Interventie
Gelijk = Gelijk?
Samenvatting Doel Gelijk=Gelijk? richt zich op het stimuleren van jong burgerschap waarbij tolerantie en het leren omgaan met verschillen tussen mensen centraal staan. Het doel is om discriminatie, pesten en polarisatie te voorkomen en tegen te gaan. Hierbij is specifieke aandacht is voor discriminatie vanwege religie, culturele achtergrond en seksuele diversiteit. De laagdrempelige peer education methodiek maakt deze moeilijke onderwerpen bespreekbaar waarbij de vooroordelen van de leerlingen worden uitgedaagd en zij bewust worden gemaakt van de gevolgen van vooroordelen. Op deze manier wordt een gedrags-, kennis- en attitudeverandering bij hen bewerkstelligd. Doelgroep Gelijk=Gelijk? richt zich op basisschoolleerlingen van leerjaar (6,) 7 en 8. Aanpak Gelijk=Gelijk? bestaat uit vijf lessen van 90 minuten en een eindmanifestatie op school. De eerste en laatste les worden gegeven door de reguliere docent. Deze lessen richten zich op het introduceren van het project en de belangrijkste begrippen daarbinnen, het bekend maken van de meldpunten van discriminatie en de voorbereiding voor de eindmanifestatie. De overige drie lessen worden gegeven door peer educators, jongeren die vanwege hun leeftijd en achtergrond dichtbij de leefwereld van de leerlingen staan. Vanuit hun eigen ervaring gaan zij door middel van interactieve opdrachten met de leerlingen in gesprek over vooroordelen, discriminatie, pesten en het omgaan met diversiteit. Tijdens de eindmanifestatie presenteren de leerlingen hun plannen om discriminatie en/of pesten te voorkomen of te verminderen. Deze plannen hebben zij in groepjes van vier à vijf leerlingen zelf bedacht. Na afloop van de eindmanifestatie wordt er gestemd welk plan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.Dit basisprogramma kan worden uitgebreid met gastlessen en/of een werkbezoek van een anti-discriminatiebureau, het COC en andere (lokale) aan discriminatie gerelateerde organisaties. Materiaal Het materiaal voor Gelijk=Gelijk? bestaat uit een handleiding voor docenten, een handleiding voor peer educators, een lesboekje voor leerlingen en leskaarten voor docenten en leerlingen. Deze leskaarten zijn te gebruiken na afsluiting van het project om verder op de thema's door te kunnen gaan. Onderzoek effectiviteit Effectonderzoek Uit het eerste effectonderzoek (Gielen & Klooster, 2010) bleek dat door Gelijk=Gelijk? een vermindering in vooroordelen is opgetreden, homoseksualiteit bespreekbaar is gemaakt, interculturele vriendschappen positiever worden geëvalueerd, er een attitudeverandering ten aanzien van schelden op basis van geloof, cultuur en seksuele geaardheid heeft plaatsgevonden en dat de bekendheid met de (betekenis van) begrippen is gestegen. Uit het tweede effectonderzoek (Varsanyi, 2012) bleek dat leerlingen opener zijn over en zich meer bewust zijn geworden van (de gevolgen van) de thema's van Gelijk=Gelijk?. Hun kritisch denkvermogen is toege-nomen, het denken in stereotypen is afgenomen en hun kennis van de betekenis van de terminologie is verbeterd. Uit het derde effectonderzoek (Gielen & Klooster, 2012) bleek dat vooroordelen bespreekbaar
zijn gemaakt, zijn verminderd en dat de bewustwording ervan is toegenomen. Bovendien is de begrippenkennis vergroot. ProcesevaluatieZowel de eerste procesevaluatie (Gielen & Klooster, 2010) als de derde procesevaluatie (Gielen & Klooster, 2012) laten zien dat de actieve onderdelen het meest worden gewaardeerd. Ook de peer educators worden door zowel leerlingen als docenten als positief ervaren. Uit de tweede procesevaluatie (Varsanyi, 2012) bleek dat sommige docenten de lessen als te intensief beoordelen en dat het materiaal visueler zou kunnen. Ontwikkeld door Diversion - Bureau voor maatschappelijke innovatie Max Euweplein 36 1017 MB Amsterdam Email:
[email protected] Telefoon: 020 578 79 97 Contactpersonen: Anne Struik en Saskia Selen Erkenning Erkend door Deelcommissie ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerd en jeugdwelzijn d.d 11-10-2012 Oordeel: Goed onderbouwd Toelichting: Peer-education is een goede methode om de doelen van Gelijk = Gelijk? te behalen. Deze doelen zijn goed uitgewerkt en ook de doelgroep is helder beschreven. De referentie naar dit document is: Goes, M. M. J., & Selen, S. (augustus 2012). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'Gelijk = Gelijk?'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies
1. Toelichting naam van de interventie De naam Gelijk=Gelijk? is geïnspireerd door het idee dat iedereen anders en uniek is en daaruit voortvloeiend per definitie gelijk. Deze gelijkheid wordt echter regelmatig betwist, onder druk gezet of bekritiseerd. De toevoeging van het vraagteken duidt deze onzekerheid aan; want zijn we inderdaad daadwerkelijk gelijk? Tevens wordt hiermee het actieve karakter van het project weergegeven; leerlingen worden aan het denken gezet om hun rol in gelijkheid te ontdekken en in te zien welke bijdrage zij zelf kunnen leveren om gelijkheid daadwerkelijk te bewerkstelligen.
2. Risico en/of probleem waar de interventie zich op richt Gelijk=Gelijk? komt voort uit het feit dat er in onze maatschappij nog te veel mensen, waaronder ook jonge kinderen, vooroordelen hebben ten opzichte van bepaalde minderheidsgroepen (zoals moslims, joden en homo's) wat kan leiden tot discriminatie en pesten. Steeds vaker wordt men geconfronteerd met mensen die een andere culturele achtergrond of levensopvatting hebben. Deze open maatschappij is heel mooi, maar kan ook tot conflicten leiden. Deze conflicten zijn vaak gebaseerd op vooroordelen. Door mensen over één kam te scheren krijgt een groep, vaak onterecht, een stigma. Vooroordelen bestaan bij iedereen, maar wanneer hier niet op de juiste manier mee wordt omgegaan leidt dit tot spanningen in de samenleving. Deze spanningen kunnen tot allerlei soorten ongewenst gedrag leiden, zoals beledigingen, discriminatie, vechtpartijen of in het ergste geval radicalisering (Slootman & Tillie, 2006). Zo zijn er elk jaar tussen de 200 en 300 gevallen van racistisch en extreemrechts geweld. Dit geweld is de laatste jaren voornamelijk anti-islamitisch van aard. Daarnaast is er in zijn algemeenheid een toename van islamofobie op te merken (Van Donselaar & Rodrigues, 2008). Wanneer gekeken wordt naar discriminatie valt op dat discriminatie op grond van ras (51%), antisemitisme (35%) en geloof/levensovertuiging (7%) het vaakst voorkomt en daarnaast dat discriminatie op grond van homoseksualiteit de laatste jaren toeneemt (van 2 naar 4%) (Van Donselaar & Rodrigues, 2009). Bovendien blijkt uit kwalitatief onderzoek onder 22 Amsterdamse basisscholen dat op elk van deze scholen discriminatie door medeleerlingen voorkomt waarbij het voornamelijk gaat om discriminerend taalgebruik in pestsituaties op grond van huidskleur, land van
herkomst, godsdienst en/of homoseksualiteit (Van Amerongen, Robijns, Verberne & Van der Zant, 2010). In landelijk kwantitatief onderzoek gaf 8% van de leerkrachten en 7% van de leerlingen aan dat in de eerste helft van het schooljaar discriminatie tussen leerlingen onderling was voorgekomen (Van Aarsen & Hoffius, 2007). Daarnaast bleek uit onderzoek van Van Wonderen (2004) dat het maken van discriminerende opmerkingen door leerlingen over religies, ras, seksuele geaardheid of sekse wijd verbreid is; 55% van de leerkrachten geeft aan dat dit één of enkele keren per jaar of per maand gebeurt en 18% geeft aan dat dit één of enkele keren per week of dagelijks gebeurt. Dit laat zien dat discriminatie niet iets is dat zich alleen in de 'grote-mensen-wereld' afspeelt, maar dat het ook bij kinderen zeer actueel is. Hiermee samenhangend zijn leerlingen volgens De Winter (2004) onvoldoende voorbereid op deelname aan onze democratische samenleving. Dit houdt in dat zij onvoldoende kennis en vaardigheden hebben op het gebied van sociale rechtvaardigheid, zich kunnen verplaatsen in de positie van anderen, de erkenning dat mensen het recht hebben om van elkaar te verschillen en om niet te discrimineren.
3. Doel van de interventie Gelijk=Gelijk? richt zich op het stimuleren van jong burgerschap waarbij tolerantie en het leren omgaan met verschillen tussen mensen centraal staan. Het einddoel is om discriminatie, pesten en polarisatie te voorkomen en tegen te gaan. Hierbij is specifieke aandacht voor discriminatie vanwege religie, culturele achtergrond en seksuele diversiteit. Concreet wil Gelijk=Gelijk? het volgende bij leerlingen bereiken: l
kinderen zijn zich meer bewust van hun eigen vooroordelen en kunnen hier op een respectvolle manier met elkaar over praten;
l
kinderen kinderen kinderen kinderen kinderen
l
er is sprake van een toegenomen tolerantie in de klas.
l l l l
zijn zich meer bewust van de gevolgen van vooroordelen, discriminatie en pesten; zijn zich meer bewust van de verschillen alsook overeenkomsten tussen bevolkingsgroepen; hebben geen of minder vooroordelen over bepaalde bevolkingsgroepen; hebben meer begrip voor minderheidsgroepen; zijn (beter) bekend met de meldpunten van discriminatie;
4. Doelgroep van de interventie Voor wie is de interventie bedoeld Gelijk=Gelijk? richt zich primair op leerlingen (en leerkrachten) afkomstig uit leerjaren (6,) 7 en 8 van het basisonderwijs. De jongeren en studenten die na een trainingstraject als peer educator aan de slag gaan vormen een subdoelgroep. Ook bij hen wordt (jong) burgerschap gestimuleerd. Door deelname aan het project doen zij vaardigheden voor jong leiderschap op die hen voorbereiden op hun (professionele) toekomst. Indicatie- en contra-indicatiecriteria Gelijk=Gelijk? is universele preventie en kan daarmee in principe op elke basisschool worden ingezet. Indicaties voor Gelijk=Gelijk? zijn:
l
De school en de leerkrachten willen werken aan en een echte bijdrage leveren aan het stimuleren van jong burgerschap, sociale competenties van leerlingen en de bewustwording van (de effecten van) vooroordelen en discriminatie. De leerkrachten zijn actief betrokken bij het project en stimuleren de deelname en interesse van
l
leerlingen. De leerling zit in groep (6), 7 of 8 van het primair onderwijs.
l
Contra-indicaties kunnen gevormd worden door: l l l
Competentieniveau en vaardigheden tot zelfreflectie van de leerling (IQ lager dan 70). Zware gedragsproblematiek van leerling. Bovenstaande leerlingen worden wel betrokken bij de interventie.
Toepassing bij migranten De interventie is mede bedoeld voor minderheidsgroepen, waaronder migrantengroepen. Het project heeft
een speelse en flexibele opzet waardoor er n.a.v. aanbevelingen van desbetreffende docenten, maatwerk kan worden geleverd. Dit houdt in dat wanneer er wordt lesgegeven in een klas met bijvoorbeeld veel getinte kinderen, discriminatie of pesten op basis van huidskleur wellicht van toepassing zou zijn. In de lessen wordt hier dan op ingespeeld. Bovendien kunnen door middel van de inzet van Islamitische, Joodse en homoseksuele peer educators met zowel first-hand kennis van betreffende minderheidsgroepen als interculturele competentie, minderheidsgroepen adequaat worden aangesproken.
5. Aanpak Opzet van de interventie Gelijk=Gelijk? duurt 5 à 6 weken. In deze periode worden vijf lessen van 90 minuten gegeven en vindt er een eindmanifestatie plaats. De lessen vinden binnen school(tijd) plaats en er wordt afwisselend klassikaal (interactieve spellen en discussies) en in deelgroepjes (opdrachten uit lesboekje) gewerkt. Daarnaast is er de mogelijkheid tot uitbreiding buiten school door middel van werkbezoek aan relevante (lokale) belangenorganisaties. Hierbij kan gedacht worden aan een vertegenwoordiger van welzijnswerk, Meldpunt Discriminatie, jongerenwerk, COC of de politie. De lesopbouw ziet er als volgt uit. De eerste, voorbereidende, les wordt gegeven door de reguliere docent. Deze les wordt opgevolgd door drie lessen die gezamenlijk gegeven worden door drie peer educators. Dit zijn jongeren in de leeftijd van 18-24 jaar met een Islamitische, Joodse en homoseksuele achtergrond. Vanwege hun leeftijd en achtergrond staan zij dicht bij de leefwereld van de leerlingen en kunnen zij de onderwerpen levendig introduceren door de inbreng van eigen ervaringen. Zij staan gezamenlijk voor de klas waardoor zij impliciet laten zien dat je ondanks een andere achtergrond goed met elkaar kunt samenwerken en samenleven. Door middel van interactieve opdrachten gaan zij met de leerlingen in gesprek over vooroordelen, discriminatie, pesten en het omgaan met diversiteit. Doordat in de eerste les de achtergrond van de peer educators nog niet bekend wordt gemaakt, bekijken de leerlingen hen in eerste instantie niet vanuit de vooroordelen die met deze achtergronden worden verbonden. Pas in de tweede les leren de leerlingen deze achtergronden kennen waardoor zij zich bewust worden van de vooroordelen en kennislacunes die bij hen (kunnen) bestaan. De vijfde les wordt wederom door de reguliere docent gegeven. Het project wordt afgesloten met een eindmanifestatie waarin de leerlingen hun zelfbedachte plannen om discriminatie of pesten te bestrijden presenteren. Één van deze plannen zal daadwerkelijk worden uitgevoerd. Inhoud van de interventie Voorbereidende les door reguliere docent; In de voorbereidende les staat de introductie van het project en uitleg van begrippen centraal (o.a. stereotype, generaliseren, vooroordelen, tolerantie). Aan de hand van een woordcluster wordt het begrip stereotype en daaraan verwante begrippen uitgelegd. Vervolgens wordt met de leerlingen besproken wat voor vooroordelen zij kennen, of ze voorbeelden kunnen noemen van generaliseren en of ze een situatie kunnen noemen waarin iemand een groep mensen over één kam scheert. Aansluitend wordt een tweede woordcluster gemaakt over tolerantie waarbij de leerlingen wordt gevraagd voorbeelden te geven van tolerant en intolerant gedrag. Tot slot wordt er vooruitgeblikt naar de lessen van de peer educators en de verloop van het project. Drie lessen van 90 minuten door drie peer educators (jongeren) met een Islamitische, Joodse en homoseksuele achtergrond (afhankelijk van de actuele schoolcontext is het in beperkte mate mogelijk om de samenstelling van de achtergrond van de peer educators hierop aan te passen); Les 1: Kennismaking, onderscheid tussen feit en mening, fotospel waarmee leerlingen worden gestimuleerd om verschillen en overeenkomsten tussen mensen alsook hun eigen vooroordelen te laten (h)erkennen. In de eerste les wordt het kennismakingsspel gespeeld; de peer educators noemen een lijst met stellingen op waarbij de leerlingen per stelling moeten opstaan indien het op hen van toepassing is en blijven zitten wanneer dit niet het geval is. Stellingen die hiervoor worden gebruikt zijn o.a. 'ik ben in Nederland geboren', 'ik ben niet gelovig', 'ik ben wel eens in een synagoge geweest' en 'ik praat liever niet met iemand die anders is dan ik'. Na elke stelling wordt aan leerlingen een toelichting gevraagd. Met dit spel wordt het ijs gebroken, leren de leerlingen elkaar beter kennen en worden de onderwerpen van de lessen kort aangestipt. Het verschil tussen feit en mening wordt verduidelijkt aan de hand van het fotospel. Tevens worden leerlingen met dit spel gestimuleerd om verschillen en overeenkomsten tussen mensen alsook hun eigen vooroordelen te
laten (h)erkennen. In dit spel worden zeven foto's van zeven verschillende mensen opgehangen waarna leerlingen wordt gevraagd om de foto's feitelijk te beschrijven en vervolgens hun mening te formuleren in de vorm van 'ik vind... omdat...'. Daarna worden de leerlingen gevraagd om stellingen aan de foto's te koppelen en daaropvolgend verhaaltjes te koppelen aan dezelfde foto's. In de nabespreking worden de leerlingen gestimuleerd om na te denken over de reden achter de koppelingen die ze hebben gemaakt; zijn deze gebaseerd op feiten, meningen of vooroordelen? Hierbij wordt benadrukt dat je soms een beeld of een mening over iemand hebt zonder dat je de feiten kent. Immers, van een foto en iemands uiterlijk alleen kun je niet zien of hij/zij bijvoorbeeld gelovig, homoseksueel, sportief en/of aardig is. Les 2: Vooroordelenspel over achtergrond van peer educators, delen van ervaringen met discriminatie en pesten en bespreken van overeenkomsten en verschillen tussen beiden. Gedurende het project worden leerlingen gestimuleerd om na te denken en te praten over discriminatie en vooroordelen. In de tweede les gebeurt dit bijvoorbeeld door middel van het vooroordelenspel. Dit spel daagt leerlingen uit om aan de hand van stellingen een beeld te krijgen van de peer educators. Op het moment dat het spel start weten de leerlingen niet dat de peer educators een Islamitische, Joodse en homoseksuele achtergrond hebben en welke achtergrond bij wie van toepassing is. Door het spel komen de peer educators als het ware 'uit de kast'. Het spel biedt daarmee aanknopingspunten voor gesprek omdat het, zonder dat de leerlingen het merken, de bestaande vooroordelen en kennislacunes bloot legt. Zoals de vaak gehoorde opmerking dat alle Marokkanen en Turken moslim zijn en dat homo's altijd van roze houden en vrouwelijk zijn. Les 3: Oorzaken van pesten en discriminatie, leerlingen bedenken een plan om pesten of discriminatie te bestrijden. Gekoppeld aan de verhalen van de peer educators over hun persoonlijke ervaringen met discriminatie of pesten wordt met de leerlingen gezocht naar de oorzaken van discriminatie en pesten. Vervolgens kiezen zij in groepjes van 4 à 5 leerlingen één van de oorzaken uit en bedenken een plan waarmee deze oorzaak ingedamd zou kunnen worden. Bij het bedenken van het plan wordt rekening gehouden met uitvoerbaarheid, haalbaarheid en kosten. De leerlingen worden ondersteund door de peer educators en hun reguliere docent bij het beschrijven en bij de inhoud van hun plan alsook bij het bepalen van de doelgroep, de reikwijdte en de titel van het plan. Afsluitende les door reguliere docent; Leerlingen bekend maken met meldpunten van discriminatie en voorbereiding eindmanifestatie. Tijdens de afsluitende les gaan leerlingen op internet op zoek naar organisaties die zich bezighouden met het tegengaan van discriminatie en pesten. Na het bezoeken van de website maken zij een verslag waarin wordt opgenomen wat voor soort organisatie het is, wat voor informatie er op de website te vinden is, wat de organisatie tegen discriminatie en/of pesten doet en of er een mogelijkheid is om discriminatie te melden. Daarnaast maken de leerlingen een poster om hun zelfbedachte plan mee te illustreren. Eindmanifestatie; Leerlingen presenteren hun plan om pesten of discriminatie te bestrijden; er wordt gestemd en het winnende plan wordt daadwerkelijk uitgevoerd. Afhankelijk van het aantal groepjes per klas, het aantal klassen per school en de wensen van docenten en/of leerlingen wordt de eindmanifestatie vormgegeven door middel van bijv. een weekopening, een markt, een publicatie in de weekkrant of presentaties. Hierin presenteren de groepjes hun plannen waarmee zij discriminatie/pesten willen voorkomen/bestrijden. Vervolgens wordt door aanwezige betrokkenen gestemd waarna het winnende plan in samenwerking met het lokale jongerenwerk zal worden uitgevoerd. Gastles of werkbezoek;Het bovengenoemde basisprogramma kan desgevraagd worden aangevuld met een gastles en/of werkbezoek. Gedacht kan worden aan de politie, meldpunt discriminatie, het verzetsmuseum, het Anne Frankhuis, COC, het Joods Historisch Museum of een andere (lokale) aan discriminatie gerelateerde organisatie.
6. Materialen en links Docenten Handleiding: http://www.diversion.nl/wp-content/uploads/2011/04/DIV_GisG_DocentenhandleidingNH_FINAL_02DIV.pdf Peer Handleiding: http://www.diversion.nl/wp-content/uploads/2011/04/DIV_GisGNH_PeerhandleidingNH_FINAL_04DIV.pdf
Leerlingen Lesboekje: http://www.diversion.nl/wpcontent/uploads/2011/04/DIV_GisGNH_opdrachtenboekje_leerlingenNH_FINAL_02.pdf Leskaarten (na afloop van het project kunnen deze door de reguliere docent in het curriculum worden opgenomen als verdieping en aanvulling):http://www.diversion.nl/wp-content/uploads/2011/04/LeskaartenNoord-Holland.pdf
7. Verantwoording van de doelen, de doelgroep en de aanpak Probleemanalyse De interventie Gelijk=Gelijk? komt voort uit het feit dat er in onze maatschappij veel mensen, waaronder ook jonge kinderen, vooroordelen hebben ten opzichte van bepaalde minderheidsgroepen, zoals moslims, joden en homo's. Door mensen over één kam te scheren krijgt een groep, vaak onterecht, een stigma. Vooroordelen bestaan bij iedereen, maar wanneer hier niet op de juiste manier mee wordt omgegaan leidt dit tot spanningen in de samenleving (Slootman & Tillie, 2006). Zo blijkt uit verschillende onderzoeken dat op basisscholen leerlingen niet alleen discriminerende opmerkingen maken over bepaalde groepen, maar dat er ook sprake is van onderlinge discriminatie waarbij leerlingen elkaar discrimineren (Van Amerongen, Robijns, Verberne & Van der Zant, 2010; Van Aarsen & Hoffius, 2007; Van Wonderen, 2004). Beïnvloedbare factoren Steeds vaker komt men in aanraking met mensen die een andere culturele achtergrond of levensopvatting hebben. Zo is de populatie van scholen in de grote steden de afgelopen decennia ingrijpend gewijzigd; zo'n 50% van de leerlingen is van allochtone afkomst. Uiteraard vallen deze maatschappelijke factoren buiten de invloed van Gelijk=Gelijk?. Gelijk=Gelijk? kan echter wél invloed uitoefenen op gedrag, kennis, attitude en bewustwording van leerlingen. Daarmee kan het compenserend werken ten aanzien van risicofactoren als vooroordelen, het gebrek aan sociale cohesie, gebrek aan intercultureel contact, intolerantie en onbekendheid over overeenkomsten en verschillen tussen verschillende bevolkingsgroepen. Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Om spanningen voortkomend uit vooroordelen te voorkomen is het raadzaam om kinderen op vroege leeftijd al te leren omgaan met vooroordelen. Vanwege het preventieve karakter van de interventie is er gekozen voor de leerjaren (6,) 7 en 8. In deze leeftijdsfase zijn vooroordelen nog niet definitief geïncorporeerd. Bovendien geldt volgens Raundalen (1991) de laatste periode van de lagere school als de 'golden age'. Vanwege de verstandelijke ontwikkeling op dat moment is het een vruchtbare periode om vooroordelen en racisme tegen te gaan. Tot slot vindt er in deze leeftijd een transitie plaats van stereotiepe groepsnormen naar een individuele moraal (Gray, 1991), waarbij het essentieel is dat tolerantie deel uitmaakt van deze moraal. De keuze voor de genoemde leeftijdsgroep is daarnaast ook gebaseerd op de vaardigheden die nodig zijn om over de onderwerpen van de interventie te kunnen nadenken en praten, namelijk vaardigheden tot zelfreflectie, mate van taalvaardigheid en empatisch vermogen. Vooroordelen komen veelal voort uit onbekendheid. Door leerlingen in contact te brengen met bevolkingsgroepen waar ze normaal weinig contact mee hebben en dat contact goed te begeleiden, krijgen ze meer inzicht in het leven van mensen met een andere sociaal-culturele achtergrond. Zolang dit contact niet te oppervlakkig is kunnen meerdere ontmoetingen er toe leiden dat er meer begrip en inlevingsvermogen ontstaat (Allport, 1954; Pettigrew & Tropp, 2006). Voorwaarden zijn ook dat het contact plaatsvindt op gelijk niveau en dat het contact frequent en niet negatief is (Stein, Post & Rinden, 2000). Daarom is er bij Gelijk=Gelijk? gekozen voor meerdere contactmomenten tussen leerlingen en individuen met een verschillende religieuze, culturele en seksuele achtergrond. Om te waarborgen dat er inderdaad sprake is van een gelijk niveau wordt er gebruik gemaakt van de peer education methodiek. Peer education betekent letterlijk leeftijdsgenotenonderwijs. De term wordt vaak gebruikt om voorlichting van jongeren aan jongeren te omschrijven en er wordt ook wel gesproken van de voor-en-door-methode (Voorham, 2003). Volgens de social learning theorie van Bandura leren mensen door het gedrag van anderen en de effecten daarvan te observeren (Bandura, 1986). Met deze theorie wordt een groot deel van het effect van peer education verklaard. Immers, wanneer de peer educator qua leeftijd, etnische of culturele achtergrond lijkt op de doelgroep (of in ieder geval dichterbij staat dan de reguliere leraar), is hij op grond van de social learning theorie, in staat om een gedrags-, kennis- of attitudeverandering en bovendien bewustwording te bewerkstelligen bij de doelgroep. Dit heeft te maken met het feit dat de peer educators zich vanwege hun leeftijd makkelijk kunnen verplaatsen in de belevingswereld van de leerlingen. Daarmee samenhangend dienen zij als rolmodel met het onderliggende idee 'als hij het kan of zegt te kunnen, en hij is net zoals ik, of zoals ik zou willen zijn, dan kan ik het ook' (Voorham, 2003). Dit laatste houdt verband met de Theory of
Planned Behavior van Ajzen (1991) die stelt dat gedrag niet alleen wordt bepaald door een intentie, maar dat die intentie op haar beurt wordt bepaald door onder andere de waargenomen gedragscontrole. Dat wil zeggen, de mate waarin men denkt daadwerkelijk in staat te zijn het gedrag te vertonen. Daarnaast stelt deze theorie dat intentie tot gedrag wordt bepaald door de sociale norm; hoe denken 'belangrijke anderen' erover? Gezien het feit dat die 'belangrijke anderen' voor een groot deel worden gevormd door leeftijdsgenoten (Harris, 1998), kunnen peer educators die qua leeftijd dichtbij de leerlingen staan hier invloed op uitoefenen. Om de moeilijke en gevoelige onderwerpen van tolerantie, discriminatie, pesten en polarisatie te kunnen bespreken, dient er een veilige sfeer te zijn waarin leerlingen het gevoel hebben dat zij zich vrij kunnen uiten en zich begrepen en geaccepteerd voelen. Ook dit wordt bewerkstelligt door de peer education methodiek. Door middel van deze methodiek worden de onderwerpen op een laagdrempelige manier en binnen de leefwereld van de kinderen geïntroduceerd en bespreekbaar gemaakt. Doordat er bovendien drie peer educators met drie verschillende achtergronden gezamenlijk voor de klas staan, wordt direct het signaal van tolerantie afgegeven. Zij laten namelijk zien dat zij ondanks hun verschillende achtergronden goed met elkaar kunt samenwerken en -leven. Daarbij is het van belang dat de peer educators als betrouwbaar en geloofwaardig worden gezien door de doelgroep. Ook maken de persoonlijke ervaringen en verhalen van de peer educator(s) veel indruk op de deelnemende leerlingen waardoor ze op een persoonlijk niveau worden betrokken bij de problematiek en er een beroep wordt gedaan op hun empathie. Op basis van de bevindingen van Van Donselaar en Rodrigues (2009) en Van Amerongen et al. (2010) maar ook naar aanleiding van vragen van leerkrachten van het basisonderwijs richt Gelijk=Gelijk? zich voornamelijk op discriminatie vanwege religie (antisemitisme en islam fobie), culturele achtergrond cq. ras en seksuele diversiteit. Het belang van aandacht voor laatstgenoemde wordt bovendien onderschreven door de inzet van de overheid om het bespreekbaar maken van homoseksualiteit als verplicht onderdeel in het curriculum van het basisonderwijs op te nemen. Zodoende wordt een trio van een islamitische, een joodse en een homoseksuele peer educator voor de klas gezet. Echter, afhankelijk van de schoolcontext is het mogelijk om daarnaast ook andere vormen van discriminatie en pesten te behandelen door middel van de inzet van peer educators met andere dan bovengenoemde achtergronden alsook het behandelen van de aanvullende en verbredende leskaarten. De doelen en de aanpak zijn op de volgende manier met elkaar verbonden: l
kinderen zijn zich meer bewust van hun eigen vooroordelen en kunnen hier op een respectvolle manier met elkaar over praten.
Door middel van onder andere het fotospel worden leerlingen bewust gemaakt van hun eigen vooroordelen. In het spel moeten leerlingen stellingen koppelen aan foto's van personen. Doordat de peer educators hen vragen om hun gekozen koppeling uitgebreid toe te lichten ontdekken de leerlingen gaandeweg dat deze keuzes veelal zijn gebaseerd op aannames en veronderstellingen die zij van de personen op de foto's hebben. Immers, op basis van een foto alleen kan niet met zekerheid gezegd worden hoe iemands karakter is, wat zijn/haar kwaliteiten zijn en wat diegene wel of niet leuk vindt. l
kinderen zijn zich meer bewust van de gevolgen van vooroordelen, discriminatie en pesten.
In de tweede les vertellen de peer educators over hun eigen ervaringen met vooroordelen, discriminatie en pesten. Zij vertellen niet alleen wat er is gebeurd, maar vooral ook wat dit met hen deed; hoe voelden zij zich na deze ervaring? Hiermee wordt een beroep gedaan op de empathie van de leerlingen. Bovendien maken de peer educators de koppeling met de ervaringen van de leerlingen zelf waardoor er een open sfeer ontstaat om ervaringen te delen en gevoelens te bespreken die het gevolg zijn van vooroordelen, discriminatie en pesten. - kinderen zijn zich meer bewust van de verschillen alsook overeenkomsten tussen bevolkingsgroepen. De peer educators staan gedrieën voor de klas en hebben alle drie een andere achtergrond. Hierdoor kunnen zij op een geloofwaardige manier ingaan op de overeenkomsten en verschillen tussen bevolkingsgroepen. Immers, zij kunnen elkaars verhalen ondersteunen en bevestigen. l
kinderen hebben geen of minder vooroordelen over bepaalde bevolkingsgroepen.
Doordat de leerlingen in contact komen met peer educators met een andere achtergrond dan zijzelf worden hun (eventuele) vooroordelen met betrekking tot deze achtergronden uitgedaagd. Dit wordt onder andere bewerkstelligd door het vooroordelenspel. Met dit spel maken de peer educators hun specifieke achtergrond bekend. Aangezien het pas in de tweede les wordt gespeeld, bekijken de leerlingen hen in eerste instantie neutraal. Zij hebben geen weet van hun achtergrond waardoor zij niet denken of zich gedragen in termen van
de vooroordelen die aan de achtergronden worden gekoppeld. Wanneer de peer educators hun achtergronden bekend maken, blijkt vaak dat zij niet voldoen aan de vooroordelen die de leerlingen aan deze achtergronden koppelen. De stoere jongen die militair wil worden blijkt bijvoorbeeld homoseksueel te zijn terwijl de leerlingen vóór deze bekendmaking denken dat homoseksuelen helemaal niet stoer kunnen zijn. Aansluitend kunnen de leerlingen actief hun vooroordelen op (on)waarheid of nuancering toetsen doordat zij hiermee samenhangende vragen aan de peer educators kunnen stellen. l
kinderen hebben meer begrip voor minderheidsgroepen;
De peer educators vertellen openlijk over de betekenis van hun achtergrond. Daarnaast wordt de leerlingen de gelegenheid geboden om hieromtrent grenzeloos vragen te stellen aan de peer educators. Daarnaast vertellen de peer educators over hun ervaringen met discriminatie en pesten die samenhangen met hun achtergrond. Zodoende wordt de kennis over en het begrip voor minderheidsgroepen bevorderd. l
kinderen zijn (beter) bekend met de meldpunten van discriminatie.
Tijdens de afsluitende les door de reguliere docent gaan de leerlingen actief op internet op zoek naar organisaties die zich bezighouden met het tegengaan van discriminatie en pesten. Daarbij wordt onder andere gelet of deze organisatie mogelijkheden biedt om discriminatie (of pesten) te melden. Zodoende leren de leerlingen dat wanneer zij hiermee in aanraking komen, dat zij dit kunnen melden en dat zij bovendien door deze organisaties kunnen worden geholpen. l
er is sprake van een toegenomen tolerantie in de klas.
Doordat de peer educators in alle openheid vertellen over hun ervaringen met discriminatie en pesten ontstaat er een open en veilige sfeer in de klas waarbinnen ook de leerlingen het gevoel hebben dat zij zich vrij kunnen uiten. Immers, de peer educators doen dit ook. Zodoende voelen de leerlingen zich gesterkt om te vertellen over hun eigen ervaringen met discriminatie en pesten, zowel binnen als buiten de klas. Zij kunnen daarbij onder andere ingaan op wat het met hen deed. Hierdoor wordt de empathie van de medeleerlingen gestimuleerd en zodoende de tolerantie bevorderd. Werkzame factoren / mechanismenDe werkzame factoren van Gelijk=Gelijk? worden voornamelijk gevormd door de inzet van de peer educators. Zij gaan op een laagdrempelige manier passend binnen de leefwereld van de leerlingen met hen in gesprek over vooroordelen, discriminatie, pesten, polarisatie en tolerantie. Door gezamenlijk voor de klas te staan geven zij impliciet het signaal dat je ondanks een andere achtergrond goed met elkaar kunt samenwerken en -leven. Bovendien biedt zij de leerlingen de mogelijkheid om hun vooroordelen te toetsen en onbegrensd vragen te stellen. Voor de werkzaamheid van de peer education methodiek is het van belang dat de peer educators betrouwbaar en geloofwaardig overkomen en dat zij zich bewust te zijn van hun positie als rolmodel. De interactieve opdrachten vormen een tweede belangrijke werkzame factor. Door deze opdrachten worden de leerlingen zich spelenderwijs bewust van hun eigen vooroordelen en de gevolgen hiervan. Tot slot is de actieve betrokkenheid en deelname van de reguliere docent aan de lessen van belang.
8. Samenvatting van de onderbouwing Vooroordelen bestaan bij iedereen, ook bij jonge kinderen. Wanneer hier niet op de juiste manier mee wordt omgegaan leidt dit tot spanningen in de samenleving. Doel van Gelijk=Gelijk? is om deze vooroordelen door middel van de peer education methodiek bloot te leggen en leerlingen bewust te maken van de gevolgen van vooroordelen teneinde een gedrags-, kennis- of attitudeverandering alsook bewustwording bij hen te bewerkstelligen.
9. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van opleiding Uitvoerend werkers binnen Gelijk=Gelijk? zijn reguliere docenten en peer educators. De eerstgenoemde worden in een intakegesprek toegerust met de kennis om het project goed te kunnen doorlopen. Daarnaast worden zij voorzien van een handleiding waarin het gehele project, inclusief inhoud en aanpak van de lessen, uitvoerig wordt toegelicht. Ook ontvangen ze de handleiding voor peer educators zodat zij goed op de hoogte zijn van deze lessen en ondersteuning kunnen bieden. De peer educators zijn drie HBO- of WO-studenten in de leeftijd van 18 tot 24 jaar met een Islamitische, Joodse en homoseksuele achtergrond. Zij staan gezamenlijk voor de klas en verzorgen samen de lessen. Bij
de werving en selectie van peer educators wordt een beroep gedaan op het uitgebreide bestand van peer educators van Diversion alsook het netwerk van de peer educators die reeds in bestand staan. Voor de selectie wordt met name gekeken naar onderschrijving van de doelstellingen van het project, didactische vaardigheden en motivatie. De peer educators moeten niet alleen goed functioneren voor de klas en de stof kunnen overdragen, maar het moet ook klikken met de leerlingen. Er vindt daarom een strenge selectie plaats aan de hand van een duidelijk profiel. Er wordt naast de meer voor de hand liggende criteria als stressbestendigheid, flexibiliteit en communicatieve vaardigheden onder meer gekeken naar de affiniteit die de peer educator heeft met de leerlingen en de mate waarin hij of zij inzicht heeft in hun referentiekader. Ook wordt gekeken of hij of zij in staat is om nuances aan te brengen in de soms weinig subtiele meningen van de leerlingen en of de peer educator er toe in staat is discussies vanuit meerdere invalshoeken te benaderen op een manier die aansluit bij de leefwereld van de leerlingen. Boven alles is de uitstraling van de peer educator belangrijk: hij of zij moet een open houding hebben en deze in woord en daad uitdragen. Na selectie doorlopen de peer educators een verplicht trainingstraject bestaande uit een projecttraining (informatie over het project en ontwikkelen didactische vaardigheden), een verdiepingstraining (verdieping op de onderwerpen discriminatie en pesten) en een intervisiebijeenkomst (gedurende de lessenreeks om ervaringen te delen en pedagogische vaardigheden verder te ontwikkelen). Na het doorlopen van dit traject worden de deelnemende jongeren als peer educators gecertificeerd. Daarnaast worden zij voorzien van een handleiding waarin het gehele project inclusief inhoud en aanpak van de lessen, uitvoerig wordt toegelicht.Bij het inplannen van de peer educators staat er altijd minimaal één ervaren en gecertificeerde peer educator voor de klas in combinatie met eventueel een minder of onervaren peer educator. Protocol / handleiding Het gehele protocol is uitvoerig uitgeschreven in de handleiding voor docenten en de handleiding voor peer education. Daarnaast zijn op de Diversion website (www.diversion.nl) materialen te downloaden die voor het project nodig zijn (lesboekje leerlingen en leskaarten). Echter, doordat drie lessen dienen te worden gegeven door peer educators is uitvoer van de interventie door reguliere docenten alleen niet mogelijk. Diversion is verantwoordelijk voor het werven, selecteren, trainen en inplannen van de peer educators. Dit is een intensief traject waar veel ervaring en expertise voor nodig is en dat bovendien tijdrovend is. Daarnaast is Diversion verantwoordelijk voor de (door)ontwikkeling van lesmaterialen en leskaarten waarmee het project kan worden ingebed in het reguliere curriculum. Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking Aan de uitvoer van Gelijk=Gelijk? is een intensief begeleidingstraject verbonden. De eerste peerles wordt door één van de medewerkers van de uitvoerende organisatie bijgewoond. Naar aanleiding van het bijwonen van deze les wordt feedback op papier gezet. Deze feedback wordt zowel gearchiveerd als naar de peer educators en reguliere docent van de betreffende klas gestuurd. Indien nodig worden meer lessen bijgewoond. Daarnaast evalueren de peer educators en de reguliere docent elke les waarbij tips en tricks worden aangeboden. Tijdens de intervisiebijeenkomst delen peer educators hun ervaringen met elkaar en met Diversion waarbij wederom feedback wordt gegeven en hun pedagogische vaardigheden verder worden ontwikkeld. Tot slot wordt Gelijk=Gelijk? ieder uitvoeringsjaar geëvalueerd en onderzocht op basis waarvan het inhoudelijk wordt doorontwikkeld. Kosten De kosten van de interventie zijn voor een deel afhankelijk van het aantal deelnemende klassen; naarmate er meer klassen deelnemen, daalt de prijs per klas. Dit heeft te maken met het feit dat kosten voor de uitvoer van interventie ook de werving van peers e.d. behelzen. De kosten voor de interventie bestaan uit de volgende onderdelen; Uitvoeringskosten (op basis van deelname van twaalf klassen); Voorbereiding: Werving, intakegesprekken docenten, planning en roosters maken en coordinatie tijdens looptijd. Totale tijd inzet: 120 uur (kosten afhankelijk van gehanteerde uurtarief) Peer educators: Werving, selectie en intake, training, intervisie en begeleiding Totale tijd inzet: 150 uur (kosten afhankelijk van gehanteerde uurtarief) Peer educator Certificaat (20 certificaten à € 50,-)
Totale projectkosten: € 1000,Eindmanifestatie: Organisatie Totale tijd inzet: 48 uur (kosten afhankelijk van gehanteerde uurtarief) Ontwikkeling en druk uitnodigingen (12 klassen x 25 uitnodigingen: € 150,-) Catering (12 klassen à € 50,-: € 600,-) Totale projectkosten: € 750,Uitvoeren winnend plan Overdracht naar en vergoeding van lokaal jeugdwerk Totale tijd inzet: 80 uur (kosten afhankelijk van gehanteerde uurtarief) Budget voor uitvoering plan (12 plannen à € 250,-) Totale projectkosten: € 3.000,Klassenkosten (kosten per klas); Opdrachtenboekje (25 stuks: € 250,-) Leskaarten (6 versies, 25 stuks: € 125,-) Docentenhandleiding (1 stuks: € 25,-) Totale projectkosten: € 400,Peer educatorsvergoeding (voorbereidingstijd, geven van lessen, aanwezig bij eindmanifestatie) Totale inzet tijd: 30 uur (Kosten afhankelijk van gehanteerde uurtarief peer educators) Bovengenoemde weerspiegelt het basisprogramma van Gelijk=Gelijk?. Dit programma kan worden aangevuld met een werkbezoek en/of extra gastlessen. Op basis van twaalf deelnemende klassen zijn de kosten hiervan €1.000,-.
10. Onderzoek naar de uitvoering van de interventies A.2009-2010 'Gelijk=Gelijk?' Onderzoek naar de effecten en aansluiting van een antidiscriminatieprogramma op Zeeburgse basisscholen . Auteurs: Drs. Amy-Jane Gielen (A.G. Advies) & Drs. Eva Klooster (Stichting Voorbeeld) Publicatiejaar: juni 2010 Gelijk=Gelijk? is tot stand gekomen in opdracht van het toenmalige stadsdeel Zeeburg in Amsterdam. Na een pilot in 2008-2009 met aansluitend een evaluatie, vond het vervolg in 2009-2010 plaats. Aan dit vervolg hebben tussen oktober 2009 en april 2010 veertien basisscholen in Stadsdeel Zeeburg deelgenomen. Van iedere school namen één of twee groepen deel, waardoor in totaal 380 Zeeburgse leerlingen het lesprogramma gedurende deze periode hebben gevolgd. In datzelfde jaar is het project onderzocht door A.G. Advies en Stichting Voorbeeld. Doel onderzoek (exclusief effectmeting): 1. Hebben de leerlingen op de Zeeburgse scholen te maken met (problemen op het terrein van) segregatie, vooroordelen en/of discriminatie? l l l l
Signaleren docenten problemen op het gebied van segregatie? Welke attitudes hebben leerlingen over interetnisch contact? Hoe ervaren leerlingen de omgang in de buurt en de klas? Welke attitudes hebben leerlingen over discriminatie, uitschelden en is er
sprake van vooroordelen over bepaalde groepen (religieuzen,homoseksuelen etc.)? l l
Hebben leerlingen zelf ervaringen met discriminatie? Hebben leerlingen kennis van relevante begrippen en meldcentra?
2. In hoeverre sluit het lesprogramma Gelijk=Gelijk? aan op de behoeften en wensen van het onderwijs? l l l
Hoe oordelen leerlingen over het lesprogramma? Hoe oordelen docenten over het lesprogramma? Welke aanbevelingen worden door docenten gedaan om het
lesprogramma beter te laten aansluiten op de wensen en behoefte van hetonderwijs?
Type onderzoek: Nul-meting, nameting en tevredenheidsmetingen. Methode onderzoek: Vragenlijsten onder leerlingen. Lesobservaties. Interviews met docenten (face-to-face). Interviews met peer educators (groepsinterviews). Uitkomsten: l
Bereik van de interventie:
14 basisscholen in Zeeburg, 380 leerlingen. l
Mate waarin activiteiten zijn uitgevoerd volgens plan:
Alle onderdelen van het project zijn doorlopen. l
Beoordeling van activiteiten en materialen door gebruikers:
Actieve onderdelen van het programma (werkbezoek, eindmanifestatie, maken van poster) worden door de leerlingen het meest gewaardeerd. Ook de peer educators worden door zowel leerlingen als docenten als positief beoordeeld. De scholenkoppeling waarbij een klas van een kansarme en een kansrijke school aan elkaar worden gekoppeld en gezamenlijk de lessen volgen, wordt het minst gewaardeerd. l
Succesfactoren:
Doe-activiteiten waarin de leerlingen actief aan het werk worden gezet. l
Faalfactoren:
Wanneer de verhalen van peer educators te lang duren en de leerlingen te lang stil moeten zitten en luisteren, zijn ze minder geconcentreerd en moeilijker bij de les te houden. l
Aanpassingen nav onderzoek:
In het onderzoek kwamen de volgende aanbevelingen voor aanpassing naar voren. Er is behoefte aan een basispakket met de mogelijkheid tot uitbreiding. Het basispakket zou dan bestaan uit de onderdelen die uit de evaluatie als sterk naar voren zijn gekomen: peereducation, excursies en de eindmanifestatie. De koppeling met een andere school zou als extra onderdeel bij het basispakket aangeboden kunnen worden, zodat scholen kunnen kiezen of zij samen met een andere school of apart willen deelnemen. Daarnaast zou de training van peer eduacators opgeschroefd moeten worden zodat zij didactisch en inhoudelijk sterker kunnen optreden. Het overbrengen van theoretische kennis kan beter en efficiënter voorafgaand aan Gelijk=Gelijk? door de reguliere docent gebeuren. Voorwaarde is dat er een goede docentenhandleiding wordt ontwikkeld. Over de gehele linie is Gelijk=Gelijk? gebaat bij een korter theoretisch programma, zodat er meer tijd is voor actieve opdrachten en inhoudelijk spel. Tot slot pleit de evaluatie voor een inhoudelijke versterking van schriftelijk materiaal door aanvulling met begrippen, feiten, actualiteiten en meldpunten. Bovenstaande aanbevelingen zijn meegenomen in de cycli van Gelijk=Gelijk? 2010-2011 en 2011-2012.
B. 'Gelijk=Gelijk?' Monitoring an Antidiscrimination Policy. Auteurs: Mari Varsanyi Publicatiejaar: juli 2012 Doel onderzoek: In 2011-2012 is het project gemonitord. Deze monitor is bedoeld om verwachtingen van betrokkenen en hun uitkomsten te meten, om de aansluiting van het project op het curriculum van de deelnemende scholen in kaart te brengen en aanbevelingen voor een betere aansluiting te verkrijgen. Type onderzoek: Nul-meting, nameting en tevredenheidsmetingen.
Methode onderzoek: Vragenlijsten onder leerlingen. Lesobservaties. Interviews met docenten (face-to-face). Vragenlijsten docenten. Interviews met peer educators. Uitkomsten: l
Bereik van de interventie:
13 basisscholen met 26 klassen en 594 leerlingen. l
Mate waarin activiteiten zijn uitgevoerd volgens plan:
Alle onderdelen van het project zijn doorlopen. l
Beoordeling van activiteiten en materialen door gebruikers:
De (lessen van de) peer educators worden door docenten en leerlingen als zeer positief beoordeeld. Het materiaal zou volgens sommige docenten en peer educators echter meer gevisualiseerd kunnen worden zodat het de leerlingen beter aanspreekt. l
Succesfactoren:
Gelijk=Gelijk? sluit goed aan bij scholen die gebruik maken van 'De Vreedzame School', lessen 'Leefstijl' of 'Kanjertraining.' Het biedt aanvulling en verdieping. l
Faalfactoren:
Sommige docenten beoordelen de lessen als te langdurig en intensief waardoor leerlingen hun concentratie verliezen. l
Aanpassingen nav onderzoek:
De opbouw en inhoud van de lessen worden momenteel herzien op intensiteit en visualisering.
C. Onderzoek naar de effecten van Gelijk=Gelijk? in Amsterdam-Oost en Noord-Holland. Auteurs: Drs. Amy-Jane Gielen (A.G. Advies) & Drs. Eva Klooster (Stichting Voorbeeld) Publicatiejaar: augustus 2012 Doel onderzoek: In 2010 is het project geëvalueerd (Gielen & Klooster, 2010). Hieruit zijn aanbevelingen voortgekomen die hebben geleid tot een aantal aanpassingen in het project. Daarnaast is op initiatief van stadsdeel Oost het debatelement aan de Amsterdam-Oost variant toegevoegd. In 2012 zijn daarom de onderzoeksbureaus Klooster Onderzoek & Advies en A.G. Advies opnieuw benaderd met de vraag een tweede evaluatie naar het onderwijsproject Gelijk=Gelijk? uit te voeren. Type onderzoek: Nul-meting, nameting en tevredenheidsmetingen. Methode onderzoek: Vragenlijsten onder leerlingen. Lesobservaties. Uitkomsten: l
Bereik van de interventie:
13 basisscholen met 26 klassen en 594 leerlingen in Amsterdam-Oost en 4 basisscholen met 6 klassen en 155 leerlingen in Noord-Holland. l
Mate waarin activiteiten zijn uitgevoerd volgens plan:
Alle onderdelen van het project zijn doorlopen.
l
Beoordeling van activiteiten en materialen door gebruikers:
De actieve onderdelen van het project worden door de leerlingen als meest positief ervaren. Daarnaast blijken de peer educators zeer populair te zijn; 65 procent zou graag nogmaals les van (één van) de peer educators willen hebben. l
Succesfactoren:
De actieve onderdelen en de lessen van de peer educators. l
Faalfactoren:
Een te vol lesprogramma in de Amsterdam-Oost variant waardoor peer educators minder ruimte tot doorvragen hebben. l
Aanpassingen nav onderzoek:
De opbouw en inhoud van de lessen zoals gegeven in de variant van Amsterdam-Oost (combinatie van peer educator en debatlessen) worden nav dit onderzoek momenteel (augustus 2012) herzien.
11. Nederlandse effectstudies Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland A.2009-2010 'Gelijk=Gelijk?' Onderzoek naar de effecten en aansluiting van een antidiscriminatieprogramma op Zeeburgse basisscholen. Auteurs: Drs. Amy-Jane Gielen (A.G. Advies) & Drs. Eva Klooster (Stichting Voorbeeld) Publicatiejaar: juni 2010 Gelijk=Gelijk? is tot stand gekomen in opdracht van het toenmalige stadsdeel Zeeburg. Na een pilot in 20082009 met aansluitend een evaluatie, vond het vervolg in 2009-2010 plaats. Aan dit vervolg hebben tussen oktober 2009 en april 2010 veertien basisscholen in Stadsdeel Zeeburg deelgenomen. Van iedere school namen één of twee groepen deel, waardoor in totaal 380 Zeeburgse leerlingen het lesprogramma gedurende deze periode hebben gevolgd. In datzelfde jaar is het project onderzocht door A.G. Advies en Stichting Voorbeeld. Doel onderzoek (effectmeting): Wat zijn de effecten van Gelijk=Gelijk? l
Zijn er na afloop - volgens docenten en leerlingen - veranderingen waar te nemen in de attitudes en het gedrag van leerlingen?
l
Hebben leerlingen van verschillende scholen na afloop nog contact met elkaar en/of is er sprake van duurzame ontmoeting?
l
Zijn er veranderingen waar te nemen in de begrippenkennis van leerlingen over het thema discriminatie en het meldpunt discriminatie?
Onderzoeksgroep: 380 leerlingen, 14 leerkrachten en een aantal peer educators. Onderzoeksdesign: Voor- (nulmeting) en na-vragenlijsten onder leerlingen; Lesobservaties. Interviews met docenten (face-to-face). Interviews met peer educators (groepsinterviews). Resultaten: Nulmeting Bij de nulmeting is gevraagd of de leerlingen wel eens discriminatie hebben ervaren. Hoewel de meeste leerlingen (64,4%) aangeven nooit discriminatie te hebben ervaren, is er toch een groot percentage leerlingen dat aangeeft eens of meerdere keren discriminatie te hebben ervaren, namelijk 35,6%. Wanneer wordt gekeken naar de relatie tussen etnische achtergrond en ervaring met discriminatie dan blijkt dat 21,0% van deze leerlingen een autochtone en 79,0% een allochtone achtergrond heeft.
Om te achterhalen of leerlingen zich bewust zijn van de nadelige gevolgen van discriminatie, is hen ondermeer gevraagd wat ze vinden van schelden. Iets meer dan de helft van de leerlingen (59,6%) keurt uitschelden af ('ik vind het stom'). Vervolgens is aan de leerlingen gevraagd hoe zij denken over het uitschelden van iemand vanwege diens cultuur en geloof? Deze vraag is door een opvallend hoger percentage van de leerlingen (86,2%) met 'ik vind het stom' beantwoord. Daarna is gevraagd hoe leerlingen denken over het uitschelden van kinderen voor 'homo'; ook dit keurt de meerderheid (67,9%) af. Na-meting Als het lesprogramma op de behaalde effecten wordt getoetst, valt op dat de meeste winst is behaald op het onderdeel 'vermindering van vooroordelen'. Dat is niet alleen het oordeel van de meeste docenten, dat beeld wordt ook ondersteund in de antwoorden op de vragenlijst. Iets meer dan de helft (54,0%) van de leerlingen is het eens met de stelling dat ze sinds Gelijk=Gelijk? minder vooroordelen hebben. Na afronding van het project geeft een meerderheid (77,3%) aan dat de seksuele geaardheid van hun docent niet uitmaakt. Wanneer het gaat om culturele achtergrond, geven bijna alle leerlingen (98,9%) aan dat, ongeacht hun eigen culturele achtergrond, het ze niet uitmaakt welke culturele achtergrond hun docent heeft. Zowel tijdens de nulmeting als bij de nameting is leerlingen gevraagd of culturele achtergrond bepaalt of ze met iemand willen spelen of niet. Nu waren de scores bij de nulmeting al goed: 94,2% van de leerlingen was het eens met de stelling 'ik speel met iedereen, het maakt niet uit welke cultuur ze hebben'. Bij de nameting blijkt dat er een kleine verbetering is opgetreden. Nu geeft 96,3% van de leerlingen aan dat de culturele achtergrond niet uitmaakt bij de beslissing met wie ze spelen. Deze verandering is het meest zichtbaar bij leerlingen met een Marokkaanse (van 94% naar 96.4%) en Turkse achtergrond (van 86,5% naar 92,9%) of 'overige' etnische achtergrond (van 93,1 naar 97,1%). Ten opzichte van de nulmeting zijn de leerlingen die aangaven liever alleen te spelen met kinderen van dezelfde cultuur, bij de nameting gehalveerd. Alleen bij de leerlingen met een Nederlandse achtergrond is een zeer kleine toename waar te nemen van kinderen die liever alleen spelen met kinderen met dezelfde culturele achtergrond. Er is na afloop van Gelijk=Gelijk? geen significante attitudeverandering ten aanzien van wat leerlingen vinden van schelden op basis van geloof en cultuur. Tijdens de nulmeting kwam hier al een positieve score uit: 86,2% was afkeurend t.a.v. schelden op basis van cultuur en geloof. In de nameting is dat nogmaals bevestigd met 86,9% die deze vorm van uitschelden (c.q. discriminatie) afkeurt. Bij de nameting zijn wel verschillen waar te nemen bij de vraag hoe leerlingen het vinden als er wordt uitgescholden voor 'homo'. In de nulmeting is 67,9% hier afkeurend over, maar in de nameting is dit percentage gestegen naar 75,6%. Opvallend is de enorme verbetering op een specifieke kansarme school, die bij de nulmeting het 'slechtste' scoorde op dit punt. Van de leerlingen van deze school is bij de nulmeting maar 38,9% afkeurend over het uitschelden voor 'homo'. Dit percentage is bij de nameting verdubbeld naar 71,1%. Kortom, Gelijk=Gelijk? lijkt vooral hier een enorme impact te hebben gehad. Tijdens de nulmeting gaf 93,4% van de leerlingen aan dat ze weten wat het begrip discriminatie betekent. Dat percentage is na afloop vanGelijk=Gelijk? gestegen naar 98,4%. Het begrip 'vooroordelen' bleek tijdens de participerende observatie bij de meeste leerlingen niet goed bekend. In de nameting is hier expliciet naar gevraagd. Een ruime meerderheid van de leerlingen (90,3%) weet nu wel aan te geven wat het begrip betekent. B.'Gelijk=Gelijk?' Monitoring an Antidiscrimination Policy. Auteurs: Mari Varsanyi Publicatiejaar: juli 2012 Doel onderzoek: In 2011-2012 is het project gemonitord. Deze monitor is onder andere bedoeld om de effecten van het project in kaart te brengen. Onderzoeksgroep: 10 scholen, 14 klassen, 390 leerlingen, 12 docenten, 7 peer educators en 4 docenten van discussielessen. Onderzoeksdesign: Voor- en na-vragenlijsten onder leerlingen. Voor- en na-vragenlijsten onder docenten. Voor- en na-interviews onder docenten. Voor- en na-interviews onder peer educators. Interviews met docenten van discussielessen. Lesobservaties.
Resultaten: Volgens docenten en peer educators zijn leerlingen opener over en zich meer bewust geworden van (de gevolgen van) vooroordelen, generalisaties, discriminatie en tolerantie. Ook hebben zij een toename in kritisch denkvermogen bij de leerlingen vernomen. De uitkomsten van de voor- en navragenlijst onder de leerlingen onderschrijven dit; de leerlingen denken minder in stereotypen. Daarnaast blijkt dat hun kennis van de betekenis van de gebruikte terminologie is verbeterd. C. 2011-2012 'Gelijk=Gelijk?' Onderzoek naar de effecten van een antidiscriminatieprogramma op basisscholen in Amsterdam-Oost en Noord-Holland. Auteurs: Drs. Amy-Jane Gielen (A.G. Advies) & Drs. Eva Klooster (Stichting Voorbeeld) Publicatiejaar: augustus 2012 In 2010 is het project geëvalueerd (Gielen en Klooster, 2010). Hieruit zijn aanbevelingen voortgekomen die hebben geleid tot een aantal aanpassingen in het project. Daarnaast is op initiatief van stadsdeel Oost het debatelement aan de Amsterdam-Oost variant toegevoegd waardoor het aantal peermomenten is teruggebracht naar twee lessen. Daarbij zijn twee debatlessen aan het project toegevoegd en is de eindmanifestatie vervangen door een afsluitend debat. In 2012 zijn de onderzoeksbureaus Klooster Onderzoek & Advies en A.G. Advies daarom opnieuw benaderd met de vraag een tweede evaluatie van de effecten van het onderwijsproject Gelijk=Gelijk? uit te voeren. Doel onderzoek: l
Behaalde effecten (veranderde attitudes en gedragingen) t.o.v. de projectdoelstellingen: het vergroten van de bewustwording van nadelige gevolgen van discrimineren, het vergroten van tolerantie/acceptatie van
l
diversiteit en het bespreekbaar maken van vooroordelen. Mate waarin de peer education bijdraagt aan het behalen van de effecten.
l
Mogelijkheden om de uitvoering en effectiviteit van het proces te verbeteren.
l
Opbrengsten van de toevoeging van het debatelement.
Onderzoeksgroep: 14 basisscholen, 480 leerlingen, 9 lesobservaties. Onderzoeksdesign: Voor- (nulmeting) en na-vragenlijsten onder leerlingen. Lesobservaties. Resultaten: Nulmeting Bij de nulmeting is de leerlingen gevraagd of zij wel eens discriminatie hebben ervaren. Hieruit blijkt dat een vrij groot percentage (41,6%) aangeeft dit inderdaad wel eens of meerdere keren ervaren te hebben. Dit aantal is groter dan tijdens de nulmeting in 2010; destijds gaf 35,6% van de leerlingen een bevestigend antwoord. Ook is hen gevraagd wat ze vinden van uitschelden in het algemeen (68,6% keurt het af), uitschelden op basis van cultuur en geloof (91,0% keurt het af) en uitschelden voor 'homo'(77,7% keurt dit af). Ook is de leerlingen gevraagd naar de acceptatie van diversiteit, waarbij o.a. werd gekeken naar het spelen met kinderen uit een andere cultuur (94,1% positief) en het hebben van een homoseksuele docent (36,6% negatief). In de voormeting hebben de leerlingen de opdracht gekregen om uit 3 stellingen degene waarin een vooroordeel staat aan te wijzen; slechts een kleine meerderheid (54,9%) weet dit goed te doen. NametingUit de nameting blijkt dat vooral de peer educators populair zijn onder de leerlingen; 64,3 % geeft aan nogmaals les te willen van (één van) de peers. Leerlingen van islamitische komaf vinden het daarbij duidelijk prettig als er iemand van dezelfde achtergrond voor de klas staat. Wat betreft de attitude ten opzichte van uitschelden blijkt er een onveranderd en soms negatief effect te zijn. Uit de observaties valt op te maken dat dit verklaard kan worden door de - ten opzichte van het lespakket in 2010 - toegevoegde aandacht op en de wijze van uitleg over het verschil tussen discriminatie en pesten. Leerlingen lijken hierbij vooral te onthouden dat discriminatie verboden is en pesten niet. De acceptatie van spelen met kinderen uit een andere cultuur is iets toegenomen naar 94,8%. Ook de acceptatie van een homoseksuele docent is iets toegenomen naar 68,7%. Een minder sterke toename in deze acceptatie ten opzichte van de uitkomsten in 2010, lijkt te liggen in het verminderd aantal contactmomenten met de (homoseksuele) peer educator. Daar-naast blijkt uit de lesobservaties dat de voorbereiding en didactische vaardigheden van peer educators sterk verbeterd zijn ten opzichte van 2010. Leerlingen hebben hun vooroordelen open en eerlijk geuit, al hebben ze in het
beginstadium nog niet geheel door dat het vooroordelen betreft. Slechts een ruime meerderheid (54,9%) wist van tevoren namelijk wat een vooroordeel betekent. Na afloop weet 81,7% de juiste betekenis. Bovendien geeft 62,7% van de leerlingen aan dat zij na Gelijk=Gelijk? minder vooroordelen hebben. Echter, het aantal leerlingen dat vooraf aangaf 'vaak' een vooroordeel te hebben is van 5,7% gestegen naar 13,4%. Deze uitslag kan op verschillende manieren worden uitgelegd, o.a. dat de vooroordelen van kinderen zijn toe-genomen. De uitleg dat kinderen nu beter weten wat een vooroordeel is en zich door het programma bewuster zijn geworden van hun eigen vooroordelen, lijkt echter het meest waarschijnlijk. Samenvatting Nederlandse effectstudies Studie 1 Auteurs: Amy-Jane Gielen en Eva Klooster Jaar: 2010 Onderzoekstype: Toetsend Belangrijkste resultaten: Er is een vermindering in vooroordelen opgetreden, homoseksualiteit is bespreekbaar gemaakt, interculturele vriendschappen worden positiever geëvalueerd, er heeft een attitudeverandering ten aanzien van schelden op basis van geloof, cultuur en seksuele geaardheid plaatsgevonden en bekendheid met (de betekenis van) begrippen als discriminatie en vooroordelen is gestegen. Bewijskracht van het onderzoek: zwak Resultaten effectiviteit: positieve resultaten Studie 2 Auteur: Mari Varsanyi Jaar: 2012 Onderzoekstype: Toetsend Belangrijkste resultaten: Leerlingen zijn opener over en zich meer bewust geworden van (de gevolgen van) de thema's van Gelijk=Gelijk?, hun kritisch denkvermogen is toegenomen en het denken in stereotypen is afgenomen. Daarnaast blijkt dat hun kennis van de betekenis van de gebruikte terminologie is verbeterd. Bewijskracht van het onderzoek: zwak Resultaten effectiviteit: positieve resultaten Studie 3 Auteurs: Amy-Jane Gielen en Eva Klooster Jaar: 2012 Onderzoekstype: Toetsend Belangrijkste resultaten: Vooroordelen zijn bespreekbaar gemaakt, verminderd en de bewustwording ervan is toegenomen. Bovendien is de begrippenkennis vergroot. Wat betreft de attitude ten opzichte van uitschelden blijkt er een onveranderd en soms negatief effect te zijn. De acceptatie van spelen met kinderen uit een andere cultuur en de acceptatie van een homoseksuele docent is iets toegenomen. Bewijskracht van het onderzoek: matigResultaten effectiviteit: positieve en negatieve resultaten
12. Buitenlandse effectstudies Er zijn geen studies bekend die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen
13. Uitvoering van de interventies De interventie is tot op heden voornamelijk uitgevoerd op basisscholen in de randstad en specifiek in Haarlem, Zaandam en Amsterdam (Oost) in groepen 6, 7 en 8. Momenteel wordt gewerkt aan landelijke uitvoering. De organisatie van het project ligt bij Diversion (projectbureau voor maatschappelijke innovatie). Deze organisatie ondersteunt ook de landelijke uitvoer. Samenwerkingspartners binnen Gelijk=Gelijk? zijn lokaal jeugdwerk, anti-discriminatiebureaus, COC en andere (lokale) aan discriminatie gerelateerde organisaties die mogelijkheden bieden tot werkbezoeken en gastlessen.In stadsdeel Amsterdam Oost is sprake van een lokale variant van Gelijk=Gelijk?. In deze variant is expliciet aandacht voor discussie en debat waarbij de leerlingen naast eerdergenoemde doelen worden getraind in het discussiëren over de onderwerpen. In deze variant wordt de lessenreeks niet afgesloten met een eindmanifestatie maar met een debat tussen afgevaardigde leerlingen van verschillende klassen over stellingen gerelateerd aan de onderwerpen van Gelijk=Gelijk?. Momenteel wordt deze regionale variant doorontwikkeld. Daarnaast zullen vanaf schooljaar '12-'13 verschillende franchise-partners Gelijk=Gelijk? in Gelderland, Noord-Brabant en Flevoland uitzetten. Tot slot is
een voortgezet onderwijs variant van Gelijk=Gelijk? in ontwikkeling waarvoor in 2010-2011 een pilot heeft plaatsgevonden.
14. Overeenkomsten met andere interventies Gelijk=Gelijk? vertoont gelijkenissen met de interventie 'De Vreedzame School'. Dit is een programma waarin sociale competenties en democratisch burgerschap centraal staan. Het beoogt om de school en de klas een democratische gemeenschap te laten zijn, waarin iedereen zich verantwoordelijk en betrokken voelt, en waarin conflicten constructief worden opgelost. Het doel is om de sociale betrokkenheid van de leerlingen ten aanzien van de gemeenschap te vergroten, waardoor probleemgedrag vermindert en de onzekerheid en handelingsverlegenheid van leerkrachten afneemt. De overeenkomst tussen Gelijk=Gelijk? en De Vreedzame School wordt gevormd door de gerichtheid op sociale competenties en burgerschap; beide interventies willen leerlingen leren een open houding aan te nemen tegenover verschillen tussen mensen. Het verschil tussen beiden is dat Gelijk=Gelijk? zich specifiek op een bepaald thema van burgerschap richt, namelijk discriminatie, pesten en omgang met diversiteit. In die zin kan Gelijk=Gelijk? worden beschouwd als een verdieping en/of aanvulling op de Vreedzame School. Een ander verschil tussen beide interventies is het gebruik van de peer education methodiek binnen Gelijk=Gelijk?.
15. Lijst met aangehaalde literatuur Aarsen, E. van, & Hoffius, R. (2007). Monitor sociale veiligheid in het onderwijs 2007: Meting in het PO en SO. Leiden: Research voor beleid. Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 50, 179-211. Allport, G. W. (1954). The Nature of Prejudice. MA: Addison-Wesley. Amerongen, C. van, Robijns, M., Verberne, B., & Zant, B. van der (2010). "Discrimineren is pesten met wie je echt bènt!" Discriminatie in het primair onderwijs in Amsterdam. Stand van zaken, ervaringen en aanbevelingen. Binnengehaald 1 april 2010 van http://www.google.nl/url? sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&ved=0CCcQFjAA&url=http%3A%2F%2Fwww.amsterdam.nl% 2Fpublish%2Fpages%2F317322%2Feindrapport-discriminatieonderzoek-defversie140910metvoorbladkleur1.pdf&ei=aH4JULLWOurO0QXzyZHhCg&usg=AFQjCNHCrE8kRsWzkRoANzHUiX0weJDW Bandura, A. (1986). Social Foundations of Thought and Action. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall. Donselaar, J. van, & Rodrigues, P. R. (red.) (2008). Monitor racisme & extremisme: achtste rapportage. Amsterdam: Anne Frank Stichting / Universiteit Leiden. Donselaar, J. van, & Rodrigues, P. R. (red.) (2009). Monitor racisme & extremisme: negende rapportage. Amsterdam: Anne Frank Stichting / Universiteit Leiden. Gielen, A., & Klooster, E. (2010). 'Gelijk=Gelijk?' Onderzoek naar de effecten en aansluiting van een antidiscriminatieprogramma op Zeeburgse basisscholen. Binnengehaald juli 2010 van http://www.agadvies.com/sites/default/files/20100622-%20eindevaluatie%20Gelijk=Gelijk_0.pdf Gielen, A., & Klooster, E. (2012). 'Gelijk=Gelijk?' Onderzoek naar de effecten van een antidiscriminatieprogramma op basisscholen in Amsterdam-Oost en Noord-Holland. (Nog niet gepubliceerd). Gray, P. (1991). Psychology. New York: Worth Publishers. Harris, J.R. (1998) The nurture assumption: why children turn out the way they do. New York: Free Press. Pettigrow, T. F., & Tropp, L. R. (2006). A meta-analytic test of intergroup contact theory. Journal of Personality and Social Psychology, 90 (5), 751-783. Raundalen, M. (1991). Care and courage; Rädda Barnen's publications series 1991: 3, Rädda Barnen, Stockholm. Slootman, M., & J. Tillie (2006). Processen van radicalisering. Waarom sommige Amsterdamse moslims radicaal worden. Amsterdam: IMES. (Processes of Radicalisation. Why some Amsterdam Muslims become radicals). Binnengehaald 1 april 2010 van http://dare.uva.nl/cgi/b/bib/bibidx? c=uvadare;type=simple;view=reslist;pagelink=author;rgn1=au;q1=tillie%2C% 20j.n.;sid=91c4425c3438317aa246c743008416b0;sort=publicationyear;lang= nl;cc=uvadare;fmt=long;page=reslist;start=8;size=1 Stein, R. M., Post, S. S., & Rinden, A. L. (2000). Reconciling context and contact effects on racial attitudes. Political Research Quarterly, 53 (2), 285-303. Varsanyi, M. (2012). 'Gelijk=Gelijk?' Monitoring an Antidiscrimination Policy. (Niet gepubliceerd). Voorham, A. J. (2003). Gezondheidsbevordering voor-en-door de doelgroep: Theoretische onderbouwing en evaluatie bij migranten en ouderen (Unpublished doctoral dissertation). Universiteit van Maastricht,
Maastricht. Winter, M. de (2004). Opvoeding, onderwijs en jeugdbeleid in het algemeen belang. De noodzaak van een democratisch pedagogisch offensief. Webpublicatie nr. 1. Den Haag: WRR.Wonderen, R. Van (2004). Agressie en geweld in het onderwijs. Leiden: Research voor beleid.
Deze informatie is op 24 juni 2016 gedownload van www.nji.nl.
Samenwerking erkenningstraject Het erkenningstraject wordt in samenwerking uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en MOVISIE. Door samen te werken aan het beoordelen van interventies volgens eenduidige criteria streven wij naar kwaliteitsverbetering in de betrokken werkvelden.