’12
Jaarverslag
Jaarverslag 2012 Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
Dit is een uitgave van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
datum Juni 2013
Samenvatting Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Aantallen en percentages 2012
2011
2010
2009
2008
2007
Aangesloten werkgevers*
27.546
19.200
19.397
19.201
21.031
21.075
Deelnemers
90.228
89.701
90.415
84.383
91.114
90.901
5.004
4.913
5.225
5.426
5.636
5.837
Ouderdomspensioen**
38.677
35.600
33.631
32.363
31.229
30.443
Nabestaandenpensioen***
15.526
16.852
16.995
16.745
16.727
16.804
1.115
946
881
735
638
648
**
974
953
706
639
636
3.076
3.321
3.548
3.586
3.709
3.845
424.366
435.993
436.345
541.217
530.539
522.319
19,5%
18,15%
14,6%
14,6%
14,6%
14,6%
19,5%
18,15%
15,7%
15,7%
15,7%
15,7%
Arbeidsongeschikte deelnemers premievrije voortzetting Gepensioneerden:
Wezenpensioen BPL-Flexpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Slapers Feitelijke premie ouderdoms- en partnerpensioen**** Reglementaire premie
* van het aantal aangesloten werkgevers ultimo 2012 betreffen 12.579 werkgevers zonder personeel. ** vanaf ultimo 2012 inclusief flexpensioen *** vanaf ultimo 2012 inclusief ANW **** percentage van de pensioengrondslag
2
BPL JAARVERSLAG 2012
Financiële gegevens (x € 1.000) 2012
2011
2010
2009
2008
2007
*356.224
280.864
221.831
217.291
210.537
194.203
Kostendekkende premie**
392.834
355.052
317.223
323.770
222.158
216.683
Gedempte premie***
284.638
302.606
302.214
279.270
254.955
Pensioenuitkeringen
196.522
188.933
193.926
158.213
136.167
141.541
20.562
25.416
29.893
22.513
22.322
20.641
10.273.575
9.054.986
8.700.274
7.669.320
7.314.789
6.667.914
1.061.656
686.640
760.687
269.269
534.158
-22.151
9,8%
8,5%
6,1%
9,8%
-6,4%
3,7%
11,9%
8,5%
10,7%
3,8%
8,7%
672.548
217.850
788.948
1.128.514
778.918
1.922.778
9.682.237
8.935.062
7.567.723
6.343.314
6.385.655
4.660.351
FTK-dekkingsgraad
104,4%
100,6%
110,4%
117,8%
112,2%
141,3%
Vereiste dekkingsgraad
118,6%
117,0%
117,2%
113,7%
111,2%
112,8%
Resultaat
454.698
-571.098
-339.566
349.596
-1.143.860
147.418
Indexatie
0,0%
0,0%
0,0%
0,1%
2,8%
1,4%
Premiebaten
Uitvoeringskosten Belegd vermogen (incl. rentehedge) Beleggingsopbrengst (incl. rentehedge) Gemiddeld rendement op beleggingen (excl. rentehedge) Gemiddeld rendement op beleggingen (incl. rentehedge) Reserves Technische voorzieningen
*
de premiebaten worden weergegeven inclusief de premies VPL van 52.547
** de premie die nodig is om de onvoorwaardelijke en – in voorkomende gevallen – voorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst in het huidige jaar en de langere termijn na te komen. Bij de waardering wordt uitgegaan van de rentetermijnstructuur per 31-12-2011 *** bij vaststelling van de kostendekkende premie wordt uitgegaan van de marktrente die van jaar tot jaar anders kan zijn, zal ook de kostendekkende premie jaarlijks kunnen verschillen. Om grote fluctuaties in de premie te voorkomen, maakt BPL gebruik van de mogelijkheid om de premie te ‘dempen’. Hierbij wordt voor de vaststelling van de premie uitgegaan van een gestabiliseerde rentevoet van 4,0%
BPL JAARVERSLAG 2012
3
4
BPL JAARVERSLAG 2012
Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag 2012 van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (BPL). In dit jaarverslag treft u de verantwoording aan over het afgelopen boekjaar en kunt u meer lezen over de ontwikkeling van de financiële positie. Het is nog steeds onrustig op de financiële markt. Toch behaalde BPL het afgelopen jaar goede beleggingsresultaten. Naar aanleiding van het dekkingstekort in 2011 heeft BPL een herstelplan ingediend bij de DNB. De nieuwe rekenrente in combinatie met de goede beleggingsrendementen resulteerde in een positief effect op de dekkingsgraad. Deze positieve ontwikkeling duidt er op dat het herstel van het fonds tijdig wordt gehaald en dat daarmee de dekkingsgraad in augustus 2014 hoger is dan 104,4%. Maatregelen zoals het korten van de pensioenaanspraken konden hierdoor achterwege blijven. Het jaar 2012 stond ook in het teken van risicomanagement. Wet- en regelgeving over de besturing, communicatie en risicobeheersing van pensioenfondsen zijn verscherpt. Om de zichtbaarheid van het risicomanagement te vergroten, is besloten om een risicomanagement handboek op te stellen. Hierin worden de processen rondom alle bestuurshandelingen en het vervaardigde beleid van het bestuur omschreven. Het handboek vormt een stevige basis voor de monitoring en risicobeheersing van de verschillende processen. Het Kabinet heeft in september bekend gemaakt aan welke eisen pensioenfondsen in 2013 moeten voldoen. Het bestuur van BPL heeft met sociale partners gesproken over de noodzakelijke wijzigingen die voor de toekomst van het fonds nodig zijn. Dit heeft geresulteerd in een door sociale partners gesloten akkoord. De genomen maatregelen dragen bij aan het verdere herstel van BPL. Meer informatie hierover is te vinden in dit jaarverslag. Na het akkoord van sociale partners over de nieuwe regeling heeft het bestuur het initiatief genomen om nog in 2012 een aantal bijeenkomsten te organiseren over de gewijzigde pensioenregeling. Zowel werkgevers als deelnemers werden uitgenodigd op verschillende locaties in het land. Door de positieve reacties heeft het bestuur besloten om ook in de toekomst informatiebijeenkomsten te organiseren om werkgevers en deelnemers te blijven informeren over hun pensioenregeling. In hoofdstuk 1 vind u een beschrijving van de organisatie van het pensioenfonds. In hoofdstuk 2 wordt vervolgens ingegaan op de ontwikkelingen die in 2012 speelden. In hoofdstuk 3 leest u over het financieel beleid van het fonds, gevolgd door een verslag over de uitvoering van de pensioenregeling. In de hoofdstukken 5 en 6 vindt u een terugkoppeling van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. In hoofdstuk 7 komt de jaarrekening aan bod. Het jaarverslag wordt afgesloten met de verklaringen van de accountant en de certificerend actuaris. Het bestuur wil hierbij een ieder die zich in 2012 heeft ingezet voor BPL bedanken voor de bijdragen die zij hebben geleverd aan het goed functioneren van het fonds. Veel leesplezier toegewenst.
Met vriendelijke groet, H.Th.J. Vulto G.P.M.J. Roest Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter
BPL JAARVERSLAG 2012
5
6
BPL JAARVERSLAG 2012
Inhoudsopgave BESTUURSVERSLAG (H1 t/m 4)
Hoofdstuk 1– Inleiding
9
Hoofdstuk 2 – Ontwikkelingen
19
Hoofdstuk 3 – Financieel beleid
27
Hoofdstuk 4 – Uitvoering van de pensioenregeling
43
Hoofdstuk 5 – Deelnemersraad
55
Hoofdstuk 6 – Verantwoordingsorgaan
59
JAARREKENING (H7) Hoofdstuk 7 – Jaarrekening Hoofdstuk 8 – Overige gegevens
65 103
BPL JAARVERSLAG 2012
7
8
BPL JAARVERSLAG 2012
1
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
BPL JAARVERSLAG 2012
9
1. Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw 1.1 Inleiding Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw verzorgt al sinds 1948 de pensioenregeling voor de agrarische en groene sector. Het fonds heeft verschillende organen, zoals het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Ook heeft het pensioenfonds een bestuursbureau. Daarnaast is een aantal externe partijen intensief bij het fonds betrokken. In dit hoofdstuk stelt het fonds de bestuursorganen, het bestuursbureau en de externe partijen voor. Allereerst volgen de doelstelling en een aantal algemene gegevens van het fonds.
1.2
Over het fonds
1.2.1
Naam en vestigingsplaats
De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (hierna: het fonds of BPL) is opgericht in 1948 en statutair gevestigd in Zoetermeer. Het fonds is een bedrijfstakpensioenfonds en is aangesloten bij de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen. Het fonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 27156976. 1.2.2
Statutaire doelstelling
Het doel van het pensioenfonds is om nu en in de toekomst uitkeringen te verstrekken aan gepensioneerden en nabestaanden bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Om dit doel te realiseren int het fonds premies bij de aangesloten ondernemingen in overeenstemming met de statuten en het pensioenreglement. De verkregen gelden worden beheerd en belegd. 1.2.3
Samenwerkende organisaties
De volgende organisaties benoemen leden in het bestuur, de deelnemersraad of het verantwoordingsorgaan. • Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO Nederland); • CUMELA Nederland; • Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners (VHG); • FNV Bondgenoten; • CNV Vakmensen; • CSO.
1.3
Het bestuur
Het bestuur bestaat uit een even aantal van minimaal tien bestuursleden. Voor elk bestuurslid kan ook een plaatsvervangend bestuurslid worden benoemd. De helft van de bestuursleden wordt benoemd door de volgende werkgeversorganisaties: • Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO Nederland); • CUMELA Nederland; • Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners (VHG). De andere helft van de bestuursleden wordt benoemd door de werknemersorganisaties: • FNV Bondgenoten; • CNV Vakmensen.
10
BPL JAARVERSLAG 2012
Samenstelling bestuur per 31 december 2012 Einde zittingsduur (plv)
Leden werkgeverszijde
Plaatsvervangende leden
Organisatie
H.Th.J. Vulto (voorzitter)
G.A.M. van der Grind
LTO Nederland
1 januari 2017 / 1 januari 2014
R. le Clercq
A. Hekman
LTO Nederland
1 januari 2015 / 1 januari 2017
J.W.J. van Leeuwen
J.J.J. Langeslag
LTO Nederland
1 januari 2016 / 1 januari 2015
F.M. Crucq
N. Benamar
VHG
1 januari 2018 / 1 januari 2016
J. Maris
Mw. J.H. Zweverink-Bosch
CUMELA Nederland
1 januari 2014 / 1 januari 2018
Leden werknemerszijde
Plaatsvervangende leden
Organisatie
G.P.M.J. Roest (voorzitter)
-
FNV Bondgenoten
1 januari 2018
H. Onstwedder
-
FNV Bondgenoten
1 januari 2014
M.J.A.M. Daamen
-
FNV Bondgenoten
1 januari 2015
Vacature
-
FNV Bondgenoten
G.H. Koudys
J. Bosma
CNV Vakmensen
bestuursleden
Einde zittingsduur (plv) bestuursleden
1 januari 2017 / 1 januari 2015
Het bestuur heeft in 2012 twaalf keer vergaderd. In januari 2012 is de heer Onstwedder namens FNV Bondgenoten benoemd tot aspirant-bestuurslid. Op 7 maart 2013 heeft De Nederlandsche Bank ingestemd met de benoeming van de heer Onstwedder als algemeen bestuurslid. De zittingsduur van mevrouw Zweverink, de heer Roest en de heer Crucq is verlengd. 1.3.1
Rol voorzitters
De werkgevers- en werknemersvoorzitter fungeren per kalenderjaar beurtelings als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van het bestuur. In 2012 was de heer Roest voorzitter en de heer Vulto plaatsvervangend voorzitter. Het bestuur is belast met de leiding, het algemene beleid en het beheer van het fonds. Beide voorzitters vertegenwoordigen het fonds in en buiten rechte. 1.3.2
Bestuurlijke commissies
Het fonds heeft vijf bestuurlijke commissies ingesteld: het voorzittersoverleg (waaronder tevens een risicomanagement commissie), een beleggingsadviescommissie, een technische commissie, een (tijdelijke) transitie commissie en een dienstverleningsovereenkomst commissie. De taak van deze commissies is het voorbereiden van onderwerpen waarover het bestuur een besluit moet nemen. Voorzittersoverleg In het voorzittersoverleg worden voorleggers, dringende maar niet beleidsbepalende kwesties, en specifieke onderwerpen waar het bestuur mandaat voor heeft gegeven, aan de orde gesteld. In dit gremium vindt ook de bespreking van de risicomanagement commissie plaats. Hierbij worden alle mogelijke risico’s in kaart gebracht, geprioriteerd en aan het bestuur gerapporteerd. In 2012 heeft dit overleg elf keer plaatsgevonden. Samenstelling per 31 december 2012: Leden
Organisatie
H. Th. J. Vulto (werkgeversvoorzitter)
LTO Nederland
G.P.M.J. Roest (werknemersvoorzitter)
FNV Bondgenoten
De samenstelling van dit overleg is in 2012 niet gewijzigd.
BPL JAARVERSLAG 2012
11
Beleggingsadviescommissie De beleggingsadviescommissie adviseert het bestuur over strategische beleggingen, investeringen in onroerend goed en wijzigingen op het gebied van vermogensbeheer en risicobeheersing. De commissie houdt toezicht op het financieel pensioenmanagement en het vermogensbeheer. In dat kader beoordeelt zij de betreffende rapportages. Daarnaast is de commissie betrokken bij het uitvoeren van ALM-studies. De taken en bevoegdheden van de beleggingsadviescommissie zijn vastgelegd in een beleggingsreglement. In het verslagjaar kwam de beleggingsadviescommissie zeven keer bij elkaar. Samenstelling per 31 december 2012: Leden
Organisatie
F.M. Crucq (werkgeversvoorzitter)
VHG
H. Th. J. Vulto
LTO Nederland
G.P.M.J. Roest
FNV Bondgenoten
Vacature
FNV Bondgenoten
De samenstelling van dit overleg is in 2012 niet gewijzigd. Wel neemt de heer Onstwedder sinds januari 2012 als aspirant-deelnemer deel aan deze overleggen. Technische Commissie De technische commissie adviseert het bestuur over nieuwe regelgeving en communicatie. In het verslagjaar kwam de commissie vijf keer bij elkaar. De werkgevers- en werknemersvoorzitter fungeren per kalenderjaar beurtelings als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de technische commissie. In 2012 was de heer Koudys voorzitter en de heer Maris plaatsvervangend voorzitter. Samenstelling per 31 december 2012: Leden
Organisatie
J. Maris (werkgeversvoorzitter)
CUMELA Nederland
G.A.M. van der Grind
LTO Nederland
G.P.M.J. Roest
FNV Bondgenoten
G.H. Koudys (werknemersvoorzitter)
CNV Vakmensen
De samenstelling van dit overleg is in 2012 niet gewijzigd. Dienstverleningsovereenkomst Commissie De DVO commissie adviseert het bestuur over de DVO rapportages. De taken en bevoegdheden van de commissie zijn vastgelegd in een reglement. In het verslagjaar kwam de commissie vier keer bij elkaar. De werkgevers- en werknemersvoorzitter fungeren per kalenderjaar beurtelings als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de commissie. In 2012 was de heer Van Leeuwen voorzitter en mevrouw Daamen plaatsvervangend voorzitter. Samenstelling per 31 december 2012: Leden
Organisatie
J.W.J. van Leeuwen (werkgeversvoorzitter)
LTO Nederland
Mw. M.J.A.M. Daamen (werknemersvoorzitter)
FNV Bondgenoten
De samenstelling van dit overleg is in 2012 niet gewijzigd. Naast deze bestuurlijke commissies heeft het bestuur een commissie van beroep, een adviescommissie bezwaarschriften en een visitatiecommissie ingesteld.
12
BPL JAARVERSLAG 2012
1.4 Visitatiecommissie De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen en heeft als taak om het functioneren van het fonds en het bestuur kritisch te bezien. Het bestuur zorgt door het verlenen van deze opdracht aan de visitatiecommissie, voor een transparant intern toezicht. De visitatiecommissie beoordeelt in ieder geval de volgende zaken: • beleidsprocedures, bestuursprocessen en checks and balances binnen het fonds; • de wijze waarop het bestuur het fonds aanstuurt; • de wijze waarop het bestuur omgaat met risico’s op de langere termijn. De visitatiecommissie rapporteert aan het bestuur. Het bestuur bespreekt de rapportage van de visitatiecommissie en de eventueel daarop gebaseerde (voorgenomen) bestuursbesluiten met het verantwoordingsorgaan. Het bestuur heeft de dames N. van Altenburg, J. Thole en de heer J. van Harten in de visitatiecommissie benoemd. In het jaarverslag 2011 zijn de meest recente bevindingen gerapporteerd.
1.5
Commissie van Beroep
De commissie van beroep adviseert bij geschillen over besluiten van het bestuur. Het kan gaan om geschillen met deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of werkgevers. Samenstelling per 31 december 2012: Leden
Organisatie
N. Ruiter (voorzitter)
Bosch & Ruiter Advocaten
Mw. L.F.A.M. Jansen
FNV Bondgenoten
W. van den Beucken
LTO Nederland
H.J. Vetter (plv. voorzitter)
Van Till Advocaten
Uitvoering secretariaat
Organisatie
Mw. K. Tusveld
Actor Bureau voor Sectoradvies
De commissie heeft in het verslagjaar één voorlegger behandeld.
1.6
Adviescommissie bezwaarschriften vrijstellingsbesluiten
De adviescommissie bezwaarschriften vrijstellingsbesluiten adviseert het bestuur bij bezwaren van belanghebbenden wegens het niet verlenen van een vrijstelling. De commissie heeft in het verslagjaar niet vergaderd. In de bestuursvergadering van 28 februari 2013 heeft het bestuur besloten om de commissie op te heffen en de adviserende taak neer te leggen bij het voorzittersoverleg.
1.7 Deelnemersraad De deelnemersraad adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd over onderwerpen die het pensioenfonds aangaan. De raad adviseert in elk geval over voorgenomen besluiten tot statuten- en reglementswijziging, vaststelling van het jaarverslag, vaststelling van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), premies en indexatiebeleid.. Naast het adviesrecht heeft de deelnemersraad in bepaalde omstandigheden een beroeps- en klachtrecht, bijvoorbeeld wanneer het bestuur een advies van de deelnemersraad niet opvolgt.
BPL JAARVERSLAG 2012
13
De deelnemersraad bestaat uit zestien leden. Elf leden namens de deelnemers en vijf leden namens de gepensioneerden. De heer Hylkema was in 2012 voorzitter. De heren Binda en Burger waren plaatsvervangend voorzitter. In het verslagjaar kwam de deelnemersraad vier keer bij elkaar, waarvan twee keer met het bestuur. Samenstelling deelnemersraad per 31 december 2012: Leden namens actieve deelnemers
Plaatsvervangende leden
Organisatie
S. Binda
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
D. Aaldring
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
A. Marijt
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
H. van der Werf
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
W. Korstanje
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
J. van der Oest
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
C. de Greeve
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
F.B.M. Kemps
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
G. Borsboom
CNV Vakmensen
C. Aangeenbrug
CNV Vakmensen
Y. Hylkema
CNV Vakmensen
Namens de gepensioneerden
Plaatsvervangende leden
Organisatie
H. Bos
FNV Bondgenoten
H. Wolters
FNV Bondgenoten
E. van Hulst
H. Konjer
CNV Vakmensen
A.T. Burger
F. van Puffelen
CSO
H. Ligtenberg
F. van Puffelen
CSO
1.8
Het verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het handelen van het bestuur, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel tenminste één keer per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag van het betreffende jaar. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit vierentwintig leden. Acht leden namens de deelnemers, acht leden namens de gepensioneerden en acht leden namens de werkgevers. Elke geleding draagt een voorzitter voor. De drie voorzitters fungeren per periode van een kalenderjaar beurtelings als voorzitter van het verantwoordingsorgaan. De heer Schrijver was in 2012 voorzitter. De heren Binda en Burger waren plaatsvervangend voorzitters. In het verslagjaar kwam het verantwoordingsorgaan vier keer bij elkaar, waarvan twee keer met het bestuur.
14
BPL JAARVERSLAG 2012
Samenstelling verantwoordingsorgaan per 31 december 2012: Leden namens actieve deelnemers
Plaatsvervangende leden
Organisatie
S. Binda
Vacature
FNV Bondgenoten
H. van der Werf
Vacature
FNV Bondgenoten
W. Korstanje
Vacature
FNV Bondgenoten
J. van der Oest
Vacature
FNV Bondgenoten
F.B.M. Kemps
Vacature
FNV Bondgenoten
G. Borsboom
Vacature
CNV Vakmensen
C. Aangeenbrug
Vacature
CNV Vakmensen
Y. Hylkema
Vacature
CNV Vakmensen
Namens de gepensioneerden
Plaatsvervangende leden
Organisatie
H. Bos
Vacature
FNV Bondgenoten
H. Wolters
Vacature
FNV Bondgenoten
C. van Doesburg
Vacature
FNV Bondgenoten
H. Kerssies
E. van Hulst
CNV Vakmensen
H. Konjer
E. van Hulst
CNV Vakmensen
A.T. Burger
F. van Puffelen
CSO
H. Ligtenberg
F. van Puffelen
CSO
Vacature Namens de werkgevers
FNV Bondgenoten Plaatsvervangende leden
G.H. Schrijver (plv. voorzitter) B.B. Hasselo
Organisatie LTO Noord
S. van der Schaar
J.W.A. van Paassen
LTO Noord LTO Noord
A.W. Hokken
F. de Wijs
ZLTO
B. Leenders
C. Lebens
LLTB
J.H.J. Schoot Uiterkamp
Mw. R. Zweistra
CUMELA
Mw. K. Miedema-Lammertsma
Mw. J. Tuinenga
CUMELA
T. Greeve
N. Benamar
VHG
BPL JAARVERSLAG 2012
15
1.9 Uitbesteding Het bestuur is verantwoordelijk voor het beleid en voor de uitvoering van de pensioenregeling. Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer uitbesteed aan TKP Pensioen en het vermogens- en vastgoedbeheer aan Syntrus Achmea. Het fonds heeft afspraken vastgelegd in overeenkomsten met de betreffende partijen. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in aparte dienstverleningsovereenkomsten. Het bestuur ziet erop toe dat de risico’s die verbonden zijn aan het uitbesteden van deze werkzaamheden adequaat worden beheerst. Het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd nog in overeenstemming is met de gemaakte afspraken. De organisaties rapporteren daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken in de dienstverleningsovereenkomsten. Het bestuur kan de werkzaamheden vervolgens bijsturen aan de hand van deze DVO-rapportages en kwartaalrapportages. De rapportages worden besproken in de DVO-Commissie, de beleggingsadviescommissie en in het bestuur. Desgevraagd wordt aanvullende informatie beschikbaar gesteld om de werkzaamheden te kunnen beoordelen.
1.10 BPL Bestuursbureau Ter ondersteuning van de besturen van diverse fondsen in de agrarische en groene sector hebben sociale partners een Bestuursbureau opgericht. Het BPL Bestuursbureau ondersteunt en adviseert het bestuur, het voorzittersoverleg, de technische commissie, de beleggingsadviescommissie, de DVO commissie, de werkgevers- en deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Actor Bureau voor Sectoradvies Stationsweg 1 3445 AA Woerden
16
BPL JAARVERSLAG 2012
1.11 Externe partijen Adviserend actuaris Actor bureau voor Sectoradvies Mercer Nederland B.V. Waarmerkend actuaris Mercer Nederland B.V. Accountant Deloitte Accountants B.V. Pensioenbeheer TKP Pensioen B.V. Vermogensbeheer Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. Syntrus Achmea Vastgoed B.V. Compliance Officer Nederlands Compliance Instituut Looncontrole SMA-Accountants N.V. Fiduciair beheerder Syntrus Achmea Strategisch Pensioen Management
BPL JAARVERSLAG 2012
17
18
BPL JAARVERSLAG 2012
Ontwikkelingen
2 BPL JAARVERSLAG 2012
19
2 .
Ontwikkelingen
2.1 Inleiding De transitie van de pensioenadministratie van de oude uitvoerder Syntrus Achmea Pensioenbeheer naar TKP Pensioen was een belangrijke activiteit die het jaar 2012 tekende. Per 1 januari 2012 vindt immers de pensioenadministratie vanuit TKP Pensioen plaats. Daarnaast is het september-akkoord tussen sociale partners over de nieuwe pensioenregeling vanaf 2013 een andere gebeurtenis die veel impact heeft gehad op het beleid van BPL. In deze notitie stippen wij de belangrijkste ontwikkelingen aan die in 2012 in het bestuur aan de orde zijn geweest naast de reguliere thema’s waar het fonds haar aandacht aan besteed.
2.2
Transitie naar TKP Pensioen
In de tweede helft van 2011 zijn er reeds voorbereidingen getroffen om het transitieproces in gang te zetten. Zo is er vanaf september 2011 een stuurgroep opgestart waar bestuursleden van BPL zitting in hebben en waaraan zowel de overdragende uitvoerder als de overnemende uitvoerder rapporteerden. De bestuursleden in de stuurgroep hebben van het bestuur het mandaat gekregen om over zaken die specifiek de transitie betreffen voorbereidende besluiten te nemen die later in de bestuursvergadering bekrachtigd werden. Het fonds heeft gelijk bij de aanvang van de transitie een adviseur ingeschakeld die namens het fonds de transitie bij beide uitvoerders begeleidde en die het bestuur snel op de hoogte kon stellen van belangwekkende zaken. Het bestuursbureau van BPL had het dagelijkse contact met deze adviseur. De stuurgroep kwam in 2012 elke maand bijeen en rapporteerde vervolgens hun bevindingen aan het bestuur. De betaling van de pensioengerechtigden door de nieuwe pensioenadministrateur vond de eerste keer in januari 2012 plaats. De inning van de premies van de werkgevers vond vanaf maart 2012 via TKP plaats. Voor de uitvoering van het incassobeleid en het handhavingsbeleid werkt TKP met een derde partij, namelijk Vesting Finance. De overdracht van het gehele bestand met alle gegevens die de nieuwe administrateur nodig heeft om de gehele administratie te kunnen uitvoeren is voor 1 juli 2012 aan TKP overgedragen. Na de zomer vond de accountantscontrole plaats op de overdracht van de gegevens aan de nieuwe administrateur. Hierbij zijn steekproefsgewijs diverse dossiers gelicht waarbij er onderzocht is in hoeverre de gegevens juist en volledig zijn overgedragen. Eind 2012 heeft BPL de factuur voor de transitie ontvangen van de overdragende administrateur. Deze afrekening is nog niet vastgesteld en de afwikkeling moet nog plaatsvinden. Gedurende de transitie zijn er een aantal zaken aan het licht gekomen die anders zijn verlopen dan afgesproken in de contracten. De deelnemers en pensioengerechtigden hebben hier nauwelijks wat van gemerkt. Slechts een beperkte groep heeft een correctie op de te hoog vastgestelde pensioenuitkering gekregen. Bij de vaststelling van de eindfactuur zijn de tekortkomingen van de overdragende uitvoerder meegenomen. De financiële afwikkeling van de transitie vindt nog begin 2013 plaats. Het fonds gaat pas tot decharge van de overdragende pensioenadministrateur over als alles is afgerond en over alle aspecten overeenstemming is verkregen.
2.3
Nieuwe contracten voor vastgoed en vermogensbeheer
Per 1 januari 2012 zijn ook de nieuwe contracten voor vermogensbeheer, strategisch pensioenmanagement en vastgoed ingegaan die BPL heeft afgesloten met respectievelijk Syntrus Achmea Vermogensbeheer en Syntrus Achmea Vastgoed. Hiermee wordt de relatie met beide partijen gecontinueerd.
2.4
Premiebeleid, herstelplan en crisisplan
Eind augustus 2011 verkeert BPL voor het eerst in een dekkingstekort. Daaropvolgend heeft het fonds bij De Nederlandsche Bank (DNB) een herstelplan aangeleverd waarin het aangeeft dat de dekkingsgraad drie jaar later, in augustus 2014, weer 105% zal zijn. In 2012 zou BPL eigenlijk een premie moeten heffen die bijdraagt aan herstel tot de grens van het dekkingste-
20
BPL JAARVERSLAG 2012
kort (104,4%). Dit betekent dat de premie op dezelfde manier moet worden vastgesteld als de voorziening. Het premiebeleid van BPL was tot op heden gebaseerd op een verwacht rendement van 4%, terwijl de voorziening wordt vastgesteld aan de hand van de marktrente. Bij een dekkingstekort vereist DNB een premie die op eenzelfde wijze als de voorziening wordt vastgesteld, namelijk voor BPL ook op basis van de marktrente. In vergelijking met de tot en met 2012 gehanteerde methodiek leidt dit tot een fors hogere premie. In 2010 hebben sociale partners het premiebeleid vastgesteld. Hierbij is afgesproken dat het premiepercentage van 19,5% wordt gehandhaafd. Met het dekkingstekort dat BPL sinds eind augustus 2011 heeft zou BPL haar premie ook aan de hand van de marktrente dienen vast te stellen. DNB heeft BPL in 2012 echter éénmalig dispensatie verleend van deze eis, waardoor BPL de premie in 2012 op het oude beleid zoals met sociale partners in 2010 was afgesproken kon handhaven. De Nederlandsche Bank heeft in december 2011 een beleidsregel gepubliceerd waaraan pensioenfondsen zich dienen te houden. Hierin is bepaald dat pensioenfondsen voor 1 mei 2012 een crisisplan dienen te hebben dat deel uitmaakt van de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In dit crisisplan geeft het fonds aan wanneer er sprake is van een crisis en welke maatregelen het fonds dan kan gaan nemen (in overleg met de sociale partners). Het crisisplan heeft BPL vervolgens gepubliceerd op de website van het fonds www.bplpensioen.nl, om bekend te worden onder de belanghebbenden. Het bestuur van BPL moest afgelopen zomer helaas constateren dat gezien de slechte economische omstandigheden, en dan vooral de lage rente, het niet zeker zou zijn dat het herstel zoals omschreven in het herstelplan gehaald zou worden. Het bestuur heeft sociale partners na deze constatering geïnformeerd over de dreigende crisis en mogelijk te nemen maatregelen. Met ingang van 1 januari 2013 wordt door het fonds een kostendekkende premie gehanteerd.
2.5
Kabinetsmaatregelen in september 2012
Ondertussen heeft het Kabinet in september bekend gemaakt aan welke eisen de pensioenfondsen in 2013 moeten voldoen. Een belangrijke eis voor BPL was (wederom) dat de premie in 2013 moest bijdragen aan het herstel van de dekkingsgraad tot een niveau van 104,4%. Deze overgang zou tot een forse premieverhoging leiden, tenzij de pensioenregeling zou worden versoberd. Pensioenfondsen die ook in 2013 dispensatie van deze eis willen hebben, moeten aan een aantal eisen voldoen. Deze eisen zijn: • de pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd naar 67 jaar; • het pensioenfonds indexeert pas vanaf een dekkingsgraad van 110%; • het pensioenfonds past jaarlijks de premie en de indexatie aan conform de toenemende levensverwachting. Het was overigens niet zeker of DNB inderdaad dispensatie zou verlenen als aan deze eisen zou worden voldaan. Tevens liet het Kabinet in september weten dat met ingang van die maand de rentetermijnstructuur zal worden gebaseerd op de Ultimate Forward Rate (UFR). De achtergrond van deze wijziging was dat DNB had geconstateerd dat de marktrente voor de heel lange looptijden niet voldoende liquide waren, waardoor de prijsvorming in die looptijden geen goede afspiegeling waren van de werkelijke marktprijzen. Om die reden heeft DNB gekozen voor de UFR, waarvoor geldt dat de rente tot een looptijd van 20 jaar gelijk is aan de normale marktrente, maar dat de rente voor langere looptijden op de lange termijn geleidelijk stijgt naar een rente van 4,2%. Dit leidde voor BPL tot een verhoging van de dekkingsgraad met 4%. Ultimo 2012 bedroeg de dekkingsgraad 104,4%. Tevens werd de premie, die bijdraagt aan herstel, door deze maatregel lager.
2.6
Akkoord sociale partners over nieuwe regeling
Het bestuur heeft op 10 september 2012 de sociale partners op een bijeenkomst uitgenodigd om te praten over de te nemen maatregelen bij de dreigende crisis. Dit heeft in de weken daarna geresulteerd in een door sociale partners gesloten akkoord. De maatregelen die per 1 januari 2013 genomen zijn: • verhogen van de pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar; • verlagen van het opbouwpercentage van 2,0% naar 1,95%; • verlaging van het voorwaardelijke pensioen voor deelnemers die geboren zijn in de periode 1951 t/m 1965 (met 18%); • verlagen werkgeverspremie voor het voorwaardelijk pensioen (van 2,3% naar 1,25% van de loonsom); • verhogen van de werkgevers- en deelnemerspremie. Voor werkgevers van 15,29% naar 17,09% en voor deelnemers van 4,21% naar 4,61%. Dit is een percentage van de pensioengrondslag (het deel van het loon waarover pensioen wordt opgebouwd).
BPL JAARVERSLAG 2012
21
Daarbij vindt er net als in de afgelopen jaren geen indexatie plaats over de opgebouwde pensioenrechten. De aanpassingen worden nader toegelicht in paragraaf 3.2 onder premies.
2.7
Communicatie van de nieuwe regeling eind 2012
Na het akkoord van sociale partners over de nieuwe regeling heeft het bestuur meteen het initiatief genomen om nog in 2012 een aantal bijeenkomsten te organiseren voor deelnemers en werkgevers over de nieuwe pensioenregeling. Per brief werden deelnemers en werkgevers hiervoor uitgenodigd met in de brief reeds een weergave van de wijzigingen van de pensioenregeling. De bijeenkomsten hebben plaatsgevonden in Zwolle, Breda, Venlo, Honselersdijk, Akersloot en Assen. In 2013 heeft er nog een bijeenkomst in Giesbeek plaatsgevonden. De avonden waren redelijk druk bezocht. Op de avond gaf de werkgevers- of werknemersvoorzitter, de heer Vulto of de heer Roest, een presentatie over de financiële situatie van het pensioenfonds, de wijze van beleggen van BPL en de wijzigingen in de pensioenregeling. De pensioenconsulent van BPL gaf een presentatie over de inhoud van de pensioenregeling van BPL en de mogelijkheden die de regeling heeft om het pensioengeld van de deelnemer flexibel in te zetten. Dit kan onder andere door vervroegen van de pensioenrichtleeftijd, hoog-laag pensioen, deeltijdpensioen en de inzet van het voorwaardelijke pensioen waar deelnemers die geboren zijn tussen 1950 en 1965 voor in aanmerking komen op hun pensioendatum (of uiterlijk in 2021) mits zij aan de voorwaarden voldoen. De deelnemers en werkgevers waren over het algemeen positief over het verhaal dat zij te horen kregen. Door de positieve reacties heeft het bestuur van BPL besloten om door te gaan met het jaarlijks informeren van deelnemers over hun pensioenfonds en hun pensioenregeling via bijeenkomsten.
2.8
Overige communicatieactiviteiten in 2012
In juli 2012 is het communicatiebeleidsplan opnieuw vastgesteld voor een periode van drie jaar. Naast de standaard events zoals het twee keer per jaar uitbrengen van het pensioenmagazine ‘Later Lekker Leven’ voor deelnemers en gepensioneerden van het fonds en de verzending van het Uniform Pensioenoverzicht voor 1 juni van 2012, had de communicatie rondom de transitie naar TKP begin 2012 de volle aandacht. Voor zowel de werkgevers als de werknemers werd in 2011 reeds een apart traject opgestart. Alle deelnemers zijn in 2011 in dit traject schriftelijk geïnformeerd. Voor de werkgevers werd een zogenaamde drietrapsraket (3 communicatie-momenten) ontwikkeld. Het eerste communicatiemoment voor werkgevers lag in 2011. De overige twee momenten lagen aanvang 2012. De informatiemomenten handelden over zowel de gegevensaanlevering als de facturen die voor het eerst sinds maart 2012 verstrekt werden vanuit TKP.
2.9 Risicomanagement In augustus 2012 heeft het bestuur het risicomanagement, zoals daar vanaf 2010 tot op heden aandacht aan wordt besteed, geëvalueerd. Hieruit volgde de algemene conclusie dat er binnen BPL veel aan risicomanagement gedaan wordt, maar dat dit aan de buitenkant weinig zichtbaar is. BPL kent de structuur dat in het voorzittersoverleg regelmatig aandacht wordt besteed aan risicomanagement in de breedste zin van het woord. Het financiële risicomanagement komt in eerste instantie in de beleggingsadviescommissie aan de orde. Vervolgens rapporteren zowel het voorzittersoverleg als de beleggingsadviescommissie aan het bestuur. Jaarlijks wordt er een rapportage over het voorgaande jaar opgesteld met daarin alle genomen besluiten en maatregelen in het kader van integraal risicomanagement. Op dit moment ontvangt de beleggingsadviescommissie en het bestuur per kwartaal rapportages van de pensioenadministrateur, de vermogensbeheerder en de vastgoedbeheerder. Naast kwartaalrapportages worden ook risicorapportages ontvangen. In deze laatste wordt inzicht verleend in de financiële en operationele risico’s die het pensioenfonds loopt. Daarnaast hebben de vermogensbeheerders van het BPL Bestuursbureau een frequent contact met de vermogensbeheerder en de vastgoedbeheerder van BPL. Maandelijks wordt de dekkingsgraad vastgesteld. De financiële aspecten worden daarmee maandelijks, dan wel per kwartaal aan het bestuur gerapporteerd, waardoor zij dan ook de mogelijkheid heeft om haar beleid vast/bij te stellen.
22
BPL JAARVERSLAG 2012
Op het gebied van integriteit vindt jaarlijks een rapportage plaats en dient het bestuur tussentijds op de hoogte te worden gesteld bij incidenten. Het afgelopen jaar vond een gedeelte van het risicomanagement ook plaats in de stuurgroep die bij de transitie betrokken was. BPL heeft door het inschakelen van een extern adviseur een goed zicht op het dagelijks verloop van de transitie. Bijzonderheden zijn door deze adviseur direct gemeld aan het BPL Bestuursbureau, de stuurgroep transitie en het bestuur, zodat het bestuur gelijk hierop onverwijld kon reageren. Het bestuur met de commissies wordt ondersteund door het BPL Bestuursbureau. Daarnaast is het intern toezicht ingericht met een verantwoordingsorgaan en een deelnemersraad. Jaarlijks doet de visitatiecommissie als extern visiteur de visitatie. Het extern toezicht vindt plaats door de accountant en actuaris. Indien nodig zoekt het bestuur ook het contact met sociale partners op zoals over thema’s als het premiebeleid en de nieuwe regeling. BPL heeft een heldere organisatiestructuur met commissies en bestuursbureau die het bestuur ondersteunen. Er wordt veel aan risicomanagement gedaan, echter kan de zichtbaarheid van deze activiteiten worden vergroot zowel voor BPL, als voor het fonds, als voor de stakeholders. Hiertoe zal BPL in 2013 de eerste stappen gaan zetten om meer in beeld te brengen wat haar activiteiten zijn op het gebied van risicomanagement door het vervaardigen van een risicomanagement handboek. Hierin worden de processen rondom risicomanagement en het vervaardigde beleid van het bestuur van de afgelopen jaren omschreven. Daarnaast zal worden onderzocht hoe de rapportage op het gebied van het risicomanagement kan worden verbeterd.
2.10 Deskundigheid Afgelopen jaar 2012 is de heer Onstwedder van de FNV als aspirant-bestuurslid toegetreden. Na ruim een half jaar als aspirant- bestuurslid te hebben meegedraaid is eind 2012 de procedure gestart om de heer Onstwedder aan te melden bij DNB als algemeen bestuurslid. De heer Onstwedder voldoet hierbij aan het profiel dat BPL heeft opgesteld in het deskundigheidsplan. Hierin zijn profielen van bestuurders opgenomen voor onder andere een algemeen bestuurslid, een voorzitter, een lid van de Technische Commissie, een Beleggingsadvies commissielid en een lid van de Dienstverleningsovereenkomsten Commissie. De profielen bevatten naast vereisten op kennisgebied ook vereisten op het gebied van competenties die het pensioenfonds verwacht van nieuwe bestuurders in hun rol als algemeen of bijzonder bestuurslid. Het bestuur heeft zich, tijdens de studiedagen, die in 2012 zes keer hebben plaatsgevonden, verdiept in actuele thema’s zoals onder andere de Wet versterking bestuur, de ontwikkelingen rondom de Ultimate Forward Rate, het crisisplan en ontwikkelingen op beleggingsgebied, het Pensioenakkoord en ALM. Het bestuur is zowel bij Syntrus Achmea Vastgoed, als bij Syntrus Achmea Vermogensbeheer op sitevisit geweest en heeft aldaar nog extra studiedagen gevolgd. Daarnaast hebben de verschillende bestuursleden deelgenomen aan seminars en bijeenkomsten van de Pensioenfederatie. SPO is onder andere de partij waar bestuursleden opleidingen bij hebben gevolgd.
2.11 Compliance BPL heeft de gedragscode voor BPL in het voorjaar van 2012 opnieuw vastgesteld. De compliance officer heeft een onderzoek verricht naar de werkzaamheden van Syntrus Achmea Vastgoed waarbij onderzocht is of de activiteiten van de vastgoedbeheerder integer zijn en conform de contractueel afgesproken normen. De uitkomst van dit onderzoek is in het najaar in het bestuur aan de orde geweest. De terugkoppeling en bespreking van de resultaten van dit onderzoek vindt eind 2012 en begin 2013 plaats met Syntrus Achmea Vastgoed.
2.12 Indexatiebeleid Begin 2012 heeft BPL haar indexatiebeleid geactualiseerd. Vanaf 2011 heeft BPL geen indexatie meer verleend. De achterliggende reden hiervoor is de financiële situatie, immers had het fonds in 2010 aanvankelijk een reservetekort dat in 2011 een dekkingstekort werd. Het bestuur heeft de ambitie, om als de financiële situatie van het fonds dit toelaat, een inhaalindexatie
BPL JAARVERSLAG 2012
23
te verstrekken. Het bestuur heeft een staffel opgesteld wanneer zij een inhaalindexatie willen verlenen: • inhaal indexatie bij vereiste dekkingsgraad + 10% daarbovenop over maximaal 1 jaar terug • inhaal indexatie bij vereiste dekkingsgraad + 20% daarbovenop over maximaal 3 jaar terug • inhaal indexatie bij vereiste dekkingsgraad + 25% daarbovenop over maximaal 5 jaar terug • inhaal indexatie bij vereiste dekkingsgraad + 30% daarbovenop over maximaal 10 jaar terug. Per 1 januari 2012 is er niet geïndexeerd en per 1 januari 2013 is er eveneens niet geïndexeerd.
2.13 Wederkerigheidsafspraken met Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouw en BPL Het komt voor dat een werkgever die onder de verplichtstelling van de bouw valt, of andersom die onder de verplichtstelling van BPL valt, door verschuiving van de werkzaamheden onder de verplichtstelling van het andere pensioenfonds komt te vallen. Dit heeft tot gevolg dat de werkgever met de pensioenopbouw van het ene pensioenfonds overgaat naar het andere pensioenfonds. Door een dergelijke overgang kunnen de rechten op het voorwaardelijk pensioen komen te vervallen. Dit heeft grote gevolgen voor de deelnemers die voor de voorwaardelijke rechten in aanmerking komen. Dit is de aanleiding geweest van beide pensioenfondsen om afspraken te maken die in deze situatie gelden bij de overgang van de werkgever naar het andere pensioenfonds. Dit zijn de zogenaamde wederkerigheidsafspraken. Deze houden in dat bij een overgang de deelnemer zijn rechten op het voorwaardelijk ouderdomspensioen niet verliest, maar het recht behoudt bij het nieuwe pensioenfonds. Verder is er afgesproken dat een werkgever niet met terugwerkende kracht zal worden aangesloten bij het andere pensioenfonds en daardoor niet met dubbele premielasten zal worden geconfronteerd. De looptijd van de wederkerigheidsafspraken is van 1 januari 2011 tot 1 januari 2022. Tussentijds zullen de afspraken regelmatig worden geëvalueerd.
2.14 Wijziging van de verplichtstelling Eens in de vijf jaar dienen de representativiteitscijfers bij het Ministerie voor Sociale Zaken & Werkgelegenheid te worden ingediend. BPL diende dit voor 1 september 2012 te doen. De verplichtstelling van BPL diende hierbij (zoveel mogelijk) gelijk te zijn aan de verplichtstelling van de Colland cao. Op enkele punten is de verplichtstelling derhalve aangepast. Zo zijn de Bedrijfsverzorgingsdiensten nu in de verplichtstelling opgenomen van BPL. Dat waren zij reeds in de Colland cao. Bij BPL waren zij vrijwillig aangesloten en dat is nu omgezet in een verplichte aansluiting. De aangepaste verplichtstelling is per 2 februari 2013 van kracht.
2.15 VPL-rechten In 2006 hebben sociale partners aan de toenmalige deelnemers, die geboren zijn in de jaren 1950 tot en met 1965 zogenaamde VPL-rechten toegekend. Deze rechten zijn voorwaardelijke pensioenrechten waarmee de betreffende deelnemers alsnog de mogelijkheid werd geboden om eerder met pensioen te gaan dan de datum waarop de AOW zal ingaan. De voorwaardelijkheid komt naar voren in het feit dat deze rechten uiteindelijk alleen worden toegekend als de deelnemer onafgebroken deelnemer blijft tot de pensioendatum danwel tot en met 2021. DNB heeft in 2012 onderzoek gedaan naar de wijze waarop deze rechten zijn gefinancierd. DNB heeft daarbij als uitgangspunt dat er geen vermenging mag zijn tussen enerzijds de middelen die zijn bestemd voor de reguliere pensioenregeling die wordt uitgevoerd door het pensioenfonds en anderzijds de middelen die, op verzoek van sociale partners, zijn bestemd om de VPL-rechten te financieren. Het bestuur van BPL heeft geconstateerd dat BPL voldoet aan dit uitgangspunt en dat er geen vermenging van middelen heeft plaats gevonden of zal plaats vinden.
24
BPL JAARVERSLAG 2012
2.16 Terugstortingen jaren ‘90 In 1992 deed het wetsvoorstel Wet Brede Herwaardering zijn intree. In dit voorstel was opgenomen om belasting te heffen over de reserves van pensioenfondsen. Naar aanleiding hiervan hebben pensioenfondsen en sociale partners langs allerlei manieren gepoogd de vermogens van pensioenfondsen niet verder te laten groeien of af te laten nemen. Het wetsvoorstel is in 2004 ingetrokken. Het verlagen van de buffers staat momenteel in de politieke belangstelling. In het kader van transparantie is verzocht om aanwezige informatie over terugstortingen beschikbaar te stellen aan de deelnemersraden- en verantwoordingsorganen. Bij BPL is in de jaren ’90 geen sprake geweest van terugstortingen.
BPL JAARVERSLAG 2012
25
26
BPL JAARVERSLAG 2012
Financieel beleid
3 BPL JAARVERSLAG 2012
27
3 .
Financieel beleid
3.1 Inleiding In dit hoofdstuk leest u over het financierings- en toeslagenbeleid van het fonds. Ook is hier de financiële situatie van het fonds samengevat en worden de ontwikkelingen op het gebied van beleggingen beschreven. In augustus 2011 is de dekkingsgraad gezakt tot onder de minimaal vereiste grens van 104,4%, waardoor BPL in een dekkingstekort is geraakt. Het bestuur heeft naar aanleiding hiervan een herstelplan bij DNB ingediend. Uit het plan blijkt dat naar verwachting met het bestaande beleid binnen de wettelijke termijn van 3 jaar de dekkingsgraad boven de minimaal vereiste dekkingsgraad uit komt. De feitelijk ontwikkeling van de dekkingsgraad duiden er op dat het herstel inderdaad tijdig wordt gehaald en dat daarmee de dekkingsgraad in augustus 2014 hoger is dan 104,4%. Hierdoor behoeft vanuit het perspectief van het herstel geen additioneel beleid te worden gevoerd. Wel behoefde het premiebeleid in de afgelopen jaren een aanpassing doordat de regelgeving aan de premie extra eisen stelt bij een dekkings- en reservetekort. Deze aanpassing wordt in de volgende paragraaf verder toegelicht.
3.2 Premies Het fonds financiert de pensioenregeling met een reglementaire doorsneepremie. Deze premie moet minimaal gelijk zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Deze gedempte kostendekkende premie wordt gebaseerd op een rendement van 4%. Een lagere premie, ofwel een premiekorting, is slechts toegestaan als het pensioenfonds een gezonde financiële positie heeft, dus geen reservetekort heeft en haar indexatieambitie in belangrijke mate kan waarmaken. Gezien het in 2010 ontstane reservetekort hebben cao-partners de premie in stappen verhoogd tot het niveau van de gedempte kostendekkende premie (18,15% in 2011 en 19,5% in 2012). Aangezien ook in 2011 geen premiekorting meer was toegestaan en de feitelijke premie toch een premiekorting bevatte, is, in overleg met DNB, besloten om dit in 2012 te corrigeren door een éénmalige verlaging van het opbouwpercentage. Voor 2012 is het opbouwpercentage vastgesteld op 1,85% van de pensioengrondslag. Hierdoor voldoet de premie in 2011 én 2012 gezamenlijk aan de wettelijke eisen. In 2011 is het pensioenfonds in een dekkingstekort geraakt. Bij een dekkingstekort moet de premie bijdragen aan herstel. BPL heeft voor 2012 dispensatie gekregen voor deze eis.(Deze dispensatie wordt door DNB “adempauze” genoemd.) Voor 2013 kon BPL eventueel onder striktere voorwaarden wederom een verzoek doen om dispensatie. Hiervoor hebben caopartners niet gekozen en er voor gezorgd dat de premie in 2013 daadwerkelijk bijdraagt aan herstel. Hierbij hielp het dat DNB vanaf september 2012 verplichtte om de voorziening in de financiële rapportage te baseren op de Ultimate Forward Rate (UFR) in plaats van de Rente Termijn Structuur (RTS). De UFR is voor langere looptijden beduidend hoger, zodat dit een drukkend effect heeft op de premie. Cao-partners hebben dan ook besloten om in 2013 de premie te verhogen van 19,5% naar 21,7%, het opbouwpercentage structureel te verlagen van 2% naar 1,95% en de pensioenrichtleeftijd te verhogen van 65 naar 67 jaar. Dit ging tevens gepaard met een verlaging van de VPL-premie van 2,3% naar 1,25%. Voor werkgevers die vallen onder de cao voor de Tuinzaadbedrijven zijn bij wijze van uitzondering afwijkende afspraken gemaakt voor wat betreft de VPL-premie. Hiervoor geldt de premieverdeling zoals vastgelegd in de meest recente cao voor de Tuinzaadbedrijven. Hoewel cao-partners dus niet ook voor 2013 dispensatie hadden aangevraagd, voldeed BPL overigens wel aan de minimumeisen die aan deze dispensatie door DNB waren gesteld. Dit betrof een verhoging van de pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar, het invoeren van een beleidsmechanisme waarmee de toename van de levensverwachting premieneutraal in de pensioenregeling zal worden verwerkt en een indexatiebeleid waarbij pas vanaf een dekkingsgraad vanaf 110% (gedeeltelijk) wordt geïndexeerd.
28
BPL JAARVERSLAG 2012
De diverse premies bedragen in miljoenen euro’s als volgt: De ontvangen premie op basis van 19,50% van de pensioengrondslag
303.676
De gedempte kostendekkende premie
284.638
De kostendekkende premie
392.834
Premie 2012
Totaal
Werkgever
Werknemer
19,50%
15,29%
4,21%
3.3 Franchise Sinds 1 januari 2002 streeft het fonds ernaar om de franchise jaarlijks beleidsmatig aan te passen aan de CBS-prijsindex alle huishoudens. De franchise is dan minimaal gelijk aan de franchise van artikel 18a, lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964. Voor 2012 was de franchise vastgesteld op a 48 per dag (a 12.711,- per jaar).
3.4 Toeslagen Het bestuur hanteert vanaf 2009 variant D1 uit de toeslagenmatrix als uitgangspunt voor het aanpassen van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Dit betekent dat het fonds ernaar streeft jaarlijks een toeslag te verlenen die gelijk is aan de stijging van het CBS-consumentenprijsindexcijfer (CPI, alle huishoudens afgeleid, dus exclusief effecten door overheidsbeleid, voor de maand september). Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre het de pensioenrechten en pensioenaanspraken daadwerkelijk verhoogt. Het fonds verleent alleen een toeslag voor zover de beschikbare middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten. Daarbij hanteert het de volgende staffel als leidraad: Hoogte toeslag
Voorwaarden
Geen
gemiddelde dekkingsgraad is lager dan de vereiste dekkingsgraad
Gedeeltelijk
gemiddelde dekkingsgraad ligt tussen de vereiste dekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad +10%
Volledig
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +10%
Volledig inclusief
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +20%, als er in de drie voorgaande jaren
inhaal
een achterstand in toeslagverlening was
De gemiddelde dekkingsgraad is het gemiddelde van de dekkingsgraad van vier kwartalen, eindigend bij het derde kwartaal in het jaar voorafgaand aan 1 januari van het jaar waarin toeslag wordt verleend. Daarbij geldt dat het verschil tussen hoogste kwartaalstand en laagste kwartaalstand niet meer mag bedragen dan 20%; is dit wel het geval dan wordt de hoogste kwartaalstand afgetopt op de laagste kwartaalstand + 20%. Ook geldt hierbij dat de actuele dekkingsgraad niet lager mag zijn dan de Vereiste Dekkingsgraad -/- 5% op het moment dat het indexatiebesluit genomen wordt. Bij de vaststelling van de Gemiddelde Dekkingsgraad, de Vereiste Dekkingsgraad en de actuele dekkingsgraad wordt de dekkingsgraad genomen voordat de toeslagtoekenning daarin verwerkt is.
BPL JAARVERSLAG 2012
29
In 2011 heeft het bestuur het toeslagbeleid geëvalueerd. Daarbij heeft zij besloten om de staffel voor inhaaltoeslagen als volgt uit te specificeren. Hoogte toeslag
Voorwaarden
Over maximaal 1 jaar terug
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +10%,
Over maximaal 3 jaar terug
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +20%,
Over maximaal 5 jaar terug
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +25%,
Over maximaal 10 jaar terug
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +30%,
Over 2011 is in verband met het lange termijn herstelplan geen toeslag verleend. Onderstaande tabel laat zien welke toeslagen het fonds de afgelopen jaren heeft verleend en hoeveel de stijging van het prijsindexcijfer bedroeg over de van toepassing zijnde referteperiode.
3.5
Jaar
Percentage toeslag
CPI
2002
0,0
3,2
2003
1,5
1,9
2004
0,6
0,9
2005
1,5
1,4
2006
1,4
1,6
2007
1,4
1,5
2008
2,8
2,8
2009
0,1
0,1
2010
0,0
1,4
2011
0,0
2,5
2012
0,0
2,1
Samenvatting financiële positie
Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar: Pensioen
Technische
Dekkings-
vermogen
voorzieningen
graad
EUR
EUR
%
Stand per 1 januari
8.988.982
8.935.062
100,6
Beleggingsresultaten
1.039.967
137.274
Premiebijdragen
303.676
314.450
Uitkeringen
-196.522
-200.452
(x € 1.000)
Wijziging marktrente
474.854
Wijziging actuariële uitgangspunten
85.155
Overige Stand per 31 december
30
BPL JAARVERSLAG 2012
-22.836
10.113.267
-64.106
9.682.237
104,4
De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraden ultimo
2012
2011
2010
2009
2008
104,4%
100,6%
110,4%
117,3%
112,2%
2,5%
2,8%
3,4%
3,9%
3,5%
Rente ultimo jaar van de rentetermijnstructuur Behorende bij de duration van het fonds
3.6
Actuariële analyse
De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: 2012
2011
EUR
EUR
Premiebijdragen
303.676
280.864
Pensioenopbouw
-313.134
-279.441
pensioenuitvoeringskosten
3.986
-1.224
Pensioenuitvoeringskosten
-20.562
-25.416
-26.034
-25.217
Beleggingsresulaten inclusief rentederivaten
1.039.967
686.640
Rentetoevoeging technische voorziening
-137.274
-95.701
Wijziging marktrente
-474.854
-1.297.060
427.839
-706.121
Resultaat op waardeoverdrachten
370
8.879
Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen)
10.184
-21.914
Resultaat op uitkeringen
4.267
286
Indexering en overige toeslagen
-1.975
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
-85.155
Overige baten
60.956
13.819
Overige lasten
-8.050
-284
Premieresultaat
Mutatie technische voorziening voor
Inclusief Interestresultaat
Overige resultaten
Vrijval voorziening Flex-pensioen
159.454
Totaal saldo van baten en lasten basisregeling VPL-resultaat
Totaal saldo van baten en lasten
3.6.1
-19.403
160.240
382.402
-571.098
72.296 454.698
-571.098
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets
In boekjaar 2012 is de vermogenspositie van het pensioenfonds gestegen tot boven de grens van het dekkingstekort. In deze situatie is het pensioenvermogen van het fonds hoger dan het minimaal vereist vermogen. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB. Er is echter nog wel sprake van een reservetekort. Het pensioenvermogen is dan lager dan het vereist vermogen.
BPL JAARVERSLAG 2012
31
3.6.2
Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum hoger dan het wettelijk minimum vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, geen sprake van een dekkingstekort. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is echter op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, wel sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132, lid 2 (vanwege het dekkingstekort). 3.6.3
Risico en beheersing/beleid
Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico’s die het bestuur met prioriteit heeft aanpakt: • Beleggingsrisico’s • Actuariële risico’s • Renterisico Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: • beleggingsbeleid • premiebeleid • toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. In 2012 is er een update gemaakt van de ALMstudie. Deze studie was voor het bestuur geen aanleiding om het beleid substantieel te wijzigen. 3.6.4
Actuariële risico’s
De grondslag voor overlevingskansen is gebaseerd op de Prognosetafel 2012-2062 van het Actuarieel Genootschap (AG). De AG Prognosetafel 2010-2060 houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse Bevolking. De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte. De invoering van deze tafel in 2012 heeft tot een 1% hogere voorziening geleid ten opzichte van de in 2011 gehanteerde Prognosetafel 2010-2060. Overige relevante actuariële risico’s zijn het overlijdensrisico (kortleven risico) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. 3.6.5
Renterisico
Het fonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de beleggingen en de verplichtingen niet gelijk zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen (minder rendement) van meer of minder durationmatching af ten opzichte van alternatieve strategieën. Het bestuur heeft ervoor gekozen om het renterisico deels af te dekken. Gedurende 2012 is de omvang van de renteafdekking gebaseerd op de marktrente, bij de uitvoering daarvan is al rekening gehouden met de UFR.
32
BPL JAARVERSLAG 2012
3.7
Beleggingen
3.7.1
Terugblik economie en financiële markten
Net als voorgaande jaren stond 2012 bol van de ontwikkelingen en gebeurtenissen. Zo raakten diverse landen in Europa opnieuw in een recessie en laaide de Europese schuldencrisis weer op. In diverse landen brachten verkiezingen een hoop onzekerheid met zich mee. Uiteindelijk kwamen in Griekenland, Frankrijk en Nederland pro-Europese coalities tot stand. In Brussel werd een ambitieus masterplan opgesteld dat de Eurozone op het terrein van het economische beleid en begrotingsdiscipline slagvaardiger moet maken. Ook op monetair gebied was er genoeg te beleven: nieuwe rondes van kwantitatieve verruiming, nieuwe steunprogramma’s en bemoedigende uitspraken van Mario Draghi, de president van de ECB, om het uiteenvallen van de eurozone te voorkomen (“whatever it takes”). In de Verenigde Staten werd de aandacht vooral getrokken door de herverkiezing van zittend president Obama en de nodige zorgen of er een akkoord zou komen ten aanzien van de begroting (“fiscal cliff”). Ondanks al deze gebeurtenissen waren de rendementen positief voor de meeste beleggingscategorieën. De dalende rente zorgde voor positieve rendementen op vastrentende beleggingen. Zo daalde de Duitse 10-jaars rente van 1,8% naar 1,3% eind 2012. Tevens daalden de risico-opslagen voor perifere landen en bedrijfsobligaties waardoor bijv. de Italiaanse 10-jaars rente daalde van 7,1% naar 4,5% eind 2012. Aandelenmarkten waren beweeglijk gedurende 2012 maar lieten per saldo positieve en zelfs dubbelcijferige rendementen noteren. De euro deinde mee op de golven van de schuldencrisis en eindigde ten opzichte van de Amerikaanse dollar zelfs iets hoger dan het aan het begin van het jaar. 3.7.2
Gevoerd beleid
Begin 2012 heeft het pensioenfonds een ALM-studie en portefeuilleconstructie uitgevoerd. Daarbij is, binnen de kaders van het herstelplan, het beleggingsbeleid tegen het licht gehouden, zijn gevoeligheidsanalyses uitgevoerd en zijn portefeuille-verbeteringen voorgesteld. Dit heeft geleid tot een nieuwe strategische portefeuille met een vermindering van de blootstelling naar Europa en de VS door een grotere allocatie naar aandelen en obligaties van opkomende landen. Tevens zijn in het licht van de relatief tegenvallende resultaten ten opzichte van de benchmark, de aandelenbeleggingen meer gespreid over stijlen en managers. Met de huidige portefeuille is de verwachting dat het fonds zich in lijn met het herstelplan zal ontwikkelen. Gedurende 2012 werd het beleid voortgezet om het renterisico gedeeltelijk af te dekken. De omvang van deze afdekking is gedurende geheel 2012 gebaseerd geweest op de marktrente. Wel is halverwege het jaar bij de verdeling van de afdekking over de looptijden al voorgesorteerd op de UFR methodiek die vervolgens per 30 september werd ingevoerd. Daarbij is de opgelopen waarde in de rentehedge geïncasseerd en herbelegd in de overige vermogenscategorieën. De herbelegging van de opbrengst van deze aanpassing werd zoveel mogelijk gecombineerd met de aanpassingen vanuit de ALM en portefeuilleconstructie. Daarbij werd ook rekening gehouden met de verslechterde vooruitzichten in Europa vanwege de eurocrisis waardoor binnen de categorie aandelen relatief minder werd belegd in Europa. Het resultaat op de totale vermogensbeheerportefeuille over 2012 kwam uit op 9,8%. Alle beleggingscategorieën, droegen in 2012 positief bij aan het behaalde resultaat. Omdat de rente over geheel 2012 verder daalde behaalde de rentehedge een positief resultaat. Inclusief de rentehedge resulteerde een rendement van 11,9%.
BPL JAARVERSLAG 2012
33
3.7.3
Portefeuillewaarde
De waarde van de portefeuille en de verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën aan het einde van het jaar ten opzichte van de situatie aan het begin van het jaar wordt weergegeven in onderstaande tabel: Bedragen x
2012
2011
€ 1.000.000 Bedrag
Percentage
Normportefeuille
Bedrag
Percentage
Aandelen
2.849
27,5%
22,5%
1.949
23,9%
Vastrentende waarden
5.412
52,3%
49,0%
4.161
51,0%
292
2,8%
5,0%
265
3,2%
1.772
17,1%
23,0%
1.727
21,2%
22
0,2%
0,5%
60
0,7%
10.347
100,0%
100%
8.164
100%
Alternatieve beleggingen Vastgoed Liquide middelen Totaal Waarde portefeuilles ter afdekking rente risico
-69
890
10.278
9.054
Totaal inclusief portefeuilles ter afdekking renterisico
Het procentuele gewicht van vastgoed in de beleggingsportefeuille (eind 2012 17,1%) is in 2012 achtergebleven bij het gewicht van vastgoed in de normportefeuille (23%). Dit is het gevolg van het feit dat het rendement op vastgoed in 2012 lager was dan het rendement op aandelen en obligaties waardoor het gewicht van deze categorieën is gestegen en het gewicht van vastgoed is gedaald. Een tweede verklaring voor dit verschil is dat in 2012 een groot gedeelte van de renteafdekking is verkocht waardoor in totaal voor bijna 500 miljoen aan marktwaarde uit de renteafdekking is gerealiseerd. Deze middelen zijn herbelegd in de liquide belegging categorieën aandelen en obligaties waardoor het gewicht van deze categorieën verder is toegenomen. Ten derde zijn de investeringen in vastgoed in 2012 achtergebleven bij de verwachtingen ten tijde van het opstellen van de normportefeuille waardoor achteraf bezien het normgewicht te hoog is ingeschat. 3.7.4
Beleggingsrendementen
Onderstaande tabel geeft de bruto beleggingsrendementen weer, uitgesplitst naar de verschillende beleggingscategorieën waarin door het fonds wordt belegd. 2012
2012
Portefeuille
Benchmark
Aandelen
13,1%
16,2%
Vastrentende waarden
12,2%
11,6%
Alternatieve beleggingen
6,6%
4,9%
Vastgoed
0,4%
1,2%
Liquide middelen
0,9%
0,2%
Totaal
9,8%
10,4%
Totaal inclusief hedgeportefeuille
11,9%
Aansluiting met de jaarrekening De vermogensverdeling in de tabel onder portefeuillewaarde zoals bovenstaand weergegeven wijkt af van de cijfers verderop in de jaarrekening. De indeling van vermogenscategorieën volgens jaarverslagleggingsrecht (RJ 610) is namelijk anders dan de indeling die vermogensbeheer gebruikt binnen de beleggingsmandaten. De aansluiting is als volgt:
34
BPL JAARVERSLAG 2012
• de post Alternatieve beleggingen bestaat uit de beleggingen in infrastructuur, private equity en overige alternatieve beleggingen. In de jaarrekening worden deze gerubriceerd onder Overige beleggingen dan wel Aandelen, • de post Liquide middelen bestaat uit banksaldi en beleggingen in een geldmarktfonds, deze laatste is in de jaarrekening terug te vinden onder Overige beleggingen, en • de post waarde hedge bestaat uit het totaal van renteproducten (swaps) die ten behoeve van de rentehedge worden aangehouden. In de jaarrekening worden deze gerubriceerd onder derivaten en overige schulden. 3.7.5
Vastrentende waarden
Alle portefeuilles in de categorie vastrentende waarden lieten hoge rendementen zien, variërend van 11% voor de meer kredietwaardige (investment grade) obligaties tot ruim 15% voor de hoger risico (high yield) obligaties. Het doel van de investment grade beleggingen is vooral om een veilige basis te bieden binnen de beleggingsportefeuille en hiermee aan de verplichtingen van het fonds te kunnen voldoen. De vastrentende waarden portefeuille bestaat daarom voor een groot deel uit staatsobligaties met de hoogste kredietkwaliteit van Duitsland, Nederland en Frankrijk. Daarnaast wordt belegd in kredietwaardige bedrijfsobligaties, staatsobligaties uit opkomende landen en obligaties met een hoger risico (high yield obligaties). Deze beleggingen behaalden in 2012 allemaal een positief rendement. Staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid en de betere bedrijfsobligaties profiteerden van de dalende rente en namen daardoor in waarde toe. De meer risicovolle categorieën en landen profiteerden sterk van het toegenomen vertrouwen en daardoor verder afnemen van de risicopremies. De crisis rond de Europese staatsleningen was in 2012 duidelijk minder intens dan in 2011. Factoren die hieraan bijdroegen waren het aantreden van de heer Monti als opvolger van de heer Berlusconi en het krachtdadige optreden van de Europese Centrale Bank. Rond zulke ontwikkelingen werden de posities in vooral Spanje en Italië regelmatig aangepast. In de zomer is de positie in Italië uitgebreid om van de verbeterde vooruitzichten te kunnen profiteren. Ook zijn op diverse momenten weer Ierse staatsleningen aangekocht aangezien Ierland het dieptepunt gepasseerd leek te zijn. Het rendement van de investment grade portefeuille kwam daarmee beter uit dan de benchmark. De high yield portefeuille profiteerde sterk van het toegenomen vertrouwen en was de best presterende categorie binnen vastrentende waarden. Vanwege de defensieve positionering van een deel van de portefeuille bleef het rendement wel achter bij de benchmark. Verder is in het 4e kwartaal de eerste stap gezet met beleggingen in obligaties van opkomende landen. De totale vastrentende waarden portefeuille is uitgekomen op een rendement van 12,2% versus een benchmarkrendement van 11,6%; een outperformance van 0,6%. 3.7.6
Aandelen
OOnder invloed van de stijgende bedrijfswinsten, lage schuldratio’s bij vele bedrijven en een aantrekkende mondiale economische groei lieten de aandelenmarkten wereldwijd een goed rendement zien. De Amerikaanse beurs steeg in euro’s gemeten met 14%. De Aziatische en opkomende markten stegen zelfs nog sterker, met uitzondering van Japan dat achterbleef met 6%. De Europese beurzen lieten de hoogste rendementen zien voornamelijk door de lage waarderingen van deze aandelen op de beurzen. De Europese beurzen stegen met 17%. Net als in 2011 hadden beleggers in 2012 nog veelal de voorkeur voor de meer stabiele beleggingen in de stabiele landen. De markt lette hierbij minder op de (hoge) prijs die voor deze aandelen betaald moest worden. Opmerkelijk genoeg waren het vooral de economisch gevoelige sectoren die het goed deden; de cyclische consumentengoederensector en de financiële waarden herstelden het sterkst. Ook hier presteerden vooral de meer stabiele aandelen het best. Traditioneel defensieve sectoren als nutsbedrijven en telecom bleven achter. In deze sectoren spelen veel specifieke kwesties zoals veranderende regelgeving en toegenomen concurrentie. Aan het einde van het jaar, toen langzamerhand minder nadruk kwam op de eurocrisis, waren stabielere aandelen weer minder in trek. Als gevolg van deze ontwikkeling boekte de portefeuille in Europa een resultaat dat beduidend onder het benchmarkrendement lag. In de VS resulteerde een rendement dat in lijn lag met de benchmark. Mede vanwege deze resultaten is gedurende 2012 een verdere spreiding over beleggingsstijlen en beheerders doorgevoerd.
BPL JAARVERSLAG 2012
35
Voor de beleggingen in Opkomende Landen geldt een indexvolgend mandaat waarbij het rendement in lijn ligt met de benchmark. De portefeuille Japanse aandelen presteerde ook rond de benchmark. De totale aandelenportefeuille liet over 2012 per saldo een positief rendement zien van 13,1% versus een benchmark rendement van 16,2%: een underperformance van 3,1%. 3.7.7
Alternatieve beleggingen
Infrastructuur Beleggingen in infrastructuur zijn investeringen in wegen en bruggen, maar ook zeehavens, spoorwegen en luchthavens. Het fonds is geïnvesteerd via beleggingsfondsen met brede spreiding over infrastructuursectoren in Europa en Noord-Amerika. De markt van infrastructuurbeleggingen herstelde zich verder in 2012. In de Verenigde Staten lieten ook investeringen die afhankelijk zijn van de economische groei, zoals de havensector, herstel zien. De sector hernieuwbare energie had een drukkend effect op de waarderingen. Het pensioenfonds behaalde een rendement van 10,3% op de infrastructuurbeleggingen. Private Equity Private equity zijn investeringen in niet-beursgenoteerde ondernemingen. Het pensioenfonds heeft geïnvesteerd in private equity via beleggingsfondsen met een duurzame insteek. De markt voor private equity zette in 2012 het herstel van 2011 door maar bleef achter bij beursgenoteerde aandelen. Dit wordt mede veroorzaakt doordat waarderingen vertraagd zijn ten opzichte van de beurs. Het aantal bedrijven dat naar de beurs ging steeg ten opzichte van het vorige jaar. Een van de belangrijkste aandachtspunten binnen de private equity markt is de toename in te verkopen ondernemingen. Dit kan een drukkend effect hebben op verkoopopbrengsten in de toekomst. Een positieve ontwikkeling is dat investeerders hun belang in private equity op peil willen houden of zelfs uitbreiden. De beleggingen van het pensioenfonds in private equity behaalden een positief rendement van 15,2% in 2012. Naast genoemde beleggingsfondsen wordt rechtstreeks deelgenomen in Fagoed en Q-Park. Vanwege een substantiële afwaardering door Q-Park is het rendement van deze investeringen uitgekomen op -6,4%. Portefeuille van Kansen In de Portefeuille van Kansen zijn in 2012 de eerste investeringen gedaan. Er is deelgenomen in een leverancier van natuurlijke kleurstoffen en in een fonds gericht op investeringen in ontwikkelingslanden. Vanwege de geringe omvang van circa a 5 mln. heeft deze portefeuille nog geen significant effect op het portefeuillerendement. 3.7.8
Vastgoed
De vastgoedmarkt liet in 2012 een vergelijkbaar beeld zien als in de voorgaande jaren. De onzekere economische situatie heeft een negatieve invloed op de waardeontwikkelingen in de vastgoedmarkt. Hieronder wordt aangeven wat de belangrijkste achtergronden voor de ontwikkelingen per sector zijn: - woningen: de totale Nederlandse markt liet in 2012 4% minder verkochte woningen zien ten opzichte van 2011 waarbij de woningprijzen met 6% daalden. De vastgoedportefeuille van BPL bestaat voor 83% uit woningbeleggingen. De waardedaling op de koopwoningmarkt heeft natuurlijk een negatieve impact op de waarde van de woningbeleggingen maar bij het vaststellen van deze waarde is ook het te verwachten resultaat uit de jaarlijkse huurinkomsten van deze woningen van belang. - winkels: De totale detailhandelsomzet daalde in 2012 licht ten opzichte van 2011. De supermarkten wisten in 2012 echter nog omzetstijgingen te realiseren. De non-foodsector (wooninrichting, speelgoed, keukens en bouwmarkten) zagen de omzetten dalen. Op A-locaties blijven de huren stabiel. Op B en C-locaties ontstaat meer leegstand en dalen de huren van winkelruimten en staat ook de waarde van de winkels onder druk. De vastgoedportefeuille van BPL is voor 13% belegd in winkelbeleggingen. Eind 2012 heeft BPL bijv. drie dominante wijkwinkelcentra met een sterke focus op de foodsector in Rotterdam, Utrecht en Nieuw Vennep aan de portefeuille kunnen toevoegen. De verwachting is dat deze winkelcentra voor een structurele positieve bijdrage gaan leveren aan de winkelportefeuille van BPL. - kantoren: De gemiddelde leegstand op de kantorenmarkt is met 14% nog steeds omvangrijk. Door besparing- en efficiencymaatregelen is er een afnemende huisvestingsvraag. Er is sprake van beperkte nieuwbouw en door herbestemming naar andere functies zal een nieuw marktevenwicht moeten worden gevonden. Het aandeel van kantoren in de vastgoedportefeuille van BPL is beperkt tot 4%.
36
BPL JAARVERSLAG 2012
Het is de verwachting dat de druk op de vastgoedwaarderingen ook in 2013 aanhoudt. Nederland bevindt zich in een recessie en de vooruitzichten duiden niet op een snel economisch herstel. Daartegenover staat dat huurinkomsten uit de onderliggende huurcontracten in de toekomst blijven zorgen voor stabiele inflatie gecorrigeerde directe rendementen. Het IPD-ROZ benchmark rendement is in 2012 uitgekomen op 1,2%. Het boekhoudkundige rendement van BPL is in 2012 0,4% geweest. Hierbij moet vermeld worden dat de IPD-ROZ benchmark alleen vastgoed bevat in reguliere exploitatie, terwijl in het portefeuillerendement van BPL ook nieuwe projectontwikkelingen en grondparticipaties zijn meegenomen. Deze zullen pas na afronding van de ontwikkelingsfase een rendement genereren. Ondanks dit hebben de woningbeleggingen van BPL in 2012 wel een outperformance behaald ten opzichte van de IPD-ROZ woningbenchmark. De winkels en de kantoren van BPL hebben minder goed gepresteerd dan de benchmark. De invloed van de kantorenportefeuille is door de geringe omvang beperkt. De sterk presterende en relatief grote winkelsector in de IPD-ROZ benchmark heeft, in vergelijking met een relatief kleine en minder goed presterende winkelportefeuille van BPL, een belangrijke bijdrage geleverd aan de underperformance ten opzichte van de IPD-ROZ benchmark. 3.7.9
Rentehedge portefeuille
Het fonds heeft via een rentehedge het renterisico beperkt. Beleggingen en pensioenverplichtingen zijn namelijk niet in dezelfde mate gevoelig voor rentebewegingen. Daardoor kan de dekkingsgraad sterk meebewegen met rentebewegingen en loopt het fonds een groter risico met betrekking tot de dekkingsgraad. Dit renterisico kan worden verkleind door de rentegevoeligheid van de beleggingen meer in overeenstemming te brengen met die van de verplichtingen. Daarbij wordt rekening gehouden met de opbouw in looptijden van de verplichtingen. De rentehedge bestaat uit obligaties en renteswaps die met corresponderende looptijden worden opgenomen. Sinds eind 2011 hebben zich twee belangrijke wijzigingen voorgedaan met betrekking tot het vaststellen van de rekenrente. Allereerst heeft De Nederlandsche Bank sinds eind december 2011 voorgeschreven dat de waarde van de pensioenvoorzieningen dient te worden bepaald aan de hand van een 3-maands gemiddelde marktrente in plaats van de actuele marktrente. Ten tweede dient de waarde van de pensioenvoorzieningen sinds eind september 2012 te worden bepaald met behulp van de Ultimate Forward Rate (UFR). Vanwege de invoering van de UFR-methodiek is in aanloop naar september de verdeling van de rentehedge over de verschillende looptijden aangepast. Daarbij is de opgelopen waarde in de rentehedge geïncasseerd en herbelegd in de overige vermogenscategorieën. Over geheel 2012 is de 30-jaars Europese swaprente gedaald van 2,6% naar 2,2%. De waarde van de verplichtingen is daardoor toegenomen. Dit heeft een negatief effect op de dekkingsgraad gehad. Door de gedaalde rente is echter ook een positief resultaat behaald op de rentehedge wat resulteerde in een positief effect op de dekkingsgraad van het pensioenfonds. 3.7.10
Verantwoord beleggen
Uitgangspunten Het pensioenfonds vindt het belangrijk invulling te geven aan verantwoord beleggen. Als uitgangspunt hanteert het fonds de principes van het Global Compact van de Verenigde Naties. Deze tien principes zijn gerelateerd aan de mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anti corruptie en vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen zoals de Universele Verklaring inzake de Rechten van de Mens en de conventies van de International Labour Organisation. Het verantwoord beleggen beleid bestaat uit de volgende onderdelen en wordt uitgevoerd door Syntrus Achmea Vermogensbeheer: - Uitsluiten van controversiële wapens en ondernemingen die structureel het Global Compact schenden - Engagement, aangaan van dialoog met ondernemingen - Corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen Daarnaast wordt ingezet op verduurzaming van de vastgoedportefeuille. Tevens wordt voor individuele portefeuilles specifiek verantwoord beleggen toegepast. Zo worden in verschillende aandelenportefeuilles factoren op het gebied van milieu, sociale omstandigheden en goed ondernemingsbestuur expliciet meegenomen in de beleggingsbeslissing. Ook voor de dit jaar gestarte beleggingen in obligaties van opkomende landen zijn zulke factoren bepalend voor de portefeuilleverdeling.
BPL JAARVERSLAG 2012
37
Uitsluiting Het pensioenfonds hanteert sinds 2008 een uitsluitingbeleid ten aanzien van controversiële wapens. Het fonds belegt op voorhand niet in ondernemingen die kernwapens, biologische wapen, chemische wapens, anti persoonsmijnen of clusterbommen produceren. De aandelen- en de bedrijfsobligatieportefeuilles die door Syntrus Achmea worden beheerd zijn hiermee in overeenstemming gebracht. Het uitsluitingbeleid ten aanzien van controversiële wapens is terug te vinden op de website van het fonds. Daarnaast wenst het pensioenfonds niet te beleggen in ondernemingen die het Global Compact schenden. Een onafhankelijk onderzoeksbureau (Ethix) stelt vast of een onderneming een of meerdere principes van het Global Compact stelselmatig schendt. Indien een onderneming gedurende 2 jaar het Global Compact schendt kan de onderneming worden uitgesloten van het belegbaar universum en worden de posities, indien die er zijn, verkocht. Uitgesloten ondernemingen die niet langer het Global Compact schenden of niet langer betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens worden weer opgenomen in het belegbaar universum. Engagement Het doel van engagement is om ondernemingen waarin het fonds is belegd aan te sporen tot beter gedrag en om aandeelhouderswaarde te creëren. Aan de hand van thema’s gaat het fonds de dialoog aan met ondernemingen. In 2012 stonden twee nieuwe thema’s centraal, ‘Schaliegas en schalie olie’ en ‘Verantwoord ketenbeheer soja’. Daarnaast lopen er nog engagementzaken op thema’s als ‘Global Compact schendingen mensenrechten’ en ‘Eco-efficiëntie in de metaal- en cementindustrie’. Ondernemingen die slecht scoren op deze thema’s worden aangespoord om hun gedrag te verbeteren. In het halfjaarverslag Verantwoord Beleggen staan de namen van ondernemingen vermeld waarmee engagement trajecten zijn opgezet. Dit verslag kunt u vinden op de website van het fonds. Corporate governance Het fonds is een wereldwijde aandelenbelegger en heeft ervoor gekozen het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen over te dragen aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer. Op deze wijze is het fonds in staat wereldwijd te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin wordt belegd. Syntrus Achmea maakt bij het uitoefenen van het stemrecht gebruik van de stemanalyses en stemadviezen van het bureau Institutional Shareholder Services (ISS). ISS houdt rekening met de internationale geaccepteerde corporate governance codes zoals die van de OECD en International Corporate Governance Netwerk (ICGN). Daarnaast houdt ISS voor iedere afzonderlijke markt rekening met lokale wet en regelgeving en heersende corporate governance codes. Het pensioenfonds stemde in 2012 op 335 aandeelhoudersvergaderingen, waarbij 4.527 agendapunten de revue passeerden. In 2012 werd in ongeveer 7% van alle agendapunten tegen het management gestemd. Ook dit jaar ging het hier vooral om de benoeming van bestuurders van ondernemingen (niet onafhankelijk waar dit wel geëist of gewenst is) en beloningsstructuren (excessief, onvoldoende toegelicht of niet transparant genoeg). Op aandeelhoudersresoluties over milieu, sociale en governance kwesties werd ook relatief vaak (meer dan de helft van de gevallen) tegen management gestemd. Het pensioenfonds publiceert op haar website hoe zij heeft gestemd per aandeelhoudersvergadering. Tevens plaatst het pensioenfonds elk kwartaal een verslag op de website met vermelding van stemactiviteiten en actuele ontwikkelingen op het gebied van corporate governance. Class actions Het pensioenfonds heeft dit jaar niet deelgenomen aan juridische procedures. Het pensioenfonds maakte in 2012 wel gebruik van class actions filing. Dit geldt met name voor juridische procedures die in Amerika zijn gevoerd. Indien de uitkomst van de juridische procedure bestaat uit een schadevergoeding, of wanneer het tot een schikking is gekomen waarbij een vergoeding is vast komen te staan, dan kunnen alle beleggers die tot de class behoren hier aanspraak op maken. De schadevergoeding wordt pro rata verdeeld over de beleggers die een claim form hebben ingediend. Rapportage Het pensioenfonds rapporteert elk halfjaar op haar website over het gevoerde verantwoord beleggen beleid. Tevens heeft het fonds een aantal documenten op de website geplaatst zoals het verantwoord beleggen beleid, uitsluitingsbeleid en stembeleid. Het pensioenfonds blijft zich inzetten om verantwoord beleggen verder in het beleggingsbeleid door te voeren en uit te breiden naar meer beleggingscategorieën. Sinds 2012 maakt het pensioenfonds de lijst van ondernemingen waarin zij belegt openbaar en publiceert deze op de website.
38
BPL JAARVERSLAG 2012
Verduurzaming vastgoedportefeuille Het pensioenfonds zet in op verduurzaming van haar vastgoedportefeuille. Gelet op de omvangrijke woningportefeuille is voor dit segment het verduurzamingproces in volle gang. Het fonds stuurt daarbij met name op verbetering van de energieprestatie. Op natuurlijke onderhoudsmomenten en bij renovatie wordt gekozen voor duurzame oplossingen. Onderzocht wordt welke investeringen nodig zijn om de lange termijn woningportefeuille volledig naar groene energielabels te brengen. Op dit moment bestaat de woningportefeuille van het fonds (exclusief uitpond/ en verkoopportefeuille) voor 87 procent uit groene en 13 procent uit niet-groene labels. Ook bij de winkel – en kantorenportefeuille wordt verder verduurzaamd. Voor 4 winkelcentra (Almere, Arnhem, Enschede en Rijswijk) is een “duolabel” opgesteld, waarbij het energielabel van een winkel wordt bepaald. Daarnaast geeft dit label inzicht in de maatregelen die zowel de verhuurder als de huurder kunnen nemen om de energieprestatie van de winkel te verbeteren. Omdat winkels casco worden verhuurd ligt de verantwoordelijkheid voor deze maatregelen grotendeels bij de huurder, die eigenaar is van de installaties. Bij het afsluiten van een nieuwe huurovereenkomst binnen de bestaande winkelportefeuille vragen wij huurders om een duurzaamheidsconvenant te ondertekenen. Kantoren worden bij huurmutaties en bij de natuurlijke onderhoudsmomenten verder verduurzaamd. Voorbeelden van toegepaste maatregelen zijn energiezuinige verlichting en warmte- en koudeopwekking eventueel in combinatie met een warmtepomp. Nieuwe vastgoedacquisities moeten uiteraard voldoen aan de vastgestelde vereisten op het gebied van duurzaamheid en beschikken over een groen energielabel. BPL neemt deel aan de internationale duurzaamheidsbenchmark GRESB, die er voor zorgt dat het beleid van vastgoedfondsen wereldwijd met elkaar worden vergeleken. Van de 18 Nederlandse woningfondsen die in 2012 hebben deelgenomen aan de GRESB is BPL op de 4e plaats geëindigd en heeft BPL een outperformance op het gebied van duurzaamheid gerealiseerd t.o.v. de Nederlandse sectorbenchmark. VBDO benchmark Elk jaar wordt door de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling een beoordeling gepubliceerd met betrekking tot verantwoord beleggen door Nederlandse pensioenfondsen. Het pensioenfonds heeft hierin de tweede plaats gehaald van de 50 onderzochte pensioenfondsen. De stijging vanaf de 7e plaats vorig jaar was het resultaat van het consequent en gericht verder ontwikkelen en doorvoeren van verantwoord beleggen als belangrijke factor bij het beleggingsbeleid. 3.7.11
Vooruitblik
Over 2012 lieten vrijwel alle beleggingscategorieën goede rendementen zien als gevolg van een stabilisatie van de Europese schuldencrisis, gemiddeld genomen zeer gezonde bedrijfsbalansen, een aanhoudend ruim monetair beleid in o.a. de VS, het VK en de Eurozone, en anticipatie op geleidelijk aan wat hogere economische groei buiten de Eurozone. Een herhaling van dergelijke rendementen in 2013 lijkt minder waarschijnlijk nu renteniveaus en risicopremies verder zijn gedaald. 2013 wordt naar verwachting een jaar waarin de wereldeconomie wederom een aantal stappen zet bij het wegwerken van de erfenissen van de crisis, iets wat vooral het rendement op aandelen zal kunnen ondersteunen. Een zekerheid is dit echter niet. Zo staan er in 2013 diverse uitdagingen voor de deur. Begin 2013 is er weliswaar een akkoord gekomen over het begrotingsravijn (“fiscal cliff”) in de VS, er zal ook een akkoord moeten komen over door te voeren bezuinigingen en over het schuldenplafond (“debt ceiling”) in de VS. Ook ten aanzien van de Europese schuldencrisis dienen er nog een aantal hobbels genomen te worden. Na verkiezingen in Italië in het eerste kwartaal staan die later dit jaar in Duitsland voor de deur. Daarnaast wordt binnen het Verenigd Koninkrijk steeds meer getwijfeld of men nog wel lid van de EU wil blijven. Het is nu de vraag of de Europese burger nog in één Europa gelooft. Ook ten aanzien van de voornemens om tot een meer federaal Europa te komen, zullen de plannen tijdig en correct geïmplementeerd moeten worden. Al met al zijn er in 2013 veel uitdagingen op politiek gebied.
BPL JAARVERSLAG 2012
39
Het eventueel uitblijven van oplossingen in de VS, anti-euro verkiezingsuitslagen en implementatiefouten op politiek en monetair beleidsvlak zullen zijn weerslag hebben op het vertrouwen. Dit kan er voor zorgen dat het positieve momentum van 2012 teniet wordt gedaan. 3.7.12
Z-score
Op 24 april 1998 is de ‘Vrijstellingsregeling Wet Bedrijfspensioenfondsen’ officieel in werking getreden. Deze regeling is uitgevaardigd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en heeft als belangrijkste doel ondernemingen vrijstelling te verlenen van de verplichtstelling van deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds indien de beleggingsperformance van het fonds ontoereikend is. Op basis van artikel 5 lid 1a Vrijstellingsregeling moet vrijstelling worden verleend als uit de performancetoets blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het bedrijfspensioenfonds in negatieve zin afwijkt van het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille. Volgens de vrijstellingsregeling zal de performancetoets worden toegepast over de periode 2008 tot en met 2012. Indien de uitkomst van de performancetoets lager is dan 0, kan een werkgever vanaf 1 januari 2010 een verzoek indienen tot vrijstelling van deelname. Over 2012 is een z-score behaald van -0,35. De performancetoets over de periode 2008 tot en met 2012 bedraagt 1,0. Daarmee blijft de performancetoets ruimschoots boven het vereiste minimum van 0. 3.7.13
Beheerkosten van het fonds
In april 2011 is het rapport “Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht” van AFM verschenen, hierin wordt gepleit voor een helder en transparant inzicht in de kosten die pensioenfondsen maken onder andere op het gebied van vermogensbeheer. Wij zullen ook in dit jaarverslag 2012 de aanbevelingen uit dit rapport volgen. Voor 2012 zijn de kosten voor vermogensbeheer berekend op 0,23% van het gemiddeld belegd vermogen. Hierin zijn begrepen de kosten van het vermogensbeheer alsmede van de custodian (bewaarkosten). De transactiekosten bedroegen (naar schatting) in 2012 0,12% van het gemiddeld belegd vermogen. De vaststelling van transactiekosten wordt bemoeilijkt doordat ze onderdeel kunnen zijn van de koers- of prijsvorming, waardoor deze kosten niet direct herkenbaar zijn als kosten. Deze kosten vormen dan een onderdeel van het beleggingsresultaat. Van deze kosten is een adequate inschatting gemaakt op basis van geldende transactiekosten per soort belegging en de omzet in de betreffende beleggingscategorie. Deze kosten zijn uitgedrukt als percentage van het gemiddeld belegd vermogen. De kosten worden, in lijn met de aanbevelingen van de Pensioenfederatie, als volgt uitgesplitst. Kostencomponent (bedragen x €1.000)
Algemeen
Vastgoed
2 .405
8 .364
6.452
Bewaarloon
313
-
Kosten Verantwoord Beleggen
315
Beheerkosten
Transactiekosten Totaal kosten vermogensbeheer
Zakelijke Vastrentende waarden waarden
Derivaten
Totaal
4.816
-
22.037
-
-
-
313
-
-
-
-
315
-
-
1.587
6.340
3.481
11.408
3.033
8 .364
8.039
11.156
3.481
34.073
In de kolom “Algemeen” zijn kosten opgenomen die niet zijn te splitsen naar de verschillende vermogensbeheercategorieën. De kosten in voorgaande tabel omvatten naast de kosten zoals gerapporteerd in de jaarrekening dus ook een uitsplitsing van de ‘onzichtbare kosten’. Deze houden verband met het beheer van onderliggende beleggingsfondsen, waarvan de kosten uit hoofde van beheer en transacties zijn verwerkt in het beleggingsrendement. In de jaarrekening worden alleen (directe) kosten getoond die het fonds op factuurbasis betaalt aan tegenpartijen, waardoor de cijfers in de tabel daar niet bij aansluiten. Het doel van deze tabel is om extra inzicht te verschaffen in lijn met het rapport van de AFM en de Pensioenfederatie.
40
BPL JAARVERSLAG 2012
3.7.14 Risicoparagraaf Het Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen is een onderdeel van de Pensioenwet. De regelgeving van het FTK werkt de economische risico´s voor pensioenfondsen verbonden aan onder meer aandelen, valuta’s en rente uit. Het vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Hiermee worden pensioenfondsen gedwongen te overwegen welk totaal risiconiveau ze kunnen of willen accepteren. Het pensioenfonds zet, binnen de kaders van het geformuleerde risicobeleid, in op maximalisatie van het rendement op het vermogen. Renterisico Renterisico is het risico dat een rentebeweging de financiële situatie van het pensioenfonds negatief beïnvloedt. Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Het renterisico neemt af naarmate de looptijd van de beleggingen meer overeenkomt met de looptijd van de verplichtingen. In 2012 heeft het pensioenfonds zijn afdekkingsstrategie gehandhaafd. Het verkleinen van het renterisico leidt tot een lagere vereiste dekkingsgraad voor het fonds, dan het geval zou zijn geweest zonder beperking van het renterisico. Inflatierisico Inflatierisico is het risico dat inflatie de waarde van de beleggingen aantast in termen van koopkracht. Het inflatierisico kan worden verkleind door meer inflatiegevoelige beleggingen in de portefeuille op te nemen. Het fonds heeft dat in beperkte mate doorgevoerd. Keerzijde daarvan is dat zulke inflatiegevoelige beleggingen de kans kunnen vergroten dat het fonds niet aan haar nominale pensioenverplichtingen kan voldoen. Valutarisico Valutarisico is het risico dat wisselkoersschommelingen de waarde van een belegging beïnvloeden. Dit risico is voor het fonds beperkt, aangezien het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille bestaat uit in euro’s genoteerde waarden. Het resterende valutarisico is niet afgedekt. Aandelen- en onroerend goed risico Dit is voornamelijk het koersrisico van beleggingen in de verschillende onroerend goed- en aandelenmarkten. Door dit risico te lopen wordt op de lange termijn naar verwachting een extra rendement gehaald dat het fonds gebruikt om aan haar doelstellingen te voldoen. Dit risico wordt beheerst doordat in de uitvoering wordt gezorgd voor een goede selectie van aandelen en spreiding over regio’s en sectoren. Tegenpartij-/kredietrisico Het risico dat de tegenpartij niet (meer) aan zijn verplichtingen kan voldoen, bijvoorbeeld door liquiditeits- of solvabiliteitsproblemen. Om dit risico te beheersen worden de tegenpartijen nauwgezet geselecteerd. Daarnaast worden transacties over meerdere aanbieders gespreid en wordt in sommige gevallen onderpand geëist. Liquiditeitsrisico Het risico dat een belegging niet tijdig tegen een redelijke prijs kan worden geliquideerd. Ook dit risico wordt beheerst doordat de vermogensbeheerder de beleggingsportefeuille op zo een manier opzet dat het naar verwachting aan de liquiditeitsbehoefte van het fonds kan voldoen. Daarom is bijvoorbeeld een groot deel van de portefeuille belegd in effecten die worden verhandeld op openbare, gereguleerde markten. Ook zijn eisen gesteld aan de minimale marktkapitalisatie van effecten. Operationele risico’s Het fonds beheerst operationele risico’s zoveel mogelijk door eisen te stellen aan haar dienstverleners. Daarbij kan worden gedacht aan regels voor procuratie, functiescheiding, ‘Chinese walls’, enzovoort.
BPL JAARVERSLAG 2012
41
42
BPL JAARVERSLAG 2012
4
Uitvoering van de pensioenregeling
BPL JAARVERSLAG 2012
43
4. Uitvoering van de pensioenregeling 4.1
Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling van het fonds. Daarnaast komen de wijzigingen in de statuten en de reglementen die in 2012 zijn doorgevoerd aan de orde.
4.2
De pensioenregeling
Een werknemer die in dienst is bij een werkgever die is aangesloten bij het pensioenfonds, neemt verplicht deel aan de pensioenregeling. De deelname gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 21 jaar wordt. 4.2.1 Pensioensysteem De pensioenregeling is een middelloonregeling. Elk dienstjaar wordt een vast percentage van de pensioengrondslag voor dat jaar aan pensioen opgebouwd. Het uiteindelijke pensioen is gebaseerd op het salaris dat gemiddeld over de opbouwperiode verdiend is. 4.2.2 Pensioenleeftijd De regeling kende met ingang van 1 januari 2007 een pensioenleeftijd van 65 jaar, maar er wordt gestreefd naar een uittreedleeftijd die 2 jaar daarvoor ligt. Dit laatste heeft te maken met de fysieke zwaarte van de functies in de agrarische sector. Deze streefleeftijd geldt bij een volledige deelname aan de regeling vanaf 21 jaar. De deelnemer heeft dan gedurende ruim 40 jaar pensioen opgebouwd en kan gebruik maken van de mogelijkheid tot vervroegen van het ouderdomspensioen. Voor deelnemers die geboren zijn tussen 1950 en 1965 is er een overgangsregeling die erop gericht is om eerder uit te laten treden. Deze overgangsregeling is voorwaardelijk. Dit betekent dat de deelnemer zowel op het moment dat deze overgangsregeling werd toegezegd in dienst bij een werkgever die onder verplichtstelling valt moet zijn, maar dit ook moet blijven tot 31 december 2021 of zijn eerdere pensioendatum om hiervoor in aanmerking te komen. Verlaat de deelnemer eerder de agrarische en groene sector, dan vervalt ook zijn recht op de overgangsregeling. De deelnemer dient zelf aan te geven als hij gebruik wil maken van de mogelijkheid om zijn pensioen te vervroegen. 4.2.3 Pensioengrondslag Het deel van het loon waarover pensioen wordt opgebouwd, de pensioengrondslag, is het pensioenloon -/- franchise. In 2012 geldt een dagfranchise van a 48,- (per jaar a 12.711,-). De regeling hanteert een maximumloon tot waar pensioen wordt opgebouwd. De grens daarvoor ligt in 2012 op a 50.064,00. 4.2.4
Opbouwpercentage ouderdomspensioen
In 2012 is het opbouwpercentage verlaagd van 2% naar 1,85% van de pensioengrondslag. Dit is een tijdelijke maatregel die genomen is vanwege het feit dat BPL zich vanaf 2010 in een reservetekort bevindt. Er geldt dan de verplichting om een kostendekkende premie te heffen. Vanaf 2012 heft BPL een kostendekkende premie. Over 2011 zou BPL dat ook moeten doen, maar uiteindelijk is besloten dat werkgevers over 2011 een verhoogde premie zouden moeten betalen en deelnemers in 2012 (was namelijk niet met terugwerkende kracht mogelijk om over 2011 toe te passen) een tijdelijk verlaagd opbouwpercentage. 4.2.5
Opbouwpercentage partnerpensioen
Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen dat voor 1 januari 2002 en na 31 december 2006 is opgebouwd. Het partnerpensioen wordt gefinancierd op opbouwbasis. Van 2002 tot 2007 kende het fonds een partnerpensioen op risicobasis.
44
BPL JAARVERSLAG 2012
4.2.6
Wezenpensioen
Bij overlijden van de deelnemer hebben overblijvende kinderen tot hun 24de jaar recht op wezenpensioen. Het wezenpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen. 4.2.7
Herschikken
De deelnemer kan (na eventuele vervroeging van) het ouderdomspensioen de hoogte van het ouderdomspensioen variëren. Daarbij bedraagt de laagste uitkering niet minder dan 75% van de hoogste uitkering. 4.2.8
Uitruil
De deelnemer kan op pensioendatum een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen omruilen in een partnerpensioen of andersom. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen kan ook bij beëindiging van de deelneming plaatsvinden. De deelnemer kan er ook voor kiezen om voor het prepensioen dan wel het ouderdomspensioen een andere ingangsdatum te kiezen. De pensioenen worden uitgeruild tegen door het bestuur vastgestelde percentages. 4.2.9
Overgangsregeling
Sinds 1 januari 2006 is de VUT-regeling (SUWAS) een gesloten regeling. Werknemers die op 1 januari 2006 al gebruik maakten van SUWAS - of nog geen gebruik maakten maar al wel recht hadden - hebben het recht op de “oude” regeling (SUWAS, BPL Flex met garantieregeling en het huidige BPL ouderdomspensioen) behouden. Geboren voor 1950 Voor werknemers geboren voor 1950 blijft de oude regeling, inclusief SUWAS, BPL Flex en garantieregeling (voor aanvulling van het prepensioen tot VUT-niveau) van kracht. Wel is de uittreedleeftijd stapsgewijs verhoogd op basis van de volgende staffel: Geboortejaar
(richt)uittreedleeftijd
Via
1946
60
SUWAS
1947
60,5
SUWAS
1948
61
SUWAS
1949
61,5
SUWAS
1950 – 1965
65 *
BPL
* Voor deelnemers geboren tussen 1950 en 1965 is de uittreedleeftijd 65 jaar. Afhankelijk van het aantal deelnemingsjaren wordt extra ouderdomspensioen ingekocht waarmee de uittreedleeftijd kan worden verlaagd. Daarbij is de fiscale ruimte in de achterliggende jaren, waarin de werknemer heeft deelgenomen aan BPL, van belang.
Geboren tussen 1950 en 1965 Voor deelnemers die op 31 december 2006 en 1 januari 2007 deelnamen aan de pensioenregeling, geboren zijn tussen 1950 en 1965 en tot en met 31 december 2021 of de pensioendatum (als die eerder is) deelnemer blijven, wordt extra pensioen ingekocht. Met het “extra” opgebouwde ouderdoms- en partnerpensioen kan de deelnemer een uitkering voor de periode vóór 65 jaar verkrijgen. De inkoop van het extra pensioen vindt plaats op 31 december 2021 of, als de deelnemer eerder met pensioen gaat, op de eerdere pensioendatum. Voor alle werknemers wordt de inkoop bepaald over het loon van 2006. Dit is een voorwaardelijke toezegging, die pas onvoorwaardelijk wordt als de aanspraken zijn gefinancierd. Financiering Voor deze overgangsregeling is een reserve gevormd. De Bestemmingsreserve VPL-pensioen wordt gevoed door de premies VPL-pensioen ad 2,3% van het loon, welke in 2012 is geheven. Vanaf 2013 tot en met 2021 wordt 1,25% van het loon geheven. Voor werkgevers die vallen onder de cao voor de Tuinzaadbedrijven zijn afwijkende afspraken gemaakt. Hiervoor geldt de premieverdeling zoals vastgelegd in de meest recente cao voor de Tuinzaadbedrijven.
BPL JAARVERSLAG 2012
45
De kosten voor de toekenning van deze pensioenen worden onttrokken aan deze reserve. Jaarlijks wordt aan de bestemmingsreserve een rendement toegekend dat gelijk is aan het rendement van BPL over de hele portefeuille inclusief de rendementen over de hedge-portefeuille. Er zijn namelijk geen afzonderlijke beleggingen aan deze reserve toegewezen, waardoor geen apart rendement voor deze reserve kan worden vastgesteld. De verplichting is in de jaarrekening opgenomen onder de niet uit de balans blijkende verplichtingen. Deze bevat de contante waarde van de overgangsmaatregelen, rekening houdend met ontslagkansen. De hoogte van de verplichting wordt jaarlijks bepaald: zo kan het fonds rekening houden met werknemers die inmiddels niet meer voor de overgangsmaatregelen in aanmerking komen. Ook kan het fonds zo jaarlijks bepalen of de voorziening overgangsmaatregelen in 2021 voldoende is voor financiering van de volledige last van de overgangsmaatregelen. Het bestuur heeft vastgesteld dat de premie van 1,25% naar verwachting voldoende is om de overgangsmaatregelen te financieren. 4.2.10
Premievrijstelling
Als de deelnemer een WIA- of WAO-uitkering ontvangt, voorziet het reglement in een premievrije opbouw. Premievrije opbouw tijdens het tweede jaar van ziekte en tijdens WAO en WIA vindt plaats over het volledige loon voorafgaand aan de ziekte. Ook voor het dekken van het overlijdensrisico bij partnerpensioen gaat het fonds uit van deze grondslag. De premievrijstellingsregeling bij arbeidsongeschiktheid die gold vóór 1 januari 2006 is voor bestaande gevallen gehandhaafd. Wanneer een deelnemer een loongerelateerde WW-uitkering ontvangt voorziet het reglement in premievrije opbouw gedurende maximaal een half jaar. 4.2.11
Arbeidsongeschiktheidspensioen voor 1 januari 2006
Deelnemers die op 1 januari 2006 al een WAO-uitkering hadden behouden hun arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP). De premieheffing voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is op 1 januari 2006 beëindigd. De arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor volledig arbeidsongeschikten gaan uit van een loondervingniveau van 75%. 4.2.12
Anw-hiaat regeling
Als een deelnemer vóór pensionering komt te overlijden en de partner geen of gedeeltelijk recht heeft op een Anw-uitkering van de overheid, kan deze in aanmerking komen voor reparatie van het Anw-gat. De regeling biedt een aanvulling op de Anw-uitkering.
4.3
Wijzigingen statuten en reglementen
4.3.1 Pensioenreglement Het pensioenreglement regelt de verhouding tussen de deelnemers en het pensioenfonds. Het bepaalt welke aanspraken de deelnemers aan de pensioenregeling ontlenen en welke verplichtingen zij hebben. Het pensioenreglement is in 2012 op diverse punten gewijzigd. De aanpassingen hebben betrekking op: 1. Artikel 2: Deelneming; 2. Artikel 8: Vrijwillige voortzetting; 3. Artikel 9: Voortzetting deelneming bij vervroegde uittreding; 4. Artikel 21: Premievrije opbouw tijdens arbeidsongeschiktheid; 5. Artikel 23: Aanspraak op partnerpensioen; 6. Artikel 32: Toeslagbeleid; 7. Artikel 35: Vervroegen of uitstellen prepensioen; 8. Artikel 36: Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen; 9. Artikel 37: Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen; 10. Artikel 38: Vervroegen van ouderdomspensioen; 11. Artikel 39: Variatie in de hoogte van het pensioen;
46
BPL JAARVERSLAG 2012
12. Artikel 47: Aanvraag pensioen; 13. Bijlage II: afkoopfactoren. 4.3.2
Uitvoeringsreglement
Het uitvoeringsreglement regelt de afspraken tussen de werkgevers en het fonds (de pensioenuitvoerder). Het uitvoeringsreglement is in 2012 aangepast. Hierin is opgenomen de premie die werkgevers vanaf 2012 betalen voor de reservering voor het voorwaardelijk pensioen dat in 2021 of bij eerdere pensioendatum van de deelnemer die onder voorwaarden hiervoor in aanmerking komt, gefinancierd en daarmee onvoorwaardelijk wordt. 4.3.3 Statuten De statuten zijn in 2012 in augustus notarieel aangepast. De wijziging betrof de gewijzigde verplichtstelling van BPL. De gewijzigde verplichtstelling was op dat moment nog niet door SZW bekrachtigd. Dit is per 1 februari 2013 gebeurd.
4.4
Overige ontwikkelingen in de pensioenuitvoering
4.4.1
Vrijwillige aansluitingen
In het verslagjaar zijn 19 verzoeken voor vrijwillige aansluiting bij het pensioenfonds ontvangen. Aansluiting gebeurt op grond van een van de drie in het reglement genoemde voorwaarden. 4.4.2
Collectieve waardeoverdrachten
In het verslagjaar is er 1 verzoek tot inkomende collectieve waardeoverdracht afgerond. Er is 1 nieuw verzoek binnengekomen. Eind 2012 had het fonds nog 9 verzoeken in behandeling. Het bestuur hanteert bij verzoeken tot collectieve waardeoverdracht het in 2006 vastgestelde beleid. Dit betekent dat inkomende en uitgaande waardeoverdrachten ‘tegen dekkingsgraad’ plaatsvinden. Het bestuur kan op verzoek een korting verlenen. Bij de beoordeling van zo’n verzoek houdt het fonds rekening met in het verleden verleende premiekortingen en de samenstelling van het deelnemersbestand. 4.4.3
Kosten pensioenbeheer
De Pensioenfederatie beveelt aan om de kosten van het pensioenbeheer per deelnemer weer te geven. Tot de deelnemers worden gerekend de actieve deelnemers en de gepensioneerden. Voor het pensioenbeheer bedroegen de kosten in 2012 per deelnemer a 134. Indien de kosten over de actieve deelnemers, gepensioneerden en/of slapers worden verdeeld, ontstaat het volgende beeld: Kosten per actieve deelnemer
€ 228
Kosten per actieve deelnemer en gepensioneerde
€ 134
Kosten per actieve deelnemer, gepensioneerde en slaper
€ 136
BPL JAARVERSLAG 2012
47
4.5
Overzicht deelnemers en pensioengerechtigden
De volgende tabellen geven een weergave van de ontwikkeling van het aantal deelnemers en pensioengerechtigden van het fonds. Mutatieoverzicht deelnemers ArbeidsDeelnemers
Gewezen
ongeschikte
(excl. AO)
deelnemers
deelnemers
Gepensioneerden
Totaal
Stand per 1 januari
89.701
435.993
4.913
58.199
588.806
Toetreding / hertoetreding
8.199
0
0
0
8.199
Pensionering
-1.114
-4.279
-56
5.449
0
Arbeidsongeschiktheid
-7
0
7
0
0
Revalidering
14
11
-25
0
0
Overlijden
-174
-286
-30
-1.818
-2.308
Premievrij gemaakt door uitdienst
-6.803
6.803
0
0
0
Overige oorzaken*
412
-13.876
195
-3.436
-16.705
90.228
424.366
5.004
58.394
577.992
Stand per 31 december 2012
* onder ‘overige oorzaken’ worden onder andere de mutaties uit hoofde van waardeoverdrachten, afkopen en pensioenbeëindigingen verantwoord. Aantal actieve deelnemers per 31 december 2012: 90.228 Verhouding man/vrouw 2012
2011
2010
2009
2008
2007
Mannen
67.675
67.124
67.474
62.182
67.036
66.727
Vrouwen
22.553
22.577
22.941
22.201
24.078
24.174
Totaal
90.228
89.701
90.415
84.383
91.114
90.901
Actieve deelnemers op basis van leeftijd:
2012
2011
Mannen
Vrouwen
Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
20-25
9.744
2.403
12.147
9.300
2.056
11.356
25-30
9.753
2.530
12.283
9.142
2.365
11.507
30-35
7.992
2.390
10.382
7.831
2.381
10.212
35-40
7.297
2.415
9.712
7.620
2.554
10.174
40-45
8.569
3.202
11.771
8.986
3.364
12.350
45-50
8.433
3.379
11.812
8.576
3.466
12.042
50-55
7.211
2.941
10.152
6.981
2.946
9.927
55-60
5.181
2.079
7.260
4.824
2.154
6.978
60-65
3.495
1.214
4.709
3.864
1.291
5.155
Totaal
67.675
22.553
90.228
67.124
22.577
89.701
Aantal scheidingen Jaar
Aantal
2011
1.657
2012
2.243
48
BPL JAARVERSLAG 2012
Aantal deelnemers met vrijwillige voortzetting Jaar
Aantal
2011
34
2012
39
Aantal deelnemers met een excedentregeling Jaar
Aantal
2011
1.462
2012
2.297
Aantal deelnemers dat onder de overgangsregeling valt Categorie
Aantal
2011
21.793
2012
21.080
Aantal gemoedsbezwaarden Jaar
Aantal
2011
297
2012
289
Aantal arbeidsongeschikte deelnemers per 31 december 2012: 5.004 Aantallen premievrije voortzetting naar geslacht en in procenten van het aantal actieve deelnemers
2012
2011
2010
2009
Mannen
3.446
3.572
3.807
3.964
Vrouwen
1.558
1.341
1.418
1.462
Totaal
5.004
4.913
5.225
5.426
5,1%
5,3%
6,0%
5,8%
Mannen in % Vrouwen in %
6,9%
5,8%
6,2%
6,0%
Totaal in %
5,5%
5,5%
6,0%
5,8%
BPL JAARVERSLAG 2012
49
Premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid naar leeftijdsklasse, mannen en vrouwen 2012
2011
2010
2009
M
0
1
2
4
V
0
0
0
0
M
4
12
21
22
V
1
2
5
5
M
28
41
46
56
V
24
20
31
37
M
100
93
167
205
V
104
62
108
134
M
273
285
373
427
V
214
181
179
162
M
466
543
618
608
V
204
176
184
197
M
601
704
807
842
V
220
203
246
243
M
727
978
1.089
1.167
V
286
338
373
400
M
1.247
1.322
1.137
1.132
V
505
395
337
334
Totaal mannen
3.446
3.979
4.260
4.463
Totaal vrouwen
1.558
1.377
1.463
1.512
5.004
5.356
5.723
5.975
20-25 25-30 30-35 35-40 40-45 45-50 50-55 55-60 60-65
Aantal pensioengerechtigden per 31 december 2012: 58.394 Aantal pensioengerechtigden Ouderdomspensioen* BPL-Flexpensioen
2012
2011
2010
2009
38.677
35.600
33.631
32.363
n.v.t.
974
953
706
15.526
16.852
16.995
16.745
Wezenpensioen
1.115
946
881
735
AOP
3.076
3.321
3.548
3.586
Anw
n.v.t.
506
492
436
58.394
58.199
56.500
54.571
2012
2011
2010
2009
Mannen
297.727
308.228
310.042
381.283
Vrouwen
126.639
127.765
126.303
159.934
Totaal
424.366
435.993
436.345
541.217
Nabestaandenpensioen**
* vanaf ultimo 2012 inclusief flexpensioen ** vanaf ultimo 2012 inclusief ANW Aantal gewezen deelnemers per 31 december 2012: 424.366
50
BPL JAARVERSLAG 2012
4.6
Overzicht werkgevers
Aantal werkgevers die in 2012 een factuur hebben ontvangen: 12.914 Werkgevers naar aantal werknemers Aantal werknemers
Aantal
Percentage
1- 4 werknemers
8.401
65,1%
5- 9 werknemers
2.349
18,2%
10- 24 werknemers
1.543
11,9%
25- 49 werknemers
424
3,3%
50- 99 werknemers
141
1,1%
100- 249 werknemers
42
0,3%
250- 499 werknemers
8
0,1%
Meer dan 500 werknemers
6
0,0%
Aantal werkgevers en werknemers per cao 2012
2011
aantal
aantal
aantal
aantal
werkgevers
werknemers
werkgevers
werknemers
Glastuinbouw
2.684
21.545
2.925
36.306
Landbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen
2.130
19.065
2.249
21.817
Hoveniersbedrijven
2.531
13.442
2.678
16.042
Open teelten Tuinbouw
1.548
5.140
1.959
8.771
Open teelten Boomkwekerij
1.099
4.980
1.166
8.285
Dierhouderij
2.298
6.475
2.442
8.195
538
2.318
606
3.909
68
3.947
67
3.835
1.015
2.539
1.066
3.665
198
2.672
201
3.733
35
2.451
34
2.603
Open teelten Bloembollen Tuinzaadbedrijven Open teelten Landbouw Bos en Natuur Bedrijfsverzorgingsdiensten
146
2.211
165
1.874
Bloembollengroothandel
Paddestoelen
97
1.384
105
1.656
Geen cao van toepassing
57
8.951
Overig
95
4.794
148
6.023
Totaal
14.539
101.914
15.811
126.714
Het aantal werkgevers is licht hoger ten opzichte van de tabel met de verdeling naar aantal werknemers doordat op een aantal werkgevers meerdere cao’s van toepassing zijn. Het aantal werknemers ultimo 2012 wordt weergegeven exclusief 30.005 aspirant-werknemers. Het aantal werknemers is hoger dan het aantal werknemers op pagina 2, omdat een werknemer bij meerdere werkgevers en/of sectoren werkzaam kan zijn. Het aantal werkgevers is lager dan het aantal werkgevers op pagina 2, omdat in bovenstaand overzicht de ambtshalve aansluitingen en de werkgevers zonder personeel niet zijn meegeteld.
BPL JAARVERSLAG 2012
51
Verdeling loonsom per cao Glastuinbouw
551.828.377
Landbouwwerktuigen Exploit. Ondernem.
613.513.159
Hoveniersbedrijven
395.895.549
Open teelten Tuinbouw
112.440.800
Open teelten Boomkwekerij
125.069.080
Dierhouderij
210.442.193
Open teelten Bloembollen Tuinzaadbedrijven
65.956.505 170.235.109
Open teelten Landbouw
58.986.728
Bos en Natuur
93.116.343
Bedrijfsverzorgingsdiensten
79.411.105
Paddestoelen
28.340.688
Bloembollengroothandel
42.771.211
Overig
93.917.005
Totaal
2.641.923.852
Verdeling loonsom
Glastuinbouw Landbouwwerktuigen Exploit. Ondernem. Hoveniersbedrijven Open teelten Tuinbouw Open teelten Boomkwekerij Dierhouderij Open teelten Bloembollen Tuinzaadbedrijven Open teelten Landbouw Bos en Natuur Bedrijfsverzorgingsdiensten Paddestoelen Bloembollengroothandel Overig
52
BPL JAARVERSLAG 2012
BPL JAARVERSLAG 2012
53
54
BPL JAARVERSLAG 2012
Deelnemersraad
5 BPL JAARVERSLAG 2012
55
5. Deelnemersraad 5.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de onderwerpen die in de deelnemersraad aan de orde zijn geweest. In deze paragraaf worden voor de deelnemersraad algemene zaken behandeld. In paragraaf 5.2 worden de uitgebrachte adviezen verantwoord. In paragraaf 5.3 worden het advies bij het jaarverslag 2013 vastgelegd. De fondsaccountant was aanwezig bij de vergadering van de deelnemersraad over het jaarverslag 2012 om vragen te beantwoorden en/of een toelichting te geven.
5.2 Adviezen De deelnemersraad werd in 2012 gevraagd advies uit te brengen bij de in paragraaf 5.2 aangegeven wijzigingsvoorstellen van het bestuur. De voorzitters en/of een delegatie van het bestuur zijn bij twee van de vier vergaderingen van de deelnemersraad aanwezig geweest om de adviesaanvragen toe te lichten. Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over de ABTN, versie november 2012. Naar aanleiding van het akkoord tussen sociale partners over de aanpassing van pensioenregeling en premie werd de ABTN aangepast. Desgevraagd is aan de deelnemersraad een toelichting gegeven over de aanpassingen in de ABTN van de technische voorzieningen, de reserves, de doorsneepremie en het wettelijk vereist vermogen van het pensioenfonds. Crisisplan De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over het door het bestuur opgestelde crisisplan. Jaarverslag 2011 De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over het jaarverslag 2011. Toeslag Gezien de financiële situatie van het fonds (herstelsituatie) heeft de deelnemersraad positief geadviseerd over het besluit van het bestuur om de basisregeling niet te indexeren. Statuten en reglementen De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over de volgende wijzigingen in het pensioenreglement: - vervroegen of uitstellen van prepensioen; - ingangsdatum bijzonder partnerpensioen en uitruilbaarheid partnerpensioen vóór 2002; - opbouw pensioen tijdens ingegaan prepensioen en dienstverband en samenloop prepensioen en garantieuitkering. Nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2013 De deelnemersraad is in een vroeg stadium door het bestuur betrokken bij het ontwerpen van een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2013. De raad heeft positief geadviseerd over de reglementswijzigingen die in verband daarmee zijn doorgevoerd. Goed pensioenfondsbestuur De deelnemersraad heeft in 2012 opleidingen gehad op het gebied van goed pensioenfondsbestuur, jaarverslaglegging pensioenfondsen en de Wet versterking Pensioenfondsenbestuur. De deelnemersraad heeft een werkbezoek aan de nieuwe pensioenuitvoerder gebracht. Een afvaardiging uit de deelnemersraad heeft in 2012 de themabijeenkomsten van het Platform Deelnemersraden bijgewoond.
56
BPL JAARVERSLAG 2012
5.3
Jaarverslag 2012
De deelnemersraad adviseert positief over het jaarverslag 2012. Bij de overgang naar de nieuwe uitvoerder zijn kleine aanpassingen ten goede doorgevoerd in de opzet en schrijfstijl van het jaarverslag. Gezien de verdergaande maatschappelijke behoefte aan transparante verslaggeving en de te maken keuzes bij implementatie van het nieuwe pensioencontract en onderbouwing van het te hanteren bestuursmodel, adviseert de deelnemersraad in 2013: • Samen met deelnemersraad, verantwoordingsorgaan en intern toezicht gedragen, doelen, uitgangspunten en risicohouding uit te werken die elk orgaan voor toetsing van invulling van de eigen rol en activiteiten kan gebruiken; • Nadrukkelijker beleidskeuzes te onderbouwen en verantwoording over resultaten, bijsturing en effecten daarvan af te leggen; • De toegankelijkheid van het jaarverslag verder door te ontwikkelen, door de structurering nauwer te laten aansluiten op de wettelijke onderdelen, de deskundigheidsgebieden en de leesbaarheid te verbeteren; • De bestuursvisie op goed pensioenfondsbestuur, integraal risicomanagement en haalbaarheid van de indexatie vast te leggen en expliciet te onderbouwen.
Woerden, 5 juni 2013 Deelnemersraad Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw S. Binda, voorzitter
BPL JAARVERSLAG 2012
57
58
BPL JAARVERSLAG 2012
6
Verslag van het verantwoordingsorgaan
BPL JAARVERSLAG 2012
59
6. Verslag van het verantwoordingsorgaan 6.1
Inleiding
Het verantwoordingsorgaan heeft in 2012 haar oordeel over het beleid van het bestuur over diverse onderwerpen gegeven. De voorzitters en/of delegatie van het bestuur zijn bij twee van de vier vergaderingen van het verantwoordingsorgaan aanwezig geweest om het beleid toe te lichten. Bij de vergadering van het verantwoordingsorgaan over gevoerde beleid over 2012 was de fondsaccountant aanwezig voor vragen en/of een toelichting op het jaarverslag 2012.
6.2 Verslag Crisisplan Het verantwoordingsorgaan heeft zich positief uitgesproken over het beleid van het bestuur BPL neergelegd in het crisisplan BPL. Jaarverslag 2011 Aan de hand van het jaarverslag 2011 heeft het verantwoordingsorgaan positief geoordeeld over het door het bestuur in 2011 gevoerde beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2013 Het verantwoordingsorgaan is in een vroeg stadium door het bestuur BPL betrokken bij het ontwerpen van een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2013. Het verantwoordingsorgaan heeft zich positief uitgesproken over het beleid van het bestuur BPL met betrekking tot het invoeren van een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2013. Goed pensioenfondsbestuur Deskundigheid Het verantwoordingsorgaan heeft in 2012 opleidingen gehad in jaarverslaglegging pensioenfondsen en de Wet versterking Pensioenfondsbesturen. Het verantwoordingsorgaan heeft een werkbezoek aan de nieuwe pensioenuitvoerder TKP gebracht.
6.3
Bevindingen ten aanzien van het in 2012 gevoerde beleid
Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen gedaan: Algemeen Het verantwoordingsorgaan is tevreden over de tijdigheid van aanleveren en de juistheid van het jaarverslag 2012, alsmede de overige stukken voor beoordeling van het gevoerde beleid. De informatievoorziening richting het verantwoordingsorgaan was ook in 2012 op orde. Wetgeving en reglementen In het verslagjaar zijn de statuten en reglementen aangepast. De aanpassingen zijn vooral het gevolg van de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2013. Het verantwoordingsorgaan stelt vast dat deze aanpassingen juist zijn voorbereid en uitgevoerd. Premiebeleid en toeslagbeleid In 2010 hebben sociale partners het premiebeleid vastgesteld. Hierbij is afgesproken dat het premiepercentage van 19,5% wordt gehandhaafd. Met het dekkingstekort dat BPL sinds eind augustus 2011 heeft zou BPL haar premie ook aan de hand van de marktrente dienen vast te stellen. DNB heeft BPL in 2012 echter éénmalig dispensatie verleend van deze eis, waardoor BPL de premie in 2012 op 19,5 % kon handhaven. Met ingang van 1 januari 2013 wordt door het fonds een kostendekkende premie gehanteerd. Het verantwoordingsorgaan is in een vroeg stadium door het bestuur betrokken bij het ontwerpen van een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2013. Het bestuur heeft naar het oordeel van het verantwoordingsorgaan bij het vaststellen van de premie voor 2012 een goede afweging gemaakt tussen de mogelijkheden en wensen. Over 2012 is in verband met de herstelplannen geen toeslag verleend.
60
BPL JAARVERSLAG 2012
Beleggingsbeleid Het vermogen van het fonds is goed belegd en het bestuur is voldoende ‘in control’ over het belegde vermogen. Wel constateert het verantwoordingsorgaan dat in 2012 het rendement voor enkele beleggingscategorieën wederom achter is gebleven bij de benchmark en vraagt hier blijvende aandacht voor. Het verantwoordingsorgaan is positief over de ontwikkelingen op het terrein van verantwoord beleggen. Het verantwoordingsorgaan vindt het belangrijk betrokken te zijn bij actuele ontwikkelingen op het gebied van beleggingen. Hetzelfde geldt voor de stand van de dekkingsgraad. Risicobeleid Het verantwoordingsorgaan is positief over het door het bestuur gevoerde risicobeleid. Op basis van de informatie die het daarover van het bestuur ontvangt stelt het verantwoordingsorgaan vast dat het bestuur beslissingen over het te voeren risicobeleid nauwkeurig afweegt en de risicokaders zorgvuldig vaststelt. Financiële positie van het fonds Het fonds is sinds 2011 in een dekkingstekort terecht gekomen en is er een herstelplan opgesteld en bij DNB ingediend. Het bestuur van BPL moest afgelopen zomer helaas constateren dat gezien de slechte economische omstandigheden, en dan vooral de lage rente, het niet zeker zou zijn dat het herstel zoals omschreven in het herstelplan gehaald zou worden. Het bestuur heeft sociale partners na deze constatering geïnformeerd over de dreigende crisis en mogelijk te nemen maatregelen. Het verantwoordingsorgaan stelt vast dat het achterblijvende herstel in 2012 inderdaad door externe factoren veroorzaakt is. Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat het bestuur de ontwikkeling van de financiële positie nauwlettend volgt en zich uitgebreid laat informeren en adviseren om zodoende snel en adequaat te kunnen reageren op de ontwikkelingen. Goed Pensioenfondsbestuur Het bestuur voldoet in 2012 aan de collectieve eisen voor deskundigheid die opgelegd zijn door de Pensioenwet. Het bestuur vindt deskundigheid een belangrijk onderwerp en houdt zichzelf scherp door opleidingen te volgen. Het verantwoordingsorgaan stelt vast dat het bestuur open en prettig met het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad communiceert en het verantwoordingsorgaan voorziet in alle benodigde of gewenste informatie, ondersteuning en opleidingen. Het bestuur van het fonds heeft op deze bevindingen gereageerd. De reactie is te vinden in de volgende paragraaf. Conclusie Het verantwoordingsorgaan oordeelt positief over het door het bestuur in 2012 gevoerde beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd.
Woerden, 5 juni 2013 Verantwoordingsorgaan Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (BPL) Namens dit orgaan: S. Binda
G.H. Schrijver
A.Th. Burger
BPL JAARVERSLAG 2012
61
6.4
Reactie bestuur op de rapportage van het verantwoordingsorgaan
Het bestuur spreekt haar waardering uit over de zorgvuldige en weloverwogen wijze waarop het verantwoordingsorgaan tot zijn bevindingen en oordeel is gekomen. Het bestuur heeft met genoegen kennis genomen van het positieve oordeel. Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor het gestelde vertrouwen.
Algemeen Het bestuur heeft de intentie de informatievoorziening en het overleg met het verantwoordingsorgaan te blijven verbeteren. De leden van het verantwoordingsorgaan zullen maandelijks op de hoogte gehouden gaan worden van de dekkingsgraad van het fonds.
Premiebeleid en toeslagbeleid Het bestuur volgt nauwlettend de ontwikkelingen en wetgeving die de premie van het fonds beïnvloeden. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingen die toekomstige toeslagverlening beïnvloeden. Het bestuur zal het verantwoordingsorgaan informeren over beleidskeuzes die in dat verband gemaakt dienen te worden.
Financiële positie van het fonds Het bestuur blijft de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds nauwlettend volgen en zal zich uitgebreid laten informeren en adviseren om zodoende snel en adequaat te kunnen reageren op de ontwikkelingen.
62
BPL JAARVERSLAG 2012
BPL JAARVERSLAG 2012
63
64
BPL JAARVERSLAG 2012
Jaarrekening
7 BPL JAARVERSLAG 2012
65
7. Jaarrekening 7.1 Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) Bedragen x € 1.000
31-12-2012
31-12-2011
ACTIVA
Beleggingen voor risico pensioenfonds
[1]
10.728.916
9.395.166
Vorderingen en overlopende activa
[2]
67.667
78.890
Overige activa
[3]
28.425
29.625
10.825.008
9.503.681
TOTAAL ACTIVA
PASSIVA
Stichtingskapitaal en reserves
[4]
672.548
217.850
Voorziening voor pensioenverplichtingen
[5]
9.682.237
8.935.062
Overige schulden en overlopende passiva
[6]
470.223
350.769
10.825.008
9.503.681
TOTAAL PASSIVA
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 77.
66
BPL JAARVERSLAG 2012
7.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000
2012
2011
BATEN
Premiebijdragen risico pensioenfonds
[7]
356.224
280.864
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
[8]
1.061.656
686.640
Overige baten
[9]
3.626
13.819
1.421.506
981.323
Totaal baten
LASTEN
Pensioenuitkeringen
[10]
196.522
188.933
Pensioenuitvoeringskosten
[11]
20.562
25.416
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
[12]
- Pensioenopbouw - Indexering en overige toeslagen - Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen - Mutatie pensioenuitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van Rechten - Aanpassing sterftekansen - Overige wijzigingen
318.437
279.441
1.975
0
137.274
95.701
-200.790
-189.219
-3.986
1.224
474.854
1.297.060
-1.046
20.672
85.155
0
-64.699
-137.540 747.174
1.367.339
Saldo overdrachten van rechten
[13]
676
-29.551
Overige lasten
[14]
1.874
284
Totaal lasten
966.808
1.552.421
Saldo van baten en lasten
454.698
-571.098
BPL JAARVERSLAG 2012
67
2012
2011
Algemene reserve
174.654
-950.293
Beleggingsreserve
198.456
214.030
9.013
1.710
72.575
159.454
0
4.001
454.698
-571.098
Bestemming van het saldo van baten en lasten
Bestemmingsreserve ANW-hiaat Bestemmingsreserve VPL pensioen Bestemmingsreserve VPO
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 96.
Het saldo dat wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserverve VPL pensioen is als volgt opgebouwd.
2012 Per 1/1/2012 Toegekende rechten
-1.940
Per 31/12/2012 VPL premie 2012
52.547
Beleggingsrendement over 2012
21.968
Totaal toevoeging Bestemmingsreserve VPL
72.575
68
BPL JAARVERSLAG 2012
7.3
Kasstroomoverzicht 2012
Bedragen x € 1.000 Kasstroom uit pensioenactiviteiten
2011
Ontvangsten
362.555
267.309
2.203
55.781
11.278
0
376.036
323.090
Pensioenuitkeringen
196.246
188.604
Waardeoverdrachten
3.738
11.004
20.320
-9.106
220.304
190.502
Premies Waardeovernames Overig
Uitgaven
Pensioenuitvoeringskosten
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
155.732
132.588
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
245.192
324.209
5.811.955
3.538.888
6.057.147
3.863.097
6.193.516
3.944.308
16.901
19.954
6.210.417
3.964.262
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten vermogensbeheer
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-153.274
-101.165
Netto kasstroom
2.458
31.423
Mutatie liquide middelen
2.458
31.423
Liquide middelen primo boekjaar
59.776
28.353
Liquide middelen ultimo boekjaar
62.234
59.776
Het saldo liquide middelen betreft het reguliere banksaldo en het saldo liquide middelen op beleggingsrekeningen.
BPL JAARVERSLAG 2012
69
7.4 Toelichting op de jaarrekening 7.4.1
Algemeen
7.4.1.1
Activiteiten
Het doel van het fonds, statutair gevestigd te Zoetermeer, is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in branche landbouw verplicht gestelde aangesloten werkgevers. 7.4.1.2
Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 20 juni 2013 de jaarrekening opgemaakt. 7.4.1.3
Referenties
In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting 7.4.2
Grondslagen
7.4.2.1
Algemene grondslagen
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
70
BPL JAARVERSLAG 2012
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Per 30 september heeft DNB de wijze van vaststelling van de rentetermijnstructuur gewijzigd. Op grond van artikel 2 lid 2 van het Besluit FTK dient vanaf die datum de Ultimate Forward Rate (UFR) gebruikt te worden voor de discontering van pensioenverplichtingen. Dit houdt in dat de rente voor lange looptijden beweegt richting 4,2%. Hierdoor wordt de berekening van de verplichtingen minder gevoelig voor schommelingen en mogelijk verstoorde marktomstandigheden op de financiële markten. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro’s, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. De koersen van de belangrijkste valuta zijn:
CHF
31 december 2012
Gemiddelde 2012
31 december 2011
Gemiddelde 2011
1,21
1,21
1,214
1,232
DKK
7,46
7,45
7,432
7,442
GBP
0,81
0,82
0,835
0,846
114,00
106,94
99,880
104,343
JPY NOK
7,34
7,54
7,747
7,773
PLN
4,08
4,27
4,458
4,211
SEK
8,58
8,74
8,899
8,959
USD
1,32
1,31
1,298
1,320
De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis.
BPL JAARVERSLAG 2012
71
Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. 7.4.2.2
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Participaties in beleggingspools en -instellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderliggende beleggingen (look-through benadering). Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggingsdebiteuren dan wel –crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie. Vastgoedbeleggingen Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de marktwaarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. De gehele directe vastgoedportefeuille wordt jaarlijks door deze deskundigen getaxeerd. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Waardeveranderingen van op marktwaarde gewaardeerde vastgoedbeleggingen worden verwerkt in de staat van baten en lasten. Op vastgoedbeleggingen wordt niet afgeschreven. Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum. Onroerend goed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van kostprijs of lagere marktwaarde. De kostprijs zijn de gedane uitgaven, inclusief bouwrente. Na oplevering worden (her)ontwikkelde objecten naar reële waarde geherwaardeerd. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum. Private equity beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-of-fund-managers, gecorrigeerd voor kasstromen in de periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde op basis van lokale wet- en regelgeving. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum.
72
BPL JAARVERSLAG 2012
Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. Deposito’s en vorderingen op banken worden gewaardeerd op nominale waarde. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Hedge funds worden gewaardeerd tegen reële waarde. De reële waarde is de intrinsieke waarde van de onderliggende beleggingen van het betreffende fonds. Indien de waarderingsgrondslagen van hedge funds afwijken van de waarderingsgrondslagen van het fonds, wordt de waardering zo mogelijk aangepast aan de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds. Niet beursgenoteerde belangen in infrastructuur beleggingen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de onderliggende beleggingen, de overige onderliggende activa en de onderliggende verplichtingen. Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen (rente en aflossing). Posities in rekening courantsaldi worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Vorderingen en overlopende activa worden onderscheiden van vorderingen in verband met beleggings¬transacties conform RJ 610.208. Conform RJ 610.208 mogen overige vorderingen en schulden inzake vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden betreffende te vorderen respectievelijk te betalen posities of tijdelijke banksaldi in verband met beleggingstransacties onder de beleggingsrubrieken vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden worden geclassificeerd indien deze door het pensioenfonds niet kunnen worden aangewend voor andere doelen dan beleggingstransacties. Overige activa Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans.
BPL JAARVERSLAG 2012
73
Algemene reserve De algemene reserve wordt gevoed door het resultaat, nadat de beleggingsreserve, de bestemmingsreserve Anw-hiaat, de bestemmingsreserve VPL-pensioen en de bestemmingsreserve voortzetting pensioenopbouw op het juiste niveau zijn gebracht. Beleggingsreserve De beleggingsreserve is gelijk aan het vereist eigen vermogen verminderd met het minimum vereist eigen vermogen. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat de beleggingsreserve minimaal gelijk is aan de reserves, die een pensioenfondsfonds moet aanhouden voor beleggingsrisico’s in het FTK. Bestemmingsreserve ANW-hiaat Aan de bestemmingsreserve ANW-hiaat wordt toegevoegd/onttrokken het verschil tussen enerzijds de ANW-hiaat premie en toegerekende interest en anderzijds de toevoeging aan de ANW-hiaat voorziening, de toegerekende administratiekosten en de verrichte ANW-hiaat uitkeringen. Bestemmingsreserve VPL-pensioen De bestemmingsreserve VPL-pensioen dient ter financiering van toekomstige onvoorwaardelijke rechten uit hoofde van in het kader van de VPL-wetgeving voortgekomen overgangsmaatregelen. Toekomstige premiebaten voor VPL-rechten zullen aan deze bestemmingsreserve toegevoegd worden en toekenningen van VPL-rechten onttrokken. Bestemmingsreserve voortzetting pensioenopbouw (VPO) De bestemmingsreserve voortzetting pensioenopbouw heeft als doel de financiering van de toekomstige inkoop van rechten voor werkeloze deelnemers ter compensatie van het stopzetten van de wettelijke FVP-regeling. Deze reserve is gevormd met het batig saldo inzake de ontbinding van het Vacantiefonds voor den Landbouw. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: • De gehanteerde marktrente die gebaseerd is op de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB, rekening houdend met een looptijd van de uitkeringen van 20,1 . Per 30 september heeft DNB de wijze van vaststelling van de rentetermijnstructuur gewijzigd. DNB stelt de RTS vast met de Ultimate Forward Rate. Dit houdt in dat de rente voor lange looptijden beweegt richting 4,2%.
74
BPL JAARVERSLAG 2012
• Overlevingstafels, te weten de AG-prognosetafels 2012-2062 met een correctie op de sterftekansen van 94% voor zowel mannen als vrouwen. Bij het bepalen van de technische voorziening wordt dan ook rekening gehouden met een voorzienbare trend in overlevingskansen welke zijn verwerkt in de genoemde prognosetafel 2012-2062. • Voor de berekening van de technische voorziening voor nog niet ingegane nabestaandenpensioenen wordt een partnerfrequentie gehanteerd zoals gepubliceerd bij de overlevingstafels van het AG over de waarnemingsperiode 1985-1990. De frequenties voor mannen worden vermenigvuldigd met 70% en de frequenties voor vrouwen met 50%, met uitzondering van de groep deelnemers die met pensioen is gegaan in of na 2002. Voor deze groep gepensioneerden geldt vanaf de 65-jarige leeftijd een gehuwdheidsfrequentie van 100%. De gehuwdheidsfrequenties lopen in alle gevallen vanaf de 65-jarige leeftijd af met de sterftekans van de partner. • Voor het partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. • Kostenopslag ter grootte van 2% van de technische voorziening in verband met toekomstige excassokosten. In de actuarieel benodigde premie is een opslag van 1,4% van de pensioengrondslagen begrepen voor lopende kosten. • Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt geen rekening gehouden met revalidatiekansen. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar. Grondslagen voor bepaling van het resultaat Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waarde wijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Aankoopkosten zijn verwerkt in de reële waarde van de beleggingen. Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel van de gerealiseerde herwaarderingen. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.
BPL JAARVERSLAG 2012
75
Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de stijging van het CBS- consumentenprijsindexcijfer (CPI). De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,544% (2011: 1,296%), op basis van de éénjaarsrente van de RTS aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren.
76
BPL JAARVERSLAG 2012
Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. Het saldo liquide middelen in het kasstroomoverzicht betreft het reguliere banksaldo en het saldo liquide middelen op beleggingsrekeningen.
7.4.3 Toelichting op de balans Bedragen x a 1.000
ACTIVA [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Overzicht totale waarde per beleggingscategorie per 31 december 2012 Vastgoed
Vastrentende
Overige
beleggingen
Aandelen
waarden
Derivaten
beleggingen
Totaal
1.859.847
2.858.278
5.235.936
-55.185
260.505
10.159.381
Belegde gelden in beleggingscategorie Beleggingsdebiteuren Liquide middelen Beleggingscrediteuren
7.250
4.125
94.989
0
0
106.364
18.419
0
0
5.701
9.689
33.809
-15.207
0
0
-10.772
0
-25.979
1.870.309
2.862.403
5.330.925
-60.256
270.194
10.273.575
Waarvan derivaten onder
455.341
overige schulden
455.341 10.728.916
Totaal
Verloopoverzicht van belegde waarden per beleggingscategorie per 31 december 2012 Vastgoed
Vastrentende
Overige
beleggingen
Aandelen
waarden
Derivaten
beleggingen
Totaal
1.800.444
1.975.004
4.368.951
527.554
306.206
8.978.159
0
0
212
-46
0
166
Aankopen
145.652
1.159.994
2.479.279
1.194.022
1.214.570
6.193.517
Verkopen
-13.336
-487.830
-2.008.928
-2.024.831
-1.276.754
-5.811.679
-75
44.977
28.302
830.205
1.370
904.779
-72.838
166.133
368.120
-582.089
15.113
-105.561
1.859.847
2.858.278
5.235.936
-55.185
260.505
10.159.381
Stand primo 2012 Herwaardering 01-01-2012
Gerealiseerde herwaardering Ongerealiseerde herwaardering Stand ultimo 2012
BPL JAARVERSLAG 2012
77
Overzicht totale waarde per beleggingscategorie per 31 december 2011 Vastgoed
Vastrentende
Overige
beleggingen
Aandelen
waarden
Derivaten
beleggingen
Totaal
Belegde gelden in beleggingscategorie
1.800.444
1.975.004
4.368.951
527.554
306.206
8.978.159
Beleggingsdebiteuren
73.621
3.314
84.965
0
0
161.900
Liquide middelen
12.867
0
0
14.400
2.884
30.151
-76.615
0
0
-38.609
0
-115.224
1.810.317
1.978.318
4.453.916
503.345
309.090
9.054.986
Beleggingscrediteuren Waarvan derivaten onder overige schulden
340.180
340.180
Totaal
9.395.166
Verloopoverzicht van belegde waarden per beleggingscategorie per 31 december 2011 Vastgoed Stand primo 2011
Vastrentende
beleggingen
Aandelen
waarden
Overige Derivaten
beleggingen
Totaal
1.857.085
1.812.412
4.028.702
159.635
291.962
8.149.796
Aankopen
42.846
723.499
1.894.261
649.375
634.327
3.944.308
Verkopen
-32.311
-314.040
-1.635.795
-871.251
-632.943
-3.486.340
-68
1.487
-12.311
61.226
1.714
52.048
Gerealiseerde herwaardering Ongerealiseerde herwaardering Stand ultimo 2012
-67.176
-246.867
81.784
589.795
12.860
370.396
1.800.444
1.975.004
4.368.951
527.554
306.206
8.978.159
2012
2011
1.573.559
1.608.143
243.105
161.092
43.183
31.209
1.859.847
1.800.444
Belegde waarden in vastgoed Direct vastgoed Indirect vastgoed Vastgoed in ontwikkeling Stand per 31 december
Gedurende het boekjaar is 99,5% (2011: 99,6%) van het direct vastgoed getaxeerd door onafhankelijke, beëdigde taxateurs en is 0,5% (2011: 0,4%) intern getaxeerd. Deze taxaties vinden jaarlijks plaats.
Belegde waarden in aandelen Zelfstandig beursgenoteerde aandelen Aandelenbeleggingsfondsen Venture Capital (Private Equity) Vastgoed in ontwikkeling
78
BPL JAARVERSLAG 2012
2.257.710
1.708.477
544.326
219.833
56.242
46.694
2.858.278
1.975.004
Belegde waarden in vastrentende waarden Staats obligaties
2.990.317
2.615.478
Bedrijfs Obligaties (Credit funds)
1.009.803
706.250
19.801
26.174
731
729
Covered Fondsen
218.664
213.656
Inflation linked bonds
459.203
420.494
Obligatiebeleggingsfondsen
537.417
386.171
5.235.936
4.368.952
400.156
857.023
0
10.711
400.156
867.734
161.784
149.257
96.221
156.948
2.500
0
260.505
306.205
637
364
3.107
3.145
94.941
84.602
685
370
Huurpenningen
1.767
1.591
Overige
5.227
71.828
106.364
161.900
Lopende interest
-10.772
-38.609
Huurpenningen
-1.235
-1.551
Overige
-13.972
-75.064
Stand per 31 december
-25.979
-115.224
Leningen op schuldbekentenis Hypotheken
Stand per 31 december
Belegde waarden in derivaten Rentederivaten Overige derivaten Stand per 31 december
Overige beleggingen Infrastructuur Beleggingsfondsen (Geldmarktfondsen) Deelnemingen Stand per 31 december
Beleggingsdebiteuren Nog af te wikkelen transacties Te ontvangen dividend Lopende interest Te vorderen dividend- en couponbelasting
Stand per 31 december
Beleggingscrediteuren
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
BPL JAARVERSLAG 2012
79
Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Directe markt-
Afgeleide
Waarderings-
noteringen
marktnoteringen
modellen
31.409
211.745
1.616.693
1.859.847
Aandelen
2.257.710
544.326
56.242
2.858.278
Vastrentende waarden
4.677.987
537.418
20.532
5.235.937
Derivaten
0
0
-55.185
-55.185
Overige beleggingen
0
96.093
164.412
260.505
6.967.106
1.389.582
1.802.694
10.159.382
-455.341
-455.341
Totaal
Per 31-12-2012 Vastgoedbeleggingen
Totaal
Waarvan passief per 31-12-2012
Directe markt-
Afgeleide
Waarderings-
noteringen
marktnoteringen
modellen
13.126
202.186
1.585.132
1.800.444
Aandelen
1.708.477
219.833
46.694
1.975.004
Vastrentende waarden
3.955.878
386.171
26.902
4.368.951
Derivaten
0
0
527.554
527.554
Overige beleggingen
0
24.089
282.117
306.206
5.677.481
964.898
2.335.779
8.978.159
-340.180
-340.180
Totaal
Per 31-12-2011 Vastgoedbeleggingen
Totaal
Waarvan passief per 31-12-2011
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. Vastgoed Het deel van de waarde aan vastgoedbeleggingen dat is opgenomen op basis van waarderingsmodellen en –technieken betreft voornamelijk direct vastgoed. Zoals bij de grondslagen staat vermeld is de waarde gebaseerd op de taxatiewaarde. Deze taxaties worden verricht door verscheidene externe erkende taxateurs. Iedere externe taxateur hanteert binnen, de algemene richtlijnen zoals binnen de branche gelden, eigen uitgangspunten. De richtlijnen binnen de branche geven aan dat voor de waardebepaling in dit geval moet worden uitgegaan van de verkoopwaarde van een object met als doelstelling om met het object huurinkomsten te genereren. Als basis wordt hiervoor een contante waardeberekening gebruikt van de toekomstige kasstromen. Aandelen Van de belegde waarde in aandelen staat de waarde van private equity beleggingen opgenomen als vastgesteld op basis van ‘waarderingsmodellen en –technieken’. Private equity beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-of-fund-managers, gecorrigeerd voor kasstromen in de
80
BPL JAARVERSLAG 2012
periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde op basis van lokale wet- en regelgeving. Vastrentende waarden Het deel van de vastrentende waarden waarvan de reële waarde op basis van schatting wordt vastgesteld betreft hoofdzakelijk de leningen op schuldbekentenissen en hypotheken. De berekeningsgrondslag staat reeds vermeld in de algemene toelichting op de grondslagen. Onderstaand is een overzicht opgenomen van de rentevoet welke hierbij wordt gehanteerd:
Vastrentende waarden
2012
2011
1,50
2,19
Derivaten Bij de schatting van de reële waarde van derivaten wordt uitgegaan van verwachte toekomstige kasstromen. Deze kasstromen worden op basis van de zero coupon swapcurve contant gemaakt. Overige beleggingen Het niet marktgenoteerde deel van de overige beleggingen betreft beleggingen in infrastructuur. Het fonds neemt alleen via tussenkomst van externe fondsbeheerders deel in infrastructurele beleggingen. Voor de waardering van deze beleggingen wordt uitgegaan van de waardebepaling welke is opgesteld ten behoeve van deze externe fondsbeheerders. De waardering vindt plaats op basis van fair value. De wijze waarop de fair value wordt bepaald is afhankelijk van de externe fondsbeheerder en van de aard van de belegging. De volgende variabelen kunnen hierbij een rol spelen: de aanschafwaarde voor wat betreft recente investeringen; toekomstige kasstromen; waarde van de activa; waardering van vergelijkbare objecten. 2012
2011
66.836
73.205
Te ontvangen waardeoverdrachten
189
1.736
Overige vorderingen
641
3.949
67.666
78.890
[2] Vorderingen en overlopende activa Premievordering werkgevers
De post premievordering werkgevers 2011 is aangepast, omdat een deel van het saldo onder ‘overige vorderingen’ verantwoord is. Het saldo aan ‘overige vorderingen’ 2011 is als gevolg van deze herrubricering met dit bedrag verlaagd. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Specificatie premievordering werkgevers Werkgevers
70.212
76.486
Voorziening dubieuze debiteuren
-3.376
-3.281
66.836
73.205
BPL JAARVERSLAG 2012
81
Verloop van de voorziening dubieuze debiteuren Stand per 1 januari Nagekomen baten/afgeschreven vorderingen Dotatie ten laste van de rekening van baten en lasten Stand per 31 december
-3.281
-3.492
283
-495
-378
284
-3.376
-3.281
28.425
29.625
[3] Overige activa Liquide middelen
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. Er zijn geen kredietfaciliteiten van toepassing.
PASSIVA [4] Stichtingskapitaal en reserves Algemene
Beleggings-
reserve
reserve
Stand primo 2011
Bestemmings-
Bestemmings-
Bestemmings-
reserve
reserve
reserve
ANW-hiaat
VPL pensioen
VPO
Totaal
-172.209
962.392
-1.235
0
0
788.948
-950.293
214.030
1.710
159.454
4.001
-571.098
-1.122.502
1.176.422
475
159.454
4.001
217.850
van baten en lasten
174.654
198.456
9.013
72.575
0
454.698
Stand ultimo 2012
-947.848
1.374.878
9.488
232.029
4.001
672.548
Uit bestemming saldo van baten en lasten Stand ultimo 2011 Uit bestemming saldo
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De dekkingsgraad van het fonds heeft zich in het boekjaar als volgt ontwikkeld: 2012 Dekkingsgraad per 1 januari Premie
2011
Werkelijk
Herstelplan
Werkelijk
Herstelplan1
100,6%
103,6%
110,4%
102,5%
-0,2%
0,2%
-0,7%
-0,2%
Uitkering
0,0%
0,1%
0,3%
0,0%
Toeslagverlening
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
10,2%
4,1%
-16,2%
1,3%
Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking) Wijziging rentetermijn structuur voorziening pensioenverplichtingen
-5,1%
0,0%
7,7%
0,0%
Overige oorzaken
-1,1%
-0,1%
-0,9%
0,0%
104,4%
108,0%
100,6%
103,6%
Dekkingsgraad per 31 december
De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
1 Het verloop dekkingsgraad volgens herstelplan in 2011 heeft een aanvangsdatum van augustus 2011.
82
BPL JAARVERSLAG 2012
31-12-2012 Aanwezig vermogen Af: technische voorzieningen op FTK-waardering
Eigen vermogen
31-12-2011
10.109.267
104,4%
8.988.982
100,6%
9.682.237
100,0%
8.935.062
100,0%
427.030
4,5%
53.920
0,6%
Af: vereist eigen vermogen
1.803.879
18,6%
1.518.042
17,0%
Vrij vermogen
-1.376.849
-14,1%
-1.464.122
-16,4%
Minimaal vereist eigen vermogen
422.270
4,4%
395.285
4,4%
Dekkingsgraad
104,4%
100,6%
In bovenstaande opstelling is het aanwezig vermogen na aftrek van de bestemmingsreserves in totaal a 427.030 (2011: a 53.920). Vanwege de aard van de bestemmingsreserves, welke dienen ter financiering van aanspraken die in de toekomst het karakter van pensioenaanspraken krijgen, kunnen deze niet dienen ter dekking van de reeds bestaande pensioenaanspraken en tellen daarom niet mee voor de bepaling van de dekkingsgraad. Als het eigen vermogen lager is dan het minimale vereiste eigen vermogen bevindt het fonds zich in een situatie van dekkingstekort. Indien het eigen vermogen lager is dan het vereiste eigen vermogen, maar wel ten minste gelijk is aan het minimale vereiste eigen vermogen, bevindt het fonds zich in een situatie van reservetekort. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als een reservetekort. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB met dien verstande dat er aanpassingen gedaan zijn om rekening te houden met inflatie-gerelateerde beleggingen en het actief beheer van de aandelenportefeuille. Vanwege het ontstane dekkingstekort is per 31 augustus 2011 een (korte termijn) herstelplan opgesteld waarmee DNB heeft ingestemd. Vanwege het dekkingstekort was premiekorting niet langer toegestaan en diende de gedempte premie naar een kostendekkend niveau gebracht te worden. De hiertoe getroffen maatregelen betreffen een éénmalige verlaging van het opbouwpercentage in 2012 van 2,0% naar 1,85% en een verhoging met terugwerkende kracht van de premie in 2011 van 16,8% naar 18,15% van de pensioengrondslag. Voor 2012 gold een premie van 19,5% van de pensioengrondslag. Daarnaast is met ingang van 2012 een extra premie geïnd van 2,3% van het salaris ten behoeve van de financiering van de VPL-overgangsrechten. In februari 2012 is een evaluatie van het herstelplan ingediend bij DNB. DNB is van mening dat uit de evaluatie blijkt dat het pensioenfonds op basis van de huidige dekkingsgraad binnen de wettelijke termijn kan herstellen.
2012
2011
8.935.062
7.567.723
318.437
279.441
1.975
0
137.274
95.701
-200.790
-189.219
[5] Technische voorzieningen Stand per 1 januari Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking pensioenuitkeringen Mutatie pensioenuitvoeringskosten
-3.986
1.224
474.854
1.297.060
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-1.046
20.672
Aanpassing sterftekansen
85.156
0
Wijziging marktrente
Overige wijzigingen in de technische voorzieningen Stand per 31 december
-64.699
-137.540
9.682.237
8.935.062
BPL JAARVERSLAG 2012
83
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld:
Actieve deelnemers
4.252.219
3.825.565
Pensioengerechtigden
2.603.527
2.292.453
Gewezen deelnemers
2.631.491
2.637.055
Overigen Netto pensioenverplichtingen Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling Stand per 31 december
5.255
4.792
9.492.492
8.759.865
189.745
175.197
9.682.237
8.935.062
De regeling op hoofdlijnen De pensioenregeling is een middelloonregeling. De regeling kent met ingang van 1 januari 2007 een pensioenleeftijd van 65 jaar, maar er wordt gestreefd naar een uittreedleeftijd die 2 of 3 jaar voor de 65-jarige leeftijd ligt. De streefleeftijd geldt bij een volledige deelname aan de regeling vanaf 21 jaar. De deelnemer maakt dan gebruik van de mogelijkheid tot vervroegen van het ouderdomspensioen. In de regeling geldt in 2012 een franchise van € 12.711 en een tijdelijk verlaagd opbouwpercentage van 1,85% van de pensioengrondslag (het loon verminderd met de franchise). Het toeslagbeleid wordt nader toegelicht onder toeslagverlening. Het partnerpensioen wordt gefinancierd op opbouwbasis en bedraagt 70% van het te behalen of opgebouwde ouderdomspensioen. Bij overlijden van de deelnemer hebben overblijvende kinderen recht op wezenpensioen. De regeling biedt verder een aanvulling op de Anw-uitkering in het geval een deelnemer voor pensionering komt te overlijden. Deelnemers die op 1 januari 2006 al een WAOuitkering hadden behouden een arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP). Per 1 januari 2013 is de regeling aanzienlijk gewijzigd. De pensioenrichtleeftijd wordt 67 jaar. Het opgebouwde pensioen en het eventuele prepensioen op 31 december 2012 wordt per 1 januari 2013 actuarieel neutraal en leeftijdsafhankelijk omgerekend naar 67-jarige leeftijd.
Overgangsregeling Sinds 1 januari 2006 is de VUT-regeling (SUWAS) een gesloten regeling. Werknemers die op 1 januari 2006 al gebruik maakten van SUWAS - of nog geen gebruik maakten maar al wel recht hadden - hebben het recht op de “oude” regeling (SUWAS, BPL Flex met garantieregeling en het huidige BPL-ouderdomspensioen) behouden.
Geboren voor 1950 Voor werknemers geboren voor 1950 blijft de oude regeling, inclusief SUWAS, BPL Flex en garantieregeling (voor aanvulling van het prepensioen tot VUT-niveau) van kracht. Wel is de uittreedleeftijd stapsgewijs verhoogd op basis van een staffel.
Geboren tussen 1950 en 1965 Voor deelnemers die op 31 december 2006 en 1 januari 2007 deelnamen aan de pensioenregeling, geboren zijn tussen 1950 en 1965 en tot en met 31 december 2021 of de pensioendatum (als die eerder is) deelnemer blijven, wordt extra pensioen ingekocht. Hierdoor hebben deze deelnemers in principe een gegarandeerde uittreedleeftijd van 63 jaar. Het fonds streeft echter naar een uittreedleeftijd van 62 jaar. De inkoop van het extra pensioen vindt plaats op 31 december 2021 of, als de deelnemer eerder met pensioen gaat, op de eerdere pensioendatum. Dit is een voorwaardelijke toezegging, die pas onvoorwaardelijk wordt als de aanspraken zijn gefinancierd. Deze voorwaardelijke toezegging wordt per 1 januari 2013 met 18% gekort voor deelnemers geboren van 1951 tot 1965.
Premievrijstelling Als de deelnemer een WIA- of WAO-uitkering ontvangt, voorziet het reglement in een premievrije opbouw. De premievrijstellingsregeling bij arbeidsongeschiktheid die gold vóór 1 januari 2006 is voor bestaande gevallen gehandhaafd. Wanneer een deelnemer een loongerelateerde WW-uitkering ontvangt voorziet het reglement in premievrije opbouw gedurende maximaal een half jaar.
Toeslagverlening Het bestuur hanteert voor het aanpassen van de pensioenaanspraken en pensioenrechten vanaf 2009 variant D1 uit de toeslagenmatrix. Het toeslagbeleid en de staffel die daarbij als leidraad wordt gehanteerd is beschreven in paragraaf 3.4. Het betekent dat het fonds ernaar streeft jaarlijks een toeslag te verlenen die (maximaal) gelijk is aan de stijging van het CBS- consumentenprijsindexcijfer (CPI, alle huishoudens afgeleid, dus exclusief effecten door overheidsbeleid, voor de maand september). Het bestuur beslist
84
BPL JAARVERSLAG 2012
jaarlijks in hoeverre het de pensioenrechten en pensioenaanspraken daadwerkelijk verhoogt. Het fonds verleent alleen een toeslag voor zover de beschikbare middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten. Het fonds financiert de toeslagverlening uit beleggingsrendementen. In 2012 heeft het fonds besloten om evenals in 2011 geen toeslag te verlenen. In de drie daaraan voorafgaande jaren 2008, 2009 en 2010 is een toeslag verleend conform de stijging van het CPI.
Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is in de ABTN een staffel opgenomen. Er is een gemiddelde dekkingsgraad nodig die hoger ligt dan de vereiste dekkingsgraad. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het pensioenfonds geeft in haar jaarrekening elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen . 2012
2011
372
78
455.341
340.180
4.126
4.146
14
2.420
Crediteuren
4.901
0
Overlopende posten
4.214
3.925
Rekening courant SUWAS I
1.248
0
7
20
470.223
350.769
412.674
330.441
42.667
9.739
455.341
340.180
[6] Overige schulden en overlopende passiva Uitkeringen Derivaten Belastingen en premies sociale verzekeringen Waardeoverdrachten
Overige schulden Stand per 31 december
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Specificatie derivaten Rentederivaten Overige derivaten
7.4.4 Risicobeheer Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: • beleggingsbeleid • premiebeleid • herverzekeringsbeleid • toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid.
BPL JAARVERSLAG 2012
85
De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico’s (na afdekking). De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt:
Technische voorzieningen
S1 Renterisico
2012
2011
9.682.237
8.935.062
640.620
555.076
1.196.606
1.037.199
534.218
333.479
0
0
S5 Kredietrisico
142.207
159.758
S6 Verzekeringstechnisch risico
325.522
306.308
S7 Liquiditeitsrisico
0
0
S8 Concentratierisico
0
0
S9 Operationeel risico
0
0
483.293
338.053
-1.518.587
-1.211.831
S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico
S10 Actief risico Diversificatie-effect
Vereist eigen vermogen (vereiste buffers) Vereist pensioenvermogen Aanwezig pensioenvermogen (Totaal activa -/- schulden)
Tekort / Surplus
86
BPL JAARVERSLAG 2012
1.803.879
1.518.042
11.486.116
10.453.104
10.109.267
8.988.982
-1.376.849
-1.464.122
In bovenstaande opstelling is het aanwezig vermogen na aftrek van de bestemmingsreserves van in totaal a 431.030 (2011: a 163.930). Deze reserves kunnen niet gebruikt worden ter dekking van toekomstige tegenvallers en tellen daarom niet mee bij de bepaling van de dekkingsgraad. Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers rekening gehouden. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds het standaard model van DNB toe. Inflatiegerelateerde producten worden afwijkend behandeld en er wordt een correctie toegepast voor het actief beheer van de aandelenportefeuille. De belangrijkste verschillen in de vereiste buffers op 31 december 2012 ten opzichte van 31 december 2011 worden veroorzaakt door:
Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en door een verandering van marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van aandelen, grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico), maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes (renterisico). De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. De mate waarin de beleggingsportefeuille van het fonds gevoelig is voor het prijsen renterisico is in de volgende alinea weergegeven, vervolgens worden de risico’s die het fonds loopt nader toegelicht. Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Het fonds heeft via een rentehedge het renterisico beperkt. Beleggingen en pensioenverplichtingen zijn namelijk niet in dezelfde mate gevoelig voor rentebewegingen. Daardoor kan de dekkingsgraad sterk meebewegen met rentebewegingen en loopt het fonds een groter risico om in een dekkingstekort te komen. Dit renterisico kan worden verkleind door de rentegevoeligheid van de beleggingen meer in overeenstemming te brengen met de looptijd van de verplichtingen. Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde ‘duratie-mismatch’. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is erop gericht om de ‘duratie-mismatch’ te verkleinen door het renterisico af te dekken, waarbij het percentage renteafdekking minder wordt naarmate de rente lager is. De gedachte daarbij is dat bij een lage rente de kans toeneemt dat de rente weer zal stijgen en dat dan bij een lagere afdekking meer geprofiteerd wordt van de rentestijging. De renteafdekking kan gerealiseerd worden door meer langlopende obligaties te kopen in plaats van aandelen (aandelen hebben per definitie een duratie van nul), binnen de portefeuille kortlopende obligaties vervangen door langlopende obligaties of door middel van renteswaps of swaptions. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Daarnaast kan het fonds het renterisico op de vastrentende waarden afdekken (het eigen vermogen is ongevoelig voor de renteveranderingen, maar de dekkingsgraad niet) of de dekkingsgraad afdekken.
BPL JAARVERSLAG 2012
87
De duratie en het effect van de renteafdekking kan als volgt worden samengevat: Balanswaarde
Bedragen * € 1.000
31-12-2012
Duratie 31-12-2012
31-12-2011
Vastrentende waarden (vóór derivaten)
5.235.936
8,1
5,4
Vastrentende waarden (na derivaten)
5.180.751
11,5
11,1
(nominale) pensioenverplichtingen
9.682.237
20,1
21,0
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: Bedragen * € 1.000
31 december 2012
31 december 2011
Resterende looptijd < 1 jaar
233.593
4,5%
136.076
3,2%
Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar
1.355.620
25,9%
1.845.256
42,2%
Resterende looptijd > 5 jaar
3.646.723
69,6%
2.387.619
54,6%
5.235.936
100,0%
4.368.951
100,0%
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals op de volgende pagina weergegeven. De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: Bedragen * € 1.000
31 december 2012
Resterende looptijd < 1 jaar
852.987
8,8%
Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar
1.224.257
12,7%
Resterende looptijd > 5 jaar
2.663.518
27,5%
Resterende looptijd > 20 jaar
4.941.475
51,0%
9.682.237
100,0%
88
BPL JAARVERSLAG 2012
Prijsrisico (Risico zakelijke waarden S2) Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie. Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt: 31-12-2012
Bedragen * € 1.000
Kantoren Winkels Woningen Grond Participaties in vastgoedmaatschappijen
31-12-2011
58.735
3,2%
64.672
3,6%
223.834
12,0%
217.447
12,1%
1.317.441
70,8%
1.357.234
75,4%
16.732
0,9%
0
0,0%
243.105
13,1%
161.091
8,9%
1.859.847
100,0%
1.800.444
100,0%
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt: Bedragen * € 1.000
Europa Noord – Amerika Azië- Pacific
31-12-2012
31-12-2011
1.846.307
99,3%
1.800.444
100,0%
10.770
0,6%
0
0%
2.770
0,1%
0
0%
1.859.847
100,0%
1.800.444
100,0%
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt: Bedragen * € 1.000
Beleggingsinstelling
31-12-2012
31-12-2011
56.242
2,0%
46.694
2,4%
(w.o.banken en verzekeraars)
573.339
20,1%
340.855
17,3%
Nijverheid en industrie
800.348
28,0%
591.870
30,0%
Handel
577.876
20,2%
399.338
20,2%
Overige dienstverlening
699.403
24,5%
489.413
24,8%
Diversen
151.070
5,3%
106.834
5,4%
2.858.278
100,0%
1.975.004
100,0%
Financiële instellingen
BPL JAARVERSLAG 2012
89
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: Bedragen * € 1.000
Europa Noord – Amerika Global Azië Oceanië Emerging markets
31-12-2012
31-12-2011
1.536.453
53,8%
1.305.627
66,1%
670.650
23,5%
402.850
20,4%
56.242
2,0%
46.694
2,4%
123.727
4,3%
90.327
4,6%
23.073
0,8%
0
0,0%
448.133
15,7%
129.506
6,6%
2.858.278
100,0%
1.975.004
100,0%
Valutarisico (S3) Het totaalbedrag van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2012 circa 22,9%% (2011: 16,0%). Het valutarisico wordt niet afgedekt, per einde boekjaar zijn er dus geen uitstaande valutatermijncontracten.. 31-12-2012
31-12-2011
EUR
7.922.669
7.610.607
AUD
23.070
0
CAD
25.184
0
Bedragen * € 1.000
CHF
193.375
161.714
DKK
12.471
49.016
GBP
618.625
520.990
HKD
4.636
0
JPY
114.912
90.327
NOK
42.158
44.259
PLN
1
9.963
SEK
35.641
31.064
SGD
7.582
0
USD
825.119
407.541
Overig
448.133
129.506
10.273.576
9.054.987
De positie in categorie ‘Overig’ betreft een investering in een aandelenbeleggingsfonds Emerging Markets. Voor dit fonds is meer gedetailleerde informatie niet beschikbaar.
90
BPL JAARVERSLAG 2012
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van dit risico door het fonds vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot nietbeursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. De samenstelling van de vastrentende waarden naar categorieën kan als volgt worden samengevat: Bedragen * € 1.000
Nederlandse
31-12-2012
31-12-2011
760.880
14,5%
697.447
16,0%
2.715.753
51,9%
2.333.148
53,4%
overheidsinstellingen Buitenlandse overheidsinstellingen Financiële instellingen
897.837
17,1%
745.625
17,1%
Handel- en industriële bedrijven
340.270
6,5%
364.502
8,3%
Andere instellingen
521.196
10,0%
228.229
5,2%
5.235.936
100,0%
4.368.951
100,0%
De verdeling van vastrentende waarden naar regio is weergegeven in onderstaande tabel: Bedragen * € 1.000
Mature markets Emerging markets
31-12-2012
31-12-2011
5.012.023
95,7%
4.286.048
98,1%
223.913
4,3%
82.903
1,9%
5.235.936
100,0%
4.368.951
100,0%
BPL JAARVERSLAG 2012
91
De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de vastrentende waarden op basis van de ratings eind 2012 is als volgt: Bedragen * € 1.000
31-12-2012
AAA
2.025.627
AA
31-12-2011
38,7%
2.789.699
63,8%
1.330.349
25,4%
304.571
7,0%
A
710.635
13,6%
688.675
15,8%
BBB
613.560
11,7%
197.552
4,5%
BB
110.053
2,1%
62.551
1,4%
B
235.335
4,5%
190.885
4,4%
CCC
103.184
2,0%
101.802
2,3%
Overig
107.193
2,0%
33.216
0,8%
5.235.936
100,0%
4.368.951
100,0%
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. • Langlevenrisico Lang levenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorzieningen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het lang levenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. • Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. • Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het beleid van het fonds is om het overlijden- en arbeidsongeschiktheidsrisico niet te herverzekeren. • Indexatierisico Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. Het beleid en de ambitie inzake indexatie en toeslagverlening is weergegeven in de toelichting van de post ‘Indexering en overige toeslagen’.
92
BPL JAARVERSLAG 2012
Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico wordt vermeld dat het fonds in haar beleggingsportefeuille over voldoende obligaties beschikt die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Concentratierisico (S8) De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2012 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig: Bedragen * € 1.000
31-12-2012*
31-12-2011*
Rabobank
-
-
243.216
2,6%
Nederland
678.570
6,7%
630.243
6,6%
Frankrijk
920.750
9,1%
841.229
8,9%
Duitsland
795.174
7,8%
719.416
7,6%
Interpolis Pensioenen
-
-
386.171
4,1%
Barclays
-
-
198.359
2,1%
233.476
2,3%
-
-
-
-
188.530
2,0%
2.627.970
25,9%
3.207.164
33,9%
Italië State Street
Totaal
* “ – “ houdt in dat de betreffende positie minder dan 2% bedroeg In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. De beleggingsportefeuille is ondergebracht bij Syntrus Achmea Vermogensbeheer. De pensioenuitvoering is uitbesteed aan pensioenuitvoerder TKP. Met TKP is een uitbestedingsovereenkomst en een dienstverleningsovereenkomst (DVO) gesloten. Het bestuur beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering van de vermogensbeheerders en TKP door middel van performancerapportages (vermogensbeheerder), DVO-rapportages en onafhankelijk getoetste interne beheersingsrapportages (ISAE 3402-rapportages).
BPL JAARVERSLAG 2012
93
Aangezien hiermee sprake is van adequate beheersing van de operationele risico’s worden door het fonds hiervoor geen buffers aangehouden in de solvabiliteitstoets. Actief risico (S10) Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken wordt van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde ‘tracking error’. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico. Het actief risico is in de berekening van het vereist eigen vermogen opgenomen als S10. S10 heeft een omvang van twee maal de tracking error van de portefeuille (97,5% zekerheid). Er is verondersteld dat het actief risico niet samenhangt met de andere risicofactoren. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets. Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: • Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. • Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. • Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2012: Futures Interest rate swaps Overige derivaten
94
BPL JAARVERSLAG 2012
Contractomvang
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
54.100
0
0
8.038.000
400.156
-412.674
1.195.000
0
-42.667
9.287.100
400.156
-455.341
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2011: Contractomvang
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
51.500
0
0
330.000
39.214
-38.610
Interest rate swaps
7.116.000
817.809
-291.831
Overige derivaten
1.195.000
10.711
-9.739
8.692.500
867.734
-340.180
Futures Swaptions
Ultimo 2012 zijn zekerheden ontvangen voor de swaps voor een bedrag van a 68,4 mln. (2011: a 501 mln.) Het pensioenfonds maakt geen gebruik van securities lending (uitlenen van effecten. 7.4.5.
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Ontvangen zekerheden en garanties Er zijn geen zekerheden en garanties bekend die niet in de jaarrekening zijn opgenomen. Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft per 1 januari 2012 een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt over de vergoedingssystematiek. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt € 11,3 mln. Investeringsverplichtingen Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan er per balansdatum de volgende investerings-en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen): 2012
2011
Private equity
16.296
20.461
Vastgoed
35.016
87.477
Totaal
51.312
107.938
Deze verplichtingen zullen naar verwachting in het volgende boekjaar nagenoeg geheel worden afgewikkeld. Niet opgenomen voorwaardelijke pensioenverplichtingen Afschaffen prepensioenregeling Vanaf 2007 vindt geen opbouw meer plaats van prepensioen/Flexpensioen. De VUT-regeling SUWAS I vervalt op termijn. Deelnemers die vóór 1 januari 1950 zijn geboren kunnen vanaf 64 jaar gebruikmaken van de prepensioenregeling. Voor deelnemers die per 31 december 1997 én per 1 januari 1998 in dienst zijn bij een bij het fonds aangesloten werkgever geldt dat zij een aanvulling krijgen op de prepensioenregeling. Deze ‘garantieregeling’ wordt gefinancierd door het VUT-fonds SUWAS I. Werknemers die op 31 december 2000 en op 1 januari 2001 deelnemer waren aan de BPL-regeling, hebben een extra opbouw prepensioen gehad van maximaal drie jaar, over de periode 1 januari 1998 tot 1 januari 2001 voor zover zij deelnemer waren in de genoemde periode. VPL Aan deelnemers die tussen 1 januari 1950 en 31 december 1965 geboren zijn, wordt extra pensioen toegekend over dienstjaren vóór 2007. De opbouw en financiering van deze pensioenaanspraken is uitgesteld tot uiterlijk 31 december 2021. Deze inkoop van extra pensioenaanspraken geldt alleen als betrokkene op 31 december 2006 en op 1 januari 2007 deelnemer was aan de pensioenregeling en de volledige uitstelperiode van 15 jaar deelnemer blijft aan de pensioenregeling. Deze inkoop maakt het mogelijk om 2 of 3 jaar eerder dan de AOW-leeftijd met pensioen te gaan. Er wordt in 2012 een extra premie van 2,3% van de salarissom geheven om deze maatregel te financieren. Deze premie is vanaf 2013 verlaagd naar 1,25%. Ultimo boekjaar is de off-balance technische voorziening vastgesteld op 486.663 (2011: € 517.399) waarbij rekening is gehouden met vertrekkansen en solvabiliteitsopslag. Deze verlaging kan voor een belangrijk deel worden verklaard door de verlaging
BPL JAARVERSLAG 2012
95
van deze rechten met 18% voor de deelnemers geboren in 1951 tot en met 1965. De verplichting zal worden gefinancierd uit de bestemmingsreserve VPL-pensioen welke initieel gevuld is met de vrijval uit de voorziening Flex-pensioen en de toekomstige premiebaten. 7.4.6
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen Er is geen sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds en de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar onderdeel [11] van de toelichting op de staat van baten en lasten. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Er zijn geen overige transacties met verbonden partijen. 7.4.7
Toelichting op de staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000
2012
2011
354.902
279.250
1.322
1.614
356.224
280.864
[7] Premiebijdragen risico fonds Werkgeversgedeelte FVP bijdragen
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: Kostendekkende premie
392.834
355.052
Feitelijke premie
303.676
280.864
Gedempte premie
284.638
302.606
In bovenstaande opstelling wordt de ontvangen VPL premie van 52.547 buiten de vergelijking met de kostendekkende en gedempte premie gelaten. Het fonds financiert de pensioenregeling met een reglementaire doorsneepremie. Deze premie moet minimaal gelijk zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Deze gedempte kostendekkende premie wordt gebaseerd op een rendement van 4%. Een lagere premie, ofwel een premiekorting, is slechts toegestaan als het pensioenfonds een gezonde financiële positie heeft, dus geen reservetekort heeft en haar indexatieambitie in belangrijke mate kan waarmaken. Gezien het in 2010 ontstane reservetekort hebben caopartners de premie in stappen verhoogd tot het niveau van de gedempte kostendekkende premie (18,15% in 2011 en 19,5% in 2012). Aangezien ook in 2011 geen premiekorting meer was toegestaan en de feitelijke premie toch een premiekorting bevatte, is, in overleg met DNB, besloten om dit in 2012 te corrigeren door een éénmalige verlaging van het opbouwpercentage. Voor 2012 is het opbouwpercentage vastgesteld op 1,85% van de pensioengrondslag. Hierdoor voldoet de premie in 2011 én 2012 gezamenlijk aan de wettelijke eisen. In 2011 is het pensioenfonds in een dekkingstekort geraakt. Bij een dekkingstekort moet de premie bijdragen aan herstel. BPL heeft voor 2012 dispensatie gekregen voor deze eis (Deze dispensatie wordt door DNB “adempauze” genoemd). Voor 2013 kon BPL eventueel onder striktere voorwaarden wederom een verzoek doen om dispensatie. Hiervoor hebben cao-partners niet gekozen en er voor gezorgd dat de premie in 2013 daadwerkelijk bijdraagt aan herstel. Hierbij hielp het dat DNB vanaf september 2012 verplichtte om de voorziening op de Ultimate Forward Rate (UFR) in plaats van de Rente Termijn Structuur (RTS) te baseren. De UFR is voor langere looptijden beduidend hoger, zodat dit een drukkend effect heeft op de premie.
96
BPL JAARVERSLAG 2012
Vanaf 2013 bedraagt de premie 21,7% van de pensioengrondslag. Daarnaast geldt een opbouwpercentage van 1,95% vanaf 2013. De premie voor VPL-overgangsrechten is verlaagd van 2,3% naar 1,25% van het salaris. De aan het boekjaar toe te rekenen verschuldigde/feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Actuarieel benodigd voor pensioenopbouw
311.229
279.441
Toeslag voor uitvoeringskosten
21.802
25.416
Toeslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen
53.911
48.971
Mutatie technische voorzieningen voor excassokosten Totaal kostendekkende premie
5.892
1.224
392.834
355.052
[8] Beleggingsresultaten risico fonds 2011
Vastgoed beleggingen
Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten vermogens-beheer
2012
opbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten vermogens-beheer
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige
Totaal
beleggingen
77.035
67.622
146.062
-6.372
27
284.374
-68.531
-245.269
69.666
651.286
15.067
422.219
-8.708
-5.962
-5.127
-158
2
-19.953
-204
-183.609
210.601
644.756
15.096
686.640
Vastgoed beleggingen
Directe beleggings-
Aandelen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige
Totaal
beleggingen
77.464
77.356
151.483
-27.201
-34
279.068
-72.913
211.110
396.634
248.070
16.593
799.494
-8.225
-4.344
-2.928
-940
-464
-16.906
-3.674
284.122
545.189
219.929
16.090
1.061.656
2012
2011
326
3.456
[9] Overige baten Interest VUT-surplus
3.300
6.295
Batig saldo ontbinding Vacantiefonds voor den Landbouw
0
4.001
Overige baten
0
67
3.626
13.819
Bij uitstel van de in de SUWAS-regeling vastgestelde VUT-datum kan het voorkomen dat er sprake is van een VUT-surplus. Binnen de overkookregeling is de omzetting van het surplus in ouderdomspensioen geregeld.
BPL JAARVERSLAG 2012
97
[10] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen
147.750
135.699
38.283
37.257
930
926
Arbeidsongeschiktheidspensioen
9.251
9.489
ANW-uitkering
6.292
7.050
Afkopen
8.218
10.261
0
3
539
417
Partnerpensioen Wezenpensioen
Geschenkenuitkering Overlijdensuitkering Overig
0
3.116
Subtotaal
211.263
204.218
Garantieregeling
-14.741
-15.285
Totaal
196.522
188.933
Een onderdeel van de uitkeringslast is gebaseerd op de garantieregeling Suwas I. Deze uitkeringslast komt voor rekening van Suwas I. [11] Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Bestuursondersteuning Administratiekostenvergoeding Projectkosten transitie
576
604
1.119
1.103
13.463
21.305
3.847
998
Controle- en advieskosten (excl. accountantskosten)
290
486
Accountantskosten
186
124
Contributies en bijdragen
769
759
Overig
312
37
20.562
25.416
De bestuurskosten zijn als volgt uit te splitsen: Vacatiegelden en vergoedingen voor het bestuur
a 242
Vacatiegelden en vergoedingen voor het verantwoordingsorgaan
a 254
Vacatiegelden en vergoedingen voor de deelnemersraad
a 272
Overige kosten bestuur a 208 De kosten voor bestuursondersteuning hebben betrekking op de bijdrage aan de Colland Sectorraad. De contributies en bijdragen bevatten o.a. € 559 aan DNB, a 141 aan de Pensioenfederatie en a 9 aan de AFM. De totale accountantskosten, zoals hiervoor opgenomen als onderdeel van de pensioenuitvoeringskosten, kunnen als volgt worden gespecificeerd: Controle van de jaarrekening
91
64
Overige controleopdrachten
95
15
0
45
186
124
Andere niet-controle diensten
Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De pensioenuitvoering is volledig uitbesteed aan TKP Pensioen. De transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met de bestuurs- en commissievergaderingen, inclusief de vergaderingen van deelnemersraad en verantwoordingsorgaan. De vergoedingen bestaan uit vacatiegeld, vergoeding van reis- en verblijfkosten, en overige kosten 2012: a 576 (2011: a 604). Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend. Aan betrokkenen zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt.
98
BPL JAARVERSLAG 2012
[12] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Indexering en overige toeslagen In de staat van baten en lasten is de last uit hoofde van indexering en overige toeslagen welke aan het verslagjaar moet worden toegerekend verantwoord. Het toeslagbeleid en de staffel die daarbij als leidraad wordt gehanteerd is beschreven in hoofdstuk 3 Het betekent dat het fonds ernaar streeft jaarlijks een toeslag te verlenen die (maximaal) gelijk is aan de stijging van het CBS- consumentenprijsindexcijfer (CPI, alle huishoudens afgeleid, dus exclusief effecten door overheidsbeleid, van de maand september tot de maand september). Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre het de pensioenrechten en pensioenaanspraken daadwerkelijk verhoogt. Het fonds verleent alleen een toeslag voor zover de beschikbare middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten. Het fonds financiert de toeslagverlening uit beleggingsrendementen. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. In het toeslagbeleid maakt het fonds geen onderscheid tussen actieve deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers. In onderstaande tabel is de gerealiseerde indexatie ten opzichte van de ambitie weergegeven: Deelnemerscategorie
Actieve deelnemers
Ambitie Realisatie
0,0
0,0
0,0
0,1
Pensioengerechtigden
Ambitie
2,1
2,5
1,4
0,1
Realisatie
0,0
0,0
0,0
0,1
Ambitie
2,1
2,5
1,4
0,1
Realisatie
0,0
0,0
0,0
0,1
Gewezen deelnemers
2012
2011
2010
2009
2,1
2,5
1,4
0,1
Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,544% (2011: 1,296%), op basis van de éénjaarsrente de éénjaarsrente van de RTS aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Vanaf september 2012 wordt de marktrente door De Nederlandsche Bank vastgesteld op basis van de zogenaamde ultimate forward rate benadering. Deze benadering houdt in dat de rente voor zeer lange looptijden naar een afgesproken niveau toe beweegt. Voor het eurogebied is de UFR vastgesteld op 4,2%. De invoering van de UFR heeft ultimo 2012 een effect van 4,0%-punt op de dekkingsgraad. De marktrente die van toepassing is voor het fonds wordt bepaald als een gewogen gemiddelde van de marktrentes op basis van de toekomstige kasstromen. De ontwikkeling van de marktrente vanaf 2010 tot en met 2012 is als volgt:
BPL JAARVERSLAG 2012
99
Rentepercentage per 31 december 2010
3,4%
2011
2,8%
2012
2,5%
2012
2011
686
35.542
-1.732
-14.870
-1.046
20.672
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekkingen aan de technische voorzieningen Aanpassing sterftekansen De publicatie in 2012 van het Actuarieel Genootschap van nieuwe informatie over de overlevingskansen van de Nederlandse bevolking gaf het bestuur aanleiding voor verdere actualisering van de door haar gebruikte schattingen bij het berekenen van de technische voorzieningen. Toepassing van de nieuwe prognosetafels en fondsspecifieke ervaringssterfte leidde in 2012 tot een verzwaring van de technische voorzieningen met a 83,8 mln. 2012
2011
-11.500
-6.827
0
-505
-6.203
29.246
Overige wijzigingen Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties Correcties i.v.m. transitie
-46.996
0
-64.699
21.914
Vrijval Flex-voorziening
0
-159.454
-64.699
-137.540
Inkomende waardeoverdrachten
-656
-42.212
Uitgaande waardeoverdrachten
1.332
12.661
676
-29.551
[13] Saldo overdrachten van rechten
Totaal saldo overdrachten van rechten
Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken.
[14] Overige lasten
Dotatie voorziening dubieuze debiteuren Overige lasten
20 juni, 2013 H.Th.J. Vulto G.P.M.J. Roest Werkgevers- voorzitter Werknemers-voorzitter
100
BPL JAARVERSLAG 2012
1.793
284
81
0
1.874
284
BPL JAARVERSLAG 2012
101
102
BPL JAARVERSLAG 2012
Overige gegevens
8 BPL JAARVERSLAG 2012
103
8 .
Overige gegevens
8.1.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het voorstel resultaatbestemming 2012 is opgenomen in de paragraaf 7.2 van de staat van baten en lasten in de jaarrekening. 8.1.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Er hebben zich verder geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
8.2
Actuariële verklaring
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Opdracht Door Stichting bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw te Zoetermeer is aan Mercer (Nederland) B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
104
BPL JAARVERSLAG 2012
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen en hoger dan het wettelijk Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 lid 1 aangezien het fonds niet beschikt over het Vereist Eigen Vermogen. De premie heeft over 2012 niet bijgedragen aan herstel van de financiële positie. Het fonds heeft echter gebruik gemaakt van de eenmalig daarvoor door DNB toegestane “adempauze”. Ik concludeer dat er sprake is van consistentie tussen de gewekte verwachting, de financiering en het realiseren van toeslagen. Echter, op basis van het herstelplan zal het pensioenfonds voorlopig niet in staat zijn om volledige uitvoering aan het toeslagbeleid te kunnen geven. De vermogenspositie van Stichting bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Amstelveen, 20 juni 2013 Drs. S.I. Keijmel AAG verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.
BPL JAARVERSLAG 2012
105
8.3
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan het Bestuur van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2012 van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw te Zoetermeer gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijking van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of jaarrekening, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 20 juni 2013 Deloitte Accountants B.V. Was getekend: C.J. de Witt RA
106
BPL JAARVERSLAG 2012
Colofon Uitgegeven door Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Bezoekadres: Europaweg 27, Groningen Telefoon (050) 582 19 90 Fax
(050) 313 82 01
internet https://www.bplpensioen.nl/
BPL JAARVERSLAG 2012
107