Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving T a v . de heer Mr. M.H.M, van der Goes Postbus 90801 2509 LV Den Haag
behandeld door
doorkiesnummer
ons kenmerk
Bert Kanter
079-3292041
201207846
onderwerp
datum
uw kenmerk
Aanpassing verplichtstel ling
30 augustus 2012
Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw omschrijving
Geachte heer Van der Goes, Namens partijen betrokken bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (BPL) dienen wij met deze brief de aangepaste verplichtstelling van BPL bij u in. De belangrijkste wijzigingen betreffen: wijziging in partijen; Nederlandse Bond van Boomkwekers (NBvB) is opgegaan in LTO en als organisatie opgeheven; opheffing van de werkgeversorganisatie in de Rundveeverbetering waarbij de Bedrijven wel gebruik blijven maken van BPL toevoeging van de Bedrijfsverzorgingsdiensten; aanpassing van de naam groothandelsonderneming in bloembollen in Bloembollengroothandel aanvulling/afwijkingen definitie werkgever en afwijking definitie werknemer Met de aanpassingen is de tekst van de werkingssfeer BPL in lijn gebracht met de werkingssfeer van de cao Colland. De verzameling van de voor BPL bouwt verder op de representativiteltsgegevens voor de cao Colland waarbij rekening is gehouden met werknemers die niet onder BPL vallen maar wel onder Colland. Ten aanzien van de Bedrijfsverzorgingsdiensten merken wij op dat zij nu al op vrijwillige basis deelnemen aan de BPL regeling. Partijen bij BPL zijn: van werkgeverzijde: De Vereniging Cultuurtechnische werken en Grondverzet, Meststoffendistributie en Loonwerken in de Agrarische Sector in Nederland (CUMELA Nederland) te Nijkerk, Branchevereniging VHG (VHG) te Houten, postadres postbus 28 2700 AA Zoetermeer | bezoekadres Boerhaavelaan 30 2713 HX Zoetermeer | telefoon 079-3292030 | fax 079-3292031 | KvK 41150288
Pagina 2|3 De Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO-N) namens de bij haar aangesloten regionale organisaties te Den Haag, Plantum NL te Gouda, Koninklijke Algemene Vereeniging voor Bloembollencuttuur (KAVB) te Hillegom, Ondernemersorganisatie Glastuinbouw LTO Noord Glaskracht te Bleiswijk, Koninklijke Handelsbond voor Boomkwekerij- en Bolproducten (Anthos), voorheen Koninklijke Bond voor de Groothandel in Bloembollen en Boomkwekerijproducten (KBGBB), te Hillegom, De Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO) te Zoetermeer, Nederlandse Vereniging van Boseigenaren te Veenendaal De Klomp, Algemene Vereniging Inlands Hout te Houten, Vereniging Landschapsbeheerorganisaties te Utrecht, VVerkgeversvereniging AB Nederland te 's Gravenhage, De Bond van Verenigingen van Kunstmatige Inseminatie van Varkens te Helden, Vereniging van Nederlandse Groenvoederdrogerijen te Woudsend. van werknemerszijde: FNV Bondgenoten te Utrecht, en CNV Vakmensen te Utrecht, In overeenstemming met de ministeriële voorschriften voor de vereisten verplichtstelling (vpi) Wet Bpf 2000 treft u hierbij aan; - digitale tekst werkingssfeer{ na wijziging) - print van digitale tekst {na v^fijziging) in viervoud - authentiek afschrift gewijzigde statuten - gewaarmerkt exemplaar wijziging reglement - actuariële en bedrijfstechnische nota Voorde representativiteltsgegevens is rekening gehouden met de bepalingen bedoeld in artikel 2, onderdeel h, artikel 3, onderdeel f, artikel 4, eerste lid, onderdeel d van de Regeling betreffende aanvragen op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. 1. aantal aangesloten werkgevers direct aan BPL gebonden; 2. aantal bij hen in dienst zijnde werknemers;
6.967 61.209
3. totaal aantal werkgevers onder de werkingssfeer van BPL:
13.329
4. totaal aantal werknemers onder de werkingssfeer van BPL;
92.606.
Gebruikte bronnen en peildatum De navolgende (werkgevers)organisaties zijn bron geweest voor de hiervoor vermelde totaal cijfers: -Werkgevers partijen bij BPL; - Colland: - BPL. Peildatum voor alle gegevens is 1 september 2011. Gehanteerde onderzoeksmethode Voorde in bovengenoemd onderzoek opgenomen cijfers is navolgende onderzoeksmethode gehanteerd. De computerbestanden van de georganiseerde werkgevers zijn gekoppeld aan een bestand van de basis registratie van de bedrijfsregelingen waarin alle werkgevers en werknemers zijn opgenomen, Voor alle bedrijven en voor de georganiseerde bedrijven zijn alie dienstverbanden van werknemers die behoren tot het domein van BPL gekoppeld aan de basisregistratie van BPL en Colland zodat hieruit de representativiteit kan worden berekend. Het voordeel van de gehanteerde methode is dat er geen verschillen kunnen ontstaan tussen grootheden in de noemer en de teller. Tevens hoeven bij deze
Pagina 313 werkwijze geen extrapolaties gemaakt te worden. Dezelfde onderzoeksmethode is tevens gehanteerd bij de verzameling van de representativiteitscjjfers voor het a w verzoek voor de cao Colland 2010-2015. Daarnaast is voor de sector Tui nzaad bed rijven (neemt niet deel aan de cao Colland), gebruik gemaakt van gegevens aangeleverd door Plantum (werkgeverspartij bij de cao Tuinzaadbedrijven). Dit materiaal is gekoppeld aan het bestand van BPL. De ledenlijsten van de werkgeversorganisaties zijn ailen voorzien van een assuranceverklaring van een controlerend accountant. Ten aanzien van de representativiteitscijfers zijn specifieke werkzaamheden door een registeraccountant uitgevoerd, die daarover door middel van een rapport van bevindingen heeft gerapporteerd. Uit de onder punt 2 en 4 genoemde aantallen werknemers vloeit een representativiteit cijfer voort van 66,09%. Voorts kunnen wij u melden dat de grenzen voor het domein waarover de gegevens zijn verzameld, gerelateerd zijn aan de werkingssfeer van BPL. Tevens zijn in de werkingssfeer uitgestoten categorieën werknemers in de telling buiten beschouwing gelaten. De bijlage gevoegd bij het besluit van de verplichtstelling d.d, 18 maart 2008 nr. UAW/CAV/06-74568/12 maakt onderdeel uit van de aangepaste verplichtstelling. De aanpassingen in de werkingssfeer beogen geen effect te hebben op zowel de doorsneepremie als de kostendekkende premie. Ik verzoek u namens partijen om de wijziging van de werkingssfeer, niet zijnde een gedeeltelijke intrekking, op een zo kort mogelijke termijn goed te keuren. Heeft u nog vragen of opmerkingen, dan hoor ik dat graag.
M e t v r i ^ ^ w . . j , . _ 3(or'
'flIïrnenR 'Vrtije'' :..j ijie* Bed rijfsperisiowfonds voor de Landbouw
iVianager Pensioenzaken Bestuursbureau BPL Bijlagen: - digitale tekst werkingssfeer( na wijziging) - print van digitale tekst (na wijziging) in viervoud - authentiek afschrift gewijzigde statuten - gewaannerkt exemplaar wijziging reglement - actuariële en bedrijfstechnische nota
Ree, E. van Van: Verzonden: Aan: CC: Onderwerp: Bijlagen:
Kanter, Bert [
[email protected]] dinsdag 30 oktober 2012 9:00 Ree, E, van Devue, Richard : Bpl Landbouw - vragen SZW e-mail d.d. 26 september 2012 25-10-2012 werkingssfeerBPL.doc
Geachte mevrouw Van Ree, Naar aanleiding van uw vragen In onderstaande mail informeren wij u als volgt. 1. Is volgens alle partijen betrokken bij het Bpf Landbouw sprake van meerdere afgebakende bedrijfstakken of van één bedrijfstak? Antwoord: Volgens partijen betrokken bij BPF Landbouw is er sprake van één bedrijfstak. 2. Kunt u de gehanteerde onderzoeksmethode nader toelichten? De omschnjving op blz. 2 van de brief is niet helder. Antwoord: Met "het domein van BPL" doelen wij op het werknemersbegrip zoals dit is genoemd in het reglement van BPL. De afbakening qua leeftijd is voor de cao Colland niet van belang. Dit domein Is ook van belang voor de stappen die gezet worden voor het bepalen van de representativiteit: Stap 1: Op de basis van de gezamenlijke basisregistratie van BPL en Colland is door administrateur Syntrus Achmea Pensioenbeheer (die verantwoordelijk is voor de registratie in 2011) een selectie gemaakt van alle werkgevers in de agrarische en groene sector met het bijbehorend aantal werknemers met een actief dienstverband per 1 september 2011 die behoren tot het domein van BPL (21 jaar en ouder t/m 64 jaar). Stap 2: De werkgeversorganisaties, die onder de werkingsfeer van de cao Colland vallen, hebben door externe accountants gecontroleerde en gewaarmerkte ledenlijsten aangeleverd. In de basisregistratie is geregistreerd of een bedrijf op 1 september 2011 bij een werkgeversorganisatie is aangesloten. Dit is gebeurd In het kader van de door onze extern accountant gecontroleerde koppeling ten behoeve van de bepaling van de representativiteit voor de cao Colland per 1 september 2011.De bedrijven die opgenomen zijn in de ledenlijsten zijn "gekoppeld" aan de selectie van alle werkgevers uit de agraHsche en groene sector (zie stap 1). Stap 3: Alleen bedrijven die lid zijn van een werkgeversorganisatie worden meegeteld in de bepaling van de representativiteit. De koppeling tussen de ledenlijsten van werkgeversorganisaties (stap 2) en de administratie van BPL (stap 1) is voor de onder de werkingssfeer van BPL vallende (sub)sectoren uitgevoerd door een extern bureau (Ecorys). Stap 4: De koppeling onder stap 3 geeft als resultaat de aantallen weer van de werknemers die per 1 september 2011 werkzaam bij de bedrijven die bij de werkgeversorganisaties zijn aangesloten en die tevens vallen onder het domein van BPL. Door deze getallen te delen op het totaal aantal werknemers in deze (sub)sectoren in het domein van BPL wordt het representativiteltscljfer voor de totale sector berekend. Stap 5: Het proces en de koppelingen zijn gecontroleerd door een extern accountant. De accountant heeft in een rapport van bevindingen bevestigd dat de koppeling op de peildatum alle van materieel belang zijnde aspecten juist is gebeurd. 3. Kunt u aangeven wat wordt bedoeld met de onder C sub 3. vermelde categorie personen? Antwoord: Dit zijn personen die voor 65% arbeidsongeschikt zijn in de zin van de WIA of WAO en als zodanig instromen in de agrarische en groene sector.
Werkingssfeer Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Het deelnemen in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw is verplicht gesteld voor alle werknemers in loondienst van een werkgever die in hoofdzaak activiteiten verricht in de agrarische en groene sector, waaronder begrepen: A. 1.
Bedrijfsverzorgingsdiensten: een vereniging van agrarische ondernemers die zich uitsluitend of in hoofdzaak ten doel stelt om de leden in geval van arbeidsongeschiktheid, vakantie of anderszins, hulp te verlenen bij de op hun bedrijven te verrichten werkzaamheden.
2.
Bloembollengroothandel, zijnde een - ondememing waarin de bedrijfsactiviteiten en of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit de handel in bloembollen.
3.
een bos en natuurondememing, zijnde een terreinbeheersbedrijf; een onderneming waarin de bosbouw in de ruime zin des woords wordt uitgeoefend, met inbegrip van werkzaamheden in droge en natte natuurterreinen en het houden van toezicht in bossen en natuurterreinen, en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het functioneren van het bedrijf of de organisatie waardoor eerdergenoemde werkzaamheden worden uitgevoerd; aannemingsbedrijf; een onderneming die tegen betaling werkzaamheden voor terreinbeheersbedrijven verricht in bossen of andere houtopstanden dan wel in natuurterreinen, welke bedrijfsmatig in die terreinbeheersbedrijven plegen te worden verricht, dan wel een onderneming die voor eigen rekening houtoogstwerkzaamheden verricht, en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het functioneren van het bedrijf of de organisatie waardoor eerdergenoemde werkzaamheden worden uitgevoerd.
4.
een land- en tuinbouwwerktuigenexploiterende onderneming, zijnde een ondememing waarin de activiteiten overwegend bestaan uit het met, aan of door machines en/of werktuigen voor derden verrichten van landbouwambachtenwerkzaamheden: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de feitelijke plantaardige en dierlijke productie; cultuurtechnische werkzaamheden: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, de daannee samenhangende drainage en grondwerken (bovenste grondlaag), alsmede het hiermee samenhangende onderhoud, met uitsluiting van baggerwerkzaamheden met specifiek baggermaterieel. Van de hierboven genoemde landbouwambachten- en cultuurtechnische werkzaamheden is eerst sprake, indien en voor zover geen bouw-/aanlegvergunning is vereist, met uitzondering van de vergunningen betrekking hebbend op de feitelijke plantaardige en dierlijke productie en/of de aanleg van groenvoorzieningen; meststoffendistributie: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van distributie van dieriijke meststoffen, of werkzaamheden met betrekking tot overige organische meststoffen ten behoeve van de agrarische sector.
5.
een hoveniersbedrijf, zijnde een onderneming waarin de activiteiten bestaan uit; hoveniers- en/of groenvoorzieningswerkzaam heden: het al dan niet voor derden aanleggen en/of ondertiouden van tuinen, parken, plantsoenen, groenstroken, terreinen en begraafplaatsen, een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw in het voornoemde. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van liet woord. Onder Hoveniersbedrijf wordt niet verstaan een onderneming, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de voorbereidende grondwerkzaamheden; boomverzorgingswerkzaamheden: het voor derden planten en/of verplanten en/of verzorgen van zowel de bovengrondse als ondergrondse delen van bomen, met inbegrip van de voorbereidende werkzaamheden. Dit alles met Inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord; interieurbeplantingswerkzaamheden; het voor derden plaatsen en/of onderhouden van interieurbeplantingen met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord;
Dak- en gevelbegroeningswerkzaamheden: het voor derden aanleggen en/of onderhouden van daktuinen, danwel beplantingsvormen op daken of tegen gevels; Greenkeeperswerkzaamheden: het aanleggen en/of onderhouden van golfterreinen een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw in het voornoemde. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord. 6.
een glastuinbouwonderneming, zijnde een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit plantaardige teelten die permanent onder glas of plastic plaatsvinden, met uitzondering van paddenstoelenteelt en de boomkwekerij onder glas of plastic, maar met inbegrip van vermeerderingsbedrij ven, ongeacht of bedrijfsactiviteiten geheel of ten dele in de open lucht plaatsvinden;
7.
een onderneming in open teelten, zijnde een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit plantaardige teelten in de open lucht en plantaardige teelten die niet permanent onder glas of plastic bedekt zijn, maar met inbegrip van de boomkwekerij en aanverwante handelsactiviteiten die onder glas of plastic bedekt plaatsvindt. Deze sector is onderverdeeld in navolgende subsectoren t.w. Open Teelten Boomkwekerij, Open Teelten Bloembollen, Open Teelten Landbouw (akkerbouw) en Open Teelten Tuinbouw;
8.
een dierhouderijonderneming, zijnde een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit bedrijfsmatige productiegerichte dierhouderij met uitzondering van de stalhouderij c.q. een onderneming die paarden houdt voor recreatieve doeleinden en/of sportwedstrijden;
9.
een paddenstoelenteeltondememing. ziinde een ondememing waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit: de teelt van paddenstoelen en/of aansluitende reeks van nauw venA/ante activiteiten, met name de opslag van, het inpakken van en het uitleveren van paddenstoelen en aanverwante producten aan vervoerders en het in beperkte mate produceren van compost;
10.
een groenvoederdrogerijonderneming, zijnde een onderneming waarin uitsluitend dan wel in hoofdzaak, groenvoederproducten kunstmatig worden gedroogd, met inbegrip van alle bijbehorende werkzaamheden;
11.
een tuinbouwzaadteeltonderneming, zijnde een onderneming waarin uitsluitend of In belangrijke mate de activiteit van handels-, productie-, kweek- en/of selectiebed rijf van tuin en/of bloemzaden wordt uitgeoefend;
12.
Een rundveeverbeteringsonderneming, zijnde een een organisatie die werkzaamheden doet verrichten op het gebied van de rundveeverbetering, daaronder ook begrepen een organisatie die biologisch veeverteteringsmaleriaal levert;
13.
Een varkensverbeteringsorganisatie, zijnde: een fokkerij-organisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederiands recht, waarin de activiteiten overwegend bestaan uit diensten en/of producten aanbieden voor het vervaardigen, respectievelijk distribueren van genetisch hoogwaardig fokmateriaal ten behoeve van de varkenssector; een k.i.-organisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd In een rechtsvorm conform Nederiands recht, welke een k.i. station exploiteert en/of een instelling voor kunstmatige inseminatie van varkens exploiteert; een varkensverbeteringsorganisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederiands recht, welke zich ten doel stelt het verbeteren van kwaliteit en rentabiliteit van de varkenshouderij middels diensten en/of producten van deze organisatie.
B Onder werkgever wordt verstaan; 1. degene die een onderneming drijft met een of meer van de activiteiten zoals onder A 1 tot en met 13 vermeld, 2. degene die een onderneming drijft met een onderdeel waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de onder A 1 tot en met 13 genoemde activiteiten worden uitgeoefend, indien in dit onderdeel meer dan de helft van het totale aantal werknemers werkzaam is, tenzij voor die gehele onderneming een andere verplichtstelling inzake een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds van kracht is, dat eerder dan deze verplichtstelling geregistreerd is bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werttgelegenheid,
3.
4.
juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan hierboven genoemde activiteiten als bedoeld onder A 1 tot en met 13, voor dat deel van de onderneming, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a (Stb. 1991, 200) en volgende van het Burgeriijk Wetboek, Een en ander met inbegrip van aanvullende bepalingen in bijlage I.
C Onder werknemer wordt verstaan: de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de weri
Bijlage I Aanvullingyafwijktng definitie werkgever In aanvulling op hetgeen is bepaald over het begrip 'werkgever" onder B, vallen de volgende ondernemingen eveneens onder het begrip 'wericgever'; a. voor Bedrijfeverzorgingsdiensten; - BVAP, Agriservice, en AB-Detacherings BV's, zijnde aan de bedrijfsverzorgingsdiensten gelieerde organisaties welke zich ten doel stellen het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, niet zijnde een uitzendorganisatie; - Stichting Agrarische Projecten Nederiand (STAP), een aan de bedrijfeverzorgingsdiensten gelieerde organisatie welke zich ten doel stelt het ter beschikking stellen van arbeidskrachten in het kader van het 'combinatiebanenproject' en voor zover geen andere verplichtstelling wordt toegepast. b. voor de Bloembollengroothandel: - iedere natuuriijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfeactiviteitenen/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan de handel in bloembollen worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed; -juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2;24a en volgende van het Burgeriijk Wetboek. c. voor de Dierhouderij; - iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of In hoofdzaak aan bedrijfsmatige productiegerichte dierhouderij worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden binnen de onderneming aan dierhouderij worden besteed; - juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of behoren tot een concern In de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgeriijk Wetboek; d. voor de Glastuinbouw; - iedere natuuriijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan glastuinbouw worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed; - juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of behoren tot een concem in de zin van artikelen 2;24a en volgende van het Burgeriijk Wetboek; e. voor het Hoveniersbedrijf. - zij die hovenierswerkzaamheden al dan niet in een hoveniersbedrijf doen verrichten; - als op een bedrijf meer verplichtstellingen van toepassing kunnen zijn, hoeft de verplichtstelling van BPL niet te worden toegepast als de hierin genoemde werkzaamheden ondergeschikte betekenis hebben in de bedrijfsvoering. f. voor Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen: - zij die werkzaamheden genoemd onder A 4 doen verrichten, al dan niet in een land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende onderneming, tenzij voor hen reeds een andere cao c.q. regeling van lonen en andere arbeidsvoonwaarden geldt. g. voor Open teelten: - iedere natuuriijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan een open teelt wordt besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed; - juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfeactivitelten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of behoren tot een concem in de zin van artikelen 2;24a en volgende van het Burgeriijk Wetboek; h. voor de Paddenstoelenteelt: - iedere natuuriijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan de paddenstoelenteelt worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die vla handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed;
Uitgezonderd van deze werkingssfeer zijn de hieronder genoemde kisten bedrijven; - Champignonkwekerij De Steenbrug Beheer B.V. - Champignon kwekerij Champibelle B.V. - Holland Champignons B.V. j . voor de Varkensverbetering: - degene die varkensverbeteringswerkzaamheden laat verrichten al dan niet in een varkensverbeteringsorganisatie; k. voor de Groenvoederdrogerijen - iedere natuuriijke of rechtspersoon, die in een groenvoederdrogerij bedrijfëarbeid doet verrichten.
Bijlage II Aanvulling/afwijking definitie werknemer In afwijking van hetgeen is bepaald ten aanzien van het begrip 'werknemer'onder C, geldt het volgende: a. voor Bedrijfsverzorgingsdiensten; - de directe werknemer is degene die in opdracht van de werkgever werkzaamheden verricht op de bedrijven van opdrachtgevers en leden van de vereniging. - de indirecte weritnemer is degene die organisatorische, administratieve en andere ondersteunende werkzaamheden verricht in de vereniging of organisatie van de werkgever. b. voor het Hoveniersbedrijf: - zij die bij een werkgever krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk werkzaam zijn, tenzij op grond van Bijlage I, onder f tweede gedachtestreepje een andere verplichtstelling op de arbeidsverhouding van toepassing is, alles met uitzondering van degenen die de feitelijke leiding hebben van de onderneming. c. voor Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen: - degene die bij een werkgever op arbeidsovereenkomst overwegend werkzaam is voor het verrichten van werkzaamheden genoemd onder, A4 met uitzondering van directeuren van NVs of BV's; d. voorde Paddenstoelenteelt: - degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgeriijk Wetboek heeft, Als werknemer wordt niet beschouwd: - de stagiaire, zijnde een leeriing van een onderwijsinstelling die praktijkervaring moet of wil opdoen, - de scholier of student in volledig of parttime ondenwijs die tijdens onderwijsvrije tijden op maandag tot en met zaterdag en gedurende ondenwijsvakanties wordt ingezet als algemeen medewerker. e. voor de Groenvoederdrogerijen - degene die bij een werkgever op een arbeidsovereenkomst werkzaam is voor het verrichten van bedrijfsarbeid, met uitzondering van degenen die met de dagelijkse leiding belast zijn.
AFSCHRIFT: van de akte van statutenwijziging van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw gevestigd te Zoetermeer
Akte d.d. 30 augustus 2012
-1-
HoLLAND V A N G I J Z E N ADVOCATEN EN NOTARISSEN LLP
2012S6976GB 60278140/
AKTE VAN STATUTENWIJZIGING van: Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
Op dertig augustus tweeduizend twaalf verscheen voor mij, mr Jan Willem Stouthart, notaris te 's-Gravenhage: de heer mr Gustave Pieter Lodewijk Bevers, geboren op negentien juni negentienhonderd zeventig te Rotterdam, te dezer zake woonplaats kiezende ten kantore van mij, notaris (Wassenaarseweg 80, 2596 C2 's-Gravenhage), die verklaarde te handelen ter uitvoering van een besluit tot statutenwijziging, op
—
dertig augustus tweeduizend twaalf door het bestuur van de statutair te Zoetermeer en feitelijk te Europaweg 27, 9723 AS Groningen gevestigde — — stichting: Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw in vergadering genomen, bij welk besluit de verschenen persoon eveneens werd gemachtigd voornoemd besluit uit te voeren. Blijkens de notulen is aan het bepaalde in artikel 28 lid 1 tweede zin van de statuten voldaan. —De verschenen persoon, handelend als gemeld, verklaarde dat als gevolg van voornoemd besluit tot statutenwijziging in de statuten van de stichting met ingang van heden de volgende wijzigingen worden aangebracht: In artikel 2 worden de beariosbepalingen in 6 en 7 gewijzigd en komen te luiden,—. als volgt:--
-
"6. deelnemers: de personen die in het pensioenreglement van het fonds als deelnemer worden aangeduid;— 7.
-
pensioengerechtigden: de personen voor wie op grond van het pensioenreglement het pensioen is —ingegaan;
Artikel 5 wordt in ziin geheel oewlizigd en komt te luiden als volgt:
-
-2-
"Het deelnemen in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw verplicht gesteld voor alle werknemers in loondienst van een werkgever die in hoofdzaak — activiteiten verricht in de agrarische en groene sector, waaronder begrepen: 1.
bedrijfsverzorgingsdiensten:
—
~
-
—
-
-
een vereniging van agrarische ondernemers die zich uitsluitend of in —
—
hoofdzaak ten doel stelt om de leden in geval van arbeidsongeschiktheid, vakantie of anderszins, hulp te verlenen bij de op hun bedrijven te verrichten werkzaamheden; 2.
—
-
-
-
~
-
bloembollengroothandel, zijnde een onderneming waarin de
-
bedrijfsactiviteiten uitsluitend of In hoofdzaak bestaan uit handel in bloembollen; 3.
~
-
een bos en natuuronderneming, zijnde een;
-
—
— —
-
—
terreinbeheersbedrijf: een onderneming waarin de bosbouw in de ruime -zin des woords wordt uitgeoefend, met inbegrip van werkzaamheden in -droge en natte natuurterreinen en het houden van toezicht In bossen en natuurterreinen, en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het
—
functioneren van het bednjf of de organisatie waardoor eerdergenoemde werkzaamheden worden uitgevoerd; —
—
—
-
—
aannemingsbedrijf: een onderneming die tegen betaling werkzaamheden voor terreinbeheersbedrijven verricht in bossen of andere houtopstanden dan wel in natuurterreinen, welke bedrijfsmatig in die —
-
terreinbeheersbedrijven plegen te worden verricht, dan wel een onderneming die voor eigen rekening houtoogstwerkzaamheden verricht en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het functioneren van het bedrijf of de organisatie waardoor eerdergenoemde werkzaamheden worden uitgevoerd; 4.
~
—
—
—
een land- en tuinbouwwerktuigenexploiterende onderneming, zijnde een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit het met, aan of -door machines en/of werktuigen voor derden verrichten van: landbouwambachtenwerkzaamheden: -
-
-
—
—-
werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de feitelijke plantaardige en dierlijke productie; cultuurtechnische werkzaamheden:—
—-
—
—-
—
—
werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve -van de aanleg van groenvoorzieningen, de daarmee samenhangende drainage en grondwerken (bovenste grondlaag), alsmede het hiermee — samenhangende onderhoud, met uitsluiting van baggerwerkzaamheden met specifiek baggermaterieel.
-
—
—
-3-
Van de hierboven genoemde landbouwambachten- en cultuurtechnische werkzaamheden is eerst sprake, indien en voor zover geen bouw /aanlegvergunning is vereist, met uitzondering van de vergunningen betrekking hebbend op de feitelijke plantaardige en dierlijke productie en/of de aanleg van groenvoorzieningen; meststof f endistributie: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve -van distributie van dierlijke meststoffen, of werkzaamheden met betrekking tot overige organische meststoffen ten behoeve van de agrarische en groene sector; 5.
-
-
-
een hoveniersbedrijf, zijnde een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit;
-
-
hoveniers- en/of groenvoorzieningswerkzaamheden: het al dan niet voor derden aanleggen en/of onderhouden van tuinen, — parken, plantsoenen, groenstroken, terreinen en begraafplaatsen, een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw in het — voornoemde. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alie daarvoor -benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord. Onder Hoveniersbedrijf wordt niet verstaan een onderneming, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de voorbereidende grondwerkzaamheden;
—
boomverzorgingswerkzaamheden: —
-
-
het voor derden planten en/of verplanten en/of verzorgen van zowel de ~ bovengrondse als ondergrondse delen van bomen, met inbegrip van de — voorbereidende werkzaamheden. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord;
-
-
interieurbeplantingswerkzaamheden: —
-
-
-
het voor derden plaatsen en/of onderhouden van interieurbeplantingen -met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen -en andere producten in de meest ruime zin van het woord; dak- en gevelbegroeningswerkzaamheden;
-
het voor derden aanleggen en/of onderhouden van daktuinen, danwel -— beplantingsvormen op daken of tegen gevels;greenkeeperswerkzaamheden:
-
het voor derden aanleggen en/of onderhouden van golfterreinen een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw in het —
-4-
voornoemde. Dit alles met Inbegrip van het bijleveren van alte daarvoor -benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord;-— 6.
-
-
-
een glastuinbouwonderneming, zijnde een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit plantaardige teelten die permanent onder glas of plastic plaatsvinden, met —uitzondering van paddenstoelenteelt en de boomkwekerij onder glas of plastic, maar met inbegrip van vermeerderingsbedrijven, ongeacht of laatstgenoemde bedrijfsactiviteiten geheel of ten dele in de open lucht plaatsvinden;
7.
een onderneming in open teelten, zijnde een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit plantaardige teelten in de open lucht en plantaardige teelten die niet permanent onder glas of plastic bedekt zijn, maar met inbegrip van de boomkwekerij en aanverwante handelsactiviteiten die onder glas of plastic — bedekt plaatsvindt. Deze sector is onderverdeeld in navolgende subsectoren -te weten Open Teelten Boomkwekerij, Open Teelten Bloembollen, Open Teelten Landbouw (akkerbouw) en Open Teelten Tuinbouw;
8.
een dierhouderijonderneming, zijnde een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit bedrijfsmatige productiegerichte dierhouderij met — uitzondering van de stalhouderij casu guo een onderneming die paarden houdt voor recreatieve doeleinden en/of sportwedstrijden;
9.
een paddenstoelenteeltondememing, zijnde een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit de teelt van paddenstoelen en/of aansluitende reeks van nauw verwante activiteiten, met name de opslag van, het inpakken van en het uitleveren van paddenstoelen en aanverwante producten aan vervoerders en het in beperkte mate produceren van compost;
10. een groenvoederdrogerijonderneming, zijnde een onderneming waarin uitsluitend dan wel in hoofdzaak, groenvoederproducten worden gedroogd, — met Inbegrip van alle bijbehorende werkzaamheden; 11. een tuinbouwzaadteeltonderneming, zijnde een onderneming waarin uitsluitend of in belangrijke mate de activiteit van handels-, productie-, kweeken/of selectiebedrijf van tuin en/of bloemzaden wordt uitgeoefend;12. een rundveeverbeteringsonderneming, zijnde een organisatie die werkzaamheden doet verrichten op het gebied van de rundveeverbetering, — daaronder ook begrepen een organisatie die biologisch veeverbeteringsmateriaal levert;-— 13. een varkensverbeteringsorganisatie, zijnde:
-5-
een fokkerij-organisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een
—-
rechtsvorm conform Nederlands recht, waarin de activiteiten overwegend bestaan uit diensten en/of producten aanbieden voor het vervaardigen, respectievelijk distribueren van genetisch hoogwaardig fokmateriaal ten behoeve van de varkenssector;
-
een kunstmatige inseminatie-organisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederlands recht, welke een kunstmatige inseminatie station exploiteert en/of een instelling voor kunstmatige inseminatie van varkens exploiteert; een varkensverbeteringsorganisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederlands recht, welke zich ten doel stelt het -verbeteren van kwaliteit en rentabiliteit van de varkenshouderij middels -diensten en/of producten van deze organisatie."
-
-
Artikel 6 wordt in ziin geheel aewüzigd en komt te luiden als volgt: "Onder aangesloten werkgever wordt verstaan: a.
degene die een onderneming drijft die onder de werkingssfeer van artikel 5 — valt,
b.
-
-
-
degene die een onderneming drijft met een onderdeel waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de in artikel 5 genoemde activiteiten worden uitgeoefend, indien in dit onderdeel meer dan de helft van het totale aantal — werknemers werkzaam is, tenzij voor die gehele onderneming een andere
—
verplichtstelling inzake een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds van — kracht is, dat eerder dan deze verplichtstelling geregistreerd is bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, c.
juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de —
— —
—-
bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan de in artikel 5 genoemde activiteiten als bedoeld onder 1 tot en met 13, voor dat deel van de onderneming, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2;24a en volgende van het Burgerlijk Wetboek, d.
in aanvulling op hetgeen in lid 1 sub a tot en met c van dit artikel is bepaald, -vallen de volgende ondernemingen eveneens onder het begrip "werkgever": -1.
voor Bedrijfsverzorgingsdiensten:— BVAP, Agriservice, en AB-Detacherings besloten vennootschappen — met beperkte aansprakelijkheid, zijnde aan de bedrijfsverzorgingsdiensten gelieerde organisaties welke zich ten — doel stellen het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, niet zijnde een uitzendorganisatie; —
-
—-
-6-
Stichting Agrarische Projecten Nederland (STAP), een aan de -
—
bedrijfsverzorgingsdiensten gelieerde organisatie welke zich ten doel stelt het ter beschikking stellen van arbeidskrachten in het kader van het 'combinatiebanenproject' en voor zover geen andere verplichtstelling wordt toegepast; 2.
-
-
-
voorde Bloembollengroothandel:
-
-
-
iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent — waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan de handel in bloembollen worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, -uitzendbureaus en overige derden worden besteed;
-
-
juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de -
-
bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de
—-
onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende — van het Burgerlijk Wetboek; —3.
voor Bos en Natuur:—
—
niet van toepassing; 4.
voor de Dierhouderij:
—
~
—
~
—
-
— -
—
—
-
—
-
-
-
-
-
—-
iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent — waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan bedrijfsmatige productiegerichte dierhouderij worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige
—
loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden binnen de —
—-
onderneming aan dierhouderij worden besteed;
~
-
juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de —
—
onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende — van het Burgerlijk Wetboek; 5.
voor de Glastuinbouw:-
—
~
-
-
-
—
~
iedere natuuriijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent — waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan glastuinbouw worden besteed. De arbeidsuren zijn —-
-7-
inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed;
-
juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de — bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of In hoofdzaak
-
worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de —
—
onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of behoren tot een concern In de zin van artikelen 2:24a en volgende — van het Burgerlijk Wetboek; 6.
-
-
voor het Hoveniersbedrijf: zij die hovenierswerkzaamheden al dan niet in een hoveniersbedrijf doen verrichten;--
-
-
-
als op een bedrijf meer verplichtstellingen van toepassing kunnen zijn, hoeft de verplichtstelling van het fonds niet te worden toegepast als de hierin genoemde werkzaamheden ondergeschikte betekenis — hebben in de bedrijfsvoering; 7.
~
—
-
-
voor Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen:
-
zij die werkzaamheden genoemd onder artikel 5 lid 4 doen verrichten, al dan niet in een land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ~ onderneming, tenzij voor hen reeds een andere cao casu quo regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden geldt; 8.
vooropen teelten:
-
-
-
-
-
iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent — waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan een open teelt wordt besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed;
-
juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende — van het Burgerlijk Wetboek; 9.
voorde Paddenstoelenteelt:
~
-
-
iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent — waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan de paddenstoelenteelt worden besteed. De -
-8-
arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed;— Uitgezonderd van deze werkingssfeer zijn de hierondergenoemde — kistenbedrijven:
~
Champignonkwekerij De Steenbrug Beheer B.V.;
-
Champignonkwekerij Champibelle B.V.; Holland Champignons B.V.
—
-
-
10. voor de Varkensverbetering: degene die varkensverbeteringswerkzaamheden laat verrichten al —dan niet in een varkensverbeteringsorganisatie;— 11. voor de Groenvoederdrogerijen: iedere natuurlijke of rechtspersoon, die in een groenvoederdrogerij ~ bedrijfsarbeid doet verrichten." Artikel 7 wordt in ziin geheel oewiiziod en komt te luiden als volgt: "Onder werknemer wordt verstaan: de natuurlijke persoon die op basis van een — arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever, met uitzondering van;
—
a.
personen, die de leeftijd van eenentwintig (21) jaar nog niet hebben bereikt;-
b.
personen, die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt; -
c.
personen, die - zodanig pensioen genieten - vijfenzestig procent (65%) of —meer arbeidsongeschikt zijn in de zin van de Wet op de —
—
-
arbeidsongeschiktheidsverzekering van achttien februari negentienhonderd -zesenzestig (Staatsblad 1966, 84) of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen van tien november tweeduizendvijf (Staatsblad 2005, 572); d.
de directeur-grootaandeelhouder in de zin van de Regeling aanwijzing —directeur-grootaandeelhouder van negentien december negentienhonderd — zevenennegentig (Staatscourant 1997, 248);
e.
-
-
in afwijking hetgeen in sub a tot en met d van dit artikel is bepaald ten aanzien van het begrip 'werknemer', geldt het volgende: 1.
voor Bedrijfsverzorgingsdiensten:
—
de werknemer (man/vrouw) in dienst van de werkgever waarvan de functie wordt beloond conform de schalen één (1) tot en met negen ( 9 ) zoals opgenomen in de bijlage van de collectieve —arbeidsovereenkomst voor de bedrijfsverzorgingsdiensten; -
-
de directe werknemer is degene die In opdracht van de werkgever werkzaamheden verricht op de bedrijven van opdrachtgevers en leden van de vereniging;
-
-9-
de indirecte werknemer is degene die organisatorische, administratieve en andere ondersteunende werkzaamheden verricht in de vereniging of organisatie van de werkgever; 2.
voor Bloembollengroothandel: niet van toepassing;
3.
voor Bos en Natuur: degene die bij een werkgever op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam is, met uitzondering van degene waarvoor de verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen niet -— geldt;
4.
voor de Dierhouderij: niet van toepassing;
5.
-
voorde Glastuinbouw:
~
niet van toepassing; — 6.
-
-
-
voor het Hoveniersbedrijf: zij die bij een werkgever krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk werkzaam zijn, tenzij op grond van artikel 6 lid d-7 een andere verplichtstelling op de arbeidsverhouding van toepassing is, alles met uitzondering van degenen die de feitelijke leiding hebben van de onderneming;
7.
voor Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen: degene die bij een werkgever op arbeidsovereenkomst overwegend ~ werkzaam is voor het verrichten van werkzaamheden genoemd onder artikel 5 lid 4 met uitzondering van directeuren van naamloze vennootschappen of besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid;—
8.
vooropen teelten:
-
niet van toepassing; 9.
-
-
;
voor de Paddenstoelenteelt:
-
degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek heeft. Als werknemer wordt niet beschouwd: de stagiaire, zijnde een leerling van een onderwijsinstelling die — praktijkervaring moet of wil opdoen, de scholier of student in volledig of parttime onderwijs die tijdens onderwijsvrije tijden op maandag tot en met zaterdag en gedurende onderwijsvakanties wordt ingezet als algemeen
medewerker; 10. voor de Varkensverbetering: — niet van toepassing;
-
-lol l , voor de Groenvoederdrogerijen: degene die bij een werkgever op een arbeidsovereenkomst werkzaam is voor het verrichten van bedrijfsarbeid, met uitzondering van degenen die met de dagelijkse leiding belast zijn." Artikel 16 lid 3 wordt gewiizigd en komt te luiden als volgt: "3. De leden van de deelnemersraad worden benoemd door de in artikel 9, lid 4, genoemde werknemersverenigingen alsmede door ouderenbonden. Zij bepalen in onderling overleg hoeveel van deze leden door elk van hen worden benoemd, met dien verstande dat zolang er nog geen belangenvereniging van pensioengerechtigden in de agrarische en groene sector is opgericht, het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) twee leden benoemt. Zodra een belangenvereniging van pensioengerechtigden in de agrarische en groene sector is opgericht, verliest het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) zijn recht om leden van de deelnemersraad te benoemen."—
-
-
-
Artikel 16 lid 11 wordt hernummerd tot artkel 16 lid 10.—-
—
Artikel 18, lid 3 tweede zin wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt: "De in artikel 9, vierde lid, genoemde werknemersverenigingen, alsmede het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) benoemen en -— ontslaan de leden van het verantwoordingsorgaan die de pensioengerechtigden — vertegenwoordigen."— Artikel 18 lid 4 wordt gewiizigd en komt te luiden als volgt: "4. Het bepaalde in artikel 16, leden 2, 5, 6, en 10, is van overeenkomstige toepassing. Indien het verantwoordingsorgaan van mening is dat op de in artikel 14 genoemde geheimhoudingsplicht in een bepaalde situatie een uitzondering moet worden gemaakt, zal de voorzitter van het —
—-
verantwoordingsorgaan hierover vooraf overleg voeren met de voorzitter van het bestuur."— Artikel 23 koptekst wordt gewiizigd en komt te luiden als volgt: "Belegging van de oeldmiiddelen"
-
Artikel 24 koptekst wordt oewiiziod en komt te luiden als volgt; "Beheer van de geldmiddelen" Artikel 26 leden 1 en 2 worden gewijzigd en komen te luiden als v o l g t : — " 1 . Het fonds stelt een actuariële en bedrijfstechnische nota vast waarin in elk — geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt — gegeven aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25, 95, 126 t/m 137 en 143 van de Pensioenwet. Het crisisplan maakt onderdeel uit van de nota. -Het bestuur legt deze nota alsmede iedere wijziging daarvan onverwijld over aan De Nederlandsche Bank.
-11-
2.
Het bestuur stelt jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, ais bedoeld in artikel 25, een jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar vast, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds wordt gegeven en waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en dat de belangen van de bij — het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige —belanghebbenden voldoende gewaarborgd zijn."
-
Artikel 30 lid 7 wordt gewiizigd en komt te luiden als v o l g t : — " 1 . Mocht blijken, dat na vereffening van de overige zaken van het fonds niet voldoende geldmiddelen aanwezig zijn om zowel de verdere betaling der vastgestelde pensioenen als de toekomstige aanspraken der deelnemers, respectievelijk van degenen wier werkgevers te hunnen behoeve hebben deelgenomen aan de spaarregeling, te dekken, dan wordt ten aanzien van de beschikbare gelden door de vereffenaar(s) een zodanige verdeling
——
vastgesteld, dat de toegekende pensioenen en de toekomstige aanspraken —gelijkelijk worden gekort met in achtneming van artikel 134 Pensioenwet."— Ten slotte verklaarde de verschenen persoon, handelend als gemeld:— 1.
Van het in de aanhef van deze akte vermelde besluit en van de aldaar bedoelde machtiging blijkt uit voormeld besluit tot statutenwijziging, waarvan een kopie aan deze akte wordt gehecht (bijlage).—
2.
De statuten van de stichting zijn laatstelijk gewijzigd bij akte, op eenentwintig december tweeduizend elf voor mr E.G. Vorst, notaris te Utrecht.
WAARVAN AKTE is verleden te 's-Gravenhage op de datum in het hoofd van deze akte vermeld.
-
De verschenen persoon is mij, notaris, bekend. De zakelijke inhoud van de akte is aan de verschenen persoon opgegeven en toegelicht.—
-
De verschenen persoon heeft verklaard op volledige voorlezing van de akte geen prijs te stellen, tijdig voor het verlijden van de inhoud van de akte te hebben kennis genomen en met de inhoud in te stemmen.
—-
De akte is beperkt voorgelezen en onmiddellijk daarna ondertekend, eerst door de verschenen persoon en vervolgens door mij, notaris. (Volgt ondertekening) UITGEGEVEN VOOR AFSCHRIFT:
Volledige en doorlopende tekst van de statuten van
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw gevestigd te Zoetermeer
mr Jan Willem Stouthart, notaris te 's-Gravenhage, verklaart bij deze dat de statuten van
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
luiden overeenkomstig de aangehechte tekst.
De statuten zijn laatstelijk gewijzigd bij akte, verleden voor mr J.W. Stouthart, notaris te 's-Gravenhage, op 30 augustus 2012 Getekend te 's-Gravenhage op 30 augustus 2012
STATUTEN HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen Artikel 1 - Naam en zefel 1. De Stichting is genaamd: "Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw". 2. Zij is gevestigd te Zoetermeer. Artikel 2 - Begripsbepalingen ïn deze statuten wordt verstaan onder: 1. agrarische en groene sector; de agrarische en groene sector als bedoeld in artiicel 5; 2. het fonds: de in artikel 1 bedoelde stichtmg; 3. het bestuur; het bestuur van het fonds bedoeld in artilcel 9; 4. de actuaris: de actuaris bedoeld in artikel 21; 5. de deelnemersraad: de deebemersraad bedoeld in artikel 16; 6. deelnemers: de personen die in het pensioenreglement van het fonds als deelnemer worden aangeduid; 7. pensioengerechtigden: de personen voor wie op grond van het pensioenreglement het pensioen is ingegaan; 8. uitvoeringsreglement: de door het fonds opgestelde regeling met betrelcking tot de verhouding tussen fonds en werkgever; 9. pensioenreglement: de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen fonds en deelnemer; 10. het verantwoordingsorgaan: , het verantwoordingsorgaan bedoeld in artikel 18; 11. het intern toezicht: het intern toezicht bedoeld in artikel 20. Artikel 3-Doel Het fonds heeft ten doel werknemers, gewezen werknemers, gepensioneerden en overige uitkeringsgerechtigden overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement aanspraken toe te kennen op uitkeringen bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Artikel 4 - Middelen 1. Het fonds tracht dit doel te bereiken door alle wettige middelen, die daartoe bevorderlijk zijn, in het bijzonder door overeenkomstig de actuariële en bedrijfstechnische nota, waarin de financiële opzet en de grondslagen van het fonds gemotiveerd zijn omschreven en waartegen De Nederlandsche Bank heeft verklaard geen bezwaar te
hebben, uitvoering te geven aan het pensioenreglement, voor zover de deelneming daaraan is verplicht ingevolge: a. een beschikking krachtens artikel 3, lid 1, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfoads 2000; b. een met schriftelijke instemming van het bestuur in een collectieve arbeidsovereenkomst of een van overheidswege bindend opgelegde loonregeling opgenomen desbetreffende bepaling; c. een met schriftelijke toestemming van het bestuur in een voor arbeiders in overheidsdienst geldende regeling van lonen KI arbeidsvoorwaarden opgenomen desbetreffende bepaling. 2. Het bestuur van het fonds legt een wijziging van de in het eerste lid bedoelde nota onverwijld aan De Nederlandsche Bank over. Artikel 5 - Werkingssfeer Het deelnemen in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw verplicht gesteld voor alle werknemers in loondienst van een werkgever die in hoofdzaak activiteiten verricht in de agrarische en groene sector, waaronder begrepen: 1. bedrijfsverzorgingsdiensten; een vereniging van agrarische ondernemers die zich uitsluitend of in hoofdzaak ten doel stelt om de leden in geval van arbeidsongeschiktheid, vakantie of anderszins, hulp te verlenen bij de op hun bedrijven te verrichten werkzaamheden; 2. bloembollengroothandel, zijnde een ondememing waarin de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit handel in bloembollen; 3. een bos en natuuronderneming, zijnde een: terreinbeheersbedrijf: een onderneming waarin de bosbouw in de ruime zin des woords wordt uitgeoefend, met inbegrip van werkzaamheden in droge en natte natuurterreinen en het houden van toezicht in bossen en natuurterreinen, en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het functioneren van het bedrijf of de organisatie waardoor eerdergenoemde werkzaamheden worden uitgevoerd; aannemingsbedrijf: een onderneming die tegen betaling werkzaamheden voor terreinbeheersbedrijven verricht in bossen of andere houtopstanden dan wel in natuurterreinen, welke bedrijfsmatig in die terreinbeheersbedrijven plegen te worden verricht, dan we! een onderneming die voor eigen rekening houtoogstwerkzaamheden verricht en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het functioneren van het bedrijf of de organisatie waardoor eerdergenoemde werkzaamheden worden uitgevoerd; 4.
een land- en tuinbouwwerktuigenexploiterende ondememing, zijnde een ondememing waarin de activiteiten overwegend bestaan uit het met, aan of door machines en/of werktuigen voor derden verrichten van: landbouwambachtenwerkzaamheden: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de feitelijke plantaardige en dierlijke productie;
cultuurtechnische werkzaamheden: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, de daarmee samenhangende drainage en grondwerken (bovenste grondlaag), alsmede het hiermee samenhangende onderhoud, met uitsluiting van baggerwerkzaamheden met specifiek baggermaterieel. Van de hierboven genoemde landbouwambachten- en cultuurtechnische werkzaamheden is eerst sprake, indien en voor zover geen bouw-/aanlegvergunning is vereist, met uitzondering van de vergunningen betrekking hebbend op de feitelijke plantaardige en dierlijke productie en/of de aanleg van groenvoorzieningen; - meststoffendistributie:
5.
werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van distributie van dieriijke meststoffen, of werkzaamheden met betrekking tot overige organische meststoffen ten behoeve van de agrarische en groene sector; een hoveniersbedrijf, zijnde een ondememing waarin de activiteiten overwegend bestaan uit; hoveniers- en/of groenvoorzieningswerkzaamheden: het al dan niet voor derden aanleggen en/of onderhouden van tuinen, parken, plantsoenen, groenstroken, terreinen en begraafplaatsen, een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw in het voomoemde. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord. Onder Hoveniersbedrijf wordt niet verstaan een onderneming, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de voorbereidende grondwerkzaamheden; boomverzorgingswerkzaamheden: het voor derden planten en/of verplanten en/of verzorgen van zowel de bovengrondse als ondergrondse delen van bomen, met inbegrip van de voorbereidende werkzaamheden. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord; interieurbeplantingswerkzaamheden: het voor derden plaatsen en/of onderhouden van interieurbeplantingen met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord; dak- en gevelbegroeningswerkzaamheden: het voor derden aanleggen en/of onderhouden van daktuinen, danwel beplantingsvormen op daken of tegen gevels; greenkeeperswerkzaamheden; het voor derden aanleggen en/of onderhouden van golfterreinen een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw in het voomoemde. Dit alles met inbegrip van het
6.
bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord; een glastuinbouwonderneming, zijnde een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit plantaardige teelten die permanent onder glas of plastic plaatsvinden, met uitzondering van paddenstoelenteeft en de boomkwekerij onder glas of plastic, maar met inbegrip van vermeerderingsbedrijven, ongeacht of laatstgenoemde bedrijfsactivitehen geheel often dele in de open lucht plaatsvinden;
7.
een onderneming in open teelten, zijnde een ondememing waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit plantaardige teelten in de open lucht en plantaardige teelten die niet permanent onder glas of plastic bedekt zijn, maar met inbegrip van de boomkwekerij en aanverwante handelsactiviteiten dïe onder glas of plastic bedekt plaatsvindt Deze sector is onderverdeeld in navolgende subsectoren te weten Open Teelten Boomkwekerij, Open Teelten Bloembollen, Open Teelten Landbouw (akkerbouw) en Open Teelten Tuinbouw;
8.
een dierhouderijonderneming, zijnde een ondememing waarin de activiteiten overwegend bestaan uit bedrijfsmatige productiegerichte dierhouderij met uitzondering van de stalhouderij casu quo een ondememing die paarden houdt voor recreatieve doeleinden en/of sportwedstrijden; een paddenstoelenteeltondememing, zijnde een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit de teelt van paddenstoelen en/of aansluitende reeks van nauw verwante activiteiten, met name de opslag van, het inpakken van en het uitleveren van paddenstoelen en aanverwante producten aan vervoerders en het in beperkte mate produceren van compost;
9.
10. een groenvoederdrogerijonderneming, zijnde een onderneming waarin uitsluitend dan wel in hoofdzaak, groenvoederproducten worden gedroogd, met inbegrip van alle bijbehorende werkzaamheden; 11. een tuinbouwzaadteeltonderneming, zijnde een onderneming waarin uitsluitend of in belangrijke mate de activiteit van handels-, productie-, kweek- en/of selectiebedrijf van tuin en/of bloemzaden wordt uitgeoefend; 12. een rundveeverbeteringsonderneming, zijnde een organisatie die werkzaamheden doet verrichten op het gebied van de rundveeverbetenng, daaronder ook begrepen een organisatie die biologisch veeverbeteringsmateriaal levert; 13. een varkensverbeteringsorganisatie, zijnde: een fokkerij-organisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederlands recht, waarin de activiteiten overwegend bestaan uit diensten en/of producten aanbieden voor het vervaardigen, respectievelijk distribueren van genetisch hoogwaardig fokmateriaal ten behoeve van de varkenssector;
een kunstmatige insem.inatie-organisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederlands recht, welke een kunstmatige inseminatie station exploiteert en/of een instelling voor kunstmatige inseminatie van varkens exploiteert; een varkensverbeteringsorganisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederiands recht, welke zich ten doel stelt het verbeteren van kwaliteit en rentabiliteit van de varkenshouderij middels diensten en/of producten van deze organisatie. Artikel 6 - Aangesloten werkgever Onder aangesloten werkgever wordt verstaan: a. degene die een onderneming drijft die onder de werkingssfeer van artikel 5 valt, b. degene die een ondememing drijft met een onderdeel waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de in artikel 5 genoemde activiteiten worden uitgeoefend, indien in dit onderdeel meer dan de helft van het totale aantal werknemers werkzaam is, tenzij voor die gehele ondememing een andere verplichtstelling inzake een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds van kracht is, dat eerder dan deze verplichtstelling geregistreerd is bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, c.
d.
juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan de in artikel 5 genoemde activiteiten als bedoeld onder 1 tot en met 13, voor dat deel van de onderneming, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgerlijk Wetboek, in aanvulling op hetgeen in lid 1 sub a tot en met c van dit artikel is bepaald, vallen de volgende ondernemingen eveneens onder het begrip "werkgever": 1.
2.
voor Bedrijfsverzorgingsdiensten: BVAP, Agriservice, en AB-Detacherings besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, zijnde aan de bedrijfsverzorgingsdiensten gelieerde organisaties welke zich ten doel stellen het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, niet zijnde een uitzendorganisatie; Stichting Agrarische Projecten Nederland (STAP), een aan de bedrijfsverzorgingsdiensten gelieerde organisatie welke zich ten doel stelt het ter beschikking stellen van arbeidskrachten in het kader van het 'combinatiebanenproject' en voor zover geen andere verplichtstelling wordt toegepast; voor de Bloembollengroothandel: iedere natuurlijke of rechtspersoon die een ondememing uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan de handel in bloembollen worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed;
juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of 'behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende van,het Burgerlij k Wetboek; 3.
voor Bos en Natuur:
4.
niet van toepassing; voor de Dierhouderij: iedere natuuriijke of rechtspersoon die een ondememing uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan bedrijfsmatige productiegerichte dierhouderij worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden binnen de onderneming aan dierhouderij worden besteed; juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of behoren tot een concem in de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgeriijk Wetboek;
5.
voor de Glastuinbouw: iedere natuurlijke of rechtspersoon die een ondememinguitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan glastuinbouw worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed; juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgeriijk Wetboek;
6.
voor het Hoveniersbedrijf;
7.
zij die hovenierswerkzaamheden at dan niet in een hoveniersbedrijf doen , verrichten; als op een bedrijf meer verplichtstellingen van toepassing kunnen zijn, hoeft de verplichtstelling van het fonds niet te worden toegepast als de hierin genoemde werkzaamheden ondergeschikte betekenis hebben in de bedrijfsvoering; voor Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondememingen:
zij die werkzaamheden genoemd onder artikel 5 lid 4 doen verrichten, al dan niet in een land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondememing, tenzij voor hen reeds een andere cao casu quo regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden geldt; 8.
voor Open teelten: iedere natuuriijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan een open teelt wordt besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed; juridisch zelfstandige delen van ondememingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgerlijk Wetboek;
9.
voor de Paddenstoelenteelt; iedere natuuriijke of rechtspersoon die een ondememing uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan de paddenstoelenteelt worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed; Uitgezonderd van deze werkingssfeer zijn de hierondergenoemde kistenbedrijven: Champignonkwekerij De Steenbrug Beheer B.V.; Champignonkwekerij Champibelle B.V.; Holland Champignons B.V. 10. voor de Varkensverbetering: degene die varkensverbeteringswerkzaamheden laat verrichten al dan niet in een varkensverbeteringsorganisatie;
11. voor de Groenvoederdrogerijen: iedere natuuriijke of rechtspersoon, die in een groenvoederdrogerij bedrijfsarbeid doet verrichten. Artikel 7 - Werknemer Onder werknemer wordt verstaan: de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever, met uitzondering van; a. personen, die de leeftijd van eenentwindg (21) jaar nog niet hebben bereikt; b. personen, die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt; c. personen, die - zodanig pensioen genieten - vijfenzestig procent (65%) of meer arbeidsongeschikt zijn in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
van achttien februari negentienhonderd zesenzestig (Staatsblad 1966, 84) of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen van tien november tweeduizendvijf (Staatsblad 2005, 572); d.
e.
de directeurgrootaandeelhouder in de zin van de Regeling aanwijzing directeur grootaandeelhouder van negentien december negentienhonderd zevenennegentig (Staatscourant 1997, 248); in afwijking hetgeen in sub a tot en met d van dit artikel is bepaald ten aanzien van het begrip 'werknemer', geldt het volgende: 1.
voor Bedrijfsverzorgingsdiensten: de werknemer (man/vrouw) in dienst van de werkgever waarvan de ftinctie wordt beloond conform de schalen één(l) tot en met negen (9) zoals opgenomen ln de bijlage van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de bedrijfsverzorgingsdiensten; de directe werknemer is degene die in opdracht van de werkgever werkzaamheden verricht op de bedrijven van opdrachtgevers en leden van de vereniging; de indirecte werknemer is degene die organisatorische, administratieve en andere ondersteunende werkzaamheden verricht in de vereniging of organisatie van de werkgever;
2.
voor Bloembollengroothandel: niet van toepassing; 3. voor Bos en Natuur: degene die bij een werkgever op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam is, met uitzondering van degene waarvoor de verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen niet geldt; 4. voor de Dierhouderij: niet van toepassing; 5. voor de Glastuinbouw: niet vantoepassing; 6. ■ voor het Hoveniersbedrijf: zij die bij een werkgever krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk werkzaam zijn, tenzij op grond van artikel 6 lid.d7 een andere verplichtstelling op de arbeidsverhouding van toepassing is, alles met uitzondering van degenen die de feitelijke leiding hebben van de ondememing; 7.
voor Land en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondememingen: degene die bij een werkgever op arbeidsovereenkomst overwegend werkzaam is voor het verrichten van werkzaamheden genoemd onder artikel 5 lid 4 met uitzondering van directeuren van naamloze vennootschappen of besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid;
8.
voor Open teelten: niet van toepassing; 9. voor de Paddenstoelenteelt: degene die een arbeidsovereenkomst in de.zin van het Burgerlijk Wetboek heeft. Als werknemer wordt niet beschouwd: de stagiaire, zijnde een leeriing van een onderwijsinstelling die praktijkervaring moet of wil opdoen, de scholier of student in volledig of parttime onderwijs die tijdens onderwijsvrije tijden op maandag tot en met zaterdag en gedurende onderwijsvakanties wordt ingezet als algemeen medewerker; 10. voor de Varkensverbetering: niet van toepassing; 11. voor de Groenvoederdrogerijen: degene die bij een werkgever op een arbeidsovereenkomst werkzaam is voor . het verrichten van bedrijfsarbeid, met uitzondering van degenen die met de dagelijkse leiding belast zijn. Artikel 8 - Reglementen . 1. Na advies gevraagd te hebben aan de deelnemersraad, stelt het bestuur een pensioenreglement vast, waarin in ieder geval bepalingen worden opgenomen over: a. de wijze waarop de pensioenuitvoerder omgaat met inkomende waardeoverdracht in het kader van' waarde overdracht; b. de hoogte van de milvoet en de opbouwkeuzevoet, bedoeld in artikel.60 en 6 Len de afkoopvoet, bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet; c. de kortingsregel bedoeld in artikel 134 van de Pensioenwet; d. de hoogte van de premies; e. de pensioenaanspraken, de berekening der pensioenen, alsm.ede de aanvraag, toekenning en betaling van deze; f het bezwaar tegen nader aan te wijzen beslissingen van de bestuursorganen; g. de gevallen waarin gemoedsbezwaarden kunnen worden vrijgesteld van de deelneming; h. onderwerpen van administratieve aard. 2. Na advies gevraagd te hebben aan de deelnemersraad kan het bestuur, hetzij ter uitvoering van het pensioenreglement, hetzij ter regeling van afzonderiijke onderwerpen, bijzondere reglementen vaststellen. 3. In het besluit tot vaststelling, respecrievelijk wijziging van een reglement wordt tevens bepaald wanneer het reglement, respectievelijk de gewnjzigde bepalingen daarvan, in werking zullen treden. Het tijdstip van in werking treden kan voor verschillende artikelen en delen,van artjke^en verschillend worden gesteld. 4. Voor zover een bepaling van een reglement in strijd is met deze statuten, is die bepaling nietig, HOOFDSTUK ïl Artikel 9 - Samenstelling bestuur 1. Het bestuur bestaat uit een even aantal bestuursleden. Dit aantal bedraagt niet minder dan tien. Het bestuur kan zijri bevoegdheden uitoefenen, ook wanneer er vacatures zijn.
2.
3.
4.
5.
6.
Ter vervanging van ieder bestuurslid wordt een plaatsvervangend bestuurslid benoemd. Hetgeen in deze statuten is bepaald ten aanzien van bestuursleden, geldt evenzeer voor de plaatsvervangende bestuursleden. Het bestuur draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van de bestuursleden buiten twijfel staat. De betrouwbaarheid van ppn persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de toezichthouder voor de toepassing van de Pensioenwet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van de bestuursleden, stelt het fonds de toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kermis. De navolgende verenigingen van werkgevers: Land- en Tuinbouworganisatie Nederland; Cumela Nederland; Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners, benoemen in totaal de helft van het aantal bestuursleden. De navolgende verenigingen van werknemers: FNV Bondgenoten; CNV Vakmensen, benoemen in totaal de andere helft van het aantal bestuursleden. De bestuursleden worden benoemd tot wederopzegging. a. De vorengenoemde werkgeversverenigingen bepalen in onderlmg overleg, hoeveel van de bestuursleden-werkgevers door elk van hen zullen worden benoemd. De vorengenoemde werknem-ersverenigingen bepalen in onderling overleg hoeveel van de bestuursleden-werknemers door elk van hen zullen worden benoemd, b. Benoeming van een bestuurslid en zijn plaatsvervanger geschiedt telkens voor een periode van maximaal vijfjaar. De afgetreden bestuursleden zijn opnieuw benoembaar. Het bestuur hanteert hiervoor een rooster van aftreden, waarbij bij ieder aftreedmoment, eens per jaar, maximaal twee (plaatsvervangende) bestuursleden-werkgevers en maximaal twee (plaatsvervangende) bestuursleden-werknemers aftreden, Het lidmaatschap van het bestuur eindigt: a. door overlijden; b. door opzeggen; c. door intrekken der benoeming door de vereniging, waardoor het lid werd aangewezen; d. ingevolge het rooster yan aftreden; e. doordat de vereniging, waardoor het lid is aangewezen, haar medewerking aan het bereiken van het doel van het fonds beëindigt; Bij het ontstaan van een vacature ni de gevallen sub a,fa,c en d bedoeld, wordt daarin door de betrokken werkgevers- of werknemersverenigingen voorzien biimen twee maanden na het ontstaan van die vacature. Bij gebreke daarvan wordt binnen vijf maanden na het ontstaan van de vacature daarin voorzien door de overige werkgevers-, respectievelijk werknemersverenigingen in onderling overleg aan te wijzen vereniging.
10
Wanneer geen overeenstemming wordt bereikt, wordt door loting beslist welke van de overige werkgevers-, respectievelijk werknemersverenigingen de benoeming zal doen. Bij het ontstaan van een vacature in het sub e bedoelde geval wordt daarin binnen vijf mamoden voorzien op gelgke wijze als in het hierboven bedoelde geval van verzuiming in de voorziening Iriêén va^ture. 7,
Het bestuur meldt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf aan de toezichthouder. Een dergelijke wijziging wordt niet doorgevoerd indien: a. de toezichthouder binnen zes weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan het fonds bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt; of b. de toezichthouder om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes weken na ontvangst van die gegeV'ens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt. 8. Een bestuurslid kan door het bestuur worden geschorst indien naar het oordeel van het bestuur de belangen van het fonds tijdelijk conflicteren met de belangen van het desbetreffende bestuurslid. Gedurende de periode van schorsing kan het geschorste bestuurslid de aan het bestuurslidmaatschap verbonden rechten niet uitoefenen. De schorsing zal worden opgeheven indien naar het oordeel van het bestuur niet langer sprake is van een belangenconflict Artikel 10 - Bevoegdheden van het bestuur 1. Behoudens beperkingen volgens de statuten is het bestuur belast mef het besturen van het fonds. Alle bevoegdheden van het fonds worden uitgeoefend door het bestuur. 2. Het bestuur bepaalt het beleid van het fonds. Het bestuur brengt elke wijziging in de samenstelling van besmur vooraf ter kennis aan De Nederlandsche Bank. 3. De bestuursleden zijn deskundig in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds, met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraak gerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers. 4. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. 5. Het bestuur stelt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en het ftmctioneren van de individuele bestuursleden. Indien het bestuur na het volgen van deze procedure van oordeel is dat er sprake is van een situatie van permanent disftmctioneren door een bestuurslid, zal het de werkgevers- of werknemersvereniging die het desbetreffende lid heeft benoemd, schriftelijk en met redenen omkleed, verzoeken de benoeming in te trekken en een ander bestuurslid te benoemen. 6.
Met inachtneming van het in het eerste lid bepaalde is het bestuur bevoegd tot alle . rechtshandelingen voor zover deze niet bestaan uit het sluiten van overeenkomsten, waarbij hst fonds zich als borg of hoofdelijk mede-schuldenaar verbmdt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt.
11 e.' ' ,
Onder de rechtshandeHngen waartoe het bestuur bevoegd is, wordt uitdrukkelijk begrepen het aangaan van overeenkomsten tot verfcrijgmg, vervreemding en bezwaring van registergoederen na een hiertoe rechtsgeldig door het bestuur genomen besluit. 7. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds. Daamaast zijn de werkgeversvoorzitter, respectievelijk device-werkgeversvoorzitter, tezamen met de werknemersvoorzitter, respectievelijk de "viêe-werknem ers voorzitter vertegenwoordigingsbevoegd. 8. Het bestuur is bevoegd bepaaldelijk te omschrijven bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te delegeren aan één of meer uit en door het bestuur aangewezen commissies, welke moeten zijn samengesteld naar het aan artikel 9 lid 4 ten grondslag liggende beginsel van pariteit. 9. Het bestuur heeft een bestuursbureau ingesteld. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de taken, bevoegdheden en werkwijze van het bestuursbureau worden opgenomen. 10. Het besmur is voorts bevoegd bepaaldelijk omschreven bevoegdheden geheel often dele te delegeren aan het bestuur van een ander bedrijfstakpensioenfonds met het recht van substitutie. 11. Ieder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen alsmede zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste één vierde van de bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan. 12. Het bestaur is bevoegd een onderneming die niet valt onder de werkingssfeer van het fonds, vrijwillig toe te laten en met het oog daarop een uitvoeringsovereenkomst met die ondememing afte sluiten. Een onderneming kan het bestuur van het fonds verzoeken om op grond van artike! 121. van de Pensioenwet te worden toegelaten S-ls aan een van onderstaande criteri^;;wordt'voldaan: a. de loonontwikkeling bij de werkgever is ten minste gelijk aan die in een bedrijfstak waarin het bedrijfstakpensioenfonds werkzaam is en de werkgever neemt deel in de sociale fondsen van dezelfde bedrijfstak; b. er is sprake van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een andere werkgever, die onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds valb, c. de deelname gebeurt aansluitend aan een periode waarin de werkgever wel onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds viel. Artikel 11 - Bestuursfuncties 1. Het bestuur benoemt uit de bestuursleden-werkgevers een werkgeversvoorzitto' en uit de bestuursleden-werknemers een werknemersvoorzitter, telkens voorde duur van vier jaar. Zij treden beurtelings voor de duur van een jaar op als fungerend voorzitter. Bij ontstentenis of afwezigheid van de fungerend voorzitter treedt m diens plaats de andere voorzitter op. 2. Het bestuur benoemt tevens uit de bestuursleden-werkgevers een vicewerkgeversvooizitter en uit de bestuursleden-werknemers een vicewerknemersvoorzitter, teflcens voor de duur van twee jaar.
12
Zijftmgerenuitsluitend als zodanig bij ontstentenis of afwezigheid van zowel de fiingerend voorzitter alsook de andere voorzitter, Artikel 12 - Vei^aderingen 1. Het bestuur vergadert, wanneer: a. dit voorgeschreven wordt door deze statuten; b. de fungerend voorzitter dit nodig acht; c. dit blijkens schriftelijke, aan de fungerend voorzitter gedane mededelmg wenselijk voorkomt aan ten minste twee bestuursleden. In het geval onder c is de fungerend voorzitter verplicht binnen veertien dagen na ontvangst van de genoemde mededeling een bestuursvergadering te beleggen, 2. De administratie wordt, tenzij het bestuur het tegendeel bepaalt, voor de vergadering van het bestum- opgeroepen. Zij heeft in die vergadering desgevraagd een toelichtende en adviserende inbreiig. '^"' 3. De gezamenlijke ter bestuursvergadering aanwezige bestuursleden-werkgevers brengen evenveel stemmen uit als de gezamenlijke ter bestuursvergadering aanwezige bestuursleden-werknemers, Is het aantal ler vergadering aanwezige bestuursleden-werkgevers even groot als het aantal ter vergadering aanwezige bestunrsleden-weiknemers dan brengt ieder lid van het bestaur één stem uit. Is het aantal ter vergadering aanwezige besmursleden-werkgevers niet even groot als het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden-werknemers, dan brengen de leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is, ieder evenveel stem.men uit als van de andere groep leden ter vergadering aanwezig zijn. De leden van de andere groep brengen alsdan ieder evenveel stemmen uit als van de grootste groep leden ter vergadering aanwezig zijn, 4. Een plaatsvervangend bestuurslid heeft alleen zitting bij ontstentenis of afwezigheid van het bestuurslid, als wiens plaatsvervanger hij is aangewezen. 5. Door het bestuur worden geen beslissingen genomen in een vergadering indien niet meer dan de helft van het aantal bestuursleden aanwezig is. Ingeval het hiervoren vereiste aantal bestuursleden in een vergadering niet aanwezig is, wordt na ten minste drie dagen, doch binnen een maand, een nieuwe bestuursvergadering belegd, waarin, ongeacht het aan^l ^.estuursleden, een besluit kan worden genomen over die voorstellen, omtrent welke wegens het ontbreken van het quorum in de eerstbedoelde vergadering geen besluit kon worden genomen. 6.
7.
Alle besluiten in een bestuursvergadering over zaken worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Indien de vergadering niet voltallig is, wordt bij staken van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering. Indien de vergadering voltallig is of indien het nemen van een besluit reeds is uitgesteld krachtens het bepaalde in de vorige volzin, wordt bij staken van stemmen het voorstel geacht te zijn verworpen. De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping, wanneer een van de bestuursleden dit verlangt, en alsdan mondeling. De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen, waarin de verkiezing bij acclamatie plaats heeft, met gesloten en ongetekende briefes. De volstrekte 13
meerderheid van stemmen beslist. Heeft bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid, dan heeft ertussen de twee kandidaten, die de meeste stemmen verkregen hebben, een herstemming plaats, nadat zonodig door een tussenstemming is uitgemaakt, tussen welke personen de herstemming zal plaats hebben. Zo bij deze tussenstemming of herstem_ming de stemjnen staken, beslist het lot. 8.
Blanco uitgebrachte stemmen tellen niet mede bij de berekening van het aantal stemmen, dat de volstrekte meerderheid uittnaakt. Artike! 13 - Bevaegdbeden van elk bestnnrsiid 1. Elk lid van het bestum* heeft te ailen tijde toegang tot de boeken, bescheidenen eigendommen van het fonds. 2. Door hem verlangde inlichtingen moeten hem, desverlangd schriftelijk, worden verstrekt. Artikel 14 - Geheimhoudingsplicht 1, De leden en plaatsvervangende leden van het bestuur verplichten zich door de aanvaarding van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hun in deze ftinctie omtrent een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan het bestuur geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen. 2. Hij die de uit het vorige lid voortvloeiende geheimhouding schendt, kan bij besluit van het bestuur, gehoord de organisatie, die hem heeft benoemd, van zijn functie worden ontheven. Artikel 15 - Vacatiegeld en vergoeding voor reis- en verblijfkosten De leden en plaatsvervangende leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering een vacatiegeld en een vergoeding voor de in hun functie gemaakte reis- en verblijfkosten volgens door het bestuur vast te stellen regels, HOOFDSTUIC III - Deelnemersraad Artikel 16 - Deelnemersraad 1. De deelnemersraad bestaat uit zestien leden. 2. Ter vervanging van ieder lid van de deelnemersraad wordt een plaatsvervanger benoemd. Hetgeen in dit artikel is bepaald ten aanzien van leden van de deelnemersraad,^gel,dt evenzeer voor hun plaatsvervangers. Een plaatsvervangend lid van de deelnemersraad heeft alleen zitting bij ontstentenis of afwezigheid van het lid van de deelnemersraad, als wiens plaatsvervanger hij is aangewezen. 3.
De leden van de deelnemersraad worden benoemd door de in artikel 9, lid 4, genoemde werknemersverenigingen alsmede door ouderenbonden. Zij bepalen in onderiing overleg hoeveel van deze leden door elk van hen worden benoemd, met dien verstande dat zolang er nog geen belangenvereniging van pensioengerechtigden in de agrarische en groene sector is opgericht, het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) twee leden benoemt. Zodra een belangenvereniging van pensioengerechtigden in de agrarische en groene sector is opgericht, veriiest het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) zijn recht om leden van de deelnemersraad te benoemen. 14
4.
De zetels binnen de deelnemersraad worden verdeeld naar evem^edigheid van het aantal deelnemers en het aantal pensioengerechtigden binnen het fonds. Echter minimaal twee pensioengerechtigden hebben zitting in de deelnemersraad, zonder dat het aantal leden van de deelnemersraad wijzigt. 5. Het lidmaatschap van de deelnemersraad is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of het intern toezicht. 6. De leden van de deelnemersraad treden eens in de drie jaar tegelijk af, De aftredende leden zijn terstond herbenoembaar. 7. Het hdmaatschap van de deelnemersraad eindigt voorts: a. door overlijden; b. door opzeggen door bet desbetreffende hd; c. als een in de deelnemersraad benoemde deelnemer ophoudt deelnemer te zijn; d. als een in de deelnefnersraad benoemde pensioengerechtigde ophoudt pensioengerechtigde te zijn; e. door een daartoe strekkend besluit van de vereniging die het lid heeft benoemd; f. door ontslag door de deelnemersraad. Bij het ontstaan van een vacature wordt daarin door de betrokken werknemersvereniging of ouderenbonden voorzien binnen twee maanden na het ontstaan van die vacature. Bij gebreke daarvan wordt binnen vijf maanden na het ontstaan van de vacamre daarin voorzien door de overige werknemersverenigingen dan wel ouderenbonden in onderling overleg aan te wijzen vereniging. Wanneer geen overeenstemming wordt bereikt, wordt door loting beslist welke van de overige werknemersvereniging danwel ouderenbonden de benoemin""zal doen. 8. Ontslag door de deebiemersraad is alleen mogelijk wanneer de betrokkene, naar de mening van ten minste vier leden, ernstig in gebreke blijft in de uitoefening van zijn functie. 9. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de werkwijze van de deelnemersraad wordt vastgelegd, hetgeen ondermeer inhondt: a, de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van de deelnemersraad worden bijeengeroepen; b, de wijze waarop de deelnemersraad in de vergaderingen besluiten neemt; c, de wijze waarop de deebiemersraad adviezen samenstelt en aan het bestuur ter kennis brengt. De deelnemersraad js verplicht om zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het reglement. ^10. Het bepaalde in de artikelen 14 en 15 is ten aanzien van de deelnemersraa;d van overeenkomstige toepassing. Artikel 17 - Bevoegdheden van de deelnemersraad 1. De deelnemersraad adviseert het besmur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds, betreffen. 2. Het bestuur stelt de deelnemersraad in ieder geval in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit.van het bestuur tot: a. het nemen van maatregelen van algemene strekking; 15
b. c.
wijziging van de statuten en reglementen van het fonds; vaststelling van het jaarverslag, de jaarrekening, de actuariële en bedrijfstechnische nota en een langetermijnherstelplan;
3. 4.
d.
vermindering, van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten;
e.
het vaststellenen wijzigen van het toeslagbeleid, dan wel het verlenen van
£
toeslagen; gehele ofgedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de
g,
ovemame van verpUchtingen door het fonds; liquidatie van het fonds;
h. i.
het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; het terugstorten van premie of gevai van premiekorting.
Naast hst adviesrecht heeft de deelnemersraad een beroepsrecht. De bepalingen aangaande bevoegdheden van de deelnemersraad in de Pensioenwet zijn van toepassing,
HOOFDSTUK r v ^ Verantwooidmgsorgaan en intern toezicht Artikel 18 Samenstelling verantwoordingsorgaan 1. Het verantwoordingsorgaan van het fonds bestaat uit vier en twintig leden. Het verantwoordingsorgaan kan zijn bevoegdheden uitoefenen, ook wanneer er vacatures zijn. 2. In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers, de pensioengerechtigden en de aangesloten werkgevers gelijkelijk vertegenwoordigd, ledere geleding heeft acht zetels, 3. De m artikel 9 lid 4 genoemde werknemersverenigingen benoemen en ontslaan de leden van het verantwoordingsorgaan die de deelnemers vertegenwoordigen. De in artikel 9, . vierde lid, genoemde werknemersverenigingen, alsmede het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) benoemen en ontslaan de leden van het verantwoordingsorgaan die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen. De m artikel 9 lid 4 genoemde werkgeversverenigingen benoemen en ontslaan de leden van het verantwoordingsorgaan die de werkgevers vertegenwoordigen. In onderling overleg wordt bepaald hoeveel van deze leden door elk van genoemde organisaties worden benoemd. 4.
Het bepaalde in artikel 16, leden 2, 5, 6, en 10, is van overeenkomstige toepassing. indien het verantwoordings orgaan van mening is dat op de in artikel 14 genoemde geheimhoudingsplicht in een bepaalde situatie een uitzondering moet worden gemaakt,
5.
zal de voorzitter van het verantwoordingsorgaan hierover vooraf overieg voeren met de voorzitter van het bestuur. Het bestuur stelt é.^'.reglement vast waarin de werkwijze van het verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd, hetgeen onder meer inhoudt; a. b. c.
de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van het verantwoordingsorgaan worden bijeengeroepen; de wijze waarop het verantwoordingsorgaan in ea buiten de vergaderingen besluiten neemt; _ ■ . de wijze waarop het verantwoordings orgaan tot een oordeel komt dan wel adviezen samenstelt en dit oordeel dan wel deze adviezen aan het bestuur ter kermis brengt.
16
Het verantwoordingsorgaan is veiplicht om zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het reglement. Artikel 19 - Bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan 1, Het verantwoordings orgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. 2. Het verantwoordingsorgaan heeft een'adviesrecht en een enquêterecht. De relevante artikelen in de Pensioenwet, alsmede de principes in hoofdstuk 4.B van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op zestien december tweeduizend vijf, zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 20 - Intern toezicht 1. Het bestuur draagt zorg voor de organisatie van een ttansparant mtera toezicht. 2. Het intern toezicht heeft betrekking op het kritisch bezien van het functioneren van (het bestuur van) het fonds door onafhankelijke deskundigen. 3.
Het bestuur benoem.t een visitatiecommissie, die bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen, 4. Het bestuur geeft eenmaal per driejaar, of- gehoord het verantwoordingsorgaan - vaker als daartoe aanleiding-is, een visitatiecommissie opdracht het functioneren van (het bestuur van) het fonds te bezien. 5. De visitatiecommissie rapporteert aan het bestuur. Het bestuur bespreekt de rapportage van de visitatiecommissie en de eventueel daarop gebaseerde (voorgenomen) bestuursbesluiten met het verantwoordingsorgaan. De bevindingen van het intern toezicht worden in het jaarverslag vermeld. 6. Het bestuur stelt een reglement vast w.aarin de taken en bevoegdheden van de visitatiecommissie en zijn werkwijze worden vastgelegd. HOOFDSTUK V - Acttiaris ' Artikel 21 - Actuaris 1. Het bestuur benoemt een actuaris, die jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar ten behoeve van het bestuur een verslag opstelt, waarin een beoordeling wordt gegeven van de financiële opzet van het fonds en de grondslagen waarop het rust. De actuaris laat het actuarieel verslag vergezeld gaan van een verklaring. De actuaris is onafhankelijk van het fonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het fonds. 2.
De actuaris is gerechtigd tot inzage van die boeken en bescheiden van het fonds, waarvan de inzage voor een juiste vervulling van zijn taak nodig is. Het is hem verboden hetgeen hem met betrekking tot het fonds, de deelnemers en de ondememingen waarinzij werkzaam zijn, blijkt of wordt medegedeeld, verder bekend te maken dan zijn.o^pdracht rnet zich meebrengt.
3.
Alvorens een besluit wordt genomen, strekkende tot wijziging van de rechten of verplichtingen van de werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en de pensioengerechtigden, wint het bestuur advies in van een andere actuaris. HOOFDSTUK VI - Geldmiddelen, beheer, administratie
17
Artikel 22 - Geldmiddelen De geldmiddelen van het fonds bestaan uit: a. het oprichtingskapiteal; ; V'b. betaalde premies; c. renten van belegde geldei^ d. overige middelen. Artikel 23 - Belegging van de geldmiddelen 1, De gelden van het fonds worden door het bestuur belegd in overeenstemming met de prudent-person regel. Het beleggingsbeleid is met name gebaseerd op de volgende uitgangspunten: a. de waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden; en b. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering. 2- Omttent het met betrekking tot het beleggen van gelden te voeren beleid raadpleegt het bestuur een adviescommissie voor béleggingszaken. Deze commissie bestaat uit een door het bestuur te bepalen aantal leden, dat ten minste drie en ten hoogste vijf bedraagt. De leden worden benoemd door het bestuur en hebben zitting voor vijfjaar; de voorzitter wordt door het bestuur uit de leden aangewezen. De leden der commissie genieten voor de door hen als zodanig verrichte werkzaamheden een vergoeding volgens door het bestuur te stellen regels. 3. De geldmiddelen van- hef fonds mogen alieen worden belegd in: a. Vh'aarden, als bedoeld in artikel 5, leden 1 en 2, der Belegglngswet (wet van negenentwintig december negentienhonderd achtentwintig, Stb. 507, zoals deze sedertdien is gewijzigd); b. andere binnenlandse waarden, onroerende goederen daaronder begrepen, tot een door het bestuur, gehoord de in lid 1 genoemde commissie vast te stellen percentage van het totaal der beleggingen; c. buitenlandse waarden, met dien verstande, dat, alvorens wordt beslist, de in lid 1 genoemde commissie moet worden gehoord. Artikel 24 - Beheer van de geldmiddelen 3. Het bestuur bepaah het bedrag, dat ten hoogste m contanten aanwezig mag zijn. Geldmiddelen van het fonds moeten, voor zover zij niet in contanten aanwezig zijn, of overeenkomstig artikel 23 belegd, zijn gestort op ten name van het fonds staande bankof posh-ekeningen. Het bestuur wijst de bank-instellingen aan, waarbij bankrekeningen kunnen worden geopend. 2. De geldswaardige papieren van het fonds zullen zoveel mogelijk bij krachtens iid 1 aangewezen bankinstellingen, hetzij in open bewaafgeving worden gegeven, hetzij in safe-inrichtingen dezer instellingen worden bewaard. Over deze geldswaardige papieren kan slechts worden beschikt.en tot deze kan slechts toegang worden verkregen door twee van daartoe, do^r het bestuur aangewezen personen gezamenlijk. Indien het fonds beschikt over een eigen kluis waarin geldswaardige papieren zijn opgeborgen, dan dient opberging op zodanige wijze te geschieden, dat deze papieren slechts toegankelijk zijn op de wijze, als in de vorige volzin omschreven.
W'
18
Artikel 25 Boekjaar ■._■ Het boekjaar van het fonds loopt van een januari tot en met eenendertig december. Artikel 26 Balans, rekening en verantwoording en verslag 1.
Het fonds stelt een acüiariële en bedrijfstechnische nota vast waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25, 95, 126 t/m 137 en 143 van de Pensioenwet, Het crisisplan maakt onderdeel uit van de nota. Het bestuur legt deze nota alsmede iedere wijziging daarvan onverwijld over aan De Nederlandsche Bank. 2. Hethestuur stelt jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, als bedoeld in artikel 25, eenjaarrekening, eenjaarverslagenoverigegegevensover het verstreken boekjaar vast, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds wordt gegeven en waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deehemers, gewezen . deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd zijn. 3.
4.
5. 6.
7.
De jaarrekening wordt voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, ondertekend door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 Burgerlijk Wetboek. Het bestuur legt de in het tweede en derde lid genoemde bescheiden ter vaststelling voor aan de deelnemersraad. De vaststelling geschiedt door de ondertekening van deze bescheiden ter vergadering door de werkgeversvoorzitter en de werknemersvoorzitter van het bestuur, alsmede door twee van de ter vergadering aanwezige personen, daartoe door de voorzitter, van de deelnemersraad aangewezen. De vaststelling als bedoeld, in het vorige lid strekt tot decharge van het bestuur voor alle in het afgelopen boekjaar verrichte handelingen. Indien na afsluiting van het boekjaar nog bedragen ten laste often bate van het fonds komen, worden deze opgenomen onder de lasten of baten van het alsdan lopende boekjaar. Het bestuur legt de in het tweede lid bedoelde bescheiden alsmede een actuarieel verslag betreffende het fonds, voorzien van de verklaring van een actuaris, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan De Nederlandsche Bank over.
8.
Gelet op de nota als bedoeld in het eerste lid behoeft overdracht of herverzekering van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico niet plaats te vinden. Artikel 27 Administratie De administratie en geldelijk beheer, in de ruimste zin, kan namens het bestuur en onder toezicht daarvan, worden uitgevoerd door een door het bestum tot wederopzegging aan te wijzen administtatie. De opdracht tot het v o ^ e n van het administratief en geldelijk beheer aan de administratie wordt schriftelijk verstrekt. HOOFDSTUK. VII Statutenwijziging, opheffing van het fonds Artikel 28 Wijziging van de statuten 1. Wijziging van de statuten kan alleen door het bestuur geschieden. Met betrekking tot de wijziging dient advjes te worden gevraagd aan de deelnemersraad. 2. In het in lid 1 bedoelde besluit wordt tevens de dag vermeld, waarop de statu tenwijziging in werking treedt.
19
3.
De deelnemersraad is bevoegd een adviesaanvraag met bdrekking tot een voorstel tot statutenwijziging niet in behandeling te nemen indien van dat voorstel niet is melding gemaakt op de agenda van die vergadering, 4. Wijzigmgen in de statuten dienen,op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand te komen. Artikel 29 - Opfaeffmg van hétfonds , 1. Het fonds is opgeheven op een daartoe,in een desbetteffend besluit van het bestuur nadat daartoe advies is gevraagd aan de deelnemersraad - vermelde dag, welke ten minste dertig, doch niet meer dan negentig dagen is gelegen na de dag, waarop genoem.d besluit werd genomen. 2. De vergadering moet speciaal ter behandeling van de adviesaanvraag tot opheffing van het fonds zijn belegd en de adviesaanvraag mag niet in behandeling worden genomen, indien niet de voltallige deelnemersraad aanwezig is. Ingeval niet de voltallige deelnemersraad aanwezig is, wordt na drie dagen, doch binnen vier weken een nieuwe algemene vergadering belegd, waarin, ongeacht het aantal aanwezige leden van de deelnemersraad, de adviesaanvraag met bettekking tot het voorstel tot opheffmg van het fonds;in behandeling wordt genomen. Artikel 30 - Vereffening 1. De vereffening van het fonds geschiedt door één of meer door het bestuur benoemde vereffenaars. 2. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten van kracht, voorzover zij kunnen worden toegepast met betrekking tot hetgeen tot de vereffening behoort en voor een geregelde afwikkeling daarvan nodig is. 3. De vereffening moet plaatshebben binnen de termijn, die daartoe door het bestuur wordt gesteld. .. .:.p:^: . ,' " 4. Binnen die termijn moet(en) de vereffenaar(s) rekening en verantwoording doen in een vergadering van de deelnemersraad, zoals deze ten tijde van de opheffing van het fonds was samengesteld. Bij deze vergadering is ook het bestuur aanwezig. 5. Op de rekening en verantwoording, alsmede op de vergadermg, waarin deze stukken behandeld worden, zijn van overeenkomstige toepassing de bepaUngen van deze statuten betreffende de rekening en verantwoording en de gewone vergadering, 6. Op de in het vierde üd bedoelde vergadering wordt — na hieromtrent advies te hebben gevraagd aan de deelnemersraad - door het bestuur besloten welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de nog overgebleven bezittingen van het fonds zal worden gegeven. 7. Mocht blijken, dat na vereffening van de overige zaken van het fonds niet voldoende geldmiddelen aanwezig zijn om zowel de verdere betaling der vastgestelde pensioenen als de toekomstige aanspraken der deelnemers, respectievelijk van degenen wier werkgevers te hunnen behoeve hebben deelgenomen aan de spaarregeling, te dekken, dan wordt ten aanzien van de beschikbare gelden door de vereffenaar(s) een zodanige verdeling vastgesteld, dat de toegekende pensioenen en de toekomstige aanspraken gelijkelijk worden gekort met in achtneming van artikel 134 Pensioenwet.
20
0.
jjc gucuirceunng van ae rcKenmg en verantwooraing op üe m net vierae lid bedoelde vergadering strekt aan de vereffenaaT(s) tot volledige decharge. HOOFDSTUK VIÏI - Bekendmakingen Artikel 31 - Slotbepalingen 1. Het bestuur zorgt dat de deelnemers bij toetreding schriftelijk op de hoogte gesteld worden van de inhoud van de geldende statuten en reglementen van het fonds. Jaarlijks worden de deelnemers schriftelijk van de wijzigingen daarin door het bestuur op de hoogtegesteld. 2. Jaarlijks verstrekt het bestuur ten behoeve van een deelnemer een opgave van de hoogte van het te bereiken reglementaire pensioen. 3. Het besmur stelt de belanghebbenden in staat desgewenst van de geldende statuten en reglementen kennis te nemen, 4. Het bestuur versttekt op verzoek aan de deelnemer en de gewezen deelnemer binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde aanspraken. Het fonds kan een vergoeding vragen van de aan de opgave verbonden kosten. Artikel 32 - Geschillen 1. Het bestuur stelt een geschillencommissie in, die bestaat mt drie onafhankelijke leden, te weten een voorzitter en twee overige leden namens werkgevers respectievelijk werknemers. Aan de commissie wordt een secretaris verbonden. 2. Het bestuur benoemt telkens voor vierjaar de voorzitter van de commissie en de beide overige leden van de commissie. Zij kunnen na afloop van hun eerste zittingsperiode worden herbenoemd voor een nieuwe zittingsperiode van vierjaar. Het bestuur is bevoegd op grond van gewichtige redenen afte wijken van de maximale zittingsperiode van acht jaar. 3. Aan de commissie wordt een secretaris toegevoegd, die door het bestuur wordt benoemd en ontslagen. De secretaris is geen lid van de commissie. 4. De voorzitter en secretaris dienen de hoedanigheid van meester in de rechten te hebben. 5. Tot voorzitter en secretaris kunnen niet worden benoemd personen, die werkgever of werknemer zijn in een bedrijf uit de agrarische of groene sector. Tot lid van de commissie kunnen niet worden benoemd personen die lid zijn van het bestuur, de deelnemersraad, het verantwoordmgsorgaan of het intern toezicht. 6. De commissie heeft tot taak geschillen tussen deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of werkgevers en het font^ te beslechten inzake besluiten van het bestuur, niet zijnde besluiten van algemene strekking. , 7. De commissie is niet bevoegd van geschillen kennis te nemen in de gevallen als bedoeld in artikelen 26 tot en met 34 van het uitvoeringsreglement en de artikelen 3 tot en met 7 van het pensioenreglement. 8. Het bestuur stelt een reglement vast, waarin de werkwijze van de commissie wordt vastgelegd. Artikel 33 - Onvoorziene gevallen ^ In alle gevallen, waarin deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
21
Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
'^m^'
PENSIOENREGLEMENT
BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE LANDBOUW
colofon
Dit is een uitgave van Bestuursbureau BPL in opdracht van opdrachtgever
datum 1 september 2012
postadres postbus 28 2700 AA Zoetermeer 1 bezoekadres Boerhaavelaan 30 2713 HX Zoetermeer j telefoon079-3292030 1 fax079-3292031 | KvK41150288
^ ^ >^
Pagina 2176
Inhoudsopgave
Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
6
Artikel 1
Begripsbepalingen
6
Artikel 2
Deelneming
9
Artikel 3
Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
10
Artikel 4
Bijdragen aan de spaarregeling gemoedsbezwaren en spaarrekening
11
Artikel 5
Aanwending spaarsaldo gemoedsbezwaren
11
Artikel 6
Intrekking of vervallen van de vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
12
Artikel 7
Bezwaar en beroep tegen beslissingen in verband met gemoedsbezwaren
12
Artikel 8
Vrijwillige voortzetting
13
Artikel 9
Voortzetting deelneming bjj vervroegde uittreding
14
Artikel 10
Voortzetting deelneming bij werkloosheid
14
Artikel 11
Opbouw van aanspraken tijdens onbetaald verlof
15
Artikel 12
Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten
16
Artikel 13
Informatieverstrekking aan het fonds
16
Artikel 14
Klachten
17
Artikel 15
Geschillen
18
Hoofdstuk II
Ouderdoms-, Partner-, Arbeidsongeschiktheids- en Anw-hiaatpensioen
20
Artrkef 16
Pensioenaanspraken
20
Artikel 17
De pensioengrondslag
21
Artikel 18
Uitkeringsperiode
22
Artikel 19
Berekening van het ouderdomspensioen
22
Artikel 20
Inkoop ouderdomspensioen over diensttijd voor 2007
22
Artikel 21
Premievrije opbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
24
c\
Pagina 3|76 Artikel 22
Overlijdensuitkering
26
Artikel 23
Aanspraak op partnerpensioen
26
Artikel 24
Berekening van het partnerpensioen
27
Artikel 25
Gemeenschappelijke huishouding
28
Ariikel 26
Bijzonder partnerpensioen
29
Artikel 27
Aanspraak op wezenpensioen
30
Artikel 28
Berekening van het wezenpensioen
31
Artikel 29
Aanspraak op een arbeidsongeschiktheidspensioen
31
Artikel 30
Anw-hiaatpensioen
32
Artikel 31
Hoogte Anw-hiaatpensioen
33
Artikel 32
Toeslagbeleid
33
Artikel 33
Scheiding
34
Artikel 34
Prepensioen
36
Artikel 35
Vervroegen of uitstellen van prepensioen
36
Artikel 36
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen
39
Artikel 37
Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen
40
Artikel 38
Vervroegen van ouderdomspensioen {verhoogd ouderdomspensioen tot pensioendatum)
41
Artikel 38a
Vervroegen van ouderdomspensioen (gelijkmatig ouderdomspensioen)
44
Artikel 38b
Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen na vervroeging
45
Artikel 39
Variatie in de hoogte van pensioen
47
Artikel 40
Plicht tot waardeoverdracht
49
Artikel 41
Uitzondering plicht tot waardeoverdracht
49
Artikel 42
Collectieve waardeoverdracht
50
Artikel 43
Afkoopverbod
51
Artikel 44
Afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming
52
Artikel 45
Afkoop klein partnerpensioen of wezenpensioen bij ingang
53
\V^/
Pagina 4176 Artikel 46
Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding
54
Artikel 47
Aanvraag pensioen
54
Artikel 48
Betaling
55
Artikel 49
Betaalbaarstelling
56
Artikel 50
Vervallen van niet opgevraagde pensioenuitkeringen
56
Artikel 51
Formulieren en modellen
56
Hoofdstuk lil
Premie
57
Artikel 52
Premie
57
Hoofdstuk IV
Informatieverplichtingen
57
Artikel 53
Informatie over de pensioenregeling
57
Artikel 54
Jaarlijkse pensioenopgave
59
Artikel 55
Informatie aan gewezen deelnemers
59
Artikel 56
Informatie aan gewezen partners
60
Artikel 57
Informatie aan pensioengerechtigden
60
Artikel 58
Informatie over toesiagverlening
61
Artikel 59
Informatie op verzoek
62
Artikel 60
Informatie bij vertrek naar een andere lidstaat
62
Hoofdstuk V
Aanvullende regelingen
63
Artikel 61
Aanvullende Begripsbepalingen
63
Artikel 62
Aanvullende pensioenaanspraken
63
Artikel 63
Ouderdomspensioen
63
Artikel 64
Partnerpensioen
64
Artikel 65
Wezenpensioen
64
Artikel 66
Financiering
64
Hoofdstuk VI
Inkoop van pensioenopbouw
65
Artikel 67
Inkoop van pensioenbouw
65
Hoofdstuk VII
Overgangsbepalingen
66
«
/
Pagina 5176 Artikel 68
Aanspraken opgebouwd tot en met 31 december 2006
66
Artikel 69
Arbeidsongeschiktheid voor 1 januari 2007
66
Artikel 70
Regeling Vrijwillig Pensioen (BPL Plus Pensioen)
66
Bijlage I
Toeslagen
68
Bijlage II
Afkoopfactoren
70
Bijlage lil
Premiepercentages
75
^\V(i.
/
Pagina 6176
Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1
1.
Begripsbepalingen
In dit reglement worden geacht te zijn overgenomen de begripsbepalingen, omschreven in artikel 2 van de statuten van de "Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouv/', verder te noemen "statuten".
2.
In dit reglement wordt voorts verstaan onder: a.
de AOW
de Algemene Ouderdomswet; b.
de Anw
de Algemene nabestaandenwet; c.
de ZW
de Ziektewet; d.
de WAO
de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering; e.
de WIA
de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; f
de WW
de Werkloosheidswet; g.
de Wfsv
de Wet financiering sociaie verzekeringen; h.
deelnemer
de deelnemer als bedoeld in artikel 2; i.
gewezen deelnemer
de persoon van wie het deelnemerschap, anders dan door overiijden of pensionering, is beëindigd en die aanspraken aan het pensioenreglement kan ontlenen; j.
partner
onder partner wordt verstaan; 1.
de persoon met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is gehuwd; of
\wï. ^
Pagina 7] 76 2.
de ongehuwde persoon die als partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand; of
3.
de ongehuwde persoon met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een gezamenlijke huishouding voert;
k.
gezamenlijke huishouding
van een gezamenlijke huishouding van de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met een ongehuvjde persoon is sprake indien: 1. een - al dan niet in een notariële akte vastgelegde - samenlevingsovereenkomst is aangegaan, krachtens welke de partners zich verbonden hebben duurzaam een gezamenlijke huishouding te voeren, onder de verplichting gezamenlijk te voorzien in huisvesting en in eikaars verzorging, mits tussen hen geen bloed- en aanverwantschap in de eerste graad bestaat en er sprake is van niet meer dan één partner; én 2. uit inschrijving in het bevolkingsregister blijkt dat de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met de ongehuwde persoon op één adres woont, \ndiien de gemeenschappelijke huishouding reeds vijf jaar of langer bestaat, behoeft niet voldaan te worden aan de voorwaarde sub 1. Voor het bepalen van de periode van vijf jaar worden perioden waarin een gemeenschappelijke huishouding bestaat samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan 1 jaar opvolgen. I.
gewezen padner
de persoon die partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geweest; m. loon het BTER-loon (bedrijfstak eigen regeling) uit een dienstbetrekking overeenkomstig Hoofdstuk II van de Wet op de Loonbelasting 1964, waarbij artikel 11, eerste iid, onderdeel j e n artikel 10 iid 4 buiten toepassing blijven. Tot het loon behoren niet: 1. hetgeen uit een vroegere dienstbetrekking als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 wordt genoten met uitzondering van: hetgeen wordt genoten op grond van de artikelen 628, 628a en 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede hetgeen door de werknemer met een publiekrechtelijke dienstbetrekking wordt genoten op grond van naar aard en strekking overeenkomstige regelingen, en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat; 2. eind heffingsbestand delen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964; 3. een vergoeding als bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet; 4. uitkeringen op grond van een regeling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel j , onder 5°, van de Wet op de loonbelasting 1964; 5. het genot van een ter beschikking gestelde auto.
^..
Pagina8|76 n.
pensioendatum
de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt; o.
pensionehngsdatum
de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer voor het eerst een prepensioen of ouderdomspensioen van het fonds ontvangt; p.
nabestaandenpensioen
partner- of wezenpensioen; q.
partnerpensioen
een uitkering voor de overblijvende partner; r.
pensioenaanspraak
het recht op een nog niet ingegaan pensioen; s.
pensioenrecht
het recht op een ingegaan pensioen; t.
aanspraakgerechtigde
persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen; u.
pensioengerechtigde
persoon voor wie op grond van het pensioenreglement het pensioen is ingegaan; V.
gepensioneerde
pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan; w. afkoopgrens het grensbedrag bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet (2009; € 417,74 per jaar); X. verlaagde afkoopgrens afkoopgrens die geldt voor in de artikelen 44 tot en met 46 genoemde mogelijkheden tot afl^oop van pensioen. Deze grens is ingaande 1 juli 2009 door het bestuur vastgesteld op € 150. y.
FVP
Slichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering; z.
uitvoenngsovereenkomst
overeenkomst op basis waarvan een bij het fonds aangesloten onderneming vrijwillig wordt aangesloten bij het fonds, dan wel op basis waarvan een bij het fonds aangesloten onderneming een aanvullende regeling krachtens hoofdstuk VI van dit pensioenreglement voor haar werknemers treft.
V^
Pagina 9 | 7 6 Artikel 2
1.
Deelneming
Deelnemer is; a.
de werknemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van de verplichtstelling krachtens de wet Verplichte deelneming in een bedrijfstak pensioenfonds 2000;
b.
de werknemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van een tussen zijn werkgever en het fonds gesloten uitvoeringsovereenkomst;
c.
de gewezen deelnemer indien en zolang zijn deeinemerschap op grond van het tweede lid wordt voortgezet.
tn alle hierboven genoemde gevallen vangt de deelneming op zijn vroegst aan op de eerste dag van de maand waarin de 21-jarige leeftijd wordt bereikt en eindigt de deelneming in ieder geval op 65-jarige leeftijd. 2.
Voortzetting van het deelnemerschap Na beëindiging van de in lid 1 onder a. genoemde deelneming wordt de deelneming voortgezet door degene die in aansluiting daarop: a.
de deelneming op grond van artikel 8 of 9 voortzet;
b.
een uitkering krachtens de Ziektewet, dan wel een loongerelateerde uitkering krachtens de WW ontvangt, met dien verstande dat hij in het laatste geval gedurende die WW-uitkering voor de duur van maximaal zes maanden als deelnemer wordt aangemerkt;
c.
in aanmeri^ing komt voor een bijdrage van het FVP;
d.
een WAO- dan wel WIA-uitkering ontvangt en aan wie op grond daarvan volgens artikel 21 premievrije opbouw wegens arbeidsongeschiktheid wordt verieend.
3.
De deelneming eindigt op de dag: a.
direct voorafgaande aan de pensioneringsdatum, behoudens voor zover er na de pensioneringsdatum een (gedeeltelijke) dienstbetrekking is met een aangesloten werkgever;
b.
van het tussentijds, dat wil zeggen voor de pensionerlngsdafum, beëindigen van de dienstbetrekking met een werkgever tenzij: - aansluitend een dienstbetrekking met een aangesloten werkgever wordt aangegaan; - de deelneming wordt voortgezet op grond van het tweede lid;
c.
van het tussentijds eindigen van de overeenkomst als bedoeld ln het eerste lid onder b.;
d.
van het eindigen van de voortzetting van de deelneming als bedoeld ln het eerste Ild onder c;
e.
van het overlijden van de deelnemer.
.C\
Pagina 10|76
Artikel 2a
A a n s p r a k e n bij beëindiging van de deelneming
Indien de deelneming eindigt anders dan door overiijden of het ingaan van het ouderdomspensioen bestaat aanspraak op premlevrlj pensioen volgens het bepaalde in: a.
artikel 19 (ouderdomspensioen);
b.
artikel 24 (partnerpensioen);
c.
artikel 26 (bijzonder partnerpensioen);
d.
artikel 28 (wezenpensioen);
e.
artikel 34 (prepensioen^;
f.
artikel 63 (aanvullend ouderdomspensioen);
g.
artikel 64 (aanvullend partnerpensioen;
h.
artikel 65 (aanvullend wezenpensioen).
Artike) 3 1.
Vrijstelling w e g e n s gemoedsbezwaren De persoon die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, alsmede de rechtspersoon waarbij natuurlijke personen betrokken zijn, die zodanige bezwaren hebben, kan door het bestuur op zijn verzoek worden vrijgesteld van de verplichtstelling.
2.
De vrijstelling wordt aangevraagd door het indienen van een door de aanvrager ondertekende verklaring. Deze verklaring houdt ten minste in dat de aanvrager overwegende gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering en daarom noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn eigendommen heeft verzekerd. Uit een door de werkgever ingediende verklaring moet voorts blijken of deze ook gemoedsbezwaren heeft tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen.
3.
De in lid 2 bedoelde verklaring wordt ingediend bij het fonds. Het fonds onderzoekt of de verklaring overeenkomstig de waarheid is.
4.
Als de verklaring naar de mening van het fonds overeenkomstig de waarheid is, verleent het fonds de vrijstelling. Aan de vrijstelling kunnen voonwaarden worden verbonden die nodig zijn in verband met de administratie van het fonds. Aan een werkgever die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van werkgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd.
5.
Het fonds verstrekt een bewijs van de verleende vrijstelling, De persoon of rechtspersoon die is vrijgesteld van zijn verplichtingen als wericgever, ls verplicht te zorgen dat het verstrekte bewijs van vrijstelling of een afschrift daan/an wordt en blijft opgehangen op een plaats, die vrij toegankelijk is voor alle in zijn dienst zijnde werknemers en waar deze geregeld plegen te komen, op zodanige
.Qi
PAV«?
Pagina 11|76 wijze, dat van hetgeen op het desbetreffende stuk staat vermeld, gemakkelijk kan worden kennisgenomen.
Artikel 4
Bijdragen aan de spaarregeling gemoedsbezwaren en spaarrekening
De persoon dfe Is vrijgesteld, betaalt dezelfde bijdragen die hij verschuldigd zou zijn indien hij geen vrijstelling had, aan het fonds in de vorm van spaarbljdragen, Dit geldt ook voor de werkgever die niet is vrijgesteld, met betrekking tot de bijdragen die hij verschuldigd is voor een werknemer die wel is vrijgesteld.
Op basis van een verzoek van de werknemer die niet is vrijgesteld en in dienst is van een werkgever die wel is vrijgesteld, betaalt de werkgever zowel de door de werknemer als de door de werkgever verschuldigde bijdragen aan het fonds. Deze bijdragen worden aangemerkt als pensioenpremies en de werknemer verkrijgt pensioenaanspraken overeenkomstig het pensioenreglement.
De op grond van lid 1 ten behoeve van een werknemer betaalde spaarbljdragen worden door het fonds geboekt op een ten name van die werknemer staande spaarrekening.
4.
Het fonds verstrekt jaariijks aan de werknemer met een pensioenspaarrekening, een opgave van het saldo op de spaarrekening aan het eind van het afgelopen kalenderjaar. Het spaarsaldo wordt jaariijks per 1 januari verhoogd met het ln hef vorig kalenderjaar gerealiseerde fondsrendemenf, verminderd met een half procent.
Artikeï 5
A a n w e n d i n g spaarsaldo gemoedsbezwaren
Het gespaarde bedrag voor de vervangende uitkeringen van het pensioen wordt vanaf de 65-jarige leeftijd in gelijke tennijnen aan de werknemer uitgekeerd gedurende 15 jaar. Bij het overiijden van de werknemer voordat de uitkeringen zijn ingegaan, worden de spaarbedragen in gelijke termijnen uitgekeerd aan de partner gedurende 15 jaar. Als er geen partner is, maar wel één of meer kinderen onder de 18 jaar, worden de spaarbedragen uitgekeerd aan de kinderen in de periode tussen het overlijden en de 18-jarige leeftijd van het jongste kind. Bij afwezigheid van een partner en kinderen worden de spaarbedragen aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Bi] het overiijden van de werknemer nadat de uitkeringen zijn ingegaan, wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet aan de partner. Als er geen partner is, maar wel één of meer kinderen onder de 18 jaar. geschiedt de uitkering aan de kinderen in
Pagina 12|76 de periode tussen het overiijden en de 18-jarige leeftijd van het jongste kind. Bij afwezigheid van een partner en kinderen wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaarbedrag aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. De volgens de leden 1 tot en met 3 Ingegane uitkeringen worden jaariijks per 1 januari veriioogd met het ln het vorige kalenderjaar gerealiseerde fondsrendement, verminderd met een half procent en daarna naar beneden afgerond op een veelvoud van een/vierde procent. Als bij toepassing van lid 1 of 2 de uitkering op jaarbasis niet meer bedraagt dan de afkoopgrens wordt het spaarsaldo eenmalig uitgekeerd aan de werknemer, de partner, de kinderen dan wel de erfgenamen.
Artikel 6
1.
Intrekking of vervallen van de vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
Een vrijstelling wordt door het bestuur ingetrokken: a.
op verzoek van de persoon of rechtspersoon aan wie de vrijstelling is verieend;
b.
als naar het oordeel van het bestuur de gemoedsbezwaren op grond waarvan de vrijstelling is verieend, niet langer geacht kunnen worden te bestaan.
De vrijstelling kan door het fonds worden Ingetrokken als de betrokkene de bij de vrijstelling gestelde voorwaarden niet of niet behooriijk naleeft.
2.
Door het intrekken of het vervallen van de vrijstelling wordt ten aanzien van de betrokkene de pensioenregeling volledig van kracht. Het spaarsaldo vervalt en wordt omgezet in pensioenaanspraken.
Artikel 7
Bezwaar en beroep tegen beslissingen in verband met gemoedsbezwaren
Degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit over vrijstelling is betrokken, kan tegen een besluit om vrijstelling te verienen of te weigeren of in te trekken, dan wel tegen de daaraan verbonden voorwaarden, bezwaar maken bij hel bestuur. Het bezwaarschrift wordt door belanghebbende ingediend binnen zes weken na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt. Het bezwaarschrift wordt ondertekend en bevat tenminste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het bestreden besluit en de gronden van het bezwaar.
De belanghebbende kan tegen een besluit op het bezwaarschrift beroep instellen bij de rechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht. Het beroepschrift wordt ingediend binnen zes weken na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste de
Pagina 13|76 naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het bestreden besluit en de gronden van het beroep. Tevens wordt een afschrift van het bestreden besluit bijgevoegd.
Artikel 8
1.
Vrijwillige voortzetting
Indien de deelneming anders dan door overiijden eindigt vóór de pensioneringsdatum, is het fonds bevoegd op verzoek van de gewezen deelnemer toe te staan, dat deze de deelneming vrijwillig voortzet met Inachtneming van het bepaalde in de volgende leden,
2.
Voortzetting ls alleen mogelijk indien de betrokkene niet deelneemt aan een andere pensioenregeling en aan de volgende voonvaarden is voldaan: a.
de deelneming opgrond van artikel 2 (idl onder a of b heeft tenminste drie jaar geduurd;
b.
de pensioenregeling wordt slechts gewnjzigd als de pensioenaanspraken van de deelnemer daardoor niet worden verbeterd ten opzichte van het geldende pensioenreglement;
c.
de voortzetting heeft geen betrekking op een tijdvak van drie jaar vóór de pensioneringsdatum, tenzij de betrokkene aannemelijk maakt dat hij om medische redenen de dienstbetrekking heeft beëindigd.
3.
Voortzetting als bedoeld in het eerste Hd is slechts mogelijk indien de betrokkene: a.
binnen negen maanden nadat de deelneming is beëindigd van de voortzetting mededeling heeft gedaan aan het bestuur overeenkomstig door het bestuur hiertoe te stellen regelen;
b.
gedurende de voortzetting voldoet aan de verplichting tot tijdige betaling van de in de volgende leden bedoelde premie;
c.
gedurende de voortzetting voldoet aan eventuele andere bijzondere verplichtingen van administratieve aard, die door het bestuur voor een goede uitvoering van deze regeling nodig mochten worden geacht.
De deelneming kan worden voortgezet voor een duur van maximaal drie jaar tegen betaling van een premie, die gelijk is aan de premie die op grond van artikel 52 voor deelnemers in rekening wordt gebracht, op basis van het loon dat verdiend werd in de laatste maand vóór het eindigen van de deelneming.
TKVM
Pagina 14|76
Artike! 9
1.
Voortzetting d e e l n e m i n g bij vervroegde uittreding
Voor degene die een uitkering ontvangt van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren(SUWAS), wordt, indien hij (zij) op het tijdstip waarop deze uitkering ingaat, ophoudt deelnemer te zijn, de deelneming ten laste van SÜWAS voortgezet zolang deze uitkering wordt genoten. De deelneming wordt niet voortgezet ten laste van SUWAS, indien de uitkering een aanvullende uitkering op het prepensioen is in de zin van artikel 6 lid 1 van het uitkeringsregtement SUWAS-1.
2.
De voor de in tid 1 bedoelde voortzetting verschuldigde premie wordt door de ln Hd 1 genoemde stichting overeenkomstig het uitkeringsreglement van die stichting vastgesteld en jaariijks aan het fonds overgemaakt.
3,
Voor degene die een Vut-uitkering ontvangt van een andere stichting dan SUWAS en waarvan deze stichting de deelneming voor betrokkene wenst voort te zetten en op het tijdstip dat deze uitkering Ingaat ophoudt deelnemer te zijn, kan de verzekering ten laste van deze stichting worden voortgezet zolang vorenbedoelde uitkering wordt genoten en de verschuldigde premie wordt betaald.
Artikel 10
1.
Voortzetting d e e l n e m i n g bij werkloosheid
Gedurende de periode waarin de deelnemer recht heeft op een loongerelateerde uitkering krachtens de Werkloosheidswet en hij op grond daarvan recht heeft op een premiebijdrage van het FVP, wordt de pensioenopbouw voortgezet voor:
2.
a.
het ouderdomspensioen;
b.
het nabestaandenpensioen; en
c.
het wezenpensioen.
De voortgezette pensioenopbouw wordt gebaseerd op een pensioengrondslag die verkregen wordt door toepassing van de volgende formule: pensioensalaris maal aantal dagen maal voortzettingspercentage, waarbij verstaan wordt onder; a.
pensioensalaris: het pensioengevend salaris, zoals dat door het fonds aan het FVP verstrekt wordt;
b.
aantal dagen: het aantal dagen waarop ln de betreffende periode recht bestaat op een premie bij drag e van het FVP;
c.
voortzettingspercentage: het door het FVP vastgestelde percentage dat de verhouding tussen de loongerelateerde werkloosheidsuitkering en het pensioensalaris weergeeft.
^^m/
Pagina 15|76 3.
De leden 1 en 2 zijn slechts van toepassing indien de loongerelateerde uitkering krachtens de Werkloosheidswet is ingegaan vóór 1 januari 2011,
4.
Voor zover de deelnemer die recht heeft op een loongerelateerde uitkering krachtens de Werkloosheidswet, niet in aanmerking komt voor een premiebijdrage van het FVP, heeft hij, indien de loongerelateerde uitkering krachtens de Werkloosheidswet ingaat op of na 1 januari 2011, telkens voor de duur van die uitkering recht op pensioenopbouw over een periode van maximaal een half jaar.
A r t i k e l 11
1.
O p b o u w v a n aanspraken t i j d e n s onbetaald verlof
De deelnemer die veriof heeft opgenomen zonder behoud van loon, heeft de mogelijkheid om de pensioenopbouw over de veriofperiode voor de duur van maximaal drie jaar geheel of gedeeltelijk tegen betaling van de volledige premie voort te zetten, indien tijdens deze periode de dienstbetrekking heeft voortgeduurd, daaronder begrepen perloden van - al dan niet in deeltijd -: a.
ouderschapsveriof als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg;
b.
sabbatsverlof krachtens een schriftelijk vastgelegde regeling van de werkgever gedurende ten hoogste twaalf maanden;
c.
studieveriof voor cursussen, voor opleidingen of studie voor een beroep, voor het op peil houden van de vakkennis en voor cursussen, opleidingen of studie die door de werkgever worden gefinancierd;
d.
levensloopverlof als bedoeld in artikel 19g, van de Wet op de loonbelasting 1964, met dien verstande dat bij dienstbetrekkingen in deeltijd de pensioenopbouw wordt gerelateerd aan deeltijdfactor.
2.
Indien de pensioenopbouw volgens lid 1 wordt voortgezet, geldt als pensioengrondslag het verschil tussen de pensioengrondslag die gold vóór en de pensioengrondslag die gold vanaf het opnemen van het veriof. In afwijking van bet voorgaande wordt in geval van veriof als bedoeld in lid 1, onder d. waarbij niet tevens sprake ls van veriof als bedoeld in lid 1, onder a., b. of c , indien en zolang tijdens de veriofperiode minder dan 70% van het laatstverdiende loon genoten wordt (levenslooploon en eventueel nog van de werkgever ontvangen loon) de pensioengrondslag gebaseerd op het feitelijk genoten loon.
^ . ^ \
Pagina 16|76
A r t i k e l 12
1.
Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten
Het fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a,
de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;
b,
het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de aangesloten werkgevers onevenredig worden geschaad; en
c,
alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het korte termijn herstelplan.
2.
Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de aangesloten werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3.
De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, aangesloten werkgevers en de toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 13
1.
Informatieverstrekking aan het f o n d s
Elke deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde is verplicht tot naleving van het bij of krachtens de statuten en dit reglement bepaalde.
2.
Elke deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde is verplicht aan het fonds, binnen een door het fonds gestelde termijn, alle stukken en gegevens te verstrekken die het fonds nodig acht voor de goede uitvoering van de statuten en van dit reglement. Indien deze verplichting niet wordt nagekomen, is het fonds bevoegd de nodige gegevens naar beste weten vast te stellen en te registreren. Indien gedurende een jaar na bekendmaking niet gereageerd is op door het fonds op bovenstaande wijze geregistreerde gegevens, mag het fonds veronderstellen dat deze correct zijn en ls het fonds bevoegd eventueel later gemelde wijzigingen niet door te voeren.
3.
Het fonds aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van het niet aanleveren van informatie, dan wel het aanleveren van onvolledige, onjuiste of niet tijdige informatie.
Pagina 17176 A r t i k e l 14
Klachten
Een deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde heeft het recht bij de administrateur een klacht in te dienen over de uitvoering van dit reglement. De klacht kan zowel schriftelijk als per e-mall worden ingediend- De klacht bevat zo duidelijk mogelijk een omschrijving van de wijze van uitvoering van de werkzaamheden waarover geklaagd wordt.
2.
De klacht wordt als volgt afgehandeld. a.
De administrateur stuurt binnen vijf werkdagen na de dag van ontvangst van de klacht aan klager een schriftelijke ontvangstbevestiging, tenzij de klacht binnen vijf werkdagen kan worden afgehandeld. De ontvangstbevestiging bevat informatie over de verwachte termijn van afhandeling en geeft aan tot wie de klager zich kan wenden bij vragen,
b.
De klacht wordt in beginsel binnen tien weri^dagen na de dag van ontvangst afgehandeld. Indien de klacht niet binnen deze termijn kan worden afgehandeld, deelt de administrateur dit vóór het einde van die termijn schriftelijk aan klager mee, waarbij een nieuwe afhandelingstermijn wordt vermeld,
c.
Klager kan zich ter behartiging van zijn belangen laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
d.
Klager wordt in de gelegenheid gesteld zijn standpunt nader toe te lichten, indien dit noodzakelijk is voor de goede afhandeling van zijn klacht.
e.
Klager heeft recht op Inzage ln het klachtdossier,
f.
Het oordeel over de klacht dient gebaseerd te zijn op een toereikend onderzoek en op voor
g.
De beslissing dient te berusten op een deugdelijke motivering en dient op alle onderdelen van
klager kenbare feiten en stukken, de klacht in te gaan. De beslissing bevat een oordeel over de vraag of de wijze van uitvoering van de werkzaamheden waarover geklaagd wordt voldoende zorgvuldig jegens klager is geweest, h.
Indien na een gedegen onderzoek wordt vastgesteld dat het niet mogelijk is de ware toedracht met zodanige zekerheid te achterhalen dat daarop een oordeel.gebaseerd kan worden, kan het geven van een oordeel achterwege blijven.
i.
De beslissing op de klacht wordt schriftelijk aan klager meegedeeld, tenzij klager heeft aangegeven daarop geen prijs te stellen.
3.
Indien klager het niet eens is met de beslissing van de administrateur, heeft klager het recht in beroep te gaan bij het bestuur. Dit wordt bij de beslissing op de klacht aan klager meegedeeld. Klager kan binnen vier weken nadat hij over de beslissing op de klacht is geïnformeerd, schriftelijk of per e-mail verzoeken de klacht aan het bestuur voor te leggen. Dit verzoek bevat zo duidelijk mogelijk een omschrijving van de redenen waarom naar het oordeel van klager de beslissing op de klacht niet in stand kan blijven. Binnen vier weken na ontvangst van het verzoek geeft het bestuur een oordeel over de vraag of de beslissing op de klacht in redelijkheid genomen had kunnen worden. Klager wordt zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld van het besluit van het bestuur.
\
\Ai
Pagina 18|76 4.
Indien het bestuur de beslissing van de administrateur bevestigt, heeft klager het recht een beroep te doen op de Ombudsman Pensioenen. Dit wordt bij de beslissing van het bestuur aan klager meegedeeld. De klacht wordt als volgt afgehandeld. a.
De Ombudsman neemt klachten in behandeling die betrekking hebben op de uitvoering van dit reglement.
b.
De Ombudsman neemt een klacht niet in behandeling indien: - klager geen gebruik gemaakt heeft van de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de administrateur, dan wel klager. Indien hij het niet eens ls met de beslissing van de administrateur, niet in beroep is gegaan bij het bestuur; of - hem bekend ls dat deze in handen van een advocaat ls gesteld, aan het oordeel van de rechter ls onderworpen of waarin een onherroepelijke rechteriijke uitspraak ls gedaan,
c.
Klachten kunnen zowel schriftelijk als mondeling aan de Ombudsman worden voorgelegd.
d.
De Ombudsman kan te allen tijde deskundigen raadplegen bij de behandeiing van bij hem ingediende klachten.
e.
De Ombudsman handelt een klacht af door het geven van een schriftelijk advies dat hij uitsluitend aan klager en het bestuur ter kennis brengt,
f-
Indien het bestuur besluit het advies van de Ombudsman niet op te volgen, stelt het fonds klager daarvan schriftelijk en gemotiveerd in kennis. Het fonds verstrekt de Ombudsman een afschrift van het besluit. De Ombudsman doet daarvan mededeling aan de voorzitter van het bestuur van de Pensioenfederatie onder overiegging van het uitgebrachte advies.
A r t i k e l 15
1,
Geschillen
Een deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde, of werkgever die een geschil heeft met het fonds over een besluit van het bestuur, niet zijnde een besluit van algemene strekking of een besluit als bedoeld in artikel 14 of in het tweede lid, kan dit geschil voorieggen aan de Commissie van Beroep, zoals bedoeld in artikel 29 van de statuten. Hel bezwaarschrift wordt ingediend binnen een maand nadat het desbetreffende bestuursbesluit schriftelijk met redenen omkleed ter kennis van betrokkene is gebracht. De werkwijze van de Commissie van Beroep is vastgelegd in het reglement van de Commissie van Beroep,
2.
Degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit over vrijstelling is betrokken, kan tegen een besluit om vrijstelling te verienen of te weigeren of ln te trekken, dan wel tegen de daaraan verbonden voorwaarden, bezwaar maken bij het bestuur. Hel bezwaarschrift wordt door belanghebbende ingediend binnen zes weken na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt. Het bezwaarschrift wordt ondertekend en bevat ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het bestreden besluit en de gronden van het bezwaar. Het bestuur wordt geadviseerd door de 'Adviescommissie Bezwaarschriften Wet BPF 2000*. Bij het nemen van een besluit op het bezwaarschrift wordt het bestuur geadviseerd door de Adviescommissie Bezwaarschriften vrijstelllngsbesluiten.
M
Pagina 19|76 3.
De belanghebbende kan tegen een besluit op het bezwaarschrift als bedoeld in lid 2 beroep instellen bij de rechlbank te Rotterdam, sector bestuursrecht. Het beroepschrift wordt ingediend binnen zes weken na de dag waarop het besluit bekend ls gemaakt. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het bestreden besluit en de gronden van het beroep. Tevens wordt een afschrift van het bestreden besluit bijgevoegd.
..<:\
Pagina 20|76
Hoofdstuk II
Artikel 16
1.
Ouderdoms-, Partner-, Arbeidsongeschiktheidsen Anw-hiaatpensioen
Pensioenaanspraken
De deelnemer heeft. Indien en voor zover de daartoe verschuldigde premies aan het fonds zijn betaald, met inachtneming van het bepaalde in Ud 3, aanspraak op: a.
een levenslang ouderdomspensioen ten behoeve van zichzelf;
b.
een levenslang partnerpensioen ten behoeve van zijn partner;
c.
een levenslang bijzonder partnerpensioen ten behoeve van zijn gewezen partner;
d.
een tijdelijk wezenpensioen ten behoeve van zijn kind of kinderen;
e.
een tijdelijk arbeidsongeschiktheidspensioen ten behoeve van zich zelf, indien hij in aanmerking
f.
een Anw-hiaatpensioen ten behoeve van zijn partner.
komt voor een uitkering krachtens de WAO; 2.
De in het eerste lid genoemde pensioenaanspraken zijn gebaseerd op een uitkeringsovereenkomst, dat wil zeggen een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering.
3.
Niet aan het fonds afgedragen premie Indien de werkgever de premie niet aan het fonds heeft betaald, wordt voor de vaststelling van de pensioenaanspraken van de deelnemer en zijn nagelaten betrekkingen de premie geacht aan het fonds le zijn betaald, tenzij: a.
het premie betreft die verschuldigd is over de in artikel 64, Ud 1, onder c, van de Werkloosheidswet bedoelde periode;
b.
er sprake ls van boze opzet bij werkgever en werknemer. Hiervan is in ieder geval sprake indien het premie betreft die verschuldigd is door een werkgever, die welbewust de premie niet heeft betaald én gebleken is dat de werknemer daarmee heeft ingestemd;
c.
het premie betreft die verschuldigd is door een in een andere lidstaat gevestigde werkgever, die zich niet heeft aangemeld bij het fonds én het fonds in redelijkheid niet kon weten dat de werkgever werknemers in Nederiand te werk heeft gesteld; of
d.
om een andere reden niet van het fonds kan worden verwacht dat hel pensioenaanspraken aan de deelnemer of zijn nagelaten betrekkingen toekent
I ,
Pagina 21176 Artikel 17
De p e n s i o e n g r o n d s l a g
1. Als pensioengrondslag geldt voor enig jaar het loon van de deelnemer in dat jaar, verminderd voor etke dag, waarover hij (zij) loon genoot, met een naar beneden op hele euro's afgerond bedrag, dat wordt gevonden door het bedrag dat jaariijks door het bestuur wordl vastgesteld te delen door het aantal werkdagen in een kalenderjaar. Het jaarlijks door het bestuur vast te stellen bedrag is ten minste gelijk aan de voor dat jaar geldende franchise als bedoeld ln artikel 18a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
2. Voor de toepassing van het bepaalde ln het eerste lid wordt: a.
het loon, dat bij zelfde werkgever meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld ln hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen op jaarbasis (2008; € 46.205,"), buiten aanmerking gelaten. Indien de deelnemer niet over alle dagen in het premiebetalingtijdvak loon heeft genoten en/of krachtens zijn arbeidsverhouding een geringer dan het nomnale aantal uren weriïzaam is, wordt dit maximum premieloon naar evenredigheid vastgesteld;
b.
ten aanzien van de deelnemer, die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en ter zake daarvan naast zijn (haar) loon een uitkering ingevolge de ZW en/of WAO dan wel WIA geniet, en waartsij deze arbeidsongeschiktheid van Invloed is geweest op het loon maar niet op het aantal dagen waarover de deelnemer als zodanig loon heeft genoten, wordt het aantal dagen waarover loon is genoten, verminderd met: -
50% bij een arbeJdsongeschiktheid van 45-65%;
-
25% bij een arbeidsongeschiktheid van 25-45%, dan wel van 35-45% als een uitkering ingevolge de WIA genoten wordt;
-
0% bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 25%, dan wel van minder dan 35% ats een uitkering Ingevolge de WIA genoten wordt;
c.
ten aanzien van de deelnemer, die krachtens zijn artjeidsverhoudlng een geringer dan het normale aantal uren werkzaam is, het aantal dagen, waarover loon is genoten, verminderd naar evenredigheid van het geringer aantal uren.
3.
De minimum pensioengrondslag is vastgesteld op € 9,08. De bepalingen van lid 2c en d zijn van overeenkomstige toepassing.
S\-
(\^^
Pagina 22176
A r t i k e l 18
Uitkeringsperiode
Het ouderdomspensioen gaat in op: - de pensioendatum; óf - de eerdere datum naar keuze van de (gewezen) deelnemer overeenkomstig het bepaalde in artikel 38; en eindigt op: - de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overiijdt.
Artikel 19
Berekening van het o u d e r d o m s p e n s i o e n
Het jaariijks ouderdomspensioen bedraagt met ingang van 1 januari 2007 voor elk opbouwjaar 2% van de pensioengrondslag over hel desbetreffende jaar. Op de ingangsdatum bedraagt het jaariijks ouderdomspensioen 2% van de som van de pensioengrondslagen, die met Ingang van 1 januari 2007 tijdens de deelneming hebben gegolden, eventueel vermeerderd met het ouderdomspensioen overeenkomstig artikel 20 en 67. In 2012 bedraagt het opbouwpercentage, als tijdelijke maatregel uit het herstelplan, 1,85% van de pensioengrondslag over 2012. A r t i k e l 20
1.
Inkoop o u d e r d o m s p e n s i o e n over diensttijd v ó ó r 2007
De in artikel 19 bedoelde aanspraak op ouderdomspensioen wordt onder de voorwaarden genoemd in de leden 2 tot en met 5 verhoogd met een in fe kopen aanspraak op ouderdomspensioen over een of meer perioden gelegen vóór 1 januari 2007 voor de deelnemer die:
2.
a.
geboren ls in de periode 1950 tot en met 1965;
b.
zowel op 31 december 2006 als op 1 januari 2007 deelnemer is.
De financiering van de in lid 1 bedoelde in te kopen aanspraak op ouderdomspensioen wordt uitgesteld tot de daadwerkelijke Inkoop daarvan. Deze aanspraak op ouderdomspensioen wordt ingekocht op 31 december 2021 of op de pensioneringsdatum als deze eerder gelegen is. De inkoop vindt alleen plaats indien de deelneming in de zin van artikel 2 lid 1 onder a. en b, onafgebroken van 1 januari 2007 is voortgezet tot en met 31 december 2021 of tot de eerder gelegen pensioneringsdatum. De deelneming wordt geacht onafgebroken te zijn bij een onderbreking van bij elkaar opgeleid maximaal zes maanden, behoudens een langere onderbreking wegens bijvoorbeeld werkloosheid of arbeidsongeschiktheid ter beoordeling van het bestuur. Op de jaariijkse pensioenopgave worden vermeld de in totaal toegezegde aanspraken en de reeds gefinancierde en ingekochte pensioenaanspraken.
Pagina 23|76
3.
De met inachtneming van de leden 4 en 5 in te kopen aanspraak is in beginsel gelijk aan het verschil tussen enerzijds hetgeen opgebouwd is aan ouderdomspensioen over de perioden waarin vóór 1 januari 2007 werd deelgenomen en anderzijds hetgeen in die perioden op grond van de pensioenregeling die geldt vanaf 1 januari 2007 had kunnen worden opgebouwd aan ouderdomspensioen (telkens inclusief de bij het ouderdomspensioen behorende aanspraak op partnerpensioen). Het aldus vastgestelde bedrag wordt verminderd voor zover dit meer bedraagt dan het verschil tussen enerzijds het ven/roegd ouderdomspensioen over de periode tussen de 62-jarige en de 65-jarige leeftijd en anderzijds 80% van het \oon over 2005, vermeerderd met 1,5%. Onder vervroegd ouderdomspensioen wordl verstaan het ouderdomspensioen op 62-jarige leeftijd, dat gebaseerd is op: a.
het in de periode 2002 tot en met 2006 opgebouwde prepensioen, dan wel het ouderdomspensioen dat verkregen is door uitruil van dit prepensioen; en
b.
het ouderdomspensioen én het nabestaandenpensioen dat vanaf 2007 wordt opgebouwd, voor zover dit meer bedraagt dan het ouderdomspensioen dat opgebouwd zou worden op grond van de tot en met 31 december 2006 geldende pensioenregeling.
4.
De in lid 5 vervatte tekst wordt opgenomen In: a.
de eerste schriftelijke informatieverstrekking aan de deelnemer dat er aanspraken over verstreken dienstjaren met uitgestelde financiering worden toegezegd;
b.
de jaariijkse opgave aan de deelnemer over de in totaal toegezegde aanspraken en de reeds gefinancierde pensioenaanspraken;
c.
de schriftelijke informatie over de \n fe kopen aanspraak op ouderdomspensioen die op verzoek van de deelnemer wordt verstrekt.
5.
Het pensioen dal voor de deelnemer zal worden ingekocht omdat de deelnemer ln het verleden gedurende de dienstbetrekking (en) een of meer perioden hebt gehad waarin minder pensioen is opgebouwd dan op grond van de fiscale regelgeving mogelijk is, wordt pas opgebouwd op het moment dat en voor zover de toegezegde aanspraken zijn gefinancierd. Wanneer de deelname aan de pensioenregeling eindigt voordat deze aanspraken (volledig) zijn gefinancierd, heeft de deelnemer aWeen recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel van deze pensioenaanspraken. Indien bij beëindiging van de deelneming aan de pensioenregeling nog geen toegezegd pensioen over verstreken dienstjaren voor de deelnemer ls ingekocht en opgebouwd, heeft de deelnemer dus ook geen recht op dit deel van de toezegging. Als aan de deelnemer is toegezegd dat pensioenaanspraken over verstreken dienstjaren worden ingekocht, dan moeten deze uiteriijk binnen vijftien jaren nadat de toezegging is gedaan, zijn gefinancierd. Wanneer de deelnemer binnen die vijftien jaar met pensioen zou gaan. moeten de in te kopen pensioenaanspraken al eerder zijn gefinancierd, namelijk uiteriijk op het moment van de pensionering. Een eenmaal gedane toezegging tot inkoop van aanspraken over het verleden kan in beginsel niet worden ingetrokken of gewijzigd.
..S^
Pagina 24|76
A r t i k e l 21
1.
2.
Premievrije o p b o u w tijdens a r b e i d s o n g e s c h i k t h e i d
De deelnemer van wie het loon is doorbetaald op grond van artikel 629 boek 7 van het Burgeriijk Wetboek, dan wel de deelnemer die een ZW-ultkering heeft genoten, heeft, indien hij aansluitend daarop een WAO-uitkering dan wel een WIA-ultkering ontvangt, zolang hij deze uitkering ontvangt, recht op voortzetting van de pensioenopbouw, Voonwaarde hiervoor is dat de deelnemer in de laatste drie jaren, direct voorafgaande aan de ingangsdatum van de WAO- dan wel WIA-uitkering, op tenminste 460 dagen deelnemer dan wel 450 dagen bij een werkgever in óe agrarische sector werkzaam is geweest, dan wel in het jaar direct voorafgaande aan het eerste jaar van ziekte tenminste 95 dagen en in de twee jaren direct voorafgaande aan het eerste jaar van ziekte tenminste 190 dagen in loondienst, in welke branche dan ook, heeft gewerkt. Dagen waarover een ZW- dan wel WWuitkering is genoten, blijven daarbij buiten beschouwing. Voor de deelnemer die doorgaans minder dan het gebruikelijke aanlal dagen per week werkt, worden deze dageneisen evenredig verlaagd.
Indien een uitkering ingevolge de WAO wordt genoten, wordt de ln hel eerste lid genoemde voortzetting van de pensioenopbouw vastgesteld op: a.
bij een arbeidsongeschiktheid van tenminste 65%, een bedrag per dag, gelijk aan het bedrag, dat in hel tweede kalenderjaar, voorafgaande aan de datum van ingang van de WAO-uitkering, gemiddeld per dag, waarop betrokkene deelnemer was, werd opgebouwd, c q . op zodanige opbouw aanspraak werd gemaakt, dan wel, wanneer dal jaar geheel of gedeeltelijk ligt vóór de 21e verjaardag van een deelnemer, gemiddeld per dag zou zijn opgebouwd. Indien hij (zij) niet uitsluitend wegens zijn (haar) leeftijd niet verzekeringspllchtig zou zijn geweest, waarbij het dan berekende bedrag wordl verhoogd met de CAO-indexeringen die voor de deelnemer hebben gegolden;
b.
bij een artseidsongeschiktheid van 45-65%, een bedrag per dag, gelijk aan de helft van het
c.
bij een arbeidsongeschiktheid van 25-45%, een bedrag per dag, gelijk aan een vierde gedeelte
onder a. bedoelde bedrag; van het onder a. bedoelde bedrag.
3.
Indien een uilkering ingevolge de WlA wordt genoten, wordt het ingevolge de in het eerste Hd bepaalde pensioenopbouw vastgesteld op: a.
bij een arbeidsongeschiktheid van tenminste 65%. een bedrag per dag, gelijk aan het bedrag, dal in het jaar direct voorafgaande aan de datum van ingang van de WIA-uitkering, gemiddeld per dag, waarop betrokkene deelnemer was, werd opgebouwd, c q . op zodanige opbouw aanspraak werd gemaakt, dan wel, wanneer dat jaar geheel of gedeeltelijk ligt vóór de 21e verjaardag van een deelnemer, gemiddeld per dag zou zijn opgebouwd, indien hij (zij) niet uitsluitend wegens zijn (haar) leeftijd niet verzekeringspllchtig zou zijn geweest;
b.
bij een arbeidsongeschiktheid van 45-65%, een bedrag per dag, gelijk aan de helft van het onder a bedoelde bedrag;
c.
bij een arbeidsongeschiktheid van 35-45%, een bedrag per dag, gelijk aan een vierde gedeelte van het onder a bedoelde bedrag.
^
Pagina 25176
4.
In afwijking van het bepaalde in de leden 2 en 3 mag, indien een deelnemer voor de daar genoemde 100% opbouw in aanmerking komt, het totale ouderdomspensioen op de pensioendatum geen hogere uitkomst geven dan bij berekening zonder arbeidsongeschiktheid zou zijn verkregen, uitgaande het loon dal hij direkt voorafgaande aan de eerste dag van de ziekte ontving. Het meerdere aan opbouw wordt in mindering gebracht op de premievrije opbouw.
5.
De ingevolge het bepaalde in lid 2 vastgestelde pensioenopbouw ten gunste van degene, die op enig tijdstip van de jaren 1960 t/m 1979 aanspraak op zodanige opbouw heeft verkregen en die op 1 januari 1984 daarop nog aanspraak had. wordt met ingang van laatstgenoemde datum verhoogd met het achter het hiema vermelde jaar van ingang der aanspraak voorkomende percentage.
6.
1960 t/m 1973
75%
1974
58%
1975
45%
1976
33%
1977
23%
1978
15%
1979
7%
Recht op premievrije pensioenopbouw is er eveneens voor de deelnemer die op het moment dat zijn deelneming
aanving, al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was en in het genot gesteld van een WAO-,
respectievelijk WlA-uitkerlng. maar wiens arbeidsongeschiktheid tijdens zijn deelneming zodanig ls toegenomen dal hij komt te vallen onder een groep van hogere artDeidsongeschiktheid als bedoeld in de onderdelen a., b. en c. van het tweede, respectievelijk derde lid. Op deze pensioenopbouw is het bepaalde in het eerste lid. de daar gestelde voorwaarden inbegrepen, van overeenkomstige toepassing. De vaststelling van de hoogte van de premievrije pensioenopbouw vindt plaats onder overeenkomstige toepassing van de leden 2 respectievelijk 3. Voor de vaststelling van de hoogte van de te vertenen premievrije opbouw wordt evenwel als basis genomen het loon in het jaar direct voorafgaande aan de eerste dag waarop de toeneming heeft plaatsgevonden. Op de premievrijé pensioenopbouw bestaat geen recht, indien en voor zover er in verband met de toeneming van de arbeidsongeschiktheid en in verband met hetzelfde dienstverband premievrije pensioenopbouw, onder welke benaming dan ook, wordt verleend door een andere pensioen uitvoerder. Bij toeneming van de artjeldsongeschiktheld wordt de premievrije opbouw niet overeenkomstig de criteria van lid 2 of lid 3 verhoogd, als de toeneming van de arbeidsongeschiktheid plaatsvindt, nadat het deelnemerschap volgens artikel 2 lid 1 is beëindigd.
...V
Pagina 26176 7.
De ingevolge het bepaalde ln lid 2, 3 en 4 vastgestelde pensioenopbouw bedraagt nooit meer dan op grond vanartikel 19 overhel maximum premieloon als bedoeld ln artikel 17, lid 2. onderdeel b., kan worden opgebouwd, waarbij indien niet over alle dagen in het premiebetalingstijdvak een uitkering op grond van de WAO dan wel de WlA is genoten, dit maximum premieloon pro rata geldt.
8.
Pensioenopbouw als bedoeld in de voorgaande leden vindt niet plaats over tijdvakken liggende vóór de 2le verjaardag van de deelnemer.
9.
Voor een deelnemer die is toegetreden tot het Bedrijfspensioenfonds Sociale Werkvoorziening, wordt pensioenopbouw als bedoeld in de voorgaande leden verminderd met de rechten die de deelnemer bij voornoemd fonds opbouwt.
10.
Tot pensioenopbouw als in het eerste en vijfde lid bedoeld wordt slechts overgegaan indien de betnokkene binnen een redelijke lermijn na het Intreden van de in dat lid omschreven omstandigheid daartoe bij het bestuur een verzoek heeft Ingediend en daarbij de voor de pensioenopbouw benodigde gegevens heeft verstrekt. Deze voorwaarde geldt evenwel niet indien het recht op deze pensioenoptïouw is ontstaan op of na 1 januari 2007,
Artikel 22
Overlijdensuitkering
Na het overiijden van de pensioengerechtigde wordl het ouderdomspensioen vanaf de eerste dag van de maand volgende op die waarin het overiijden plaatsvond, tol en met de laatste dag van de tweede maand volgende op die waarin het overiijden plaatsvond, betaald in een bedrag Ineens aan de partner.
Artikel 23
1.
Aanspraak o p partnerpensioen
Het partnerpensioen gaat ln op de eerste dag van de kalendermaand waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer overiijdt en eindigt de laatste dag van de maand waarin de partner overiijdt. Indien de overieden deelnemer in het genot was van een ouderdomspensioen, gaat een partnerpensioen of een bijzonder partnerpensioen - dit in afwijking van het bepaalde in de vorige volzin - in op de eerste dag van üe kalendermaand volgende op de betalingsperiode waarin het overiijden plaatsvond.
2,
a.
Recht op partnerpensioen heeft de partner van de overleden deelnemer le wiens/wier gunste pensioenopbouw plaats vond als bedoeld in artikel 19, dan wel zou hebben plaatsgevonden, Indien hij/zij niet uitsluitend wegens zijn/haar leeftijd niet verzekeringspllchtig zou zijn geweest,
b.
Indien de partner ten tijde van het overiijden van de deelnemer met hem/haar een gemeen schappelijke huishouding voerde als bedoeld in artikel 1 dan is lid 2a, van dit artikel slechts van toepassing indien het overtijden van de deelnemer plaatsvond op of
Pagina 27176 na 1 januari 1989. c.
Het bepaalde in lid 2a. Is van overeenkomstige toepassing voor de partner van de overieden gewezen deelnemer, die niel in het genot van pensioen is gesteld, indien vóór 1 januari 2002 pensioenopbouw plaats vond als bedoeld in het reglement zoals dat op 31 december 2001 luidde.
3.
Het in lid 2a. en 2b. bepaalde geldt niet, indien: a.
de nagelaten partner op het tijdstip van het overlijden van de deelnemer/gewezen deelnemer niet ten minste een jaar met hem/haar was gehuwd, een geregistreerd partnerschap heeft gehad of een gemeenschappelijke huishouding voerde;
b.
de deelnemer of gewezen deelnemer op het tijdstip van zijn/haar overlijden in hel genot was van een pensioen of door hem/haar aanspraak kon worden gemaakt op een pensioenopbouw als bedoeld in artikel 19 en de partner op het tijdstip van pensionering c.q. het ontstaan van vorenbedoelde aanspraak niet ten minste één jaar met hem/haar was gehuwd, een geregistreerd partnerschap heeft gehad of een gemeenschappelijke huishouding voerde;
c.
ten aanzien van de overiedene toepassing werd gegeven aan het bepaalde in artikel 44, eerste lid.
4.
Het in lid 1 bepaalde is van overeenkomstige toepassing indien de gewezen deelnemer ingevolge dit reglement: a,
in het genot van prepensioen is gesteld in aansluiting op de periode als deelnemer;
b,
in het genot van ouderdomspensioen is gesteld en overeenkomstig artikel 36 een deel van het ouderdomspensioen heeft uitgeruild in partnerpensioen, in welk geval artikel 25 niet van toepassing ls.
5.
Indien een deelnemer overiijdt tijdens een periode van onbetaald veriof als bedoeld in artikel 11, bedraagt het jaarlijks partnerpensioen, in afwijking van het eerste lid, onder a., het tot de dag van overiijden opgebouwde partnerpensioen, vermeerderd met het partnerpensioen dat nog opgebouwd zou worden indien de deelnemer niet was overieden en hij van de dag van aanvang van het veriof tot de pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de pensioengrondslag die gold direct voorafgaande aan de eerste dag van het verlof.
Artikel 24
1.
Berekening van het partnerpensioen
a.
Het jaariijks partnerpensioen als bedoeld in artikel 23 leden 1 en 2, bedraagt vanaf 1 januari 2007 voor elk opbouwjaar 70% van het bedrag aan ouderdomspensioen, dat ingaande 2007 overeenkomstig het bepaalde in 19, 20 en 21 is opgebouwd.
(\
Pagina 28176 b.
Het partnerpensioen als bedoeld in artikel 23, lid 2c, bedraagt 70% van het bedrag aan ouderdomspensioen, dat tot en met 31 december 2001 overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 is opgebouwd, vermeerderd met de opbouw overeenkomstig het bepaalde ln artikel 32 over de periode tussen 31 december 2001 en het tijdstip waarop betrokkene de hoedanigheid van deelnemer niet langer bezit.
c
Voor de partner van de overieden deelnemer wordt de onder a. bedoelde pensioenopbouw, met uilzondering van de pensioenopbouw volgens artikel 20, tevens geacht plaatsgevonden te hebben over alle dagen gelegen tussen de datum van overlijden en de pensioendatum. De pensioenopbouw bedoeld in de vorige volzin vindt plaats tot een bedrag per dag dat gelijk is aan het bedrag aan jaariijks ouderdomspensioen dat in het jaar direct voorafgaande aan de datum van overiijden, buiten de perioden gedurende weike krachtens artikel 48 van de WW een WW-uitkering werd genoten, gemiddeld per dag waarop de overiedene deelnemer was, voor hem werd opgebouwd, of op deze opbouw aanspraak werd gemaakt indien hij niet uitsluitend wegens zijn leeftijd niet deelnemer zou zijn geweest. In afwijking van het ln de vorige volzinnnen bepaalde wordt indien de overiedene op hei tijdstip van overlijden aanspraak kon maken op premievrije opbouw als bedoeld in artikel 21, tweede en derde lid, het bedrag dat per dag opgebouwd geacht wordt over alle dagen tussen de datum van overiijden en de datum waarop de overledene 65 zou zijn geworden vastgesteld op het bedrag van vorenbedoelde premievrije opbouw, vermeerderd met de toeslagen genoemd in artikel 32.
d.
Het bestuur ls bevoegd het bepaalde onder c geheel of gedeeltelijk van toepassing te achten voor de nagelaten partner van degene, wiens/wier overiijden plaatsvond binnen 26 weken na het tijdstip, waarop hij/zij laatstelijk deelnemer was, met dien verstande, dat alsdan voor het onder c bedoelde tijdvak van het jaar, onmiddellijk aan de datum van overtijden voorafgaande, wordt uitgegaan van het tijdvak van het jaar, onmiddellijk voorafgaande aan de datum, waarop de overiedene laatstelijk deelnemer was.
2.
Het partnerpensioen als bedoeld in hef voorgaande lid, wordt verminderd met het bijzondere partnerpensioen, bedoeld in het derde dan wel vierde lid van artikel 26.
Artikel 25
1.
Gemeenschappelijke h u i s h o u d i n g
Indien een notarieel verieden samenlevingscontract is opgemaakt van de gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in artikel 1 geldt als datum waarop de gemeenschappelijke huishouding is begonnen: a,
de datum van veriijden van die akte; of
b.
de datum waarop volgens die akte de gemeenschappelijke hulshouding is begonnen, Indien ■ deze öatum ligt voor de datum van veriijden van de akte, dient te worden uitgegaan van de datum waarop volgens de akte de gemeenschappelijke huishouding is begonnen op
^ . ^
Pagina 2 9 | 7 6 voorwaarde dat deze dalum overeenkomt met de datum genoemd in een uittreksel uit hel bevolkingsregister.
2.
a.
Als datum, waarop de gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in artikel 1 eindigt, geldt: 1. ii.
de datum van overlijden van de partner; de datum, waarop volgens een uittreksel uit het bevolkingsregister de gemeenschappelijke hulshouding ls geëindigd;
iii. b.
de dalum, waarop het notarieel verleden samenlevingscontract eindigt,
Indien uit het voorgaande meerdere data voortvloeien dient uitgegaan le worden van de vroegste datum.
Artikel 26
1.
Bijzonder partnerpensioen
De ex-partner heeft aanspraak op bijzonder partner pensioen Indien: a.
het huwelijk is geëindigd door echtscheiding of is ontbonden na scheiding van tafel en bed,
b.
het geregistreerd partnerschap anders dan door dood. vermissing of omzetting van hel geregistreerd partnerschap in een huwelijk is geëindigd met wederzijds goedvinden dan wel is ontbonden: of
c
de gemeenschappelijke huishouding anders dan door dood. vermissing of omzetting van de gemeenschappelijke huishouding in een huwelijk of geregistreerd partnerschap is geëindigd, waarbij de datum van beëindiging van de gezamenlijke hulshouding blijkt uit een door de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde of de ex-partner overgelegde notariële akte, dan wel een onderhandse overeenkomst of door beide gewezen partners ondertekende gelijkluidende vertdaringen. waarbij de handtekeningen onder de overeenkomst of verklaringen door een notaris zijn gewaarmerkt.
2,
Het bijzonder partnerpensioen gaat ln op: a,
de eerste dag van de maand waarin óe (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overiijdt;
en eindigt op: b.
de laatste dag van de maand waarin de nabestaande overiijdt.
S\(
^S^
Pagina 30|76 3.
Hel bijzonder partnerpensioen ls gelijk aan de premievrije aanspraak op partnerpensioen op de dag van inschrijving in de registers van de burgeriijke stand van: a.
het vonnis van echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; of
b.
de verklaring dan wel de rechteriijke uitspraak van het met wederzijds goedvinden eindigen respectievelijk van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap; .of
c.
op de dag van beëindiging van de gezamenlijke huishouding,
ln gevat aanspraak op een bijzonder partnerpensioen bestaat voor twee of meer ex-partners, wordt het bijzonder partnerpensioen voor de tweede of volgende ex-partner verminderd met de reeds toegekende aanspraak dan wel aanspraken op bijzonder partnerpensioen. 4,
Er bestaat geen aanspraak op bijzonder partnerpensioen, indien de man en de vrouw bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Deze voorwaarden of overeenkomst zijn respectievelijk is slechts geldig Indien het fonds zich bereid heeft verklaard hiermee ln te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.
Artikel 27
1.
Aanspraak o p wezenpensioen
Na het overiijden van de deelnemer hebben zijn wettige en natuurlijke kinderen alsmede zijn pleegkinderen, die op het tijdstip van zijn overiijden jonger zijn dan 18 jaar, aanspraak op wezenpensioen. Ook aanspraak op wezenpensioen hebben kinderen tussen de 18-jarige en de 27jarige leeftijd zolang de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van ondenwijs of van een beroepsopleiding en deze wezen recht hebben op studiefinanciering.
2.
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de kalendermaand, waarin het overiijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde plaatsvond. Indien de overiedene in het genot was van een ouderdomspensioen, gaat het wezenpensioen - dit in afwijking van het bepaalde in de eerste volzin - in op de eerste dag van de kalendermaand, volgende op de betalingsperiode, waarin het overiijden plaatsvond. Het wezenpensioen eindigt bij het overlijden van het kind, bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd door hel kind, bij het bereiken van de 27-jarige leeftijd ingeval van het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding of tussen de 18- jarige en 27-jarige leeftijd vanaf het moment dat er geen onderwijs of beroepsopleiding meer wordt gevolgd en geen recht meer bestaat op studiefinanciering.
3.
Het hien/oor bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing na het overiijden van de gewezen deelnemer, die niet in het genot van pensioen is gesteld, indien vóór 1 januari 2002 pensioenopbouw plaats vond als bedoeld in het reglement zoals dat op 31 december 2001 luidde.
^ -\\S\ i
Pagina 31)76 4.
Het in het eerste lid bepaalde vindt geen toepassing indien sprake ls van een omstandigheid als bedoeld in artikel 23 lid 3,
Artikel 28
1,
Berekening van hef wezenpensioen
Het wezenpensioen, waarop aanspraak wordt gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 27 lid 1, bedraagt per jaar voor elk kind 20% van bet partnerpensioen vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 24, eerste lid.
2.
Het bedrag van het in hel lid 1 bedoelde wezenpensioen wordt verdubbeld bij ontstentenis van een andere ouder of pleegouder.
Artikel 29
1.
Aanspraak o p een a r b e i d s o n g e s c h i k t h e i d s p e n s i o e n
Aanspraak op een arbeidsongeschiktheidspensioen verkrijgt de deelnemer, die een uitkering geniet op basis van de verzekering ingevolge de WAO, indien de arbeidsongeschiktheid ls ontslaan of toegenomen tijdens de deelneming.
2.
in dit artikel wordt verstaan onder: loondervinguitkering: de loondervinguitkering krachtens artikel 21/21 a van de WAO; vervolguitkering: de vervolguitkering krachtens artikel 21/21b van de WAO.
3.
De volledig arbeidsongeschikte of gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer die in aanmerking komt voor een WAO-uitkering heeft aanspraak op een arbeidsongeschiktheidspensioen ter grootte van het verschil tussen de loondervinguitkering en de vervolguitkering krachtens de WAO, indien hij in aanmerking komt voor de vervolguitkering krachtens de WAO.
4.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op het moment dat het recht op de vervolguitkering ingevolge de WAO aanvangt.
5.
Indien sprake is van samenloop van een arbeidsongeschiktheidspensioen en prepensioen, zoals bedoeld in artikel 35 wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen gekort, voor zover beide pensioenen tezamen meer bedragen dan de laatstelijk geldende loondervinguitkering WAO, vermeerderd met de tussen het ingaan van de vervolguitkering WAO en het prepensioen verieende verhogingen, zoals bedoeld in artikel 32. Ingeval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, wordt de korting naar evenredigheid toegepast.
6.
De hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt herzien indien wijzigingen ln de WAOullkering van de deelnemer hiertoe aanleiding geven.
,.NV^
Pagina 32176 7,
De deelnemer ontvangt maandelijks gelijktijdig met het arbeidsongeschiktheidspensioen een vakantietoeslag over de verstrekte uilkering.
8,
Het recht op het arbeidsongeschiktheidspensioen eindigt op het moment dat de vervolguitkering WAO eindigt, dan wel op de dag waarop de deelnemer overiijdt, dan wel de laatste dag van de maand die vooraf gaat aan het bereiken van de pensioendatum,
9,
Na het overiijden van de deelnemer wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen vanaf de eerste dag volgend op de dag van overiijden tol en met de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand van overiijden, betaald ln een bedrag ineens aan de nabestaande. Onder nabestaande wordt verstaan de nabestaande zoals bedoeld in artikel 1 lid 2 onder j .
Artikel 30
1,
Anw-hiaatpensioen
Recht op Anw-hiaatpensioen heeft de partner van de overieden deelnemer, die geen (volledig) recht heeft op een uitkering krachtens de Anw, maar wel recht gehad zou hebben op een uitkering krachtens de voormalige Algemene Weduwen- en Wezenwet, indien die wet nog zou gelden zoals zij laatstelijk van kracht was. Recht op een AWW-uilkering als bedoeld ln de vorige volzin, zou er zijn geweest als de partner op de overiijdensdalum van de deelnemer: a.
40 jaar of ouder ls;
b.
een of meer ongehuwde kinderen onder de 18 jaar heeft;
c.
minder dan 45% arbeidsongeschikt ls in de zin van de WAO of WlA;
d.
ouder is dan 35 jaar, maar jonger dan 40 jaar en een kind heeft dat gehuwd of overleden ls;
e.
jonger ls dan 35 jaar. en een kind heeft dat gehuwd of overleden is;
f.
jonger ls dan 40 jaar.
VooHA/aarde voor een Anw-hlaatpensloen ls dal het nlet in aanmerking komen voor een Anwuifkerlng het gevolg Is van: a,
het niet voldoen van de partner aan de voorwaarden van artikel 14, lid 1 van óe Anw;
b.
toepassing van de inkomenstoets van artikel 18 van de Anw,
Voor het recht op Anw-hiaat pensioen Is artikel 23 Ild 3 onder a en b van overeenkomstige toepassing. 2.
Het Anw-hiaatpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin het overiijden van de deelnemer plaatsvindt en duurt ln het ln lid 1, tweede volzin genoemde geval: - onder a: lot de eerste dag van de maand waarin de partner 65 jaar wordt;
W.^
Pagina 33176 - onder b: tol de eerste dag van de maand waarin het jongste kind 18 jaar wordt. Indien de partner op laatstgenoemd moment ouder is dan 40 jaar: tot de eerste dag van de maand waarin de partner 65 jaar wordt; - onder c: tot de eerste dag van de maand waarin de arbeidsongeschiktheid is beëindigd. Indien de partner op laatstgenoemd moment ouder is dan 40 jaar: tol de eerste dag van de maand waarin de partner 65 jaar wordt; - onder d: tot de eerste dag van de maand waarin de partner 65 jaar wordt; - onder e: zes maanden; voor leder jaar dat de partner ouder is dan 27 jaar wordt deze periode van zes maanden verhoogd met een maand, met dien verstande dat de uitkering maximaal 19 maanden duurt; - onder f: zes maanden; voor leder jaar dat de partner ouder is dan 27 jaar wordt deze periode van zes maanden verhoogd met een maanó, met óien verstande dat de uitkering maximaal 19 maanden duurt. Het Anw-hiaatpensioen eindigt in ieder gevai: a. b.
genoemd in lid 1, tweede volzin; de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de partner een huwelijk, een geregistreerd partnerschap of een gezamelijke huishouding aangaat;
c.
A r t i k e l 31
1.
op de eerste dag van de maand waarin de partner 65 jaar wordt.
Hoogte Anw-hiaatpensioen
Het Anw-hiaatpensioen is gelijk aan de Anw-uitkering als bedoeld in artikel 17 Ild 1 van de Anw, verhoogd met de vakantietoeslag volgens de Anw en onder aftrek van de inkomensafhankelijke Anw-uitkering die door de partner wordt ontvangen.
2.
Het Anw-hiaatpensioen wordl vastgesteld op basis van de door de Sociale Verzekeringsbank afgegeven beschikking over de Anw-uitkering. Bij wijziging van de Anw-uitkering wordt het Anwhiaatpensioen herzien, De herziening gaal in op de eerste dag van de maand waarin de wijziging van de Anw-uitkering zich voordoet.
Artikel 32 1.
Toeslagbeleid
Voorwaardelijke toesiagverlening Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verieend van maximaal de in het tweede lid genoemde maatstaf. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks In hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagveriening is geen reserve
v ^
Pagina 34|76 gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagveriening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. 2.
Ambitieniveau Het bestuur streeft ernaar jaarlijks per 1 januari een toeslag te verienen, die (maximaal) gelijk is aan de stijging van hel CBS-consumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens afgeleid, over de periode van september tol september daaraan voorafgaand. Het verhogingspercentage wordt afgerond met 1 decimaal achter de komma.
3.
Voorbehoud Het bestuur is te allen tijde bevoegd het toeslagbeleid en de hierbij gehanteerde voorwaarden aan gewijzigde omstandigheden aan te passen, ook ten aanzien van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
4.
Uitvoering Indien het bestuur besloten heeft een toeslag te verienen, wordt deze toeslag gegeven op: a.
de pensioenrechten;
b.
de pensioenaanspraken van de deelnemers en gewezen deelnemers;
zoals deze pensioenrechten en pensioenaanspraken bedroegen per 31 december van het laatste kalenderjaar. Aanspraken op bijzonder partnerpensioen en verevend prepensioen en ouderdomspensioen worden op dezelfde wijze verhoogd. Toeslagen worden op gelijke wijze verieend op reeds eerder verleende toeslagen. Artikel Z3
1,
Scheiding
In geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het geregistreerd, partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontbinding, heeft de gewezen partner overeenkomstig dil artikel recht op pensioenverevening, tenzij de partners de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij schelding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met hef oog op de scheiding dan wel bij partnerschapsvoonwaarden. Op de pensioenverevening is het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding overigens onverminderd van toepassing.
2,
De gewezen partner heeft jegens het fonds een recht op uitbetaling van een deel van het prepensioen en het ouderdomspensioen, mits binnen twee jaar na de inschrijving, als bedoeld ln artikel 26 lid 3, het fonds Is geïnformeerd door een van beide partners door middel van een formuüer, waarvan het model ls vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en bekend is gemaakt in de Staatscourant. Een recht op uitbetaling jegens het fonds sluit een recht op uitbetaling jegens de tot verevening verplichte partner uit. Het deel van het pensioen dal uitbetaald moet worden aan de gewezen partner, bedraagt de helft van het pensioen dat zou moeten worden uitbetaald indien:
ï^sA (\^S>
Pagina 35176 a.
de tot verevening verplichte partner uitsluitend gedurende de deelnemingsjaren tussen de aanvang van het huwelijk dan wel het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van scheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap zou hebben deelgenomen; én
b,
hij op het tijdstip van schelding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap het deelnemerschap beëindigd zou hebben.
Indien het pensioen na ingang daarvan wordt verhoogd, wordt het bedrag dat uitbetaald moet worden aan de gewezen partner evenredig verhoogd. Een pensioen wordt niet verevend, indien op het tijdstip van scheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap het deel van dal pensioen, waarop recht op uitbetaling ontstaat, gelijk aan of lager is dan de afkoopgrens.
3,
Bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met hel oog op de scheiding dan wel bij partnerschap voorwaard en kunnen de partners, In afwijking van het tweede lid, aanhef en onder a, overeenkomen, dat het deel van hel pensioen dal uitbetaald moet worden aan de gewezen partner, bepaald wordt op een door hen te kiezen vast percentage, dan wet dat de in het derde lid, onder a, bepaalde periode gewijzigd wordt. Het door de partners overeen te komen deel van het pensioen dat uitbetaald moet worden aan de ex-partner, kan niet worden bepaald op een percentage dat op het tijdstip van scheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap resulteert ln een pensioenaanspraak gelijk aan of lager dan de afkoopgrens.
4.
Bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding dan wel bij partnerschapsvoorwaarden kunnen de partners in geval van echtscheiding dan wet beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontbinding overeenkomen, dat het tweede lid buiten toepassing blijft en dat de partner die anders een recht op uitbetaling van prepensioen en ouderdomspensioen zou hebben verkregen, ln de plaats van dat recht én zijn aanspraak op partnerpensioen jegens het fonds een eigen recht op prepensioen en ouderdomspensioen verkrijgt. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht dat het instemt met bedoelde omzetting.
5.
Voor de verevening als bedoeldin het eerste tot en met het derde lid, kan een bedrag van €158,82 aan kosten in rekening worden gebrachl, voor de helft bij de (gewezen) deelnemer en voor de helft bij de gewezen partner.
6.
Indien de partners omzetting van een deel van de aanspraak op prepensioen en ouderdomspensioen én de aanspraak op partnerpensioen zijn overeengekomen, zoals bedoeld in het vierde tid. wordt een bedrag van € 170.- aan kosten ln rekening gebracht, voor de helft bij de deelnemer en voor de helft bij de gewezen partner. In dat geval kan tevens een gezondheidsverklaring verlangd worden.
t.Vi
Pagina 36176 7.
In geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed, van beëindiging met wederzijds goedvinden dan wel ontbinding van het geregistreerd partnerschap of in geval van beëindiging van de gezamenlijke hulshouding heeft de gewezen partner aanspraak op het in artikel 26 genoemde bijzonder partnerpensioen, onder de daar genoemde voorwaarden.
Artikel 34
1.
Prepensioen
Het vóór 2007 opgebouwde prepensioen gaat ln op: - de eerste dag van de kalendermaand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 64 jaar bereikt; óf - de eerdere of latere datum naar keuze van de (gewezen) deelnemer overeenkomstig het bepaalde ln artikel 35; óf - de dag waarop de dienstbetrekking eindigt tussen de 64-jarige leeftijd en de pensioendatum, tenzij aansluitend een dienstbetrekking wordt aangegaan met een werkgever in de agrarische sector; en eindigt op - de dag direct voorafgaand aan de dag waarop hel ouderdomspensioen ingaat, óf - de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overiijdt, indien hij overiijdt vóór het ingaan van het ouderdomspensioen.
2.
Indien de aanspraken op prepensioen op een lager niveau liggen dan 80% van het loon ats bedoeld in artikel 5 van het Uitkeringsreglement Suwas I van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren, wordt, in afwijking van het bepaalde in lid 1, de ingangsdatum van het prepensioen zodanig verschoven dat de uitkering op die hoogte komt. Bij die verschuiving worden de ln artikel 35, vijfde lid, genoemde ruilvoeten gehanteerd. De verschoven datum dient te vallen binnen de periode dat de in artikel 6 van genoemd uitkerlngsreglemenl Suwas I genoemde garantieregeling nog van kracht is.
3.
De pensioengerechtigde kan het bestuur verzoeken hel tweede Ild niet toe te passen.
Artikel 35
1.
Vervroegen of uitstellen van prepensioen
De (gewezen) deelnemer met een aanspraak op prepensioen, heeft het recht hel prepensioen eerder of later te laten Ingaan dan op de eerste dag van de kalendermaand waarin hij de leeftijd van 64 jaar bereikt. Het prepensioen kan niet eerder ingaan dan bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd. Het prepensioen kan alleen later ingaan, indien en zolang ln dienstbetrekking wordt doorgewerkt. Bij doorwerken in deeltijd kan de ingang van het prepensioen worden uitgesteld naar rato van het resterende dienstverband.
'\'\\^
Pagina 3 7 | 7 6
Indien het prepensioen eerder Ingaat dan op de eerste dag van de kalendermaand waarin de leeftijd van 64 jaar wordt bereikt, wordt het herrekend tot een lager prepensioen en vindt: - geen verdere opbouw van prepensioen meer plaats; - verdere opbouw van ouderdomspensioen en partnerpensioen plaats, voor zover de betrokkene nog deelnemer is.
Indien het prepensioen later ingaat dan op de eerste dag van de kalendermaand waarin de leeftijd van 64 jaar wordt bereikt, word het herrekend tot een hoger prepensioen en vindt verdere opbouw van ouderdomspensioen en partnerpensioen plaats tot de Ingangsdatum van het ouderdomspensioen, dan wel totdat het prepensioen als gevolg van het uitstel gelijk ls aan 100% van het laatstgenoten loon; een eventueel restant wordt uitgeruild in een hoger ouderdomspensioen, tenzij de betrokkene ervoor gekozen heeft het prepensioen te laten ingaan zodra het als gevolg van het uitstel de hiervoor bedoelde grens van 100% bereikt.
Indien gekozen wordt het prepensioen eerder dan op de eerste dag van de kalendermaand waarin de leeftijd van 64 jaar wordt bereikt, (e laten ingaan, wondt op de gekozen ingangsdatum van het prepensioen het te herrekenen prepensioen vermenigvuldigd met het percentage in onderstaande tabel dat overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op deze ingangsdatum. Indien de ingangsdatum van het prepensioen niet valt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is bereikt, wordt als ruilvoet een van onderstaande tabel afwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de ingangsdatum van het prepensioen in maanden nauwkeurig.
Ingangsdatum
Ruilvoet
prepensioen 60
18%
61
23%
62
32%
63
49%
Voorbeeld: Vervroegen van prepensioen naar leeftijd 64 jaar naar 63 Jaar. Factor is 49%. Een deelnemer van 64 jaar heeft € 10.000 aan prepensioen opgebouwd. Door ven/meging van zijn prepens/oen tot 63 jaar wordt zijn prepensioen vermenigvuldigd met 49% van € 10.000. Oit is €4.900. Hij ontvangt dan vanaf 63 jaar een prepensioen van €4.900 op jaarbasis.
^ ï ^ ^
.
Pagina 38)76
5,
Indien gekozen wordt het prepensioen later dan op de eerste dag van de kalendermaand waarin de leeftijd van 64 jaar wordt bereikt, te laten ingaan, wordt op de gekozen ingangsdatum van het prepensioen het te herrekenen prepensioen vermenigvuldigd met het percentage in onderstaande label dat overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op deze ingangsdatum in maanden nauwkeurig.
Ingangsdatum prepensioen
Ruilvoet
64,1
110%
64,2
121%
64,3
135%
64,4
153%
64,5
175%
64,6
205%
64,7
248%
64,8
311%
64,9
416%
64,10
627%
64.11
1260%
Voorbeeld: Uitstel van prepensioen naar le&ftijd 64 Jaar en 6 maanden. Factor is 205%. Een deelnemervan 64 jaar heeft € 5.000 aan prepensioen opgebouwd. Door uitstel van zijn prepensioen tot 64 jaar en 6 maanden wordt zijn prepensioen vermenigvuldigd met 205% van €5.000. Dit is €10.250. Hij onh/angtdan vanaf 64 jaar en S maanden een prepensioen van € 10.250 op jaarbasis. Hij ontvangt dus 6 maanden lang een uitkering van € 10.250 / 1 2 = €854.
Pagina 39176 6,
Indien gekozen wordt voor uitstel van het prepensioen tot de eerste dag van de kalendermaand waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt, kan hel prepensioen worden omgezet in een levenslang ouderdomspensioen en een aanspraak op levenslang partnerpensioen. De aanspraak op levenslang partnerpensioen bedraagt 70% van het utt de omzetting verkregen levenslang ouderdomspensioen. De ruilvoet waarmee het opgebouwde prepensioen wordt vermenigvuldigd, wordt in onderstaande tabel weergegeven. Omzettingsdatum
Ruilvoet
prepensioen 65
A r t i k e l 36
1,
5,5%
Uitruil van o u d e r d o m s p e n s i o e n in partnerpensioen
De (gewezen) deelnemer heeft het recht een deel van het ouderdomspensioen bij beëindiging van de deelneming en op de pensioneringsdatum uit te ruilen in een hoger partnerpensioen. Een eventueel verevend ouderdomspensioen, als bedoeld in artikel 33, kan niet uifgemild worden.
Het fonds biedt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming en in het laatste jaar voor Ingang van hel ouderdomspensioen standaard de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aan. Indien gekozen wordt een deel van hel ouderdomspensioen uit te ruilen in een hoger partnerpensioen, wordt het partnerpensioen verhoogd met een bedrag dat gelijk Is aan het uit te njilen deel van het ouderdomspensioen vermenigvuldigd met het percentage in onderstaande tabel dat overeen komt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de datum van de uitruil. Deze ruilvoeten gelden met ingang van 1 januari 2012. Het bestuur beoordeelt jaariijks of de ruilvoeten per 1 januari van hel volgende jaar herzien worden. Leeftijd 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
Ruilvoet 339% 339% 340% 340% 339% 339% 338% 337% 337% 336% 336% 335% 334% 334% 333% 331%
Leeftijd 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51
Ruilvoet 330% 329% 328% 327% 326% 325% 324% 323% 321% 320% 319% 318% 318% 318% 318% 319%
Leeftijd 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Ruilvoet 320% 322% 324% 326% 328% 331% 334% 338% 342% 348% 353% 360% 367% 393%
Pagina 40176 Voorbeeld: Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen op leeftijd 50. Factor is 318%. Een deelnemer van 50 jaar gaat met ontslag. Hij heeft € 6.000 aan ouderdomspensioen opgebouwd en geen partnerpensioen. Wanneer hij besluit om € 1.000 van zijn ouderdomspensioen uitte ruilen naar partnerpensioen, knjgt hij 318% maal € 1.000 = €3.180. Na de uitruil heeft de deelnemer € 5.000 aan ouderdomspensioen ingaand op 65 jaar en € 3.180 aan partnerpensioen.
4.
Na uitruil van ouderdomspensioen Is de uilgerullde aanspraak op ouderdomspensioen vervangen door de aanspraak op de verhoging van partnerpensioen,
5,
Er vindt geen uitruil van een deel van het ouderdomspensioen plaats indien: a.
A r t i k e l 37
het ouderdomspensioen op de pensionehngsdatum gelijk aan of lager is de afkoopgrens;
b.
partnerpensioen wordt uitgeruild in ouderdomspensioen;
c.
dit betrekking heeft op verevend ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 33.
Uitruil v a n partnerpensioen in o u d e r d o m s p e n s i o e n
De (gewezen) deelnemer heeft het recht het partnerpensioen op de pensioneringsdatum geheel of gedeeltelijk uit te njilen in een hoger ouderdomspensioen.
Bij de keuze om partnerpensioen uit te ruilen in een hoger ouderdomspensioen is, wanneer de (gewezen) deelnemer een partner heeft, de toestemming van deze partner vereist, die daarmee tevens afstand doet van het partnerpensioen voor zover dit wordt uitgeruild. De (gewezen) deelnemer en de partner dienen tevens te veridaren ermee bekend te zijn, dat als gevolg van de uitruil vanaf de pensioneringsdatum het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk vervalt, alsmede dat deze uitoiil, toestemming en afstandsverklaring niel herroepen kunnen worden.
Indien gekozen wordt partnerpensioen geheel of gedeeltelijk uit te ruilen in een hoger ouderdomspensioen, wordt het op de pensioendatum geldende ouderdomspensioen verhoogd met een percentage van het uitgeruifde partnerpensioen uit onderstaande tabel, dat overeen komt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de datum van de ultmil.
Leeftijd
Ruilvoet
60
20%
61
21%
. . ^
Pagina 41176
62
22%
63
23%
64
24%
65
25%
Voorbeeld: Uitruil van partnerpensioen naar ouderdomspensioen op leeftijd 65. Factor Is 25%. Een deelnemer van 65 jaar heeft € 10.000 aan ouden:iomspensioen opgebouwd en € 5.000 partnerpensioen. Wanneer deze deelnemer besluit zijn volledige partnerpensioen uit te ruilen naar ouderdomspensioen, wordt zijn ouderdomspensioen verhoogd met 25% van € 5.000. Dit is € 1.250. Het ouderdomspensioen wordt daarmee € 11.250
4.
Na uitnjil van partnerpensioen is de uitgeruilde aanspraak op partnerpensioen vervangen door de aanspraak op de verhoging van ouderdomspensioen. De in het derde lid genoemde ruilvoeten gelden met Ingang van 1 januari 2012, Het bestuur beoordeelt jaarlijks of de afkoopvoeten per 1 januari van het volgende jaar herzien worden.
5.
Partnerpensioen wordt niet uitgeruild Indien: a.
het ouderdomspensioen op de pensioneringsdatum gelijk aan of lager is dan de afkoopgrens;
b.
een deel van het ouderdomspensioen wordt uitgeruild in partnerpensioen. Wezenpensioen en bijzonder partnerpensioen kunnen niet uitgeruild worden.
A r t i k e l 38
Vervroegen van o u d e r d o m s p e n s i o e n (verhoogd o u d e r d o m s p e n s i o e n tot pensioendatum)
1. De (gewezen) deelnemer heeft het recht een deel van het ouderdomspensioen aan te wenden om het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan op de pensioendatum. De deelnemer kan ervoor kiezen om naast het vervroegd ingaand ouderdomspensioen te blijven werken in de agrarische sector. 2. Indien het ouderdomspensioen eerder ingaat dan op de pensioendatum, wordt het herrekend tot een lager ouderdomspensioen en vindt verdere opbouw van ouderdomspensioen en partnerpensioen plaats, voor zover en zolang ln dienstbetrekking in de agrarische sector wordt doorgewerkt.
(Nm'
Pagina 42176 3, Indien gekozen wordt een deel van het ouderdomspensioen aan te wenden om het ouderdomspensioen eerder te iaten ingaan dan op de pensioendatum, wordt het ouderdomspensioen in de uitkeringsperiode tot de pensioendatum vastgesteld door het uit le ruilen deel van het ouderdomspensioen le vermenigvuldigen met het percentage in onderstaande tabel dat overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de pensioneringsdatum. Indien de pensioneringsdatum niet valt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd ls bereikt, wordt als ruilvoet een van onderstaande tabel afwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de pensioneringsdatum in maanden nauwkeurig. De in de label opgenomen ruilvoeten gelden met ingang van 1 januari 2012, Hel besiuur beoordeelt jaariijks of de rullvoeten/afkoopvoelen per 1 januari van het volgende jaar herzien worden.
Pensionehngsdatum
Ruilvoet
60
258%
61
328%
62
445%
63
679%
64
1381%
Voorbeeld: Vervroegen van ouderdomspensioen naar 62 jaar. Factor is 445%. Een deelnemer van 62 jaar heeft € 10.000 aan ouderdomspensioen opgebouwd. Wanneer hij € 2.000 van zijn ouderdomspensioen vervroegt naar 62 jaar, levert hem dit 445% van € 2.000 op. Vanaf 62 tot 65 ontvangt hij dan een uitkenng van € 8.900. Vanaf 65 jaar ontvangt hij ouderdomspensioen van € 10.000 -€2.000 = €8.000.
4.
Na vervroeging van het ouderdomspensioen heeft de (gewezen) deelnemer hel recht de hoogte van het ouderdomspensioen te variëren. Daarbij bedraagt de laagste uitkering niet minder dan 75% van de hoogste uitkering. In de periode tussen de pensioneringsdatum en het bereiken van de 65-jarige leeftijd blijft bij de beoordeling van deze verhouding van de uitkering maximaal buiten aanmerking het gedeelte dat overeenkomt met twee maal het bedrag bedoeld In artikel 18a lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964.
Gecombineerd voorbeeld van artikel 35 en lid 38:
^ ^
Pagina 43)76 Vervroegen prepensioen en omzetten ouderdomspensioen naar eerder ingaand ouderdomspensioen De deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 (de zogenaamde 5S-plussers) kunnen nog gebruik maken van dé VUT en aansluitend van het flexpensioen, plus eventuele aanvulling. In dit voorbeeld gaan wij uit van een 55minner, waan/an het flexpensioen is blijven staan. Een deelnemer van 62 jaar heeft € 10.000 aan ouderdomspensioen opgebouwd, € 5.000 aan nabestaandenpensioen en € 2.000 aan prepensioen. Hij wil tussen zijn 62-ste en zijn 65-ste een uitkering van €5.000 ontvangen. - Ven/roeging van zijn prepensioen vertaagt dit naar 32% van € 2.000. Dit is € 640. - Wanneer hij € 980 van zijn ouderdomspensioen vervroegt naar 62 jaar, levert hem dit 445% van € 980 op. Dit is €4.360 - Vanaf 62 tot 65 ontvangt hij dan een uitkering van €640 + € 4.360 = € 5.000. - Vanaf 65 jaar ontvangt hij ouderdomspensioen van€ 10.000-€980 = €9.020 - Zijn nabestaandenpensioen is In dit voorbeeld niet uitgeruild en blijft € 5.000.
^
Pagina 44176 Artikel 38a
Vervroegen van o u d e r d o m s p e n s i o e n (gelijkmatig o u d e r d o m s p e n s i o e n )
1. De (gewezen) deelnemer heeft het recht het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan op de pensioendatum. De deelnemer kan ervoor kiezen om naast het vervroegd ingaand ouderdomspensioen te blijven werken in de agrarische sector, ook Indien er variatie plaatsvindt als bedoeld in artikel 38b.
2, Indien het ouderdomspensioen eerder ingaat dan op de pensioendatum, wordt het herrekend tot een lager ouderdomspensioen en vindt verdere opbouw van ouderdomspensioen en partnerpensioen plaats, voor zover en zolang in dienstbetrekking in de agrarische sector wordt doorgewerkt.
3. Indien gekozen wordt het ouderdomspensioen eerder le laten ingaan dan op de pensioendatum, wordt het ouderdomspensioen vastgesteld door het tot de pensioneringsdatum opgebouwde ouderdomspensioen te vermenigvuldigen met het percentage in onderstaande tabel dat overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de pensioneringsdatum. Indien de pensioneringsdatum niel valt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is bereikt, wordt als ruilvoet een van onderstaande label afwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de pensioneringsdatum In maanden nauwkeurig. De in de tabel opgenomen ruilvoeten gelden met ingang van 1 januari 2012. Het bestuur beoordeelt jaarlijks of de ruilvoeten per 1 januari van het volgende jaar herzien worden.
Pensioneringsdatum
Ruilvoet
60
72%
61
77%
62
82%
63
87%
64
93%
Pagina 45176
Een voorbeeld van het vervroegen van het ouderdomspensioen volgens dit artikel wordt hier gegeven:
Voorbeeld.' Vervroegen van ouderdomspensioen naar 62 jaar. Factor is 82%. Een deelnemer van 62 jaar heeft € 10.000 aan ouderdomspensioen (ingaand op 65 jaar) opgebouwd. Wanneer hij dit in laat gaan op 62 jaar veriaagt zijn uitkering naar 82%. Hij ontvangt levenslang vanaf 62 jaar een uitkering van €8.200.
A r t i k e l 38b
Variatie in de h o o g t e van het o u d e r d o m s p e n s i o e n na v e r v r o e g i n g
Na vervroeging van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 383 heeft de (gewezen) deelnemer het recht de hoogte van het ouderdomspensioen te variëren. Daarbij bedraagt de laagste uitkering niet minder dan 75% van de hoogste uitkering. In de periode tussen de pensioneringsdatum en het bereiken van de 65-jarige leeftijd blijft bij de beoordeling van deze verhouding van de uitkering maximaal buiten aanmerking het gedeelte dat overeenkomt met twee maal het bedrag bedoeld in artikel 18a Ild 8 van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien gekozen wordt de hoogte van het ouderdomspensioen op de in het eerste Ild bedoelde wijze le variëren, wordt het totale ouderdomspensioen in de uitkeringsperiode tot de pensioendatum vastgesteld door het uit te rullen deel van het ouderdomspensioen te vermenigvuldigen met het percentage in onderstaande tabel dat overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de pensioneringsdatum en het ouderdomspensioen waarin dit resulteert op te tellen bij het niet uit te ruilen deel van het ouderdomspensioen. Indien de pensioneringsdatum niet valt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is bereikt, wordt als ruilvoet een van onderstaande tabel afwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de pensioneringsdatum in maanden nauwkeurig. Na de pensioendatum is het ouderdomspensioen gelijk aan het niet uit te rullen deel van het ouderdomspensioen. De in de tabel opgenomen njilvoeten gelden met ingang van 1 januari 2012. Het bestuur beoordeelt jaariijks of de ruilvoeten per 1 januari van het volgende jaar herzien worden. Pensioneringsdatum
Ruilvoet
60 358% 61
428%
62 545% 63
779%
64 1481%
Pagina 46176 Een voorbeeld van het variëren van het ouderdomspensioen volgens het eerste en tweede lid:
Voorbeeld: Variëren in hoogte van 62 tof 65 jaan Factor is 545%. Na vervroegen heefteen deelnemer van 62 jaar € 8.200 aan levenslang ouderdomspensioen. Wanneer hij € 3.200 van dit vervroegde ouderdomspensioen uifruilt ten behoeve van een hogere uitkering tot pensioendatum, levert hem dit tot 65 jaar 545% van € 3.200 op, dit is € 17.440. Vanaf 52 tot 65 ontvangt hij dan een uitkering van € 8.200 - € 3.200+€ 17.440 = € 22.440, Vanaf 65 jaar ontvangt hij oudendomspensioen van € 8.200 - € 3.200 = €5.000.
3.
Na de variatie als bedoeld in het eerste en het tweede lid beeft de deelnemer het recht de hoogte van het volgens hel eerste en het tweede lid niet uitgeruilde ouderdomspensioen te variëren. Voor het totale ouderdomspensioen geldt daarbij dat de laagste uilkering niet minder dan 75% bedraagt van de hoogste uitkering. In de periode tussen de pensioneringsdatum en het bereiken van de 65-jarlge leeftijd blijft bij de beoordeling van deze verhouding van de uitkering maximaal buiten aanmerking het gedeelte dat overeenkomt met twee maal het bedrag bedoeld ln artikel 18a lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964,
Indien gekozen wordt de hoogte van het volgens het eerste en het tweede lid niet uitgeruilde ouderdomspensioen volgens dit lid te variëren, wordt dit ouderdomspensioen in de eerste uitkeringsperiode respectievelijk in de tweede uitkeringsperiode vastgesteld door het ouderdomspensioen te vermenigvuldigen met het percentage in de tweede respectievelijk in de derde kolom van onderstaande tabel dat overeenkomt met de leeftijd aan het einde van de eerste uitkeringsperiode. Indien deze eindleeftijd niet valt ln de maand waarin de ln de eerste kolom genoemde leeftijd is bereikt, wordt als ruilvoei een van onderstaande tabel afwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met deze eindleeftijd ln maanden. De in de tabel opgenomen ruilvoeten gelden met ingang van 1 januari 2012, Het bestuur beoordeelt jaariijks of de ruilvoeten per 1 januari van het volgende laar herzien worden. Pensioneringsdatum Ruilvoeten 60
122%
92%
61
124%
93%
62
126%
95%
63
128%
96%
64
130%
98%
65
133%
100%
Een voorbeeld van het variëren van hel ouderdomspensioen volgens het derde lid:
^ ^
Pagina 47176
Voori^eeld: Variëren in hoogte van 62 tof 65 Jaar. Factor is 126% en 95%. Bovenop de variatie van 62 tot 65 jaar in het eerdergenoemde voorbeeld, kan de deelnemer zijn uitkering tot leeftijd 65 verder veriiogen ten koste van de uitkering na leeftijd 65. De uitkering van € 5.000 tussen 62 en 65 wonit dan veriioogd tot 126% * € 5.000 = € 6.300. Na 65 is deze uitkering dan 95% ' € 5.000 = € 4.750. In totaal ontvangt de deelnemer uit dit voorbeeld tussen 62 en 65 jaar een uitkering van € 6.300 + € 17.440 = € 23.740 en na 65 jaar levenslang een uitkering van € 4.750. A r t i k e l 39
1,
Variatie in de h o o g t e van het p e n s i o e n
De (gewezen) deelnemer bij wie het ouderdomspensioen ingaat op de pensioendatum, heeft het recht de hoogte van het ouderdomspensioen te variëren. Daarbij kan eerst gedurende ten minste één en ten hoogste tien jaar een hogere uitkering en vervolgens een lagere uitkering worden genoten. De laagste uitkering is minimaal gelijk aan 75% van de hoogste uitkering. De mate van variatie wordt uiterlijk op de pensioendatum vastgesteld.
2,
Indien gekozen wordt de hoogte van het ouderdomspensioen te variëren, wordt het ouderdomspensioen in de eerste uitkeringsperiode respectievelijk in de tweede uitkeringsperiode, vastgesteld door het ouderdomspensioen op de pensioendatum te vermenigvuldigen met het percentage in óe tweede respectievelijk in de derde kolom van onderstaande tabel dat overeenkomt met de leeftijd aan het einde van de eerste uitkeringsperiode. Indien deze eindleeftijd niet valt in de maand waarin de in de eerste kolom genoemde leeftijd is bereikt, wordt als ruilvoet een van onderstaande tabel afwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met deze eindleeftijd in maanden. De ln de tabel opgenomen ruilvoeten gelden met ingang van 1 januari 2012. Het bestuur beoordeelt jaariijks of de ruilvoeten per 1 januari van het volgende jaar herzien worden.
Pagina 48)76
Eindleeftijd
Hoog
Laag
66
130%
98%
67
128%
96%
68
125%
94%
69
123%
92%
70
121%
91%
71
119%
89%
72
117%
88%
73
115%
86%
74
114%
86%
75
112%
84%
Hoog
Voorbeeld: Variatie in de hoogte van het pensioen, tot 70 jaar hoog (121%) daarna laag (91%), Een deelnemer van 65 jaar heeft € 10.000 aan ouderdomspensioen opgebouwd. Wanneer de deelnemer gebmik wil maken van variatie in pensioen, ontvangt hij tot 70 jaar € 12.100 aan pensioen en daama €9.100.
3.
De nabestaande en de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer heeft het recht de hoogte van het (bijzonder) partnerpensioen te variëren. Daarbij kan eerst gedurende ten minste één en ten hoogste tien jaar een hogere uitkering en vervolgens een lagere uitkering worden genoten. De laagste uilkering is minimaal gelijk aan 75% van de hoogste uitkering. De mate van variatie wordt op de ingangsdatum van het (bijzonder) partnerpensioen vastgesteld. De hierbij te hanteren ruilvoet is afhankelijk van de leeftijd van de nabestaande of de gewezen partner op de ingangsdatum en de duur van de eerste uitkeringsperiode. De ruilvoet is voor mannen en vrouwen gelijk.
4,
Door variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen wijzigt de hoogte van het nlet ingegaan partnerpensioen niet.
Pagina 49)76 A r t i k e l 40
1.
Plicht tot waardeoverdracht
Het fonds is verplicht om na een verzoek van een gewezen deelnemer tot waardeoverdracht de overdrachtswaarde van zijn pensioenaanspraken over te dragen indien: a,
er sprake is van een Individuele beëindiging van de deelneming; en
b.
die waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te venwerven bij de ontvangende pensioen uitvoerder van de nieuwe werkgever of de beroepspensioenregeling;
tenzij sprake ls van een van de in artikel 41 omschreven situaties. Indien het verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft, is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt. 2.
Het fonds Is verplicht om na een verzoek tot waardeoverdracht van een deelnemer de overdrachtswaarde aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor die deelnemer.
3.
De plicht van de overdragende pensioenuitvoerder om de waarde rechtstreeks over te dragen en de plicht van de ontvangende pensioenuitvoerder om de waarde aan te wenden ontstaat Indien de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van de verwen/ing van pensioenaanspraken in de door de ontvangende pensioen uitvoerder uitgevoerde pensioenregeling een opgave heeft gevraagd van zijn pensioenaanspraken aan de ontvangende pensioenuitvoerder en daarna het verzoek tot waardeoverdracht doet aan de ontvangende pensioenuitvoerder.
4.
De artikelen 75, 76, 77, 78, 79, 85, 86, 87, 88, 91 en 92 van de Pensioenwet zijn eveneens van toepassing. Op de waardeoverdracht als hier bedoeld zijn de reken- en procedureregels, zoals vastgelegd in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, van toepassing.
A r t i k e l 41
1.
Uitzondering o p plicht tot waardeoverdracht
De in artikel 40 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet zolang: a.
de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een pensioenfonds is waarbij de technische voorzieningen niet meer volledig door waarden worden gedekt;
b.
de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een verzekeraar ls waarop de noodregellng, bedoeld in artikel 3:160 van de Wet op het financieel toezicht van toepassing is, of die failliet is; of
c,
de overdragende pensioenullvoerder een verzekeraar is en aanvullende bijdragen van de werkgever noodzakelijk zijn maar de financiële toestand van die werkgever blijkens een schriftelijke verklaring van een niet aan de onderneming van de werkgever verbonden accountant die aanvullende bijdragen niet toelaat.
Pagina 50)76 2.
Indien de in het eerste lid genoemde omstandigheden niet meer van toepassing zijn: a,
herieven in artikel 40 genoemde plichten van de overdragende pensioenuitvoerder en de ontvangende pensioenuitvoerder;
b.
wordt de in artikel 40, derde lid, omschreven verplichting van de deelnemer om binnen zes maanden een opgave te vragen en daarna een verzoek tot waardeoverdracht le doen verlengd tot zes maanden na ontvangst van de mededeling, bedoeld ln het derde Hd,
3.
Een overdragende pensioenuitvoerder die in de periode waarin de in hel eerste lid genoemde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken om waardeoverdracht heeft gekregen, Informeert, wanneer deze omstandigheden nlet meer van toepassing zijn, alle deelnemers die ln die periode gewezen deelnemer zijn geworden en de betrokken ontvangende pensioenuitvoerders over de mogelijkheid alsnog waarde over te dragen.
4.
Een ontvangende pensioenullvoerder die In de periode waarin de in het eerste lid genoemde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken om waardeoverdracht heeft gekregen, informeert, wanneer deze omstandigheden niet meer van toepassing zijn, alle deelnemers die in die periode een verzoek tot waardeoverdracht hebben gedaan en de betrokken overdragende pensioenuitvoerders over de mogelijkheid alsnog waarde over te dragen.
Artikel 42
1.
Collectieve waardeoverdracht
Het fonds is op verzoek van een werkgever bevoegd tot collectieve waardeoverdracht indien: a.
de waardeoverdracht ertoe strekt ln verband met beëindiging van de verplichte aansluiting van de werkgever bij het fonds, dan wel in verband met beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en het fonds de waarde onder le brengen bij de ontvangende pensioenullvoerder met wie de werkgever een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten;
b.
de werkgever wordt overgenomen als gevolg van een overgang van een ondememing als bedoeld in artikel 7:662 BW, en de overnemende ondememing een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten of gaat sluiten met een andere pensioenuitvoender of dezelfde pensioenullvoerder; of
c.
de waardeoverdracht ertoe strekt in verband met een collectieve wijziging van de pensioenovereenkomst de waarde van pensioenaanspraken of pensioenrechten aan te wenden bij het fonds overeenkomstig de gewijzigde pensioenovereenkomst,
2,
Bij een collectieve waardeoverdracht als bedoeld ln het eerste lid wordt voldaan aan de volgende voonvaarden: a,
de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners of de pensioengerechtigden hebben geen bezwaren jegens het fonds kenbaar gemaakt legen de waardeoverdracht nadat zij over hel voornemen schriftelijk zijn geïnformeerd;
Pagina 51176 b.
de overdrachlswaarde wordt door de overdragende pensioenullvoerder zodanig vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen le verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan; en
c.
het voornemen tot waardeoverdracht aan een pensioenuitvoerder wordt door de overdragende pensioenuitvoerder uiteriijk drie maanden voor de beoogde datum van waardeoverdracht schriftelijk gemeld aan de toezichthouder en de toezichthouder heeft binnen die periode geen verbod lot waardeoverdracht opgelegd.
3.
De artikelen 84 en 90 van de Pensioenwet zijn eveneens van toepassing. Op de waardeoverdracht als hier bedoeld zijn de reken- en procedureregels, zoals vastgelegd in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, van toepassing.
A r t i k e l 43
Afkoopverbod
1. Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij een in artikel 64 lid 1 van de Pensioenwet genoemde uitzonderingsgrond zich voordoet. 2, Afkoop van pensioenaanspraken en pensioenrechten is slechts mogelijk In de in artikel 44 tot en met 46 genoemde gevallen.
Pagina 52176
Artikel 44
A f k o o p klein o u d e r d o m s p e n s i o e n bij beëindiging deelneming
a.
Hel fonds koopt op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming een aanspraak op ouderdomspensioen af, indien op basis van de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de pensioendatum minder zal bedragen dan de veriaagde afkoopgrens, tenzij de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming een procedure lot waardeoverdracht is gestart. De eventueel bij het ouderdomspensioen behorende aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen worden eveneens afgekocht.
b.
Het fonds informeert de gewezen deelnemer over zijn besluit tot afkoop binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na beëindiging van de deelneming en gaal over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die terniijn van zes maanden.
2.
a.
De aanspraak op ouderdomspensioen wordt op de pensioneringsdatum afgekocht, indien de pensioendatum ligt voor het verstrijken van de in het eerste lid genoemde lermijn van twee jaar en de uitkering van het ouderdomspensioen op de pensioneringsdatum minder bedraagt dan de afl^oopgrens. De eventueel bij het ouderdomspensioen behorende aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen worden eveneens afgekocht,
b. Het fonds informeert de gepensioneerde over zijn besluit tot afkoop binnen zes maanden na de pensloneringsdatum en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.
3.
Het fonds koopt na de in het eerste lid bedoelde terniijn van twee jaar en zes maanden af indien: a.
de gewezen deelnemer of de gepensioneerde daannee instemt; en
b.
de hoogte van hef ouderdomspensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager Is dan de verlaagde afkoopgrens.
4,
Het fonds stelt de afl
5.
De hoogte van de afkoopwaarde is afliankelijk van de leeftijd van degene wiens pensioenaanspraken worden afgekocht. De afkoopwaarde ls voor mannen en vrouwen gelijk.
Pagina 53)76 De afkoopwaarde wordt vastgesteld door de afte kopen pensioenaanspraken te vermenigvuldigen met het percentage uit de in de bijlage opgenomen tabel dat overeen komt met de leeftijd van degene wiens pensioenaanspraken worden afgekocht op de datum dat de afl^oopwaarde wordt uitbetaald. De ln genoemde tabel opgenomen afkoopvoeten gelden met ingang van 1 januari 2012. Het bestuur beoordeelt jaariijks of de afkoopvoeten per 1 januari van het volgende jaar herzien worden. Artikel 46
1.
A f k o o p klein p a r t n e r p e n s i o e n o f w e z e n p e n s i o e n bij i n g a n g
Het fonds koopt een recht op partnerpensioen of wezenpensioen af. Indien de uitkering van het partnerpensioen of wezenpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan de veriaagde afkoopgrens. Het fonds Infonneert de nabestaande over zijn besluit tot afkoop binnen zes maanden na de ingangsdatum en gaat binnen die termijn over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde aan de nabestaande.
2.
Hel fonds koopt na de in het eerste lid genoemde termijn het partnerpensioen of wezenpensioen af indien: a.
de nabestaande daarmee instemt; en
b,
de hoogte van het partnerpensioen of wezenpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan de veriaagde afkoopgrens.
3.
Het fonds stelt de aflïoopwaarde van het recht op partnerpensioen of wezenpensioen ter beschikking aan de partner, dan wel de wees. Het fonds betaalt de uitkering op óe dag dat de rechten vervallen in verband met de aflïoop. De afl^oopwaarde wordt verminderd met wettelijke inhoudingen.
4.
De hoogte van de afkoopwaarde is afhankelijk van de leeftijd van degene wiens pensioenrecht wordt afgekocht. De afkoopwaarde Is voor mannen en vrouwen gelijk. De afi
Km/
Pagina 54)76
Artikel 46
1.
A f k o o p klein bijzonder partnerpensioen bij s c h e i d i n g
Het fonds koopt een aanspraak op bijzonder partnerpensioen af, indien de uitkering van het bijzonder partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan de verlaagde afkoopgrens. Hel fonds Informeert de gewezen partner over zijn besluit tot afkoop binnen zes maanden na de melding van de scheiding en gaat binnen die termijn over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde aan de gewezen partner,
2.
Het fonds koopt na de ln het eerste lid genoemde termijn een aanspraak op bijzonder partnerpensioen af indien: a,
de gewezen partner daarmee instemt; en
b.
de hoogte van het bijzonder partnerpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan de veriaagde afl<:oopgrens.
3.
Het fonds stelt de afkoopwaarde van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen ter beschikking aan de gewezen partner. Het fonds betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraak vervalt in verband met de afkoop. De afltoopwaarde wordt verminderd met wettelijke inhoudingen.
4.
De hoogte van de aflïoopwaarde is afhankelijk van de leeftijd van degene wiens pensioenaanspraak wordt afgekocht. De afkoopwaarde Is voor mannen en vrouwen gelijk. De afl^oopwaarde wordt vastgesteld door de af te kopen pensioenaanspraak te vermenigvuldigen met het percentage uit de in de bijlage opgenomen tabel dat overeen komt met de leeftijd van de partner op de datum dat de afkoopwaarde wordt uitbetaald. De in genoemde tabel opgenomen afkoopvoeten gelden met ingang van 1 januari 2012. Het bestuur beoordeelt jaariijks of de afkoopvoeten per 1 januari van het volgende jaar herzien worden.
Artikel 47
1.
Aanvraag pensioen
De aanvraag van een pensioen wordt gedaan door degene, die aanspraak maakt op het pensioen, of door zijn (haar) wettelijke vertegenwoordiger.
2,
De aanvraag moet geschieden door inlevering van een door hel fonds vastgesteld aanvraagformulier en de door het fonds gevraagde bewijsstukken.
3.
Het fonds beslist zo spoedig mogelijk over de aanvraag.
Pagina 55176 4.
Het bestuur Is bevoegd ambtshalve een pensioen toe te kennen,
5.
Wanneer de deelnemer In aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de WAO en aanspraak wenst te maken op een arbeidsongeschiktheidspensioen, dient deelnemer hiertoe een aanvraag in te dienen bij het fonds. Deze aanvraag dient vergezeld te gaan van de WAO-beschikking.
6.
De deelnemer die een ari^eidsongeschiktheldspensioen ontvangt, dient bij wijziging of beëindiging van de WAO-uitkering hiervan melding te maken aan het fonds, onder overiegging van de toekenningbeslissing van de uitkeringsinstelling die de uitkering betaalbaar stelt, alsmede het schrijven waaruit de wijziging of de beëindiging van de WAO-uitkering blijkt.
7.
Uitbetaling van het arbeidsongeschiktheidspensioen vindt maandelijks plaats op een door het fonds aan te geven tijdstip.
Artikel 48
1,
Betaling
De betaling van de toegekende pensioenen geschiedt aan de pensioengerechtigde of diens (haar) wettelijke vertegenwoordiger.
2,
De pensioengerechtigde of zijn (haar) wettelijke vertegenwoordiger kan een derde machtigen tot het in ontvangst nemen van hel pensioen. De machtiging kan betrekking hebben op een bepaalde lermijn dan wel van dooriopende aard zijn; laatstbedoelde machtiging - alsmede intrekking van deze - is tegenover het fonds eerst van kracht, nadat deze door het fonds schriftelijk ls bevestigd. Het fonds kan bepalen dat daarbij gebruik moet worden gemaakt van een machtigingsformulier. De machtiging kan te allen tijde worden ingetrokken.
3.
Het fonds Is bevoegd in bijzondere gevallen betaling te doen plaatshebben aan anderen dan de pensioengerechtigde dan wel diens (haar) wettelijke vertegenwoordiger of gemachtigde, evenwel zonder enig rechtsgevolg tegenover deze.
4.
Een buiten Nederiand wonende pensioengerechtigde is verplicht om, zo dikwijls het besiuur zulks nodig oordeelt, een "bewijs van \n leven zijn" over te leggen.
Artikel 49
Betaalbaarstelling
De wijze van betaalbaarstelling wordt bepaald door het fonds. Het fonds kan bepalen, dat de pensioenen, al dan niet bij voonjltbetaling, in termijnen van maximaal één jaar, worden betaalbaar gesteld.
^^
Pagina 56)76
Artikel 50
Vervallen van niet opgevraagde pensioenuitkeringen
Een pensioenuitkering waarover niet Is beschikt, vervalt aan het fonds na het overiijden van de pensioengerechtigde.
Artikel 51
Formulieren en modellen
Van alle formulieren, waarvan krachtens de bepalingen van dit reglement moet worden gebruik gemaakt, wordt het mode! vastgesteld door hel fonds. De formulieren worden gratis ter beschikking gesteld.
\ ^
Pagina 57) 76
Hoofdstuk III
A r t i k e l 52
1.
Premie
Premie
Hel bestuur stelt de hoogte van de premie van de verplichte basispensloenregeling vast, na overieg met de ln artikel 6 van de statuten genoemde werkgevers- en werknemersverenigingen,
2.
ledere deelnemer is premie verschuldigd voor de financiering van de verplichte basispensloenregeling. De werkgever is deze premie verschuldigd aan het fonds. De werkgever kan een gedeelte van de premie op hel loon van de deelnemer Inhouden, ln de bijlage bij dit reglement zijn de betreffende premiepercentages vermeld.
3.
De premie voor het ouderdoms- en partnerpensioen bedraagt het vastgestelde premiepercentage van de pensioengrondslag. De werkgever kan maximaal het vastgestelde percentage inhouden op het loon van de deelnemer. De premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is met Ingang van 1 januari 2006 op nihil gesteld.
4.
Geen premie hoeft te worden betaald voor en voor zover de deelnemer die een WAO- of WlA uitkering ontvangt en in aanmerking komt voor de premievrije pensioenopbouw volgens artikel 21 Indien de deelnemer voor zijn resterende verdiencapaciteit ln de agrarische en groensector werkt naast de WAOdan wel WIA-uitkering, is hij over het daarmee verdiende loon wel premie verschuldigd.
Hoofdstuk IV
A r t i k e l 53
Informatieverplichtingen
Informatie over de pensioenregeling
Startbrief Het fonds informeert de deelnemer binnen drie maanden na aanvang van de deelneming, door middel van een startbrief, over: a.
de Inhoud van de basispensioenregeling;
b,
de toeslagverlening;
c
hel recht van de werknemer om bij het fonds het geldende pensioenreglement op te vragen;
d.
het bestaan van de regeling vrijwillig pensioen;
e.
omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het fonds;
ï\^
Pagina 58) 76 f.
het recht van de werknemer om bij het fonds een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraak.
Er wordt geen startbrief verstrekt als de werknemer uiterlijk zes maanden vóór aanvang van de deelneming in diensl is getreden bij dezelfde werkgever, op grond waarvan de deelnemer de hiervoor bedoelde informatie heeft ontvangen. Informatie die sinds de vorige verstrekking is gewijzigd wordt wel verstrekt.
2.
Informatie over de basispensioenregeling De informatie over óe inhoud van de basispensioenregeling, bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval het volgende; a. b.
de datum van aanvang van de deelneming; de pensioensoorten, waarbij aangegeven wordt of nabestaandenpensioen, al dan niet samen met ouderdomspensioen, deel uitmaakt van de basispensioenregeling;
c.
het karakter van de pensioenovereenkomst;
d.
de wijze waarop de pensioenaanspraken worden vastgesteld;
e.
de Ingangsdatum van het pensioen en de duur van de uitkering;
f.
de gevolgen van beëindiging van de deelneming voor de hoogte van de pensioenaanspraken, waarbij aangegeven wordt welke pensioenaanspraken op risicobasis zijn;
3.
g.
de gevolgen van arbeidsongeschiktheid voor de verwerving van pensioenaanspraken;
h.
de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting; en
l.
de informatieverplichtingen van de werknemer jegens de werkgever en het fonds.
Verdere informatie In de startbrief wordt ook Informatie verstrekt over: a.
het wettelijk recht op waardeoverdracht of de mogelijkheid tot waardeoverdractit als niet voldaan is aan de voonvaarden voor het wettelijk recht op waardeoverdracht;
b. c. d. e.
4.
de keuzemogelijkheden die er zijn ten aanzien van uitruil; welke informatie op verzoek wordt verstrekt; het actueel zijn van een korte of lange termijn herstelplan; en de bij het fonds geldende klachtenregeling.
Wijziging pensioenreglement Het fonds informeert de deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglemenl op te vragen.
^ ^
Pagina 59)76 Artikel 54
1.
Jaartijkse pensioenopgave
Jaartijkse Informatie Het fonds verstrekt de deelnemer jaariijks: a.
een opgave van de verworven pensioenaanspraken;
b.
een opgave van de reglementair le bereiken pensioenaanspraken;
c.
infonnatie over toeslagverlening; en
d.
een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroel van pensioenaanspraken.
2.
Te bereiken pensioenaanspraken De reglementair te bereiken pensioenaanspraken betreffen een opgave van de hoogte van het periodiek uit te keren pensioen vanaf de Ingangsdatum van het pensioen. Bij deze opgave wordt ten aanzien van het nabestaandenpensioen aangegeven wat de gevolgen zijn van de gekozen wijze van financieren.
Artikel 55
1.
Informatie aan gewezen deelnemers
Bij beëindiging van de deelneming Hel fonds verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming: a.
een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken, die behouden blijven bij beëindiging van de deelneming;
b.
informatie over toeslagveriening;
c.
Informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is;
d.
informatie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder;
e.
Informatie over de mogelijkheid van afkoop als de pensioenaanspraak onder de afkoopgrens
f.
ligt; informatie over het recht op waardeoverdracht of de mogelijkheid tol waardeoverdracht als niet voldaan ls aan de voorwaarden voor het wettelijk recht op waardeoverdracht;
g.
informatie over de gevolgen van arbeidsongeschiktheid;
h.
informatie over het actueel zijn van een korte of lange termijn herstelplan;
1.
infonnatie over de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting; en
j.
Informatie over het recht een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen In een hoger partnerpensioen.
Pagina 60)76
2,
Periodiek Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer een keer ln de vijfjaar; a.
een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken; en
b.
Informatie over toeslagverlening.
Artikel 56
1.
Informatie aan gewezen partners
Bij scheiding Het fonds verstrekt de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer: a.
een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen;
b.
informatie over toeslagveriening;
c.
Informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang ls;
d.
Informatie over de mogelijkheid van afkoop als de pensioenaanspraak onder de afl
2.
Periodiek Het fonds verstrekt de gewezen partner een keer In de vijfjaar: a.
een opgave van zijn opgebouwde aanspraak op partnerpensioen;
b,
informatie over toeslagveriening.
Artikel 57
1.
i n f o m i a t i e aan pensioengerechtigden
Bij pensioeningang De pensioenullvoerder verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt: a,
een opgave van zijn pensioenrecht;
b,
een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet;
c,
Informatie over toeslagverlening;
d,
het recht een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen In een hoger partneipensioen;
e,
hel recht het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk uit te ruilen in een hoger ouderdomspensioen.
Pagina 61176
2.
Periodiek Het fonds verstrekt de pensioengerechtigde jaariijks: a. . een opgave van zijn pensioenrecht; b.
een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en
c
Artikel 58
1.
Informatie over toeslagveriening.
Informatie over toeslagverlening
Inhoudelijk De in de artikelen 32, 53, 54, 55, 56 en 57 bedoelde informatie over toeslagveriening heeft belrekking op: a,
het ambitieniveau en de voorwaarden die gelden bij de toeslagveriening;
b.
de wijze van fmanciering van voorwaaróelijke toeslagveriening en, indien daartoe technische voorzieningen worden gecreëerd, de hoogte van de voorziening in relatie tot de benodigde voorziening;
c,
de verwachtingen ten aanzien van toekomstige toeslagveriening; en
d.
de toeslagverlening over de afgelopen drie jaar waarbij wordt aangegeven of dit in overeenstemming met het gepresenteerde toeslagbeleid is geweest.
2.
Wijziging toeslagbeleid De pensioenuitvoerder informeert gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
Pagina 62)76
A r t i k e l 59
Informatie o p verzoek
Algemene informatie De pens Ioen uitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek:
2,
a.
hel geldende pensioenreglemenl;
b.
het jaarverslag en de jaarrekening van het fonds;
c.
hel uitvoeringsreglement;
d.
de verklaring inzake beleggingsbeginselen;
e.
het korte of lange termijn herstel plan als dat van toepassing is;
f.
informatie over de hoogte van de dekkingsgraad;
g.
informatie over het van toepassing zijn van een aanwijzing door de toezichthouder; en
h.
informatie over de aanstelling van een bewindvoerder.
Specifieke informatie Het fonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant ls, waaronder: a.
de mogelijkheden van uitruil; en
b.
een indicatie van óe aanspraak op ouderdomspensioen en partnerpensioen bij omzetting van de beschikbare premie in de vrijwillige pensioenregeling.
3.
Gewezen deelnemer De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
A r t i k e l 60
Informatie bij vertrek naar een andere Udstaat
Het fonds verstrekt deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden. Deze informatie is ten minste overeenkomstig de informatie die wordt verstrekt aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die in Nederiand blijven.
K^
Pagina 63)76
Hoofdstuk V
Artikel 61
Aanvullende regelingen
A a n v u l l e n d e Begripsbepalingen
Aanvullende pensioengrondslag
het loon als bedoeld in artikel 1 van het pensioen reglement, dat jaarlijks meer bedraagt dan het maximum premieloon als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen. Indien krachtens de arbeidsverhouding een geringer dan het nomiale aantal uren wordt gewerkt, wordt het maximum premieloon naar evenredigheid vastgesteld.
Deelneming
de deelneming aan de aanvullende pensioenregeling.
Artikel 62
1.
A a n v u l l e n d e pensioenaanspraken
Het fonds kan op verzoek van een aangesloten werkgever voor de deelnemers bedoeld in artikel 2, lid 1 onder a, en b., die ln dienst zijn van deze werkgever en een loon ontvangen dat op jaarbasis hoger is dan het maximum premieloon als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, aanvullende ouderdoms-, partner - en wezenpensioenen verzekeren ln aanvulling op de aanspraken die voortvloeien uil hoofdstuk ll. Hel bepaalde ln artikel 21 is daarbij van overeenkomstige toepassing, waarbij de maximering als bepaald in artikel 21 lid 7 builen beschouwing blijft.
2,
De afspraken tussen de aangesloten werkgever en het fonds worden vastgelegd in een tussen de aangesloten werkgever en het fonds gesloten uitvoeringsovereenkomst, ln deze overeenkomst worden de verplichtingen van de werkgever In het kader van de uitvoering van deze afspraken vastgelegd.
3,
De in het eerste lid genoemde pensioenaanspraken zijn gebaseerd op een ullkeringsovereenkomst, dat is een pensioenovereenkomsl inzake de vastgestelde pensioenuitkering.
Artikel 63 1.
Ouderdomspensioen
Het jaariijks ouderdomspensioen bedraagt voor elk opbouwjaar 2% van de aanvullende pensioengrondslag over dat jaar,
2.
Artikel 18 en 32 zijn van overeenkomstige toepassing.
Pagina 64)76
A r t i k e l 64
Partnerpensioen
1.
Het jaariijks partnerpensioen bedraagt voor elk opbouwjaar 70% van het bedrag aan ouderdomspensioen dat krachtens artikel 63, Ild 1 eerste volzin is opgebouwd.
2.
De artikelen 23 lot en met 26 en artikel 32 zijn van overeenkomsfige toepassing.
Artikel 65
Wezenpensioen
1.
Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor elk opbouwjaar voor elk kind 20%van het partnerpensioen dal overeenkomstig artikel 64 ls opgebouwd.
2,
De artikelen 27, 28 en 32 zijn van overeenkomstige toepassing.
A r t i k e l 66
Financiering
1.
De financiering van de in enig jaar opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers aan de aanvullende pensioenregeling vindt plaats door storting van de bedragen die worden vastgesteld per 1 januari van enig kalenderjaar en die worden berekend op basis van de pensioenopbouw in het desbetreffende jaar volgens de aanvullende pensioenregeling, de leeftijd en het gesladit van de deelnemer.
2.
Het bestuur kan de tarieven ter berekening van de premie als bedoeld in het eerste lid gehoord de actuaris op enig moment wijzigen. De wijzigingen zullen niet eerder van kracht zijn dan 1 januari volgend op het jaar waarin aan de wert
3.
Het fonds brengt het verschuldigde premie in rekening bij de werkgever.
4.
De werkgever en de deelnemer kunnen overeenkomen dat een deel van het aan de werkgever in rekening gebrachte bedrag voor rekening van de deelnemer komt. Het deel dat door de werknemer verschuldigd zal zijn, zal met inachtneming van de desbetreffende wettelijke regels worden vastgesteld.
5.
Indien het ln Ild 4 bepaalde toepassing vindt, zal de werkgever hel door de deelnemer verschuldigde deel inhouden op diens salaris.
' ^
Pagina 65) 76
Hoofstuk VI
Artikel 67
Inkoop van pensioenopbouw
Inkoop van pensioenopbouw
Een werkgever kan voor zijn werknemers bij het pensioenfonds het verzoek indienen tot verhoging van de pensioenaanspraken van de werknemers indien het deel van de pensioenaanspraken dat voortvloeit uit deze inkoop overeenkomstig de pensioenaanspraken op grond van de basispensloenregeling wordt behandeld. Btj deze inkoop dienen de wettelijke bepalingen in acht genomen te worden en kan het bestuur voonwaarden stelten.
Pagina 6 6 ) 7 6 H o o f d s t u k VII
Artikel 68
Overgangsbepalingen
A a n s p r a k e n o p g e b o u w d tot en met 31 december 2006
De tot en met 31 december 2006 opgebouwde pensioenaanspraken blijven per die datum vastgesteld overeenkomstig hetgeen in die periode bepaald was In het van toepassing zijnde pensioenreglement. Op deze aanspraken is artikel 32 van toepassing. Op het tot en met 31 december 2001 opgebouwde partnerpensioen is artikel 37 van toepassing.
Artikel 69
A r b e i d s o n g e s c h i k t h e i d v ó ó r 1 j a n u a n 2007
Indien de pensioenopbouw op 31 december 2006 wordt voortgezet wegens arbeidsongeschiktheid, wordt de pensioenopbouw met ingang van 1 januari 2007 voortgezet overeenkomstig artikel 21. Voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer is artikel 20 van toepassing en wordt de in te kopen aanspraak gebaseerd op de mate van arbeidsgeschiktheid en het met werken verdiende loon in de agrarische sector. Voor de volledig arbeidsongeschikte deelnemer is artikel 20 niet van toepassing. Indien de gedeeltelijk of volledig arbeidsongeschikte deelnemer vóór 31 december 2021 geheel of gedeeltelijk re-integreert in de agrarisdie sector, wordt de volgens artikel 20 in le kopen aanspraak verhoogd op basis van de hogere mate van arbeidsgeschiktheid en het hogere loon dal met werken wordt verdiend in de agrarische sector. De hoogte van de ln te kopen aanspraak wordt elk jaar per 31 december bepaald op basis van de mate van arbeidsgeschiktheid op dat moment en het verdiende loon op dat moment.
Artikel 70
Regeling Vrijwillig Pensioen (BPL Plus Pensioen)
Met ingang van 1 januari 2009 is de Regeling Vrijwillig Pensioen (BPL Plus Pensioen) die tot daltijdsfip deel uit maakte van het pensioenreglemenl (hoofdstuk V, artikelen 61 t/m 70) komen te vervallen, Het volledige pensioenkapitaal dat de deelnemers die hebben deelgenomen aan deze regeling tot 1 januari 2009 hebben opgebouwd ls op de in artikel 66 van het toenmalige pensioenreglement genoemde wijze en met in achtneming van de ln dat artikel opgenomen bepalingen omgezet in een aanspraak op ouderdomspensioen.
^
Pagina 67176
Dit reglement treedt In werking per 1 september 2012.
Ondertekening Besluit tot wijziging in bestuursvergadering van 30 augustus 2012, ter advisering voorgele deelnemersraad op 23 augustus 2012 en deze heeft haar Instemming verieend.
H.Th.J. Vulto
G.ff.M.J. R
werkgeversvoorzitter
werknemer
Pagina 68176
BIJLAGE I bij het Pensioenreglement BPL Door het bestuur BPL vastgestelde toeslagen als bedoeld in artikel 32 1
Toeslagen Per 01-01-1974 verhoogd met 3,0% Per 01 -01 -1975 verhoogd met 3.0% Per 01-01-1976 verhoogd met 4,0% Per 01-01-1977 verhoogd met 5,0% Per 01-01-1978 verhoogd met 5,0% Per 01-01-1979 verhoogd met 5,0% Per 01-01-1980 verhoogd met 5,0% Per 01-01-1981 verhoogd met 5,0% Per 01-01-1982 verhoogd met 5,0% Per 01-01-1983 verhoogd met 5,0% Per 01 -01 -1984 verhoogd met 5,0% Per 01-01-1985 verhoogd met 5,0% Per 01-01-1986 verhoogd met 5,0% resp. 2,75% Per 01-01-1987 verhoogd met 4,1% resp, 1,2 % Per 01-01-1988 verhoogd met 7,0% resp. 1,0 % Per01-01-1989 verhoogd met6,2% resp, 1,2% Per 01-01-1990 verhoogd met 5,6% resp. 1,2% Per 01-01-1991 verhoogd met 4,0% resp. 2,5 % Per 01-01-1992 verhoogd met 4,0% Per 01-01-1993 verhoogd met 4,0% Per 01-01-1994 verhoogd met 4,0% Per 01-01-1995 verhoogd met 3,0% Per 01-01-1996 verhoogd met 3,0% resp. 1,75% Per 01-01-1997 verhoogd met 2,5% resp. 1,61% Per 01-01-1998 verhoogd met 2,5% resp, 1,0% Per 01-01-1999 verhoogd met 2,5% resp. 2,9% Per 01-01-2000 verhoogd met 2,5% resp. 2,9% Per 01-01-2001 verhoogd met 2,2% Per 01-01-2002 verhoogd met 3,0% Per 01-01-2003 verhoogd met 0,0% Per 01 -01 -2004 verhoogd met 1,5% Per 01-01-2005 verhoogd met 0,6% Per 01-01-2006 verhoogd met 1,5% Per 01-01-2007 verhoogd met 1,4% Per 01 -01 -2008 verhoogd met 1,4% Per 01-01-2009 verhoogd met 2,8% Per 01-01-2010 verhoogd met 0,1%
Psgina 69)76 Per 01-01-2011 verhoogd met 0,0% Per 01-01-2012 verhoogd met 0,0% Eenmalige uilkeringen Betaald per; 01-06-1974 één maand pensioen (jubileumuitkering) 01-12-1975 één maand pensioen 01-12-1976 één maand pensioen 01-12-1977 één maand pensioen 01-12-1978 één maand pensioen 01-12-1979 één maand pensioen 01-12-1980 één maand pensioen 01-12-1981 één maand pensioen 01-12-1982 één maand pensioen 01-12-1983 één maand pensioen 05-12-1984 één maand pensioen als geschenk, belastingvrij tot ƒ 300,= in 1985 schenking, bedrag in grootte variërend in 1986 schenking, bedrag in grootte variërend in 1987 schenking, bedrag in grootte variërend in 1988 schenking, bedrag in grootte variërend in 1989 schenking, bedrag in grootte variërend in 1990 schenking, bedrag in grootte variërend in 1991 schenking, bedrag in grootte variërend in 1992 schenking, bedrag in grootte variërend ln 1995 schenking, groot f 150,In 1996 schenking, groot f 150,in 1997 schenking, groot f 150,in 1998 schenking, groot f 150,in 1999schenking, grootf 150,-en een eenmalige jubileumuitkering, groot f 100,
Pagina 70)76
BIJLAGE II bij het Pensioenreglement BPL Afkoopfactoren artikel 44, 45 en 46
Afkoopfactoren artikel 44 en 46 Leeftijd
Factor OP
Factor BPP
Leeftijd
Factor OP
Factor BPP
Leeftijd
Factor OP
Factor BPP
20
3,04
0,76
36
5,22
1,40
52
8,83
2,62
21
3,14
0,79
37
5,39
1,45
53
9,13
2,72
22
3,25
0,82
38
5,57
1,51
54
9,45
2,81
23
3,36
0,85
39
5,76
1,57
55
9,76
2,95
24
3,48
0,89
40
5,96
1.63
56
10,10
3,05
25
3,60
0,92
41
6,16
1,69
57
10,46
3,16
26
3,72
0.96
42
6,36
1,76
58
10,83
3,27
27
3,85
1,00
43
6,58
1.82
59
11,22
3,38
28
3,99
1,04
44
6,80
1,90
60
11,63
3,47
29
4,12
1,08
45
7,00
2,02
61
12,06
3,53
30
4,26
1,12
46
7,24
2,10
62
12,52
3,60
31
4,41
1,16
47
7,48
2,18
63
13,00
3,65
32
4,56
1,21
48
7,73
2,27
64
13,51
3,70
33
4,72
1,25
49
7,99
2,35
65
14,03
3,62
34
4,88
1.30
50
8,26
2,44
35
5,04
1,34
51
8,54
2,53
Voorbeeld: Een 28-jarige deelnemer heeft € 25 aan ouderdomspensioen opgebouwd. Bij afkoop bedraagt de afkoopwaarde 25x3,99 = € 99,75
Pagina 71)76
Afkoopfactoren artikel 44
Leeftijd
Factor prepensioen
20
Leeftijd
Factor prepensioen
Leeftijd
Factor prepensioen
0,20
36
0,35
52
0,61
21
0,21
37
0,36
53
0,63
22
0,22
38
0,37
54
0,66
23
0,22
39
0,39
55
0,68
24
0,23
40
0,40
56
0,71
25
0,24
41
0,41
57
0,73
26
0,25
42
0,43
58
0,76
27
0,26
43
0,44
59
0,79
28
0,27
44
0,46
60
0,83
29
0,28
45
0,48
61
0,86
30
0,28
46
0,49
62
0,90
31
0,29
47
0,51
63
0,94
32
0,30
48 ■
0,53
64
0,98
33
0,32
49
0,55
65
34
0,33
50
0,57
35
0,34
51
0,59
(^J
Pagina 72176
Afkoopfactoren artikel 45 partnerpensioen bij ingang
Leeftijd
factor
Leeftijd
factor
Leeftijd
factor
20
25,52
44
21,39
68
12,66
21
25,41
45
21,10
69
12,19
22
25,30
46
20,83
70
11,71
23
25,18
47
20,55
71
11,22
24
25,06
48
20,26
72
10,74
25
24,93
49
19,96
73
10,25
26
24,80
50
19,66
74
9,77
27
24,66
51
19,35
75
9,21
28
24,52
52
19,03
76
8,74
29
24,37
53
18,70
77
8,28
30
24,22
54
18,37
78
7,83
31
24,07
55
18,00
79
7,39
32
23,90
56
17,65
80
6,96
33
23,73
57
17,28
81
6,54
34
23,55
58
16,91
82
6,13
35
23,37
59
16,53
83
5,74
36
23,18
60
16,14
84
5,36
37
22,98
61
15,74
85
4,98
38
22,78
62
15,33
86
4,63
39
22,57
63
14,92
87
4,29
40
22,35
64
14,49
88
3,97
Pagina 73)76 41
22,12
65
14,03
89
3,68
42
21,89
66
13,58
90
3,42
43
21,64
67
13,12
Afkoopfactoren artikel 45 ingegaan wezenpensioen Leeftijd
Duur
Afkoopvoet
18
9
7,72
19
8
6,98
20
7
6,21
21
6
5,41
22
5
4,59
23
4
3,73
24
3
2,85
25
2
1,93
26
1
0,98
27
0
0,00
^ ^
Pagina 74)76
Afkoopfactoren artikel 45 wezenpensioen bij ingang
Leeftijd
Duur
Factor
0
18
13,36
1
17
12,81
2
16
12,25
3
15
11,67
4
14
11,07
5
13
10,45
6
12
9,8
7
11
9,13
8
10
8,44
9
9
7,72
10
8
6,98
11
7
6,21
12
6
5,41
13
5
4,59
14
4
3,73
15
3
2,85
16
2
1,93
17
1
0,98
18
0
0,00
f'^g'rta 75/76
^5,29% Van den
l'yö6enï9a7 ifaben ina-.
''ÖSSt/niiggQ
^2,7% 12,5% 12,8%
1991 en 1992 Ï993enl994 1995
13,1% 13,1%
'yS6 t/m 1992 1993 1994
9,9% 11,0% 12,0% 12,0%
1995
1997 1998 1999 ■2000
■
13.1%
i3,n ui%
-2002
13.1% ^3,1%
"2003
13,1%
-2004
13,1% ^3.3 %
-2001
2005 2005 ■ 2007 - 2008
2009 -2010 -2011 -2012
13.3 %
13,3% 13,3% 12,35% 12,35% 12,35% 12.35% 15,02% 15,29%
"^'^^^ersöi^arage 1994 ■ 1995 4,2% 3,3%
..S^/
Pagina 76)76 -1996 -1997 - 1998 -1999 -2000 -2001 -2002 -2003 -2004 -2005 -2006 -2007 -2008 -2009 -2010 -2011 -2012
3,3% 3,3% 3,3% 3.3% 3,3% 3,3% 3.3% 3,3% 3,3% 3,3% 0,5% 2,25% 2,25% 2.25% 2,25% 3,13% 4,21%
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Actuariële en bedrijfstechnische nota
Dit Is een uitgave van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
Versie 1.0-2012
1 Inleiding Het doel van de ABTN is om integraal inzicht te geven in het functioneren van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (het pensioenfonds) en om een beschrijving te geven van het ten behoeve van het pensioenfonds te voeren beleid, waarisij de financiële opzet en de grondslagen waarop het rust, gemotiveerd omschreven zijn. Deze ABTN t)eschrijft de actuariële en bedrijfstechnische werkwijze van het pensioenfonds vanaf 1 januari 2011. In hoofdstuk 2 wordt een korte beschrijving gegeven van het pensioenreglement. Daama wordt in hoofdstuk 3 uiteengezet op welke wijze de omvang van de verplichtingen wordt vastgesteld. In dat hoofdstuk wordt tevens beschreven op welke wijze de jaariijkse bijdrage wordt bepaald die benodigd is voor de dekking van deze verplichtingen. In hoofdstuk 4 wordt het gewenst vermogen besproken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 stilgestaan bij het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. In hoofdstuk 6 komt tot slot de organisatie van het pensioenfonds aan de orde.
pagina 2 ) 38
2 Pensioenreglement 2.1
Pensioenreglement
De pensioenregeling luidt in hoofdlijnen als volgt: - Regeling
Middelloonregeling
- Toetredingsleeftijd ouderdomspensioen
Minimaal 21 jaar en maximaal 64 jaar
- Pensioenleeftijd ouderdomspensioen
65 jaar
- Loon voor de opbouw van het pensioen
Het loon in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, met uitzondering van: a.
uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de WAO, de WlA , de WW of met deze uitkeringen naar de aard en strekking gelijk te stellen uitkeringen of loonbelallngen;
b.
het genot van een door de weritgever ler beschikking gestelde auto.
- Franchise
Met ingang van 1 januari 2002 wordt gestreefd om de franchise jaariijks, belddsmatig, aan te passen aan de CBS-prijsIndex alle huishoudens, afgeleid. Hierbij is de ftanchise minimaal gelijk aan de geldende franchise als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
- Pensioengrondslag
Als pensioengrondslag geldt voor enig jaar het loon voor de opbouw van het pensioen van de deelnemer, verminderd met de franchise.
- Opbouwpercentage ouderdomspensioen
Tot en met 2001:1,75% van de pensioengrondslag. Van 2002 tot 2007:1,9% van de pensioengrondslag. Met Ingang van 2007: 2% van de pensioengrondslag
- Ouderdomspensioen
Het te bereiken ouderdomspensioen Is gelijk aan de som van de jaariijks vastgestelde pensioenopbouw waarbij het opgebouwde saldo onderhevig is aan mogelijke indexaties die door het l:>estuur, gelet op de beschikbare middelen, jaariijks worden vastgesteld.
- Partnerpensioen
-tot31 december2001: 70%; - tussen 1 januari 2002 en 31 december 2006: 64%; - met ingang van 1 januari 2007: 70% van het te behalen c q . opgebouwde ouderdomspensioen
pagina 3 | 38
- Wezenpensioen
Voor ieder kind 20% van het t>ereikbaar par^erpensloen. Voor ieder kind 40% van hel partnerpensioen voor volle wezen.
- ANW-hiaatpensioen
Anw-hlaatvoorziening voor partners van deelnemers; de hoogte Is gelijk aan de Anw-uitkering als bedoeld in artikel 17 lid 1 van de Anw verhoogd met de vakantietoeslag volgens de Anw en onder aftrek van de inkomensafhankelijke Anw-uitkering die door de partner wordt ontvangen.
- Premievrijstelling
Bij een arbeidsongeschiktheid op grond van de WAO dan wel de WlA van 65% of meer wordt de pensioenopbouw premievrij voortgezet; bij een arbeidsongeschiktheid tussen 45% en 65% een opbouw van 50% tussen 25% en 45% een opbouw van 25% (in geval van een WlA-üiti(ering geldt dit alleen bij arbeidsongeschiktheid van 35%
tot 45%). - Arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP)
Het artDeidsongeschIktheidspensioen is gelijk aan het zogenaamde WAO-hiaat. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt een evenredige uitkering verieend (in geval van een WIA-uitkering ls er geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen).
- Indexaties van aanspraken
Het bestuur beslist jaariijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Een Indexatie wordt alleen verieend als de beschikbare financiële middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten. Voor de deelnemers wordt gestreefd naar een indexatie die maximaal gelijk Is aan de stijging van het CBS- consumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens afgeleid, over de periode van september tot september daaraan voorafgaand; De indexaties worden uit beleggingsrendement gefinancierd. Voor de voorwaardelijke indexaties is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald.
- UltnjIImogelijkheden
Op de pensioendatum heeft de deelnemer het recht om een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen om te ruilen in een partnerpensioen of andersom. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen kan tevens bij beëindiging van de deelneming plaatsvinden. De deelnemer kan er tevens voor kiezen om voor het prepensioen danwel het ouderdomspensioen een andere ingangsdatum te kiezen. De pensioenen worden uitgeruild met door het bestuur vastgestelde percentages. Ook kan de deelnemer ervoor kiezen om de hoogte van de pensioenuitkering te variëren.
Daaina 4 | 38
Overgangsregeling Afschaffen prepensioenregeling Vanaf 2007 vindt geen opt>ouw meer plaats van prepensioen. De VUT-regeling in Suwas I vervalt op termijn. Deelnemers die voor 1 januari 1950 zijn geboren kunnen vanaf 64 jaar gebniikmaken van de prepensioenregeling. Voor deelnemers die per 31 december 1997 én per 1 januari 1998 in dienst zijn bij een bij het fonds aangesloten wericgever geldt dat zij een aanvulling krijgen op de prepensioenregeling. Deze 'garantieregeling' wordt gefinancierd door het VUT-fonds Suwas 1. Werknemers die op 31 december 2000 en op 1 januari 2001 deelnemer waren aan de BPL-regeling, hebben een extra opbouw prepensioen gehad van maximaal drie jaar, over de periode 1 januari 1998 tot 1 januari 2001 voorzover zij deelnemer vraren in de genoemde periode. VPL Aan deelnemers die tussen 1 januari 1950 en 31 december 1965 geboren zijn, wordt extra pensioen toegekend over dienstjaren voor 2007. De opbouw en financiering van deze pensioenaanspraken is uitgesteld tot uiteriijk 31 december 2021. Deze inkoop van extra pensioenaanspraken geldt alleen als betrokkene op 31 december 2006 en op 1 januari 2007 deelnemer was aan de pensioenregeling en de volledige uitstelperiode van 15 jaar deelnemer blijft aan de pensioenregeling. Deze inkoop maakt hel mogelijk om op 62-jarige of 63-jarige leeftijd met pensioen te gaan. Aanvullende regeling Het fonds kan op verzoek van een aangesloten werkgever voor al zijn werknemers een aanvullende regeling (excedentregeling) afsluiten. De inhoud van de aanvullende regeling is vastgelegd in het pensioenreglement. Het betreft aanvullende ouderdoms-, partner- en wezenpensioenen over het loon dat jaariijks meer bedraagt dan het maximum premieloon als bedoeld In hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen. Als de werkgever gebnjik maakt van deze mogelijkheid wordt met hem een afeonderiijke uitvoeringsovereenkomst afgesloten. In deze uitvoeringsovereenkomst worden de voon^/aarden vastgelegd die gelden voor de deelname in de aanvullende regeling. Tevens wordt bepaald in hoeverre het pensioenreglement én het uitvoeringsreglement van toepassing zijn. 2.2
Uitvoeringsreglement
Het uitvoeringsreglement bevat bepalingen die betrekking hebben op de verhouding tussen een verplicht aangesloten werkgever en het pensioenfonds. Hier volgen de hoofdlijnen, voor zover deze hoofdlijnen niet al elders in deze ABTN worden beschreven. Premievaststelling, premiebetaling en niet nakomen premieverplichtingen De premie voor de verplichte pensioenregeling wordt, na overieg met CAO-partijen, vastgesteld en zonodig gewijzigd door het bestuur. Een wijziging wordt doorgevoerd met ingang van 1 januari van een kalenderjaar. De hoogte van de vanaf 2011 geldende premie voor de basisregeling wordt, evenals het loon waarover deze wordt geheven, beschreven in hoofdstuk 3.4 van deze ABTN. Geen premie is overigens verschuldigd bij voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid en weridoosheld. Als de premie hoger is vastgesteld dan de door de regelgeving vereiste premie, kan het pensioenfonds het surplus gebruiken voor extra buffervorming voor herstel, of om een resen/e te vonnen voor toekomstige indexatieveriening of voor andere doelen als omschreven in deze ABTN. Als de door de regelgeving vereiste premie hoger is dan voor sociale partners acceptabel is, heeft het twstuur mandaat van sociale partners om de pensioenregeling aan te passen door de hoogte van de op te bouwen aanspraken in de toekomst naar beneden bij te stellen.
pagina 5 | 38
Premiehefiïng vindt plaats als volgt. Na afloop van elke loonperiode wordt voor elke werkgever de verschuldigde premie vastgesteld aan de hand van de door de werkgever per loonperiode aan te leveren periodieke loonopgaven. De verschuldigde premie dient binnen een maand na afloop van iedere loonperiode voldaan te zijn. Artikel 26 van de Pensioenwret wordt bij de premieheffing in acht genomen. Bij overschrijding van de betalingstermijn kan het pensioenfonds de wettelijke rente en vergoeding van andere kosten vorderen. Als een wericgever met de betaling in gebreke blijft maakt het fonds gebmik van de haar ter beschikking staande rechtsmiddelen. Zo kan het pensioenfonds een dwangbevel uitbrengen, beslag laten leggen op goederen van de werkgever, het faillissement van de werkgever aanvragen of de bestuurders van de werkgever aansprakelijk stellen. Ook is het pensioenfonds bevoegd om als uiterste middel de actieve deelnemers in dienst van een werkgever te Informeren over een betalingsachterstand van die werkgever. Als sprake er is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het pensioenfonds te ontvangen jaarpremie én het pensioenfonds niet beschikt over het minimaal vereist eigen vermogen, als bedoeld in hoofdstuk 4.1 van deze ABTN, informeert het pensioenfonds met inachtneming van artikel 28 van de Pensioenwet de deelnemersraad en de ondernemingsraad van de ondememing die nog premie aan het pensioenfonds verschuldigd is. Infomiatie De werkgever is verplicht aile deelnemers bij het pensioenfonds aan te melden en de gegevens volledig, juist en tijdig te verstrekken. Een werkgever moet het pensioenfonds inzage verienen in zijn administratie voorzover dat noodzakelijk Is voor een goede uitvoering van de pensioenregeling. Indien een werkgever geen of onjuiste gegevens verstrekt voor de premieheffing, is het pensioenfonds bevoegd deze naar beste weten zelf vast te stellen. Het fonds kan dan ook een boete opleggen. Het pensioenfonds zorgt ervoor dat de deelnemers over de pensioenregeling worden geïnformeerd overeenkomstig artikel 21 van de Pensioenwet. Vennogenstekorten, vermogensoverschotten en winstdeling De financiële sturingsmiddelen die het fonds hanteert, worden beschreven in hoofdstuk 3.5 van deze ABTN. Bij onderdekking respectievelijk een reservetekort volgt het pensioenfonds de daarop betrekking hebbende procedures zoats voorgeschreven in de Pensioenwet. Bij premiekorting neemt het pensioenfonds artike! 129 van de Pensioenwet in acht. Van de wettelijke mogelijkheid van terugstorting maakt het pensioenfonds geen gebruik. Vrijstelling In het uitvoeringsreglement worden de voorwaarden aangegeven waaronder: een werkgever voor zijn werknemers vrijstelling kan worden verieend van de verplichte deelneming in het pensioenfonds; het betreft de wettelijke voonAraarden van het Vrijstelllngs- en boetebesluit Wet Bpf 2000 een werkgever of een werknemer wegens gemoedsbezwaren vrijstelling kan worden verieend. Klachten en geschillen De voor de werkgever geldende klachten- en geschillenprocedure ls beschreven.
ft I I R
2.3
Verplichtstelling
De Minister van Sociaie Zaken en Werfcgelegenheid heeft bij beschikking van 25 maart 2008 (Stcrt. 2008, nr.58) goedgevonden: het deelnemen In de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw verplicht gesteld voor alle vrerknemers in loondienst van een werkgever die in hoofdzaak activiteiten verricht In de agrarische sector, waaronder begrepen: 1.
een groothandelsondememlng in bloembollen, zijnde een ondememing waarin de activiteiten ovenvegend bestaan uit handel in bloembollen;
2.
een bos en natuurondememing, zijnde een terreinbeheersbedrijf: een ondememing waarin de bosbouw in de ruime zin des woords wordt uitgeoefend, met Inbegrip van werkzaamheden in droge en natte natuurterreinen en het houden van toezicht in bossen en natuurterreinen aannemingsbedrijf: een ondememing die tegen betaling werkzaamheden voor terreinbeheersbedrijven ven-icht in bossen of andere houtopstanden dan wel in natuurterreinen, welke bedrijfematig In die terreinbeheersbedrijven plegen te worden verricht, dan wel een ondememing die voor eigen rekening houtoogstwerkzaamheden verricht;
3.
een land- en tuinbouwwerktulgene}q>Ioiterende ondememing, zijnde een ondememing waarin de activrteiten ovenwegend bestaan uit het met, aan of door machines en/of werktuigen voor derden verrichten van landbouwambachtenwerkzaamheden: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de feitelijke plantaardige en dieriijke productie. cultuurtechnische w/erkzaamheden: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, de daarmee samenhangende drainage en grondwerken (bovenste grondlaag), alsmede het hiermee samenhangende onderhoud, met uitsluiting van baggerwertczaamheden met specifiek baggermaterieel. Van de hierboven genoemde landbouwambachten- en cultuurtechnisdie werkzaamheden Is eerst sprake, indien en voor zover geen bouw-/aanlegvergunning is vereist, met uitzondering van de vergunningen betrekking hebbend op de feitelijke plantaardige en dieriijke productie en/of de aanleg van groenvoorzieningen. meststoffendistributie: wertczaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van distributie van dieriijke meststoffen, of werkzaamheden met betrekking tot overige organische meststoffen ten behoeve van de agrarische sector;
4.
een hoveniersbedrijf, zijnde een ondememing waarin de activiteiten ovenwegend bestaan uit: hoveniers- en/of groenvoorzieningswerkzaamheden: het al dan niet voor derden aanleggen en/of onderhouden van tuinen, parken, plantsoenen, groenstroken, terreinen en begraafj^laatsen, een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waarondertevensbegrepenhet mimen van sneeuw In het voomoemde. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alte daarvoor benodigde materialen en andere producten In de meest ruime zin van het woord. Onder Hoveniersbedrijf wordt niet verstaan een ondememing, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de voorbereidende grondwericzaamheden.
pagina 7 | 38
boomverzorgingswerkzaamheden: het voor derdai planten en/of verplanten en/of verzorgen van zowel de bovengrondse als ondergrondse delen van bomen, met inbegrip van de voorbereidende werkzaamheden. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest mime zin van het woord. interieurbeplantingswerkzaamheden: het voor derden plaatsen en/of ondertiouden van Interieurbeplantingen met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord; Dak- en gevelbegroeningswerkzaamheden: Het voor derden aanleggen en/of onderhouden van daktuinen, danwel beplantingsvormen op daken of tegen gevels, Greenkeeperswerkzaamheden: Het voor derden aanleggen en/of onderhouden van golften^einen een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het mimen van sneeuw in het voomoemde. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten In de meest mime zin van het woord. 5.
een glastuinbouwondememing, zijnde een onderneming wraarin de activiteiten overwegend bestaan uil plantaardige teelten die permanent onder glas of plastic plaatsvinden, met uitzondering van paddestoelenteelt en de boomkwekerij onder glas of plastic, maar met inbegrip van vermeerderingst)edrijven, ongeacht of laatstgenoemde bedrijfsactiviteiten geheel often dele in de open lucht plaatsvinden;
6.
een ondememing in open teelten, zijnde een onderneming waarin de activiteiten ovenwegend beslaan uit plantaardige teelten ln de open lucht en plantaardige teelten die niet pemnanent onder glas of plastic bedekt zijn, maar met inbegrip van de boomkwekerij en aanvenwante handelsactiviteiten die onder glas of plastic bedekt plaatsvindL Deze sector is onden/erdeeld in navolgende subsectoren t.w. Open Teelten Bcxamkwekerij, Open Teelten Bloembollen, Open Teelten Landbouw (akkerbouw) en Open Teelten Tuinbouw;
7.
een dierhouderijonderneming, zijnde een ondememing waarin de activiteiten overwegend bestaan uit bedrijfsmatige productiegerichte dierhouderij met uitzondering van de stalhouderij c.q. een ondememing die paarden houdt voor recreatieve doeleinden en/of sportwedstrijden;
8.
een paddenstoelenteeltondememing, zijnde een ondememing waarin de activiteiten ovenwegend bestaan uit de teelt van paddestoelen en/of aansluitende reeks van nauw verwante activiteiten, met name de opslag van, het inpakken van en het uiüeveren van paddestoelen en aanverwante producten aan vervoerders en het in beperkte mate produceren van compost;
9.
een groenvoederdrogerijonderneming, zijnde een ondememing waarin uitsluitend dan wel in hoofdzaak, groenvoederproducten virorden gedroogd, met Inbegrip van alle bijbehorende wertczaamheden;
10. een tuinbouwzaadteeltonderneming, zijnde een ondememing waarin uitsluitend of in belangrijke mate de activiteit van handels-, productie-, kweek- en/of selectiebedrijf van tuin en/of bloemzaden wordl uitgeoefend; 11. Een mndveevertaeteringsondememing, zijnde een een organisatie die werkzaamheden doet verrichten op hel gebied van de mndveeverbetering, daaronder ook begrepen een organisatie die biologisch veeverlaeteringsmateriaal levert. 12. Een varkensverbeteringsorganisatie. zijnde: -
een fokkerij-organisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederiands recht, waarin de activiteiten ovenwegend bestaan uit diensten en/of producten aanbieden voor het vervaardigen, respectievelijk distribueren van genetisch hoogwaardig fokmateriaal ten behoeve van de varkenssector,
n a M i n n fl I 3 8
een k.i.-organisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederiands recht, welke een k.i. station exploiteert en/of een instelling voor kunstmatige inseminatie van varkens exploiteert, een varkensverbeteringsorganisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd In een rechtsvorm conform Nederiands recht, welke zic^ ten doel stelt het veri^eteren van kwaliteit en rentabiliteit van de varkenshouderij middels diensten en/of producten van deze organisatie. Onder wericgever wordt verstaan: a.
degene die een ondememing drijft zoals hierboven vermeld,
b.
degene die een onderneming drijft met een onderdeel waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de hierboven genoemde activrteiten worden uitgeoefend, indien in dit onderdeel meer dan de helft van het totale aantal werknemers vi^riczaam is,
c.
juridisch zelfstandige delen van ondememingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan hierboven genoemde activfteiten als bedoeld onder 1 tot en met 12, voor dat deel van de ondememing, tenzij zij behoort of behoren tot een concem in de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgeriijk Wetboek.
Onder werknemer worcit verstaan: de natuuriijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst Is van de wericgever, met uitzondering van: a.
personen, die de leeftijd van 21 nog niet hebben bereikt;
b.
personen, die de leeftijd van 65 jaar hebben overschreden;
c.
personen, die - zodanig pensioen genieten - 65% of meer arbeidsongeschikt zijn in de zin van de WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van van 18 febmari 1966, Stb. 84) of de WlA (Wet weric en inkomen naar arbeidsvermogen van 10 november 2005, Stb. 572);
d.
de directeur-grootaandeelhouder in de zin van de SV-wetgeving (regeling aanwijzing directeurgrootaandeelhouder van 19 december 1997, Stct. 1997, 248).
: r
3 Financiële opzet Het fonds voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn volledig verzekerd in eigen tieheer. Het fonds heeft derhalve geen hen/erzekeringscontracten afgesloten. 3.1
De waarderingsgrondslagen van de beleggingen
De onroerende zaken in exploitatie zijn gewaardeerd tegen actuele waarde gebaseerd op in- en externe taxaties, waarbij rekening wordt gehouden met de staat van het onderhoud. Jaariijks wordt 100%o extem getaxeerd. De waardering van de aandelen en de obligaties gescJiiedt tegen beurswaarde. De waardering van hypothecaire leningen geschiedt tegen nominale waarde. De waardering van onderhandse leningen geschiedt tegen actuele waarde. Deze actuele waarde is bepaald rekening houdend met toekomstige kasstromen en is contant gemaakt tegen de hertelde marictwaarde (Yield). Hierbij speelt het risicxiprofiel en de resterende looptijd een rol.
3.2
Technische Voorzieningen
Het fonds kent de volgende v<x>rzleningen De Voorziening Pensioenverplichtingen De Voorziening Arbeidsongeschiktheidspensioenverplichtingen Spaarfonds gemoedsbezwaarden De Voorziening Pensioenverplichtingen wordt gesteld op de cmntante vraarde van de reglementair tot en met de balansdatum verworven pensioenaanspraken. Bij de waardering van de pensioenaanspraken wordt van de volgende grondslagen uitgegaan: - Interest
Nominale rentetemijnstructuur (zero-coupon), zoals door De Nedertandsche Bank maandelijks op haar website wordt gepubliceerd
- Sterite
AG Prognosetafel 2012-2060, waari^ij de sterftekansen zijn vermenigvuldigd . met 94%. Deze vennenigvuldiging Is nodig om de sterftekansen van de generatietafel aan te passen aan de verzekeringssterfte van BPL. De hoogte van deze vermenigvuldiging wordt periodiek geëvalueerd.
- Wezenpensioen
De lasten van nog niet ingegaan wezenpensioen zijn gesteld op 5% van de lasten van het nog niet ingegaan partiierpensioen; bij de vaststelling van de lasten ter zake van ingegaan wezenpensioen wordt verondersteld dat het
pagina 10 | 38
pensioen moet worden uitgekeerd tot de 18-jarige leeftijd (indien studerend tot 27-jarige leeftijd), waarbij geen rekening wordt gehouden met sterftekansen. - Leeftijdsverschil
De leeftijd van de partner van de deelnemer Is 3 jaar lager resp. hoger gesteld dan die van de deelnemer.
- Gehuwdheidsfrequentie
Voor de deelnemers geboren In 1937 of later bedraagt de gehuwdheidsfrequentie op de pensioendatum 100% en wordt daama vastgesteld op basis van de gegevens in de GBA.. Voor de deelnemers geboren voor 1937 wordt de gehuwdheid sowieso vastgesteld op basis van de GBA..
- Premievrijslelling invaliditeit
Voor (gewezen) deelnemers is de contante waarde van de toekomstige pensioenopbouw in de Voorziening Pensioenverplichtingen opgenomen. Jaarlijks komt uit het gedeelte van de Voorziening Pensioenverplichtingen voor toekomstige pensioenopbouw een bedrag besciiikbaar dat wordt gebmikt voor de financiering van premievrije pensioenen. Door revalldering en invalldering wordt een bedrag aan eerdergenoemde voorziening onttrokken respectievelijk toegevoegd.
- Opslag voor toekomstige kosten
voor de dekking van toekomstige kosten wordt de netto voorziening verhoogd met 2%.
- Leeftijden
De leeftijden worden gebaseerd op de geboortemaand van de deelnemers
- Voorziening niet opgevraagd pensioen
De contante waarde op 65 jaar van de aan deze stelpost toegerekende pensioenaanspraken. Door uit te gaan van de contante waarde op 65 jaar wordt rekening gehouden met het feit dat deelnemers bij alsnog aanmelden, recht hebben op alle pensioenuitkeringen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd (65 jaar). Vanaf boekjaar 2009 worden de aan de stelpost toe te rekenen pensioenaanspraken op levenslang ouderdomspensioen en latent partnerpensioen gelijk gesteld aan de pensioenaanspraken van het voorgaande jaar In deze stelpost plus 5% van de vrijval uit pensionering van actieve en premievrije deelnemers gedurende het jaar minus de gedurende het jaar en na de reglementaire pensioenleeftijd opgevraagde uitkeringen.
De Voorziening Arbeidsongeschiktheidspensioen wordt op basis van rentedekking vastgesteld. Dat wril zeggen dat er een voorziening wordt getroffen zodra de uitkering ingaat. De Voorziening Overgangsmaatregelen wordt gevormd door de ontvangen premies voor de overgangsmaatregelen, de toegekende rekenrente en verminderd de pensioentoekenning uit hoofde van de overgangsmaatregelen. Periodiek zal worden bepaald of met deze voorziening uiteindelijk alle beoogde toekenningen kunnen worden gedaan. 3.3
Reserves
Het fonds kent de volgende reserves De Algemene Reserve De Reserve Anw-hiaat
De Beleggingsreserve De Bestemmingsreserve VPL-pensioen Doel van de reserves De Algemene resen/e Is bedoeld om alle niet-belegglngsrisico's op te vangen. Dit betreft onder andere operationele risico's. Inflatierisico en actuariële risico's De Resen/e Anw-hiaat is bedoeld om tegenvallers in de Anw-hiaat-regeling te kunnen opvangen. De Beleggingsreserve is bedoeld om koersdalingen in de beleggingsportefeuille op te kunnen vangen. De Bestemmingsreserve is bedoeld voor de finandering van de toekenning van de VPL-pensioenen De reserves worden als volgt vastgesteld: De Algemene Reserve wordt gevoed dcxïr het resultaat, nadat de Reserve Anw-hiaat en de Beleggingsreserve op het juiste niveau zijn gebracht. Aan de Resen/e Anw-hiaat wordt toegevoegd het verschil tussen enerzijds de Anw-hiaat-premie en toegerekende interest en anderzijds de toevoeging aan de Anw-hiaat-voorzien ing. de toegerekende administratiekosten en de verrichte Anw-hiaat-uitkeringen. De Beleggingsreserve is gelijk aan het gewenst eigen vermogen verminderd met het minimum vereist vermogen, zoals deze vermogens zijn gedefinieerd in hoofdstuk 4. Op deze wijze wordt bewericstelligd dat de beleggingsreserve minimaal gelijk Is aan de reserves, die een pensioenfondsfonds moet aanhouden voor beleggingsrisico's in het FTK. De Bestemmingsreserve VPL-pensioen wordt gevoed door de premies VPL-pensloen ad 2.3% van het loon, welke tot en met 2021 wordt geheven. De kosten voor de toekenning van deze pensioenen worden onttrokken aan deze reserve.
3.4
Financiering
Het pensioenfonds kent vanaf de augustus 2011 een dekkingstekort. Het bestuur heeft in het najaar van 2011 een korte termijn-herstelplan aan DNB aangeboden. Uit dit plan blijkt dat het fonds met het huidige premie-, indexatie en beleggingsbeleid binnen 3 jaar uil de situatie van het dekkingstekort komt. Het plan is in het voorjaar van 2012 door DNB goedgekeurd. De dekkrngsgraad bedraagt ultimo 2011 100,4%. De vereiste dekkingsgraad conform de pensioenwet/FTK bedraagt 117,3%. De pensioenregeling w/ordt gefinancierd d(X)r middel van een reglementaire doorsneepremie van 19,5% van de pensioengrondslag. Uit deze premie worden ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen, vrezenpensioen en de Anwhlaat-ultkering gefinancierd.
Kostendekkende premie uitgaande van premiedempinq, disconterinqsvoet 4% In % van premiegrondslag 1 Actuarieel benodigde premie voor inkoop onvoorwaardelijke onderdelen basisregeling, (inclusief ANW-hiaat en opslag voor toevoeging aan TV ivm excassovoorziening)
A B T M P e n s s i o f k n f n n r t c « * w - •*— ■
15,5%
■■-
2 Opslag voor 0,1%
arbeidsongeschiktheidsrisico's 3 Opslag voor solvabiliteit
2,5%
4
1,4%
Opslag voor Öitvoeringskosten
5 Overige 6 Opslag voor voorwaardelijke Onderdelen TOTAAL
19,5%
De premie is in 2010 vastgesteld aan de hand van de volgende uitgangspunten. 1 Actuarieel benodigde premie De premie is gebaseerd op de volgende grondslagen Overievingsgrondslagen
AG Prognosetafel 2010 - 2060 met een algehele correcte van 94% op de sterftekansen.
Rendement
4%
Excassokosten
2%
2 Opslag voor arbeidsongeschiktheidsrisico's Deze opslag betreft de IBNR-voorzienlng, die ook In de premie is opgenomen. Uit de recente Actuarieel Rapporten blijkt dat deze opslag en voorziening in de afgelopen jaren voldoende is geweest 3 Opslag voor solvabiliteit Deze opslag is gebaseerd op de vereiste dekkingsgraad ultimo 2009. Deze bedraagt 116,4%. De opslag voor solvabiliteit is derhalve 16,4%Ö..
4 Opslag voor uitvoeringskosten De uitvoeringskostenexclusief vermogensbeheer in 2010 bedroegen, exclusief éénmalige posten 20.500.000. (1,4% van de pensioengrondslag) De overgang van de pensioenadministratie van Syntrus Achmea naar TKP gaat overigens gepaard met stmctureel lagere uitvoeringskosten.
Vanaf 2012 tot uiteriijk 2021 wordt tevens een premie geheven van 2,3% van het salaris. Deze premie én de voorziening overgangsmaatregelen is voldoende om de rechten die voortvloeien uit de VPL-overgangsrechten te kunnen financieren. Hierbij is rekening gehouden met een venwacht rendement van 4%.
3.5
Sturingsmiddelen
Het bestuur heeft de volgende sturingsmiddelen: 1.
het premiebeleid;
2.
het indexatiebeleid;
3.
het beleggingsbeleid;
4.
de regeling.
Premiebeleid De reglementaire premie, ad 19,5% van de pensioengrondslag, is voor onbepaalde tijd vastgesteld. Deze premie en het premiebeleid is mede aan de hand van een CA-studie (einde 2010) vastgesteld. Hieruit blijkt dat de premie van 19,5% niet
kostendekkend is indien de marktrente zich structureel onder de 4% bevindt. Als de premie Inderdaad niet aan de regelgeving voldoet, zal het bestuur de regeling zodanig aanpassen dat de premie wel aan de regelgeving voldoet.. Indexatiebeleid Het indexatiebeleid luidt als volgt •
De ambitie van het bestuur is jaariijks pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen aan de prijsontwikkeling.
•
Indexatieverlening is echter altijd voonwaardelijk en afhankelijk van een specifiek bestuursbesluit.
•
Het specifieke t)estuursbesluit wordt nonnaliter in november van enig jaar genomen.
•
Voor het bepalen van het feitelijk besluit in enig jaar, wordt als basis de volgende staffel door het bestuur als uitgangspunt gebruikt:
GDG < VD
Geen indexatie
VDSGDG
Indexatie-veriening naar rato
VD + 1 0 % < G D G < V D
Volledige indexatie-veriening
Vcx)r inhaaIJndexatie geldt de volgende staffel: GDG>VD + 10%
Over maximaal 1 jaar temg
GDG > VD + 20%
Over maximaal 3 jaar temg
GDG > VD + 25%
Over maximaal 5 jaar temg
GDG > VD + 30%
Over maximaal 10 jaar temg
Inhaal indexatie mag echter niet leiden tot een dekkingsgraad onder de grens in de bovenstaande staffel Hierbij staat GDG voor Gemiddelde Dekkingsgraad en VD voor Vereiste Dekkingsgraad conform de definitie in hoofdstuk 4 •
Als maatstaf wordt gehanteerd de consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens afgeleid (dus exclusief effecten door overheidsbeleid) voor de maand september, zoals vastgesteld door het CBS;
•
De Gemiddelde Dekkingsgraad wordt als volgt bepaald: Het rekenkundig gemiddelde van 4 kwartalen, eindigend bij het 3^^ kwartaal van het jaar voorafgaand aan de eerste januari waarop de indexatie wordt toegekend. Daarbij geldt dat het verschil tussen hoogste kwartaalstand en laagste kwartaalstand niet meer mag bedragen dan 20%; is dit wel het geval dan wordt de hoogste kwartaalstand afgetopt op de laagste kwartaalstand ■>- 20%. Ook geldt hierbij dat de actuele dekkingsgraad niel lager mag zijn dan de Vereiste Dekkingsgraad -/- 5% op het moment dat het lndexatiet>esluit genomen wordt.
•
Bij de vaststelling van de Gemiddelde Dekkingsgraad, de Vereiste Dekkingsgraad en de actuele dekkingsgraad worctt de dekkingsgraad genomen voordat de indexatietoekenning daarin venwertct is.
•
Het beleid wordt elke 2 jaar geëvalueerd.
Beleggingsbeleid In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het beleggingsbeleid.
pagina 14 | 38
Regeling Het uitgangspunt van het bestuur is dat er nooit een vertaging van de al opgebouwde pensioenrechten zal plaatsvinden. Als bij dermate grote financiële problemen bovenstaande sturingsmiddelen geen afdoende oplossing bieden, zal eventueel de pensioenregeling voor in de toekomst op te bouwen pensioenrechten worden gewijzigd. Crisisplan ln het voorjaar van 2012 heeft het bestuur een crisisplan vastgesteld. In dit plan definieert het bestuur oa wat voor haar een crisis is en welke sturingsmiddelen zij ten tijde van een crisis wil inzetten. Het crisisplan is als bijlage bij deze Abtn gevoegd.
pagina 15 | 38
4 Vereist vermogen Het fondsvermogen is in het vervolg gedefinieerd als de som van de Technische voorziening en de reserves (de Algwnene Reserve, de Reserve Anw-hiaat en de Beleggingsreserve), zoals beschreven in 3.2 en 3.3. De bestemmingsresen/e VPLpensioen is geen onderdeel van het fondsvermogen. 4.1
Minimum vereist eigen vermogen
Het minimum vereist eigen vermogen bedraagt ca. 104,5% van de Technische voorziening zoals beschreven In deze ABTN onder 3.2. Het minimum vereist vermogen wordt bepaald aan de hand van de wettelijke voorschriften. Indien het fondsvermogen lager is dan het minimum vereist vermogen én de Technische voorziening , bestaat er een situatie van onderdekking. Bij onderdekking beschrijft het bestuur in een herstelplan de maatregelen die moeten worden genomen om, na toestemming van DNB, in maximaal drie jaar uit de situatie van onderdekking te komen. 4.2
Gewenst vermogen
Het bestuur van het pensioenfonds streeft ernaar om het fondsvermogen minimaal gelijk te laten zijn aan het gewenst vermogen. Dit gewenst vermogen is gelijk aan het in deze paragraaf beschreven wettelijk vereist vermogen én de Technische voorziening . i.
Indien het fondsvemiogen lager is dan het gewenste vermogen, is er sprake van een reservetekort en l>eschrijft het bestuur in een herstelplan de maatregelen die moeten worden genomen om wel aan de normen van het gewenste vermogen te voldoen. Hierisij wordt in principe een maximale termijn van vijftien jaar voor een situatie van een reservetekort gehanteerd. Het wettelijk vereist vermogen is het eigen vemiogen dat tiehoort bij de evenwichtssituatie van het fonds. In die evenw/ichtssituatie is het wettelijk vereist vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% ten aanzien van de als onvoonwaardelijk aangemerkte onderdelen van de pensioenovereenkomst wordt vooricomen dat het fonds binnen 1 jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorzieningen. Het wettelijk vereist vermogen wordt in principe vastgesteld aan de hand van de DNB-rekenregels, die gelden voor het standaard-model. Hierbij passen twee opmerkingen. Het bestuur heeft er voor gekozen om de rentegevoeligheid van de Inflatieprodukten vast te stellen op 50% bij de berekening van de reserves voor het renterisico. Daarnaast heeft het t>estuur tevens een reserve vast gesteld voor hetrisicxïivan ac:tlef-t)eheer-beleggingen.. Het wettelijk vereist vermogen kan, gegeven het in deze ABTN beschreven beleggingsbeleid, ultimo 2011 als volgt worden vastgesteld: Reserves voor het renterisico
6,9% van de voorziening
Reserves voor het zakelijke waarden-risico Reserves voor het valutarisico
4,1 % van de voorziening
Reserves voor het grondstoffenrisicx)
nihil
Reserves voor het kredietrisico Reserves voor de actuariële
11,5% van de voorziening
1,8% van de voorziening risico's
Reserves voor actief-beheer Vermindering reserves door diversificatie
2,9% van de voorziening 2,0% 11,9% van de voorziening
pagina 16 | 38
Totaal wettelijk vereist venmogen
17,3% van de voorziening
De vereiste dekkingsgraad bedraagt derhalve op basis van bovenstaande reserves 117,3% ultimo 2011.
pagina 17 j 38
5 Beleggingsbeleid In dit hoofdstuk wordt het beleggingsbeleid beschreven. Het beleggingsbeleid bestaat enerzijds uit de strategische afweging tussen rendement en risico die resulteert in de keuze van de vermogenscategorieën, de omvang van die categorieën en het beperken van financiële risico's. Anderzijds bestaat het beleggingsbelekl uit het beheer van het vemiogen binnen iedere vemiogenscategorie en uitvoering van het risicobeleid. Dit vindt plaats binnen richüijnen die met de uitvoerder zijn afgesproken. 5.1
Strategisch beleid
De regelgeving van het FTK maakt de economische risico's (verbonden aan aandelen, valuta, rente, etc) die in pensioenfondsen aanvi/ezig zijn expliciet en vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Hiennee worden pensioenfondsen gedwongen te overwegen welk totaal risiconiveau het fonds kan of wil accepteren. Vervolgens worctt dat risico zo ingezet dat het rendement van het vermogen wordt gemaximeerd. Het bestuur van hel pensioenfonds is verantwoordelijk voor dit strategische belegging- en risicobeleid. Daarmee wordt aansluiting tussen het beleggingsbeleid, de pensioenverplichtingen en de overige sturingsmiddelen bereikL De basis hiervoor is de ALM studie die periodiek door het fonds wordt uitgevoerd. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan: de vaststelling van de risico's die het fonds wenst te accepteren, de jaariijks vast te stellen normportefeuille, bandbreedtes en de beleggingsrichtlijnen. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd door Syntrus Achmea Vermogensbeheer (de "Vermogensbeheerder') en het Bestuursbureau. 5.2
De uitvoering van het vermogensbeheer
Het venmogensbeheer wordt uitgevoerd door Syntms Achmea Vermogensbeheer en Syntms Achmea Vastgoed B.V.. De Vermogensbeheerder is belast met de beleggingen in aandelen, vastrentende vi/aarden, liquiditeiten, indirect vastgoed, infrastmduur, private equity en instmmenten waarmee risico's (zoals renterisico en inflatierisico) worden afgedekt. Syntrus Achmea Vastgoed B.V. is belast met de beleggingen in direct vastgoed. Een gedeelte van de beleggingen is opgedragen aan externe beheerders als ABN AMRO, BlackRock, BNP en Numeric. Deze uitvoerders worden geselecteerd en gemonitord door de Vermogensbeheerder. Hierbij voert de Vermogensbeheerder een gestructureerd manager research proces waarbij aansluiting op de individuele mandaten en het gewenste risicoprofiel centraal slaan. De Vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het operationele beleggingsbeleid. De Vennogensbeheerder is binnen de gefomiuleerde randvoorwaarden (de beleggingsrichtlijnen) vrij in de wijze van belegging en herbel^ging. Beslissingen die consequenties kunnen hebben voor het strategisch beleggingsbeleid en de daarvan afgeleide randvoorwaarden worden slechts in overieg met het bestuur genomen. De Vennogensbeheerder is verantwoordelijk voor het verzamelen, administreren en rapporteren over de beleggingen aan , het bestuur en de belegglngsad\^escommissie.
r
ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw
5.3
Norm portefeuille
De volgende normportefeuille is per 1 januari 2012 vastgesteld, waarbij tevens de benchmarks zijn aangegeven. Benchmares normportQfeüiile,20.12s 1-1-2012' 12.43% 4.97% 1.86% 1.24%
1-Apr-12 13.50% 5.00% 3.00% 1.00%
Aandelen Totaal
20.50%
22.50%
BasisportefeuJIle
26.70%
Aandden Europa Aandelen Verenigde Statai Aandelen Opkomende Markten A a n d ^ n Japan
StaatsobSgafies euro
Index* MSCI Europe MSCI USA customized MSCI Emerging Marltets MSCI Japan
32,00% 32,0% -ƒ- Inflation Linked euro 86.7% Iboxx € staat Customised BPL*" 13.3% Iboxx € semi-staat all maturities' portefeuille gewicht
Inflation Linked euro
rendement Portgfe^lÜS.*" 61% Iboxx € non-^overeign corporate""* 39% Iboxx € non-sovereign collateralized
15.80%
12.00%
5.00% 47.60%
49.00%
26.50% 26.50%
23.00% 23.00%
ROZ/IPD Nedertand
2.50% 1.00% 1.00% 0,50% 5.00%
Eurtbor 1-week deposito rente +3% Euritxir 1-week deposito rente +2%
Portefeuille van kansen Private Equity lAitematieve Beleggingen Totaal
2.50% 1.00% 1.00% 0.50% 5.00%
1
Liquiditeiten {Liquiditeiten Totaal
0-50% 0.50%
0.50% 0.50%
1
Miet-Staatsobligatjes eum High Yield lobligaties Totaal Direct Vastgoed Nederland Vastgoed Totaal Inrrastnjctuur Overig
BoA/Menil Lynch Global Non-Financial High Yield EUTD hedged
5.00% 1
NTB MSCI World
Eonia
1 Totaal 100.00% 100.00% I • Per 1-1-2012 handhaving floating benchmailt zoals gedefinieerd in BR 2011 " alle in(£ces zijn op fiasi's van Total Return. Bij aandelenindices worden netto dividenden tierbelegd (net TR} *** inflation tinked l>lijft in eerste kwartaal onderdeel van overiay, natSen onderdeel van portefeuille * * " aangepaste staat en nlet-slaat benchmark gaat in per 1 april 2012, tot die tijd geldt de tjenchmark zoals gedeSrveerd in BR 2011. 12,34% Iboxx € staat duitslandall maturities Iboxx € staat Customised BPL: 14,42% Iboxx € staat duitsland 10+ 12.23% Iboxx € staat frankrijk all maturities 14,42% Iboxx € Staat frankrijk 10+ 12,23% /fcoxx € staat nederiand all maturities 14,42% Barclays € staat nederiand 10+ 2,65% Iboxx € staat oostenrijk all maturities 1,61% /boxx € staat finland all maturities 0.46% /6oxx € staaf ierland all mabjrities 4,15% Iboxx € staat spanje all maturities 3.11% Iboxx € staat belgie all maturities 7,96% Iboxx € staat italle all maturities
5.4
Risicobeheersing
' Een belangrijk onderdeel van het beleggingsbeleid is het beheersen van beleggingsrisico's. ]
5.4.1
Randvoorwaarden totale portefeuille
Voor beheersing van het relatieve beleggingsrisico wordt de afwijking van de benchmark (de" tracking error') beperkt. Voor de aandelen portefeuille Is de maximale tracking error vastgesteld op 6, voor de vastrentende portefeuille is deze maximaal 2. Voor de totale portefeuille is een maximale tracking error van 3 vastgesteld.
ABTN Pensioenfonds voor de Landhoi»»
Voor het uitvoeren van het beleggingsbeleid is binnen vastgestelde voonvaarden het gebnjik van de volgende afgeleide instmmenten (derivaten) toegestaan. voor de efficiënte sturing van de vastrentende portefeuilles kunnen futures worden gebruikt; voor de afdekking van het renterisico kunnen renteswap en langlopende obligaties worden gebruikt; voor Dynamische Asset Allocatie kunnen futures vrarden gebruikt; voor gebruik van derivaten binnen beleggingspools en beleggingsfondsen gelden de betreffende beleggingsrichtlijnen van de betreffende fondsen. Door het fonds worden geen effecten uitgeleend binnen de eigen discretionaire portefeuilles. 5.4.2
Rebalancing
Rebalancing beleggingsportefeuille De benchmark wordl op jaarbasis gerebalanced. Gedurende het jaar is er sprake van een zwevende benchmark (floating benchmaric). Dit wnl zeggen dat de benchmarkgewichten veranderen als gevolg van marktbewegingen en dat de bandbreedte meebeweegt. De eerstvolgende rebalancing datum is 1 april 2012! Moc^t in de periode voor de rebalancing datum de volatiliteit op de maricten sc:herp oplopen en/of de omvang van de rebalancing te omvangrijk worden, dan komt Syntrus Achmea met een alternatief rebalancing voorstel. Cash Allocatie Posities kunnen ingenomen worden met fysieke beleggingen. Debetstanden zijn alleen toegestaan ter ondersteuning van het Iransac^ieproces en zijn van tijdelijke aard. Rebalancing Rente en inflatieswap Portefeuille Oversc^rijcit de waarde van de rente- en ïnflatieswaps (zowel positief als negatief), op maandultimo, het totale beheerde vermogen met 10%, dan wordt de waarde van de renteswaps na goedkeuring door het fonds gefaseerd teruggebracht naar een waarde binnen deze grens. De fasering worcit ingezet aan het einde van de maand waarin de overschrijding plaatsvindt. Hiertoe stelt Syntnjs Achmea zo spoedig mogelijk een schriftelijk advies op waarin de volgende onderdelen aan bod komen: het aantal stappen waarin de waarde wordt teruggebracht het tijdstip waarop stappen worden gezet , argumentatie 5.4.3
Randvoonvaarden dynamische asset allocatie
De Vermogensbeheerder heeft geen mandaat voor tactische afwijkingen van de floating benchmarkgewichten. Voor afwijkingen van de floating benchmark gewichten zal advies worden uitgebracht door de Vermogensbeheerder in hel kader van Dynamische Asset Allocatie. Het fonds zal besluiten of deze adviezen worden overgenomen waarbij wijzigingen van de vermogensmix binnen onderstaande bandbreedtes ten opzichte van de floating benchmaric zullen plaatsvinden. Posities kunnen zowel door middel van fysieke beleggingen als door middel van derivaten ingenomen worden. Debetstanden zijn enkel toegestaan ter ondersteuning van het transactieproces en zijn van tijdelijke aard..
r ABTN Pensioenfonds voor de Landbnm»
^ ^ ^ ^ 12,43% 4,97% 1,86% 1,24% 20,50%
midden min max 13,50% 8,50% 18,50% 5,00% 0.00% 10,00% 3.00% 0,00% 5.00% 1.00% 0,00% 3,00% 22,50% 17,50% 27,50%
Staatsobligaties euro* Niet-Staatsobligaties euro High YieW Totaal
26,70% 15,80% 5,00% 47,50%
32,00% 27,00% 37,00% 12,00% 7,00% 17.00% 5,00% 3,00% 7,00% 49,00% 44,00% 54,00%
Direct Vastgoed Nederland Totaal
26,50% 26,50%
23,00% 21,00% 25,00% 23.00% 21,00% 25,00%
Aandelen Aandelen Aandelen Aandelen Totaal
Europa Verenigde Staten Opkomende Maricten Japan
Infrastructuur Overig Portefeuille van kansen Private Equity Commodities
I Totaal Liquiditeiten Totaal
2,50% 1,00% 1,00% 0,50% 0,00% 5.00%
2,50% 1,00% 1,00% 0,50% 0,00% 5,00%
1,50% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 2,00%
3,50% 2,00% 2,00% 1.50% 0,00% 8,00%
0,50% 0,50%
0,50% 0.50%
0.00% 0,00%
1,50% 1,50%
100,00% Totaal portefeuille • is onderdeel van de basisportefeuille 5.4.4
100,00%
Randvoorwaarden aandelen
De aandelen van bedrijven zijn onderhevig aan allerlei risico's, variërend van marktrisico tot faillissementsrisico. De vermogensbeheerder tracht deze specifieke risico's zo goed mogelijk te beheersen, hetgeen betekent dat bedrijven waar deze risico's onvoldoende worden gecompenseerd door venwac^ht rendement niet in de portefeuille worden genomen. Daarmee zal het resultaat op de portefeuille afwijken van dat van de benchmark, deze afwijking wordt gemeten als tracking error en is begrensd op 6%- De beheerder draagt dus zorg voor een zorgvuldige keuze van de beleggingen binnen deze bepericing. Shoriposities zijn niet toegestaan, voor een efficiënte aansturing van de portefeuille kan gebruik gemaakt worden van indexbeleggingen. 5.4.5
Randvoorwaarden vastrentende waarden
Voor het beheersen van de risico's die zijn verbonden aan vastrentende beleggingen staan twee maatstaven centraal. Dit zijn acJitereenvolgens duration en het "overair-debiteurenbeleid. Door actief vermogensbeheer op deze punten zal het resultaat op de portefeuille afwijken van dat van de benchmaric. Deze afwijking wordt gemeten als tracking error en is begrensd op 2%. De beheerder draagt dus zorg voor een zorgvuldige keuze van de beleggingen binnen deze bepericing. Duration De duration is een getal dat de gewogen gemiddelde looptijd uitdrukt en daarmee een maatstaf is voor de rentegevoeligheid van de portefeuille. Hien/oor geldt dat de duration maximaal 30% mag afwijken van de benchmaric. Dit komt overeen met een banclbreedte van 3,5 tot 6,5 jaar indien de benchmark een duration van 5 heefl. Wanneer venwacht wordt dat de rente gaat dalen, zal een ovenArogen durationpositie worden aanhouden. Wanneer een stijging wordt venwacht, wordt een onderwrogen positie aangehouden. Door dit achieve beleid wordt venwacht waarde toe te voegen aan het rendement op de portefeuille. Daarbij virordl een risicobudget gehanteerd. Dit betekent dat bij het aangaan van een positie wordt gekeken naar het verwachte resultaat en het punt waar een eventueel veriies op de positie wordt beperkt
A B T N P e n s i o e n f o n d s v o o r H» i =■"<»»-
(een zgn. "stop loss"). Dat betekent dat wanneer de verwachtingen niet uitkomen tijdig veriies wordt genomen. Hiermee worden veriiezen beperkt en winsten tijdig gerealiseerd. Debiteurenbeleid Om het risico naar categorieën en individuele namen te beheersen wordt een onderscheid gemaakt tussen een "investment grade" mandaat (staatsobligaties Euro en niet-staatsobligaties Euro) en "high yield' mandaat. Het Investment investment grade mandaat betreft obligaties met een kredietkwaliteit van BBB en hoger. High yield obligaties hebben een kredietkwaliteit van BB en lager. In onderstaande tabellen is aangegeven wat de maximale en minimale gewichten per mandaat zijn. Binnen het investment grade mandaat wordt hoofdzakelijk belegd in obligaties die genoteerd zijn aan effectenbeurzen in EMU-landen. Onderhandse leningen zijn toegestaan mits een investment grade raVng bestaat voor soortgelijk schuldpapier van dezelfde debiteur of indien naar het oordeel van de beheerder de kwaliteit van het schuldpapier hiermee in overeenstemming is. Verder geldt dal: - Rente: de duration mag maximaal 30% afwijken van de benchmaric. - Kredietwaardigheid: maximaal 2,0% van de vastrentende waarde portefeuille mag worden belegd in obligaties met een BB-rating. Daarbij geldt een maximum weging van 0.3% per naam. Indien de composite rating (een gemiddelde rating gepubliceerd door Blcx)mberg) van een obligatie wordt verlaagd naar lager dan BB, mag de betreffende obligatie nog maximaal 6 maanden worden aangehouden maar dient wel zo spoedig mogelijk te worden verkocht. We gebruiken een composite rating (een gewogen gemiddelde tussen de ratings van de verschillende rating agencaes S&P, Moody's en Fitch) op het moment dat er verwezen wordt naar rating-restric^ties. - Instrumenten: onderhandse leningen zijn toegestaan mits een investment grade rating bestaat voor soortgelijk schuldpapier of indien naar het oordeel van de beheerder de kwaliteit van het schuldpapier hiermee In overeenstemming is. Credit default swaps zijn niet toegestaan. - Landen en valuta: De categorie "staatsobligaties euro" bestaat uit twee onderdelen: 1. Staatsoblioaties eurolanden 2.
Obligaties euro zoals in Iboxx € semi-staat
Staatsobligaties eurolanden: • •
Er mag belegd worden In staatsobligaties van landen die deel uitmaken van de eurozone. Alle staatsobligaties hebben een minimale composite rating van BBB-. Bij overschrijding van deze limiet heeft de beheerder 6 maanden de tijd om zijn posities in de betreffende staatsobligaties af te bouwen.
Er mag belegd vrarden in staatsobligaties en afgeleide instnjmenten buiten de eurozone. Hiervoor gelden de volgende restricties: •
De positie in staatsobligaties en a^eleide instmmenten buiten de eurozone bedraagt maximaal 10% van het belegd vermogen in staatsobligaties euro.
• •
Alle staatsobligaties buiten de eurozone hebben een minimale composite rating van AA-. In de volgende landen mag belegd worden: Noorwegen, Zwitsertand, Denemarken. Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Tsjecdiië, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Australië, Nieuw Zeeland, Verenigde Staten, Canada en Singapore.
•
De staatsobligaties dienen gedenomineerd te zijn in de offidële valuta van het betreffende land.
•
De maximumweging per land is 3% van het belegd vermogen in staatsobligaties.
•
Valuta exposure van deze landen zal niet worden afgedekt,
•
Met behulp van afgeleide instrumenten mogen posities in Japan opgebouwd worden.
Obligaties eunj zoals In Iboxx € semi-staat
ABTN Pensioenfonds voor de LMKHK™
•
Het belegbaar universum is gelimiteerd tot euro-leningen van de uitgevende instellingen die onderdeel zijn van de Iboxx € sub-sovereign benchmark.
- Benchmaric: De gewichten vrarden één maal per jaar in overieg met het bestuur vastgesteld en de gewichten zullen vanaf dat moment floaten. Daarbij worden de gewichten op kwartaalbasis teruggezet naar de oorspronkelijke weging. Indien deze aanpassing tot meer omzet leidt dan 5% van de staatsportefeuille, wordt eerst afgestemd met het fonds. Indien binnen de Iboxx Sovereign Index mutaties plaatsvinden op landenniveau, bijvoorijeeld als gevolg van een veriaging in de rating, dan worden de gewichten in overieg met bestuur aangepast. Het high yield mandaat wordt beheerd via een tieleggingspcwl, waarvoor de volgende restricties gelden: •
beleggingen vinden plaats in Europese en / of Noord-Amerikaanse instmmenten met een kredietwaardigheid van BB en lager.
•
maximaal 20% in cash, tenzij er een nieuwe geldinstroom in de pool is. In dit geval is er een investeringsperiode van drie maanden om deze inflow te beleggen.
•
maximaal 5% in één issuer, uitgezonderd Amerikaanse overheids(gerelateerde) instanties.
•
maximaal 25% in leveraged loans, bank loans en private placemenls-
•
er mag gebruik gemaakt worden van derivaten
•
alle vreemde valuta exposure binnen de pool wordt volledig gehedged naar euro.
5.4.6
Randvoorwaarden Alternatieve beleggingen
In 2007 is geslart met de opbouw van enkele nieuwe vermogenscategorieën: infrastnjctuur en private equity. Deze zgn. alternatieve beleggingen worden geleidelijk opgebouwd gedurende een aantaljaren. In de normportefeuille Is aangegeven welke belangen gedurende 2010 worden genomen. Infrastructuur Het Infrastructuur mandaat wordt beheerd via een beleggingspool, waan/oor de volgende restricties gelden: •
beleggen via verschillende infrastructuurfondsen beheerd door externe vermogensbeheerders die infrastructuur in Europa en Noord-Amerika zullen aanhouden.
•
de infrastmctuurfondsen zullen gediversifieerde portefeuilles aanhouden naar verschillende infrastructuursectoren, waaronder industriële infrastructuur (afvalwaterzuivering), transport infrastmctuur (tolwegen en-bnjggen, vliegvelden, havens, spoorwegen), nutsbedrijven (watervoorziening, eledrïciteltstransmissie en -distributie, alternatieve energieprcxJuclie). communicatie infrastructuur (kabelnetwerken, zendmasten en satellietsystemen), sociale infrastmctuur (scholen, ziekenhuizen). Het fonds zal worden geïnformeerd op het moment dat binnen deze pool het concrete voomemen bestaat in gevangenissen te beleggen. Op dat moment kan het fonds bestuiten of het zich met zo'n belegging kan verenigen..
•
maximaal 5% c;ash
•
maximaal 10% van de pool zal in één infrastructuurasset t>elegd worden
•
alle vreemde valuta exposure binnen de pool wordt volledig gehedged naar euro.
Private equity Beleggingen in private equity vinden plaats in een fonds van Private Equity fondsen. Ten aanzien van de beleggingen in private equity wordt belegd via een fonds dat richtlijnen aanhoudt op het gebied van duurzaam beleggen. Portefeuille van Kansen Als lange termijn belegger is een pensioenfonds bij uitstek geschikt om innovatieve en/of duurzame projecten of ondernemingen te financieren. Het fonds wil daarbij met nadmk kijken naar projecten of ondememingen die gerelateerd
zijn aan de bij het fonds betrokken sectoren. Hierbij zal een acceptabel rendement worden vereist en zal het risicx) naar de "eigen" sectoren niet teveel mogen oplopen. Tevens zal het risicomanagement dat op de andere illiquide venmogenscategorieën waarin het fonds is belegd wordt toegepast ook hier worden gehanteerd. 5.4.7
Randvoorwaarden renterisicx) en inflatierisico
Dit risico bestaat doordal beleggingen en verplichtingen niet ln dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Vcxjr het beheren van het renterisico zal gebmik gemaakt worden van een dynamische rente hedge strategie: Afdekking renterisico: o
Type: Voorziening Pensioen Verplichtingen hedge
o
Omvang: 55% lot 90% procent afdekking
o
Bandbreedte omvang: +/-1,0%
o
Referentie: Rentegevoeligheid Voorziening Pensioen Verplichtingen (VPV)
Afdekkingsportefeullle: Rente overiay (rente swaps, langlopende obligaties), Vastrentende waarden (staatsobligaties euro, niet-staatsobligaties euro, inflation linked) Rente overiay: (Afdekkingspercentage x VPV) - VRW Strategie: Dynamisch (afhankelijk van de 30-jaars Europese swaprente) ■
afhankelijk van de 30-jaars swaprente wordt de omvang van de hedge bepaald: o
bij een 30-jaars swaprente lager of gelijk aan 3,5%, bedraagt de afdekking 55%;
o
bij een 30-jaars swaprente tussen de 3,5% en 5%, vindt een stapsgewijze aanpassing van het afdekkingspercentage plaats. De grootte bedraagt daarbij 8,75% per stap (zie label);
o
bij een 30-jaars swaprente hoger dan of gelijk aan 5%, bedraagt de afdekking 90%.
30 jrs swaprente (%)
Afdekking (%)
<3.5
55,00
3,5-4,0
63,75
4,0-4,5
72,50
4.5-5,0
81,25
5,0 >
90,00
De uitvoering van de hierboven beschreven strategie gebeurt op basis van de volgende c:riteria: Uitgangspunten voor berekening rentehedge: o
Het renterisico wordt uitgedrukt als DV01 (waardeverandering als gevolg van 1 bp verschuiving van de rente) en gemeten over negen looplijden (2, 5. 10,15, 2 0 . 2 5 , 30, 40 en 50 jaar). Deze looptijden worden gebruikt voor het afdekken van de rentegevoeligheid over de hele rentetermijnstructuur. Dit voorkomt niet dat de strategie gevoelig is voor niet-parallelle en zeer grote veranderingen van de renteterm ijnstmctu ur.
o o
Rentegevoeligheid van de staatsobligaties euro en niet-staatsobligaties euro benchmaric. Rentegevoeligheid van kasstromen, gebaseerd op de meest recente Voorziening Pensioen Verplichtingen (VPV) en de swapcurve op kwartaal einde.
Aanleiding voor bijsturen rentehedge: o Op kwartaalbasis naar aanleiding van nieuwe Voorziening Pensioen Verpllcfitingen (VPV). Er wordt een bandbreedte van + / - 1 % gehanteerd: de rentegevoeligheid van de portefeuille vastrentende vraarden en
A B T N P e n s i o e n f o n d s v o o r rf«» i.-'^'tMu^-
swapportefeullle, mag gezamenlijk niet meer dan 1% (procentpunt) afwijken van de beoogde afte dekken rentegevoeligheid van de VPV. De omvang van de strategie kan gedurende het kwartaal minder zijn, omdat venwachte en onvenA/achte aangroei in de Voorziening Pensioen Verplichtingen (VPV) gedurende het kwartaal niet worden afgedekt. o
Op kwartaalbasis wordt de omvang van de strategie bijgestuurd binnen de bandbreedte, tegelijkertijd wordt de omvang per looptijd binnen een bandbreedte van +1- 2,5% ten opzichte van de totaal afte dekken DV01 gebrachl.
o
Op maandbasis naar aanleiding van gewijzigde marictrentes. Aanpassing van de sfrategie vincft plaats wanneer de 3CX-jaars Europese swaprenteblj de volgende rentetriggers passeert: 3,5%. 4.0%. 4.5%, 5,0%. Ultimo maand wordt bepaald of een rentetrigger Is gepasseerd. Indien de 30-jaars Europese swaprente dezelfde trigger opnieuw passeert zal de strategie niet opnieuw worden aangepast. Een aanpassing vindt pas weer plaats zodra één van de naastgelegen triggers gepasseerd wordt.
Bijvoorbeeld: de 30-jaars Europese swaprente passeert de 4,0% trigger Vervolgens wordt de strategie aangepast. De eerstvolgende keer dat de strategie in dit kader wordt aangepast is als de 3,5% of de 4,5% trigger wordt gepasseerd. Wordt een trigger gepasseerd na een rentestijging dan vinden er geen transacties plaats tegen een rentetarief dat lager ligt dan de betreffende trigger. Wordt een trigger gepasseenj na een rentedaling, dan vinden er geen transacties plaats tegen een tarief hoger dan de betreffende trigger. Na het passeren van een trigger stelt Syntrus Achmea zo spoedig mogelijk een voorstel op voor aanpassing van de strategie. Aanpassing van de sti-at^ie vindt plaats na akkoord van het bestuur op dit voorstel. Monllorinq/verslaQ legging: o Over aanpassingen van de strategie wordt verslag gedaan aan de BAG en het bestuur. o
Monitoring van de omvang en bandbreedte vindt op kwartaalbasis plaats.
Voor het beheersen van het inflatierisico wordt gebmik gemaakt van een strategie met de volgende kenmericen: Afdekking inflatierisico:
-
o
Omvang: 20% procent
o
Referentie: Voorziening Pensioen Verplichtingen (VPV) (= netto contante, waarde)
Afdekkingsportefeuille: inflation linked staatsobligaties (universum: Nederiand, Frankrijk, Duitsland) en ïnflatieswaps, allen op basis van Euro Inflatie
De uitvoering hiervan gebeurt op basis van de volgende criteria: Uitgangspunten berekening van inflatlehedge o
Nominale waarde van de inflatiehedgeportefeuille
o
Voorziening Pensioen Verplichtingen
Aanleiding voor bijsturen inftatiehedge: o
Nieuwe Voorziening Pensioen Verplichtingen op jaarbasis en omvang inflatiehedgeportefeuille
o
In het eerste kwartaal van ieder jaar wordt bepaald wat de omvang van de afdekking van de inflatlehedge is.
o
Bij een afwijking groter dan 5,0%-punt van de gewenste inflatieafdekking van 20%, wordt de inflatieafdekking in een periode van maximaal 4 kwartalen gerebalanced naar 20%. Deze afwijking wordt per kwartaal gemonitord.
o
Aanpassingen vinden plaats in overieg met bestuur van BPL
5.4.8
Verantwoord beleggen
Het pensioenfonds vindt het belangrijk invulling te geven aan verantwoord beleggen. Als uitgangspunt hanteert het fonds de principes van de Global Compact van de Verenigde Naties. Deze tien principes zijn gerelateerd aan de mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anti cx>rruptie en vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen zoals het Universele Verklaring inzake de Rechten van de Mens en de conventies van de International Labour Organisation. Het verantwoord belegen beleid bestaat uit de volgende onderdeten en wordt uitgevoerd door Syntrus Achmea Vermogensbeheer: •
Uitsluiten van confroversiële wapens en ondernemingen die de Global Compact schenden
•
Engagement, aangaan van dialoog met ondememingen
•
Corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen
Uitsluiting Het pensioenfonds hanteert sinds 2008 een uitsluiting beleid ten aanzien van controversiële wapens. Zo belegt het fonds niet in ondememingen die kemwapens, biologisc:he v\rapen, chemische wapens, anti persoonsmijnen of clusterbommen produceren. De aandelenportefeuilles en credits die door Syntrus Achmea worden beheerd zijn hiermee in overeenstemming gebracht. Daamaast wenst hel pensioenfonds niet te beleggen in ondememingen die de Global Compact schenden. Een onafhankelijk onderzoeksbureau stelt vast of een ondememing een of meerdere principes van de Global Compact schendt Indien een ondememing gedurende 2 jaar de Global Compact schendt kan de onderneming worden uitgesloten van het belegbaar universum en worden de posities, indien die er zijn, verkocht. Uitgesloten ondememingen die niet langer de Global Compact schenden of niet langer betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens worden weer opgenomen in het belegbaar universum.
5.5
Resultaatsevaluatie
Elk kwartaal worctt in een rapportage door de Vermogensbeheerder het volgende vastgelegd: de ontwikkeling van de dekkingsgraad gedurende het kwartaal de behaalde rendementen in hel kwartaal en vanaf de vorige jaarultimo per beleggingscategorie, inclusief de derivatenportefeullles; een toelichting op het rendement, het gevoerde beleid en de risicometing; een overzicht van de aan- en verkopen; een portefeuille overzicht afgezet tegen aankoopkoersen (desgewenst); vooruitzichten en beleidsvoornemens.
6 De organisatie van het pensioenfonds Het bestuur heeft de bevoegdheid tot het vaststellen en/of wijzigen van de statuten, pensioen- en uitvoeringsreglement en is daarmee verantwoordelijk voor hét pensioenbeleid. Het bestuur heeft een deel van haar bevoegdheden gedelegeerd aan het bestuursbureau Actor. Het t}estuursbureau vonmt de schakel tussen het bestuur en de uitvoeringsorganisatie en overige exteme partijen. Daamaast heeft het bestuursbureau beleldsvoorbereidende en ondersteunende taken. Het bestuur blijft te allen tijde de eindverantwoordelijkheid behouden. Deze afspraken zijn vastgelegd in een Regeling inteme bevoegdheidstoedeling en externe vertegenwoordigingsbevoegdheid. Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer en het vennogens- en vastgoedbeheer uitbesteed aan respedievelijk TKP Pensioen B.V., Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. en Syntrus Achmea Vastgoed B.V.. In het ven/olg van dit hoofdstuk wordt z o v ^ medelijk g^ruik gemaakt van de genoemde handelsnamen. Het pensioenfonds en TKP Pensioen B.V. hebben de afspraken inzake uitbesteding vastgelegd in een pensioentreheerovereenkomst, waarbij partij zijn enerzijds het pensioenfonds en anderzijds TKP Pensioen B.V., in een vermogensbeheerovereenkomst waarbij het pensioenfonds en Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. partij zijn en een vastgoedbeheerovereenkomst waarbij het pensioenfonds en Syntrus Achmea Vastgoed B.V. partij zijn. Voor de overeenkomsten met Synti-us Achmea Vermogensbeheer B.V. en Syntrus Achmea Vastgoed B.V. geldt tevens een mantelovereenkomst. De pensioenbeheerovereenkomst met TKP is ingegaan per 1 januari 2012 en vernieuwd aan de eisen van de huidige wetgeving. De vermogensbeheerovereenkomsten zijn eveneens per 1 januari 2012 vernieuwd. De overeenkomsten en de DVO's voorzien in een procedure om de bestaande dienstveriening aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. In overieg tussen het tiestuur en de uitvoerder worden daarover afspraken gemaakt en contractueel vastgelegd. De deelnemersraad heeft het recht om het bestuur te adviseren met betrekking tot de onderwerpen zoals opgesomd in de Pensioenwet. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid, de wijze waarop het is uitgevoerd en over de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals vastgesteW door de Stichting van de Arijeid op 16 dec^ember 2005. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid en over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan baseert zijn oordeel op het jaarverslag van het fonds, dejaan^ekening, de bevindingen van het Interne toezicht en overige informatie.
A B T N P e n s i o e n f o n d s voor d e LanHhnn»*
6.1
Uitbestede taken
Het bestuur heeft onder meer de volgende taken uitbesteed aan het bestuursbureau: Een proactieve en initiërende rol richting het bestuur. Het vaststellen van een jaarplanning, de inhoudelijke en beleidsmatige voorbereiding van ondeniverpen en het verzorgen van een correcte informatieverstrekking aan het bestuur.; Het verzorgen van de uitvoering van het bestuurssecretariaat voor alle organen van het fonds. Deze werkzaamheden betrefien onder andere het bijhouden van gegevens van bestuurders en commissieleden, het vaststellen van het recht op vacatiegelden en vergoedingen, het archiveren, verzending van agenda en stukken en het organiseren van vergaderingen; Daarnaast werkt het bestuursbureau samen met de uitvoeringsorganisatie die de pensioenadministratie, het vermogensbeheer en het vastgoed uitvoert. Het bestuursbureau monitort de uitvoering van deze organisaties. Zij bewaakt de administratieovereenkoms, de dienstverleningsovereenkomst en eventuele andere overeenkomsten die het bestuur a^esloten heeft en gaat na of de bepalingen nog voldoen. Het bestuursbureau adviseert bij verienging van bestaande overeenkomsten en het afsluiten van nieuwe contracten en offertes. Het bestuur heeft onder meer de volgende taken uitbesteed aan TKP Pensioen: Het vaststellen vi/elke werkgevers volgens de verplichtstellingsbeschikking en de statuten aangesloten zijn bij het pensioenfonds en welke werknemers dientengevolge verzekerd zijn. Het afsluiten van overeenkomsten inzake vrijwillige voortzetting met gewezen werknemers die volledig of gedeeltelijk niet meer onder de verplichtstelling vallen. Het afeluiten van overeenkomsten inzake vrijwillige aansluiting met werkgevers die niet (meer) onder de verplichtstelling van het pensioenfonds vallen. Het met werkgevers afsluiten van overeenkomsten inzake deelname aan de aanvullende pensioenregeling. Het op verzoek van een belanghebbende namens het bestuur verienen van vrijstelling van de verplichting tot deelname of tot premiebetaling op grond van het voor de betrokken werknemers getroffen zijn van een pensioenvoorziening welke voldoet aan de dcwr het bestuur gestelde voonvaarden, alsmede het zonodig Intrekken van de verieende vrijstelling indien niet meer wordt voldaan aan de gestelde voonvaarden. Het invorderen van de relevante premie. Het vaststellen van de pensioenaanspraken en het informeren van de deelnemers hieromtrent. De actieve deelnemers krijgen jaariijks een opgave, de slapers om de 5 jaar. Het vaststellen van de hoogte van de pensioenuitkeringen en het uitbetalen hien/an. Het vervaardigen van een concept-jaan/erslag inclusief de cxmcept-jaarrekening, alsmede het verzorgen van de jaarrapportage aan De Nedertandsche Bank. Het bestuur heeft onder meer de volgende taken uitbesteed aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer: •
het beheren van het vermogen volgens de door het bestuur gegeven aanwijzingen. Deze aanwijzingen worden jaariijks vastgelegd in de beleggingsnota. Elk kwartaal wordt een overzicht van de stand van de beleggingen verstrekt;
•
het adviseren over doelstellingen en (financiële) sturingsmiddelen en het adviseren over en uitvoeren van het beleggingsbeleid en risicobeleid.
Het bestuur heeft onder meer de volgende taken uitbesteed aan Syntrus Achmea Vastgoedbeheer: « •
het voorstellen van een strategisch beleid; het verwerven van projecten waarbij marktanalyse, onderzoek naar de haalbaarheid van het project en uiteindelijke venverving een belangrijke rol spelen;
•
hel aangaan van overeenkomsten;
•
het indien nodig plegen van groot onderhoud/renovatie;
•
opleveren;
A B T N P e n s i o e n f o n d s wr»w rf» ' ^—■»--
•
vertiuren;
•
exploiteren en beheren;
•
verkoop;
•
meten performance;
•
rapporteren;
• financieel afhandelen. De door TKP Pensioen in rekening gebrachte administratiekosten worden bepaald aan de hand van een kostprijsmodel. Dit kostprijsmodel leidt tot transparantie van de kostendoorberekenlng, waardoor een duidelijke relatie ontstaat tussen de doorberekende kosten enerzijds en de afgenomen diensten en de kosten daarvan anderzijds. 6.2
De aansluiting
TKP Pensioen baseert zich op gegevens van UWV en de KvK. Zij beoordeelt zelf de indeling en de aansluiting van de werkgever bij het pensioenfonds. De aangesloten werkgevers leveren de personele gegevens, periodieke loonopgaven en mutaties aan TKP Pensioen. Na check op volledigheid en juistheid worden deze gegevens verwerkt ten behoeve van de vaststelling van de pensioenaanspraken en de te heffen premie, 6.3
Uitvoeringsreglement
Het besiuur heeft per 1 januari 2008 een uitvoeringsreglement vastgesteld, waarin de verhouding tussen het fonds en de verplicht aangesloten werkgevers Is vastgelegd, In de uitvoeringsovereenkomst met de vrijwillig aangesloten werkgevers wordt verwezen naar het uitvoeringsreglement. Centraal in het ultvoeringsreglement staat de vraag naar afstemming tussen sociale partners en het fonds over de uih/oering van de pensioenovereenkomst. Bepaald is dat het bestuursbureau Ador als coördinerend orgaan fungeert, dat door het pensioenfonds als aanspreekpunt van sociale partners kan worden gebmikt. Actor vormt dan de schakel lussen de werkgevers- en werknemersverenigingen, die over de pensioenovereenkomst gaan, en het pensioenfonds, dat over het pensioenreglemenl gaat. De premie voorde basispensioenregeling wordt jaariijks vastgesteld en vastgelegd in het pensioen reglement. De werkgever kan een gemaximeerd gedeelte van de premie op het loon van de deelnemer inhouden. De werkgever is de premie verschuldigd aan het fonds. In het uitvoeringsreglement is vastgelegd welke incassomaatregelen het fonds kan nemen als de werkgever de verschuldigde premie niel op lijd betaalt. Ook zijn de informatieverplichtingen van de werkgever vastgelegd. Als de werkgever niet aan zijn verplichtingen voldoet, kan het fonds een boete opleggen. In het uitvoeringsreglement zijn de voonvaarden voor indexatieverlening vastgelegd. Het bestuur heeft gekozen voor de ambitie overeenkomstig categorie D 1 uit de toeslagenmatrix. De in de loeslagenrhatrix opgenomen voonvaardelijkheidsvericlaring is venwertct in het ultvoeringsreglement. De uitgangspunten en procedures bij besluitvorming over vermogenstekorten, vermogensoverschotten en winstdeling, zoals vastgelegd in het uitvoeringsreglement, zijn gebaseerd op de desbetreffende bepalingen in de Pensioenwet. Aanvullend daarop is vastgelegd dat indien, in enig kalenderjaar, de premie niet toereikend Is ter financiering van de pensioenregeling, het bestuur kan besluiten de opbouw van aanspraken in dat jaar te veriagen. Ook de mogelijkheid van premiekorting is overeenkomstig de PW. De premie wordt niet lager vastgesteld dan de kostendekkende premie, tenzij sprake Is van een gedempte premie.
Overigens zijn in het uitvoeringsreglement vastgelegd de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting en van vrijstelling wegens een eigen pensioenvoorziening dan wel wegens gemoedsbezwaren bij de wericgever of de werknemer, alsmede de wijze waarop klachten en gesc^hillen worden behandeld. 6.4
Organc^ram
De relatie tussen het bestuur en de uitvoerder en zijn belangrijkste taken worden in onderstaand organogram weergegeven.
'
A B T N P e n s i o e n f o n d s v o o r d s LanHh——
Beleggingsadviescommissie (BAG)
Deelnemersraaci ^ ^ ^ ^ ^
, Bestuur Bpf Landbouw
^ Technische
^
^
V,^ \
commissie
/ /
\^^
DVO-com missie
Visitatiecommissie ' ^
Voorzittersoverleg
Verantwoordingsorgaan
^
^ ^ ^ ^ ^
' — ^
Commissie van Beroep
BPL-bestuursbureau Accountant
Certificerende
Deloitte
actuaris (Mercer)
Compliance Officer
Adviserende actuaris (Mercer)
TKP Pensioen
Syntrus Achmea
Syntrus Achmea
Vermogensbeheer
Vastgoed
In verband met de toenemende complexiteit en het aantal dcxsr het bestuur te behandelen onderwerpen heeft het bestuur besloten om bestuuriijke commissies in te stellen. De taak van deze commissies is het voorbereiden van onderwerpen waar het bestuur een besluit over moet nemen. De osmmissies kunnen tijdens de voorbereidingsfase dieper ingaan op de achtergronden en de consequenties van te nemen beslissingen. De leden van de bestuuriijke commissies worden hierin eventueel bijgestaan door deskundigen van de uitvoerder en/of door externe deskundigen. Het bestuur heeft vier t>estuuriijke commissies Ingesteld: •
Beleggingsadviescommissie (actuariële ondenverpen, beleggingen vermogensbeheer en vastgoedbeheer);
•
Technische commissie (gevolgen van wel- en regelgeving, communicatie)
•
DVO Commissie (kwartaal- en jaarrapportages, dienstverieningsovereenkomst).
•
Voorziftersoverieg (dringende, niet beleidst)epalende kwesties, voorieggers, specifieke ondenverpen en risicomanagement)
Daarnaast heeft het bestuur nog de volgende drie commissies ingesteld: •
Visitatiecommissie (krijgt van het bestuur de opdracht om in het kader van jntem toezicht minimaal eens per drie jaar het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch le bezien);
•
Commissie van Beroep (adviseert het bestuur over geschillen tussen deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechligden, pensioengereditlgden of werkgevers en het fonds inzake t}esluiten van het bestuur, niet zijnde besluiten van algemene strekking);
•
Adviescommissie bezwaarschriften vrijslellingsbesluiten (adviseert hel bestuur bij het nemen van een beslissing over een door belanghebbende Ingediend bezwaarschrift tegen een vrijstellingsbesluit van het bestuur).
ABTN Pensioenfonds
De klachtenprocedure is opgenomen in het pensioenreglement. Bij klachten gaat het om de uitvoering van de pensioenregeling. De klacht richt zich dus primair tot de uitvoerder. In de Pensioenwet is bepaald dat in de startbrief melding moet worden gemaakt van de klachtenprocedure. In het kader van de door de principes voor goed pensioenfondsbestuur beoogde transparantie is de beschrijving van de procedure ook op de website van het fonds opgenomen. De klachtenprocedure is ook vermeld in het ultvoeringsreglement, omdat ook werkgevers een klacht kunnen hebben over de uitvoering van de pensioenregeling. De certificerend accountant voert haar controlewerkzaamheden uit op basis van dossiers van de Inteme Accxjuntantsdimst van Syntrus Achmea (GARS). De adviserend actuaris en de adviseur over Asset Liability Management (ALM) zijn ondergebracht bij Syntrus Achmea Vermogensbeheer. De adviserend actuaris stelt onder andere tijdens het jaarwerk de voorziening pensioenverplichtingen vast, welke door de certific:erend actuaris wordt gecontroleerd en adviseert in samenviferking met de ALM-adviseur het bestuur over het premie-, indexatie- en beleggingsbeleid. De fondsmanager van TKP Pensioen is betrokken bij de voortaereiding van de bestuur- en commissievergaderingen en de vergaderingen van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan en is voor het bestuur het aanspreekpunt buiten de bestuursvergadering om. Syntms Achmea verzorgt de pensioenjuridische advisering. Dit houdt o.a. in het volgen van wettelijke en fiscale ontwikkelingen op pensioenterrein en het naar aanleiding daarvan adviseren over wijzigingen in de statuten en het pensioenreglement. 6.5
Informatievoorziening aan het bestuur en aan de medezeggenschapsorganen
Het bestuur vergadert minimaal 4 keer per jaar. De deelnemersraad vergadert eveneens ten minste vier keer per jaar. Bij twee van deze vergaderingen Is een delegatie van het bestuur bestaande uit de voorzitters aanwezig. Het verantwoordingsorgaan vergadert ten minste éénmaal per jaar. TKP Pensioen adviseert het bestuur over juridische, financiële, actuariële en overige pensioentechnische zaken. Syntrus Achmea Vastgoed adviseert het bestuur over direct vastgoed. Syntms Acïhmea Vermogensbeheer adviseert het bestuur over alle overige beleggingen. Het BPL bestuursbureau ondersteunt en adviseert het bestuur en is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de bestuurs- en commissievergaderingen en de vergaderingen van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Het bestuur heeft de heer H. De Wit, verbonden aan Deloitte als certificerend accountant aangesteld om de jaarrekening, het jaarverslag en de staten voor De Nederlandsche Bank te controleren. De accountant doet verslag van zijn bevindingen in de vonm van een accountantsrapport aan hel bestuur. In dit rapport worden op hoofdlijnen de bevindingen en de verbeterpunten in de beheersing van de proc;essen gesignaleerd. In de bestuursvergadering van juni, waarin de jaarstukken worden besproken, is de accountant aanwezig. De heer S.l. Keljmel AAG, veriaonden aan Mercer Certificering B.V., is aangesteld als certificerend actuaris en stelt jaariijks een actuariële verklaring op. De heer M. Heemskeric, verbonden aan Mercer Nederiand, is aangesteld als adviserend actuaris. De heer B. Peters, verbonden aan NCI, is aangesteld als compliance officer. , De kwartaalrapportage beleggingen en de DVO-rapportages worden ieder kwartaal aan het bestuur verzonden. Deze i rapportages worden vervolgens besproken in de Beleggingsadviescommissie (kwartaalrapportage beleggingen) en de Commissie Dienstveriening (DVO-rapporiages).
Dringende, niet beleidsbepalende kwesties worden tussen de bestuursvergaderingen aan de voorzitters van het bestuur voorgelegd. Daartoe komen de voorzitters maandelijks bij elkaar (Voorziftersoverieg). In het Voorziftersoverieg is sinds april 2010 ook het risicomanagement belegd. De voortaereiding van de onderwerpen wordt verzorgd door het BPL Bestuursbureau. Uitgangspunt van de thema's die aan de orde zijn gekomen zijn onder andere de aandachtspunten die in de risicoanalyse zijn gesignaleerd. Bijzonderiieden worden aan het bestuur gerapporteerd. Jaariijks komt risicomanagement als thema op de agenda van het bestuur.
6.6
Beleidskader uitbestede processen
Het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd nog in overeenstemming is mef de gemaakte afspraken. TKP Pensioen rapporteert daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken In de dienstverleningsovereenkomsten. Het bestuur kan de wertczaamheden van TKP Pensioen bijsturen aan de hand van deze DVO-rapportages. De DVO-rapportages worden besproken in de Commissie Dienstveriening. Desgevraagd wordt aanvullende informatie beschikbaar gesteld om de wertczaamheden te kunnen beoordelen. De uitbestede bedrijfsprocessen zijn vastgelegd in procesbeschrijvingen en werkinstructies. Per proces is een matrix met laken, verantwcmrdelijkheden en bevoegdheden opgesteld. Handhaving van een beheerste en integere bedrijfsvoering vindt plaats via controles door de Inteme Accountantsdienst (GARS) van Interpolis. In het kader van een Integere bedrijfsvoering geldt voor de medewerkers van Syntrus Achmea een gedragscode, die voldoet aan de daartcje door De Nedertandsche Bank gestelde eisen. Voor de medewerkers van Syntrus Acdimea Vermogensbeheer geldt een aanvullende gedragscode, die voldoet aan de daartoe door de Wet op het financieel toezicht gestelde eisen. Naast de gedragscodes zijn maatregelen genomen ter voorkoming van fraude. In de ICT-proc:edures zijn beveiligingen ingebouwd en in alle processen zijn functiescheidingen aangebracht met betrekking lot het vaststellen, controleren en accorderen. Binnen de bedrijfscultuur van TKP Pensioen zijn aandacht voor interne controle en het voldoen aan wettelijke en overige externe regelgeving wezenlijke onderdelen van het dagelijkse handelen van de medewerkers. Het klantbewustzijn wordt gestimuleerd door middel van jaariijks te houden klanttevredenheidsonderzoeken bij besturen, wericgevers, deelnemers en pensioengerechtigden. Het klachtenmanagement is gestructureerd opgezet en wordt gebruikt om verbeteringen in de pr<ïc:essen aan te brengen. In het kader van het procesmodel dat ten grondslag ligt aan de DVO's, zijn de uitiDestede processen systematisch geanalyseerd en zijn per proces beheersingsmaatregelen getroffen. Aan verbetering van de bedrijfsprocessen wordt voortdurend gewerkt. De in de DVO's opgenomen processen worden via interne kwaliteitsc^ontroles systematisch geanalyseerd en geoptimaliseerd. Op ttasis van een vooraf afgesproken mettiode wordt van de belangrijkste primaire processen en vooral op overdrachtsmomenten een risicoanalyse gemaakt. De uitkomsten van óe risicoanalyse worden vastgelegd in een risico-control-matrix, waarin alle onderzochte primaire processen zijn opgenomen. De in de risicocontrol-matrix opgenomen interne controle maatregelen vrarden opgenomen in de controle kalender. Van de geconstateerde bevindingen, risicoanalyses en controles, wordt door de certificerend accountant een beschrijving opgenomen in het accountantsverslag, dat bestemd is voor hel bestuur.
Bijlage CRISISPLAN van Bpf LANDBOUW Het bestuur heeft het crisisplan goedgekeunj in haar vergadering van 19 april 2012. Wat rs een crisis? Het bestuur beschouwt een crisis als een situatie waan/oor geldt dat niet of niet meer aan de wettelijke voorschriften kan worden voldaan. Dit geldt vooral voor de volgende situaties: De dekkingsgraad zal zich, op basis van de voorgescïhreven parameters, niet tijdig op het niveau van de minimaal vereiste dekkingsgraad (104.5%) bevinden. De huidige premie (19,5%) voldoet niet meer aan de eisen van de gedempte kostendekkende premie of draagt niet bij aan herstel als dat door DNB wel wordt vereist. Daarnaast definieert het bestuur een dreigende crisis. Dit is een situatie waarbij de dekkingsgraad op basis van realistische rendementen zic:h niet tijdig op het niveau van de minimaal vereiste dekkingsgraad zal bevinden. Gelet op verschillende ontwikkelingen, zoals de uitwerking van het Pensioenakkoord, ziet het bestuur dit crisisplan als een vooriopige beschrijving en zal bijstelling op een later moment aan de orde zijn. Kritieke dekkingsgraad De kritieke dekkingsgraad, waarvoor geldt dat er geen tijdig herstel meer kan worden venA/acht als de feitelijke dekkingsgraad onder deze kritieke dekkingsgraad zakt, luicft voor de komende jaren (obv de rentestand van ultimo 2011) als volgt. mrt-12
95,8
mrt-13
99,4
mrt-14
103,0
jun-12
96,7
jun-13
100,3
jun-14
103,9
sep-12
97,6
sep-13
101.2
aug-14
104.5
dec-12
98,5
dec-13
102,1
Als de dekkingsgraad zic:h onder deze kritische dekkingsgraad bevindt, is er dus sprake van een crisis. Er is sprake van een dreigende crisis als de feitelijke dekkingsgraad onder het niveau komt waart^ij op basis van realistische rendementen nog aan de wettelijke eisen kan worden voldaan. In onderstaande grafiek wordt dit geïllustreerd. ■toe 1-C12
3 S
9 2 90
sn ttn
-
Boven de blauwe lijn is geen sprake van crisis, tussen de blauwe en rode lijn van een dreigende crisis en onder de rode lijn van een daadwerkelijke crisis.
A B T N P e n s i o e n f o n d s v n n r *!» i - - - ■ • —
Beschikt>are maatregelen en effectiviteit van deze maatregelen De volgende beleidsinstrumenten kunnen in principe door het bestuur worden ingezet. Premiebeleid Indexatiebeleid Beleggingsbeleid Aanpassing / versobering van de regeling De regeling en de bijtiehorende premie worden door cao-partijen vastgesteld. De cao-partijen hebben echter met elkaar afgesproken dat de huidige premie niet zal worden verhoogd. Bij omstandigheden waarvoor geldt dat de premie zal moeten worden verhoogd, hebben cao-partijen het bestuur mandaat gegeven om de pensioenregeling zelfetandig zodanig te versoberen dat uiteindelijk de premie van 19,5% wederom aan de regelgeving voldoet. Het premiebeleid is dan ook geen beleidsinstrumenL Het t}estuur hanteert als leidraad bij het indexatiet>eleid dat er niet meer wordt geïndexeerd als de gemiddelde dekkingsgraad lager is dan grens van het vereist eigen vermogen. Er wordt dus niet geïndexeerd bij een reservetekort. Het huidige indexatlet}eleid is dus zodanig ingericht dat al bij een dreigende crisis niet meer wordt geïndexeerd. Het indexatiebeleid is ten tijde van een crisis dan ook geen relevant beleldslnsbument. Een aanpassing van het beleggingsbeleid zal vooral worden ingezet bij een dreigende crisis. Het bestuur zal dan bezien of de beleggingsrisico's (marict- en renterisico) moeten worden verminderd om niet in een feitelijke crisis terecht te komen. Bij een crisissituatie heeft het bestuur de volgende mogelijkheden om de regeling te versoberen. In de volgende tabel is opgenomen op welke groep de maab'egelen van invloed zijn en wal hel effect op de dekkingsgraad van deze maatregelen Is. Deze effec:ten zijn gebaseerd op de rentestand, de dekkingsgraad en de voorziening ultimo 2011.
Welke groep wordt
Effect op
Effect op
Dekkingsgraad
dekkingsgraad
na 1 jaar
na 3 jaar
MAATREGEL
beïnvloed
Opbouwpercentage veriagen met 0,1%-punt
Actieven
0.20%
0,60%
Franchise verhogen met € 5 per dag (*)
Actieven
0.25%
0,80%
Pensioenleeftijd verhogen met 1 jaar
Actieven
0,25%
0,80%
Nabestaandenpensioen op risicobasis
Actieven
0,40%
1,30%
Nabestaandenpensioen naar 50% ipv 70%
Actieven
0,20%
0,50%
0,05%
0,10%
Toetred ingsieeftijd naar 20 jaar Aflcoopgrens naar € 400 (**)
Slapers
0,20%
Éénmalig afstempelen met 1%
Iedereen
1.00%
(*) Premie gaat van 19,5% naar 20,95% (**) Verondersteld wordt dat 50% aflcoopt
ABTN PenRioenfandfï v o o r rf*» I *»•**■*—
1,00%
Uitgangspunten bij prioritering van maatregelen Ten tijde van een crisis worcft in eerste instantie de pensioenregeling versoberd. Dit betekent dat in eerste instantie alleen de actieve deelnemers extra bijdragen aan herstel en de slapers en gepensioneerden niet worden geraakt. Als de versobering van de regeling na verioop van tijd niet voldoende effectief blijkt te zijn, zullen de t)estaande pensioenrechten worden gekort. Dan dragen cxik de slapers en gepensloneertJen bij. Deze onevenwichtige situatie, waarbij actieve deelnemers meer bijdragen aan herstel, vincft het bestuur ongewenst. Het bestuur heeft verder als uitgangspunt dat de maatregelen bij crisis na verioop van tijd, als de omstandigheden het toelaten, weer gecompenseerd kunnen worden. Prioritering door bestuur Het bestuur heeft besloten om in een crisissituatie in eerste instantie de regeling le versoberen door het opbouwpercentage te veriagen. Hel bestijur heeft een voortceur voor het veriagen van het opbouwpercentage omdat dit eenvoudiger is uit le voeren, makkelijker is te communiceren en het de pensioenopbouw van alle actieve deelnemers relatief evenveel veriaagt. Deze maatregel is ook eenvoudiger (al dan niet met terugwerkende kracht) weer terug te draaien. Het bestuur heeft geen voortceur voor de volgende maatregelen. Een verhoging van de franchise heeft niel de voorkeur van het bestuur omdat deze maatregel vooral voor de lager betaalde deelnemers relatief ongunstig is. Een aanpassing van het nabestaandenpensioen heeft niet de voorkeur van het bestuur omdat de deelnemers van BPL vaak éénverdieners zijn en dat het dus voor deze groep van belang is dat het nabestaandenpensioen ook na het actieve deelnemersschap goed geregeld is. Daamaast is dit communicatief en administratief lastig. Daarbij geldt dat een aanpassing van het nabestaandenpensioen bij vcrorkeur worctt doorgevoerd als dit een langdurige stmcturele aanpassing is. Deze maatregel past ook niet bij het uitgangspunt dat maatregelen in de toekomst eenvoudig gecompenseerd kunnen worden. Het veriagen van de toetredingsleeftijd heeft niet de voorkeur van het bestuur omdat dit gepaard gaat met exti-a administratieve lasten voor de werkgever en het past niet in het beleid van het besiuur om het aantal slapers zoveel mogelijk te bepericen. Het heeft overigens geen grote invloed op de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Het verhogen van de afkoopgrens heeft ook niel de voorkeur van het bestuur omdat, gezien de salarisopbouw van de deelnemers, dan mogelijk een belangrijk deel van de pensioenoptx)uw "verdwijnt". Het bestuur is van mening dat bij korten gedifferentieerd moet vrorden als bovenstaande maatregel van veriagen van het opbouwpercentage niet voldoende is om alsnog aan de wettelijke eisen te voldoen. Het uitgangspunt is dan dat de ac^even worden ontzien om te vooricomen dat zij dubbel bijdragen. De veriaging van het opbouwpercentage wordt dan zo goed als mogelijk verrekend met de korting. De korting zal ook worden toegepast op de VPL-overgangsmaatregelen. Bij de invoering van de VPLovergangsmaah'egelen is de deelnemers door cao-partijen steeds voor ogen gehouden dat beoogd wordt dat deelnemers 3 jaar eerder dan de AOW-leeftijd met pensioen konden maar dat gegarandeerd wordt dat deelnemers 2 jaar eerder dan de AOW-leeftijd met pensioen konden. Dcx)rdat de VPL-re<:hten ook worden gekort, kan de beoogde 3 jaar niet meer volledig worden gerealiseerd, maar de gegarandeerde 2 jaar wel. , De maatregelen zijn relatief eenvoudig uit te voeren. , Het bestuur heeft immers al een mandaat van cao-partijen om de regeling te versoberen. De voorkeur van het bestuur, veriaging van het opbouwpercentage, is eenvoudiger uit te voeren en te communiceren aan de deelnemers dan de andere maatregelen. ' Besluitvorming tijdens crisis ' Het bestuur komt regulier elke maand bij eikaar. Het is daarom in principe niet nodig om bij (dreigende) crisis tussendoor ,blj elkaar te komen. Voorzitters (al dan niel op verzoek van individuele bestuursleden) kunnen echter toch een tussentijdse besbjursvergadering in plannen. Voor deze vergadering geictt dan wel dat deze vergadering, ongeacht het aantal aanwezige deelnemers, beslissingsbevoegd is. DaariDij zal gelden dat de aanwezige bestuursleden van werknemerszijde in totaal even veel stemmen hebben als aanwezige bestuursleden van wericgeverszijde. Het bestuur zal alleen maati-egelen nemen die in de toekomst (bij voortceur per 1 januari) van kracht vimrden.
ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw
Er wordt tijdens een (dreigende) crisis geen mandaten aan de Beleggings Adviescommissie of de voorzitters gegeven. Het bestuur is en blijft verantivoordelijk voor de besluitvorming tijdens een (dreigende) crisis. De communicatie Als er een dreigende crisis of een feitelijke crisis ontstaat, zullen de belanghebbenden op de hoogte worden gebracht van de situatie op de website en door publicatie in (branche-)bladen. De maatregelen die worden genomen zullen aan alle deelnemers, die getroffen worden, per brief bekend worden gernaakt. Deze zullen ook op de website worden venneld. Hel crisisplan zelf zal op de website worden gepubliceerd. De cao-partijen zullen zo snel mogelijk van het crisisplan op de hcx)gte worden gebracht. Evaluatie Het bestuur zal het crisisplan jaariijks bij de update van de Abtn evalueren.
'
ABTN Pensioenfonds voor d e Landbouw