO-valuta's worden niet afgedekt. Voor de afdekking van de valutarisico's wordt verwezen naar de paragraaf "Valutarisico". De Emerging Markets obligaties zijn uitgegeven door landen in opkomende regio's zoals Latijns Amerika, Azië, Pacific en Afrika. De Vastrentend-hoogrentende portefeuille bestaat uit hoogrentende obligaties uitgegeven door het bedrijfleven. De hoogrentende obligaties hebben over het algemeen een lagere rating dan "Investment grade". De bankleningen (Bankloans) zijn, in tegenstelling tot bedrijfsobligaties, leningen aan bedrijven met duidelijke convenanten en/of onderpand. Vanwege het onderpand zijn Bankloans qua risico/rendement profiel vergeleken met een 'gewone' obligatie van hetzelfde bedrijf minder risicovol aangezien Bankloans hoger in de kapitaalstructuur staan. Dit geeft Bankloans een betere
72
uitgangs- positie in het geval van faillissement of herstructurering ten opzichte van andere schuldeisers en met name aandeelhouders. Deposito's en kortlopende staatsobligaties worden aangehouden om tijdelijke overtollige liquide middelen kortstondig uit te zetten. VERZEKERINGSTECHNISCHE RISICO'S (ACTUARIËLE RISICO'S) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Door toepassing van de overlevingstafel AG-prognosetafel 2010-2060 waarin een verwachte verbetering van de overlevingskansen is begrepen met adequate fondsspecifieke correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico voor een belangrijk deel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. LIQUIDITEITSRISICO Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overig risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. CONCENTRATIERISICO Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Grote posten (x 1 duizend euro) Ultimo 2011 Debiteur Vastrentende waarden: Duitse staat Nederlandse staat Zweedse staat Deense staat Noorse staat Australische staat Canadese staat Franse staat Oostenrijkse staat Griekse staat
Ultimo 2010 bedrag
685.624 450.854 162.752 156.217 153.458 80.794 67.447 < 2% < 2% < 2%
Debiteur Vastrentende waarden: Duitse staat Nederlandse staat Zweedse staat Deense staat Noorse staat Australische staat Canadese staat Franse staat Oostenrijkse staat Griekse staat
bedrag
608.018 189.459 < 2% < 2% < 2% < 2% < 2% 453.774 118.314 73.726
OPERATIONEEL RISICO Een operationeel risico is een risico dat samenhangt met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting of procesuitvoering. Voorbeelden van operationele risico´s zijn: verwerking, uitkering/betaling/settlement, informatie, productontwikkeling, kosten, personeel, fraudegevoeligheid en preacceptatie/transactie. In tegenstelling tot sommige risico´s die een pensioenfonds bewust wil lopen (zoals marktrisico) hebben operationele risico´s alleen een negatieve impact op het bereiken van de doelstellingen. Vandaar dat operationele risico´s zo veel mogelijk beperkt worden. Tenzij een verdergaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich meeneemt. In de beleidsregels uitbesteding pensioenfondsen staan voorwaarden omschreven waar een pensioenfonds aan moet voldoen bij de uitbesteding van zijn bedrijfsprocessen. Voor het pensioenfonds is de beleidsregel van toepassing omdat zowel de pensioenadministratie als de vermogensbeheeradministratie is uitbesteed. De beleidsregel schrijft onder meer voor dat het pensioenfonds het beleid vaststelt met betrekking tot de beheersing van risico´s van uitbesteding. Hiertoe moeten uiteraard de afspraken met de uitvoerder goed worden vastgelegd.
73
Het bestuur houdt toezicht op de tijdigheid en de kwaliteit van dienstverlening, onder andere door verkregen rapportages. MN heeft in 2011 voor de uitvoering van pensioenbeheer en vermogensbeheer voor Bpf Koopvaardij een ISAE3402 Type II- verklaring. SPECIFIEKE FINANCIËLE INSTRUMENTEN (DERIVATEN) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Eén van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand (cash). Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: * Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. * Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico's afgedekt. * Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. De uitsplitsing van derivaten naar soort instrument is opgenomen in de toelichting op de balans onder de post derivaten. RISICO MARKTWAARDEBEPALING Niet voor alle beleggingsinstrumenten zijn frequente marktnoteringen beschikbaar. Dat levert een hoger risico op ten aanzien van de "juiste" waardering van een belegging. In de onderstaande tabel is de waardering per beleggingscategorie uitgesplitst naar drie soorten "levels". Deze levels zijn als volgt toe te lichten: Level 1 - Directe marktwaardering Beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd) Level 2 - Afgeleide marktwaardering Geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data danwel een prijs gebaseerd op een transactie in een niet actieve markt met een niet-significante prijsaanpassing (gebaseerd op aannames en schattingen). Level 3 - Modellen en technieken Marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en schattingen die de prijs significant beïnvloeden.
74
Tabel: Marktwaardebepaling (in duizenden euro) Beleggingscategorieën
Ultimo 2011 Level 1
Level 2
Level 3
Directe marktnotering
Afgeleide marktnotering
Niet gebaseerd op marktdata
Totaal
Vastrentende waarden Obligaties Leningen op schuldbekentenis Andere waardepapieren Beleggingsinstellingen Participaties in hypotheken Deposito's
1.785.758 94.002 137.006
1.355 410.764 -
175.395 -
1.785.758 1.355 94.002 410.764 175.395 137.006
Aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen Beleggingsinstellingen
-
213.168
13.137 -
13.137 213.168
Vastgoedbeleggingen Directe vastgoedbeleggingen
-
-
320.439
320.439
103
27.490 84.286 -
-
27.490 84.286 103
-
185.339
-
185.339
2.016.869
922.402
508.971
3.448.242
Overige beleggingen Commodities Hedge Funds Liquide middelen Derivaten Derivaten Totaal Tabel: Marktwaardebepaling (in duizenden euro) Beleggingscategorieën
Ultimo 2010 Level 1
Level 2
Level 3
Directe marktnotering
Afgeleide marktnotering
Niet gebaseerd op marktdata
Totaal
Vastrentende waarden Obligaties Leningen op schuldbekentenis Andere waardepapieren Beleggingsinstellingen Participaties in hypotheken Deposito's
1.503.929 41.789 121.085
1.492 363.089 -
184.840 -
1.503.929 1.492 41.789 363.089 184.840 121.085
Aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen Beleggingsinstellingen
-
283.760
13.137 -
13.137 283.760
Vastgoedbeleggingen Directe vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen
-
-
348.753 -
348.753 0
1.522
35.305 88.824 -
-
35.305 88.824 1.522
-
6.299
-
6.299
1.668.325
778.769
546.730
2.993.824
Overige beleggingen Commodities Hedge Funds Liquide middelen Derivaten Derivaten Totaal
75
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER 2011 ACTIVA BELEGGINGEN RISICO PENSIOENFONDS De onderstaande mutaties hebben plaatsgevonden: 2011 Vastrentende waarden Obligaties Leningen op schuldbekentenis Andere waardepapieren Beleggingsinstellingen Participaties in hypotheken Deposito's
Stand per
Aankopen en
Verkopen
Waarde-
Overige
Stand per
1 januari
investeringen
en aflossingen
mutatie
mutaties
31 december
1.503.929 1.492 41.789 363.089 184.840 121.085
996.844 323.126 66.105 16.003
- 845.001 - 132 - 270.990 - 27.533 - 9.000 -
128.992 -2 77 9.103 2.272 -
994 -3 - 2.717 - 82
1.785.758 1.355 94.002 410.764 175.395 137.006
2.216.224
1.402.078
- 1.152.656
140.442
- 1.808
2.604.280
13.137 283.760
12.714
- 68.688
- 14.618
-
13.137 213.168
296.897
12.714
- 68.688
- 14.618
-
226.305
Vastgoedbeleggingen Directe beleggingen
348.753
-
- 30.750
2.436
-
320.439
Overige beleggingen Commodities Hedge funds Liquide middelen
35.305 88.824 1.522
-
- 8.500 - 7.903 -
685 3.365 -
- 1.419
27.490 84.286 103
125.651
-
- 16.403
4.050
- 1.419
111.879
162.220
740
185.339
294.530
- 2.487
3.448.242
Aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen Beleggingsinstellingen
Derivaten Derivaten (gesaldeerd) * Totaal Derivaten met een negatieve waarde * Totaal beleggingen
6.299
16.080
2.993.824
1.430.872
- 1.268.497
31.168
3.032
3.024.992
3.451.274
76
2010 Vastrentende waarden Obligaties Leningen op schuldbekentenis Andere waardepapieren Beleggingsinstellingen Participaties in hypotheken Deposito's
Stand per
Aankopen en
Verkopen
Waarde-
Overige
Stand per
1 januari
investeringen
en aflossingen
mutatie
mutaties
31 december
896.195 1.630 79.209 829.923 197.543 225.104
2.938.370 30 874.964 -
- 2.357.434 - 125 - 37.590 - 1.316.072 - 15.300 - 104.068
5.336 - 11 140 - 25.726 - 792 68
21.462 -2 3.389 - 19
1.503.929 1.492 41.789 363.089 184.840 121.085
2.229.604
3.813.364
- 3.830.589
- 20.985
24.830
2.216.224
301.506
13.137 46.600
- 115.999
51.653
-
13.137 283.760
301.506
59.737
- 115.999
51.653
-
296.897
Vastgoedbeleggingen Directe beleggingen
376.579
-
- 37.002
9.176
-
348.753
Overige beleggingen Commodities Hedge funds Liquide middelen
31.386 34.653 14.866
54.484 -
- 1.800 - 8.963 - 22.991
5.719 8.650 9.647
-
35.305 88.824 1.522
80.905
54.484
- 33.754
24.016
-
125.651
- 20.280
26.893
- 28.497
26.762
1.421
6.299
2.968.314
3.954.478
- 4.045.841
90.622
26.251
2.993.824
Aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen Beleggingsinstellingen
Derivaten Derivaten (gesaldeerd) * Totaal Derivaten met een negatieve waarde * Totaal beleggingen
24.277
31.168
2.992.591
3.024.992
* Derivaten (gesaldeerd) betreft het saldo van positieve en negatieve derivatenposities. derivatenposities De positieve posities zijn onderdeel van de balanspost Beleggingen voor risico van het fonds en de negatieve posities zijn gerubriceerd onder de Verplichtingen uit hoofde van beleggingen.
(1) VASTRENTENDE WAARDEN
2011
2010
x 1 duizend euro
x 1 duizend euro
De post vastrentende waarden bestaat uit: Obligaties, leningen op schuldbekentenis en andere waardepapieren Beleggingsinstellingen vastrentende waarden Participaties in hypotheken Deposito's Waarde 31 december
1.881.115
1.547.210
410.764 175.395 137.006
363.089 184.840 121.085 2.604.280
2.216.224
Er worden obligaties uitgeleend door beleggingsinstellingen waarin het pensioenfonds participeert. Dit zijn dus géén effecten die rechtstreeks deel uitmaken van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds, maar 'pro rata' berekend zijn. Voor het uitlenen van deze stukken ontvangen de betreffende beleggingsfondsen collateral als onderpand. De opbrengsten van het uitlenen van de stukken worden binnen het beleggingsfonds herbelegd. Deze opbrengsten hebben een positief effect op de participatiewaarde van het beleggingsfonds.
77
(2) AANDELEN
2011
2010
x 1 duizend euro
x 1 duizend euro
De post aandelen bestaat uit: Niet-beursgenoteerde aandelen Beleggingsinstellingen aandelen
13.137 213.168
Waarde 31 december
13.137 283.760 226.305
296.897
Er worden aandelen uitgeleend door beleggingsinstellingen waarin het pensioenfonds participeert. Dit zijn dus géén effecten die rechtstreeks deel uitmaken van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds, maar 'pro rata' berekend zijn. Voor het uitlenen van deze stukken ontvangen de betreffende beleggingsfondsen collateral als onderpand. De opbrengsten van het uitlenen van de stukken worden binnen het beleggingsfonds herbelegd. Deze opbrengsten hebben een positief effect op de participatiewaarde van het beleggingsfonds. Er wordt per 31 december 2011 niet direct belegd in premiebijdragende ondernemingen (2010: niet). De niet-beursgenoteerde aandelen betreft een 5 procent belang in Mn Services N.V. gevestigd te Den Haag.
(3) VASTGOEDBELEGGINGEN Onder vastgoedbeleggingen zijn per 31 december begrepen: Directe vastgoedbeleggingen
320.439
348.753
De waarde van de directe vastgoed beleggingen zijn inclusief huurincentive van 5.892 duizend euro (2010: 6.211 duizend euro). (4) OVERIGE BELEGGINGEN Onder de overige beleggingen zijn per 31 december begrepen: Commodities Hedge funds Liquide middelen inzake beleggingen
27.490 84.286 103
Waarde 31 december
35.305 88.824 1.522 111 879 111.879
125 651 125.651
(5) DERIVATEN De door middel van derivaten verkregen posities zijn in de balans gesplitst weergegeven. De positieve posities uit hoofde van derivatencontracten zijn opgenomen onder de post Derivaten (als onderdeel van de Beleggingen). De negatieve posities zijn opgenomen onder de post Verplichtingen uit hoofde van beleggingen. Per 31 december betreft het de volgende posities: Derivaten (5) Verplichtingen inzake derivaten (20) Saldo positie in derivaten
2011
2010
x 1 duizend euro
x 1 duizend euro
188.371 - 3.032
37.467 - 31.168 185.339
6.299
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het fonds gebruik van financiële derivaten. Derivaten worden in beginsel defensief gebruikt om risico’s af te dekken, maar afgeleide instrumenten worden ook ingezet ten behoeve van de asset allocatie en het snel en flexibel (tijdelijk) kunnen inspelen op veranderende marktomstandigheden. Voor wat betreft de risicoafdekking worden derivaten specifiek ingezet ten behoeve van afdekking van het renterisico (rente swaps) en afdekking van het valutarisico (valutatermijncontracten). De omvang waarin deze instrumenten zijn ingezet blijkt uit de navolgende tabel.
78
De met betrekking tot de beleggingsportefeuille door middel van derivaten per saldo verkregen posities op balansdatum zijn als volgt te specificeren naar onderliggende waarde: Beleggingscategorie en soort instrument (activa en passiva gesaldeerd1) x 1 duizend euro
Vastrentende waarden Renteswaps Inflatieswaps Valuta Valutatermijncontracten
Ultimo 2011 Nominale Marktwaarde3 waarde2
1.083.900 547.100
188.371 - 2.449
1.005.900 262.900
28.902 - 16.764
200.968
- 583
283.410
- 5.839
Totaal derivaten (per saldo) 1)
2) 3)
Ultimo 2010 Nominale Marktwaarde2 waarde3
185.339
6.299
Het betreft saldo posities van activa en passiva en dus niet de exposure (die in totaal is verantwoord onder Derivaten respectievelijk Verplichtingen uit hoofde van beleggingen). De nominale waarde geeft het absolute bedrag aan waarover het contract is afgesloten. De marktwaarde is de waarde als het contract ultimo jaar zou worden verkocht of teruggedraaid.
Relatie jaarrekening en beleggingsbeleid De beleggingscategorieën zoals opgenomen in de jaarrekening wijken af van de categorieën zoals die worden gehanteerd in het beleggingsbeleid van het fonds. In de jaarrekening worden de beleggingen gepresenteerd naar de aard van de financiële instrumenten. In het bestuursverslag worden de beleggingscategorieën gepresenteerd conform de wijze waarop het (strategisch) beleggingsbeleid wordt vormgegeven. Het betreft vooral de toerekening van de derivaten en de liquide middelen. In het strategisch beleggingsbeleid is een nulweging toegekend aan de liquide middelen. Uiteraard heeft het fonds wel altijd de beschikking over een bepaalde positie in liquide middelen. Voor het beleggingsbeleid worden deze liquide posities toegewezen aan de beleggingscategorieën waar wel een strategische weging aan is toegekend. In de jaarrekening zijn de liquide middelen verantwoord onder de overige beleggingen. Uit het volgende overzicht blijkt de aansluiting tussen de jaarrekening enerzijds en het beleggingsbeleid anderzijds. Jaarrekening
Beleggingsbeleid Return Portefeuille
Matching Totaal
Vastrentende waarden
Vastrentende waarden
2.604.280 226.305 320.439 111.879 188.371 3.178 - 177.604
2.017.318 188.371 3.178 - 177.604
586.962 -
226.305 -
320.439 -
111.879 -
3.276.848
2.031.263
586.962
226.305
320.439
111.879
x 1 duizend euro
Vastrentende waarden Aandelen Vastgoedbeleggingen Overige beleggingen Derivaten Vorderingen* Verplichtingen*
Portefeuillesamenstelling ultimo 2011
62,0%
17,9%
Aandelen
6,9%
Vastgoedbeleggingen
Overige beleggingen
9,8%
3,4%
* Vorderingen respectievelijk verplichtingen uit hoofde van beleggingen. De verplichtingen zijn inclusief negatieve posities uit hoofde van derivatencontracten ad 3,032 miljoen euro.
79
(6) VORDERINGEN UIT HOOFDE VAN BELEGGINGEN
2011
2010
x 1 duizend euro
x 1 duizend euro
Onder de post vorderingen uit hoofde van beleggingen zijn per 31 december opgenomen: Vorderingen uit hoofde van beleggingen - CSA Kortlopende vorderingen Debiteuren Af te wikkelen transacties - derivaten
2.510 549 119
Totaal
35.460 604 3.178
36.064
x 1 duizend euro
(7) OVERIGE VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA
x 1 duizend euro
Onder de post overige vorderingen en overlopende activa zijn per 31 december begrepen: Te vorderen premiebijdragen op werkgevers Overige overlopende activa
9.676 810
Totaal
10.394 486 10.486
10.880
* Te vorderen premiebijdragen op werkgevers De samenstelling per 31 december is als volgt: Te vorderen premiebijdragen Nog te verrekenen premiebijdragen Af: Voorziening voor oninbare vorderingen
10.353 2.324 12.677 - 3.001
Bedrag van de vorderingen nà aftrek van de voorziening
1.030 10.822 11.852 - 1.458 9.676
10.394
Het verloop van de voorziening voor oninbare vorderingen is als volgt: Voorziening 1 januari Mutatie vanwege oninbaarheid Mutatie via resultaat
- 1.458 127 - 1.670
Voorziening 31 december
- 933 222 - 747 -3.001
-1.458
* Overige overlopende activa Per 31 december bestaan de overige overlopende activa uit: Nog te ontvangen inzake waardeoverdrachten Nog te verrekenen uitkeringen Nog te verrekenen bijdragen Stichting Scheepvaart Diverse vorderingen en overlopende activa Totaal
328 250 15 217
328 161 - 97 94 810
486
De post nog te verrekenen bijdragen met Stichting Scheepvaart betreft de verandering in premiebedragen en teveel gestorte bedragen door werkgevers over de maand december, ad 15 duizend euro (2010: 97 duizend euro). In januari 2012 is dit bedrag met Stichting Scheepvaart verrekend. (8) LIQUIDE MIDDELEN De liquide middelen ad 21,4 miljoen euro (2010: 24,6 miljoen euro) betreffen posities in rekening-courant bij bancaire instellingen.
80
PASSIVA (9) ALGEMENE RESERVE
2011 x 1 duizend euro
2010 x 1 duizend euro
Het verloop van de algemene reserve is als volgt: Beginstand Saldo van baten en lasten
96.084 14.494
Totaal
142.742 - 46.658 110.578
96.084
346.753 146.553 224.623
331.150 135.023 201.394
Solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Dekkingsgraad Minimaal vereist vermogen (in percentage) Vereist vermogen ( in percentage)
111,8%
112,3%
105,0% 107,7%
105,0% 107,5%
Uit bovenstaande gegevens blijkt dat de vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als toereikende solvabiliteit. Voor de berekening van het vereiste vermogen wordt gebruik gemaakt van een standaard model. Het aanwezige eigen vermogen bestaat uit het totaal van de algemene reserves en de bestemmingsreserves, vanaf 2011 exclusief de reserve 15-jaars inkoop VPL. (10) ALGEMENE RESERVE AIP Het verloop van de algemene reserve AIP is als volgt: Beginstand Rendement Storting door OWM Zee-Risico Zee Risico 1996
5.261 4 384 4.384
Totaal
5.032 229 9.645
5.261
(11) ALGEMENE RESERVE PREPENSIOEN Het verloop van de algemene reserve prepensioen is als volgt: Beginstand Mutatie: deel saldo boekjaar
2.411 - 504
Totaal
1.675 736 1.907
2.411
(12) SOLVABILITEITSRESERVE Het verloop van de solvabiliteitsreserve is als volgt: Beginstand Mutatie: deel saldo boekjaar
200.227 22.790
Totaal
222.662 - 22.435 223.017
200.227
(13) SOLVABILITEITSRESERVE PREPENSIOEN Het verloop van de solvabiliteitsreserve prepensioen is als volgt: Beginstand Mutatie: deel saldo boekjaar Totaal
1.167 439
1.000 167 1.606
1.167
81
(14) RESERVE 15-JAARS INKOOP VPL
2011 x 1 duizend euro
2010 x 1 duizend euro
Het verloop van de reserve 15-jaars inkoop VPL is als volgt: Beginstand Toekenningen inzake geboortejaar 1951 Toevoeging (herbereking contante waarde)
26.000 - 282 898
Totaal
26.000 26.616
26.000
(15) VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN De voorziening pensioenverplichtingen is in 2011 toegenomen met 231 miljoen euro (2010: toegenomen met 113 miljoen euro). De samenstelling en de ontwikkeling van de voorziening is als volgt nader toe te lichten. De voorziening pensioenverplichtingen kan per 31 december als volgt worden gespecificeerd naar groep van deelnemers: Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Slapers Totaal
aantal 5.032 32.183 17.128
546.982 1.890.179 471.074
aantal 4.465 32.061 18.348
443.776 1.733.714 504.180
54.343
2.908.235
54.874
2.681.670
Per 31 december 2011 is de voorziening pensioenverplichtingen berekend uitgaande van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De daarvan afgeleide marktrente bedraagt ultimo 2011 2,71% (2010: 3,42%). De ontwikkeling van de voorziening pensioenverplichtingen in het verslagjaar kan als volgt worden gespecificeerd: Stand 1 januari
2.681.670
2.573.229
Pensioenopbouw Toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen Onttrekking voor uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van waardeoverdrachten Verzwaring overlevingstafels Wijziging overige actuariële uitgangspunten Overige mutaties
34.857 273 33.485 - 144.551 - 3.721 314.909 - 669 - 8.018
28.893 31.388 - 145.496 - 2.910 185.568 - 789 2.923 12.818 - 3.954
Mutatie van de voorziening
226.565
108.441
Voorziening 31 december
2.908.235
2.681.670
82
(16) VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN PREPENSIOEN
2011 x 1 duizend euro
2010 x 1 duizend euro
De ontwikkeling van de voorziening pensioenverplichtingen prepensioen kan als volgt worden gespecificeerd: Stand 1 januari Pensioenopbouw Toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen Onttrekking voor uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van waardeoverdrachten Verzwaring overlevingstafels Wijziging overige actuariële uitgangspunten Overige mutaties
15.649
11.565
3.668 4 221 - 191 -5 2.009 - 12 - 489
2.864 158 50 1 986 -6 - 24 75 - 20
Mutatie van de voorziening
5.205
4.084
Voorziening 31 december
20.854
15.649
(17) VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN AIP De ontwikkeling van de voorziening pensioenverplichtingen AIP kan als volgt worden gespecificeerd: Stand 1 januari Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen Onttrekking voor uitvoeringskosten Wijziging marktrente Verzwaring overlevingstafels Wijziging overige actuariële uitgangspunten Overige mutaties
3.103
2.464
25 - 272 -7 116 - 1.046
39 - 286 -6 144 58 15 675
M i van dde voorziening Mutatie i i
-1.184 1 184
639
Voorziening 31 december
1.919
3.103
(18) OVERIGE TECHNISCHE VOORZIENINGEN Spaarfonds gemoedsbezwaren Stand 1 januari Mutatie van de voorziening Voorziening 31 december
38 3
38 41
38
(19) PENSIOENVERMOGEN Ultimo 2011 bedraagt het pensioenvermogen 3.304 miljoen euro (2010: 3.032 miljoen euro). Op basis van het pensioenvermogen en de voorziening pensioenverplichtingen kan de dekkingsgraad als volgt worden berekend: * Pensioenvermogen Af: Reserve 15-jaars inkoop VPL
3.304.418 -
* Totaal technische voorzieningen
3.304.418 2.931.049
* Dekkingsgraad
3.031.610
2.700.460
111,8%
112,3%
83
2011 x 1 duizend euro
(20) VERPLICHTINGEN UIT HOOFDE VAN BELEGGINGEN
2010 x 1 duizend euro
Onder de post verplichtingen uit hoofde van beleggingen zijn per 31 december opgenomen: Verplichtingen uit hoofde van beleggingen - CSA Verplichtingen inzake derivaten Marktwaarde beleggingen reinvestment kasgeld Security Lending Terugbetalingsverplichting kasgeld Security Lending Kortlopende schulden beleggingen
169.190 3.032 5.382
Totaal
29.230 31.168 - 23.757 24.296 6 177.604
60.943
(21) OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA Onder de post overige schulden en overlopende passiva zijn per 31 december opgenomen: Verschuldigde loonheffing Nog toe te kennen rechten inzake FVP Advies- en controlekosten Nog toe te kennen rechten inzake waardeoverdrachten Overige nog te betalen kosten Totaal
2.593 6 180 202 1.309
2.773 208 100 85 791 4.290
3.957
De post advies- en controlekosten van 180 duizend euro bestaat voor 100 duizend euro uit gereserveerde transitiekosten 2010 die in 2012 zijn afgehandeld.
84
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER HET BOEKJAAR 2011
BATEN
2011
2010
x 1 duizend euro
x 1 duizend euro
(22) PREMIEBIJDRAGEN RISICO PENSIOENFONDS De premiebijdragen risico pensioenfonds bestaan uit: werknemersdeel werkgeversdeel
Verplichte verzekering Voortgezette verzekering Prepensioen Gemoedszwaarden FVP
19.320 - 112 2.116 84 185
19.320 - 112 2.116 85 185
Totaal
21.593
21.594
38.640 - 224 4.232 169 370
40.912 160 4.349 43.187
45.421
In de premiebijdragen 2010 is voor een bedrag van 3.408 duizend euro aan premiebijdragen uit 2009 opgenomen. Kostendekkende premie De (gedempte) kostendekkende premie over 2011 bedraagt 39.356 duizend euro, de feitelijke premie over 2011 bedraagt 43.187 duizend euro. Tezamen met het bedrag beschikbaar komend uit de technische voorzieningen voor premievrijgestelde pensioenopbouw van 613 duizend euro bedroeg de beschikbare premie ter dekking van de kostendekkende premie derhalve 43.800 duizend euro. De kostendekkende premie voor 2011 kan achteraf als volgt worden becijferd: Kostendekkende premie x 1 duizend euro
Gedempt 2011
Op basis van marktrente 2011 2010
Totale lasten pensioenopbouw Kostenopslag Solvabiliteitsopslag
35.222 1.492 2.642
40.500 1.653 3.038
33.146 1.587 2.616
Totaal
39.356
45.191
37.349
De premie op basis van de feitelijke marktrente is bepaald op basis van de grondslagen en de rentetermijnstructuur primo 2011. In de gedempte kostendekkende premie is uitgegaan van een gedempte rekenrentevoet van 3,9%. In de totale lasten pensioenopbouw zijn opgenomen de jaarinkoop en de risicopremies. De solvabiliteitsopslag zorgt ervoor dat door de inkoop van nieuwe aanspraken de dekkingsgraad niet verwatert, maar op het benodigde peil blijft. Deze solvabiliteitsopslag hangt af van het vereiste vermogen en bedraagt voor het pensioenfonds primo 2011 7,5% (primo 2010: 8,6%). (23) BELEGGINGSRESULTATEN RISICO PENSIOENFONDS De beleggingsresultaten (op de fondsportefeuille) kunnen als volgt worden gespecificeerd: 2011 x 1 duizend euro Beleggingscategorie
Direct resultaat
Indirect resultaat
Kosten
Totaalresultaat
Vastrentende waarden Aandelen Vastgoedbeleggingen Overige beleggingen Derivaten
65.493 201 51 17.550
140.443 - 14.617 2.435 9.770 162.220
- 3.265 - 284 - 400 - 142 -
202.671 - 14.700 2.035 9.679 179.770
Totaal
83.295
300.251
- 4.091
379.455
85
2010 x 1 duizend euro Beleggingscategorie
Direct resultaat
Indirect resultaat
Kosten
Totaalresultaat
Vastrentende waarden Aandelen Vastgoedbeleggingen Overige beleggingen Derivaten
40.750 75 399 22.158
- 20.985 51.653 9.176 24.016 26.762
- 1.976 - 265 - 309 - 112 -
17.789 51.463 8.867 24.303 48.920
Totaal
63.382
90.622
- 2.662
151.342
Onder de beleggingskosten zijn begrepen de kosten waarvoor facturen zijn ontvangen. Kosten die vermogensbeheerders direct ten laste van beleggingsfonds hebben gebracht zijn niet als kosten verantwoord. Zie het bestuursverslag voor een nadere toelichting op de uitvoeringskosten van vermogensbeheer. De beleggingsresultaten van de overige beleggingen kunnen als volgt opgesplitst worden: 2011 x 1 duizend euro 5.669 4.011
Opbrengst liquide middelen Overige beleggingen Totaal
2010 x 1 duizend euro 10.046 14.257
9.680
24.303
Het valutarisico wordt bij het fonds gedeeltelijk afgedekt voor de belangrijkste valuta. Dit betreft de US Dollar, het Britse Pond, de Japanse Yen en de Canadese Dollar. De bijbehorende resultaten en het resultaat op andere derivaten zijn verantwoord onder de categorie 'Derivaten'. Dit geldt voor alle derivaten (ook als de positie negatief is). Relatie jaarrekening en beleggingsbeleid In de jaarrekening zijn de beleggingen gerubriceerd naar de aard van de financiële instrumenten. De beleggingsresultaten worden op overeenkomstige manier verantwoord. In de kerncijfers en het bestuursverslag worden de beleggingscategorieën en de resultaten daarop gepresenteerd conform de wijze waarop het (strategisch) beleggingsbeleid wordt vormgegeven. Uit het volgende overzicht blijkt de aansluiting tussen de jaarrekening enerzijds en het beleggingsbeleid anderzijds. Jaarrekening x 1 duizend euro
Totaal
Beleggingsbeleid Vastrentende waarden
Aandelen
Vastgoedbeleggingen
Overige beleggingen
Vastrentende waarden Aandelen Vastgoedbeleggingen Overige beleggingen Derivaten
202.671 - 14.700 2.035 9.679 179.770
202.671 179.770
- 14.700 -
2.035 -
9.679 -
Totaal
379.455
382.441
- 14.700
2.035
9.679
(24) OVERIGE BATEN
2011 x 1 duizend euro
2010 x 1 duizend euro
De post overige baten bestaat uit: Storting door OWM Zee-Risico 1996 Overige Totaal
4.384 927
171 5.311
171
86
LASTEN (25) MUTATIE VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN In 2011 is de voorziening pensioenverplichtingen met 230 miljoen euro toegenomen (2010: 113 miljoen euro toegenomen). De gewijzigde markrente heeft een grote invloed op de mutatie van de voorziening. Het gaat hierbij om de omrekening van de rentetermijnstructuur primo verslagjaar naar de rentetermijnstructuur ultimo verslagjaar. Voor wat betreft 2011 betreft het de omrekening van een benaderde rekenrente van 3,42% naar 2,71% ad 317 miljoen euro (last). In 2010 betrof het een last van 187 miljoen euro. 2011
2010
x 1 duizend euro
x 1 duizend euro
De volgende mutaties in de voorziening pensioenverplichting kunnen als volgt nog aanvullend worden opgesplitst: Pensioenopbouw Pensioenopbouw basisregeling Pensioenopbouw prepensioenregeling
34.857 3.668
Totaal
28.893 2.864 38.525
31.757
Toeslagen Toeslag actieve deelnemers Toeslag pensioengerechtigden Toeslag slapers
68 167 42
Totaal
277
-
Wijziging uit hoofde van waardeoverdrachten Inkomende waardeoverdrachten individueel Uitgaande waardeoverdrachten individueel
1.116 - 1.797
Totaal
86 - 881 - 681
- 795
Overige mutaties Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op mutaties
- 3.392 - 293 - 5.866
Totaal
- 1.803 -3 - 1.492 - 9.551
- 3.298
(26) WIJZIGING OVERIGE TECHNISCHE VOORZIENINGEN Onder de overige technische voorziening zijn de volgende mutaties opgenomen: Voorziening premietekort Spaarfonds gemoedsbezwaarden Totaal
-
-
3 3
-
87
(27) UITKERINGEN
2011
2010
x 1 duizend euro
x 1 duizend euro
De post uitkeringen is als volgt opgebouwd: Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Invaliditeitspensioen Overige
119.657 25.180 240 271 402
120.027 24.313 264 285 207
Subtotaal uitkeringen Afkoopsommen
145.750 1.632
145.096 673
Totaal
147.382
145.769
(28) PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN De post pensioenuitvoeringskosten is als volgt opgebouwd: Administratiekosten Advieskosten Bestuurskosten Accountantskosten Transitiekosten Syntrus Achmea Overige kosten
3.655 642 737 84 262
3.053 724 593 100 - 185 216 5.380
4.501
De kosten van de pensioenuitvoering ad 5,4 miljoen euro (2010: 4,5 miljoen euro) zijn exclusief de beleggingskosten. De uitvoering van het vermogensbeheer en de pensioenregeling is net als voorgaande jaren uitbesteed. Het fonds heeft geen personeel in dienst. Onder de kosten zijn opgenomen de bezoldiging van bestuurders ad 197 duizend euro (2010: 139 duizend euro). Het fonds heeft een pensioenbureau met 4 medewerkers. De externe accountant is KPMG Accountants N.V. Op grond van artikel 382a Titel 9 Boek 2 BW is de vermelding van de honoraria van de accountant als volgt in hele euro's: KPMG Accountants N.V.
2011 Overig KPMGnetwerk
63.924 20.000 -
-
83.924
-
Onderzoek van de jaarrekening en verslagstaten Andere controleopdrachten Fiscale adviesdiensten Andere niet-controlediensten
KPMG Accountants N.V.
2010 Overig KPMGnetwerk
63.924 20.000 -
59.000 41.000 -
-
59.000 41.000 -
83.924
100.000
-
100.000
Totaal
Totaal
(29) SALDO OVERDRACHT VAN RECHTEN Onder het saldo overdracht van rechten is opgenomen: Inkomende waardeoverdrachten individueel Uitgaande waardeoverdrachten individueel
- 887 1.550
- 93 736 663
643
88
(30) OVERIGE LASTEN
2011
2010
x 1 duizend euro
x 1 duizend euro
Onder de overige lasten zijn opgenomen: Mutatie van de voorziening voor oninbare vorderingen Andere lasten Totaal
1.671 49
747 71 1.720
818
89
ACTUARIËLE ANALYSE 2011
2010
x 1 duizend euro
x 1 duizend euro
De actuariële resultaten over het verslagjaar kunnen als volgt worden gespecificeerd: 1.500
Resultaat op premie Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Rentetoevoeging Wijziging marktrente
380.262 - 33.731 - 317.034
Resultaat op beleggingen Resultaat op toeslagen Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op kosten Werkelijke uitkeringen Onttrekking voor uitkeringen Resultaat op uitkeringen Resultaat op waardeoverdrachten Verzwaring overlevingstafels Verhoging excassokosten Overige resultaten Saldo van baten en lasten
11.349 151.481 - 31.585 - 186.698
29.497
- 66.802
- 276 5.373 - 293 - 465
7.191 3 - 661
- 147.383 145.014
- 145.769 145.732 - 2.369
- 37
18 9.234
152 - 2.957 - 12.907 - 3.292
42.219
- 67.961
90
91
Overige gegevens GEBEURTENISSEN NA BALANSDATUM Er hebben zich geen gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan, welke een nieuw licht werpen op de situatie per 31 december 2011.
92
Actuariële verklaring Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij Opdracht Door Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij te Amsterdam is aan Mercer Certificering B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn. Amstelveen, 12 juni 2012 Drs. W. Brugman AAG verbonden aan Mercer Certificering B.V.
93
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening 2011van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011, het kasstroomoverzicht en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de Stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de Stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 12 juni 2012 KPMG ACCOUNTANTS N.V. A.J.H. Reijns RA
94