Interventie
Stemmingmakerij
Samenvatting Doel Het doel van de cursus stemmingmakerij is jongeren meer controle aan te leren over hun gedachten, gevoelens, gedrag en leven, teneinde daardoor de kans op depressieve symptomen te verminderen.De verwachting is dat hiermee een bijdrage wordt geleverd aan het verminderen van het algemeen vóórkomen van depressieve stoornissen in de bevolking. Tevens wordt daarmee een bijdrage geleverd aan het verminderen van suïcidepogingen van jongeren. Doelgroep De cursus stemmingmakerij is ontwikkeld voor jongeren tussen de 15 en 19 jaar die last hebben van een verhoogd niveau van somberheid en depressieve klachten. De cursus is niet primair bedoeld voor jongeren met zeer grote ernst van hun klachten.De cursus is vooral werkzaam bij jongeren die beschikken over goed ontwikkelde verbale en reflectieve vermogens. Aanpak Het programma bestaat uit acht bijeenkomsten van twee uur. In de cursus worden zeven risicofactoren aangepakt waarvan wordt aangenomen dat zij een rol spelen in de depressieproblematiek en waarvan bekend is dat zij te beïnvloeden zijn. In de cursus wordt aandacht besteed aan achtereenvolgens de relatie tussen denken, doen en voelen, probleemoplossende vaardigheden, en het vermogen om de betrokkenheid bij de omgeving te vergroten, onder andere door sociale vaardigheidstraining. Materiaal De cursus wordt uitgevoerd aan de hand van een draaiboek die een beschrijving bevat van wat er in de cursus aan de orde moet komen, welke volgorde daarbij moet worden gehanteerd en welke methodieken daarbij gebruikt kunnen worden. Onderzoek effectiviteit Er is een onderzoek naar de effecten van de cursus gedaan, uitgevoerd volgens een quasi-experimentele opzet. Op grond van dit onderzoek zijn er aanwijzingen dat de cursus leidt tot minder depressieve symptomen en minder algemeen-psychische klachten. Verder is er sprake van verbetering op het gebied van cognitieve vaardigheden, verbeterde zelfwaardering met vertraging van een half jaar en verbeterde sociale vaardigheden. De probleemoplossingvaardigheden en het probleemoplossend gedrag van de cursisten verandert niet. Er zijn geen studies bekend die andere uitkomsten geven.Als indirect bewijs wordt aangevoerd dat in buitenlandse studies effecten zijn aangetoond van onderdelen van de cursus stemmingmakerij. Ontwikkeld door mw. Dr. M. Ruiter, Parallelweg 9, 6245 JL Eijsden
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:20:08 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 1 / 9
Erkenning Erkend door Deelcommissie jeugdzorg en psychosociale/pedagogische preventie d.d 08-10-2010 Oordeel: Effectief volgens goede aanwijzingen De referentie naar dit document is: Elling M.W. (juni 2010). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'Stemmingmakerij'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies 1. Toelichting naam van de interventie Er is een speciale versie ontwikkeld voor jongeren uit het VMBO onder de titel Slechte Tijden, Goede Tijden (Helmus & Crone, 1994). 2. Risico en/of probleem waar de interventie zich op richt Depressieve klachten komen onder jeugdigen relatief vaak voor. Uit onder-zoek onder 15- tot 19-jarige scholieren van MAVO, HAVO en VWO (Rui-ter, 1997) bleek dat 13% lichte tot matige depressieve klachten had, dat wil zeggen een score van 10-18 op de Beck Depression Inventory, BDI. Bij 2,4 % was sprake van matige tot ernstige depressieve klachten (BDI-score 19-29). Bij 0,2% van de leerlingen werden ernstige depressieve klachten gecon-stateerd (BDI-score > 29). Ook uit buitenlands onderzoek blijkt dat het vóórkomen van depressieve klachten onder jeugdigen aanzienlijk is (o.a. Deboutte, 2000). In het onderzoek van Ruiter (1997) werd het uit buitenlands onderzoek reeds bekende gegeven bevestigd, dat meisjes meer last hebben van depressieve symptomen dan jongens, dat leerlingen hogere depressiescores geven naar-mate zij ouder zijn, dat leerlingen uit de stad significant hoger op de BDI scoren dan jongeren die uit de dorpen komen en dat leerlingen uit eenoudergezinnen ook hoger scoren. Uit onderzoek blijken er aanwijzingen voor de veronderstelling dat depressieve symptomen als voorloper moeten worden beschouwd van steeds terugkerende perioden met depressieve symptomen en een depressieve stoornis in het latere leven (o.a. Meeus, 1993; Ruiter, 1997). Verder worden schoolverzuim, alcohol- en drugsgebruik , (sub-)crimineel gedrag en suïcide(pogingen) als bekende nevenverschijnselen van depressief gedrag erkend. Volgens Deboutte (2000) is co-morbiditeit bij kinderen en jongeren met depressieve klachten zeer groot: er wordt melding gemaakt van 50% tot 70 % comorbide stoornissen, zoals angststoornissen, gedragsstoor-nissen en middelengebruik. Bij 30% tot 60% van de jongeren met stemmingsstoornissen worden twee of meer co-morbide stoornissen gerapporteerd. Uit het hierboven aangeduide verloop van depressieve klachten, is af te leiden dat zij over het algemeen niet vanzelf overgaan. Met training en behandeling van de klachten en symptomen kunnen veel toekomstige problemen en toekomstig lijden worden voorkomen. 3. Doel van de interventie Bij het formuleren van het doel van de interventie hebben de ontwikkelaars een 'doelenhierarchie' opgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen globale einddoelen en tussendoelen. Als globale einddoelen worden genoemd: 1 ongeren van 15 tot 19 jaar meer controle aanleren over hun gedachten, gevoelens, gedrag en leven, teneinde daardoor de kans op depressieve symptomen te verminderen 2 et leveren van een bijdrage aan het verminderen van incidentie en prevalentie van depressieve stoornissen 3 et leveren van een bijdrage aan het verminderen van suïcidepogingen door jongeren. Als tussendoelen van de cursus stemmingmakerij worden genoemd: toename van het aantal plezierige activiteiten, het verminderen van het aantal negatieve gedachten, het verbeteren van probleemoplossende vaardigheden, zelfcontrole en sociale vaardigheden, het vermeerderen van de (ervaren) sociale steun, en tenslotte het stimuleren van een meer positieve zelfwaardering. 4. Doelgroep van de interventie Voor wie is de interventie bedoeld
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:20:08 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 2 / 9
De cursus Stemmingmakerij is ontwikkeld voor jongeren tussen de 15 en 19 jaar die last hebben van een verhoogd niveau van depressieve klachten. Een verhoogd niveau van depressieve klachten is geoperationaliseerd als een score tussen de 10 en 25 op de Beck Depression Inventory, afgekort BDI (Helmus, 1994). De BDI, die populair ook wel de Baalmeter wordt genoemd, is een zelfbeoordelingvragenlijst om de ernst van depressieve klachten te meten. Er is voor deze groep gekozen omdat uit onderzoek is gebleken dat adolescenten van af 16 jaar meer last hebben van depressieve klachten dan jongere adolescenten (Ruiter e.a., 1993). De cursus doet een sterk beroep op verbale en reflexieve vermogens van de jongeren. Daarom lijkt de cursus het meest geschikt voor leerlingen van HAVO, VWO en Gymnasium. Voor jongeren van het VMBO is speciale versie van de cursus ontwikkeld waarin op een minder verbale en meer prak-tische manier wordt gewerkt. Het gaat om de cursus Slechte Tijden, Goede Tijden (Helmus & Crone, 1994).De hierboven aangegeven groep is om meerdere redenen als een risicogroep aan te merken. In deze leeftijdsgroep worden relatief veel suïcidepogingen worden gedaan (Kienhorst, 1988). Ook zijn er aanwijzingen dat depressieve jongeren een grotere kans lopen dan niet-depressieve jongeren om depressieve volwassenen te worden (o.a. Kovacs, Freinberg e.a., 1984) Indicatie- en contra-indicatiecriteria De deelnemers aan de cursus worden vooraf op hun depressieve klachten gescreend. Daarbij wordt doorslaggevende waarde toegekend aan de score op de Beck Depression Inventory (BDI). In de praktijk blijkt dat ook jongeren met een BDI-score lager dan 10 of hoger dan 25 mee willen doen. De ontwikkelaars zijn van mening dat de cursus voor jongeren met een BDI-score lager dan 10 niet echt nodig is, terwijl daarentegen de cursus voor jongeren met een BDI-score van hoger dan 25 waarschijnlijk weinig te bieden heeft vanwege de ernst van hun klachten. Voor deze groep lijkt individuele hulpverlening of curatief groepswerk meer geïndiceerd (Helmus, 1994).Een ander punt is dat de deelnemers aan de cursus moeten beschikken over goed ontwikkelde verbale en reflexieve vermogens. Wanneer dit niet het geval is, moet worden uitgeweken naar bijvoorbeeld de cursus Slechte Tijden, Goede Tijden (Helmus & Crone 1994). Toepassing bij migranten De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor jeugdigen met een allochtone achtergrond. Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) die bedoeld zijn allochtone groepen in het bijzonder te kunnen bedienen. 5. Aanpak Opzet van de interventie Stemmingmakerij is een gestandaardiseerd cursusprogramma bestaande uit acht bijeenkomsten van twee uur. Voordat men begint met de eerste bijeenkomst wordt er een informatiebijeenkomst voor de deelnemers belegd. Na de acht bijeenkomsten vindt er na vier weken een reünie plaats. In totaal komen deelnemers en begeleiders dus tien maal bijeen.De cursus wordt gegeven door twee begeleiders die voor de cursus een training hebben ontvangen. In het ideale geval zijn er per cursus 8 tot 12 deelnemers. Inhoud van de interventie Informatiebijeenkomst De informatiebijeenkomst heeft het karakter van een collectieve intakebijeekomst: de inhoud en de bedoeling van de cursus worden uiteengezet. De jongeren kunnen tegelijkertijd kennismaken met de twee begeleiders van de acht bijeenkomsten, die in acht achtereenvolgende weken plaatsvinden. Bovendien worden de jongeren op hun niveau van depressieve symptomen gescreend met behulp van de Beck Depression Inventory (BDI), bij de jongeren als Baalmeter geïntroduceerd. Tenslotte wordt duidelijk gemaakt dat de cursus geen therapie is waarin zij en hun problemen centraal staan. Problemen van de deelnemers worden alleen als voorbeeld gebruikt om de werking van de verschillende technieken en wijze van aanpakken te demonstreren. De cursus
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:20:08 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 3 / 9
In de cursus worden 7 risicofactoren aangepakt. Het zijn de risicofactoren waarvan aannemelijk is dat zij een rol spelen in de depressieproblematiek van jongeren en waarvan bekend is dat zij te beïnvloeden zijn (Ruiter, 1997). Concreet gaat het om een laag niveau van plezierige activiteiten, negatieve denktrant/negatieve activiteiten, inadequate probleemoplossende vaardighe-den, inadequate zelfcontrole vaardigheden, inadequate sociale vaardigheden, weinig (ervaren) sociale steun en een negatieve zelfwaardering. De zeven risicofactoren worden in drie clusters behandeld: 1. Het cluster waarin het gaat om de 'Relatie tussen denken, doen en voelen'. In dit cluster worden drie risicofactoren centraal gesteld te weten: de negatieve denktrant, een laag niveau van plezierige activiteiten en een aantal inadequate zelfcontrolevaardigheden. Men maakt in dit cluster gebruik van cognitieve- en gedragsgerichte technieken, waaronder de Rationeel Emotieve Therapie. 2. Het cluster 'Probleemoplossende vaardigheden'. De risicofactoren die in dit cluster worden aangepakt zijn: de inadequate probleemoplossende vaardigheden en inadequate zelfcontrole. De jongeren wordt geleerd hun problemen systematisch te benaderen; zij leren in zien dat je over problemen controle kunt hebben. Vervolgens worden de jongeren uitgenodigd hun problemen in kaart te brengen en ten aanzien van een probleem een realistisch doel te stellen; op zichzelf beschouwd is dit een belangrijke zelfcontrolevaardigheid. Volgende stappen bestaan uit het brainstormen over alternatieve manieren om hun doel te bereiken en het uitvoeren van de gekozen oplossing. Als ze hun doel hebben gehaald, belonen ze zichzelf daarvoor. 3. Het cluster 'Betrokkenheid'. In het kader van dit cluster poogt de cursus de gebrekkige sociale vaardigheid en het verkrijgen van sociale steun positief te beïnvloeden. Er zijn met het oog daarop oefeningen ontworpen voor het geven van onderlinge positieve feedback. In dit verband worden ook oefeningen opgegeven als huiswerk om het belang van (het actief opzoeken van) sociale steun te leren onderkennen. De risicofactor "negatieve zelfwaardering" komt in alle clusters aan de orde. Naast het feit dat er in de cursus permanent veel aandacht wordt gegeven aan positieve zelfbekrachtiging, zijn er indicaties dat een positieve verandering van de andere risicofactoren, bijdraagt aan een betere zelfevaluatie en dientengevolge aan een positievere zelfwaardering. Reünie zonder vervolg.Vier weken na afloop van de cursus vindt er een reünie plaats. Bij de deelnemers wordt nagegaan hoe zij op dat moment functioneren. Voor het overige is er geen follow-up. Stemmingmakerij is een éénmalig programma. 6. Materialen en links Er is een draaiboek, een beschrijving van wat er in de cursus aan de orde komt, welke volgorde daarbij gehanteerd wordt en welke methodieken daarbij gebruikt worden. De begeleiding van de cursus wordt uitgevoerd door een gevarieerde reeks van professionals: jeugdhulpverleners, psychologen, preventiewerkers, schoolverpleegkundigen en docenten. Zij allen hebben een training ontvangen om de cursus te geven. In 2001 is een aangepast draaiboek en cursusboek voor deelnemers gemaakt. Dit is te verkrijgen bij: mw. T. Gelissen , RIAGG Maastricht, Parallelweg 45-47, 6221 BD Maastricht, 043-3299660 7. Verantwoording van de doelen, de doelgroep en de aanpak Probleemanalyse Bij het zoeken naar het ontstaan van depressie blijkt een visie op psychische gezondheid van belang. Volgens de ontwikkelaars is psychische gezondheid geen stabiele persoonlijke eigenschap, maar het vermogen van het individu zich aan een steeds weer veranderende omgeving aan te passen (Ruiter, 1997). De ontwikkeling van psychische gezondheid in een zich steeds veranderende omgeving wordt bepaald door de interactie tussen stressoren, cognitieve beoordelingsprocessen en coping-responses, alsmede door de persoonlijkheidskenmerken en sociale netwerken die op deze interactie van invloed zijn (Hosman, 1991). In het verlengde hiervan wordt depressie gezien als een resultaat van het samenspel tussen verschillende typen variabelen, waaronder eigenschappen en mogelijkheden van de persoon zelf, hulpbronnen in diens omgeving, stressoren in de omgeving, en de benadering en hantering van specifieke stressvolle gebeurtenissen door het individu. Met het oog op interventies als Stemmingmakerij zijn de ontwikkelaars op zoek gegaan naar risicofactoren
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:20:08 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 4 / 9
een rol spelen bij het ontstaan van depressieve klachten en waarvan aangetoond is dat zij beïnvloedbaar zijn. Zoals gemeld in paragraaf 4.2. zijn de volgende zeven risicofactoren geselecteerd: een laag niveau van plezierige activiteiten, negatieve denktrant/negatieve activiteiten, inadequate probleemoplossende vaardigheden, inadequate zelfcontrole vaardigheden, inadequate sociale vaardigheden, weinig (ervaren) sociale steun en een negatieve zelfwaardering. Koppeling risico/probleem - doelen - aanpak De veronderstelling is dat een aanpak van deze risicofactoren zal bijdragen aan het verminderen van de depressieve symptomen en aan een positieve prognose. Ruiter (1997) rapporteert dat er verschillende interventies bekend zijn met betrekking tot enkele van die risicofactoren, waarvan positieve effecten zijn vastgesteld. Beïnvloeding van deze risicofactoren, door het aanleren van meer adequate cognities en meer adequaat gedrag, zal bijdragen aan een betere psychische gezondheid. De betreffende jongeren leren de problemen die zij op hun pad tegenkomen bevredigender op te lossen, leren meer plezierige ervaringen op te doen en voorkómen dat zij te veel negatieve gedachten toelaten. Daarmee voorkomen zij overheersende depressieve gevoelens. De beïnvloeding ge-beurt middels verschillende technieken die in paragraaf 4 aan de orde waren . In de eerste plaats zijn in de cursus 'cognitieve- en gedragstechnieken' opgenomen, waarvan gebleken is dat zij kunnen worden beschouwd als een krachtig middel bij het verminderen van depressieve symptomen en het aan-pakken van depressieve stoornissen. Zoals in paragraaf 4 is aangegeven, zijn deze technieken gericht op de aanpak van risicofactoren in het cluster 'Relatie tussen denken, doen en voelen'. In de tweede plaats worden de jongeren getraind in probleemoplossende vaardigheden en vaardigheden ter vergroting van de zelfcontrole. In de derde plaats wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van sociale vaardigheden, waardoor de jongeren beter in staat zullen zijn relaties met hun leeftijdgenoten aan te gaan en steun voor henzelf te mobiliseren. Uit onderzoek blijkt duidelijk dat het aanleren van sociale vaardigheden mede van invloed is op het terugdringen van depressieve symptomen bij depressieve volwassenen (Zeiss, Lewinsohn & Munoz, 1979). Tenslotte wordt door de hele cursus heen veel aandacht besteed aan het versterken van de zelfwaardering. Samenvatting werkzame ingrediënten Stemmingmakerij beïnvloedt risicofactoren van depressie door een combinatie van trainingen op de volgende gebieden:
l
aanpak van de relatie tussen denken en voelen door gedrags- en cognitieve technieken; vergroting probleemoplossingvaardigheden via een doelgerichte aanpak;
l
vergroting sociale vaardigheden en (zoeken van) sociale steun;
l
vergroting zelfwaardering.
l
8. Samenvatting van de onderbouwing Jongeren met sombere gedachten en depressieve klachten lopen gevaar ernstiger klachten te ontwikkelen, die mogelijk uitlopen op echte depressies in het latere leven. Voor jongeren van 15 tot 19 jaar, die onder meer extra risico lopen op suïcide(pogingen), is een training van 10 bijeenkomsten ontwikkeld waarin zeven erkende risicofactoren, die bij depressie een rol spelen worden, aangepakt. 9. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van opleiding Protocol / handleiding Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De wijze van kwaliteitsbewaking wordt bepaald door de uitvoerders. Kosten De kosten van de interventie zijn niet bekend.
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:20:08 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 5 / 9
10. Onderzoek naar de uitvoering van de interventies Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de interventie 11. Nederlandse effectstudies Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland In de studie van Ruiter (1997) wordt verslag gedaan van een effectonderzoek naar de cursus Stemmingmakerij. Het onderzoek is uitgevoerd volgens een quasi-experimenteel design. Vraagstelling De studie was er op gericht twee onderzoeksvragen te beantwoorden, te weten: 1 Leidt de cursus tot minder depressieve symptomen en minder algemeen-psychische klachten bij jongeren van 15-19 jaar in het voortgezet onder-wijs, die initieel een verhoogd niveau van depressieve symptomen rap-porteren? 2 Heeft de cursus een gunstig effect op de verbetering van cognitieve, ge-dragsvaardigheden, probleemoplossingvaardigheden en sociale vaardig-heden en op de zelfwaardering? Opzet. Via artikelen in regionale blaadjes, via folders ouderavonden op school en berichtgeving op de regionale piratenszender zijn 99 jongeren geworven om deel te nemen aan 10 cursussen, die in de periode december 1992 - juni 1993 zijn gegeven. Uit een groter onderzoek naar het vóórkomen van depressieve symptomen, zijn scholieren met een score tussen de 10 en de 25 op de Beck Depression Inventory - de score waarbij Stemmingmakerij het meest geschikt wordt geacht - uit een naburige stad uitgenodigd mee te doen aan een schriftelijk onderzoek. Deze groep, die geen cursus volgde, diende als vergelijkingsgroep. Uiteindelijk bestond de experimentele groep uit 74 - en de vergelijkingsgroep uit 80 scholieren. Er is op vier momenten gemeten: direct vóór en na de cursus, zes maanden na afloop van de cursus en 12 maanden na afloop de cursus. Instrumenten. Alle gebruikte meetinstrumenten zijn zelfbeoordelingvragenlijsten, aangepast aan de leeftijd van de onderzoeksgroep. De instrumenten worden in het navolgende genoemd; zie voor een nadere informatie over de instrumenten Ruiter (1997). In de eerste plaats is de al meermalen genoemde BDI gebruikt. Om te kunnen beoordelen of er een samenhang was tussen de depressieve symptomen en andere (psychiatrische) symptomen is gebruikgemaakt van de Nederlandse versie van de General Health Questionnaire (GHQ); gekozen is voor de versie GHQ-28, vanwege de bijgevoegde depressie-subschaal. De effecten van de interventies tijdens de cursus zijn gemeten met Automatic Thoughts Questionnaire (ATQ), waarmee de frequentie van disfunctionele cognities kan worden vastgesteld. Via de Mood-related Pleasant Events Schedule (PES-MR) is gemeten hoe-veel plezierige gebeurtenissen door de respondenten op de verschillende momenten werden beleefd. Om veranderingen in de probleemoplossende vaardigheden te meten is de Problem Solving Inventory (PSI) gebruikt. De Inventarisatielijst Omgaan met Anderen is gebruikt om de doelstelling "vergroten van sociaal begrip" te meten. Tenslotte zijn de Sociale Steunschalen van Van Sonderen en de Self Esteem Scale (SES) aangewend, om respectievelijk de sterke en zwakke kanten van het eigen sociale ondersteuningssysteem in kaart te brengen en de mate van zelfwaardering te meten. Resultaten Er is sprake van een oplopende probleemreductie tot van vlak na de cursus, zes maanden nadien en twaalf maanden na afloop van de cursus. Er bleek een significant lager symptoomniveau bij de experimentele groep met een Effect Size volgens Cohens d. van 1,6, hetgeen een zeer groot effect impliceert. De reductie was niet exclusief voor de depressieve symptomen; ook symptomen van angst, sociaal disfunctioneren, somatische klachten en cog-nitief disfunctioneren verminderden significant bij de groep die de cursus had gevolgd. Overigens moet worden gemeld dat er ook bij de vergelijkingsgroep gedurende de 16 maanden tussen tijdstip 1 en tijdstip 4 probleemreductie optrad met een Effect Size van 0,5, hetgeen staat voor een middelgroot
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:20:08 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 6 / 9
effect. Met betrekking tot de vaardigheden is er een enigszins vergelijkbaar beeld. De cognitieve vaardigheden waren kort na de cursus bij de experimentele groep significant verbeterd; die verbetering werd ook na twaalf maanden nog vastgesteld (ES = 1,04, een groot effect). Bij de vergelijkingsgroep, zonder interventie, bleek sprake van een verbetering van cognitieve vaardigheden met een effect grootte van 0,36, een klein effect. De sociale vaardigheden waren bij de experimentele groep direct na de cursus niet significant verbeterd, maar pas na zes maanden. Dit positieve effect was ook na twaalf maanden nog aanwezig (ES = 1,13, een groot effect). De vergelijkinsgroep maakte op dit punt een middelgrote verbetering door (ES= 0,56) Probleemoplossingvaardigheden verbeterden niet. Bij de experimentele groep was sprake van een middelgroot negatief effect (ES -0,52) terwijl ook bij de vergelijkingsgroep sprake van een negatief negatief effect, zij het klein (ES = -0,30). De verklaring hiervoor is waarschijnlijk gelegen in het feit dat het cursusonderdeel dat hiertoe in Stemmingmakerij is opgenomen zich vooral richt op het onderkennen en toepassen van gedragsalternatieven. Deze aanpak, die wel werkt bij jongeren die getraind worden om gedragsproblemen te voorkomen, is waarschijnlijk niet geschikt voor het aanpakken van geïnternaliseerde problemen. Zelfwaardering was sterker verbeterd in de cursusgroep dan in de controlegroep. De effectscores die hier zijn weergegeven gelden de hele experimentele groep in vergelijking met de hele controlegroep. Vermeldenswaard is dat de verbeteringen waarvan hierboven sprake is, uitsluitend optraden bij jongeren met een score van 10 tot 25 op de BDI. Bij de kleine groep jongeren met een score <10 bleven effecten uit. Zij veranderden even weinig als de jongeren in de vergelijkingsgroep. Uit het oogpunt van effectiviteit is er geen argument om deze jongeren tot de cursus toe te laten. Mogelijk heeft de aanwezigheid van deze laag-scoorders toch nuttige functies voor de cursusgroep als geheel: stigmatisering wordt voorkomen en de laagscoorders moeten in staat worden geacht de sfeer in de groep positief te beïnvloeden, aldus de onderzoekster. Samenvatting Nederlandse effectstudies Studie 1 Auteurs: Ruiter, M. Jaar: 1997 Onderzoekstype: effectonderzoek met quasi-experimenteel design Belangrijkste resultaten: l
l l l l
Deelname aan Stemmingmakerij leidt bij de groep waarvoor de cursus is bedoeld tot minder depressieve symptomen en algemeen-psychische klachten. De cursus leidt bij de cursisten tot verbeteringen op het gebied van de cognitieve vaardigheden. De sociale vaardigheden verbeterden bij de groep deelnemers met een vertraging van een half jaar. De probleemoplossingvaardigheden en het probleemoplossend gedrag veranderden niet. Stemmingmakerij draagt significant bij aan een verbeterde zelfwaardering.
Bewijskracht van het onderzoek: SterkResultaten effectiviteit: positieve resultaten Uit gecontroleerd evaluatieonderzoek waarin de werking van verschillende interventies onderzocht en vergeleken is - ieder onderzoek gericht op een andere risicofactor - bleek dat zelfcontrolevaardigheden, het niveau van plezierige activiteiten, negatieve cognities, sociale vaardigheden en probleemoplossende vaardigheden, na afloop van de betreffende interventie verbeterd waren bij depressieve personen die aan een van deze interventies deelnamen (Veltman, 1991). 12. Buitenlandse effectstudies Buitenlandse studies Vier programma's hebben model gestaan voor de cursus Stemmingmakerij: l l l
het cognitieve therapieprogramma van Beck, Rehm's 'self-monitoring programma', Lewinsohn's Coping With Depression Course en
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:20:08 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 7 / 9
l
Nezu's probleemoplossingstherapie).
In onderzoek naar de effectiviteit van deze programma's, zijn - behalve met betrekking tot het laatstgenoemde programma - positieve effecten gevonden (Dobson, 1989; Clark & Lewinsohn. 1989; Lewinsohn, Clarke, Hops & An-drews, 1990; Reynolds & Coats, 1986). 13. Uitvoering van de interventies RIAGG Maastricht (mw. T. Gelissen), St Maartenscollege Maastricht (de heer G. Peters) en RIAGG Midden Limburg (mw. F. Beijers) 14. Overeenkomsten met andere interventies Zoals eerder aangegeven, hebben verschillende programma's als model ge-fungeerd, te weten: l l l l
het cognitieve therapieprogramma van Beck (Beck, Rush, Shaw & Emery, 1979) Rehm's 'self-monitoring programma'(Rehm, 1984; Reynolds& Coats, 1986) Nezu's probleemoplossingstherapie (Nezu & Perri, 1989) Lewinsohn's Coping With Depression Course (CWD; Lewinsohn & Clarke, 1984; Clarke & Lewinsohn, 1989)
In 2001/2002 is een door het Trimbos-instituut, de Landelijke Steunfunctie Preventie en ZonMW een vergelijkbare cursus voor 18 tot 25-jarigen uitgebracht, onder de titel 'Grip op je dip, zelf je somberheid overwinnen'. (Trim-bos-instituut, 2002; Voordouw e.a., 2002). 15. Lijst met aangehaalde literatuur Beck, A. T., Rush, A. J., Shaw, B. F. & Emery, G. (1979). Cognitive Therapy of Depression. New York: Wiley. Clarke, G. & Lewinsohn, P. M. (1989). The Coping With Depression course: A group psychoeducational intervention for unipolar depression. Behavior Change, 6, 54-69. Deboutte, D. (2000). Depressie bij kinderen en jongeren: het gaat niet altijd zomaar voorbij. Colloquium (30 mei 2000). Gedownload op 19-10-2004 van www.jeunes-et-depression.org./base_nl.htm Dobson, K. S. (1989). A meta-analysis of the efficacy of cognitive therapy for depression. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 57, 414-419. Helmus, F. (1994). Stemmingmakerij. Nijmegen: RIAGG Nijmegen. Helmus, F. & Crone, J. (1994). Slechte tijden, goede tijden: draaiboek voor cususleiders. Nijmegen: Riagg, afdeling preventie. Hosman, C. H. M. (1991). Primary prevention of mental disorders and mental health promotion in Europe: Developments and possibilities. In: G. Albee, L. Bond, & T. Monsy (Eds), Improving children's lives Newbury Park: Sage. Kienhorst, I. (1988). Suïcidaal gedrag bij jongeren: onderzoek naar omvang en kenmerken. Baarn/Leiden: Ambo/Rijksuniversiteit Leiden (proefschrift). Kovacs, M., Feinberg, T. L., Crouse-Novak, M., Paulauskas, S.L., Pllock, M., & Finkelstein, R. (1984). Depressive disorders in childhood: II. A longitudinal study of the risk for a subsequent major depression. Archives of General Psychiatry, 41, 643-649. Lewinsohn, P. M. & Clarke, G. N. (1984). Group treatment of depressed individuals: The 'coping with depression' course. Advances in Behavior Research and Therapy, 6, 99-114. Lewinsohn, P. M., Clarke, G. N., Hops, H. & Andrews, J. (1990). Cognitive-behavioral treatment for depressed adolescents. Behavior Therapy, 21, 385-401. Meeus, J. (1993). De psychosociale ontwikkeling van adolescenten. In W. Meeus & H. 't Hart (Eds), Jongeren in Nederland (pp. 31-55). Amersfoort: Academische Uitgeverij. Nezu, A. M. & Perri, M. G. (1989). Social problem-solving therapy for unipolar depression. An initial dismantling investigation. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 57, 408-413. Rehm, L. P. (1984). Self-management therapy for depression. Advances in Behavior Research and Therapy, 6, 83-98. Reynolds, W. M. & Coats, K. I. (1986). A comparison of cognitive-behavioral therapy and relaxation for the treatment of depression in adolescents. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 54, 653-660. Ruiter, M. (1997). Preventie van depressie bij jongeren, probleemanalyse, ontwikkeling en evaluatie van de cursus "stemmingmakerij". Maastricht: Unigraphic, Universiteit Maastricht. Ruiter, M., Veltman, J.E., & Hosman, C.M.H. (1993). Balen als een stekker: een preventie-onderzoek bij jongeren. In C. P. F. van der Staak & C. A. L. Hoogduin (Eds.), Depressie: psychopathologie en preventie (pp. Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:20:08 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 8 / 9
57-70). Nijmegen: Bèta Boeken. Voordouw, I., Kramer, J. & Cuijpers, P. (2002) Grip op je dip, Zelf je somberheid overwinnen, een handreiking voor coördinatoren en begeleiders van de cursus voor jongvolwassenen (18-25 jaar). Utrecht: Trimbosinstituut. Trimbos-instituut (2002). Grip op je dip, Zelf je somberheid overwinnen, Cursusmap 18-25 jaar. Utrecht: Trimbos-instituut Veltman, J. E. (1991). De ontwikkeling van een preventieve cursus voor depressieve jongeren. Nijmegen: KUN (doctoraalscriptie klinische psychologie).Zeiss, A. M., Lewinsohn, P. M. & Munoz, R. F. (1979). Nonspecific improvement in depression using interpersonal skills training, pleasant activity schedules, or cognitive training. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 47, 427-434.
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:20:08 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 9 / 9