Jaarverslag 2012
Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector
Waarborgfonds voor de Zorgsector Oudlaan 4 Postbus 9696 3506 GR Utrecht T 030 273 96 36 F 030 273 96 04
[email protected] www.wfz.nl Colofon Ontwerp: Avant la lettre, Utrecht Fotografie: Marieke Viergever, ‘s-Hertogenbosch
Inhoudsopgave Voorwoord4 Verslag Raad van Toezicht
7
Directieverslag11 Inleiding12 Deelname12 Garantieverlening12 Aantal garantieverzoeken 12 Diverse typen verklaringen 12 Langlopende leningen 13 Kasgeldleningen13 Rentevoordeel16 Financiële positie WFZ-deelnemers 17 Weerstandsvermogen WFZ-deelnemers 17 Exploitatieresultaat17 Risicomanagement WFZ 18 Aangrijpingspunten voor risicomanagement 18 Garantierisico op portefeuilleniveau 20 Hypothecaire zekerheden 24 Rentederivaten24 Risicovermogen25 Prognose risicovermogen 2013 - 2017 27 Organisatie27 Personeelsformatie27 Organisatiestructuur27 Rating28 Communicatie en PR 28 Contacten met VWS 28 Provincies28 Exploitatieresultaat WFZ 29 Beleggingsbeleid29 Begroting versus realisatie 31 Aandachtspunten 2013 32 Jaarrekening33 Balans34 Staat van baten en lasten 35 Toelichting op de balans en de staat van baten en lasten 36 Grondslagen voor waardering van activa en passiva 36 Grondslagen voor de bepaling van het exploitatieresultaat 37 Toelichting op de balans 38 Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen 41 Toelichting op de staat van baten en lasten 42 Overige gegevens 45 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
46
Voorwoord
De Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) is het garantie-instituut van en voor zorginstellingen. WFZgarantie levert een aantal voordelen op voor de aangesloten zorginstellingen, namelijk betere toegang tot de kapitaalmarkt, continuïteit van financiering (en daarmee van de zorgverlening), en financiering tegen de laagste kosten (rentevoordeel). Dit waren in de jaren ‘90 de doelstellingen van de brancheverenigingen van intramurale zorginstellingen en het Ministerievan VWS achter de oprichting van het WFZ. In de verslechterde kapitaalmarktsituatie van de afgelopen jaren heeft het WFZ met betrekking tot de genoemde doelstellingen nadrukkelijk zijn toegevoegde waarde kunnen tonen. Het aantal banken dat in de zorgsector actief is, is beperkt. Bovendien hebben banken te maken met centrale regelgeving ten aanzien van vermogens opbouw en risicomanagement, die beperkend uitwerkt op de kredietverlening. In combinatie met de toenemende risico’s en onzekerheden die de zorgsector kenmerken, nemen de rente-opslagen bij kredietverlening dan ook toe. WFZ-garantie is in deze context voor zorginstellingen van toe nemend belang. De zorgsector is voor financiers (en garantiegevers) steeds minder de relatief ‘veilige haven’ die het ooit was. Hierbij zijn meerdere factoren in onderlinge samenhang van belang. De overheid distantieert zich in woord en daad steeds nadrukkelijker van de verantwoordelijkheid voor de continuïteit van individuele zorgaanbieders. Dreigende en manifeste faillissementen van zorginstellingen zijn, getuige ook de berichten in de media, niet meer ondenkbaar. De onderpanden bij kredietverlening (zoals hypotheken en pandrechten) bieden voor het toenemende risico weinig compensatie, vanwegede veelal lage executiewaarde (als gevolg van beperkte alternatieve aanwendbaarheid van zorgactiva). Dit weegt zwaarder nu er sprake is van sombere macro-financiële perspectieven, die zorgsector-breed zullen resulteren in toenemende financiële druk. Bovendien zijn zowel in de curatieve sector als in de care sectoren ingrijpende systeemwijzigingen gaande, die veel risico en onzekerheid met zich meebrengen. Voor zorgaanbieders in de ouderenzorg, gehandicaptenzorg en GGZ zal het scheiden van wonen en zorg ingrijpende gevolgen hebben, aangezien dit betrekking heeft op een relatief groot deel van de geleverde productie en de daarvoor ingezette capaciteit. Het wegvallen van nieuwe instroom heeft voor de financiële exploitatie verstrekkende gevolgen. Leegstand heeft grote consequenties voor de dekking van de huisvestingslasten, maar ook voor de aan verblijf gerelateerde diensten (zoals schoonmaak, receptie, maaltijden, logistiek) en de bezetting van zorgpersoneel (schaalnadelen). Ook in de sector ziekenhuizen is de toekomst meer onzeker geworden. Zorgverzekeraars lijken de hen toebedeelde rol van ‘selectieve inkoper’ nu meer inhoud te gaan geven. De druk op de prijzen en de omzet neemt hierdoor voor ziekenhuizen toe. Contractering blijkt zelfs niet meer vanzelfsprekend. Ook de spreiding en concentratie van medisch specialistische zorg, en de substitutie naar de eerste lijn raken de positie van ziekenhuizen.
5
Bijvoorbeeld een concentratie van spoedeisende hulp-afdelingen (SEH) zal vanwege de directe en indirecte effecten een substantiële betekenis hebben voor de omzet van ziekenhuizen. De SEH speelt immers een belangrijke rol bij de instroom van patiënten voor de klinische zorg. Factoren van belang zijn ook de verdere verhoging van het eigen risico en de eigen bijdragen in de komende jaren. Dit behelst meer dan alleen een lastenverschuiving van collectief naar privaat. Er zit ook een ‘remgeld-effect’ aan vast voor de ziekenhuizen. Zorginstellingen hebben de afgelopen jaren ingespeeld op de toenemende dynamiek en risico’s, door hun vermogenspositie te versterken. Dit blijkt ook uit de cijfers die in dit jaarverslag zijn weergeven. De stijging van het vermogen, uitgaande boven de vermogensgroei die noodzakelijk is om het instellingsvermogen procentueel op peil te houden bij een stijgende omzet, is in de afgelopen jaren ongeveer 1%-punt per jaar geweest. In het licht van de hiervoor genoemde risico verhogende ontwikkelingen zou het zeer wenselijk zijn dat deze trend de komende jaren wordt voortgezet. Tegelijkertijd valt echter te betwijfelen of dit ook inderdaad kan worden gerealiseerd, gelet op de financiële druk waarmee zorginstellingen worden geconfronteerd. De positieve bijdrage van WFZ-garantie aan de continuïteit van financiering en zorgverlening, en het laag houden van de financieringslasten, vormen ‘smeerolie’ voor het beleidsmatige transitieproces. Dit lijkt niet alleen vanuit het perspectief van de zorginstellingen, maar nadrukkelijk ook vanuit overheidsperspectief relevant. Tegelijkertijd moet echter wordengeconstateerd dat de overheid zich in meer algemene zin toenemend k ritisch opstelt ten opzichte van garantieregelingen. Zoals in de Miljoenennota 2013 is vermeld, heeft het kabinet in de begrotingsregels opgenomen dat het met betrekking tot garanties en borgstellingen een strikt «nee, tenzij»beleid hanteert. Er wordt dan ook terughoudendheid betracht bij het afgeven van nieuwe garanties en achterborgstellingen. Daarnaast zullen alle bestaande risicoregelingen getoetst worden door een speciaal hiervoor opgerichte commissie, de Commissie Risicoregelingen (CRR). In dit kader is ook van belang dat de Belastingdienst zich op het standpunt stelt dat het WFZ b elastingplichtig is voor vennootschapsbelasting. Het WFZ wijst deze belastingplicht af. Herman Bellers, directeur WFZ
6
Verslag Raad van Toezicht
7
Jaarrekening Artikel 20 lid 3 van de statuten van de Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) schrijft voor dat de directeur binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarverslag uitbrengt over de gang van zaken binnen het WFZ en over het gevoerde beleid. Verder legt de directeur de door hem vastgestelde jaarrekening ter goedkeuring voor aan de Raad van Toezicht.Deze jaarrekening omvat de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting op deze stukken, vergezeld van de accountantsverklaring. Mede op grond van de goedkeurende controleverklaring van PricewaterhouseCoopers Accountants, heeft de Raad van Toezicht in zijn vergadering van 22 maart 2013 de hiervoor genoemde stukken goedgekeurd.
Decharge Op grond van artikel 20 lid 7 van de statuten, heeft de Raad van Toezicht na goedkeuring van de jaarrekening 2012 decharge verleend aan de directeur voor het in het boekjaar gevoerde bestuur.
Werkzaamheden Raad van Toezicht De Raad van Toezicht is in het verslagjaar vijf keer bijeen geweest. Hiervan waren vier bijeenkomsten te kwalificeren als reguliere vergaderingen. Daarnaast heeft er een themabijeenkomst plaatsgevonden, geheel gewijd aan de ontwikkelingen in de zorgsector. Aan de hand van achtergrond informatie en twee presentaties van bestuurders uit de sectoren Verpleging en Verzorging en GGZ is uitvoerig van gedachten gewisseld over de beleidsmatige ontwikkelingen en de praktische implicaties daarvan voor individuele zorginstellingen. Ook de (mogelijke) rol van het WFZ kwam hierbij aan de orde. Naast de voltallige vergaderingen is er sprake geweest van frequent bilateraal overleg tussen de voorzitter van de Raad en de directeur. Het reguliere functioneringsgesprek van de directeur met voorzitter en vicevoorzitter van de Raad, alsmede de reguliere interne evaluatie van de Raad en het overleg in afwezigheid van de directeur hebben plaatsgevonden in het eerste kwartaal van 2012. Een wederkerend agendapunt zijn de beleidsmatige ontwikkelingen in de deelsectoren van de zorg, waar het WFZ zijn activiteiten ontplooit. De beleidsmatige ontwikkelingen en daarmee samenhangende financiële pers pectieven divergeren meer dan ooit tevoren naar instellingscategorie. In het bijzonder de ontwikkelingen in de care sector baren de Raad zorgen. Het huidige overheidsbeleid is gericht op het beperken van de AWBZ tot de zware, onverzekerbare zorg. Het gaat hierbij dan concreet om verpleeghuiszorg (vooral de zorg voor ouderen met dementie en/of met een zware somatische zorgvraag) en de zware gehandicaptenzorg. De lichte verblijfszorg in de ouderenzorg, gehandicaptenzorg en GGZ wordt uit het pakket gehaald. Daarvoor in de plaats komt in eerste instantie een aanspraak op extramurale zorg (begeleiding, persoonlijke verzorging en verpleging). Deze ingrijpende koerswijzigingen worden aangeduid als ‘extramuralisering’ en ‘scheiden van wonen en zorg’. Het omzetten van aanspraken op intramurale zorg in aanspraken op extramurale zorg staat niet op zichzelf. Aansluitend worden namelijk de zorgvormen begeleiding en persoonlijke verzorging overgeheveld naar gemeenten. De verpleegkundige zorg wordt overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet. Resultaat is dat de extramurale zorg volledig verdwijnt uit het AWBZ-pakket, en voor het overgrote deel wordt overgeheveld naar gemeenten (Wet Maatschappelijke Ondersteuning). Gelet op de relatief korte verblijfsduur in de ouderenzorg zullen de effecten hier op korte termijn merkbaar zijn. Door het wegvallen
8
van nieuwe instroom komt er verblijfscapaciteit vrij. In dit verband is van belang dat het eventueel afstoten van overtollige capaciteit in de huidige vastgoedmarkt niet eenvoudig zal zijn en al snel gepaard zal gaan met boekverliezen. De gevolgen hiervan op de financiële huishouding van de zorg instellingen kunnen ingrijpend zijn. Vanuit financieringsoogpunt ontstaat door het overheidsbeleid een meer risicovolle en onzekere situatie, die de financierbaarheid van de instellingen verder zal bemoeilijken. Ook voor het WFZ heeft dit belangwekkende consequenties. Op de eerste plaats vanuit het perspectief van risicomanagement. De meer risicovolle en onzekere toekomstperspectieven van zorginstellingen compliceren de risicoafwegingen en garantieverlening. Op de tweede plaats zal het WFZ zich opnieuw dienen te bezinnen op zijn rol en werkterrein. Thans is het WFZ immers formeel beperkt tot garantieverlening aan WTZI-toegelaten zorginstellingen die investeringen doen in het verlengde van ZVWen AWBZ-verzekerde zorg. In hoeverre investeringen onder het nieuwe regime door het WFZ kunnen worden gefaciliteerd vraagt nadere overweging alsmede overleg met de stakeholders van het WFZ. Het WFZ heeft te maken met een veranderende omgeving. In dit licht heeft de Raad het in het afgelopen jaar opportuun geacht om successievelijk het Beleggingsstatuut en het Reglement van bezwaar opnieuw tegen het licht te houden. Geconcludeerd is dat op punten een actualisering wenselijk is, om de formele basis van het WFZ in overeenstemming te brengen met de ‘eisen des tijds’. De stand van zaken rond de beleggingsportefeuille van het WFZ, evenals de in dit kader verrichte transacties, zijn een vast agendapunt geweest in de vergaderingen van de Raad. Een ander onderwerp dat in het afgelopen jaar aandacht heeft gevraagd van de Raad, is het standpunt van de Belastingdienst dat het WFZ vennootschapsbelastingplichtig zou zijn. De Raad van Toezicht deelt de zienswijze dat belastingplicht integraal afgewezen wordt. De Raad van Toezicht heeft met genoegen kennis genomen van de groei in de garantieverlening. In het verslagjaar is garantie verstrekt op 872 miljoen euro aan nieuwe langlopende leningen. Met inachtneming van de contractueel vastgelegde aflossingen aan de banken bedraagt het totaalbedrag aan uitstaande garanties op lange leningen ultimo 2012 8.606 miljoen euro. Ten opzichte van de stand ultimo 2011 (8.339 miljoen euro) is dit een netto toename van 267 miljoen euro (3,2%). Het totaal aan gegarandeerde kasgeldleningen ultimo 2012 bedroeg 310 miljoen euro. Het totale garantievolume aan lange en korte leningen bedroeg 8.916 miljoen euro. De Raad van Toezicht heeft waardering voor de in 2012 geleverde inspanningen van het WFZ-bureau.
9
Samenstelling Raad van Toezicht De samenstelling van de Raad van Toezicht is in het jaar 2012 niet veranderd. De Raad van Toezicht bestond in 2012 uit de volgende leden (van links naar rechts op de foto): drs. J. Hamel, voorzitter drs. V.I. Goedvolk R. de Jong RA prof. dr. W.P.M.M. van de Ven, vicevoorzitter
10
Directieverslag
Inleiding Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) is het garantie-instituut van en voor zorginstellingen. In dit verslag worden eerst de ontwikkelingen beschreven die zich in 2012 hebben voorgedaan met betrekking tot de deelname en de garantieverlening. Vervolgens wordt uitvoerig ingegaan op het risicomanagement van het WFZ. Tenslotte wordt een overzicht gegeven van de interne en organisatorische ontwikkelingen.
Deelname Het aantal WFZ-deelnemers ultimo 2012 is 328. In 2012 zijn 2 nieuwe rechtspersonen als deelnemer ingeschreven. Daarnaast was er een afname als gevolg van onderlinge fusies (3) en uitschrijving (4). Het geregistreerde aantal deelnemende rechtspersonen daalde dus per saldo met 5. De deelname aan het WFZ per instellingscategorie is weergegeven in tabel 1. Deze is berekend op basis van omzetaandelen (gegevens 2011). Hierbij wordt de som van de omzetten van de WFZ-deelnemers in een bepaalde categorie gedeeld door de totale omzet van alle instellingen in die categorie.
Tabel 1
Deelname WFZ per sector
Percentage
Omzet 2011
Omzet 2011
WFZ-deelnemers
WFZ-deelnemers
sector
in de sector
12,8
15,0
Ziekenhuizen (alg. en cat.) Gehandicaptenzorg
6,1 7,6
85% 80%
GGZ
4,0 5,6
71%
Ouderenzorg
7,8 15,7
50%
Omzetten in miljard euro; bron: WFZ, CBS
Garantieverlening Aantal garantieverzoeken In 2012 zijn 59 garantie-aanvragen door het WFZ behandeld. Hiervan werden er 49 gehonoreerd en 10 afgewezen. Ultimo 2012 waren nog 24 dossiers in diverse stadia van behandeling. Bij 8 van deze dossiers was het WFZ op dat moment in afwachting van aanvullende informatie van de aanvragende instellingen. Diverse typen verklaringen Wordt een borgingsverzoek in behandeling genomen en gehonoreerd, dan verstrekt het WFZ een borgstellingsverklaring aan de deelnemer. Dit is een ongeclausuleerd recht om binnen een jaar de leningen volgens specificatie onder garantie af te sluiten. Bij bouwprojecten worden meestal niet meteen langlopende leningen afgesloten. Eerst vindt financiering plaats op basis van kortlopende (kasgeld-) leningen. Hierbij wordt dan vaak - om de administratieve belasting te minimaliseren - een ‘tussenstap’ gemaakt door een zogenoemde WFZ-kasgeldfaciliteit af te sluiten met een bank. In deze kasgeldfaciliteit wordt een maximaal te borgen bedrag aan kasgeldleningen vastgelegd. Gedurende de looptijd van deze faciliteit (veelal meerdere jaren)kan, naargelang het bouwproject vordert, de toegezegde garantieruimte door de zorginstelling tot het plafondbedrag geleidelijk ‘volgetrokken’ worden met kasgeldleningen. Deze daadwerkelijke afgesloten kasgeld-
12
leningen worden geregistreerd als toename van het totaal aan geborgde kasgeldleningen. Tegelijkertijd kunnen kasgeldleningen (als gevolg van consolidatie) ‘verhuizen’ van het kasgeldtotaal naar het totaal aan lang lopende leningen. Hierdoor kan de stand van de kasgeldleningen door de tijd heen sterk schommelen. Daarnaast is het gebruikelijk geworden dat het WFZ in eerste instantie een ‘bereidstellingsverklaring’ afgeeft. Dit gaat vooraf aan de formele borgstellingsverklaring, en houdt in dat een toezegging tot het afgeven van een borgstellingsverklaring wordt gedaan onder voorwaarden. Die voorwaarden houden doorgaans in dat eerst een hypothecaire inschrijving moet worden geregeld, of dat het totale financieringsarrangement eerst duidelijk moet zijn. Zodra aan de voorwaarden is voldaan, wordt door het WFZ per ommegaande de toegezegde borgstellingsverklaring aan de deelnemer verstuurd. Aangezien bereidstellingsverklaringen nog geen onomkeerbare verplichtingen voor het WFZ inhouden, wordt deze categorie toezegging en hierna verder buiten beschouwing gelaten. Langlopende leningen In het verslagjaar is garantie verstrekt op 872 miljoen euro aan nieuwe langlopende leningen. Met inachtneming van de contractueel vastgelegde aflossingen aan de banken bedraagt het totaalbedrag aan uitstaande garanties op lange leningen ultimo 2012 8.606 miljoen euro. Ten opzichte van de stand ultimo 2011 (8.339 miljoen euro) is dit een netto toename van 267 miljoen euro (3,2%). Kasgeldleningen Het totaal aan gegarandeerde kasgeldleningen ultimo 2012 bedroeg 310 miljoen euro. Ten opzichte van de stand ultimo 2011 (333 miljoen euro) is dit een afname van 23 miljoen euro (- 6,9%). De ontwikkeling van de leningen onder garantie (zowel langlopend als kasgeld) is weergegeven in grafiek 1.
Grafiek 1 Totaal geborgde leningen per jaar (restschuld); in miljoen euro 9000 kasgeldleningen
8000
langlopende leningen
7000
miljoen euro
6000 5000 4000 3000 2000 1000 0
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
De grafiek bevestigt de trend van de afgelopen jaren, namelijk dat het garantietotaal jaarlijks toeneemt, maar in afnemende mate. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat, met het stijgen van de totale garantieomvang, ook de jaarlijkse reguliere aflossingen toenemen. Het saldo van nieuwe borgingen en aflossingen (de netto groei van het garantietotaal) valt hierdoor lager uit dan in het voorgaande jaar. De garanties zijn niet evenredig verdeeld over de onderscheiden instellings categorieën. In grafiek 2 is in beeld gebracht hoe het totaal aan garanties op langlopende leningen ultimo 2012 (8.606 miljoen euro) over de deelsectoren is verdeeld.
13
Grafiek 2
Geborgde langlopende leningen ultimo 2012 naar deelsectoren
25%
Ziekenhuizen (alg. en cat.) 45%
Gehandicaptenzorg GGZ Ouderenzorg
14%
16%
De verdeling van de in 2012 verstrekte 872 miljoen euro aan nieuwe langlopende garanties was als volgt: ziekenhuizen 34%, ouderenzorg 19%, gehandicaptenzorg 17% en GGZ 30%. De verdeling van de 310 miljoen aan geborgde kasgeldleningen was: ziekenhuizen 55%, ouderenzorg 23%, gehandicaptenzorg 15% en GGZ 7%. Het totaal van langlopende en kasgeldleningen per sector was respectievelijk: 470, 235, 194 en 283 miljoen euro. De laatstgenoemde bedragen zijn in percentages weergegeven in grafiek 3. Grafiek 3
Nieuwe geborgde langlopende en kasgeldleningen 2012 naar deelsectoren
20% 40% Ziekenhuizen (alg. en cat.) Gehandicaptenzorg GGZ Ouderenzorg
24% 16%
Eind 2012 stond een bedrag open van 86 miljoen euro aan nog te benutten borgstellingsverklaringen voor langlopende leningen. Daarnaast stond een bedrag open van 88 miljoen euro aan nog te benutten borgstellingverklaringen voor kasgeldleningen. De nog niet benutte ‘trekkingsruimte’ in de lopende kasgeldfaciliteiten ultimo 2012 bedroeg 571 miljoen euro. Deze trekkingsmogelijkheden kunnen in de komende jaren worden omgezet in daadwerkelijke leningen. De verdeling van het totaal aan gegarandeerde langlopende leningen (8.606 miljoen euro) naar resterende looptijd is weergegeven in grafiek 4.
14
Grafiek 4
Gegarandeerde langlopende leningen ultimo 2012 naar resterende looptijd; in miljoen euro
1600 1400
miljoen euro
1200 1000 800 600 400 200 0 0-5 jaar
5-10 jaar
10-15 jaar
15-20 jaar
20-25 jaar
25-30 jaar
30-35 jaar
35-40 jaar
40-45 jaar
45-50 jaar
De grafiek laat zien dat ultimo 2012 veel leningen onder garantie van het WFZ nog een lange resterende looptijd hebben. Het zwaartepunt ligt bij de lening en met een looptijd van 10 tot 30 jaar. Leningen met een langere looptijd komen steeds minder voor. De gewogen gemiddelde resterende looptijd van het totaal aan geborgde langlopende leningen ultimo 2012 is 20,3 jaar. De gewogen gemiddelde looptijd van de leningen die in het jaar 2012 zijn geborgd, bedraagt 23,9 jaar. Dit is, zeker naar huidige maatstaven, relatief lang. Het bevorderen van langlopende leningen is bewust beleid van het WFZ. Immers, als het gaat om ongeborgde leningen worden de door banken aangeboden looptijden veelal beperkt tot 10 jaar. Geborgde leningen dragen aldus bij aan een ‘vaste kern’ in de financiering van activa, en hiermee aan beperking van het herfinancieringsrisico en een toename van zekerheid voor zorginstellingen. De omvang van de lopende leningenportefeuille neemt in de tijd af door contractueel vastgelegde aflossingen op de leningen. Dit reguliere verloop is voor het totale leningenbestand ultimo 2012 weergegeven in grafiek 5.
Grafiek 5
Restschuld langlopende leningen per jaar; in miljoen euro
9000 8000 7000
5000 4000 3000 2000 1000
2058
2056
2054
2052
2050
2048
2046
2044
2042
2040
2038
2036
2034
2032
2030
2028
2026
2024
2022
2020
2018
2016
2014
0 2012
miljoen euro
6000
De grafiek laat zien dat de huidige leningenportefeuille in de eerste jaren met ongeveer een half miljard per jaar terugloopt. Verder blijkt dat de laatste lening eindigt in 2058.
15
Rentevoordeel Voor de berekening van het totale rentevoordeel op de in 2012 geborgde nieuwe langlopende leningen is uitgegaan van een gemiddeld rentevoordeel van 1%. Voor borging van bestaande leningen is een gemiddeld voordeel van 0,30% aangehouden. Het voordeel op in 2012 geborgde kasgeldleningen is berekend op basis van het verschil tussen de werkelijke rente en de NZa-rentenorm 2012 voor korte kredieten (1,08%). De financiële bijdrage aan het WFZ-risicovermogen die bij borging wordt gevraagd van zorginstellingen is in de afgelopen jaren onveranderd gebleven, namelijk 0,1% per jaar gedurende de garantieperiode, berekend over het gewogen gemiddeld uitstaande leningsbedrag gedurende deze periode. Het aldus berekende bruto rentevoordeel op de langlopende leningen die in 2012 zijn geborgd, bedraagt bij benadering 9 miljoen euro. Over het totaal aan uitstaande lange leningen ultimo 2012 is het gerealiseerde rente voordeel ongeveer 69 miljoen euro. Het bruto rentevoordeel op kasgeld leningen in 2012 bedroeg 1 miljoen euro. In grafiek 6 zijn deze rentevoordelen weergegeven. De optelsom van alle in de afgelopen jaren gerealiseerde rentevoordelen door WFZ-borging bedraagt ongeveer 522 miljoen euro.
Grafiek 6
Jaarlijks bruto rentevoordeel door WFZ-borging; in miljoen euro
80 70
kasgeldleningen langlopende leningen
miljoen euro
60 50 40 30 20 10 0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
16
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Financiële positie WFZ-deelnemers Weerstandsvermogen WFZ-deelnemers Eén van de factoren die de kredietwaardigheid van zorginstellingen bepaalt, is de omvang van de financiële reserves. In grafiek 7 is het eigen vermogen van alle WFZ-deelnemers weergegeven als percentage van de totale inkomsten, gerangschikt naar oplopende omvang. De gegevens hebben betrekking op de boekjaren 2010 en 2011. Grafiek 7
WFZ-deelnemers ingedeeld naar weerstandsvermogen (eigen vermogen als percentage van de totale inkomsten; ultimo 2010 en 2011)
100 90 2010
80 Aantal wfz-deelnemers
2011
70 60 50 40 30 20 10 0
< 0%
0-5%
5-10%
10-15%
15-20%
20-25%
25-30%
30-35%
35-40%
40-45%
≥ 45%
weerstandsvermogen
In verband met de toenemende risico’s en onzekerheden is voor zorg instellingen een adequate financiële buffer om tegenvallers te kunnen opvangen belangrijker geworden. Het WFZ acht voor zorginstellingen een vermogen van 15 à 20% wenselijk. Ongeveer 82% van de WFZdeelnemers heeft eind 2011 een vermogen dat aan de ondergrens van 15% voldoet. Het gemiddelde weerstandsvermogen van WFZ-deelnemers (gewogen op basis van omzet) was ultimo 2011 19,5%. Dit betekent ten opzichte van het voorgaande jaar (2010: 17,8%) een toename van 1,7%-punt. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling per deelsector.
Tabel 2
Gemiddeld weerstandsvermogen WFZ-deelnemers per deelsector (eigen vermogen als percentage van de totale inkomsten; ultimo 2010 en 2011)
Verandering in Sector
2010 2011 procentpunt
Ziekenhuizen (alg. en cat.)
14,7%
Gehandicaptenzorg
19,5% 21,0%
1,5%
GGZ
17,0% 17,8%
0,8%
Ouderenzorg
22,4% 23,8%
1,4%
16,7%
2,0%
Exploitatieresultaat In grafiek 8 is het exploitatieresultaat van alle WFZ-deelnemers weergegeven als percentage van de totale inkomsten, gerangschikt naar oplopende omvang. De gegevens hebben betrekking op de jaren 2010 en 2011.
17
Grafiek 8
WFZ-deelnemers ingedeeld naar exploitatieresultaat (als percentage van de totale inkomsten; ultimo 2010 en 2011)
180
2010
160
2011
Aantal wfz-deelnemers
140 120 100 80 60 40 20 0 < -8%
-8 - -6%
-6 - -4%
-4 - -2%
-2 - 0%
0 - 2%
2 - 4%
4 - 6%
6 - 8%
8 - 10%
≥10%
exploitatieresultaat
Het gewogen gemiddelde exploitatieresultaat in 2011 was 2,0% (2010: 1,9%). De gemiddelde exploitatieresultaten waren in alle deelsectoren positief (ziekenhuizen: 2,1%; gehandicaptenzorg: 2,2%; GGZ: 1,4%; ouderenzorg: 2,0%). De grafiek laat een relatief sterke toename zien van het aantal WFZ-deelnemers met een exploitatieresultaat tussen 2 en 4%, en (in iets mindere mate) tussen 4 en 6%. De categorie 0 tot 2% laat de sterkste daling zien, maar blijft de meest omvangrijke. De bandbreedte in de resultaten is fors: het grootste exploitatietekort was 11,5%, het grootste overschot 16,4%. 26 WFZ-deelnemers hadden een negatief exploitatieresultaat.
Risicomanagement WFZ
Bij de uitvoering van risicomanagement gaat het in de basis om vier benaderingen: • Risicovermijding (‘avoidance’). • Risicoreductie (‘reduction’). • Risicoverplaatsing (‘transfer’). • Risico’s zelf dragen (‘retention’). Het WFZ heeft in zekere zin met elke van deze vier benaderingen te maken.Bij deelname en garantieverlening is sprake van risicovermijding en risicobeperking. Indien toch garantieschade optreedt, wordt deze in eerste instantie gedekt uit het aanwezige risicovermogen van het WFZ (zelf dragen). Voor zover de garantieschade uitstijgt boven het risicovermogen wordt deze overgedragen aan achtereenvolgens het deelnemerscollectief en het Rijk. Het WFZ heeft meerdere aangrijpingspunten om de garantierisico’s te beheersen door middel van risicovermijding en risicobeperking. Deze worden hieronder toegelicht. Aangrijpingspunten voor risicomanagement Indachtig de formule risico = kans x gevolg hebben de punten 1 tot en met 5 betrekking op de kans dat het misgaat met de zorginstelling en het WFZ vervolgens door de financiers op zijn garanties wordt aangesproken, en de punten 6, 7 en 8 op het gevolg (de omvang van de financiële schade voor het WFZ). Punt 9 raakt aan zowel de kans als het gevolg. 1. Op de eerste plaats kent het WFZ selectieve toelating. Om in aanmerking te komen voor deelname aan het WFZ moet een zorginstelling huiselijk gezegd de financiële situatie voldoende op orde hebben, en goede vooruitzichten hebben. Deelname van te risicovolle organisaties
18
wordt dus vermeden. Wat de financiële indicatoren voor de kredietwaardigheid betreft is onder meer van belang dat er een redelijke financiële buffer aanwezig is om eventuele tegenvallers te kunnen incasseren. Als globale richtlijn hanteert het WFZ thans dat een eigen vermogen van 15 à 20% noodzakelijk is voor een zorginstelling. Dit is nadrukkelijk geen ‘keihard’ criterium. Wel wijst de praktijk uit dat toelating of garantieverlening bij zorginstellingen met een relatief zwakke vermogens positie onder de 10% niet of nauwelijks nog voorkomt. Verder hecht het WFZ veel belang aan positieve exploitatieresultaten. Een ‘tekort op het huishoudboekje’ moet doorgaans eerst worden weggewerkt, voordat deelname en garantieverlening aan de orde kunnen zijn. De andere aspecten die in de beoordeling worden betrokken zijn in het Reglement van Deelneming vermeld. 2. Alleen toegelaten zorginstellingen kunnen garantieverzoeken indienen. Garantie wordt echter louter verstrekt voor vertrouwenwekkende investeringen. De toekomstige exploiteerbaarheid en de financierbaarheid moeten degelijk en overtuigend worden aangetoond en onderbouwd. Projecten die hier niet aan voldoen, worden niet gehonoreerd. 3. Zorginstellingen verbinden zich bij toetreding tot het WFZ aan het Reglement van Deelneming. Hierin staan kort gezegd de rechten en plichten van WFZ en deelnemer. Dit reglement kent een aantal risicoreducerende bepalingen. Een deelnemer mag bijvoorbeeld niet zonder voorafgaande goedkeuring van het WFZ fuseren, geld of garanties verstrekken aan anderen, of rentederivaten toepassen bij de financiering. Bij niet naleven van de formele verplichtingen kan door het WFZ een financiële boete worden opgelegd. Verder heeft het WFZ een ‘aanwijzingsbevoegdheid’ met betrekking tot ‘het financiële, personele en organisatorische beheer’ van de deelnemende zorginstelling, zodra deze niet meer aan de minimale kredietwaardigheidseisen voldoet. 4. Tenminste één keer per jaar wordt de kredietwaardigheidssituatie van alle deelnemers opnieuw beoordeeld. Op deze manier kan het WFZ eventuele financiële problemen tijdig signaleren, en zijn mogelijkheden tot beïnvloeding aanwenden om de negatieve ontwikkelingen te keren en daardoor garantieschade te voorkomen. 5. In het verlengde hiervan worden deelnemers waar sprake is van zorgwekkende situaties of ontwikkelingen onder verscherpte bewaking geplaatst. Dit impliceert doorgaans dat additionele garantieverlening wordt opgeschort en dat de instelling met verhoogde frequentie informatie aan het WFZ moet sturen. Deze instellingen worden - naargelang de ernst van de situatie - ingedeeld in risicocategorieën (rood, oranje, geel). Dit aspect wordt onder ‘Garantierisico op portefeuilleniveau’ toegelicht. 6. Het WFZ stelt grenzen aan de omvang van de garanties (en dus aan de potentiële garantieschade). Indachtig het risicomanagement-principe ‘don’t risk more than you can afford to lose’ hanteert het WFZ tegenwoordig als uitgangspunt dat de uitstaande garanties in één rechtspersoon nooit groter mogen zijn dan het aanwezige risicovermogen van het WFZ (thans 245 miljoen euro). Deze ‘absolute’ bovengrens betekent overigens niet dat garantieaanvragen ‘dus’ tot dit maximum worden gehonoreerd. De omvang van de acceptabel geachte WFZ-borging wordt per situatie bepaald op basis van risico-afwegingen met betrekking tot organisatie, activiteitenpalet, en investeringsproject, kortom de toekomstperspectieven van de zorginstelling in brede zin. De praktijk laat zien dat additionele garantieverlening aan deelnemers met lopende garanties boven 150 miljoen euro niet of nauwelijks voorkomt. Voor zover vanuit het verleden sprake is van garantietotalen die hier bovenuit gaan, wordt verdere garantieverlening doorgaans stilgezet totdat de lopende garantie
19
verplichtingen (door reguliere aflossingen op de leningen) tot meer acceptabele proporties zijn teruggelopen. 7. De garantie van het WFZ houdt in dat het WFZ zonodig de rente- en aflossingsverplichtingen van de betreffende instelling overneemt. Het WFZ lost dus niet in één keer de lening af. Een claim voor een gegarandeerde lineaire lening van € 20 miljoen met een looptijd van twintig jaar, betekent voor het WFZ twintig jaar achtereen een aflossing van € 1 miljoen (en rente). Het aanwezige risicovermogen van 245 miljoen euro biedt in dit licht meer bescherming dan op het eerste gezicht lijkt. 8. Het WFZ vestigt zekerheden bij garantieverlening; er wordt hypotheek ingeschreven op vastgoed en in voorkomende gevallen pandrecht op inventarissen. In geval van faillissement van een zorginstelling vormt de verkoopopbrengst hiervan een gedeeltelijke dekking van de garantieschade van het WFZ. 9. Tenslotte kan nog een ‘hybride’ punt worden genoemd, dat raakvlakken heeft met zowel de kans als het gevolg. Los van het garantieplafond zoals genoemd bij punt 6, wordt in veel gevallen door het WFZ doelbewust een niet-volledige garantie verstrekt, waarbij als voorwaarde geldt dat het leningenrestant zonder garantie bij een bank moet worden aangetrokken. De reden hiervoor ligt niet in de risicobeoordeling van de zorginstelling of het investeringsplan, maar in de navolgende overwegingen. Organisaties komen doorgaans in continuïteitsgevaar door een acuut ‘liquiditeitstekort’, waardoor bijvoorbeeld de betaling van een leverancier of de salarisbetalingen aan het personeel aan het eind van de maand niet meer mogelijk zijn. Het WFZ is geen bank, en verstrekt dus geen krediet. Verder kan het WFZ formeel alleen maar garanties verstrekken op leningen ten behoeve van investeringen in ‘dingen’ en dus niet voor ‘consumptieve’ doeleinden. Kortom: een zorginstelling in financiële problemen kan geen beroep doen op het WFZ en is voor een extra kredietfaciliteit aangewezen op een bank. Het is duidelijk dat, als er nog geen kredietrelatie bestaat, een bank terughoudend zal zijn om een zorginstelling in ernstige financiële problemen als nieuwe klant te verwelkomen. De continuïteit van de zorginstelling is dus gebaat bij een bestaande kredietrelatie met een bank. Verder zal de bereidheid van een bank tot het verstrekken van noodkrediet toenemen naarmate de betrokkenheid van die bank in de langlopende financiering van vaste activa groter is. Immers, de executiewaarde van het onderpand is doorgaans zeer beperkt, vanwege de geringe alternatieve aanwenbaarheid van ‘zorggebouwen’. Faillissement van een zorginstelling staat voor alle betrokkenen in de financiering dan ook gelijk aan een fors verlies op de uitstaande posities. Vanuit het oogpunt van risicomanagement is het dan ook van wezenlijk belang voor een zorginstelling (en in het verlengde hiervan voor het WFZ) dat een zekere spreiding aanwezig is in de financiering van activa. Indachtig het motto ‘voorkomen is beter dan genezen’ dient de aandacht binnen het risicomanagement echter vooral gericht te zijn op preventie van problemen. De sleutelbegrippen zijn hierbij: adequate risicobewaking (goed ‘de vinger aan de pols houden’) en tijdig met de instelling in contact treden over eventuele problemen. De genoemde maatregelen op het gebied van risicomanagement nemen echter niet weg dat zorginstellingen in de problemen kunnen raken en dat er vervolgens door financiers een beroep wordt gedaan op WFZ-garanties. Garantierisico op portefeuilleniveau Ultimo 2012 staan 24 deelnemers onder verhoogde bewaking van het WFZ (7,3% van het totale aantal deelnemers). Bij 22 van deze 24 deelnemers worden de financiële ontwikkelingen op basis van kwartaal- of halfjaarrapportages gevolgd. Bij 19 van deze 24 deelnemers is de mogelijkheid om nieuwe leningen te kunnen borgen voorlopig opgeschort. De totaalbedragenaan
20
verleende garanties bij de deelnemers onder verhoogde aandacht zijn 561 miljoen euro op langlopende leningen en 4 miljoen euro op kasgeldleningen. De deelnemers onder verhoogd toezicht worden onderscheiden naargelang de ernst van de situatie. • De meest risicovol geachte deelnemers kenmerken zich door een negatief eigen vermogen, een eigen vermogen lager dan 5% in combinatie met meerjarig aaneengesloten negatieve exploitatieresultaten (zonder een duidelijke kentering in de negatieve ontwikkeling) of een onbalans in de exploitatie van zodanig grote omvang en/of structurele aard dat deze op afzienbare termijn een bedreiging kan vormen voor de continuïteit van de organisatie. Deze categorie (code ‘rood’) betreft 4 deelnemers, met langlopende garanties van in totaal 71 miljoen euro. Voor het theoretisch meest negatieve scenario berekenen we de gevolgen, als alle ‘code rood’ deelnemers in het komende boekjaar tegelijk in betalingsproblemen komen en het WFZ op de leningverplichtingen wordt aangesproken. Onder deze veronderstelling zouden de verplichtingen aan rente en aflossing op de leningen 9 miljoen euro bedragen in het eerste jaar. Hierbij is alleen gerekend met de uitstaande garanties; de schadevermindering door verkoop van de panden waarop een hypotheek rust, is buiten beschouwing gelaten. Bij garantieschade van deze omvang zou de obligoregeling niet in werking treden. Niet op de korte termijn en niet op de lange termijn. De totale garantieschade is immers kleiner dan het aanwezige risicovermogen. • Het WFZ onderscheidt een tweede categorie van deelnemers die niet aan de kredietwaardigheidseisen van het WFZ voldoen, maar waar sprake is van minder urgente problematiek. Te denken is aan zorginstellingen met een zwak vermogen van 6 à 7%, die al meerdere jaren niet slagen in het realiseren van financiële verbeteringen, of waar langdurig exploitatietekorten aan de orde zijn. In deze categorie (‘code oranje’) bevinden zich 15 deelnemers, met langlopende garanties van in totaal 387 miljoen euro. De rente- en aflossingsverplichtingen op deze leningen bedragen in het eerste jaar 44 miljoen euro. • Voor de overige deelnemers onder verhoogde bewaking geldt dat de situatieminder zorgelijk is, maar er door het WFZ wel voldoende redenen aanwezig worden geacht om vooralsnog geen additionele garanties te verstrekken en goed ‘de vinger aan de pols te houden’. In deze categorie (‘code geel’) bevinden zich 5 deelnemers, met langlopende garanties van in totaal 107 miljoen euro. De rente- en aflossingsverplichtingen op deze leningen bedragen in het eerste jaar 9 miljoen euro. Daarnaast is in deze categorie sprake van geborgde kasgeldleningen van in totaal 4 miljoen euro. Naast de omvang is vanzelfsprekend ook de tijdsduur van de langlopende garantieverplichtingen van belang. Beide aspecten worden in de navolgende grafiek 9 weergegeven voor de genoemde categorieën. Elk jaar dat het ‘worst case’-scenario voor de deelnemers met verhoogde bewaking niet optreedt (en onder de veronderstelling dat er geen nieuwe ‘bewakingsgevallen’ bijkomen), wordt de maximale garantieschade voor het WFZ automatisch kleiner (als gevolg van de reguliere aflossingen op de leningen).
21
Grafiek 9
Verloop restschuld ‘monitor-deelnemers’ naar risicocategorie
600
500
code geel code oranje code rood
miljoen euro
400
300
200
2058
2056
2054
2052
2050
2048
2046
2044
2042
2040
2038
2034
2034
2032
2030
2028
2026
2024
2022
2020
2018
2016
2014
0
2012
100
In grafiek 10 zijn op de horizontale as de deelnemers geordend naar oplopend percentage weerstandsvermogen. Bij twee deelnemers is het weerstandsvermogen negatief. Op de verticale as is de omvang van de uitstaande garanties (in miljoen euro) ultimo 2012 weergegeven. Grafiek 10 Risicoprofiel garantieportefeuille 240 220 Restschuld langlopend in miljoen euro
200 180 160 140 130 100 80 60 40 20
-30%
-20%
-10%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
weerstandsvermogen
22
2058
2056
2054
2052
2050
2048
2046
2044
2042
2040
2038
2036
2034
2032
2030
2028
2026
2024
2022
2020
2018
2016
2014
2012
2010
De grafiek laat zien dat er qua garantie-omvang enkele uitschieters zijn. In grafiek 11 is dit verder uitgewerkt.
Grafiek 11 WFZ-deelnemers met langlopende garanties ingedeeld naar omvang lang lopende garanties 160 140
Aantal wfz-deelnemers
120 100 80 60 40 20 0 >0-20
20-40
40-60
60-80
80-100
100-120
120-140
140-160
160-180
180-200
200-220
garantieklasse (in miljoen euro)
Ongeveer de helft van de WFZ-deelnemers heeft garanties op langlopende leningen in de orde van grootte tot 20 miljoen euro. Naarmate de garantieomvang toeneemt, neemt het aantal deelnemers af. Slechts 13 deelnemers hebben garanties boven 100 miljoen euro. De omvang van de garanties per individuele deelnemer bepaalt de maximale garantieschade voor het WFZ in geval van default, en is daarmee een belangrijk aspect in het kader van het risicomanagement. Een groot aantal garanties van beperkte omvang is vanuit dit gezichtspunt voor het WFZ te verkiezen boven een klein aantal zeer omvangrijke garanties. Zoals hiervoor is benadrukt, hanteert het WFZ in de praktijk bovengrenzen aan de te verstrekken garanties per deelnemer. De fusietendens in de sector ziekenhuizen is in dit licht van belang. Fusies tussen WFZ-geborgde ziekenhuizen kunnen immers resulteren in een zodanige cumulatie van bestaande garanties in één rechtspersoon dat het garantieplafond wordt overschreden. Bij de kredietwaardigheidsanalyse is de exploitatieontwikkeling van de instelling van groot gewicht. In grafiek 12 is daarom, naast het weerstandsvermogen, ook het exploitatieresultaat opgenomen. Punten in het kwadrant rechtsonder verdienen vanuit risico-oogpunt nadrukkelijk aandacht. Dit geldt a fortiori voor punten in het kwadrant linksonder.
Grafiek 12 Exploitatieresultaat 2011 ten opzichte van het weerstandsvermogen 2011 18% 16% 14% 12%
exploitatieresultaat
10% 8% 6% 4% 2% -20%
0 -10% -2%
%10
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
110%
-4% -6% -8% -10% -12%
weerstandsvermogen
De grafiek laat zien dat in het jaar 2011 slechts in 2 gevallen sprake was van een negatief vermogen. Positief hierbij is dat in beide gevallen sprake was van
23
een positief exploitatieresultaat. Duidelijk is ook dat een aantal deelnemers met een relatief beperkt vermogen zorgwekkend forse exploitatietekorten hebben. Deze instellingen staan onder verscherpte bewaking van het WFZ. Hypothecaire zekerheden Het afnemen van de systeemzekerheden in de zorgsector resulteert bij financieringen logischerwijze in een groter accent op de zekerheden op het niveau van de individuele zorginstelling. Kredietverlening of garantieverlening aan zorginstellingen gaat tegenwoordig standaard gepaard gaat met het vestigen van zekerheden op de activa van de instelling. Voor het WFZ lag het accent hierbij in 2012 nog vooral op het vestigen van zekerheden gerelateerd aan nieuwe bereidstellingsverklaringen en borgstellingsverklaringen. In de komende periode zal de aandacht meer worden gericht op het vestigen van zekerheden bij reeds bestaande garanties. Vanzelfsprekend ligt de prioriteit bij de omvangrijke garanties en de zwakke instellingen; deze situaties zijn voor het WFZ immers het meest risicovol. Met betrekking tot de voortgang kan het volgende worden gemeld: • Ultimo 2012 was bij 164 van de 328 WFZ-deelnemers (50%) hypotheek gevestigd; 42 dossiers waren onderhanden. Met inachtneming van de WFZdeelnemers waar momenteel geen sprake is van uitstaande garanties en hypotheekvestiging (nog) niet aan de orde is, moet bij ongeveer een kwart van het deelnemersbestand nog vestiging van zekerheden plaatsvinden. • Met betrekking tot de 24 deelnemers onder verhoogde bewaking geldt dat in 14 gevallen reeds hypotheek is gevestigd, en dat 6 gevallen onderhanden zijn. • Ten aanzien van de 13 deelnemers waarbij het totale garantiebedrag hoger is dan 100 miljoen euro, is in 10 gevallen reeds hypotheek gevestigd en zijn 2 gevallen onderhanden. Onder de 10 deelnemers in deze groep met gevestigde hypotheken, valt ook 1 deelnemer die onder verhoogde bewaking staat. Rentederivaten Rentederivaten kunnen worden beschouwd als elk ander gereedschap: er kunnen heel nuttige dingen mee worden gedaan, maar in verkeerde handen en bij verkeerde toepassing kan er veel schade mee worden aangericht. Voor zover dit al niet duidelijk was, hebben de vele derivatenproblemen die in 2012 in de publiciteit zijn gekomen dit nadrukkelijk zichtbaar gemaakt. Vanuit het oogpunt van risicomanagement is het dan ook van belang - ook voor het WFZ - om zicht te hebben op de risico’s van rentederivaten. De in 2012 door WFZ-deelnemers verstrekt informatie bij de jaarlijkse herbeoordeling maakt duidelijk dat van de (toen nog) 330 WFZ-deelnemers in 54 gevallen (16%) sprake was van toepassing van rentederivaten. Dit is weergegeven in de onderstaande figuur.
Grafiek 13 Overzicht van het gebruik van rentederivaten door WFZ-deelnemers 54 deelnemers
met derivaten zonder derivaten
276 deelnemers
24
De onderverdeling van deze 54 gevallen naar instellingscategorie is als volgt: ziekenhuizen: 25, ouderenzorg: 7, gehandicaptenzorg: 15 en GGZ: 7. De aard van de toegepaste derivaten is weergegeven in tabel 3.
Tabel 3
Overzicht van door WFZ-deelnemers gebruikte rentederivaten
Swap 41 Swap en Cap 3 Swap en Swaption 2 Collar 1 Cap 1 Swaption 2 Swap met margin call 3 Swap met margin call en Collar 1 Dit overzicht maakt duidelijk dat, voor zover door WFZ-deelnemers rentederivaten worden toegepast, het vooral de ‘recht-toe-recht-aan’ renteswap betreft waarmee renterisico’s op leningen met variabele rente worden afgedekt. De potentieel risicovolle vorm waarbij sprake is van ‘margin-call’ verplichtingen (mogelijk financieel bijstorten) komt slechts in vier gevallen voor. Nader onderzoek door het WFZ laat zien dat de financiële risico’s in deze vier gevallen of afwezig, of zodanig beperkt van omvang zijn dat hieruit geen zorgwekkend risico voor de deelnemer voortvloeit. Risicovermogen Het WFZ stelt zich tegenover geldgevers garant voor de betaling van rente en aflossing van de geborgde leningen. Het risicovermogen van het WFZ is de eerste ‘laag’ in de zekerheidsstructuur van het WFZ. Mocht dit risicovermogen in het extreme geval toch niet voldoende zijn voor het opvangen van garantieclaims, dan vraagt het WFZ de deelnemers om een financiële bijdrage van maximaal 3% van hun lopende geborgde leningen. Om deze bijdrage in perspectief te plaatsen: dit is tegenwoordig ongeveer gelijk aan het rentevoordeel van één à twee jaar borging via het WFZ. Bovendien heeft de obligobijdrage het karakter van een renteloze lening. Als het WFZ financieel weer opklimt, wordt de obligoheffing terugbetaald aan de deelnemers. Mocht ook deze obligoheffing niet voldoende soelaas bieden, dan kan het WFZ in laatste instantie beroep doen op financiële steun van de rijksoverheid (de achterborg). Vanuit de positie van de financier bezien is vooral van belang dat - linksom of rechtsom - het WFZ altijd kan voldoen aan de garantieverplichtingen. Dit zien we gereflecteerd in de AAA-rating van Standard & Poor’s. Vanuit het perspectief van de risicodragende WFZ-deelnemers echter is de absolute en relatieve omvang van de eerste zekerheidslaag, het risicovermogen, van groot belang. Deze is immers van invloed op de kans dat het deelnemersobligo en vervolgens de overheids-achterborg ingeroepen worden. Ultimo 2012 bedroeg het risicovermogen 245 miljoen euro. Dit is 2,8% van de restschuld van langlopende leningen en kasgeldleningen. Het risicovermogen wordt berekend zoals in tabel 4 is weergegeven. Mocht onverhoopt vanwege garantieclaims overgegaan moeten worden tot voortijdige verkoop van delen van de beleggingsportefeuille, dan is vanzelfsprekend niet de nominale waarde van de beleggingen maar de verkoopwaarde op dat specifieke moment relevant. Dit scenario is echter niet snel aan de orde, gelet op de jaarlijkse kasstroom die in eerste instantie beschikbaar is voor garantie-uitkeringen. Het gehele risicovermogen fungeert als dekking voor de risico’s van borgstellingen. Per balansdatum zijn geen formele aanspraken van financiers uit borgstellingovereenkomsten bekend. Een specifieke risicovoorziening is derhalve niet opgenomen.
25
De berekening van het risicovermogen; in 1.000 euro
Tabel 4
31-12-2012 31-12-2011
Effecten (nominale waarde)
222.775
Liquide middelen
224.409
23.614
Subtotaal (Af): Kortlopende schulden (crediteuren en afdrachten) (Af): Overlopende passiva Subtotaal Risicovermogen
5.793 246.389 230.202 -1.050 -106 -185 -156 -1.235 -262 245.154 229.940
Het WFZ stond ultimo 2012 garant voor 8.915 miljoen euro (ruim 8.605 miljoen euro aan langlopende leningen en 310 miljoen euro aan kasgeldleningen). Het maximaal opvraagbare obligo (3% van het restant geborgde leningen) bedroeg per 31 december 2012 in totaal 268 miljoen euro. De som van risicovermogen en oproepbare obligo’s bedroeg 513 miljoen euro (5,8% van de restschuld). De ontwikkeling van het risicovermogen door de jaren heen is weergegeven in grafiek 14. De omvang in euro’s is aangeduid met oranje balken; de procentuele ontwikkeling door een lijn. In de grafiek blijkt dat het risicovermogen in verhouding tot de uitstaande garanties vanaf 2006 licht stijgt. Bij de oprichting van het WFZ heeft de overheid 54,45 miljoen euro gestort als waarborgdepot. In de achterborg-overeenkomst tussen het WFZ en de overheid is vastgelegd dat, zodra het risicovermogen het bedrag van 226,89 miljoen euro overschrijdt, een terugbetalingsregeling in werking treedt. Conform de in 2011 met het Ministerie van VWS gemaakte afspraken zal het WFZ begin 2013 5,4% van het exploitatieresultaat over 2012 aan de overheid terugbetalen. Dit is becijferd op 942 duizend euro. In volgende jaren loopt het terug te betalen percentage op met telkens 5,4% (over de in die jaren behaalde exploitatieresultaten). In nominale termen zijn deze toekomstig terug te betalen bedragen vanzelfsprekend nog niet bekend. De Belastingdienst heeft zich in 2011 op het standpunt gesteld dat het WFZ belastingplichtig is voor vennootschapsbelasting. In dit kader zijn door de Belastingdienst ook aanslagen opgelegd over de jaren 2006 tot en met 2009. Dit zou neer komen op een vennootschapsbelastinglast tot en met 2012 van ongeveer 33,3 miljoen euro. Het WFZ wijst belastingplicht voor de vennootschapsbelasting af. Om deze reden is ultimo 2012 geen reservering opgenomen voor een eventuele vennootschapsbelastingheffing met betrekking tot verstreken boekjaren.
Grafiek 14 Risicovermogen in miljoen euro en als percentage van uitstaande lang lopende garanties 5,0%
300
4,5% 250
4,0% 3,5%
miljoen euro
3,0% 150
2,5% 2,0%
100
1,5% 1,0%
50
0,5% 0
0,0% 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
26
2008
2009
2010
2011
2012
percentage van garanties
200
Prognose risicovermogen 2013 - 2017 Het obligo kan door het WFZ worden opgevraagd bij de deelnemers als het risicovermogen is gedaald tot 0,25% van het restant geborgde leningen per 31 december van het laatst verstreken kalenderjaar. Daalt vervolgens het risicovermogen opnieuw naar 0,25%, dan kan een beroep worden gedaan op de achterborg van het Rijk. In de statuten van het WFZ en in de achterborg-overeenkomst van het WFZ met de rijksoverheid is bepaald dat het WFZ jaarlijks een meerjarige prognose opstelt van de ontwikkeling van het risicovermogen. Deze heeft als doel een beeld te geven van de kans dat het obligo of de achterborg wordt ingeroepen. Hierbij zijn twee factoren van belang: de ontwikkeling van het risicovermogen enerzijds en de kredietwaardigheidsontwikkeling van zorginstellingen anderzijds. De toekomstige ontwikkeling van het risicovermogen is doorgerekend bij uiteenlopende scenario’s en besproken in de vergadering van de Raad van Toezicht op 22 december 2012. De mogelijke garantieschade is in de paragraaf ‘Garantierisico op portefeuilleniveau’ toegelicht. In het verslagjaar is door financiers geen beroep gedaan op de garanties van het WFZ. Ook zijn geen toekomstige claims bekend. Om deze reden is dan ook naast de totale omvang van het risicovermogen geen afzonderlijke voorziening in de balans vermeld.
Organisatie Personeelsformatie Het WFZ bestond per 31 december 2012 uit 21 personeelsleden, samen 19,55 fulltime equivalenten. Eind 2011 was de omvang 18,25 fulltime equivalenten. Vanwege de uitbreiding van de werkzaamheden door toename in aantallen en complexiteit van de ontvangen aanvragen is de formatie in het verslagjaar gegroeid. Het ziekteverzuim onder medewerkers bedroeg in het verslagjaar 3,7%. Organisatiestructuur Het WFZ-bureau kent drie afdelingen, namelijk de afdeling Klantencontact en Risicobewaking (K&R), de afdeling Risico Analyse (RA) en de afdeling Beleid en Interne Zaken (B&I). De medewerkers van de afdeling K&R zijn de contactpersonen voor deelnemers als het gaat om borgingsverzoeken en alle andere zaken rond financieringen. De afdeling RA voert de inhoudelijke analyses uit rond toetredingsaanvragen, borgingsverzoeken / nieuwe investeringsplannen, en de jaarlijkse herbeoordeling. De afdeling B&I volgt de beleidsmatige en inhoudelijke ontwikkelingen in de zorgsector, en de gevolgen daarvan voor de dagelijkse beoordelingspraktijken binnen het bureau. Verder vallen onder B&I zaken als de uitvoering van de deelnemer- en leningenadministratie, het regelen van de hypothecaire zekerheden en de communicatie activiteiten.
Tabel 5
De personeelsformatie per 31 december 2012 Functie / Afdeling
Aantal
Fte
Directeur
1 1,00
Afdeling Klantencontact en Risicobewaking
5
4,80
Afdeling Risico Analyse
5
4,80
Afdeling Beleid en Interne Zaken
10
8,95
Totaal
21 19,55
Het hoofd van de afdeling K&R is aangewezen als plaatsvervangend directeur.
27
Rating Kredietbeoordelaar Standard & Poors (S&P) heeft op 20 juli 2012 in het kader van de periodieke herbeoordeling de triple A-rating met negatieve outlook van het WFZ herbevestigd. De rating van het WFZ komt overeen met die van de Nederlandse Staat. De basis hiervoor is het gegeven dat de Nederlandse Staat achterborg is voor de garanties van het WFZ en het vertrouwen dat S&P heeft in een slagvaardig optreden van de Staat als het WFZ ooit een beroep zou doen op hulp. Overeenkomstig de rating van Nederlandse Staat is de outlook ‘negatief’. Communicatie en PR Hierbij kan het volgende worden vermeld: • Het WFZ voert periodiek overleg met ‘klankbordgroepen’, bestaande uit financiële functionarissen uit de cure en care instellingen die tot het deelnemersbestand van het WFZ behoren. Doel hiervan is het wederzijds uitwisselen van informatie over relevante ontwikkelingen. In het verslagjaar hebben 6 bijeenkomsten plaatsgevonden. • Door het WFZ zijn 9 presentaties voor symposia, opleidingen, workshops en dergelijke verzorgd. • Daarnaast zijn er vele bijeenkomsten en presentaties in kleinere kring geweest. • In 2012 zijn door de directeur 5 artikelen gepubliceerd in tijdschriften en diverse interviews gegeven. • De samenvatting van het jaarverslag 2011 is in gedrukte vorm breed verspreid. Tevens is een persbericht verstuurd. • Het jaarverslag 2011 in uitgebreide vorm is op de website van het WFZ geplaatst. Relaties van het WFZ zijn hierop expliciet geattendeerd. Uit de gebruiksstatistieken van de WFZ-website is af te leiden dat ook het digitale jaarverslag belangstelling heeft getrokken. • Het WFZ-bulletin in gedrukte vorm is 3 keer gepubliceerd. • Er zijn 3 elektronische nieuwsbrieven verstuurd over actuele financiële onderwerpen. • In de zomer van 2012 is een brochure over het WFZ uitgegeven voor institutionele beleggers. • De resultaten van de jaarlijkse herbeoordeling zijn begin oktober 2012 gepubliceerd op de website van het WFZ. Van de mogelijkheid om de resultaten in te zien of te downloaden is veel gebruik gemaakt. Contacten met VWS Naast de vele informele contacten is er ook formeel overleg gevoerd tussen het Ministerie van VWS en het WFZ over onder meer de jaarrekening en het jaarverslag over 2011, de begroting 2013, de liquiditeitsprognose 2013 - 2017, de ontwikkeling van de risico’s in de zorgsector en de beleidsmatige ontwikkelingen. Het WFZ voert in opdracht van VWS werkzaamheden uit met betrekking tot de Rijksgegarandeerde leningen. In dit kader is in januari 2013 de jaarlijkse rapportage van de werkzaamheden over 2012, voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring, aan VWS gestuurd. De driejaarlijkse controle van de Rijksgarantieleningen, op basis van de jaarrekening 2010, is in juni 2012 afgerond. Provincies Provincies hebben zich in het verleden tegenover financiers garant gesteld voor leningen aan zorginstellingen. De provincies lopen over deze toezeggingen risico. De provincies Noord-Holland en Gelderland hebben het WFZ in 2012 ingeschakeld om werkzaamheden te verrichten op het gebied van risicobeheer.
28
Exploitatieresultaat WFZ Het voordelige exploitatieresultaat in 2012 was 17,4 miljoen euro. De berekening van dit bedrag staat in tabel 6.
Tabel 6
De specificatie van de baten en lasten; in 1.000 euro Baten
2012 2011
Disagio
11.197 12.549
Overige bijdrage deelnemers Werkzaamheden Ministerie van VWS Werkzaamheden provincies Subtotaal baten Resultaat beleggingen Totaal baten
Lasten
11
14
121
122
17
18
11.346
12.703
8.939
7.951
20.285
20.654
2012 2011
Personeelskosten en personeel niet in loondienst
2.222
Bestuurskosten
2.051
80 111
Huisvestingskosten
158 134
Algemene kosten
242
214
Advieskosten derden/uitbesteed werk
136
41
2.838
2.551
Totaal lasten Exploitatieresultaat
17.447 18.103
Het voordelige exploitatieresultaat is toegevoegd aan het eigen vermogen van het WFZ dat daarmee op 250,4 miljoen euro komt. Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid van het WFZ is gebonden aan een beleggingsstatuut. Het WFZ kan niet beleggen in aandelen, maar alleen in onderhandse leningen en obligaties die zeer solide zijn. De eis bij aankoop is dat er minimaal een kredietwaardigheidsoordeel van AA- (Standard & Poor’s) en/of Aa3 (Moody’s) moet zijn toegekend. Naast het beleggingsstatuut kent het WFZ een aantal interne richtlijnen. Een voorbeeld is dat het aandeel onderhandse leningen niet meer dan 50% van de portefeuille mag uitmaken. Er wordt verder gestreefd naar een zo goed mogelijke spreiding van de beleggingen over verschillende jaren en landen. De beleggingsportefeuille ultimo 2012 bedraagt 222,7 miljoen euro (tegen balanswaarde; zie de jaarrekening voor de berekening). De samenstelling van de beleggingsportefeuille ultimo 2012 is weergegeven in grafiek 15.
29
Grafiek 15 Beleggingen naar creditrating 1 7%
1% 1%
15% Aaa/AAA Aa1/AA+ Aa2/AA A1/A+ A3/A76%
De grafiek maakt duidelijk dat de beleggingsportefeuille van het WFZ van hoge kwaliteit is, ondanks de vele neerwaartse bijstellingen van de kredietwaardigheidsbeoordelingen van obligaties door de ‘rating agencies’ die in 2012 hebben plaatsgevonden. In de beleggingsportefeuille van het WFZ heeft 76% de hoogste beoordeling, namelijk AAA. In totaal 24% van de portefeuille is van lagere kwaliteit, maar nog altijd ‘Investment grade’. Grafiek 16 laat zien hoe de looptijd van de beleggingen is gespreid. Het WFZ streeft naar een redelijk gelijkmatige spreiding in de tijd, waardoor het herbeleggingsrisico beperkt wordt. Verder ontstaat hierdoor een evenwichtige stroom liquiditeiten, waarop het WFZ kan terugvallen mocht zich een garantieclaim voordoen. Een bijkomend effect is tevens dat het financiële risico van eventuele noodgedwongen verkoop in een toekomstige ongewisse marktsituatie wordt beperkt. Een volledig gelijkmatige verdeling is in de praktijk niet te realiseren vanwege rendementsoverwegingen en beschikbaarheid.
Grafiek 16 Beleggingen naar aflossingsjaar; in miljoen euro 26 24 22 20
16 14 12 10 8 6 4
2037
2036
2035
2034
2033
2032
2031
2030
2029
2028
2027
2026
2025
2024
2023
2022
2021
2020
2019
2018
2017
2016
2015
0
2014
2 2013
miljoen euro
18
In grafiek 17 zijn de beleggingen naar geografische herkomst geordend. Nederland vormt de hoofdmoot met 52%. De rest is gespreid over 8 landen. Aangezien de economische problemen inmiddels ‘Europa-breed’ spelen, is het risico-dempende effect van deze spreiding voor relativering vatbaar. 1 Wanneer een belegging meerdere - uiteenlopende - creditratings heeft, is de laagste aangehouden.
30
Grafiek 17 Beleggingen naar herkomst 7%
1% 2%
6%
Nederland Duitsland
7%
Frankrijk
1%
Spanje GB/Luxemburg Oostenrijk
12%
EU Noorwegen
52%
Zweden
12%
Het resultaat van de beleggingen in 2012 was 4,0% van de gemiddelde balanswaarde van de beleggingen. Begroting versus realisatie Het grootste verschil tussen begroting en realisatie zit in de disagio-inkomsten. In de begroting 2012 is uitgegaan van 9,9 miljoen euro aan disagioinkomsten op langlopende leningen, voortvloeiend uit de veronderstelling dat 900 miljoen euro aan garanties zou worden verstrekt, met een gemiddelde looptijd van 20 jaar. Het totale garantiebedrag (872,1 miljoen euro) is lager uitgevallen dan vooraf verondersteld, maar de gemiddelde looptijd van de garanties hoger (23,9 jaar). Per saldo waren de werkelijke inkomsten uit disagio hoger dan geraamd, namelijk 11,2 miljoen euro (inclusief de niet in de ramingen betrokken inkomsten uit garanties op kasgeldleningen). Voor de begroting 2013 (weergegeven in tabel 7) is uitgegaan van 800 miljoen euro aan garanties op nieuwe langlopende leningen, met een verwachte gemiddelde looptijd van 20 jaar, resulterend in disagio-inkomsten van 8,8 miljoen euro.
31
Tabel 7
De specificatie van de baten en lasten; in 1.000 euro Baten
Begroting 2012
Disagio
Realisatie 2012
Begroting 2013
9.900 11.197 8.800
Overige bijdrage deelnemers
0
11
0
120
121
115
17
17
17
10.037
11.346
8.932
8.484
8.939
8.629
18.521
20.285
17.561
Begroting 2012
Realisatie 2012
Begroting 2013
2.318
2.222
2.449
Werkzaamheden Ministerie van VWS Werkzaamheden provincies Subtotaal baten Resultaat beleggingen Totaal baten
Lasten Personeelskosten en personeel niet in loondienst Bestuurskosten
112 80 135
Huisvestingskosten
165 158 156
Algemene kosten
273
242
315
uitbesteed werk
53
136
166
Onvoorzien
50 0 50
Advieskosten derden/
Totaal lasten Exploitatieresultaat
2.971
2.838
3.271
15.550 17.447 14.290
Aandachtspunten 2013 Belangrijke onderwerpen voor het WFZ in 2013 zijn onder meer: • de standpuntbepaling met betrekking tot deelnemers waarbij sprake is van gewijzigde eigendomsverhoudingen en winstuitkering • bezinning op de gevolgen voor het WFZ van het scheiden van wonen en zorg • het actualiseren van de bestaande formele documentatie van het WFZ • aandacht voor de externe communicatie, hetgeen wordt uitgewerkt in een communicatieplan • het verder verbeteren van de uniformiteit en kwaliteit van de risicobeoordeling en de risicobewaking • verbeteren van de interne informatievoorziening (beschikbaarheid en toegankelijkheid van de aanwezige informatie) • verbeteren van de management informatie (bewaken voortgang processen).
32
Jaarrekening
Balans (na bestemming exploitatieresultaat); in 1.000 euro
Activa
31-12-2012 31-12-2011 Passiva
31-12-2012 31-12-2011
1 Materiële vaste activa
128
86
6 Waarborgdepot
53.512
54.454
196.856
179.409
250.368
233.863
1.050
106
2 Financiële vaste activa
7 Algemene
(beleggingen)
reserve
222.735
223.413
Totaal
Eigen
vaste activa
vermogen
222.863
223.499
8 Kortlopende
3 Vorderingen
schulden
44
15
4 Overlopende activa
5.082
9 Overlopende
4.818 passiva
185
156
1.235
262
251.603
234.125
5 Liquide middelen
23.614 5.793
Totaal
Totaal
vlottende
kort vreemd
activa Totaal
28.740 251.603
10.626 vermogen 234.125 Totaal
34
Staat van baten en lasten in 1.000 euro
Lasten
Begroting
Baten Begroting
2012 2012 2011
2012 2012 2011
2.318
9.900
10 Personeelskosten en personeel niet in loondienst
2.051
15 Disagio
16 Overige
11 Bestuurs-
bijdragen
kosten
2.222
112 80 111 deelnemers
12 Huisvestings- kosten
11.197
12.549
0 11 14
17 Werkzaam-
165 158 134 heden VWS
120 121 122
13 Algemene kosten
273
242
214
14 Advieskosten
18 Werkzaam-
derden/
heden
uitbesteed
provincies
werk
53 136 41
Onvoorzien
50 0 0
17
17
18
Subtotaal lasten
Exploitatie- resultaat
10.037 11.346 12.703
19 Resultaat
15.550 17.447 18.103 beleggingen
Totaal lasten
Subtotaal
2.971 2.838 2.551 baten
8.484
8.939 7.951
Totaal
18.521 20.285 20.654 baten
35
18.521 20.285 20.654
Toelichting op de balans en de staat van baten en lasten Algemeen De Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) is het garantieinstituut van en voor zorginstellingen. De belangrijkste doelstellingen van het WFZ zijn het bevorderen van de continuïteit van financiering (en daardoor de zorgverlening) alsmede het realiseren van rentevoordeel voor deelnemers. Deelname aan het WFZ is mogelijk als de kredietwaardigheid van de zorginstelling adequaat is. Om voor garanties in aanmerking te komen dienen nut en noodzaak van de investeringsplannen, evenals de financiële haalbaarheid daarvan voldoende te zijn aangetoond. Naast de reguliere taken voert het WFZ sinds 2004 namens de overheid de werkzaamheden uit die zijn verbonden aan de in het verleden verstrekte Rijksgaranties. Verder worden activiteiten uitgevoerd op het gebied van risicobewaking voor enkele provincies.
Grondslagen voor waardering van activa en passiva Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving voor Organisaties-zonder-Winststreven (RJ 640), die zijn uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De jaarrekening is opgesteld in euro’s. De waarderingsgrondslagen zijn gebaseerd op de historische kosten en kostprijzen. Activa en passiva worden in het algemeen gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs of de nominale waarde. In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen. Met deze referenties wordt verwezen naar de toelichting. Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd gebleven ten opzichte van het voorgaande jaar. Materiële vaste activa Materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingspijs of vervaardigingsprijs, onder aftrek van lineaire afschrijvingen gedurende de verwachte toekomstige gebruiksduur. Materiële vaste activa, betrekking hebbend op huisvesting worden in 5,4 jaar afgeschreven (conform de termijn van de huurovereenkomst), met een veronderstelde restwaarde van nul euro. Materiële vaste activa, betrekking hebbend op automatiseringsprogrammatuur worden in 3 jaar afgeschreven, met een veronderstelde restwaarde van nul euro. Materiële vaste activa, voor zover deze betrekking hebben op inventarisgoederen en bureaumiddelen, worden ten laste gebracht van het exploitatieresultaat als het investeringsbedrag lager is dan 10.000 euro. Financiële vaste activa Effecten worden in principe aangehouden tot het moment van uitloting of aflossing. De onder financiële vaste activa opgenomen obligaties worden gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs, die is gedefinieerd als nominale waarde gecorrigeerd voor waarderingsverschillen. De onderhandse leningen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Onder waarderingsverschillen wordt hierbij verstaan het verschil tussen de aankoopprijs en de nominale waarde van de verschillende effecten. Deze verschillen ontstaan door koersfluctuaties en omdat er sprake is van ‘mee-gekochte rente’. De mee-gekochte rente wordt in het jaar van aanschaf volledig in mindering gebracht bij de berekening van het beleggingsresultaat. De koersverschillen bij aankoop worden lineair afgeschreven of bijgeboekt in de resterende looptijd
36
van de effecten en komen daardoor geleidelijk tot uitdrukking in het beleggingsresultaat. Door deze werkwijze wordt voorkomen dat jaarresultaten sterk schommelen door (niet-gerealiseerde) marktontwikkelingen. Vorderingen Vorderingen worden initieel gewaardeerd tegen reële waarde. Dit is over het algemeen gelijk aan de nominale waarde. Alle vorderingen zijn kort lopend. Liquide middelen Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde en bestaan uit banktegoeden en deposito’s met een looptijd korter dan twaalf maanden. Voorzieningen Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan, waarbij het zeker dan wel waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen zal plaatsvinden en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de beste schatting van de bedragen die nood zakelijk zijn om de verplichtingen per balansdatum af te wikkelen, even tueel worden deze bedragen contant gemaakt.
Grondslagen voor de bepaling van het exploitatieresultaat Algemeen Het exploitatieresultaat wordt bepaald als het verschil tussen de baten en de lasten over het verslagjaar, met inachtneming van de hiervoor reeds vermelde waarderingsgrondslagen. De baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop deze betrekking hebben, uitgaande van historische kosten. Verliezen worden verantwoord als deze voorzienbaar zijn; baten worden verantwoord als deze zijn gerealiseerd. Baten en lasten uit voorgaande jaren die in dit boekjaar zijn geconstateerd, worden aan dit boekjaar toegerekend. Disagio Het disagio bedraagt 0,10% per jaar gedurende de garantieperiode en wordt berekend over het gewogen gemiddeld uitstaande leningsbedrag gedurende deze periode. Dit disagio wordt geheel verantwoord in het jaar waarin de leningen onder garantie worden gebracht. Personeelsbeloningen Periodiek betaalbare beloningen Lonen, salarissen en sociale lasten worden op grond van de arbeidsvoorwaarden verwerkt in de staat van baten en lasten voor zover ze zijn verschuldigd aan werknemers. Pensioenen Het WFZ heeft voor zijn werknemers een toegezegde-pensioenregeling. De werknemers hebben op de pensioengerechtigde leeftijd recht op een pensioen dat afhankelijk is van leeftijd, salaris en dienstjaren. De regeling is ondergebracht bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Het WFZ heeft geen verplichting tot het voldoen van aanvullende bijdragen in geval van een tekort bij Pensioenfonds Zorg en Welzijn, anders dan het effect van hogere toekomstige premies. Het WFZ heeft daarom de pensioenregeling verwerkt als een toegezegde-bijdrageregeling en heeft alleen de verschuldigde premies tot en met het einde van het boekjaar in de jaarrekening verantwoord. Ultimo 2012 bedroeg de dekkingsgraad van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn 101%.
37
Toelichting op de balans Vaste activa 1. Materiële vaste activa
Het gaat hierbij om huisvesting en automatiseringssystemen. Overzicht van de materiële vaste activa; in 1.000 euro Aanschafwaarde per 1 januari 2012
214
Cumulatieve afschrijvingen
128
Balanswaarde per 1 januari 2012
86
Investeringen 69 Materiële vaste activa in uitvoering
14
Afschrijvingskosten 41 Desinvesteringen 0 Afschrijvingskosten desinvesteringen
0
Aanschafwaarde per 31 december 2012
297
Cumulatieve afschrijvingen
169
Balanswaarde per 31 december 2012
128
2. Financiële vaste activa (beleggingen) Overzicht van mutaties in de beleggingsportefeuille; in 1.000 euro
Nominale
Waardering-
Totaal
waarde Verschillen
Stand ultimo 2011
224.409
- 996
223.413
Mutatie door beleggingen in: • Obligaties • Onderhandse leningen Mutatie door aflossing / verkoop
17.983
940
18.923
1.500
1.500
- 21.117
- 21.117
Mutatie door vrijval waarderingsverschillen 16 16 Stand ultimo 2012
222.775
- 40
222.735
Het verloop van de beleggingsportefeuille; in 1.000 euro Obligaties Onderhandse leningen Totaal
Totaal ultimo
Bij
Totaal ultimo
2011
Af
2012
134.065 17.222 18.923 89.348
3.879
1.500
223.413 21.101 20.423
135.766 86.969 222.735
De obligaties hadden op 31 december 2012 een beurswaarde van 151,8 miljoen euro. De onderhandse leningen hebben geen beursnotering. De nominale waarde van deze leningen is 87,0 miljoen euro. De optelsom van deze bedragen, als indicatie voor de verkoopwaarde ultimo 2012, is (151,8 + 87,0 =) 238,8 miljoen euro.
38
De looptijd van de beleggingen is gespreid en kan als volgt worden toegelicht: In 1.000 euro Nominale waarde beleggingen
≤ 1 jaar
> 1 jaar
19.380
203.395
Vlottende Activa 3. Vorderingen; in 1.000 euro
31-12-2012 31-12-2011
Wegens toetreding
0
2
Wegens disagio
33
13
Wegens werkzaamheden voor provincies
11
0
Totaal
44 15
4. Overlopende activa; in 1.000 euro
31-12-2012 31-12-2011
Overlopende rente van: • Effecten • Bancaire tegoeden Subtotaal overlopende rente Vooruitbetaald
4.934
4.719
83
44
5.017
4.763
64 44
Overig
1 11
Totaal
5.082 4.818
5. Liquide middelen
Het gaat hier om bancaire tegoeden die direct opeisbaar zijn. Eigen vermogen 6. Waarborgdepot; in 1.000 euro
2012 2011
Stand per 1 januari Terugbetalingsverplichting VWS Stand per 31 december
54.454
54.454
- 942
0
53.512
54.454
Bij de oprichting van het WFZ heeft de overheid 54,45 miljoen euro gestort als waarborgdepot. In de achterborg-overeenkomst tussen het WFZ en de overheid is vastgelegd dat, zodra het risicovermogen het bedrag van 226,89 miljoen euro overschrijdt, een terugbetalingsregeling in werking treedt. Zodra de som van alle terugbetalingen het bedrag van 54,45 miljoen euro heeft bereikt, vervalt de terugbetaalverplichting. Geconstateerd kan worden dat de genoemde drempelwaarde van het risicovermogen ultimo 2011 is overschreden. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft per brief van 6 juli 2011 aan het WFZ bevestigd op welke wijze de terugbetaling praktisch invulling dient te krijgen. Als gevolg 39
hiervan zal het WFZ begin 2013 5,4% van het exploitatieresultaat over 2012 aan de overheid terugbetalen. Dit is becijferd op 942.170 euro. In volgende jaren loopt het terug te betalen percentage op met telkens 5,4% (over de in die jaren behaalde exploitatieresultaten). In nominale termen zijn deze toekomstig terug te betalen bedragen vanzelfsprekend nog niet bekend.
7. Algemene reserve; in 1.000 euro
2012 2011
Stand per 1 januari Exploitatieresultaat boekjaar Stand per 31 december
179.409
161.306
17.447
18.103
196.856
179.409
Het exploitatieresultaat is toegevoegd aan de algemene reserve. Het gehele vermogen fungeert als dekking voor de risico’s van borgstellingen. Per balansdatum zijn geen formele aanspraken van financiers uit borgstellingovereenkomsten bekend. Een specifieke risicovoorziening is derhalve niet opgenomen. Kort vreemd vermogen 8. Kortlopende schulden; in 1.000 euro
31-12-2012 31-12-2011
Afdrachten belastingen en premies
65
Crediteuren
43 48
Terugbetalingsverplichting VWS
942
Totaal
58
0
1.050 106
9. Overlopende passiva; in 1.000 euro
31-12-2012 31-12-2011
Reservering vakantiegeld en -dagen Nog te betalen Totaal
132
116
53
40
185 156
De looptijd van de overlopende passiva is korter dan 1 jaar.
40
Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen Verplichtingen huur-, service- en leasecontracten De totale jaarlijkse verplichtingen, voortvloeiend uit huur-, service- en leasecontracten per balansdatum, bedragen circa 223.000 euro. De verplichtingen kunnen als volgt worden toegelicht: in 1.000 euro
< 1 jaar
Huisvestingsovereenkomst
> 1 jaar
158 552
Lease overeenkomsten
53
Overig
12 10
Totaal
62
223 624
Borgstellingen en risicovermogen Op grond van borgtochtovereenkomsten heeft het WFZ zich ultimo 2012 voor 8.915,2 miljoen euro als borg verbonden (8.605,5 miljoen euro langlopende leningen en 309,7 miljoen euro kasgeldleningen). Het WFZ stelt zich tegenover geldgevers garant voor de betaling van rente en aflossing van de geborgde leningen. Er zijn per balansdatum geen claims van financiers voortvloeiende uit WFZ-garanties bekend. Als extra zekerheid om aan deze voorwaardelijke verplichting te kunnen voldoen, kan het WFZ in noodgevallen een beroep doen op de deelnemende zorginstellingen. Deze ‘obligoverplichting’ heeft de vorm van tijdelijke renteloze leningen door deelnemers aan het WFZ. Het opvraagbare obligo is maximaal 3% van het restant geborgde leningen van elke deelnemer afzonderlijk en bedraagt per 31 december2012 in totaal 267,5 miljoen euro. Het obligo kan door het WFZ worden opgevraagd bij de deelnemers als het risicovermogen van het WFZ is gedaald tot 0,25% van het restant geborgde leningen per 31 decembervan het laatst verstreken boekjaar. Het risicovermogen bedroeg ultimo 2012 245,2 miljoen euro (de berekening is weergegeven op pagina 28 van het directieverslag). Dit is 2,8% van de restschuld van langlopende en kasgeldleningen. De som van risicovermogen en oproepbare obligo’s bedroeg 512,7 miljoen euro. Dit is 5,8% van de restschuld. De overheid is ‘achterborg’ voor het WFZ als het risico vermogen opnieuw daalt onder het kritische niveau van 0,25%, nadat het WFZ de obligo’s heeft ingeroepen. Dit betekent dat de overheid in de vorm van renteloze leningen bijspringt zo lang en zo omvangrijk als nodig is om het WFZ aan zijn verplichtingen tegenover geldgevers te laten voldoen. Vennootschapsbelasting De Belastingdienst heeft zich in 2011 op het standpunt gesteld dat het WFZ belastingplichtig is voor vennootschapsbelasting. In dit kader zijn door de Belastingdienst ook aanslagen opgelegd over de jaren 2006 tot en met 2009. Dit zou neer komen op een vennootschapsbelastinglast tot en met 2012 van ongeveer 33,3 miljoen euro. Het WFZ wijst belastingplicht voor de vennootschapsbelasting af. Om deze reden is ultimo 2012 geen reservering opgenomen voor een eventuele vennootschapsbelastingheffing met betrekking tot verstreken boekjaren.
41
Toelichting op de staat van baten en lasten Lasten 10. Personeelskosten en personeel niet in loondienst; in 1.000 euro
2012 2011
Salarissen
1.421 1.320
Sociale lasten
257
Pensioenlasten
168 148
Overige personeelskosten
220
94
98
Reis- en verblijfkosten
107
100
Personeel niet in loondienst
175
165
2.222
2.051
Totaal personeelskosten
De personeelskosten hebben alleen betrekking op de vaste bureaubezetting. Het personeelsbestand van het WFZ bestond per 31 december 2012 uit 21 personeelsleden, samen 19,55 fulltime equivalenten. Eind 2011 was de omvang 18,25 fulltime equivalenten. Alle personeelsleden zijn werkzaam in Nederland. Het WFZ heeft een eigen rechtspositiereglement. De standaard werkweek is 40 uur. De ontwikkeling van de bruto beloning is direct gekoppeld aan de ontwikkeling van de contractloonmutatie voor het bedrijfsleven, zoals gepubliceerd door het Centraal Planbureau, met een jaar vertraging. De aanpassing was in 2012: 1,4%. Het WFZ kent geen automatische ‘periodieken’ of structurele eindejaarsuitkering. Evenmin is sprake van een wachtgeldregeling. Werknemers van het WFZ zijn aangesloten bij Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Het betreft een toegezegde-pensioenregeling. In geval van tekorten bij dit bedrijfstakpensioenfonds, heeft het WFZ geen andere verplichtingen dan mogelijk hogere toekomstige premies. Directiekosten In de personeelskosten zijn ook de directiekosten opgenomen. Het bruto salaris 2012 bedroeg 165.125 euro. Het totaal van vakantietoeslag, bruto onkostenvergoeding, incidentele bruto uitkering en werkgeversbijdragen sociale zekerheid en pensioenen bedroeg 81.220 euro. Voorts is een leaseauto beschikbaar gesteld. Er is sprake van een voltijds dienstverband voor onbepaalde tijd. Personeel niet in loondienst Dit zijn vooral de kosten van het uitbesteden van de salarisadministratie en de externe ondersteuning met betrekking tot juridische aangelegenheden, communicatie, en de jaarlijkse herbeoordelingen van WFZ-deelnemers. 11. Bestuurskosten
Deze kosten bestaan voornamelijk uit de overeengekomen vergoeding voor de leden voor de Raad van Toezicht. De vergoeding voor een lid van de Raad van Toezicht bedraagt in 2012 14.237 euro, voor de vice voorzitter 17.083 euro en voor de voorzitter 19.931 euro (exclusief werkgeversbijdrage sociale zekerheid en omzetbelasting). De vergoeding is ten opzichte van 2011 gecorrigeerd voor inflatie, conform artikel 12 lid 4 van de statuten.
42
12. Huisvestingskosten
Deze kosten bestaan uit de jaarlijkse huur van de kantoorruimten inclusief bijkomende kosten en afschrijvingskosten. 13. Algemene kosten; in 1.000 euro
2012 2011
Abonnementen/lidmaatschappen
3 3
Drukwerk
4 3
Publiciteit en pr
35
Website
23
1 4
Porti- en telefoonkosten
27
29
Automatisering
80 50
Accountantskosten
33 27
Kosten rating
13
45
Overige algemene kosten
46
30
Totaal algemene kosten
242
214
14. Advieskosten derden / uitbesteed werk
Dit betreft in 2012 de kosten van kadastraal onderzoek en advieskosten. Aanspraken wegens borgstelling Het WFZ is in het jaar 2012 niet aangesproken door financiers op de verleende garanties. Baten 15. Disagio
In de begroting 2012 is uitgegaan van een te borgen bedrag aan langlopende leningen van 900 miljoen euro. In combinatie met een veronderstelde gemiddelde garantieperiode van 20 jaar resulteert dit in een inkomstenraming van 9,9 miljoen euro. De werkelijke inkomsten uit disagio waren hoger, namelijk 11,2 miljoen euro. Het verschil vloeit voort uit drie factoren. De omvang van de langlopende garanties was feitelijk 872,1 miljoen euro, de gemiddelde looptijd van de verleende garanties was 23,9 jaar, en de niet in de ramingen betrokken inkomsten uit garanties op kasgeldleningen bedroegen 0,4 miljoen. 16. Overige bijdragen deelnemers
De bijdrage in de kosten van het kredietwaardigheidsonderzoek bij aanvragen voor deelname was in 2012 (onveranderd) 1.815 euro. In 2012 werd voor toelatingsonderzoeken 6 keer dit bedrag in rekening gebracht. 17. Werkzaamheden VWS
Sinds 2004 verricht het WFZ in opdracht van het Ministerie van VWS werkzaamheden in het kader van in het verleden afgegeven Rijksgaranties. 18. Werkzaamheden Provincies
Provincies hebben zich in het verleden tegenover financiers garant gesteld voor leningen aan zorginstellingen. De provincies lopen over deze toezeggingen risico. De provincies Noord-Holland en Gelderland hebben het WFZ in 2012 ingeschakeld om werkzaamheden te verrichten op het gebied van risicobeheer.
43
19. Resultaat beleggingen De berekening van het resultaat beleggingen; in 1.000 euro
Rente
Rente liquide
Totaal
beleggingen middelen
Feitelijke ontvangsten 2012
8.823
232
9.055
-4.719
-44
-4.763
Nog te ontvangen in 2013
4.934
83
5.017
Totaal opbrengsten
9.038
271
9.309
166
166
Af: provisie en bankkosten
33
33
Bij: rente bij verkoop
98
98
285
285
Toegerekend aan 2011
Af: mee-gekochte rente
Af: koersresultaat bij verkoop Bruto opbrengst
8.652
Vrijval waarderingsverschillen Resultaat beleggingen
271
8.923
16
16
8.668
271
8.939
De specificatie van het resultaat beleggingen; in 1.000 euro Rente op:
2012
Obligaties
5.115 4.129
Onderhandse leningen
3.537
3.511
Rekening-courant banken
271
82
Subtotaal
2011
8.923 7.722
Vrijval waarderingsverschillen
16
229
Resultaat beleggingen
8.939
7.951
44
Overige gegevens Bestemming exploitatieresultaat Het voordelige exploitatieresultaat is bij de vaststelling van de jaarrekening toegevoegd aan de algemene reserve. Gebeurtenissen na balansdatum Er zijn geen gebeurtenissen na balansdatum met financiële impact op de waardering per 31 december 2012. Goedkeuring en vaststelling van de jaarrekening Aldus vastgesteld door de directeur en goedgekeurd door de Raad van Toezichtop 22 maart 2013. Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Deze verklaring is opgenomen op pagina 46.
Vaststelling van de jaarrekening drs. H.J. Bellers MPM MBA, directeur WFZ Goedkeuring van de jaarrekening drs. J. Hamel, voorzitter Raad van Toezicht WFZ
45
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2012 van Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector te Utrecht gecontroleerd. Deze jaar rekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van de directie De directie van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven in overeenstemming met Richtlijn 640 ‘Organisaties zonder winststreven’ van de Nederlandse Raad voor de Jaarverslaggeving. De directie is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als de directie noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaar rekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoerendat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaar rekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountants toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door de directie van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door onze verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
47
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Richtlijn 640 ‘Organisaties zonder winststreven’ van de Nederlandse Raad voor de Jaarverslaggeving. Amsterdam, 22 maart 2013 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Origineel getekend door A.J.M. Loogman RA
48