Jaarverslag 2010 Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat
Nummer/versie
Datum rapport Auteur
Bestuur
Definitief
Profielschets Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat is een bedrijfstakpensioenfonds opgericht in 1948 en voert de pensioenregeling uit voor de medewerkers in de notariële sector (anders dan notarissen en kandidaat-notarissen). De pensioenregeling van het fonds is een (voorwaardelijk) geïndexeerde middelloonregeling (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het fonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad). De premie voor deze regeling wordt ingebracht door de werkgever. Het bedrijfspensioenfonds is een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds (de verplichtstelling geldt vanaf 1955). Bij het pensioenfonds zijn - per 31 december 2010 – 823 kantoren in de notariële dienstverlening in Nederland verplicht aangesloten en is 1 werkgever vrijwillig aangesloten. Ultimo boekjaar heeft het pensioenfonds 24.633 deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het fonds heeft ten doel, overeenkomstig de bepalingen van de statuten en het fondsreglement en binnen de grenzen van zijn middelen, zulks ter beoordeling van het bestuur, het verlenen van pensioenaanspraken aan de deelnemers en hun nabestaanden. Het fonds tracht dit doel te bereiken door: a. tegen ontvangst van premies toereikende technische voorzieningen te vormen of te doen vormen met betrekking tot het geheel van de pensioenverplichtingen; b. andere wettige middelen die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn. De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP). De uitvoering van het vermogensbeheer, met uitzondering van het aandelenbeheer, heeft het bestuur uitbesteed aan AEGON Investment Management BV (AEGON). AEGON treedt ook op als herverzekeraar. Het aandelenbeheer is ondergebracht bij AllianceBernstein Luxembourg S.A. (AllianceBernstein). Voor de beleidsvoorbereiding en de aansturing en coördinatie van de uitvoering wordt het bestuur ondersteund door een adviserend actuaris van Towers Watson. Daarnaast maakt het bestuur gebruik van de werkzaamheden van de beleggingsadviseur, certificerend actuaris, accountant.
1
Jaarverslag 2010
Inhoudsopgave Kerncijfers
4
1.
Woord van de voorzitter
7
2.
Personalia
9
3. 3.1 3.2 3.3
Financiële positie en beleid in 2010 Financiële opzet en positie Beleid en Beleidskeuzes Risicobeheer
11 11 16 20
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
Beleggingen Algemeen Aandelen Vastrentende waarden Vastgoedbeleggingen Overige beleggingen Terugblik 2010 Vooruitblik 2011 Corporate Governance Z-score
26 26 27 27 27 27 28 28 29 30
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Pensioenen Inleiding Pensioencommunicatie Pensioenadministratie Pensioenregeling Nieuwe wetgeving
31 31 31 33 34 36
6.
Actuariële paragraaf
40
7. 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9
Besturing en naleving wetgeving Algemeen Organisatie en uitvoering Bestuursaangelegenheden Goed pensioenfondsbestuur Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM Gedragscodes Geschillencommissie Statutenwijziging Verplichtstelling en vrijstellingsbeleid
42 42 43 44 44 52 52 52 52 52
2
Jaarverslag 2010
Jaarrekening 8. 8.1 8.2 8.3 8.4
54
Jaarrekening Balans Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting op de jaarrekening
55 55 56 57 58
Overige gegevens 9. Overige gegevens 9.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 9.2 Actuariële verklaring 9.3 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
84 84
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2
89 89 90
Recapitulatie deelnemersbestand Begrippenlijst
3
84 85 87
Jaarverslag 2010
Kerncijfers 2010
2009
2008
2007
2006
7.830 14.368 2.435 24.6331
8.219 12.160 2.057 22.436
9.852 10.433 1.865 22.150
9.837 9.582 1.736 21.155
9.781 8.713 1.866 20.360
824
823
817
847
828
24.318 17.696 22.310 1.642 20.578
30.148 18.848 25.334 1.475 18.974
24.979 19.524 24.949 1.821 17.290
26.191 15.736 24.206 1.551 16.177
25.362 22.327 23.414 1.525 15.564
Reguliere toeslagverlening (per 1 januari) Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen
0,0% 0,0%
0,0% 0,0%
0,0% 0,0%
1,9% 1,9%
1,0% 1,0%
Korting
2,1%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
-21.512 687.610 96,9%
-42.894 616.464 93,0%
-71.363 593.078 88,0%
75.629 462.054 116,4%
79.105 463.469 117,1%
104,3% 112,9%
105,0% 109,0%
105,0% 107,0%
105,0% 115,7%
3,4%
3,9%
3,5%
4,9%
Bedragen x € 1.000
Aantal verzekerden (per eind van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen Totaal aantal verzekerden Aantal aangesloten werkgevers Pensioenen Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie Uitvoeringskosten Uitkeringen
Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Voorziening pensioenverplichtingen Dekkingsgraad in % Dekkingsgraad bij minimaal vereist eigen vermogen Dekkingsgraad bij vereist eigen vermogen Rentetermijnstructuur (RTS)
1
2
3,7%
De groei in het aantal verzekerden ten opzichte van 2009 wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de overgang van pensioenuitvoerder; in 2010 is de basis voor het aantal verzekerden het aantal dienstverbanden, terwijl dat in 2009 nog het aantal deelnemers is. 2 Deze gegevens zijn niet beschikbaar omdat deze bij de invoering van de Pensioenwet in 2007 geïntroduceerd zijn.
4
Jaarverslag 2010
-
2010
2009
2008
2007
2006
Beleggingen Balanswaarde Beleggingsopbrengsten
662.534 91.437
575.068 46.136
523.265 -22.879
540.146 -12.237
546.281 12.221
Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
11.617 165.357 419.299 47.562 18.699
9.192 151.314 333.859 70.541 10.162
10.859 99.795 342.633 61.869 8.109
10.511 200.605 295.094 18.652 15.284
18.770 199.688 317.331 0 10.492
Beleggingsrendement in % Benchmarkrendement portefeuille in % Voorlopige Z-score Performance toets
15,93% 10,83% 4,94 5,74
8,68% 10,00% 1,23 3,75
-3,33% -9,16% 4,26 3,01
-2,12% -0,56% -1,16 1,18
2,30% 1,50% 0,70 1,07
Bedragen x € 1.000
De cijfers en kengetallen zoals hiervoor zijn opgenomen, zijn vanaf 2007 gebaseerd op de huidige waarderings- en resultaatbepalingsgrondslagen. Cijfers uit voorgaande jaren zijn niet aan de veranderde grondslagen aangepast en derhalve in overeenstemming met de desbetreffende gepubliceerde jaarrekeningen. Voor een uiteenzetting van de gehanteerde waarderings- en resultaatbepalingsgrondslagen wordt verwezen naar hoofdstuk 8.4.2 bij de jaarrekening.
5
Jaarverslag 2010
Bestuursverslag
6
Jaarverslag 2010
1.
Woord van de voorzitter
In dit jaarverslag van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat legt het bestuur verantwoording af over de gang van zaken en het gevoerde beleid in 2010. De afgelopen jaren is de pensioenwereld voortdurend in beweging en het jaar 2010 vormt zeker geen uitzondering op die turbulentie. De wijze waarop korting van pensioenrechten in de zomermaanden in Nederland op de agenda is geplaatst, heeft zeker bij ons fonds voor de nodige beroering gezorgd. Niet alleen bij het bestuur, maar zeker ook bij de deelnemers. In de loop van 2010 werd duidelijk dat binnen de spelregels van De Nederlandsche Bank een daadwerkelijke korting onafwendbaar was. De communicatie daarover en de daadwerkelijke doorvoering van de korting per 1 januari 2011 heeft het jaar verder gedomineerd. Zo is er in november een informatieve en openbare hoorzitting geweest van de Tweede Kamer waaraan het bestuur besloten heeft haar deelname te verlenen. Later in het jaarverslag zal uitgebreid op het herstelplan en de pensioenkorting worden teruggekomen. Door de financiële crisis zijn de risico’s van pensioenfondsen voor iedereen zichtbaar geworden. Voor ons pensioenfonds begon het jaar met een dekkingsgraad van 93%, terwijl het jaar eindigde met een dekkingsgraad van 96,9%. Weliswaar een duidelijke verbetering, maar toch minder dan op basis van louter financiële cijfers mogelijk was. Belangrijke bijkomende component was namelijk de verwerking van het langlevenrisico. Aanvullend op de 4,5% verzwaring welke eind 2009 was doorgevoerd, zijn de pensioenverplichtingen per eind 2010 aanvullend verhoogd. Zonder dat effect zou de dekkingsgraad dankzij de goede beleggingsrendementen nog verder zijn verbeterd. De verhoging is de uitkomst van ervaringssterfte in relatie tot de recente prognosetafels die zijn uitgebracht door het Actuarieel Genootschap (AG). Met de stijging van de dekkingsgraad tot 96,9% ligt het pensioenfonds overigens voor op de koers van het herstelplan dat is voorgelegd aan De Nederlandsche Bank. Echter, het verlenen van toeslagen (het indexeren van pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen) zal helaas voorlopig niet toegestaan zijn, terwijl per 1 januari 2011 al wel een korting is doorgevoerd. In hoofdstuk 3.1.1 wordt meer aandacht besteed aan het herstelplan. Per 1 januari 2010 is het pensioenfonds overgestapt naar een andere administrateur: TKP Pensioen B.V. te Groningen. De overgang van de administratie naar TKP Pensioen in 2010 is goed verlopen. De verbeteringen in de administratie en dienstverlening aan de belanghebbenden zijn zichtbaar. Zo kunnen de werkgevers nu maandelijks de pensioenpremie voldoen en kunnen wijzigingen in deelnemergegevens op ieder moment van de dag via de website (‘werkgeversportaal’) doorgegeven worden. In de eerstvolgende maandafrekening wordt met die wijziging dan direct rekening gehouden.
7
Jaarverslag 2010
Door het bestuur is een communicatieplan vastgesteld, dat een bijdrage moet leveren aan het verdere pensioenbewustzijn van de deelnemers. Hierbij is de visie op communicatie vastgesteld en is gekozen voor een nieuwe huisstijl. Deze visie en huisstijl zijn verder uitgerold in de bestaande en nieuw te ontwikkelen communicatieuitingen. Daarnaast is de communicatie naar onze deelnemers verder verbeterd door het beschikbaar stellen van een pensioenplanner en het ontwikkelen van een pensioenkrant die specifiek bedoeld is voor gepensioneerden, naast de reeds bestaande uitgave. Voor het eerst is een brede visitatie door een visitatiecommissie uitgevoerd. Het bestuur heeft het rapport tijdens een bestuursvergadering met de voorzitter van de visitatiecommissie besproken. De competentie van het bestuur is in het rapport bevestigd. De adviezen van de commissie helpen het bestuur op haar pad van continue verbetering. Het is de verwachting dat er een verhoging van de AOW-leeftijd gaat plaatsvinden. Invoering lijkt slechts een kwestie van tijd. De verschuiving van de AOW-leeftijd zal onontkoombaar invloed hebben op pensioenregelingen. Ook zal de uitwerking van het in 2010 gesloten pensioenakkoord - na een korte onderbreking vanwege de verkiezingen en de daaropvolgende kabinetsformatie - zijn beslag krijgen. Dit zal zijn weerslag hebben op de pensioenregeling en het bijbehorende beleggingsbeleid. Kortom, besturen van pensioenfondsen dienen zich op korte termijn te bezinnen over de toekomstbestendigheid van hun pensioenfonds. Het jaar 2011 belooft, evenals 2010, een enerverend jaar te worden. Het bestuur bedankt allen die hebben bijgedragen aan de slagkracht van het bestuur om op doelmatige en effectieve wijze uitvoering te kunnen geven aan de pensioenregeling. Garderen, 14 juni 2011 A.B.M. Baakman werknemersvoorzitter
8
Jaarverslag 2010
2.
Personalia
Naam Bestuur
Functie
Vertegenwoordiging
Einde zittingsduur
werkgeversvoorzitter werkgeverssecretaris
werkgevers werkgevers werkgevers werkgevers werknemers werknemers werknemers werknemers
01-01-2016 01-01-2012 01-01-2014 01-01-2017 01-01-2014 01-01-2015 01-01-2013 01-01-2016
1)
De heer Mr. J.P. van der Stap De heer Mr. J.P. Loof Mevrouw Mr. K.A.J. van Geest De heer Mr. A.J.A. Marks De heer A.B.M. Baakman De heer A. Hoekstra De heer J. Huitsing De heer M.J. van der Werf
werknemersvoorzitter werknemerssecretaris
Beleggingscommissie De heer A.B.M. Baakman De heer Mr. J.P. Loof De heer Mr. J.P.van der Stap De heer M.J. v.d. Werf
voorzitter
Administratiecommissie Mevrouw Mr. K.A.J. van Geest De heer A. Hoekstra De heer J. Huitsing De heer Mr. A.J.A. Marks
voorzitter
werknemers werkgevers werkgevers werknemers
werkgevers werknemers werknemers werkgevers
Deelnemersraad De heer H. Sieders De heer L. Bosselaar De heer L. Stolp
werknemers werknemers pensioengerechtigden
Verantwoordingsorgaan De heer L. Bosselaar De heer H. Sieders De heer L. Stolp De heer mr. C.W. de Monchy
werknemers werknemers pensioengerechtigden werkgevers
Compliance officer De heer mr. A.J.A. Marks 1)
In de even jaren is een werkgeversbestuurslid voorzitter en een werknemersbestuurslid secretaris. In de oneven jaren is een werknemersbestuurslid voorzitter en een werkgeversbestuurslid secretaris.
Adviserend Actuaris De heer P.L.J. Janssen AAG van Towers Watson B.V., te Amstelveen. Beleggingsadviseur Mevrouw drs. J. Kooman, Towers Watson B.V., te Rotterdam (tot november 2010) De heer D. Veldman, Towers Watson B.V. (sinds november 2010)
9
Jaarverslag 2010
Vermogensbeheerders Aegon Investment Management B.V. , Alliance Bernstein (Luxembourg) S.A. Pensioenadministratie TKP Pensioen B.V. Accountant De heer M.C. Spierings RA van Ernst & Young Accountants LLP, te Den Haag. Certificerend Actuaris De heer drs. R. Westhoff AAG van Towers Watson B.V., te Amstelveen. De samenhang van de genoemde organen en commissies wordt in onderstaand schema van de governancestructuur visueel weergegeven.
figuur 1: schematische weergave governancestructuur Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat
10
Jaarverslag 2010
3.
Financiële positie en beleid in 2010
Alle bedragen verder in dit verslag zijn in duizenden euro’s vermeld, tenzij anders is aangegeven.
3.1
Financiële opzet en positie
De financiële positie van het pensioenfonds komt tot uitdrukking in de zogeheten dekkingsgraad, die de verhouding aangeeft tussen enerzijds het pensioenvermogen en anderzijds de technische voorzieningen, te weten de Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) en overige technische voorzieningen. Het pensioenvermogen is daarbij de som van de technische voorzieningen en het vermogen van het pensioenfonds. De dekkingsgraad bedraagt ultimo 2010 96,9%, waarbij reeds rekening is gehouden met de hieronder genoemde verzwaring van de grondslagen (zonder die verzwaring zou de dekkingsgraad 99,6% zijn geweest) Waarderingsgrondslagen Vanaf 2007 hanteert het pensioenfonds actuariële grondslagen conform het FTK (Financieel Toetsingskader). Een belangrijk onderdeel van het FTK is dat zowel de bezittingen als de technische voorzieningen worden berekend op marktwaarde. De technische voorzieningen worden daarbij bepaald met de door de Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerde rentetermijnstructuur: dit is de termijnstructuur van de actuele nominale marktrente. In samenhang met de duur van de verwachte uitkeringsstroom bij het pensioenfonds kwam de te hanteren rekenrente eind 2010 overeen met afgerond 3,4% (2009: 3,9%). Voorts zijn de technische voorzieningen vastgesteld op basis van een recente sterftetafel waarbij rekening is gehouden met voorzienbare trend in sterfte-/overlevingskansen. Uit recente publicaties van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is gebleken dat de gemiddelde levensverwachting van mannen en vrouwen sneller stijgt dan eerder werd aangenomen. Ook stijgt de levensverwachting sneller dan is verondersteld en dit heeft geleid tot een aanpassing in de laatste prognosetafel van het Actuarieel Genootschap (AG), dit betreft de prognosetafel 2010 - 2060. Dit heeft geleidt tot een verzwaring van de voorziening pensioenverplichtingen van 2,8%, bovenop de verzwaring van 4,5% die ultimo 2010 vooruitlopend op de publicatie van de nieuwe overlevingstafels reeds was doorgevoerd. Op de nieuwe prognosetafels is een correctie doorgevoerd op basis van Towers Watson 2010 ervaringssterfte. Verder heeft het bestuur, om te voldoen aan door DNB gestelde eisen aan het kortetermijnherstelplan, besloten om alle opgebouwde aanspraken en pensioenrechten te verlagen per 31 december 2010 met 2,1%. In hoofdstuk 8.4.2 is een volledige opsomming van de gehanteerde grondslagen opgenomen. De totale VPV op basis van marktwaarde en prudente grondslagen conform de FTK-methode (zie hoofdstuk 8.4.3) is door TKP bepaald op € 684.388. Dit is exclusief de voorziening voor toekomstige arbeidsongeschiktheidsschades ad € 3.092 en de voorziening gemoedsbezwaarden ad € 130. De totale VPV, inclusief deze voorzieningen, is € 687.610.
11
Jaarverslag 2010
De dekkingspositie wordt bepaald door het aanwezige vermogen te vergelijken met de nominale technische voorziening vastgesteld volgens de FTK-methode plus het minimum eigen vermogen van 4,3% van de VPV. Ontwikkeling dekkingsgraad Onderstaande tabel geeft aan hoe de dekkingsgraad zich in het afgelopen jaar heeft ontwikkeld. 2010 93,0% 0,4% 1,9% 3,7%
Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect korting van 2,1% Effect beleggingsresultaat Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Effect aanpassing levensverwachting Overige effecten Dekkingsgraad 31 december
-0,1% -2,5% 0,5% 96,9%
De stijging van de dekkingsgraad is voornamelijk het gevolg van de beleggingsresultaten en de doorgevoerde korting op pensioenaanspraken. De positieve uitwerking hiervan overtrof het neerwaartse effect van de toepassing van nieuwe overlevingstafels als gevolg van de gestegen levensverwachting en het effect van de dalende rente op de voorziening pensioenverplichtingen. Ultimo 2010 bedraagt de marktrente circa 3,4% (2009: 3,9%). De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad ultimo
2010
2009
2008
2007
2006
96,9%
93,0%
88,0%
116,4%
117,1%
De minimaal vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet bedraagt 104,3% (2009: 105,0%). Ultimo 2010 en ultimo 2009 was derhalve sprake van een dekkingstekort en een reservetekort. Hiervoor is een korte termijnen lange termijnherstelplan ingediend.
3.1.1
Ontwikkelingen herstelplan
In het jaarverslag over 2009 is al gemeld dat het pensioenfonds een korte termijn herstelplan heeft moeten indienen bij DNB omdat de dekkingsraad in 2008 was gedaald tot minder dan 105% (eind 2008 beliep de dekkingsgraad 88%). Op 8 februari 2011 heeft het bestuur de goedkeurende beschikking van DNB voor het herstelplan verkregen.
12
Jaarverslag 2010
Korte termijn herstelplan Als een pensioenfonds minder eigen vermogen heeft dan het minimaal vereist eigen vermogen (een dekkingsgraad van 105%), is er sprake van een situatie van onderdekking. In dat geval moet een pensioenfonds een korte termijn herstelplan opstellen. Dat plan moet de concrete maatregelen bevatten waardoor het fonds binnen een termijn van - in beginsel - maximaal drie jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. Vanwege de extreme economische omstandigheden is pensioenfondsen de (tijdelijke) mogelijkheid geboden om de hersteltermijn van drie naar vijf jaar te verlengen. Beschrijving van het korte termijn herstelplan op hoofdlijnen Eind maart 2009 heeft het pensioenfonds zijn korte termijn herstelplan ingediend bij de Nederlandsche Bank. Het pensioenfonds heeft gekozen voor een hersteltermijn van vijf jaar om op de dekkingsraad van 105% uit te komen. Overigens blijft de hersteltermijn om het “vereist eigen vermogen” te bereiken vijftien jaar (het vereist eigen vermogen is afhankelijk van de rentestand en de beleggingsmix en geeft de zogeheten evenwichtsituatie weer, eind 2008 was de bij die evenwichtsituatie behorende dekkingsgraad 107% en eind 2009 109%). Het kortetermijnherstelplan van het pensioenfonds bevat de volgende maatregelen:
Vanaf 2009 wordt een extra premiebijdrage gedurende de herstelperiode van 2 procentpunt van de pensioengrondslagsom geheven, waarmee de premie in de herstelperiode op 20% van de pensioengrondslag is gebracht. Per 1 januari 2009 is een verlaging van het belang in aandelen van 35% naar 27,5% doorgevoerd. Het toeslagbeleid is aangepast. De geformuleerde ambitie in het fondsreglement is aangepast van 100% naar 50% van de prijsindex.
Daarnaast had het bestuur reeds besloten de duration van de bezittingen tijdelijk in overeenstemming te brengen met de duration van de verplichtingen, waarmee het renterisico volledig is afgedekt. De negatieve rentespiraal had aldus in de situatie van het fonds ook geen effect meer op de hoogte van de dekkingsgraad. Met deze maatregelen heeft het pensioenfonds – op basis van de gehanteerde aannames voldoende herstelkracht om binnen 15 jaar het gewenste vereiste vermogen te bereiken. In het eind maart 2009 ingediende herstelplan boden deze maatregelen – uitgaande van de omstandigheden ultimo 2008 – echter onvoldoende herstelkracht om binnen 5 jaar een dekkingsgraad van 105% te bereiken. Dit betekende dat het pensioenfonds – bij ongewijzigde omstandigheden – eind 2011 gebruik zou moeten maken van de noodmaatregel om de opgebouwde pensioenrechten en/of ingegane pensioenen te korten. De korting was in dat geval bepaald op 6,8%. Ingeval van onderdekking mag en kan het pensioenfonds geen toeslagen (indexatie) op de pensioenen verlenen. Zolang de dekkingsgraad lager is dan 100% mag het pensioenfonds bovendien niet meewerken aan individuele waardeoverdracht. De noodzakelijke toevoeging aan de technische voorzieningen door de al eerder genoemde stijging van de levensverwachting, heeft de verbetering van de dekkingsgraad overigens getemperd. In paragraaf 8.4.2 wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde grondslagen.
13
Jaarverslag 2010
Het bestuur zal de feitelijke ontwikkelingen periodiek blijven toetsen aan de aannames uit het herstelplan. Zonodig zal het herstelplan aan de feitelijke ontwikkelingen worden aangepast. Het fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister van Sociale Zaken heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de Beleggingscommissie. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merkt het bestuur op dat inherent aan de modelmatige aanpak het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste uitkomsten van het herstelplan zijn cijfermatig als volgt:
Dekkingsgraad per 31 december 2008 resp. 2013 Premie De premie is kostendekkend Sturings Toeslagen Geen toeslagverlening tot 2018 middelen Beleggingen Aanpassing van de rentecurve vanaf Rente termijnstructuur 2014 met toestemming van DNB (forward rates) Overige Dekkingsgraad per 31 december 2013 resp. 31 december 2023
Effect op dekkingsgraad (in %) Korte Lange termijn termijn 88,0 105,0 1,1 -8,9 0,0 -4,5 9,7 13,1 0,6
6,3
5,6
4,2
3
115,2
105,0
Ondanks het feit dat de premie op dit moment kostendekkend is, heeft de premie op termijn een negatief effect op de dekkingsgraad. Dit heeft twee redenen: Ten eerste daalt, uitgaande van de rentetermijnstructuur die gebruikt is in het herstelplan, op termijn de rente (uitgedrukt als vast percentage) voor het vaststellen van de kostendekkende premie. De kostendekkende premie stijgt daardoor naar verwachting in de toekomst, hetgeen ertoe leidt dat de extra ruimte in de premiedekkingsgraad, die er in de eerste jaren nog wel is, in latere jaren verdwijnt. Ten tweede komt de dekkingsgraad in het herstelplan al snel boven de 100% en is een premie die precies kostendekkend is (dus met een premiedekkingsgraad van 100%) niet in staat om een dekkingsgraad van meer dan 100% in stand te houden. Als de dekkingsgraad hoger is dan 100% en de nieuwe opbouw heeft een dekkingsgraad van exact 100% zal de gemiddelde dekkingsgraad immers dalen. 3
Het minimum vereist eigen vermogen is later vastgesteld op 104,3%.
14
Jaarverslag 2010
Het genoemde effect in het lange termijn herstelplan betreft de verwachte toekenning van toeslagen vanaf 2018 tot en met 2023. In 2010 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 31 december 2009 Sturingsmiddelen Premie Toeslagen Beleggingen Rente termijnstructuur Overige Aanpassing aan gestegen levensverwachting Korting pensioenaanspraken Dekkingsgraad per 31 december 2010
3.1.2
Verwacht 2010 90,6 0,5 0,0 2,4 0,0 -0,3 0,0 0,0 93,0
Werkelijk 2010 93,0 0,4 0,0 3,7 -0,1 0,5 -2,5 1.9 96,9
Pensioenkorting
In 2008 werd de wereld getroffen door de financiële crisis. In oktober van dat jaar heeft het fonds daarom al maatregelen genomen om de negatieve invloed van rentedalingen op te vangen. Vervolgens is in maart 2009 een herstelplan ingediend bij de Nederlandsche Bank. Hierin staan de maatregelen die het fonds neemt om uit herstel te komen. Als laatste middel is in het herstelplan het verlagen van pensioenen genoemd. De verlaging zou dan pas per 31 december 2011 ingaan. In de zomer van 2010 heeft demissionair minister Donner overleg gehad met De Nederlandsche Bank over de situatie van de pensioenfondsen. Hun conclusie was dat het voor een aantal fondsen niet verantwoord is te wachten met de verlaging tot 31 december 2011, maar om deze al per 1 januari 2011 door te laten voeren. Gelet op het dwingende karakter van deze mededeling, kon het bestuur niet anders dan hiermee aan de slag gaan. Overigens is het bestuur van mening dat ons fonds, vergeleken met veel andere fondsen die er op dit moment financieel gelijkwaardig of minder voorstaan, maar door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en DNB niet worden gedwongen te korten, een onevenredig harde maatregel moet nemen. In september 2010 heeft het bestuur, met een positief advies van de deelnemersraad, een voorstel voor de verlaging neergelegd bij DNB. In oktober 2010 is een hernieuwde berekening gemaakt van de financiële situatie van het pensioenfonds op 30 juni 2010. Nadat DNB zich op 17 november 2010 akkoord heeft verklaard met het voorstel, heeft het fonds op 23 november 2010 definitief besloten de (opgebouwde) pensioenen met 2,1% te verlagen. De verlaging van 2,1% is minder dan de 6,8% die in het herstelplan van 2009 staat. Wel gaat de verlaging een jaar eerder in. Hoewel het bestuur het uiteraard betreurt dat de pensioenen omlaag gaan, kan wel gesteld worden dat met deze beslissing de consequenties zo evenwichtig mogelijk verdeeld zijn.
15
Jaarverslag 2010
Alle deelnemers en aangesloten werkgevers zijn op de hoogte gesteld van de korting. Bij veel deelnemers heeft het kortingsbesluit tot vragen, onbegrip, teleurstelling en boosheid geleid. Het bestuur heeft hierop gereageerd door alle binnengekomen vragen waarin met name de onderbuikgevoelens de toon zetten, persoonlijk te bellen. Deze persoonlijke benadering is door alle betrokkenen zeer gewaardeerd.
3.2 Beleid en Beleidskeuzes De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn: het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement vastgelegde bepalingen; het minimaliseren van de kansen op een dekkings- en reservetekort, alsmede van de mate van dekkings- en reservetekort; het maximaliseren van het beleggingsrendement om de toeslagambitie te realiseren. Het beleid van het bestuur is om tegen een kostendekkende premie een middelloonregeling met een voorwaardelijk toeslagbeleid te realiseren. Het beleggingsbeleid, het toeslagbeleid en het premiebeleid zijn de belangrijkste sturingsmiddelen van het pensioenfonds. De huidige doorsneepremie voldoet aan de eisen ten aanzien van de (gedempte) kostendekkende premie.
3.2.1
Toeslagbeleid
Het toeslagbeleid, dat is gerelateerd aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex, is strikt voorwaardelijk en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Het bedraagt maximaal 50% van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Er is geen recht op toeslagen en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre een toeslag (indexatie) zal plaatsvinden. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening houdt het pensioenfonds geen specifieke reserve aan en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Zowel per 1 januari 2010 als 1 januari 2011 is gezien de financiële positie geen toeslag verleend.
3.2.2
Financieringsbeleid
De effectiviteit van het premiebeleid is beperkt gezien de relatief beperkte omvang van de premie-inkomsten. Het pensioenfonds hanteert – conform de wettelijke verplichtingen - een doorsneepremie. De jaarpremie in 2010 voor de pensioenregeling bedroeg 20% van de pensioengrondslag van het ouderdomspensioen. De pensioenpremie die de werkgevers en werknemers voldoen is een doorsneepremie, onafhankelijk van leeftijd en sekse van de deelnemer. De herverzekeringspremie, die het pensioenfonds aan de herverzekeraar voldoet, is op verzekeringsgrondslagen, dus wel afhankelijk van leeftijd en sekse van de deelnemer. Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een aantal onderdelen bestaan:
16
Jaarverslag 2010
-
de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling; de solvabiliteitspremie voor het bereiken dan wel in stand houden van het vereist eigen vermogen; de premie om de uitvoeringskosten te financieren; de toeslagpremie voor de financiering van de verwachte (voorwaardelijke) toeslagen volgens de geformuleerde ambitie, voor zover van toepassing.
Het pensioenfonds hanteert een intern financieringsbeleid dat uitgaat van een gedempte premie. De gedempte premie wordt op grond van de voorschriften geacht kostendekkend te zijn. De gedempte premie bestaat uit dezelfde componenten als de kostendekkende premie. De gedempte kostendekkende premie voor 2010 bedraagt € 17,7 miljoen (2009: € 18,8 miljoen). De feitelijke premie voor het jaar 2010 bedraagt € 22,3 miljoen (2009: € 25,3 miljoen). Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie.
3.2.3
Herverzekeringsbeleid
Het pensioenfonds heeft het herverzekeringscontract verlengd. AEGON en AllianceBernstein beheren het vermogen. Het pensioenfonds draagt het volledige beleggingsrisico. Het actuariële risico gedurende de contractperiode is beperkt. Het technisch resultaat wordt vastgesteld op basis van de van de door de Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur. Het technisch resultaat wordt eveneens, mits positief, jaarlijks aan het pensioenfonds uitgekeerd. Het gedeelte van het verlies dat minder bedraagt dan - 8,5% van de geboekte bruto premie, uitgezonderd bruto eenmalige koopsommen, is voor rekening van de verzekeraar. Het technisch resultaat wordt jaarlijks bepaald. Over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt het technisch resultaat € 1.194.480 en zal met valutadatum 1 januari 2011 aan het pensioenfonds worden uitgekeerd.
3.2.4
Beleggingsbeleid
De algemene doelstelling is een zo goed mogelijk rendement behalen binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Het pensioenfonds belegt vanuit de zogeheten prudent person gedachte. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. In lijn hiermee is de hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid: “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische
17
Jaarverslag 2010
beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds.” Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een enigszins defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. Om de doelstelling te realiseren voert het pensioenfonds een ‘actieve’ beleggingsstijl. Dat wil zeggen: het realiseren van hoger rendement dan de performance van de benchmark, binnen de vastgestelde restricties, op basis van de marktvisie van de geselecteerde vermogensbeheerders. De strategische allocatie is de verdeling van het vermogen over beleggingscategorieën waarbij op langere termijn optimalisatie van het rendement wordt verwacht. Randvoorwaarde is dat de pensioenverplichtingen nagekomen kunnen worden en het risico aanvaardbaar is. Om deze reden vindt spreiding over meerdere beleggingscategorieën plaats en worden minimum en maximum wegingen gehanteerd voor de beleggings-categorieën. In de beleggingsportefeuille komen zowel zakelijke waarden als vastrentende waarden voor. Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden benut voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden. Het strategisch beleggingsbeleid wordt door middel van een zogeheten ALM-studie afgestemd op de verplichtingen van het pensioenfonds. Door het strategisch beleggingsbeleid periodiek te herijken aan de hand van een ALM-studie, kan worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur. In 2007 is een ALM-studie uitgevoerd waaruit is gebleken dat de door het bestuur gekozen beleggingsmix op zich voldoet. Wel volgde uit deze studie dat een verdere verlenging van de duration van de beleggingen raadzaam is om deze beter af te stemmen op de duration van de pensioenverplichtingen.
18
Jaarverslag 2010
Voor het verslagjaar heeft het bestuur de volgende strategische allocaties vastgesteld. Feitelijke allocatie per Ondergrens Strategisch Bovengrens 31 december 2010
Benchmark
Vastrentende waarden
53,0%
67,5%
80,0%
68,3% Customized incl. derivaten MSCI World Index (hedged to euro)
Aandelen
20,0%
27,5%
35,0%
25,0% S&P GSCI Index ER
Grondstoffen
0,0%
2,0%
5,0%
2,7% US$-overnight rate index
Vastgoed beleggingen
0,0%
2,0%
5,0%
1,8% TKP Real Estate Index
GTAA
0,0%
1,0%
2,0%
2,2% Merrill Lynch EMU AAA Government index
-2,5%
0,0%
2,5%
0,1% 1-maands Euribor
Liquiditeiten
Totaal
100%
100%
Besluitvorming voor het boekjaar 2010 Eind 2010 is door het bestuur besloten de renteafdekking terug te brengen van 100% naar de strategische renteafdekking van 70%. In paragraaf 3.3 wordt hier verder op ingegaan.
19
Jaarverslag 2010
3.3 Risicobeheer Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de belangrijkste risico’s waarmee het pensioenfonds zich geconfronteerd ziet (zie ook hoofdstuk 8.4.3.1) Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om zijn pensioenverplichtingen te dekken. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de aangesloten werkgevers en de deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor het verlenen van toeslagen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en/of pensioenrechten moet aanpassen. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: beleggingsbeleid; premiebeleid; herverzekeringsbeleid; toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na een analyse ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van ALM-Studies en continuïteitsanalyses. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën alsmede de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in de jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. Deze richtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de verderop omschreven (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt onder meer gebruik gemaakt van derivaten.
20
Jaarverslag 2010
Belangrijkste beleggingsrisico’s c.q. risico’s financiële instrumenten Aandelenrisico Dit betreft voornamelijk het prijsrisico dat wordt gelopen op de beleggingen in de verschillende aandelenmarkten. Door een spreiding aan te brengen binnen de aandelenportefeuille, wordt het risico van koersdalingen beperkt. Onroerend goed risico Dit betreft het prijsrisico dat wordt gelopen in de verschillende onroerend goed markten. Een gedeelte van de portefeuille wordt belegd in een (indirecte) wereldwijde onroerendgoedportefeuille. Valutarisico De koersverschillen van buitenlandse valuta’s ten opzichte van de euro zijn van invloed op het vermogen van het pensioenfonds. Het valutarisico wordt zowel voor de vastrentende waarden (100%) als voor de aandelenportefeuille naar euro’s (75%) afgedekt. Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivaten posities worden aangegaan. Tevens is het kredietrisico van de herverzekeraar van belang. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door: het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds, het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter vermindering van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Marktrisico Marktrisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen van marktprijzen, veroorzaakt door factoren die uitsluitend gelden voor een specifiek instrument of door factoren die de gehele marktomstandigheden beïnvloeden. Dit risico is op zich niet beheersbaar door het pensioenfonds. Door een brede spreiding over beleggingscategorieën wordt dit risico echter beperkt.
21
Jaarverslag 2010
Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities. Concentratierisico Concentratierisico is het risico dat de resultaten van het pensioenfonds worden beïnvloed door relatief grote belangen in een enkel financieel instrument of financiële instrumenten van een zelfde uitgever. Ook dit risico wordt beperkt door de brede spreiding over meerdere beleggingscategorieën Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit van de geautomatiseerde systemen, en dergelijke. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door dan wel namens het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico is het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale financiële markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van de beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds participeert, niet langer verhandelbaar zijn en zelfs hun waarde verliezen. Dit risico is voor het pensioenfonds, evenals voor andere marktpartijen, niet beheersbaar. Rentemismatchrisico Dit risico betreft het verschil in rentegevoeligheid tussen de beleggingsportefeuille enerzijds en de verplichtingen anderzijds. In beginsel hebben de verplichtingen, vanwege de lange looptijden, een hogere rentegevoeligheid dan de vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille. Een daling van de rente leidt dan tot een stijging van de verplichtingen, die slechts gedeeltelijk wordt goedgemaakt door een stijging van de waarde van de obligatieportefeuille. Om dit risico te beheersen worden de beleggingen ook zo goed mogelijk afgestemd op de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Dit is gedaan door toevoeging van het Long Duration Overlay Fund (LDO) (zie hoofdstuk 4). Met het LDO is de looptijd van het vastrentende deel van de beleggingsportefeuille inmiddels zodanig verlengd dat er sinds eind 2008 een volledige match is met de verplichtingen van het pensioenfonds. Bij toepassing van een LDO is de mate van matching niet alleen afhankelijk van de bewegingen van het LDO zelf, maar ook van de duration van de overige vastrentende waarden en van de pensioenvoorzieningen, de verhouding tussen aandelen en vastrentende waarden en de
22
Jaarverslag 2010
dekkingsgraad. Hierdoor wijzigt de mate van matching voortdurend. Er is een bandbreedte afgesproken van 15%. De daadwerkelijke renteafdekking bevindt zich tussen de 85 en 115%. Het bestuur heeft in september het besluit genomen om vanaf 1 oktober 2010 de renteafdekking te verlagen naar 70%, aangezien het bestuur de verwachting heeft dat de marktrente zal stijgen. Rekening houdend met de bandbreedte van 15% zal de daadwerkelijke mate van renteafdekking fluctueren tussen 55 en 85%. Actuariële risico’s De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Langleven c.q. sterfterisico Dit is het risico dat de actuariële aannames met betrekking tot overlevingskansen niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Resultaten ontstaan bijvoorbeeld indien deelnemers langer leven dan waarmee rekening wordt gehouden bij de vaststelling van de premie en de voorziening pensioenverplichtingen. Dit risico wordt beperkt door het feit dat prudente sterftegrondslagen zijn gekozen: door de toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met toepassing van Towers Watson 2010 ervaringssterfte, is het langlevenrisico naar verwachting verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Dit betreft het risico dat de actuariële opslag met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidsrisico niet overeenstemt met het daadwerkelijke WAO- c.q. WIA-verloop onder de deelnemers. Ook dit risico wordt beperkt door de voornoemde technische winstdeling. Toeslagenrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie toeslagen op de pensioenen te verlenen. Het risico bestaat dat de meeropbrengsten uit beleggingen en de daarmee samenhangende ontwikkeling van de dekkingsgraad niet toereikend zijn om invulling te kunnen geven aan het beoogde toeslagbeleid. Overigens heeft het toeslagbeleid een strikt voorwaardelijk karakter en is met een continuïteitsanalyse en consistentietoets berekend wat de slaagkans van de toeslagambitie is. Naar de mening van het bestuur is daardoor het financiële risico voor het pensioenfonds nihil. Overige risico’s Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico als gevolg van de continuïteit van bedrijfsvoering, integriteit en kwaliteit van de externe uitvoerder. Vanwege het feit dat het pensioenfonds de uitvoering van de pensioenregeling en het vermogensbeheer heeft uitbesteed, is het van belang om extra te letten op het uitbestedingsrisico. Dit risico wordt verminderd doordat met de externe uitvoerders Service Level Agreements worden aangegaan waarin afspraken over onder meer levertijden, prestatieniveau en rapportages worden opgenomen.
23
Jaarverslag 2010
Operationele risico’s Dit is het risico ten gevolge van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Onder deze definitie vallen operationele gebeurtenissen zoals IT problemen, tekortkomingen van de organisatiestructuur of interne controle, menselijke fouten, bijvoorbeeld de onjuiste afwikkeling van transacties, verkeerde verwerking van gegevens, fraude en dergelijke en externe bedreigingen. Voor zover dit risico binnen het bestuur ligt, wordt dit gereduceerd door de gedragscode. Zoals eerder vermeldt, heeft het pensioenfonds zelf geen administratieve organisatie opgezet. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP, AEGON Asset Management en Alliance Bernstein. Het operationeel- en uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP, AEGON Asset Management en Alliance Bernstein een ISAE 3402 type II, respectievelijk een SAS 70 type II-rapport. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert deze. De rapportages van de dienstverleners worden uitgebreid geanalyseerd. Zonodig worden met de dienstverleners afspraken gemaakt over verbeteringen. Over 2010 was hier geen aanleiding toe. Juridisch risico Juridisch risico is het risico als gevolg van wet- en regelgeving, naleving, aansprakelijkheid en afdwingbare contracten. Beheersing van dit risico is de mate waarin het risico van wet- en regelgeving, naleving, aansprakelijkheid en afdwingbare contracten wordt beheerst als gevolg van identificatie, beleidsformulering, implementatie en monitoring. Bestuursrisico Onder het bestuursrisico wordt het risico verstaan, dat het bestuur op deelgebieden qua kennis te kort schiet, dit al dan niet veroorzaakt door niet voorziene bestuursvacatures. Dit risico wordt binnen de huidige opzet van het pensioenfonds beheersbaar geacht, mede gezien het feit dat het bestuur wordt bijgestaan door een actuarieel en beleggingsadviseur, alsmede op financieel gebied door een externe accountant. Het bestuur zal – mede in het kader van Pension Fund Governance én ter beheersing van dit risico - extra aandacht besteden aan de benodigde deskundigheid. Het bestuur maakt daarbij gebruik van de expertise van zijn belangenorganisatie, de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen.
24
Jaarverslag 2010
Bestuurdersaansprakelijkheidsrisico Feitelijk is het bestuurdersaansprakelijkheidsrisico géén risico dat het pensioenfonds raakt. Het gaat hier immers om de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuursleden, nadat het fonds op zijn aansprakelijkheid is aangesproken, dan wel indien de aansprakelijkheidsclaim volledig zou moeten worden geweten aan de bestuursleden persoonlijk. Dit laatstgenoemde risico wordt betrekkelijk gering geacht vanwege zaken als getoetste betrouwbaarheid, bewezen integriteit, geen persoonlijke belangen voor het bestuurderscollectief, geen beleggingshandelingen door bestuursleden en tot slot de zorgvuldige totstandkoming van bestuursbesluiten. Desalniettemin is een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering gesloten ter beheersing van dat risico. Volledigheidsrisico Dit betreft het risico dat niet alle werkgevers en werknemers die onder de verplichtstelling vallen zijn aangesloten bij het pensioenfonds. Op basis van de verplichtstelling heeft een werknemer recht op pensioenaanspraken jegens het fonds. Hieruit volgt een mogelijk claimrisico. Los van het feit dat een werkgever zelf de verplichting heeft om te bezien of een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds van toepassing is, voert het fonds periodiek volledigheidscontroles uit. Op basis van bestandscontroles wordt bezien of sprake is van werkgevers die onder de verplichtstelling vallen, maar nog niet zijn aangesloten. Indien hier op enig moment sprake van is, zal de betreffende werkgever op de verplichtstelling worden gewezen en tot aansluiting worden verzocht. De reeds aangesloten werkgevers dienen jaarlijks een Assurance rapport te overleggen, teneinde vast te stellen dat de werkgever alle onder de verplichtstelling vallende werknemers met de juiste gegevens bij het fonds heeft aangemeld.
25
Jaarverslag 2010
4.
Beleggingen
Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische beleggingsportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de vermogensbeheerders. De beleggingscommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol inzake het strategische beleggingsbeleid richting het bestuur. Daartoe onderhoudt de commissie de contacten met de externe vermogenbeheerders. Het bestuur heeft Aegon Investment Management en AllianceBernstein aangesteld als externe vermogensbeheerders om binnen de gestelde doelstellingen het beleggingsbeleid uit te voeren. De vermogensbeheerders zijn binnen de hier geformuleerde randvoorwaarden vrij in de wijze van belegging en herbelegging. De vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het administreren van de beleggingen en rapporteren over de beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie.
4.1
Algemeen
Het beleggingsbeleid is gebaseerd op de Asset Liability Management (ALM) studie die in 2007 is uitgevoerd en op de nadien uitgevoerde continuïteitsanalyses die zijn gehouden in het kader van het opstellen van herstelplannen. Aan de hand van de uitkomsten van deze studie en analyses is een beleggingsportefeuille gekozen met een naar de mening van het bestuur acceptabele combinatie van nettopremieniveau, premievolatiliteit, kansen op onderdekking en kansen op toeslagverlening. Er wordt in vier verschillende hoofdcategorieën belegd om de verhouding tussen rendement en risico te optimaliseren: vastrentende waarden; aandelen; vastgoed; grondstoffen.
26
Jaarverslag 2010
De performance over 2010 per beleggingscategorie in vergelijking met de benchmark wordt in onderstaande tabel weergegeven. 2010 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden incl. derivaten Overige beleggingen
4.2
2009
Gerealiseerd
Benchmark
Gerealiseerd
Benchmark
2,24% 9,17% 18,73%
2,24% 8,57% 10,37%
-14,74% 27,65% 3,68%
-14,75% 25,66% 4,40%
12,5%
11,21%
25,86%
12,65%
Aandelen
Het aandelenbeheer wordt uitgevoerd door AllianceBernstein (Luxembourg) S.A., in het Global Equity Blend Portfolio S, een fonds met een breed gespreide aandelenportefeuille over internationale markten waarin de valutarisico’s voor 75% zijn afgedekt naar euro’s.
4.3
Vastrentende waarden
Binnen de vastrentende portefeuille wordt belegd in uiteenlopende fondsen van AEGON, waaronder staatsobligaties van EU-landen, bedrijfsobligaties, particuliere hypotheken en “long duration overlay”. Deze laatste categorie heeft als doel de duration van de beleggingsportefeuille te verlengen om deze in een afgesproken verhouding te brengen met de duration van de verplichtingen. Sinds oktober 2010 geldt een verhouding van 70% (strategisch), daarvoor was de verhouding 100% (tactisch).
4.4
Vastgoedbeleggingen
Voor vastgoed wordt gebruik gemaakt van het TKP Real Estate Fund dat belegt in aandelen van vastgoedbedrijven en wereldwijd gespreid is.
4.5
Overige beleggingen
De beleggingen in grondstoffen geschieden in het AEGON Commodity Fund. Dit fonds betreft een (passieve) belegging in futures van Goldman Sachs. Naast deze hoofdcategorieën wordt tevens belegd in het AEGON Global TAA+ Fund (GTAA). Dit beleggingsfonds behelst een zogeheten overlay structuur (er wordt met relatief weinig waarde een relatief hoge exposure aangegaan) met als doel het tactisch beleid van de vermogensbeheerder te koppelen aan de portefeuille van het pensioenfonds. GTAA belegt in hoofdzaak in liquiditeiten en in derivaten.
27
Jaarverslag 2010
4.6
Terugblik 2010
Het jaar 2010 was een redelijk gunstig jaar voor beleggers. De meeste fondsen lieten een positief absoluut en relatief rendement zien. De ontwikkeling van de rente heeft impact gehad op de prestaties van het staatobligatiefonds. De eerder verwachte rentestijging bleef uit tot eind augustus. Deze ontwikkeling heeft wel positief invloed gehad op de waarde ontwikkeling van het Aegon LDO fonds. Bedrijfsobligaties (credits en High Yield) hebben een mooi rendement laten zien door de verder gedaalde credit spreads (risicopremie). Overigens kan ditzelfde argument worden aangedragen voor de positieve ontwikkeling van het Emerging market debt fonds. Binnen de aandelenportefeuille werden de grootste bijdragen geleverd door partijen die profiteerden van het herstel van de consumptie en/of belegden in emerging markets. Energie, technologie en financiële sectoren droegen als minste bij aan het uiteindelijke resultaat. De grootste economie ter wereld, die van de Verenigde Staten, liet verdere tekenen van herstel zien. Vooral tegen het einde van het jaar kwamen enkele betere cijfers uit over de werkgelegenheidssituatie. Het daadwerkelijk niveau van de werkloosheid lag echter nog steeds erg hoog. Zorgen waren én zijn er over de problemen van enkele EU-landen om hun schuldenproblematiek onder controle te krijgen. In het vierde kwartaal van 2010 waren de problemen voor Ierland het grootst. De rente op Ierse staatsobligaties liep hard op en uiteindelijk heeft Ierland – naast Griekenland -gebruik gemaakt van de middelen van het EUsteunfonds. Rond eind november en begin december stonden de financiële markten daardoor onder druk. Naast Ierse staatsobligaties, stonden de staatsobligaties van andere Europese probleemlanden onder druk en hadden aandelen en bedrijfsobligaties van banken het ook zwaar. De exposure van het pensioenfonds in deze landen is beperkt. In Azië bleef de economische groei sterk. In China was de economische groei dermate hoog dat de Chinese overheid verschillende maatregelen heeft getroffen om oververhitting tegen te gaan. China maakte zich vooral zorgen over de opgelopen inflatie en de hoge speculatie in de vastgoedmarkt.
4.7
Vooruitblik 2011
Voor 2011 verwachten we aanhoudend herstel van de wereldeconomie. In de eerste helft van het jaar zal de inflatie niet sterk oplopen doordat bezuinigingspakketten en het ruime monetaire beleid elkaar ongeveer in evenwicht houden. Later in het jaar kan de combinatie van ruim monetair beleid en economische groei tot stijgende inflatie leiden. In het huidige economische klimaat verwachten we dat de meer risicovolle categorieën het beter zullen doen. Dat betekent dat we positief zijn op zakelijke waarden in het algemeen maar ook binnen de vastrentende portefeuille meer verwachten van de zogenaamde spreadmarkten (Credits, High yield en Emerging Market Debt) ten opzichte van de markten in staatsleningen.
28
Jaarverslag 2010
De Europese problemen zullen het sentiment blijven beïnvloeden. Er wordt echter niet verwacht dat de eurozone uit elkaar zal vallen. Met name de vraag op welke manier de geldstromen tussen ‘Noord’ en ‘Zuid’ gaan lopen, zal de risicovergoedingen en het renteniveau bepalen. Aanvankelijk zal de rentestijging beperkt blijven door de bezuinigingen en de vlucht naar veilige beleggingen. Later in het jaar zal het economisch herstel en de hogere wereldwijde inflatie de Europese inflatie mogelijk opdrijven
4.8
Corporate Governance
Het bestuur is van mening dat het pensioenfonds een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft die zich ook uitstrekt op het gebied van beleggingen. Maar het pensioenfondsbestuur streeft primair naar een zo hoog mogelijk beleggingsrendement om de pensioenbelangen van de betrokkenen zo goed mogelijk te waarborgen. Daarbij wil het bestuur waar mogelijk duurzaamheid mede in ogenschouw nemen. Hierin past het streven om niet te beleggen in diensten, producten, productiewijzen, enzovoort, die een bedreiging vormen voor die duurzaamheid. In het onderstaande is aangegeven hoe de beide vermogensbeheerders van het pensioenfonds omgaan met het fenomeen maatschappelijk verantwoord beleggen. AEGON, als vermogensbeheerder van de vastrentende-, vastgoed- en grondstoffenportefeuille van het fonds, sluit met haar beleggingsbeleid aan bij de “Code of Conduct” die AEGON wereldwijd voert. De in deze code vastgelegde standaarden gelden voor de bedrijven waarin AEGON belegt. Beleggingen volgens deze Code of Conduct sluiten actieve beleggingen uit in bedrijven die clusterbommen en chemische wapens produceren, ernstige milieuverontreinigende bedrijven en bedrijven die kinderarbeid toestaan. De aandelenportefeuille van het fonds is ondergebracht bij AllianceBernstein. Deze vermogensbeheerder voert een beleid vanuit het financiële perspectief. Hierbij worden eveneens sociale en ethische factoren in ogenschouw genomen, maar de nadruk ligt op het financiële risico. Wanneer het bestuur op dit gebied keuzes maakt, zullen die ook uitvoerbaar moeten zijn voor de beheerders. Wanneer dit niet het geval zou blijken te zijn, zal dus ook de relatie met de vermogensbeheerder als zodanig moeten worden geëvalueerd. Van belang hierin is vanzelfsprekend de visie van deelnemersraad en verantwoordingsorgaan. Bij dit onderwerp past de kanttekening dat de verschillende “Social Responsible Indices” verschillende maatstaven hanteren in hun definitievorming inzake maatschappelijk verantwoord beleggen. En ook wetenschappers op dit gebied lijken nauwelijks in staat exact te formuleren hoe in hun ogen de grenzen van toelaatbare gradaties getrokken kunnen worden. Gezien het feit dat het onderwerp maatschappelijk verantwoord beleggen sectorbreed een actueel onderwerp van gesprek is, volgt het bestuur de ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend. Het bestuur maakt hierbij o.a. gebruik van de onderzoeken die de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen voor de gehele sector uitvoert.
29
Jaarverslag 2010
4.9
Z-score
Bedrijfstakpensioenfondsen met een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgegeven verplichtstelling, zijn wettelijk verplicht de beleggingsperformance van het pensioenfonds vast te stellen. De werkelijk gerealiseerde performance wordt afgezet tegen het (fictieve) rendement van de tevoren gekozen normportefeuille voor dat jaar (de benchmark). Het verschil tussen deze twee rendementen wordt jaarlijks volgens wettelijke regels vastgesteld (de z-score). De gemiddelde z-score over een periode van 5 jaar bepaalt de score voor de zogenoemde “performancetoets”. In 2007 is het Vrijstellingsbesluit aangepast. Eén van de aanpassingen is dat voortaan bij de performancetoets 1,28 moet worden opgeteld, zodat een fonds geen onvoldoende meer haalt bij de score van –1,28. Als de performancetoets lager is dan 0, kan een bij het fonds aangesloten werkgever vrijstelling van de verplichting tot deelneming aan het pensioenfonds krijgen, onder de voorwaarde dat hij een pensioenregeling treft die ten minste gelijkwaardig is aan die van het fonds. De z-score en performancetoets van het pensioenfonds over de afgelopen vijf jaar is als volgt (ook de cijfers over de jaren vóór 2007 zijn opgesteld op basis van de nieuwe methodiek):
Z-score (1-jaars) Performance toets (5-jaars)
2009 1,23 3,75
2010 4,94 5,74
2008 4,26 3,01
2007 -1,16 1,18
2006 0,70 1,07
De performancetoets over de laatste vijfjaarsperiode is vastgesteld op 5,74, met inachtneming van het aangepaste Vrijstellingsbesluit. De wettelijke minimumscore die behaald moet worden bedraagt 0, zodat geconcludeerd kan worden dat het pensioenfonds voor deze toets ruimschoots boven de kritieke grens zit.
30
Jaarverslag 2010
5.
Pensioenen
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2010 hebben plaatsgevonden. Tevens worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
5.2
Pensioencommunicatie
Het jaar 2010 was voor het pensioenfonds in communicatief opzicht een enerverend jaar vanwege de transitie van AEGON NV naar TKP. Met name de communicatie met werkgevers was die eerste periode vrij intensief aangezien zij kennismaakten met het werkgeversportaal. Ook werd een aantal nieuwe communicatiemiddelen voor de deelnemers en gepensioneerden in productie genomen waaronder de pensioenplanner. 2010 was daarnaast een jaar van uitdagingen omdat er met de verschillende doelgroepen gecommuniceerd moest worden over de moeilijke beslissing alle pensioenen met 2,1% te verlagen. Werkgevers en werkgeversportaal Vanaf 1 januari 2010 moesten werkgevers de voor de pensioenen relevante salarisgegevens van hun werknemers invoeren via het online werkgeversportaal op de vernieuwde website van het pensioenfonds. Hierover was al geruime tijd vóór de introductie van het werkgeversportaal een aantal keren gecommuniceerd via onder andere brieven en handleidingen. Volgens verwachting leidde het werkgeversportaal in de beginperiode tot extra vragen bij de werkgeversdesk. In de loop van de tijd nam het aantal vragen af en bleken de meeste werkgevers goed te reageren op het werkgeversportaal. Aan de onderwerpen waarover veel vragen werden gesteld is aandacht besteed op het werkgeversportaal door veelgestelde vragen en antwoorden op te nemen. Communicatie met werknemers Vanzelfsprekend verstuurde het pensioenfonds in 2010 de verplichte communicatiemiddelen zoals de startbrief, die in de loop van het jaar vergezeld ging van de nieuwe brochure Pensioen in het kort en Een nieuwe baan (over waardeoverdracht), maar ook de brieven aan werknemers die het notariaat verlieten (de zogenoemde premievrije polis brief). 2010 was ook het jaar waarin de werknemers kennismaakten met de vernieuwde website van het pensioenfonds. Daarop is alle informatie die relevant is voor werknemers terug te vinden, evenals pdf’s van documenten die ook in drukvorm verschenen, zoals brochures en de pensioennieuwsbrief ‘Mijn pensioen’.
31
Jaarverslag 2010
Nieuwe brochures In 2010 werden de volgende nieuwe brochures in samenwerking met de Leescommissie tot stand gebracht: • Pensioen in het kort • Een nieuwe baan Waardeoverdracht en uw pensioenopbouw • Uit elkaar gaan en pensioen Nieuwsbrief Mijn pensioen In september 2010 werd voor het eerst de pensioennieuwsbrief ‘Mijn pensioen’ verstuurd, voorafgaand aan het uniform pensioenoverzicht. Oorspronkelijk was het pensioenoverzicht het centrale thema van de nieuwsbrief. De nieuwsbrief speelde echter ook actief in op het nieuws dat het pensioenfonds mogelijk de pensioenen zou moeten verlagen. Uniform pensioenoverzicht Het uniform pensioenoverzicht werd in september 2010 verstuurd aan alle actieve deelnemers en voortzetters (arbeidsongeschikten). Nieuwe pensioenplanner Met het versturen van het uniform pensioenoverzicht werd ook de nieuwe pensioenplanner geïntroduceerd. De planner bevindt zich op het afgesloten deel van de website en is een middel voor deelnemers om te bekijken welke pensioenkeuzes gemaakt zouden kunnen worden en wat de gevolgen ervan zijn voor het pensioen. Communicatie met gepensioneerden In 2010 ontvingen gepensioneerden aan het begin van het jaar de specificatie met de nieuwe pensioenbedragen plus de jaaropgave. Communicatie rond pensioenverlaging Toen oud-minister Donner in augustus aankondigde dat een aantal pensioenfondsen hun pensioenen moet verlagen, was de vraag of dit ook betrekking had op de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat. Door de verwarrende communicatie met het fonds, leek dit in eerste instantie niet het geval te zijn en is hierover een bericht op de website geplaatst, dat enige tijd daarna vervangen moest worden door het bericht dat het pensioenfonds toch bij de door Donner bedoelde fondsen behoorde. Toen dit eenmaal bekend was, heeft het pensioenfonds een communicatieplan opgesteld voor alle doelgroepen. Zo snel als mogelijk is in een eerste brief aangekondigd dat de pensioenen mogelijk gekort zouden worden. Toen de definitieve beslissing over de verlaging was genomen, is dit ook per brief gecommuniceerd naar de doelgroepen. Hierbij is steeds het standpunt gehanteerd dat eerst de doelgroepen geïnformeerd moesten worden en niet, zoals eerder vanuit het ministerie was gebeurd, de media. Het pensioenfonds heeft ook in die periode gehoor gegeven aan het verzoek van de Tweede Kamer om naar een openbare hoorzitting te komen over de financiële positie van het fonds.
32
Jaarverslag 2010
De pensioenverlaging zorgde voor wat meer telefoontjes en e-mails bij met name de Pensioendesk. Een aantal telefoontjes en e-mails heeft het bestuur persoonlijk beantwoord door te bellen met de klant. Dit leverde in de meeste gevallen positieve reacties op. Dekkingsgraad maandelijks op website Maandelijks wordt de dekkingsgraad van het pensioenfonds op de website gepubliceerd. Op deze manier geeft het pensioenfonds externe partijen een beeld van de financiële situatie van het fonds en het verloop van de dekkingsgraad. Pensioen- en werkgeversdesk De deelnemers kunnen vragen over hun pensioen stellen aan de pensioendesk. Dit kan telefonisch, schriftelijk of via e-mail. In 2010 zijn er ruim 3.300 vragen per telefoon gesteld en ruim 800 per e-mail. De vragen worden vooral gesteld over onderwerpen als: - pensioentoekenningen; - uniform pensioenoverzicht; - startbrief; - registratie van de naam-, adres- en woonplaatsgegevens. De werkgeversdesk beantwoordde in 2010 ruim 2.600 telefoontjes van werkgevers. Bijna 570 werkgevers stuurden ons hun vraag per e-mail. De meeste vragen gingen over: - de gegevensaanlevering via het werkgeversportaal; - nota’s; - de vorige pensioenuitvoerder; - wijziging van de bedrijfsgegevens. Pensioenregister In het verslagjaar zijn verdere stappen gezet voor de ontwikkeling van het Pensioenregister. Met ingang van 1 januari 2011 is het Pensioenregister operationeel. Daardoor kunnen (gewezen) deelnemers via de website www.mijnpensioenoverzicht.nl op een toegankelijke manier een overzicht krijgen van zowel de AOW als het aanvullend pensioen. Het Pensioenregister geeft daarbij inzicht in de opgebouwde en te bereiken rechten van zowel ouderdomspensioen als nabestaandenpensioen.
5.3
Pensioenadministratie
Sinds 1 januari 2010 wordt de pensioenadministratie uitgevoerd door TKP Pensioen. De overgang van de administratie van AEGON naar TKP is ondersteund door Towers Watson en door de accountant van het pensioenfonds. Verwerking FVP rechten Tot 2010 is de uitvoering van FVP rechten altijd buiten de administratie van het pensioenfonds gehouden. Pensioen uit FVP is geen onderdeel van het reglement. Bij de start van het implementatietraject is tussen het fonds, AEGON en TKP afgesproken dat de FVP-administratie wel ondergebracht gaat worden bij het pensioenfonds en dus bij TKP. Zowel de opgebouwde FVP aanspraken als de reeds ingegane FVP-uitkeringen voert TKP sinds 2010 uit.
33
Jaarverslag 2010
De daadwerkelijke overdracht van het FVP-vermogen bij AEGON naar het pensioenfonds is niet doorgegaan, omdat de berekende overdrachtswaarde door AEGON lager is dan het fonds op basis van haar grondslagen noodzakelijk acht. Het bestuur heeft daarom in november 2010 besloten de FVP-administratie buiten het pensioenfonds te laten. In maart 2011 is dit besluit bekrachtigd, waarna de acties in gang zijn gezet om dit besluit daadwerkelijk in samenwerking met AEGON in boekjaar 2011 uit te voeren. In 2010 heeft er een verschuiving in het deelnemersbestand plaatsgevonden van actieve deelnemers naar slapers. Dit is een voortzetting van een ontwikkeling die in 2009 ingezet is en een direct gevolg is van de ontslaggolf in de branche. Het bestuur houdt deze ontwikkeling nauwlettend in de gaten. Werkgevers en administratiekantoren leveren de werknemersmutaties aan via het online werkgeversportaal. Hierbij is uitgegaan van het self-service concept (mutaties kunnen 24 uur per dag worden doorgegeven). Voor een goede verwerking van de mutaties van de werknemers is het essentieel dat het werkgeversportaal zeer goed beschikbaar is. Over 2010 schommelde de beschikbaarheid van het werkgeversportal rond de 99%. De aangeleverde basisgegevens per maand vormen het basisgegeven voor de pensioenopbouw voor die maand. Iedere maand is er dus een directe relatie tussen de pensioenopbouw en de betaalde pensioenpremie.
5.4
Pensioenregeling
De pensioenregeling is – vanaf 2006 - samengesteld uit de volgende onderdelen: Ouderdomspensioen De aanspraak op ouderdomspensioen wordt op basis van het systeem van een middelloonregeling vastgesteld. De opbouw bedraagt 2,25% per deelnemersjaar. Het maximum salaris waarover pensioen kan worden opgebouwd bedroeg in 2010 € 85.723. In het middelloonsysteem worden de salarisverhogingen alleen pensioengevend gemaakt voor de toekomstige deelnemersjaren. Wel wordt er naar gestreefd de pensioenrechten die over de verstreken deelnemersjaren zijn opgebouwd waardevast te houden, door deze jaarlijks te verhogen met een toeslag (indexatie). De toeslag zal echter uitsluitend worden verleend als de middelen van het pensioenfonds dat toelaten, waarmee de toeslag nadrukkelijk een voorwaardelijk karakter heeft (zie onderstaand bij ‘toeslagenregeling’). Levenslang partnerpensioen De rechten van het levenslange partnerpensioen worden op basis van 1,225% per deelnemersjaar van de pensioengrondslag van het partnerpensioen vastgesteld volgens het systeem van een eindloonregeling. In dit systeem worden de salarisverhogingen pensioengevend gemaakt voor alle deelnemersjaren. Gedurende de actieve diensttijd wordt het partnerpensioen verzekerd op risicobasis. Hierdoor is er op de pensioendatum of bij eerdere
34
Jaarverslag 2010
beeïndiging van het deelnemerschap geen voorziening voor het partner- pensioen aanwezig. Om na de beëindiging van het deelnemerschap toch voor het partnerpensioen verzekerd te zijn, kan de deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen uitruilen voor een partnerpensioen. Dit partnerpensioen zal dan 70% van het gekorte ouderdomspensioen bedragen. Tijdelijk partnerpensioen Dit pensioen, uit te keren tot de 65-jarige leeftijd van de partner, bedraagt 15% van het pensioengevend salaris met een minimum pensioen (2010 € 9.075). Ook het tijdelijk partnerpensioen is op risicobasis verzekerd. Wezenpensioen De aanspraak op wezenpensioen bedraagt 0,35% per deelnemersjaar van de pensioengrondslag van het partnerpensioen en wordt vastgesteld volgens het eindloonbeginsel. Het wezenpensioen wordt evenals het partnerpensioen op risicobasis verzekerd. Premievrijstelling Bij volledige arbeidsongeschiktheid (>65%) van een deelnemer wordt vrijstelling van premiebetaling verleend, terwijl de pensioenopbouw wordt voortgezet. Bij een arbeidsongeschiktheidsgraad van 45% tot 65% respectievelijk 35% tot 45% wordt 50% respectievelijk 25% van de premie van betaling vrijgesteld. Toeslagregeling Het bestuur heeft voor toeslagen een (strikt voorwaardelijk) beleid geformuleerd dat is afgeleid van de zogeheten “toeslagenmatrix”, die is opgenomen in de wijziging van de “Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling” zoals deze op 17 juli 2008 is gepubliceerd in de Staatscourant. Het doel van deze matrix is consistentie tussen toezegging, financiering en communicatie. Dit beleid van het bestuur komt er op neer dat toeslagen worden verleend afhankelijk van de dekkingsgraad van het pensioenfonds, waarbij de toeslagen worden gerelateerd aan het consumentenprijsindexcijfer. Het streefniveau is om 50% van de ontwikkeling van het prijsindexcijfer met toeslagen te kunnen compenseren. Pensioenrechten tot 1 januari 2006 De pensioenrechten die volgens de pensioenregeling tot en met 31 december 2005 zijn opgebouwd, worden – met inbegrip van het (eventueel) opgebouwde prepensioen gehandhaafd. Op deze opgebouwde pensioenaanspraken is de toeslagregeling van overeenkomstige toepassing.
35
Jaarverslag 2010
5.5
Nieuwe wetgeving
Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Het gaat onder meer om wetgeving ten aanzien van de AOW, de uitvoeringsmogelijkheden en Pension Fund Governance. Daarnaast worden er wijzigingen in de pensioenwetgeving en het financieel toetsingskader verwacht als gevolg van het op 4 juni 2010 gesloten Pensioenakkoord. Verhoging AOW-leeftijd Op 10 mei 2011 is het wetsvoorstel “Wet verhoging pensioenleeftijd naar 66 jaar aan de Tweede Kamer aangeboden. Voorgesteld wordt de AOW-leeftijd in 2020 te verhogen van 65 naar 66 jaar. Daarnaast wordt voorgesteld om met ingang van 1 januari 2013 de fiscale facilitering van het aanvullend pensioen (Witteveenkader) eveneens te baseren op 66 jaar. Dit leidt ertoe dat het fiscaal maximale opbouwpercentage in middelloonregelingen wordt verlaagd van 2,25 naar 2%. Het is nog niet duidelijk hoe het huidige kabinet met dit wetsvoorstel om zal gaan, maar dat de AOW-leeftijd verhoogd zal worden lijkt wel waarschijnlijk. Uitstel AOW-uitkering Tevens is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend waarin de mogelijkheid is opgenomen om de ingangsdatum van de AOW-uitkering na het bereiken van de 65-jarige leeftijd vrijwillig geheel of gedeeltelijk uit te stellen. Een latere ingangsdatum leidt tot een actuariële verhoging van het AOW-pensioen over de resterende uitkeringsperiode. De keuze om het AOW-pensioen uit te stellen moet vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd worden gemaakt en is eenmalig. De behandeling is onder het vorige kabinet stopgezet, maar zal naar verwachting door het huidige kabinet verder worden behandeld. Pensioenregister In het verslagjaar zijn verdere stappen gezet voor de ontwikkeling van het pensioenregister. Begin januari 2011 is het pensioenregister operationeel. Daardoor kunnen (gewezen) deelnemers via het internet op een toegankelijke manier een overzicht krijgen van zowel de AOW als het aanvullend pensioen. Het pensioenregister geeft daarbij inzicht in de opgebouwde en te bereiken rechten van zowel ouderdomspensioen als nabestaandenpensioen.
36
Jaarverslag 2010
Pension Fund Governance Op 27 september 2010 is door het kabinet een voorontwerp ‘Governance pensioenfondsen’ aan de Eerste Kamer gezonden. Doelstelling van het voorontwerp is de bevordering van deskundigheid binnen besturen, het tegengaan van overlap van de verschillende organen binnen pensioenfondsen en het verbeteren van medezeggenschap van pensioengerechtigden. In • • •
het voorontwerp worden drie bestuursmodellen geïntroduceerd: het paritaire model; een bestuur met (externe) deskundigen; een combinatie hiervan.
Naast de uitwerking van het paritaire model, worden de contouren van de twee andere modellen geschetst, die nog nader uitgewerkt moeten worden. Deze drie modellen zullen uiteindelijk in één wetsvoorstel worden opgenomen. Het wetsvoorstel zal voor de zomer van 2011 worden ingediend bij de Tweede Kamer. Premie Pensioen Instelling (PPI) Op 1 januari 2011 is de ‘Wet introductie premiepensioeninstellingen’ in werking getreden. Een Premie Pensioen Instelling (PPI) is een nieuwe pensioenuitvoerder die pensioenregelingen mag uitvoeren, maar daarbij geen risico's mag verzekeren (zoals langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid), en geen garanties over het rendement (de grondslag voor de uitkeringen) mag geven. Dat maakt de PPI met name geschikt voor de uitvoering van DCregelingen, waarbij wel de premiebijdrage vaststaat, maar niet de hoogte van het uiteindelijke pensioen. Omdat er geen risico’s mogen worden gelopen zal de PPI op de uitkeringsdatum het opgebouwde kapitaal aan een verzekeraar of aan een pensioenfonds (als de deelnemer daar al pensioen heeft opgebouwd) moeten overdragen zodat de verzekeraar of het pensioenfonds de uitkeringsfase kan verzorgen. Pensioenakkoord Op 4 juni 2010 hebben de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) een akkoord gesloten over de AOW en de aanvullende pensioenen. In het akkoord zijn de twee problemen geschetst waar het Nederlandse pensioenstelsel mee te maken heeft, te weten de stijgende levensverwachting en de onvoldoende schokbestendigheid van het huidige stelsel. Om deze problemen op te kunnen lossen worden in het pensioenakkoord een aantal aanpassingen voorgesteld. Het is uiteindelijk aan de sociale partners om te bepalen hoe daarmee wordt omgegaan. Wat de concrete gevolgen zijn van het pensioenakkoord voor de pensioenfondsen is op dit moment niet te zeggen. Wel kan uit het pensioenakkoord worden afgeleid dat de risico’s steeds meer bij de deelnemers komen te liggen. Het kabinet zal in overleg met de sociale partners nagaan welke aanpassingen in de pensioenwetgeving en in het financieel toetsingskader (zie hierna) nodig zijn om invulling te kunnen geven aan het Pensioenakkoord.
37
Jaarverslag 2010
Aanpassing Financieel Toetsingskader (FTK) In het verslagjaar is het door de Pensioenwet geïntroduceerde FTK geëvalueerd. In de evaluatie worden vier knelpunten binnen het FTK benoemd: • het spanningsveld tussen reële ambitie en nominale zekerheid; • het evenwicht tussen rendement en risico; • de wijze waarop met volatiliteit en marktwaardering wordt omgegaan; • de toereikendheid van de buffers. Het kabinet benadrukt dat naast de mogelijke wijzigingen naar aanleiding van de FTKevaluatie, ook de aanbevelingen van de Commissie Frijns en Goudswaard, die grotendeels zijn neerslag hebben gevonden in het Pensioenakkoord, tot nadere aanpassing van het FTK zullen leiden. Naar verwachting zal de aanpassing van het FTK in 2011 zijn beslag krijgen. Beleidsregel ‘Deskundigheid’ DNB en AFM DNB en AFM hebben in september 2010 een consultatieversie van de vernieuwde beleidsregel ‘Deskundigheid’ gepubliceerd. In de nieuwe beleidsregel worden de deskundigheidseisen verder aangescherpt die moet blijken uit opleiding, werkervaring en competenties. DNB blijft de toetsende instantie. De nieuwe beleidsregel ‘Deskundigheid’ is op 1 januari 2011 in werking getreden en geldt voor nieuwe (kandidaat)bestuursleden. De beleidsregel leidt tot aanpassing van de deskundigheidsplannen van pensioenfondsen. FVP-bijdrageregeling De middelen van Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) worden sinds 1989 gebruikt om de pensioenvoorziening voor werkloze werknemers vanaf 40 jaar tijdelijk voort te zetten. FVP levert op deze manier een bijdrage aan de beperking van de pensioenbreuk als gevolg van werkloosheid. Het bestuur van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft in 2009 besloten de FVP-bijdrageregeling definitief te beëindigen op 1 januari 2011. Dit betekent dat de werknemers van 40 jaar en ouder die vóór 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, onder voorwaarden nog aanspraak op een FVP-bijdrage kunnen maken. De beslissing van het FVP-bestuur is gebaseerd op de meest recente ramingen van de toekomstige vermogensontwikkeling van Stichting FVP. Deze ramingen laten zien dat de geraamde vermogensontwikkeling onvoldoende ruimte laat om de FVP-regeling te verlengen. Het FVP-bestuur heeft tevens besloten, als voorzorgsmaatregel tegen een eventueel vermogenstekort, de betalingen van de FVP-bijdrage van werknemers die in 2010 werkloos worden, op te schorten tot uiterlijk 1 januari 2014 en mogelijk te korten. Werknemers die vóór 1 januari 2010 werkloos zijn geworden, worden in principe niet door deze maatregel getroffen.
38
Jaarverslag 2010
Overgang SAS 70 naar ISAE 3402 (type II) In september 2009 heeft de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) een nieuwe standaard goedgekeurd voor rapportage over interne beheersing van uitbestede activiteiten en certificering door externe accountants. Deze nieuwe standaard ‘International Standard on Assurance Engagements 3402’ (ISAE 3402) zal per 15 juni 2011 de standaard zijn voor rapportage over interne beheersing van uitbestede activiteiten. De SAS 70 standaard zal hiermee verdwijnen. ISAE 3402 bevat geen fundamentele wijzigingen, maar wel een aantal aandachtspunten: • het rapport moet gebaseerd zijn op een risicoanalyse; • het begrip materialiteit wordt geïntroduceerd voor afweging van de bevindingen; • ISAE 3402 vereist een verklaring van het management (TKP voegde deze verklaring al vrijwillig toe aan het SAS 70-rapport).
39
Jaarverslag 2010
6.
Actuariële paragraaf
Actuariële analyse van het resultaat 2010
2009
-71.724 91.437 1.033 10 -283 2
10.009 46.095 -1.741 1 194 12
728
3.515
Resultaat a.g.v. korting aanspraken 2,1% Resultaat andere oorzaken
-18.540 14.680 4.039
-29.787 0 171
Totaal resultaat
21.382
28.469
Resultaat wijziging rentetermijnstructuur Resultaat beleggingsopbrengsten Resultaat premie Resultaat waardeoverdrachten Resultaat kosten Resultaat uitkeringen Resultaat kanssystemen (2009: technisch resultaat) Resultaat a.g.v. aanpassing prognosetafels
Het resultaat in 2010 wordt voornamelijk beïnvloed door de volgende oorzaken:
De toename van de beleggingsopbrengsten; Het resultaat op overlevingsgrondslagen. Voor de waardering van de pensioenverplichtingen zijn per 31 december 2010 de grondslagen aangepast naar de AG Prognosetafel 2010-2060 met toepassing van Towers Watson 2010 ervaringssterfte. Als gevolg van deze wijziging is een verlies opgetreden van 18.540 Korting 2,1%: Om te voldoen aan door DNB gestelde eisen van het kortetermijnherstelplan is in 2010 door het bestuur besloten om alle opgebouwde aanspraken en pensioenrechten per 31 december 2010 met 2,1% te verlagen. Als gevolg van deze korting is een winst opgetreden van 14.680.
De overige resultaten bestaan voornamelijk uit nog te verwerken mutaties per 1 juli 2010, het achterlaten van de FVP voorziening bij AEGON, en de conversie van AEGON naar TKP.
40
Jaarverslag 2010
Kostendekkende premie In de volgende tabel is een overzicht van de kostendekkende premie opgenomen. Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. In de tabel zijn zowel de kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur als de gedempte kostendekkende premie opgenomen. Het verwachte rendement voor de gedempte premie wordt berekend op basis van de gedempte marktrente over 10 jaar. Ook is rekening gehouden met een extra rendement op aandelen van 0,8%. De gemiddelde rente komt hiermee op 5,6%. (bedragen * € 1.000) Kostendekkende premie Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen. Opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen behorende vereist eigen vermogen Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten Actuarieel benodigde premie met betrekking tot de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren) Totaal kostendekkende premie Feitelijke premie
22.310
RTS Gedempt 21.129 14.507
1.902
1.902
1.287
1.287
0 24.318
0 17.696
Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie.
41
Jaarverslag 2010
7.
Besturing en naleving wetgeving
7.1
Algemeen
Bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is belast met het besturen van het fonds en is als zodanig (eind)verantwoordelijk voor alle handelingen die door of namens het fonds worden verricht. De
belangrijkste verantwoordelijkheden van het bestuur zijn: het beheer van het pensioenfonds in de ruimste zin des woords; het uitvoeren van de in het fondsreglement vastgelegde pensioenregeling; het beheersen van de risico’s die aan het voorgaande verbonden zijn; het zorg dragen voor de verslaglegging van het pensioenfonds.
Zowel het algemeen strategisch als het dagelijks beleid wordt vastgesteld door het bestuur bijgestaan door zijn adviseur(s). Het bestuur kan bepalen dat bepaalde aspecten van het dagelijks beleid worden gedelegeerd aan commissies. Op dit moment zijn er twee permanente commissies: 1. beleggingscommissie deze commissie is ingesteld om - bijgestaan door de actuarieel adviseur en de beleggingsadviseur - met de vermogensbeheerders afspraken te maken over het door de vermogensbeheerders te voeren beleggingsbeleid en de uitvoering van dat beleid te monitoren. 2. administratiecommissie deze commissie heeft ten doel toezicht te houden op de kwaliteit en voortgang van de administratieve processen; een specifiek onderdeel daarbij is de behandeling van klachten van aangesloten werkgevers en (gewezen) deelnemers; in deze commissie worden tevens aansluitingskwesties behandeld. In 2009 en 2010 fungeerde tevens de - tijdelijke - transitiecommissie. Deze commissie heeft de overgang van de administratie van AEGON naar TKP begeleid en zal verder toezien op een goede afronding van de gegevensoverdracht van AEGON naar TKP. Het bestuur laat zich bijstaan door een actuarieel adviseur van Towers Watson die het bestuur begeleidt bij alle voorkomende beleidsmatige en andere relevante aangelegenheden. Een beleggingsspecialist van Towers Watson adviseert het bestuur over het vermogensbeheer. Het bestuur heeft een extern accountantsbureau (Ernst & Young Accountants) aangesteld. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de staten voor De Nederlandsche Bank en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een controleverklaring en een accountantsverslag. Daarnaast is een waarmerkend actuaris (van Towers Watson) aangesteld, die jaarlijks een actuarieel verslag opstelt, voorzien van een actuariële verklaring.
42
Jaarverslag 2010
Deelnemersraad, verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Naast het bestuur, kent het pensioenfonds een deelnemersraad en een verantwoordingsorgaan. De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen. Het bestuur legt (ten minste één keer per jaar) verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid. Ten aanzien van het intern toezicht – dat is voorgeschreven door de in de Pensioenwet verankerde Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur - geldt dat het bestuur heeft gekozen voor een externe visitatiecommissie. De visitatiecommissie zal ten minste één keer per drie jaar het functioneren van het pensioenfonds en het bestuur kritisch bezien. De werking van de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan en de visitatiecommissie komt in hoofdstuk 8.4 aan de orde.
7.2
Organisatie en uitvoering
Het pensioenfonds heeft de volgende kerntaken uitbesteed: Het bestuur heeft de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP Pensioen en het vermogensbeheer – met uitzondering van het aandelenbeheer - uitbesteed aan AEGON Levensverzekering N.V. die als herverzekeraar optreedt. Binnen de AEGON-organisatie wordt het beheer van de beleggingen uitgevoerd door AEGON Investment Management B.V. De condities van de uitbesteding zijn vastgelegd in een met de betreffende uitbestedingsorganisatie afgesloten overeenkomst en de bijbehorende Service Level Agreement. De contractuele voorwaarden zijn zodanig van aard dat het risico voor de herverzekerde verplichtingen nagenoeg geheel bij het pensioenfonds ligt. Het beheer van de aandelenportefeuille is uitbesteed aan AllianceBernstein Luxembourg S.A. De werkzaamheden inzake actuariële berekeningen zijn door het pensioenfonds uitbesteed aan TKP en Towers Watson. Aangezien: de administratie en het vermogensbeheer volledig zijn uitbesteed; het bestuurssecretariaat wordt gevoerd met ondersteuning van de administrateur; het pensioenfonds geen personeel in dienst heeft; heeft het pensioenfonds zelf geen administratieve organisatie opgezet. De administrateur heeft zijn organisatie zodanig ingericht dat het bestuur kan beschikken over vaste aanspreekpunten. Ook voor wat betreft de communicatie richting aangesloten werkgevers en (gewezen) deelnemers maakt het fonds gebruik van de diensten van de administrateur. Daartoe zijn bij de administrateur afzonderlijke telefoonlijnen beschikbaar voor werkgevers- en deelnemersvragen.
43
Jaarverslag 2010
7.3
Bestuursaangelegenheden
Het bestuur houdt op een zodanige wijze toezicht op de uitbestede werkzaamheden dat het bestuur de bedrijfsprocessen op een adequate wijze kan (blijven) beheersen. In het verlengde hiervan is het bestuur verantwoordelijk voor het uitvoeren van controlemaatregelen gericht op het adequaat beheersen van alle voorkomende bedrijfsprocessen, met inbegrip van een juiste en volledige registratie en verslaglegging van de gegevens van het pensioenfonds. Als uitvloeisel van die verantwoordelijkheid wordt gestuurd op het zoveel mogelijk beperken van risico’s die samenhangen met uitbestede processen. Het voltallige bestuur vergadert in beginsel ten minste vier keer per jaar om alle voorkomende aangelegenheden te bespreken en om te bezien of de voortgang van de processen naar behoren verloopt. Onderdeel van deze algemene controle is een beschouwing van de financiële positie van het pensioenfonds. Voor wat betreft de controle op de administratie en het vermogensbeheer, laat het bestuur de administrateur en de vermogensbeheerders verantwoording afleggen onder meer door middel van het periodiek verstrekken van rapportages en overzichten. De controle op de juistheid van de door de aangesloten werkgevers aangeleverde gegevens gebeurt door de werkgevers jaarlijks een assurance rapport te laten overleggen omtrent de juistheid en volledigheid van de aangeleverde deelnemergegevens. Deze controle wordt uitgevoerd door de administrateur die daarover rapporteert aan het bestuur.
7.4
Goed pensioenfondsbestuur
Het bestuur van het pensioenfonds streeft als eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de pensioenregeling naar een optimale kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid met betrekking tot die uitvoering. Het bestuur onderschrijft dan ook de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance, hierna PFG) die zijn verankerd in de Pensioenwet (PW) en heeft deze principes geïncorporeerd in de organisatie van het pensioenfonds. Hieronder volgt een beschrijving op welke wijze het bestuur invulling heeft gegeven aan de diverse principes. Transparantie, communicatie en openheid De kern van dit PFG-onderdeel is dat het bestuur aan zijn belanghebbenden op een heldere wijze laat zien hoe het bestuur omgaat met zijn rol en inzicht biedt in het gevoerde beleid. Binnen het bestuur moet een zodanig niveau van kennis en ervaring aanwezig zijn dat het pensioenfonds op alle aspecten adequaat bestuurd c.q. aangestuurd wordt. Het bestuur heeft een communicatieplan dat de basis vormt voor het communicatiebeleid dat het pensioenfonds voert richting de verschillende doelgroepen van het fonds: te weten de bij het pensioenfonds aangesloten werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het jaarverslag wordt aan alle aangesloten werkgevers gezonden om ter inzage te worden gelegd voor de deelnemers. Het jaarverslag wordt gedeponeerd bij het handelsregister.
44
Jaarverslag 2010
Belanghebbenden kunnen het jaarverslag, de statuten en het fondsreglement bij de administrateur van het fonds opvragen. Deze documenten zijn eveneens te raadplegen via de website van het fonds. Bestuur Integere bedrijfsvoering Het beleid van het bestuur is gericht op een integere bedrijfsvoering, dit houdt onder meer in: een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) bij de uitbestedingspartners; een analyse en beheersing van integriteitsrisico’s; het voorkomen van belangenverstrengeling; een (duurzame) beheersing van (financiële) risico’s. Deze zaken zijn onder meer vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), de gedragscode van het pensioenfonds, het compliance program en in het jaarverslag. Deelnemersraad Het pensioenfonds heeft een deelnemersraad. Deze raad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen, maar in ieder geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot een aantal in de Pensioenwet vastgelegde zaken, waaronder de vaststelling van het toeslagbeleid, een eventueel herstelplan en het jaarverslag. De deelnemersraad bestaat uit drie leden: twee vertegenwoordigers namens de geleding actieve deelnemers en een vertegenwoordiger namens de geleding pensioengerechtigden. Verantwoordingsorgaan Het pensioenfonds kent tevens een verantwoordingsorgaan waaraan het bestuur (ten minste één keer per jaar) verantwoording aflegt over het gevoerde beleid. In dit verantwoordingsorgaan zijn de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de bij het pensioenfonds aangesloten werkgevers evenredig vertegenwoordigd. Onder andere om redenen van het beheersbaar houden van het bestuursproces, heeft het bestuur in overleg met de betrokkenen besloten om de bemensing van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad te laten bestaan uit een personele unie (voor wat de betreft de vertegenwoordiging namens de actieve deelnemers en de pensioengerechtigden). Op die wijze kan overleg worden gecombineerd waar het overlap in taken tussen beide organen betreft. Formeel gezien zullen die taken overigens gescheiden worden gehouden. In hoofdstuk 7.4.2 van dit jaarverslag wordt het oordeel van het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur hierop weergegeven. Intern toezicht Intern toezicht betreft het kritisch bezien van het functioneren van het bestuur van het fonds door deskundigen. Het bestuur heeft voor de inrichting van het interne toezicht gekozen voor een visitatie-commissie. Deze commissie zal bestaan uit drie onafhankelijke leden die door het bestuur worden benoemd. Ten minste eens in de drie jaar zal de visitatiecommissie het functioneren van het fonds en het bestuur doorlichten. De bevindingen van de commissie zullen worden opgenomen in het desbetreffende jaarverslag van het pensioenfonds.
45
Jaarverslag 2010
De leden van de visitatiecommissie worden door het bestuur aangesteld voor de duur van de desbetreffende visitatieronde die voor de eerste maal in de eerste helft van 2010 is uitgevoerd. Deskundigheidsbevordering Ieder pensioenfondsbestuur moet beschikken over een deskundigheidsplan. Dit plan dient om inzicht te krijgen in het deskundigheidsniveau van het bestuur zowel op collectief als op individueel niveau en om te bepalen of het bestuur op een bepaald gebied deskundigheid mist en derhalve eventueel nog specifieke opleiding nodig heeft. Het bestuur van het pensioenfonds beschikt over een deskundigheidsplan dat is gebaseerd op het “Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering” van de koepels (de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en de Unie van Beroepspensioenfondsen). In dit plan is per bestuurslid aangegeven in welke mate deskundigheid aanwezig is en of op een bepaald terrein vergroting van de deskundigheid noodzakelijk is. Het bestuur bepaalt hierin zelf hoe het benodigde deskundigheidsniveau zal worden bereikt. Het deskundigheidsplan wordt jaarlijks besproken en zonodig aangepast. Overigens beschikt het bestuur in zijn totaliteit over voldoende deskundigheid om het pensioenfonds op adequate wijze aan te sturen. Vergoedingsregeling De bestuursleden ontvangen vacatiegeld voor het deelnemen aan bestuursvergaderingen en aan andere bijeenkomsten waar hun aanwezigheid gewenst is. Reis- en verblijfskosten door de bestuursleden in de uitoefening van hun functie gemaakt, worden vergoed. Voor de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan geldt dezelfde vergoedingsregeling als voor het bestuur. Klachten- en geschillenprocedure Het pensioenfonds heeft een klachten- en geschillenregeling opgesteld. Klachten kunnen – in eerste instantie - worden ingediend bij de administrateur van het fonds en geschillen kunnen worden voorgelegd aan een geschillencommissie. Klachten betreffen de uitvoering van de pensioenregeling. Geschillen gaan over de interpretatie van regelingen en afspraken. De klachten- en geschillenregeling is afgeleid van de klachten- en geschillenregeling die de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen heeft ontworpen.
46
Jaarverslag 2010
7.4.1
Verslag van de visitatiecommissie
De visitatiecommissie, die bestaat uit de heren Jeroen Tuijp, Bert Smith en Raimond Siebesma, heeft in het derde kwartaal van 2010 de eerste visitatie bij de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat afgerond. De visitatiecommissie heeft zich een oordeel gevormd over het functioneren van het bestuur en het fonds vanuit de vijf aspecten die de STAR voor het intern toezicht heeft geformuleerd: De beleids- en bestuursprocedures; De beleids- en bestuursprocessen; De checks & balances; De wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; De wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Bij het formuleren van het oordeel heeft de commissie zich gebaseerd op de verstrekte informatie en de inhoud van 7 interviews gehouden op 7 juni 2010 met diverse bij het Fonds betrokken personen. De visitatiecommissie heeft haar werkzaamheden in een zeer plezierige en coöperatieve sfeer kunnen verrichten en heeft de openheid in de interviews zeer op prijs gesteld. De visitatiecommissie is zich bewust van het feit dat haar waarneming een momentopname is, vanuit een specifieke invalshoek en gebaseerd op per definitie beperkte informatie. Binnen dat kader is de visitatiecommissie zo zorgvuldig mogelijk te werk gegaan. De visitatiecommissie is tot het volgende oordeel gekomen De algemene indruk van de visitatiecommissie is dat het bestuur op actieve wijze het Fonds bestuurt en anticipeert op de voor het Fonds relevante ontwikkelingen en dat zij voldoende controle heeft op de processen, de procedures en de uitbestede taken. Procedureel heeft het fonds de zaken goed op orde en voldoet aan de principes voor goed pensioenfondsbestuur Het fonds wordt geleid door een integer, deskundig en gemotiveerd bestuur dat wordt bemand door professionele en betrokken bestuurders. Het bestuur behartigt naar het oordeel van de visitatiecommissie de verschillende bij het fonds betrokken belanghebbenden op evenwichtige wijze en maakt waar nodig gebruik van externe professionals op administratief, actuarieel en beleggingsgebied. Hoewel de organisatorische randvoorwaarden voor een adequaat planning & controlmodel aanwezig zijn kan dit model naar het oordeel van de visitatiecommissie mede op basis van een integrale risicoanalyse verder ontwikkeld worden. Het bestuur gaat op een verantwoorde wijze om met de risico’s van het fonds en heeft in het afgelopen jaar een goede basis gelegd voor het periodiek monitoren van de risico’s op lange termijn. De visitatiecommissie heeft een aantal aanbevelingen geformuleerd die onder andere de vastlegging van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van commissies, de compliance functie, het integriteitsbeleid, de deskundigheidsbevordering, de rol en de adviesrechten van verantwoordingsorgaan en deelnemersraad, het planning & controlmodel en het risicomanagement betreffen.
47
Jaarverslag 2010
Reactie van het bestuur Het bestuur is de visitatiecommissie erkentelijk voor de heldere rapportage en de wijze waarop de commissie haar werkzaamheden heeft uitgevoerd en gepresenteerd. Het bestuur hecht eraan te melden dat het concept-visitatierapport uitvoerig is besproken met de visitatiecommissie en dat dit de kwaliteit van het eindrapport ten goede is gekomen. Het doet het bestuur deugd dat de algemene bevinding van de visitatiecommissie de beleving van het bestuur onderschrijft, namelijk dat het bestuur voldoende controle heeft op processen, procedures en uitbestede taken. De aanbevelingen die de visitatiecommissie noemt, worden door het bestuur in 2011 nader besproken. Het bestuur neemt in 2011 acties om de aanbevelingen om te zetten in verbeteringen.
7.4.2
Verslag van het verantwoordingsorgaan (incl. reactie bestuur)
Algemeen Het verantwoordingsorgaan voor de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat is met ingang van 1 januari 2008 ingesteld. Dit is het derde verslag van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan (hierna ook te noemen: VO) over het beleid en de wijze waarop het beleid is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de principes voor goed Pensioenfondsbestuur zoals deze zijn verankerd in de pensioenwet. Als gevolg van de regelgeving heeft het VO de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid evenals over de beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt met het bestuur besproken en vervolgens in het betreffende jaarverslag opgenomen. Voorts heeft het VO een adviesrecht ten aanzien van: - het vaststellen en wijzigen van de vergoedingen van bestuursleden; - het wijzigen van het beleid ten aanzien van het VO; - de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht; - het vaststellen van een interne klachten- en geschillenprocedure; - het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. De contacten van het VO met het bestuur beperkten zich in voorgaande jaren tot de bespreking van het jaarverslag. In 2010 heeft het VO op haar verzoek twee maal met het bestuur plezierig en open gesproken over de governance binnen het fonds alsmede over de kortingsmaatregelen die aan het fonds werden opgelegd en de wijze waarop deze kortingsmaatregelen aan de deelnemers zouden worden gecommuniceerd. Ten aanzien van de kortingsmaatregelen is het VO van mening dat het bestuur van het fonds door de toezichthouder DNB en de Minister van Sociale Zaken niet in staat is gesteld om de deelnemers tijdig passend te informeren. Het VO heeft met verbazing geconstateerd dat
48
Jaarverslag 2010
Minister en toezichthouder eerst in algemene zin de media hebben geïnformeerd alvorens openheid van zaken aan het fonds te geven. Daardoor is nodeloos onrust ontstaan. Het VO hoopt dat toezichthouder en Minister in de toekomst met meer respect voor bestuur en deelnemers van het fonds zullen handelen. Bevindingen Het VO heeft op 6 juni 2011 het (concept) jaarverslag met het bestuur in aanwezigheid van actuaris en accountant op constructieve wijze besproken. Daarbij is ondermeer gekeken naar de mogelijkheid om door middel van nauwkeuriger planning en goede afstemming bereikt kan worden dat het VO meer tijd beschikbaar krijgt om indien en voor zover zij dit nodig of wenselijk acht eventueel vooraf overleg te voeren met (externe) accountant en/of actuaris. Het VO heeft er vertrouwen in dat alle betrokkenen (waaronder ook zijzelf) met dit aspect bij de totstandkoming van een volgend jaarverslag rekening zullen houden en elkaar zo nodig over en weer vooraf zullen informeren. Zonder de gemiddelde deelnemer te kort te doen vindt het VO het jaarverslag door het technische karakter moeilijk leesbaar. Het VO beveelt het bestuur aan om toekomstige jaarverslagen leesbaarder te maken dan wel een hoofdstuk toe te voegen waarin op begrijpelijke, niet technische wijze een uitleg voor de deelnemers wordt gegeven. Het stemt hoopvol dat deze gedachte ook bij bestuur en administrateur weerklank vindt en dat hieraan aandacht wordt besteed. Inhoudelijk is het VO verheugd dat de dekkingsgraad een zeker herstel heeft vertoond. Het VO heeft met het bestuur stil gestaan bij de wijziging van het beleggingsbeleid en in het bijzonder wat betreft de vermindering van de weging van de aandelenportefeuille. Het maken van keuzes heeft altijd gevolgen voor toekomstige ontwikkelingen, hetzij in positieve, hetzij in negatieve zin. Het VO is daarbij van mening dat bestuur en beleggingscommissie deze lastige beslissing, gelet op de gegeven omstandigheden, op zorgvuldige wijze hebben genomen. Overigens begrijpt het VO dat bestuur en beleggingscommissie te allen tijde bereid zijn om eventuele wijzigingen in het beleggingsbeleid met haar te bespreken. Het VO heeft kennisgenomen van het feit dat het afgelopen jaar een visitatie door externe deskundigen heeft plaats gevonden. In het jaarverslag worden de conclusies van de visitatiecommissie gememoreerd. Het is plezierig dat de visitatiecommissie tot een positief oordeel betreffende de wijze van bestuur van het fonds komt. Het VO heeft voor zover zij kan nagaan geen kopie van het verslag van de visitatiecommissie ontvangen maar begrijpt uit het overleg met bestuur en administrateur dat dit op een omissie berust. De aanbevelingen en conclusies ook ten aanzien van haar eigen functioneren en rol zijn het VO dan ook niet bekend. Het VO had graag gezien dat de deelnemers in het jaarverslag uitgebreider zouden zijn geïnformeerd over de conclusies van de visitatiecommissie. In 2010 is door het fonds - op bevel van de toezichthouder - een korting op de door het fonds uit te keren pensioenen doorgevoerd. Over deze korting heeft het bestuur overlegd met deelnemersraad en VO. Het VO is het met het bestuur eens dat - gezien het voorzichtige herstel - de kortingsmaatregel op dat moment nog achterwege had kunnen blijven. Echter het
49
Jaarverslag 2010
beleid van de toezichthouder gaf geen andere keus. Het verantwoordingorgaan heeft waardering voor en geeft het bestuur complimenten met betrekking tot de intensieve persoonlijke communicatie vanuit het fonds naar de deelnemers in verband met de korting op de pensioenen; het heeft in het bijzonder met genoegen kennis genomen van het feit dat men de moeite heeft genomen om de vragen van deelnemers door middel van persoonlijk telefonisch contact te beantwoorden. Het VO heeft voorts op basis van de stukken welke het VO ter beschikking heeft gekregen de volgende formele bevindingen: Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Het bestuur is er volgens het VO voldoende in geslaagd de principes voor goed pensioenfondsbestuur te vertalen naar het fonds. Wetgeving en reglementen Het bestuur houdt zich op een correcte wijze aan de geldende wet- en regelgeving, de reglementen en de statuten van het pensioenfonds. Toeslagbeleid/premiebeleid/beleggingsbeleid/risicobeleid Mede in verband met de moeilijke financiële positie van het fonds heeft het bestuur adequate beslissingen genomen. Het VO is op een correcte manier geïnformeerd. Financiële positie van het pensioenfonds De financiële positie van het pensioenfonds komt tot uitdrukking in de zogeheten dekkingsgraad, die de verhouding aangeeft tussen enerzijds het pensioenvermogen en anderzijds de technische voorzieningen, te weten de Voorziening Pensioenverpichtingen (VPV) en overige technische voorzieningen. Het pensioenvermogen is daarbij de som van de technische voorzieningen en het vermogen van het pensioenfonds. De dekkingsgraad bedraagt ultimo 2010 96,9% (2009: 93 %). Deze te lage dekkingsgraad baart het VO zorgen; deze zorg wordt gedeeld met het bestuur dat al het mogelijke in het werk stelt om voor verbetering te zorgen. Oordeel Op grond van het voorgaande komt het VO tot het oordeel dat: - het bestuur de door de wet voorgeschreven informatie aan het VO heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen; - het handelen van het bestuur in 2010 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen - het bestuur in 2010 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij er naar gestreefd is de belangen van alle betrokkenen te borgen; - het bestuur de noodzakelijke beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt.
50
Jaarverslag 2010
Aanbevelingen Het jaarverslag is naar de mening van het VO noodzakelijk nogal technisch van aard. Het VO heeft het bestuur aanbevolen in volgende jaarverslagen voor de leesbaarheid voor de deelnemers een verkorte weergave zonder technische termen op te nemen. Tot slot wil het VO haar waardering uitspreken over het gevoerde bestuursbeleid in het jaar 2010 en spreekt zij tevens de wens uit dat deze lijn in de toekomst wordt voortgezet.
Reactie bestuur op oordeel Verantwoordingsorgaan Het bestuur spreekt waardering uit voor de open en constructieve sfeer waarin de contacten met het Verantwoordingsorgaan gedurende dit bijzondere jaar zijn verlopen. Het heeft kennis genomen van de bevindingen, de aanbevelingen en het oordeel van het verantwoordingsorgaan en dankt het verantwoordingsorgaan voor de waardering van het bestuursbeleid over 2010. Het bestuur neemt in 2011 acties om te bezien hoe om te gaan met de bevindingen en aanbevelingen.
51
Jaarverslag 2010
7.5
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
Het pensioenfonds heeft te maken met twee externe toezichthouders. AFM (de Autoriteit Financiële Markten) voor het zogeheten gedragstoezicht en DNB (de Nederlandsche Bank) voor het prudentiële toezicht. Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving. In het boekjaar is een herstelplan van toepassing vanwege een dekkingstekort. Een toelichting op het herstelplan is opgenomen in de financiële paragraaf in dit verslag. Ook zijn door DNB de statuten en reglementen integraal getoetst. Dit heeft geleid tot het verfijnen van de reglementen en de statuten (bij de eerstvolgende revisie). Aanwijzingen, dwangsommen en/of boetes Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds door de toezichthouder geen dwangsommen of boetes opgelegd. Evenmin zijn door de toezichthouder aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheiduitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder.
7.6
Gedragscodes
Het bestuur heeft in 2010 een Gedragscode vastgesteld. De heer mr. A.J.A. Marks is daarbij benoemd tot compliance officer. Over het verslagjaar heeft de compliance officer verslag gedaan en de gedragscodes van de verbonden personen opgevraagd. Op basis van zijn onderzoek is vastgesteld dat er in 2009 geen overtredingen van de gedragscode zijn geconstateerd; de gedragscode is door de betrokkenen nageleefd. Van alle uitbestedingsrelaties zijn de gedragscodes opgevraagd, geanalyseerd en akkoord bevonden.
7.7
Geschillencommissie
In 2010 zijn er geen geschillen voorgelegd aan de geschillencommissie.
7.8
Statutenwijziging
In 2010 zijn er geen wijzigingen in de statuten doorgevoerd.
7.9
Verplichtstelling en vrijstellingsbeleid
Vanaf 11 maart 2006 geldt de verplichting tot deelneming voor: Elke werknemer van 18 tot en met 64 jaar, met uitzondering van een notaris of kandidaatnotaris, die – op basis van een arbeidsovereenkomst gesloten met (een) notaris(sen) dan wel een vennootschap waarvan één of meer notarissen direct of indirect vennoot of
52
Jaarverslag 2010
aandeelhouder zijn – in hoofdzaak werkzaamheden verricht voor een notaris, of een waarnemer van een notaris, in Nederland. Het bestuur ziet geen redenen tot een aanpassing van de verplichtstelling. Het pensioenfonds voert een terughoudend beleid waar het verzoeken om vrijstelling van de verplichting tot deelneming betreft. Het belang van het draagvlak van het pensioenfonds wordt altijd zorgvuldig afgewogen tegen het belang van de om vrijstelling vragende partij. In 2010 zijn geen verzoeken om vrijstelling ingediend. Garderen, 14 juni 2011 Namens het bestuur, A.B.M. Baakman werknemersvoorzitter
J.P. Loof werkgeversecretaris
53
Jaarverslag 2010
Jaarrekening
54
Jaarverslag 2010
8.
Jaarrekening
8.1
Balans
Bedragen x € 1.000 ACTIVA Beleggingen Vorderingen en overlopende activa Overige activa
[1] [2] [3]
TOTAAL ACTIVA
31-12-2010
31-12-2009
662.534 2.251 2.138
575.068 2.503 2.202
666.923
579.773
-21.512 687.610 825
-42.894 616.464 6.203
666.923
579.773
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Overige schulden en overlopende passiva
[4] [5] [6]
TOTAAL PASSIVA
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 63.
55
Jaarverslag 2010
8.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen Beleggingsresultaten Overige baten
[7] [8] [9]
Totaal baten
2010
2009
22.310 91.437 1.019
25.334 46.136 445
114.766
71.915
20.578 1.642
18.974 1.475
LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Onttrekking voor uitvoeringskosten - Onttrekking voor pensioenuitkeringen - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting - Wijziging grondslagen
[10] [11] [12] 20.273 0 7.901 63.823 -26 -355 -20.580 -4.077 18.540 -14.680
- Rechtenkorting
26.580 301 15.451 -25.460 430 -1.028 -18.986 -3.515 29.787 0 70.819 327 16 2
23.560 -174 -431 42
Totaal lasten
93.384
43.446
Saldo van baten en lasten
21.382
28.469
Mutatie overige technische voorzieningen Saldo overdrachten van rechten Overige lasten
[13] [14] [15]
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 79.
56
Jaarverslag 2010
8.3
Kasstroomoverzicht
Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Waardeovernames Overig
2010
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Pensioenuitvoeringskosten
2009
17.642 1 1.014 18.657
27.789 87 0 27.876
20.553 17 2.120 22.690
19.348 0 866 20.214
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
-4.033
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten vermogensbeheer
7.662
97.527 163.358 260.885
-7.266 302.686 295.420
253.086 0 253.086
-307.064 159 -306.905
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
7.799
-11.485
Netto kasstroom
3.766
-3.823
Mutatie liquide middelen
3.766
-3.823
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
-870 2.896
2.953 -870
57
Jaarverslag 2010
8.4
Toelichting op de jaarrekening
8.4.1
Algemeen
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De jaarrekening is opgesteld in euro’s. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op marktwaarde. De overige activa en passiva worden gewaardeerd op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen, waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
8.4.2
Waarderings- en berekeningsgrondslagen
Schattingen en veronderstellingen Bij toepassing van de grondslagen en de regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het bestuur van het pensioenfonds zich verschillende oordelen en maakt schattingen die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de betreffende jaarrekeningposten. Schattingswijziging overlevingskansen De publicatie van de nieuwe AG-prognosetafels eind augustus 2010 heeft geleid tot een aanpassing in de schatting van overlevingskansen ten opzichte van 2009. Bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen ultimo 2010 is gebruik gemaakt van de nieuwe AGgeneratietafel 2010-2060. De sterftekansen zijn vervolgens aangepast door toepassing van Towers Watson ervaringssterfte 2010. De gewijzigde grondslagen (van AG Prognosetafel 20052050 met WW 2008 ervaringssterfte naar AG Prognosetafel 2010-2060 met TW 2010 ervaringssterfte) leiden per ultimo 2010 tot een toename van de TV met 7,4%. In de TV per ultimo 2009 was reeds, vooruitlopend op de verwachte verzwaring van de grondslagen, een opslag van 4,5% van de totale voorziening voor risico pensioenfonds opgenomen. De stijging van de TV ultimo 2010 bedroeg hierdoor per saldo nog circa 2,8%. De aanpassing van de grondslagen is in het cijfermateriaal toegepast per 31 december 2010, nadat het bestuur in de decembervergadering heeft besloten om de nieuwe grondslagen te gaan gebruiken. De wijziging van de ervaringssterfte vanuit leeftijdsafhankelijke- naar Towers Watson ervaringssterfte zorgt, op grondslagen per einde 2010 voor een daling van de voorziening met 0,2%. De opslag bedroeg over 2009 4,7% en daalt naar 4,5% bij toepassing van TW 2010 ervaringssterfte.
58
Jaarverslag 2010
Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Valuta Activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen marktwaarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De slotkoersen van de belangrijkste valuta per 31 december zijn (afgerond):
US dollar Britse pond Japanse yen 8.4.2.1
2010 0,745 1,167 0,009
2009 0,697 1,126 0,007
Specifieke grondslagen
Beleggingen Participaties in beleggingsfondsen Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen, worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen, zijnde tegen marktwaarde. Bepaling marktwaarde AEGON Beleggingsfondsen De beleggingen in participaties van AEGON beleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde van de participatie. Deze waarde wordt elke dag dat de Nederlandse beurs open is vastgesteld, met uitzondering van het AEGON Hypothekenfonds waarvan de waarde eens per maand wordt vastgesteld. De AEGON beleggingsfondsen beleggen in aandelen, obligaties, derivaten, futures, vastgoed, grondstoffen en alternatives zoals Hedge funds en private equity. De marktwaarde van deze onderliggende beleggingen vindt plaats tegen beurskoers of, bij gebrek daaraan, tegen taxatiewaarde aan de hand van het meest actuele jaarbericht of andere recente informatie. De waardering van de beleggingen wordt bepaald aan de hand van gegevens die door een onafhankelijke partij worden aangeleverd.
59
Jaarverslag 2010
Resultaatverantwoording Alle gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten worden direct in de staat van baten en lasten verantwoord. Vastgoedbeleggingen Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen de marktwaarde, zijnde de reële waarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichtte taxaties. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Resultaten door en wijziging in de marktwaarde worden in de staat van baten en lasten verantwoord. Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico, oninbaarheid) en de looptijd. Indien geen betrouwbare schatting van de marktwaarde van de vastrentende waarden is te maken, worden vastrentende waarden gewaardeerd op kostprijs. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op marktwaarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Het pensioenfonds maakt gebruik van de volgende instrumenten: - AEGON Long Duration Overlay Fund - AEGON Tactical Intrest Overlay Fund - AEGON Global TAA+ Fund Overige beleggingen De overige beleggingen betreffen participaties in beleggingsinstellingen die niet in een beleggingscategorie zijn in te delen. Deze beleggingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. Indien geen betrouwbare schatting van de marktwaarde van deze beleggingen is te maken, worden deze gewaardeerd op kostprijs.
60
Jaarverslag 2010
Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk wordt op de vorderingen en overlopende activa een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende fondsreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of er een toeslag op de opgebouwde pensioenaanspraken wordt verleend. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling van betaling wegens arbeidsongeschiktheid is verleend. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
De rentevoet is de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per 31 december 2010. De sterftekansen zijn ontleend aan de overlevingstafels AG generatietafel 2010-2060 rekening houdend met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door toepassing van de Towers Watson 2010 ervaringssterfte. Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op drie jaar gesteld (man ouder dan vrouw) Het nabestaandenpensioen is gebaseerd op de gehuwdheidsfrequentie GBM/V 19851990. Tot de ingang van het ouderdomspensioen worden deze frequenties voor de vaststelling van de basistarieven voor het partnerpensioen vermenigvuldigd met 1,04. Vanaf de ingang van het ouderdomspensioen wordt voor de vanaf 1 januari 1999 geldende pensioenregeling overgegaan op het systeem bepaalde man/vrouw de voorziening pensioenverplichtingen wordt verhoogd met een kostenvoorziening van 1,75% van de voorziening pensioenverplichtingen. Er geldt ten behoeve van het latent wezenpensioen een opslag van 5% over het nog niet ingegaan nabestaandenpensioen van actieven, arbeidsongeschikten en slapers.
61
Jaarverslag 2010
Overige technische voorzieningen Het spaarfonds gemoedsbezwaarden Het totaal aan ingelegde bijdragen inclusief interest ten behoeve van deelnemers die als gemoedsbezwaarden staan geregistreerd. De gereserveerde gelden worden elk jaar verhoogd met het gemiddelde rendement op beleggingen (mits positief). Voorziening voor toekomstige schadegevallen Conform RJ610 (artikel 259) wordt vanaf 2007 een voorziening opgenomen voor “zieke deelnemers”. Vanwege de wachttijd van 2 jaar in de WIA is deze voorziening vastgesteld op 2 maal de opslag voor arbeidsongeschiktheid in de bruto premie. 8.4.2.2
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
62
Jaarverslag 2010
8.4.3
Toelichting op de balans 2010
2009
[1] Balanswaarde van de beleggingen Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten (debet) Overige beleggingen Beleggingsvorderingen en –schulden Totaal
165.357 419.299 11.617 47.562 17.910 789 662.534
151.314 333.859 9.192 70.541 13.273 -3.111 575.068
Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
151.314 146 0 13.897 165.357
99.795 174.467 -151.768 28.820 151.314
Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
333.859 212.841 -130.881 3.480 419.299
342.633 86.149 -114.271 19.348 333.859
Vastgoed Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
9.193 2.377 0 47 11.617
10.859 557 0 -2.224 9.192
Derivaten Stand begin boekjaar Herallocatie Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Saldo einde boekjaar
70.541 0 34.403 -31.187 -26.195 47.562
61.869 21.982 24.618 -21.440 -16.488 70.541
Bedragen x € 1.000
ACTIVA
63
Jaarverslag 2010
Overige beleggingen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Beleggingsvorderingen en – schulden Lopende intrest liquide middelen Nog te betalen beleggingsbedragen Te vorderen dividendbelasting Liquide middelen (t.a.v. beleggingen) Saldo einde boekjaar [2] Vorderingen en overlopende activa Te vorderen premies Te vorderen technisch resultaat Te vorderen pensioenuitkeringen Overige vorderingen Vooruitbetaalde kosten Nog te vorderen bank Totaal
2010
2009
13.273 3.320 -1.290 2.608 17.911
5.749 20.863 -15.233 1.894 13.273
0 0 31 758 789
0 -137 98 -3.072 -3.111
1.888 0 182 169 9 3 2.251
1.083 1.234 182 0 0 4 2.503
Het technisch resultaat over 2010 is in het depotverslag 2010 vastgesteld op € 1,2 mln en wordt nog gecontroleerd. [3] Overige activa ING bank 1.962 176 ABN AMRO Bank Totaal 2.138 De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves [4] Algemene reserve Stand begin boekjaar Resultaat boekjaar Stand einde boekjaar
64
2.000 202 2.202
2010
2009
-42.894 21.382 -21.512
-71.363 28.469 -42.894
Jaarverslag 2010
De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt 96,9% per 31 december 2010. De vermogenpositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als een positie met een dekkingstekort. Eind maart 2009 heeft het pensioenfonds zijn korte termijn herstelplan ingediend bij de Nederlandsche Bank. Het pensioenfonds heeft gekozen voor een hersteltermijn van vijf jaar om op de dekkingsraad van 105% uit te komen. Overigens blijft de hersteltermijn om het vereist eigen vermogen te bereiken vijftien jaar. Het herstelplan bevat de volgende maatregelen: Vanaf 2009 wordt een extra premiebijdrage gedurende de herstelperiode van 2 procentpunt van de pensioengrondslagsom geheven, waarmee de premie in de herstelperiode op 20% van de pensioengrondslag is gebracht. Per 1 januari 2009 is een verlaging van het belang in aandelen van 35% naar 27,5% doorgevoerd. Per 1 oktober 2008 is de duration van de bezittingen volledig in overeenstemming gebracht met de duration van de verplichtingen (waarmee het renterisico volledig is afgedekt). Het toeslagbeleid is aangepast. De geformuleerde ambitie in het fondsreglement is aangepast van 100% naar 50% van de prijsindex. Met deze maatregelen heeft het pensioenfonds – op basis van de gehanteerde aannames voldoende herstelkracht om binnen 15 jaar het gewenste vereiste vermogen te bereiken (op basis van de nieuwe beleggingsmix en de marktrente per eind 2008 is de bijbehorende dekkingsgraad 110%). In het eind maart 2009 ingediende herstelplan boden deze maatregelen – uitgaande van de omstandigheden ultimo 2008 – echter onvoldoende herstelkracht om binnen 5 jaar een dekkingsgraad van 105% te bereiken4. Dit heeft erin geresulteerd dat het pensioenfonds gebruik heeft moeten maken van de noodmaatregel om de opgebouwde pensioenrechten en/of ingegane pensioenen te korten.
4
Het minimum vereist eigen vermogen later op 104,3% vastgesteld
65
Jaarverslag 2010
[5] Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen Spaarfonds gemoedsbezwaarden Voorziening toekomstige schadegevallen Totaal Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds Stand begin boekjaar - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Onttrekking voor uitvoeringskosten - Onttrekking voor pensioenuitkeringen - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting - Wijziging grondslagen - Rechtenkorting Stand einde boekjaar
2010
2009
684.388 130 3.092 687.610
613.569 129 2.766 616.464
613.569 20.273 0 7.901 63.823
590.009 26.580 301 15.451 -25.460
-26 -355 -20.580
430 -1.028 -18.986
-4.077 18.540 -14.680 684.388
-3.515 29.787 0 613.569
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 3,4%. De voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: Actieve deelnemers 267.006 255.778 Arbeidsongeschikte deelnemers 36.732 26.973 Gewezen deelnemers 126.858 91.617 Pensioengerechtigden 253.792 239.201 Totaal 684.388 613.569 Spaarfonds gemoedsbezwaarden Stand begin boekjaar Rentetoevoeging Stand einde boekjaar
129 1 130
66
Jaarverslag 2010
118 11 129
Overige technische voorzieningen Stand begin boekjaar Vrijval Dotatie Stand einde boekjaar
2.766 0 326 3.092
2.951 -185 0 2.766
Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,25% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan 12 maandsalarissen plus vakantiegeld onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is vanaf de leeftijd van 18 jaar. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. [6] Overige schulden en overlopende passiva Schulden herverzekering Vooruitontvangen premies Vooruitontvangen overgenomen pensioenverplichtingen Nog af te dragen loonheffing Nog af te dragen ziekenfondspremie Crediteuren Overlopende kosten Totaal einde boekjaar
67
0 287 5
1.533 3.444 680
383 0 99 51 825
33 279 234 0 6.203
Jaarverslag 2010
8.4.3.1
Risicobeheer
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico's. Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). Voor dit fonds is dit het geval geweest. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich in 2010 als volgt ontwikkeld: 2010 93,0% 0,4% 1,9% 3,7%
Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect korting Effect beleggingsresultaat Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Effect aanpassing levensverwachting Overige effecten Dekkingsgraad 31 december
-0,1% -2,5% 0,5% 96,9%
68
Jaarverslag 2010
Ultimo 2010 is aan de hand van het standaardmodel van de toezichthouder per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald, die uitkomt op 112,9% (2009: 109,0%). Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de strategische portefeuille voor 2010. Toetsing solvabiliteitseis voor het pensioenfonds als percentage
Risicofactor
Benodigde solvabiliteit
Renterisico beleggingen incl. renteswaps Renterisico VPV Totaal renterisico (S1)
-64.845
Aandelenrisico - ontwikkelde markten, incl. indirect onroerend goed - emerging markets - overig: private equity Vastgoedrisico direct Totaal zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffen risico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6) Liquiditeitsrisico (S7) Concentratierisico (S8) Operationeel risico (S9) Correlatie-effect Standaard-formule
Toelichting Duratie afh. renteschok
99.850 35.005
Effect op passiva
57.251
Mutatie 25%
0 4.658 0 60.823
Mutatie 35% Mutatie 30% Mutatie 25%
11.450 4.658 9.183 23.914 0 0 0 -56.360 88.673
Mutatie 20% Mutatie 30% Effect op passiva
Toetsingsverschil = 0,00
Beleid en risicobeheer In de hierna volgende toelichtingen op de risico’s van de beleggingen is een ‘doorkijkmethode’ toegepast. Dit betekent dat naar het risicoprofiel van de beleggingen binnen de beleggingsfondsen is doorgekeken, in plaats van uitsluitend te kijken naar de participaties in de beleggingsfondsen. Het pensioenfonds beoogt hiermee op een transparante wijze inzicht te geven in de risico’s die samenhangen met de beleggingen waarin zij heeft geïnvesteerd.
69
Jaarverslag 2010
Beleggingsrisico's De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan ons gerapporteerd. Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Alle aandelenfondsen zijn onderhevig aan renterisico gezien fluctuaties in rentestanden de prijs van aandelen kan beïnvloeden. Alle obligatiefondsen zijn onderhevig aan renterisico en bovendien neemt dit renterisico toe met de looptijd van de obligaties. Enkel binnen staatsobligatiefondsen en het tactische overlay fonds worden bovendien actief posities ingenomen om te profiteren van verwachte veranderingen in de rente. HighYield en Emerging Market Debt fondsen zijn onderhevig aan renterisico en bovendien neemt dit renterisico toe met de looptijd van de obligaties. Fluctuaties in rentestanden beïnvloeden de prijs van vastrentende producten, waaronder obligaties en swaps. Het renterisico neemt ook toe met de looptijd. Binnen het LDO fonds wordt geen actief beleid gevoerd om te profiteren van verwachte veranderingen in de rente. Fluctuaties in rentestanden beïnvloeden de prijs van vastrentende producten, waaronder obligaties en swaps. Het renterisico neemt ook toe met de looptijd. Gezien fluctuaties in rentestanden de prijs van swaps kan beïnvloeden, zijn alle Commodity fondsen onderhevig aan renterisico. Directe vastgoedbeleggingen worden gemiddeld voor 45% gefinancierd met geleend geld, waardoor deze fondsen deels blootgesteld zijn aan renterisico. Het GTAA fonds is onderhevig aan renterisico gezien fluctuaties in rentestanden de prijs van de beleggingsinstrumenten kan beïnvloeden. Om de rentegevoeligheid van de beleggingen in lijn te brengen met die van de voorziening pensioenverplichtingen wordt gebruik gemaakt het Long Duration Overlay Fund (LDO) (zie hoofdstuk 3.3).
70
Jaarverslag 2010
De door het bestuur gewenste mate van afdekking van het renterisico bedraagt 70%. Hierbij wordt een bandbreedte van +/-15% gehanteerd. De verdeling van de beleggingen in financiële instrumenten naar renteherzieningsdatum- of aflossingsdatum, indien deze eerder ligt, en de gemiddelde effectieve rentevoet is als volgt: 31 december 2010
Bedragen * € 1.000
Resterende looptijd Resterende looptijd ≤ 5 jaar Resterende looptijd ≤ 10 jaar Langer dan 10 jaar Niet rentedragende Totaal
≤ 1 jaar > 1 jaar en
31 december 2009
26.763
4,0%
8.189
1,4%
183.674
27,7%
158.318
27,5%
113.688 76.599 261.809 662.534
17,2% 11,6% 39,5% 100,0%
87.327 77.499 243.735 575.068
15,2% 13,5% 42,4% 100,0%
> 5 jaar en
instrumenten
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals op de volgende pagina weergegeven. De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: Bedragen * € 1.000
31 december 2010
31 december 2009
Korter dan 5 jaar > 5 en < 10 jaar > 10 en < 20 jaar
116.231 111.194 186.566
17,0% 16,2% 27,3%
119.581 111.379 173.708
19,5% 18,2% 28,3%
Langer dan 20 jaar
270.397
39,5%
208.901
34,0%
684.388
100,0%
613.569
100,0%
Totaal
71
Jaarverslag 2010
Koersrisico (S2) Door middel van spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) naar sectoren en geografische regio’s wordt het prijsrisico gemitigeerd. De segmentatie van de beleggingen naar sector is als volgt: Bedragen * € 1.000
Industrie Financiële instellingen Overheid Olie Overige sectoren (inclusief beleggingsvorderingen) Totaal
31 december 2010
31 december 2009
48.245 300.274 271.282 837
7,3% 45,4% 41,0% 0,1%
34.468 279.220 235.406 102
6,0% 48,6% 40,9% 0,0%
41.896 662.534
6,2% 100%
25.872 575.068
4,5% 100,0%
De segmentatie van de beleggingen naar regio is als volgt: Bedragen * € 1.000
Nederland Duitsland Frankrijk Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten Japan Overige landen (inclusief beleggingsvorderingen) Totaal
31 december 2010
31 december 2009
129.663 104.231 95.467 25.863 19.091 -5
19,6% 15,7% 14,4% 3,9% 2,9% 0,0%
110.983 84.254 73.832 16.608 24.682 55
19,3% 14,7% 12,8% 2,9% 4,3% 0,0%
288.224
43,5%
264.654
46,0%
662.534
100%
575.068
100,0%
Valutarisico (S3) Valutarisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen van valutakoerswisselingen. Voor zowel vastrentende waarden als aandelen wordt actief valutabeleid gevoerd. Uitgangspositie is een volledige afdekking van het valutarisico voor vastrentende waarden. Het valutarisico voor de aandelenportefeuille wordt gemiddeld voor 75% afgedekt. Het totaalbedrag dat na afdekking buiten de euro wordt belegd, bedraagt ultimo jaar circa 1,5% (2009: 6,0%) van de beleggingsportefeuille. De meeste aandelenfondsen beleggen in aandelen die genoteerd zijn in andere valuta dan de Euro waardoor ze zijn blootgesteld aan valutarisico. Alleen in de gehedgede variant van een beleggingsfonds wordt het valuta risico grotendeels afgedekt.
72
Jaarverslag 2010
In het staatsobligatiefonds zitten enkel beleggingen gedenomineerd in Euro waardoor het niet is blootgesteld aan enig valutarisico. In de overige fondsen kunnen beleggingen zitten met een denominatie in andere Europese valuta dan in Euro, maar al deze posities worden afgedekt naar Euro via 1-maands valuta forward contracten waardoor deze beleggingsfondsen een beperkt valutarisico lopen. Aangezien HighYield en Emerging Market obligaties in andere valuta dan de Euro genoteerd kunnen zijn, zijn deze beleggingsfondsen onderhevig aan valutarisico. Aangezien alle beleggingen gedenomineerd zijn in Euro, zijn het LDO fonds en hypothekenfonds niet blootgesteld aan enig valutarisico. De Commodity fondsen bestaan of uit instrumenten in Euro of worden afgedekt middels 1maands forward contracten naar Euro waardoor ook hier het valutarisico afgedekt wordt. Niet- beursgenoteerd vastgoed in andere valuta dan Euro wordt middels valutacontracten ook volledig afgedekt naar Euro waardoor deze beleggingen niet zijn blootgesteld aan enig valutarisico. In het GTAA fonds kunnen valutaposities ingenomen worden. Indien dit het geval is, lopen de deelnemers in het fonds valutarisico. In onderstaande tabel is de onderverdeling naar valuta van de totale beleggingsportefeuille weergegeven. Bedragen * € 1.000
Euro Amerikaanse dollar Britse pond Japanse yen Overige valuta (incl. beleggingsvorderingen) Stand ultimo boekjaar
31 december 2010
31 december 2009
652.307 1.281 686 241 8.019
98,5% 0,2% 0,1% 0,0% 1,2%
540.569 33.209 1.036 68 186
94,0% 5,8% 0,2% 0,0% 0,0%
662.534
100,0%
575.068
100,0%
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt.
73
Jaarverslag 2010
Aandelenfondsen lopen alleen kredietrisico tijdens de settlement van transacties. Aangezien ondernemingen niet verplicht zijn dividenden uit te keren, is er geen risico dat een tegenpartij niet voldoet aan de betalingsverplichtingen Voor obligatiefondsen geldt dat de economische staat van onderliggende ondernemingen en soevereine staten kan veranderen en dit risico zal door de markt verdisconteerd worden in de prijs van obligaties. Ook zijn obligatiefondsen onderhevig aan settlement risico's ten tijde van de aan- of verkoop en couponbetalingen. Bij obligaties uitgegeven door HighYield ondernemingen en Emerging Market landen is dit risico groter dan bij Investment grade beleggingen danwel verder ontwikkelde soevereine staten. Het risico bestaat dat de tegenpartij in een swap niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beperkt door onderpandsovereenkomsten die met alle tegenpartijen zijn gesloten. In het hypothekenfonds bestaat het risico dat de hypotheekgever niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, waarna het fonds het recht van parate executie heeft op het onderliggende onderpand. Dit risico wordt echter voor een deel van de hypotheken beperkt door een Nederlandse Hypotheek Garantie. Percepties over de totale omvang van dit risico zullen door de markt verdisconteerd worden in de prijs van hypotheken. Bij beleggingen in grondstoffen wordt er echter geïnvesteerd in swaps waarbij er een direct tegenpartij risico is. Daarnaast wordt er ook kredietrisico gelopen over de investeringen van de eventuele liquiditeitsoverschotten in de money market instrumenten. Directe vastgoedbeleggingen oftewel niet-beursgenoteerd vastgoed is niet liquide genoeg om op zeer korte termijn te kunnen verkopen. In het geval het fonds niet direct aan zijn verplichtingen kan voldoen, bestaat de mogelijkheid dat het vastgoedfonds extra geld opvraagt bij de participanten in dat fonds. Hoewel deze optie gekend is bij de participanten, gaat het fonds met deze mogelijkheid uiterst voorzichtig om. Aangezien het GTAA fonds handelt in OTC instrumenten, is het GTAA fonds onderhevig aan settlement risico's.
74
Jaarverslag 2010
De kredietwaardigheid van de debiteuren van de beleggingen is weergegeven in het volgende overzicht: Bedragen * € 1.000
AAA AA A BBB BB B Overige ratings Geen rating (inclusief beleggingsvorderingen) Totaal
31 december 2010
31 december 2009
254.748 12.189 47.907 32.632 18.963 12.092 1.089
38,4% 1,9% 7,2% 4,9% 2,9% 1,8% 0,2%
192.860 38.834 40.468 21.148 18.529 11.557 807
33,5% 6,8% 7,0% 3,7% 3,3% 2,0% 0,1%
282.914 662.534
42,7% 100,0%
250.865 575.068
43,6% 100,0%
De vastrentende waarden worden in principe via gereglementeerde markten verhandeld. De rating is gebaseerd op Standard & Poors. De not-rated fondsen betreffen met name beleggingen in cash en nog niet afgewikkelde transacties in aandelen en vastrentende waarden. Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid.
Langleven c.q. overlijdensrisico Dit is het risico dat de actuariële aannames met betrekking tot overlevingskansen niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Resultaten ontstaan bijvoorbeeld indien deelnemers langer leven dan waarmee rekening wordt gehouden bij de vaststelling van de premie en de voorziening pensioenverplichtingen. Dit risico wordt beperkt door de technische winstdeling die met de herverzekeraar is overeengekomen en het feit dat prudente sterftegrondslagen zijn gekozen: door de toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met toepassing van Towers Watson 2010 ervaringssterfte, is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
Arbeidsongeschiktheidsrisico Dit betreft het risico dat de actuariële opslag met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidsrisico niet overeenstemt met het daadwerkelijke WAO- c.q. WIAverloop onder de deelnemers. Ook dit risico wordt beperkt door de voornoemde technische winstdeling.
75
Jaarverslag 2010
Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om toeslagen op de pensioen toe te kennen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de indexatieruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de indexatieruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad is gebruik gemaakt van een reële rentetermijnstructuur afgeleid uit de inflatieswapmarkt. Ultimo 2010 bedraagt de reële dekkingsgraad 62,4%(31 december 2009: 57,2%). Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Het vermogen van het pensioenfonds is per 31 december 2010 en 2009 voor het overgrote deel belegd in vrij verhandelbare beursgenoteerde beleggingen en was hierdoor niet blootgesteld aan een significant liquiditeitsrisico. Concentratierisico (S8) Concentratierisico is het risico dat de resultaten van het pensioenfonds worden beïnvloed door relatief grote belangen in een enkel financieel instrument of financiële instrumenten van een zelfde uitgever. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Alle aandelenfondsen hebben een breed gespreide portefeuille waarbij de concentratie afwijkingen zijn gemaximeerd t.o.v. de benchmark. De meeste obligatiefondsen hebben een breed gespreide portefeuille waarbij de concentratie afwijkingen zijn gemaximeerd t.o.v. de benchmark. De benchmark voor het staatsobligatiefonds daarentegen bestaat uit slechts 8 overheden en derhalve ook de portefeuille waardoor deze is blootgesteld aan een concentratierisico. De HighYield en Emering Market Debt fondsen hebben een breed gespreide portefeuille waarbij de concentratie afwijkingen zijn gemaximeerd t.o.v. de benchmark. Het Long Duration Overlay fonds sluit alleen swaps af met een beperkte lijst van goedgekeurde tegenpartijen waardoor het is blootgesteld aan concentratierisico. Het hypothekenfonds belegt alleen in hypotheken met Nederlandse woonhuizen als onderpand. Dit risico wordt beperkt door zoveel mogelijk geografisch te spreiden binnen Nederland. Conform de index, hebben
76
Jaarverslag 2010
grondstoffenfondsen echter wel een grote exposure naar de energie sector, met name de olie sector. Daarnaast worden alleen swaps afgesloten met een beperkte lijst van goedgekeurde tegenpartijen waardoor het is blootgesteld aan concentratierisico. Alle vastgoedfondsen hebben een breed gespreide portefeuille waarbij de concentratie afwijkingen zijn gemaximeerd ten opzichte van de benchmark. Het GTAA fonds is een breed gespreide portefeuille. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Deze posten worden in onderstaande tabel weergegeven. Bedragen * € 1.000
2010: Vastrentende waarden Duitsland Frankrijk Nederland Oostenrijk
94.455 79.772 30.194 20.039
2009: Vastrentende waarden Duitsland Frankrijk Spanje Nederland
75.744 67.636 27.851 18.646
Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden benut voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden. Het pensioenfonds maakt gebruik van de volgende instrumenten: - AEGON Long Duration Overlay Fund - AEGON Tactical Intrest Overlay Fund - AEGON Global TAA+ Fund
77
Jaarverslag 2010
Overige niet-financiële risico’s (S9) Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. Het belangrijkste niet-financiële risico is het operationele risico. • Operationeel- en uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP, Aegon en Alliance Bernstein. Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP, Aegon en Alliance Bernstein een ISAE 3402 type II-rapport, respectievelijk SAS 70 type II-rapporten. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert de rapportages.
8.4.4
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Het bestuur heeft – onder behoud van zijn verantwoordelijkheden – de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. en een deel van het vermogensbeheer van het pensioenfonds uitbesteed aan AEGON Levensverzekering N.V. die tevens als herverzekeraar optreedt. Binnen de AEGON-organisatie wordt het beheer van de beleggingen uitgevoerd door AEGON Investment Management B.V. De condities van de uitbesteding zijn vastgelegd in een zowel met AEGON als TKP gesloten overeenkomst en de bijbehorende Service Level Agreement. De contractuele voorwaarden zijn zodanig van aard dat het risico voor de herverzekerde verplichtingen nagenoeg geheel bij het pensioenfonds ligt. Het beheer van de aandelenportefeuille is uitbesteed aan AllianceBernstein Luxembourg S.A. De werkzaamheden inzake actuariële berekeningen zijn door het pensioenfonds uitbesteed aan TKP en Towers Watson.
78
Jaarverslag 2010
8.4.5
Toelichting op de staat van baten en lasten 2010
2009
22.122 188 22.310
25.334 0 25.334
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies zijn als volgt: Kostendekkende premie 24.318 Feitelijke premie 22.310 Gedempte premie 17.696
30.148 25.334 18.848
Bedragen * € 1.000
[7] Premiebijdragen Premie en koopsommen Pensioenpremie Koopsommen FVP Totaal Premie-inkomsten
De kostendekkende premie op rts-basis voor 2010 bedraagt € 24,3 miljoen (2009: € 30,1 miljoen). Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De gedempte kostendekkende premie bedraagt € 17,7 miljoen (2009: € 18,8 miljoen). De feitelijke premie bedraagt € 22,3 miljoen (2009: € 25,3 miljoen). Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgevers- en het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven. [8] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds AANDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Aandelen totaal
0 13.897 13.897
656 28.820 29.476
VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal
15.919 3.481 19.400
14.437 19.348 33.785
208 47 255
0 -2.224 -2.224
VASTGOED Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastgoed totaal
79
Jaarverslag 2010
OVERIGE BELEGGINGEN (commodities) Indirecte opbrengsten Overige beleggingen totaal DERIVATEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Derivaten totaal LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten Liquide middelen totaal Totaal Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Kosten vermogensbeheer
[9] Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest overig Uitkeringen aan pensioenfonds Concessie Aegon i.v.m. te hoog toegekende aanspraken Overige baten Herverzekering Totaal [10] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Prepensioen Ongehuwdenpensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen WAO Basis Pensioen Afkoop pensioenen en premierestitutie Totaal
80
2010
2009
2.608 2.608
1.894 1.894
81.471 -26.195 55.276
0 -16.488 -16.488
0 0
3 3
97.599 -6.162 0 91.437
15.096 31.350 -310 46.136
0 10 0 0 678 331 1.019
2 0 7 290 0 146 445
13.550 2.107 673 3.552 51 0 502 143 20.578
12.070 2.233 573 3.412 56 0 550 80 18.974
Jaarverslag 2010
[11] Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten deelnemersraad/ verantwoordingsorgaan Kosten visititatiecommissie Opleidingskosten Administratiekostenvergoeding Controle- en advieskosten accountants Advieskosten actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Overige Totaal
2010
2009
68 5 19 4 1.177 61 195 7 80 26 1.642
55 4 0 5 1.064 75 191 7 55 19 1.475
Financiële vergoeding bestuurders De bestuurders, deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan ontvangen geen bezoldiging. Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP Pensioen BV. De accountantskosten hebben volledig betrekking op de wettelijke controle van de jaarrekening en verslagstaten over 2010 respectievelijk 2009 door Ernst & Young Accountants LLP. Over zowel boekjaar 2010 als 2009 zijn geen andere controleopdrachten uitgevoerd door Ernst & Young Accountants LLP. [12] Mutatie voorziening 70.819 23.560 pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Voor het verloop van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds wordt verwezen naar de staat van baten en lasten. [13] Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie spaarfonds gemoedsbezwaarden Mutatie voorziening toekomstige schadegevallen
[14] Saldo overdrachten van rechten Waardeovernames Waardeoverdrachten Totaal
81
1 326 327
11 -185 -174
-1 17 16
-431 0 -431
Jaarverslag 2010
[15] Overige lasten Interestlasten Totaal
2 2
82
Jaarverslag 2010
42 42
8.4.6
Verbonden partijen
Verplichtstelling en uitvoeringsreglement Op basis van de verplichtstelling tot deelneming in het pensioenfonds de dato 6 maart 2006, worden werkgevers verplicht deel te nemen. De afspraken met de notariskantoren staan beschreven in het uitvoeringsreglement. Transacties met bestuurders Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders.
Garderen, 14 juni 2011 Namens het bestuur, A.B.M. Baakman werknemersvoorzitter
Mr. J.P. Loof werkgeverssecretaris
83
Jaarverslag 2010
Overige gegevens 9.
Overige gegevens
9.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Voor het verslagjaar wordt voorgesteld het resultaat in zijn geheel toe te voegen aan de reserves.
84
Jaarverslag 2010
9.2
Actuariële verklaring
Opdracht
Door Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2010.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: z
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
z
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
85
Jaarverslag 2010
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 tot en met 133. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Amstelveen, 14 juni 2011 drs. R. Westhoff AAG Verbonden aan Towers Watson B.V.
86
Jaarverslag 2010
9.3
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het bestuur van ‘Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening van ‘Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat te Den Haag gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW), met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor
87
Jaarverslag 2010
financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van ‘Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Den Haag, 14 juni 2011
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. M.C. Spierings RA
88
Jaarverslag 2010
Bijlagen Bijlage 1
Recapitulatie deelnemersbestand Stand ultimo vorig verslagjaar
Actieven
8.219
Gewezen deelnemers Gepensioneerden
Af
Stand ultimo verslagjaar
774 1163
7.830
Bij
12.160
2432
224
14.368
2.057
491
113
2.435
1565
165
87
1643
2
297
21
278
456
20
1
475
34
9
4
39
3697 1500
24.633
Waarvan: (tijdelijk) ouderdomspensioen arbeidsongeschiktheidspensioen partnerpensioen wezenpensioen Totaal:
22.436
De groei in het aantal verzekerden ten opzichte van 2009 wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de overgang van pensioenuitvoerder; in 2010 is de basis voor het aantal verzekerden het aantal dienstverbanden, terwijl dat in 2009 nog het aantal deelnemers is.
89
Jaarverslag 2010
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. AFM Autoriteit Financiële Markten Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie.
90
Jaarverslag 2010
Consistentietoets Op basis van deze toets kan worden vastgesteld of de verwachte toeslagverlening vanuit de evenwichtsituatie 'in voldoende mate' aansluit bij de toeslagambitie. Met de consistentietoets worden pensioenuitvoerders en sociale partners gedwongen om te toetsen of de eerdere eigen perceptie met betrekking tot het begrip 'consistentie' past bij de invulling die de overheid hieraan heeft gegeven. Dit kan leiden tot een noodzaak tot aanpassing van het ambitieniveau en/of het financiële beleid. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Credit rating Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dekkingstekort Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta's, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te
91
Jaarverslag 2010
vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Emerging markets (opkomende markten) Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Financieel Toetsingskader (FTK) De door de toezichthouder uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Gedempte kostendekkende premie De gedempte kostendekkende premie wordt berekend door het rendement te baseren op een verwachting voor de toekomst. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn: olie, graan en metalen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal drie jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen.
92
Jaarverslag 2010
High yield Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel non-investment grade genoemd. Insider Verbonden personen die direct of indirect bij transacties van het pensioenfonds in financiële instrumenten zijn betrokken, dan wel anderszins uit hoofde van hun werkzaamheden, beroep of functie over voorwetenschap beschikken of kunnen beschikken. Een insider is ook de verbonden persoon die kan beschikken over andere vertrouwelijke (markt)informatie. Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. Leescommissie De commissie die alle communicatiemiddelen naleest Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. OTC (Over the counter) Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct tussen twee partijen afgesloten worden Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als gewezen deelnemer of gepensioneerde). Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming.
93
Jaarverslag 2010
Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als gewezen deelnemer. Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2000-2005.
94
Jaarverslag 2010
Raad van Toezicht In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het intern toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Raad van Toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert. Renterisico Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat. Rentetermijnstructuur De rentetermijnstructuur, of yield curve, is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Een normale rentetermijnstructuur heeft een stijgend verloop. Reservetekort Er is sprake van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico's, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicobudget Het risicobudget is een maatstaf voor de variantie van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit wordt afgeleid van langetermijn assumpties over de risicograad van de beleggingsrendementen (op de strategische norm portefeuille) ten opzichte van de verplichtingen (reëel-nominaal). Hiervoor dienen onder meer als input zeer langetermijn reeksen over prijsontwikkelingen in de diverse beleggingscategorieën die onderdeel uitmaken van de strategische norm portefeuille. Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening. Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen. SPO Stichting Pensioen Opleidingen.
95
Jaarverslag 2010
SPO-kennisreflector Een toets die het mogelijk maakt objectief vast te stellen op welke gebieden leemten in kennis en deskundigheid bestaan voor bestuurders van pensioenfondsen. Strategische allocatie De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille. Strategische norm portefeuille De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt. Streefvermogen Het streefvermogen is gelijk aan de contante waarde van de pensioenaanspraken op basis van een rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente en voor 80% op de reële marktrente. Dit betekent dat het pensioenfonds streeft naar een eigen vermogen zodanig dat 80% van de verwachte toeslagverlening is gefinancierd. Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij. Deze twee componenten worden ook wel de 'legs' van de transactie genoemd. Swaps zijn derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast (geïndexeerd). Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Toeslagenlabel Het Toeslagenlabel is een illustratie met bijbehorende tekst dat in één oogopslag laat zien hoe het opgebouwd pensioen naar verwachting meegroeit met de stijging van de prijzen. Het doel van het label is om op een toegankelijke wijze informatie te geven over de waardevastheid van het pensioen. Triple A Triple A is een classificatie van het kredietrisico van ondernemingen met behulp van een lettersysteem afkomstig van het Amerikaanse Standard & Poor's of Moody's Investor Service. Triple A, oftewel AAA, staat voor beste kwaliteit.
96
Jaarverslag 2010
Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Verbonden personen Alle leden van de organen van het pensioenfonds en andere personen die werkzaamheden voor het pensioenfonds verrichten, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop zij werkzaam zijn. Voortzettende deelnemers Deelnemers die wel pensioen opbouwen, maar niet meer in dienst zijn bij de werkgever. Dit geldt bijvoorbeeld voor medewerkers die gebruik hebben gemaakt van een VUT regeling of medewerkers die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn verklaard. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
97
Jaarverslag 2010