Interventie
De Cannabisshow
Samenvatting Doel Het hoofddoel van de interventie is het verminderen van riskant blowgedrag en het beperken van de schadelijke effecten van cannabisgebruik onder Amsterdamse jongeren in het speciaal onderwijs. Doelgroep De einddoelgroep bestaat uit Amsterdamse jongeren in het speciaal onderwijs tussen de 12 en 25 jaar. Deze jongeren hebben een multiculturele achtergrond en een verhoogd risico op problematisch cannabisgebruik. Wat betreft het risicogedrag richt de interventie zich op jongeren die nog niet blowen, maar wel een verhoogd risico hebben om te beginnen met blowen en op jongeren die recreatief of riskant blowgedrag vertonen. Jongeren die tegen riskant blowgedrag aan zitten of dat gedrag al vertonen vormen de belangrijkste doelgroep waar ook de meeste aandacht op gevestigd is. Aanpak De Cannabisshow is een eenmalige interventie die samen met het jongerenwerk ontwikkeld is binnen het peer educatie programma Cannabis Intelligence Amsterdam (CIA). CIA is een programma waarin voorlichting over cannabis gegeven wordt aan de einddoelgroep door peers. Peers die voorlichting geven worden peer educators genoemd. De Cannabisshow is één van de werkvormen van CIA, maar is overdraagbaar als een losstaande interventie. De peer educators van CIA hebben de Cannabisshow zelf ontwikkeld. Zij werden daarbij ondersteund door onderzoekers die zorg droegen voor de theoretische onderbouwing. De Cannabisshow is een interactieve show die wordt opgevoerd in instellingen voor speciaal onderwijs in Amsterdam. De show duurt één à anderhalf uur. Informatie en entertainment wisselen elkaar af. Peer educators presenteren de show en laten het publiek over verschillende thema's, die gelieerd zijn aan belangrijke gedragsdeterminanten, met elkaar in discussie gaan. Daarnaast verstrekken zij feitelijke informatie over cannabisgebruik. In de interventie komen alle belangrijke determinanten van gedrag volgens de 'theory of planned behavior' (Ajzen, 1991) of de recente update in Fishbein en Ajzen (2010) aan bod. Materiaal Er zijn een handleiding, twee onderzoeksrapportages en een dvd met opnames van de interventie beschikbaar. Op dit moment wordt gewerkt aan een trainingsprotocol, dat eind 2011 beschikbaar zal zijn. Daarnaast is er promotiemateriaal te verkrijgen (cd, gadgets en een flyer). Onderzoek effectiviteit In 2009 is onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de Cannabisshow. Uit prominente gedragsmodellen zijn gedragsdeterminanten van (blow)gedrag afgeleid. Deze zijn geoperationaliseerd in een vragenlijst die geconstrueerd is aan de hand van focusgroepen. Het onderzoek is uitgevoerd in het speciaal onderwijs, waar ongeveer de helft van de jonge-ren blowt. Er werd een voor- en nameting verricht aan de hand van de geconstrueerde vragenlijst, waarbij de interventiegroep (n = 65) vergele-ken werd met een controlegroep (n = 69). In de interventiegroep werden een week na de interventie significante grote en middelgrote effecten in de gewenste richting gevonden op diverse gedragsdeterminanten en op gebruik. Daarnaast bleek dat de respondenten de interventie zeer positief evalueerden. Na 8 tot 12 maanden is een follow up meting verricht,
een aantal gevonden effecten was nog steeds zichtbaar. Naast dit kwantitatieve onderzoek zijn ook 12 jongeren die de Cannabisshow gezien hadden geïnterviewd. De uitkomsten van de interviews tonen het belang van doelgroepparticipatie aan en staven de in het kwantitatieve onderzoek gevonden resultaten. Ontwikkeld door Jellinek Preventie 2e C. Huygensstraat 39 Postbus 75848 1070 AV Amsterdam Email:
[email protected] Telefoon: 020-590 42 21 Contactpersoon: Nadia van der Spek Email:
[email protected] Erkenning Erkend door Deelcommissie jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering d.d 22-09-2011 Oordeel: Goed onderbouwd Toelichting: De aanpak van de cannabisshow is origineel en de doelen zijn goed haalbaar. De referentie naar dit document is: N. van der Spek (september 2011). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'De Cannabisshow'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies
1. Toelichting naam van de interventie In de geest van de interventie, die doelgroepparticipatie als uitgangspunt heeft, is de naam van de interventie gekozen door de peer educators zelf. De naam 'Cannabisshow' verwijst naar de vorm en het thema van de interventie: een show over cannabisgebruik.
2. Risico en/of probleem waar de interventie zich op richt Cannabismisbruik onder jongeren kan schadelijke gevolgen hebben voor zowel de lichamelijke als psychosociale ontwikkeling. Wat betreft de lichamelijke gevolgen is het belangrijkste gevaar schade aan de luchtwegen (Fergusson, Horwood & Beautrais, 2003; Lynskey e.a., 2007). Hoewel voor sommigen cannabisgebruik geen sociale problemen oplevert, raken anderen afhankelijk en vervallen in problematisch gebruik (Kerssemakers, Van Meerten, Noorlander & Vervaeke, 2008). Scholieren die cannabis gebruiken vertonen vaker agressief en delinquent gedrag en hebben vaker schoolproblemen (spijbelen, lage prestatie) dan leeftijdgenoten die niet blowen. Dit verband is sterker naarmate de frequentie van gebruik toeneemt (Monshouwer, Dorsse-laer & Verdurmen, 2006; Verdurmen, Monshouwer & Dorsselaer, 2005). Jongeren in het speciaal onderwijs zijn aanzienlijk vaker problematische cannabisgebruikers dan jongeren in het regulier onderwijs. Uit onderzoek blijkt dat Amsterdamse leerlingen in het speciaal onderwijs (onderwijsopvang en jeugdzorg) meer ervaring hebben met cannabisgebruik dan leerlingen op het reguliere onderwijs, respectievelijk 51% tegenover 27% (Wouters & Korf, 2004; Van der Spek & Noijen, 2009). Van Laar, Cruts en Brunt (2010) vonden in landelijk onderzoek dat onder jongeren in het speciaal onderwijs, spijbelaars en jongeren in justitiële jeugdinrichtingen relatief veel actuele cannabisgebruikers zijn (32 tot 60%). Daarnaast blijkt dat jongeren in het speciaal onderwijs gemiddeld een 2 à 3 maal grotere hoeveelheid per keer blowen (Monshouwer, Van Laar & Van Leeuwen, 2007). Deze jongeren kampen vaak met aandachtsen informatieverwerkingsproblemen (Mombarg, 2007) wat het lastig maakt hen via het reguliere preventieaanbod te bereiken
3. Doel van de interventie Het hoofddoel van de interventie is het verminderen van riskant blowgedrag en het beperken van de schadelijke effecten van cannabisgebruik onder Amsterdamse jongeren in het speciaal onderwijs. Hiertoe zijn de volgende subdoelen geformuleerd:
1. Jongeren beschikken over feitenkennis over hasj en wiet. Doelen voor niet-blowers: 2. Jongeren stellen hun eerste gebruik uit. 3. Jongeren zijn in staat 'nee' te zeggen tegen gebruik van cannabis als zij niet willen blowen. Doelen voor blowers: 4. 5. 6. 7. 8.
Jongeren Jongeren Jongeren Jongeren Jongeren
blowen alleen in hun vrije tijd. blowen niet de avond voor een school- of werkdag. gebruiken niet in hun eentje. gebruiken alleen als zij zich in een vertrouwde omgeving bevinden. roken significant minder grote hoeveelheden per keer.
9. Jongeren roken alleen kwaliteit, dus kopen hasj of wiet van een betrouwbare bron (d.w.z. of uit een coffeeshop of laten een betrouwbaar iemand dit uit de coffeeshop halen; kopen dus niet van staatdealers). 10. Jongeren blowen alleen als zij zich goed voelen. 11. Jongeren bespreken hun gebruik openlijk. Procesdoelen: 12. Jongeren ervaren een lagere drempel tot de hulpverlening13. Empowerment: De peer educators zelf ervaren dat ze zowel persoonlijk als professioneel groeien.
4. Doelgroep van de interventie Voor wie is de interventie bedoeld De einddoelgroep bestaat uit Amsterdamse jongeren in het speciaal onderwijs tussen de 12 en 25 jaar. Speciaal onderwijs wordt ook in instellingen voor justitiële en residentiële jeugdzorg gegeven; de interventie wordt daarom ook binnen deze settings uitgevoerd. De jongeren uit de doelgroep hebben een multiculturele achtergrond en een verhoogd risico op problematisch cannabisgebruik. Ze vertonen vaak naast blowen ook ander risicogedrag zoals spijbelen, kleine criminaliteit en vandalisme en een deel van hen loopt het gevaar aan de rand van de maatschappij terecht te komen. De doelgroep blijkt in de praktijk erg lastig te bereiken met gezondheidseducatie. Wat betreft het risicogedrag richt de interventie zich op jongeren die nog niet blowen, maar wel een verhoogd risico hebben om te beginnen met blowen en op jongeren die recreatief of riskant blowgedrag vertonen. Jongeren die tegen riskant blowgedrag aan zitten of dat gedrag al vertonen vormen de belangrijkste doelgroep waar ook de meeste aandacht op gevestigd is. Een belangrijke reden dat ook aandacht wordt besteed aan jongeren die (nog) niet blowen, is dat de interventie schoolbreed ingezet wordt en dus automatisch ook niet-blowende jongeren bereikt. Daarnaast is het zo dat deze jongeren die (nog) niet blowen, wel een verhoogd risico lopen om te gaan blowen en hier uiteindelijk problemen mee kunnen krijgen. De meeste jongeren in het speciaal onderwijs hebben een niet-westerse achtergrond. Onder deze allochtone jongeren is in Amsterdam de laatste jaren een trend van toenemend gebruik zichtbaar (Nabben, Benschop & Korf, 2001-2008). Zij lijken vaak extra kwetsbaar voor de nadelige gevolgen van cannabismisbruik. De praktijk wijst uit dat juist deze groep, mede vanwege het taboe dat op cannabisgebruik rust, lastig te bereiken is met hulpverlening en gezondheidseducatie (Wesselink & Korf, 2005; Noijen & Van der Spek, 2009). Bovendien lijkt het taboekarakter van het onderwerp de normering van het gebruik in de weg te staan. Onder de blowende jongeren van allochtone afkomst in het speciaal onderwijs in Amsterdam, zijn de jongeren met een Surinaamse of Marokkaanse achtergrond in de meerderheid (Van der Spek & Noijen, 2009). Wat betreft vrijetijdsbesteding behoren de jongeren uit de doelgroep tot de zogenaamde urban scene, ze houden van hiphop, rap, R&B, reggae, dancehall en latinhouse. Jongeren in het speciaal onderwijs zijn dus een risicogroep als het gaat om problematisch cannabisgebruik. In Amsterdam is een groot deel van deze jongeren van niet-westerse komaf. De interventie richt zich daarom op jongeren in het speciaal onderwijs en heeft hierbij in het bijzonder oog voor jongeren met een niet-westerse achtergrond. Indicatie- en contra-indicatiecriteria De interventie wordt uitgevoerd op plekken waarvan bekend is dat de doelgroep zoals hiervoor beschreven is bereikt wordt. De interventie wordt daarom uitgevoerd binnen het speciaal onderwijs (in Amsterdam zijn dit
het Altra College en ROC op maat). In een peer educatie interventie is het belangrijk dat de voorlichters peers zijn van de einddoelgroep, dat wil zeggen dat zij min of meer dezelfde leeftijd en leefstijl hebben. Het kan dus niet zo zijn dat Amsterdamse peer educators voorlichting geven aan bijvoorbeeld Nijmeegse jongeren. De multiculturele peer groep van CIA is afkomstig uit de urban scene en zal daarom geen voorlichting geven aan bijvoorbeeld een overwegend autochtone groep uit de hardcore scene. De (sub)cultuur verschillen zijn dan te groot, waardoor niet meer van peer educatie gesproken kan worden. Toepassing bij migranten De interventie richt zich op Amsterdamse jongeren en in het bijzonder op jongeren met een niet-westerse achtergrond. Het overgrote deel van de peer educators heeft zelf een niet-westerse afkomst. Door het inzetten van peer educators, die na het verkrijgen van een kennistraining de interventie zelf ontwikkeld hebben en deze ook zelf uitvoeren, wordt geprobeerd de kloof tot deze doelgroep te verkleinen en taboes te doorbreken. De Cannabisshow sluit daardoor aan bij de belevingswereld en het taalgebruik van de doelgroep (Van der Spek, 2009).
5. Aanpak Opzet van de interventie De Cannabisshow is een eenmalige interventie die samen met het jongerenwerk ontwikkeld is binnen het peer educatie programma Cannabis Intelligence Amsterdam (CIA). CIA is een programma waarin voorlichting over cannabis gegeven wordt aan de einddoelgroep door peers. Peers die voorlichting geven worden peer educators genoemd. Zij krijgen eerst een kennis- en vaardighedentraining. De Cannabisshow is één van de werkvormen van CIA. CIA geeft daarnaast ook groepsvoorlichtingen in klassen en voorlichtingen aan een stand op festivals en feesten. Hoewel de Cannabisshow een op zichzelf staande interventie is, is de interventie in de huidige vorm ingebed in het programma CIA. De Cannabisshow zou echter ook als losstaande interventie opgezet kunnen worden, in dat geval dient een deel van de werving- en selectiemethode en de training van CIA overgenomen te worden. Er is nog geen effectonderzoek gedaan naar het programma CIA, dit programma zal in de toekomst ingediend worden voor erkenning op niveau I: theoretisch goed onderbouwd. De peer educators van CIA hebben de Cannabisshow zelf ontwikkeld. Zij werden daarbij ondersteund door onderzoekers die zorgdroegen voor de theoretische onderbouwing. De Cannabisshow is een interactieve show die wordt opgevoerd in instellingen voor speciaal onderwijs in Amsterdam. Meestal is dit op de locatie zelf, bijvoorbeeld in de aula of gymzaal. Bij ruimtegebrek vindt de Cannabisshow plaats op een andere locatie en wordt bijvoorbeeld een zaal in een buurthuis afgehuurd. De interventie wordt uitgevoerd voor een aantal klassen dat in overleg met de instelling wordt geselecteerd. Van belang bij de selectie is ondermeer dat een aanzienlijk gedeelte van de jongeren binnen de groep ervaring heeft met blowen. De Cannabisshow wordt gemiddeld 10 keer per jaar uitgevoerd. De show duurt één à anderhalf uur. Informatie en entertainment wisselen elkaar af. Peer educators presenteren de show en laten het publiek over verschillende thema's met elkaar in discussie gaan. Daarnaast verstrekken zij feitelijke informatie over cannabisgebruik. De peer educators passen telkens het taalgebruik en de vorm van de Cannabisshow aan de leeftijd van de doelgroep waarvoor de interventie wordt uitgevoerd aan. De interactiviteit en het gegeven dat jongeren uit de doelgroep vaak zelf optreden in de Cannabisshow, draagt er ook aan bij dat de interventie goed aansluit, onder andere bij de leeftijd van de doelgroep. In de interventie komen alle relevante determinanten van gedrag aan bod volgens de 'theory of planned behavior' (Ajzen, 1991) of de recente update in Fishbein en Ajzen (2010), zie ook de uitleg onder 4.2. Meer informatie over de opzet en uitvoer van de Cannabisshow is te lezen in de handleiding Fa'waka (Noijen & Van der Spek, 2009). In de handleiding is ook het protocol van de interventie opgenomen. Inhoud van de interventie In de Cannabisshow wordt op een interactieve manier informatie afgewisseld met entertainment en discussie. De show wordt gepresenteerd door twee peer educators, zij hebben een onderlinge rolverdeling waarbij de één 'host' en de ander 'side-kick' is. De host is de meer 'serieuze' die de informatie overdraagt. Hij maakt 'één-tweetjes' met de side-kick, die zich meer identificeert met het publiek. De host legt de side-kick dingen uit en overtuigt hem om zijn gedrag aan te passen. Een derde peer educator loopt met een microfoon door het publiek en laat zo de jongeren aan het woord. In de show wordt op verschillende manieren geprobeerd in te spelen op relevante gedragsdeterminanten. Deze determinanten worden behandeld aan de hand van stellingen. De host legt een stelling met betrekking tot een determinant aan het publiek voor, bijvoorbeeld bij
Attitude: 'Als je wel eens blowt, ben je een verslaafde'. Onder leiding van de host gaan de jongeren over de stelling in discussie met elkaar. Door de discussie wordt geprobeerd jongeren over hun houding ten opzichte van cannabis na te laten denken en eventueel hun mening bij te stellen. Eén host van de show, die een toneelopleiding heeft gedaan, speelt samen met een aantal leerlingen uit de zaal een sociale situatie na waarbij jongeren elkaars gedrag kopiëren. Dit levert een grappig effect op. Na de oefening legt de host aan de hand van het toneelstukje uit dat je soms de neiging hebt om gedrag van anderen te kopiëren, maar dat dit niet altijd verstandig is en dat je altijd zelf je keuzes moet maken. Kennis wordt overgedragen aan de hand van een kennisquiz. Twee leerlingen worden uit de zaal naar voren geroepen om de quiz tegen elkaar te spelen. Beide leerlingen representeren een helft van de zaal. Hun eigen helft kan hen advies geven. Na afloop van de quiz krijgt de winnaar een goodiebag. Tussen de stellingen, kennisquiz en het toneelstukje door worden acts ter afwisseling opgevoerd. Acts die onder andere opgevoerd worden, zijn diverse rap- en danceacts, een stand-up comedian en een kickboksdemonstratie. De artiesten zijn peer educators, leerlingen van de school of ingehuurde professionals. Het protocol van de Cannabisshow is terug te vinden in de handleiding van CIA genaamd Fa'waka? (Noijen & Van der Spek, 2009).
6. Materialen en links Materialen voor professionals * Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van het peer educatie project (Noijen & van der Spek, 2009). Te bestellen via www.forum.nl * DVD: De Cannabisshow. Op te vragen bij
[email protected]. Promotiematerialen * Cd: Cannabis Intelligence Amsterdam. * Gadgets: er zijn verschillende gadgets (pennen, potloden, sleutelhangers e.d.) * Flyer: Soft use, hard choice.* Website: www.cia-info.nl
7. Verantwoording van de doelen, de doelgroep en de aanpak Zoals eerder beschreven, hebben jongeren in het speciaal onderwijs een verhoogd risico op cannabismisbruik (Van Laar ea., 2010; Monshouwer ea, 2007; Wouters & Korf, 2004). Risicofactoren voor cannabisafhankelijkheid, die in deze groep vaak aanwezig zijn, zijn een lage sociaal economische status, mentale problemen, agressief gedrag, antisociaal gedrag en rebelsheid (Kerssemakers, Van Meerten, Noorlander & Vervaeke, 2008). Daarnaast is het zo dat hoe jonger men met cannabis begint, hoe groter de kans is op problematisch gebruik, afhankelijkheid, (problematisch) gebruik van andere middelen, slechtere schoolprestaties en lagere scores op een visuele geheugentaak (Kerssemakers et al., 2008, p. 365). Het is dus zaak om op jonge leeftijd in te grijpen, eerste gebruik zo lang mogelijk uit te stellen en de schade bij blowers zoveel mogelijk te beperken. Gezien de relatief beperkte armslag van een eenmalige interventie, is geheelonthouding niet als doel gesteld. Een dusdanig grote gedragsverandering in korte tijd bereiken is niet realistisch en maakt de boodschap tevens ongeloofwaardig. Doel is wel om de drempel tot hulpverlening te verlagen door het zoeken van hulp te normaliseren, te informeren over de mogelijkheden hiertoe en mythes omtrent hulpverlening te ontkrachten. Aangezien de doelgroep zich bevindt binnen een onderwijs setting, is er voor gekozen om een schoolgerichte interventie te ontwikkelen. Van de doelgroep is ook bekend dat zij zeer lastig te bereiken is met voorlichting en/of hulpverlening (Wesselink & Korf, 2005; Noijen & Van der Spek, 2009). Met name het taboe rondom cannabisgebruik en het wantrouwen jegens hulpverleners, maar ook moeite met informatieverwerking spelen hierbij een rol. Om deze reden is er voor gekozen een peer educatie methodiek in te zetten. Van peer educators wordt verwacht dat zij goed we-ten wat er in de doelgroep speelt en beter in staat zijn om hier adequaat op in te spelen dan professionals. Daarnaast zijn jongeren vaak sneller geneigd om dingen van peers aan te nemen dan van anderen (Sloane & Zimmer, 1993; Van der Spek, 2009). Hieronder wordt de keuze voor de methodiek van de Cannabisshow (een schoolgerichte peer educatie interventie) nader toegelicht en onderbouwd. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt een theoretische on-derbouwing gegeven van de veranderbare factoren waar de interventie zich op richt. Schoolgerichte verslavingspreventie (werkzame factoren) Uit de overzichtsstudie van Cuijpers, Scholten en Conijn (2006) blijkt dat de schoolgerichte interventies die het meest succesvol zijn, interactief zijn, ingaan op de rol van sociale invloed, door peers geleid worden, vaardighedentraining geven en focussen op sociale normen, commitment en intenties. Deze elementen zijn op de volgende manier opgenomen in de Cannabisshow:
l
Interactiviteit. In interactieve programma's zijn lessen minder gestructureerd en ligt de nadruk niet zozeer op didactische presentaties, maar op onderlinge discussie, rollenspelen en interacties tussen leer-lingen. Uit onderzoek blijkt dat interactieve programma's effectiever zijn dan niet-actieve programma's (Cuijpers ea, 2006). In de Cannabisshow hebben de voorlichters voortdurend interactie met het publiek. Het publiek wordt veel aan het woord gelaten en gestimuleerd om hun mening te geven over diverse stellingen en hierover met el-kaar in discussie te gaan. Er wordt ook gebruik gemaakt van rollenspelen waar jongeren
l
uit het publiek aan deelnemen. 'Sociale invloed' benadering. Deze benadering is gebaseerd op het idee dat 'intenting' in de klas tegen actieve of indirecte sociale druk om middelen te gebruiken het gebruik zal voorkomen (Donaldson e.a. 1996). Onderzoek wijst uit dat alle effectieve programma's ingaan op de rol van sociale invloed. Technieken om sociale druk teniet te doen zijn onder andere het beïnvloeden van heersende normen over middelengebruik en het corrigeren van ideeën die leerlingen hebben over het middelengebruik van andere leerlingen en volwassenen (Cuijpers e.a. 2006). In de Cannabisshow worden de heersende normen besproken en hierover wordt met elkaar gediscussieerd. De peer educators stellen zelf ook normen. Daarnaast worden verkeerde ideeën over gebruik van anderen gecorrigeerd door hier feitelijke informatie over te geven en door gebruik met elkaar te bespreken.
l
Peer-led. In een meta-analyse werd gevonden dat 'peer-led' interventies effectiever zijn dan 'adult-led' interventies (Cuijpers ea, 2002). In de Cannabisshow zijn de voorlichters peers. Het zijn jongeren, ook al zijn zij in sommige gevallen wat ouder dan de doelgroep. Zij hebben altijd leefstijl, taalgebruik en leefomgeving gemeen en uit evaluaties blijkt dat de doelgroep (ook de jongere) hen als peers beschouwt (Van der Spek, 2009).
l
Vaardighedentraining. Volgens Cuijpers e.a. (2006) kan het toevoegen van een vaardighedentraining de effectiviteit van een interventie vergroten. In de Cannabisshow worden vaardigheden getraind om om te gaan met sociale druk. Dit gebeurt door situaties waarin jongeren onder druk komen te staan te bespreken, met elkaar te discussiëren over wat wel en niet gewenst gedrag is, wat lastig is aan de situatie en hoe je hier mee om zou kunnen gaan. Jongeren geven elkaar tips en ook de peer educators geven adviezen. Daarnaast worden vaardigheden ook aan geleerd door modelling (de peer educators geven het goede voorbeeld), dit is volgens de Sociaal Cognitieve Theorie van Bandura (1986) een goede manier is om vaardigheden aan te leren.
l
Normen, commitment en intenties. Volgens Cuijpers e.a. (2006) blijkt uit onderzoek naar mediatoren dat het goed is om te focussen op normen, commitment en intenties om niet te gaan gebruiken. In de Cannabisshow wordt vooral gefocust op normen en intenties. Dit gebeurt doordat peer educators normen aandragen en jongeren hierover met elkaar in discussie gaan. Zo komen jongeren met elkaar tot acceptabele normen en spreken zij de intenties uit om zich er aan te houden (bijvoorbeeld 'Het is beter om helemaal niet te blowen, maar als je het toch doet, moet je het alleen in het weekend doen'). Het hardop uitspreken van normen en er met elkaar over praten, kan de commitment vergroten. Uit evaluatieonderzoek blijkt dat dit inderdaad zo is (Van der Spek, 2009; Van der Spek & Noijen, 2009).
Peer-educatie Om de voorlichtingsmethode zo nauwkeurig mogelijk te laten aansluiten bij deze lastig te bereiken doelgroep, maakt de Cannabisshow gebruik van de peer-educatie methode. Peer-educatie speelt in op de wetenschap dat jongeren die drugs gebruiken, veel informatie over drugs en de mogelijke schade die zij veroorzaken via hun peers verkrijgen (Ward, Hunter & Power, 1997) en dat zij die peers als betrouwbare informatiebron zien (Sloane & Zimmer, 1993). Jongeren zullen in hun keuze om alcohol en/of drugs te gebruiken en de manier waarop ze dat doen beïnvloed worden door de groepsnorm en door het gedrag van belangrijke anderen binnen die groep (Bleeker & Jamin, 2003). De peer-educatie methode is een steeds populairder wordende werkwijze waarbij leden uit de doelgroep methodisch worden ingezet bij preventieactiviteiten en waarbij zij de preventieboodschap (kennis, inzicht, vaardigheden, houding) communiceren aan anderen uit de doelgroep. Deze werkwijze vereist een actieve participatie van de peers in het programma, zowel in de formulering van de boodschap als de wijze waarop deze door de peers wordt overgebracht (Ten Holt & Jezek, 2002). Hierbij dient overigens opgemerkt te worden dat er nog geen duidelijkheid is over de mate waarin het verband tussen cannabisgebruik en het cannabisgebruik van vrienden wordt verklaard door peer influence (gebruikende jongeren zetten anderen aan tot gebruik) of door peer selection (jongeren die willen gebruiken zoeken gebruikende jongeren op). Recent Nederlands onderzoek vond dat bij ecstasy-gebruik de rol van peer influence sterker lijkt dan van peer selection (Vervaeke, Van Deursen & Korf, 2008) en dit lijkt ook op te gaan voor alcohol (Sieving, Perry & Williams, 2000). Hoewel voor cannabisgebruik wel sterke verbanden worden gevonden met gebruik door peers (Scherrer e.a., 2008), is nog niet duidelijk of er sprake is van peer selection of peer influence. De effectiviteit van interventies die ingaan op de rol van sociale invloed (Cuijpers e.a.,
2006), impliceert echter wel dat peer influence op zijn minst een deel van dit verband verklaart. Gedragsdeterminanten Op dit moment is de Theorie van gepland en beredeneerd gedrag (TPB) een veelgebruikt model om deze gedragsdeterminanten vast te stellen. Uit onderzoek van ondermeer Conner en McMillan (1999; 2003) is gebleken dat de TPB goed toepasbaar is op middelengebruik. Er is specifiek gekeken naar de invloed van de gedragsdeterminanten uit de TPB op cannabisgebruik (Conner & McMillan, 1999). Aangezien de TPB goed toepasbaar is gebleken op cannabisgebruik, is er voor gekozen om de TPB als uitgangspunt te nemen. Bij het ontwikkelen en evalueren van de interventies is uitgegaan van de gedragsdeterminanten uit de TPB, inclusief de latere aanvulling Persoonlijke morele norm (Bartholomew, Parcel & Kok, 2006). Voor een uitgebreid theoretisch kader, verwijzen wij naar de onderzoeksrapportage van de effectstudie naar De Cannabisshow (Van der Spek & Noijen, 2009). Beïnvloedbare factoren Hieronder wordt besproken hoe de geselecteerde gedragsdeterminanten in de interventie geoperationaliseerd zijn. l
Kennis (ofwel feitelijke informatie over de effecten van cannabis).
Om kennis te kunnen overdragen moet de boodschap begrijpelijk zijn en moet de aandacht worden getrokken. Uit onderzoek blijkt dat deze jongeren in het speciaal onderwijs vaak moeite hebben met leren vanwege problemen met aandacht, concentratie en informatieverwerking (Mombarg, 2007). De Cannabisshow sluit hierbij aan door informatie met entertainment af te wisselen, door het publiek voortdurend actief bij de voorlichting te betrekken en door de jongeren in hun eigen taal aan te spreken. - Attitude (ofwel houding van de jongere ten opzichte van cannabisgebruik). Attitude kan in de Cannabisshow beïnvloed worden door voorlichting (kennisoverdracht) en door interactie met peer educators die tijdens de show plaatsvindt. Jongeren kunnen op basis van nieuw verworven kennis of op basis van uitwisselingen van attitudes met peers hun houding overwegen en bijstellen. - Subjectieve norm (ofwel wat de jongere denkt dat anderen van zijn of haar gedrag zullen vinden). Enerzijds kan deze norm worden beïnvloed door normen uit te wisselen met peers en door met elkaar in discussie te gaan. Anderzijds laten de peer educators zelf zien hoe je op een meer verantwoorde manier met cannabis kunt omgaan en stellen zij op deze wijze een voorbeeldnorm. - Eigeneffectiviteit (ofwel de mate waarin iemand gelooft dat hij of zij mogelijkheden bezit om gedrag te veranderen). Tijdens de show worden allerlei tips en handvatten aangereikt om de eigeneffectiviteit te bevorderen. Daarnaast leren de jongeren via modelling en sociaal leren van het voorbeeld dat hun peers geven (de peer educators). - Motivatie om te schikken (ofwel de mate waarin iemand bereid is zich ook daadwerkelijk aan te passen aan de norm en invloed van anderen). In de Cannabisshow maken de peer educators dit onderwerp bespreekbaar. Zij laten jongeren nadenken over hoe zij zich laten beïnvloeden en reiken handvatten aan om nee te kunnen zeggen. - Persoonlijke morele norm (beschrijft de eigen persoonlijke normen, in dit geval over blowen). Opvoeding, geloof en principes hebben invloed op het gedrag van een jongere (Conner & McMillan, 1999). Door hierover te discussiëren met elkaar, wordt geprobeerd jongeren zich hiervan bewust te laten worden. l
Beschrijvende norm (gaat over de waarneming van welk gedrag anderen daadwerkelijk vertonen).
Dit wordt in de Cannabisshow geprobeerd te beïnvloeden door feitelijke cijfers over blowgedrag onder jongeren te geven. De feitelijke cijfers liggen vaak aanmerkelijk lager dan jongeren denken. l
Positieve/negatieve consequenties (beschrijft de kennis die iemand heeft over zowel de positieve als negatieve consequenties van het gedrag en waar iemand de nadruk op legt).
Logischerwijs beïnvloedt de verwachting van de uitkomsten van gedrag het daadwerkelijke gedrag. In de Cannabisshow worden de voor- en nadelen van (riskant) blowen objectief besproken. Overdreven positieve verwachtingen, maar ook overdreven negatieve verwachtingen kunnen zo worden gecorri-geerd.
- Intentie (ofwel de intentie die jongeren hebben om bepaald gedrag wel of niet uit te voeren). Dit is volgens de theorie een directe voorspeller van het gedrag. De Cannabisshow heeft vooral tot doel jongeren op een veiliger en meer verantwoorde manier met cannabis te laten omgaan; dit is dus de uiteindelijk beoogde gedragsverandering. Uit onderzoek blijkt dat de interventie zoals hiervoor beschreven inderdaad effect heeft op determinanten van gedrag en op gebruik, ook na 8 tot 12 maanden is een aantal effecten nog zichtbaar (Van der Spek & Noijen, 2009).
8. Samenvatting van de onderbouwing Jongeren in het speciaal onderwijs hebben een verhoogd risico op cannabismisbruik, maar zijn vaak lastig te bereiken met het reguliere preventieaanbod. Peer-educatie, een schoolgerichte aanpak en een interactieve werkvorm, lijken een goede ingang te bieden om deze jongeren toch te bereiken met gezondheidsvoorlichting en riskant gebruik te verminderen of te voorkomen.
9. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van opleiding Vrijwilligers die de Cannabisshow uitvoeren moeten ruime ervaring hebben als voorlichter. De vrijwilligers worden geworven via voornamelijk scholen, buurthuizen en jongerenwerkers. In een latere fase van het project worden jongeren ook geworven tijdens de voorlichting. Peer educators benaderen dan jongeren die zij geschikt achten om peer educator te worden. Om de Cannabisshow uit te voeren moet de peer educator minimaal voldoen aan de volgende voorwaarden: l l l l l l
Hij/zij is minimaal 18 en maximaal 25 jaar; Hij/zij beschikt over goede sociale en communicatieve vaardigheden; Hij/zij heeft interesse in het leren over cannabis en hieraan gerelateerde onderwerpen; Hij/zij heeft een open houding ten opzichte van alcohol en cannabis en van alcohol- en cannabisgebruikers; Hij/zij is zelf geen problematisch gebruiker en/of betrokken bij dealen; Hij/zij is enthousiast, meewerkend en kan goed in teamverband werken.
Peer educators die host zijn van de Cannabisshow, zijn ook peer educator bij CIA. Zij hebben voor hun andere werkzaamheden voor CIA een driedaagse kennis- en vaardighedentraining moeten volgen. Deze training staat beschreven in de handleiding van CIA, Fa'waka. (Noijen & Van der Spek, 2009). Daarnaast zijn zij vier maal per jaar aanwezig bij expertmeetings om kennis en vaardigheden op niveau te houden. Peer educators blijven vaak lang actief als vrijwilliger. Een deel van de vrijwilligers valt uit nog voor dat zij getraind zijn, het overige deel blijft echter meestal minimaal 2 jaar, vaak langer, vrijwilliger. Een aantal vrijwilligers is na host te zijn geweest bij de Cannabisshow, doorgegroeid binnen de organisatie en is nu medewerker bij Jellinek. Om als host van de Cannabisshow op te treden volgt de vrijwilliger een intensieve meerdaagse training om host te kunnen worden. Bij deze training wordt de kennis vergroot, maar de nadruk ligt op het oefenen van vaardigheden. Het inhoudelijke (kennis)onderdeel van de training wordt verzorgd door Jellinek Preventie. De vaardigheden om voor een groot publiek op een podium te kunnen staan worden bijgebracht door ervaren trainers/regisseurs van samenwerkingspartner Stichting Kikid (www.kikid.nl). De training voor hosts wordt op dit moment verder ontwikkeld en gestandaardiseerd. Eind 2011 zal deze training volledig ontwikkeld zijn. De training wordt geheel beschreven in een protocol en wordt daarmee overdraagbaar. Jongeren die de training doorlopen ontvangen hiervoor een certificaat. Elke show wordt voorbereid en begeleid door een peercoach. Een peercoach is een betaalde werknemer die voorheen vrijwilliger was en door ervaring en opleiding in staat is de peer educators te begeleiden. De peercoach is aanwezig bij de shows en voorziet de vrijwilligers van feedback over hun functioneren tijdens de show. De Cannabisshow zoals door Jellinek uitgevoerd, is verbonden aan het peer programma CIA. De Cannabisshow kan echter ook als losstaande interventie overgenomen worden. Een host van de Cannabisshow dient dan beide trainingen te krijgen; de 'basistraining' voor peer educators en de 'verdiepende training' voor hosts. In de beginfase een dergelijk project, zijn er vanzelfsprekend nog geen ervaren voorlichters en daarmee ook nog geen peercoaches. In het begin kunnen dan bijvoorbeeld preventiewerkers deze taken uitvoeren.
Protocol / handleiding Er is een handleiding uitgegeven door Forum waarin stapsgewijs uitgelegd wordt hoe een peerproject als CIA, waar de Cannabisshow een uitkomst van is, opgezet kan worden (Noijen & Van der Spek, 2009). De handleiding bevat ondermeer een gedetailleerd protocol van de Cannabisshow. Dit protocol uit de handleiding zal eind 2011 aangevuld worden met een protocol 'Training Cannabisshow'. Hierin zal de training beschreven worden die jongeren klaar maakt om zelf de show aan te bieden. Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De kwaliteit van de interventie is geëvalueerd aan de hand van een kwalitatief en een kwantitatief onderzoek, zie hoofdstuk 9 en 10. Daarnaast wordt elke uitvoering van de Cannabisshow geëvalueerd door de peercoach, die het verloop nabespreekt met de uitvoerende hosts. Verder wordt het bereik bijgehouden door het aantal interventies op jaarbasis en het aantal aanwezige jongeren per interventie te registreren. Kosten De kosten van de uitvoering kunnen variaties laten zien. Dit is afhankelijk van diverse factoren zoals de beschikbaarheid van een zaal, stoelen, apparatuur e.d. Ook de kosten voor acts die onderdeel uitmaken van de show zijn variabel. Uitgangspunt van de Cannabisshow is jongeren inzetten die betrokken zijn bij de locatie waar de interventie wordt aangeboden. Zij ontvangen doorgaans cadeaubonnen als dank voor hun inzet. Als er geen locale jongeren inzetbaar zijn doet CIA een beroep op haar netwerk van (semi) professionele artiesten. Daarnaast zijn de uitgaven per onderdeel afhankelijk van de afspraken die gemaakt worden met leveranciers. Hieronder een overzicht van de maximale kosten er van uitgaande dat tegenover elke post uitgaven staan. In de praktijk vallen tot nog toe altijd posten weg. Zaalhuur heeft nooit kosten opgeleverd doordat de gebruikte locaties altijd een zaal beschikbaar hadden (gymzaal, jongerencentrum). Kosten voor een zaal lopen zover uiteen dat het niet realistisch is dit in de begroting op te nemen. Kosten zijn goed in de hand te houden door op één dag twee shows te plannen. Dit zorgt voor bijna een halvering van de kosten per show. Materiële kosten waren in de praktijk gedurende de afgelopen jaren hooguit €600,- per show. Onkosten vrijwilligers €225,Acts €250,Apparatuur €125,Huur stoelen €60,Totaal: €660.Voorbereidingen 10 uur Show incl. opbouw/afbreken/feedback 4 uur Afhandeling (administratie, terugkoppeling etc.) 4 uurTotaal: 18 uur
10. Onderzoek naar de uitvoering van de interventies Er is een kwalitatieve procesevaluatie gedaan. Spek, N. van der (2009). De Cannabisshow: jongeren zelf aan het woord over een effectieve interventie gericht op cannabisgebruik. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 64, 970-980. In totaal werden in het onderzoek zes Cannabisshows uitgevoerd. Per show zijn telkens twee jongeren die hierbij aanwezig waren geïnterviewd over de show. De interviews vonden ongeveer een week na de interventie plaats. Doel was voornamelijk om exploratieve en illustratieve informatie te verzamelen over het eventuele effect van de Cannabisshow. De interviews waren vrijwel helemaal open, er was alleen een korte topiclijst. De gesprekken duurden gemiddeld 35 minuten. In totaal zijn twaalf jongeren geïnterviewd, tien jongens en twee meisjes. De jongeren waren tussen de 14 en 17 jaar oud, onder hen waren zeven Nederlanders, drie Surinamers, één Marokkaan en één Turk. Drie respondenten hadden nog nooit geblowd, vier blowden dagelijks, drie ondervraagden blowden met enige regelmaat en twee waren gestopt. Het aantal allochtone jongeren in deze onderzoekspopulatie is niet helemaal representatief voor het aandeel allochtone jongeren in de doelgroep van de interventie. Aangezien alle geïnterviewden uit dezelfde subcultuur komen en alle belangrijk kenmerken gemeen hebben, zijn zij toch peers en zijn zij als groep representatief voor de doelgroep. Belangrijkste uitkomsten
Over het algemeen waren de ondervraagden erg positief over de Cannabisshow. Wat duidelijk naar voren kwam in de gesprekken is dat de jongeren het meest positief vonden dat er naar hen geluisterd werd. Dit kwam volgens hen door het interactieve aspect en het feit dat de voorlichters jongeren waren; zij spraken hun taal, toonden begrip en gaven je volgens een ondervraagde 'het gevoel dat je wou praten.' Daarnaast gaven de meeste ondervraagden aan dat ze goed hun aandacht erbij konden houden, doordat ze voortdurend mee konden doen. Een jongen zei hierover: 'Ik kon de hele tijd goed mijn aandacht er bij houden en ik ben 100% ADHD-er, dus.' Opvallend is dat vooral de educatieve onderdelen, zoals de kennisquiz en het toneelstukje als leukste onderdeel worden genoemd. Dat de aandacht goed getrokken is, blijkt ook uit het feit dat alle ondervraagden veel van de inhoud onthouden hebben. Daarnaast gaven jongeren aan de boodschap begrijpelijk te vinden. Uit de gesprekken bleek ook dat de informatie goed begrepen werd en goed aansluit bij de jongeren. Een meisje zei hierover: 'Ik vond het wel goed wat ze zeiden van in je vrije tijd enzo. Dat doen ook wel veel mensen al. Voor schooltijd is het natuurlijk niet zo goed om te doen. Als je het zelf onder controle kan houden maakt het mij niet uit wanneer je het doet. Maar doe het dan liever na school en het liefst in het weekend, dat is gewoon het best. Het is helemaal niet goed, maar als je het doet, doe het dan in je vrije tijd. Ik probeer dat zelf ook.'De meeste ondervraagden denken niet dat er een direct effect is op gebruik, maar een aantal zegt wel dat het jongeren aan het denken zet. Dat jongeren over de boodschap nagedacht hebben, blijkt ook uit de gesprekken.
11. Nederlandse effectstudies Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Hieronder volgt een samenvatting het kwantitatieve effectonderzoek. l
Spek, N. van der, Peters, G.J.Y., Noijen, J. & Jamin, J. (2010). De Cannabisshow. Een preventieve peereducationmethode op het podium. Verslaving, 6, 22-36.
l
Spek, N. van der & Noijen, J. (2009). De Cannabisshow: Peers op het Podium. Een effectiviteitsonderzoek naar een preventieve interventie gericht op risicovol cannabisgebruik onder jongeren met een multiculturele achtergrond. Den Haag: ZonMw .
In 2009 is een effectstudie uitgevoerd naar de interventie. De studie is uitgevoerd binnen een instelling voor speciaal onderwijs (Altra College). Hieronder viel ook één afdeling voor residentiële jeugdzorg (de Koppeling) en één afdeling voor justitiële jeugdzorg (Jongeren Opvang Centrum, nu Amsterbaken (onderdeel van Spirit). Doel van het onderzoek was om na te gaan of de interventie invloed had op belangrijke determinanten van cannabisgebruik onder jongeren en of de interventie effect had op gebruik. Op de nameting werden significante, middelgrote en grote effecten op gebruik, kennis, eigeneffectiviteit en beschrijvende norm gevonden. Naar aanleiding van deze zeer positieve uitkomsten, is daarop besloten om na 6 tot 12 maanden nog een follow up meting uit te voeren. Hoewel de uitval op de follow up hoog was, werden significante effecten op kennis, subjectieve norm en intentie gevonden. Hieronder is een samenvatting van de belangrijkste resultaten vermeld. Onderzoek In de effectstudie is gekeken naar het effect van de interventie op diverse gedragsdeterminanten en op gebruik zelf. Hiertoe is de interventie zesmaal uitgevoerd op diverse (zowel open als gesloten) locaties van het Altra College, een instelling voor jeugdzorg en speciaal onderwijs. De locaties, die verspreid lagen in de regio Amsterdam, werden toegewezen aan een interventie- of controleconditie. Bij de toewijzing werd gematcht op demografische kenmerken van de leerlingen en type onderwijs. Dit om te zorgen dat de onderzoekscondities vergelijkbaar zouden zijn wat betreft leeftijd, afkomst en type onderwijs. De effectiviteit werd gemeten aan de hand van een zelfgeconstrueerde vragenlijst (die 2 weken voor de interventie, 1 week na de interventie en 8 tot 12 maanden na de interventie werd afgenomen). Van de doelgroep is bekend dat zij gebrekkige leesvaardigheden hebben en vaak kampen met concentratieproblemen. Om deze reden is de vragenlijst vooraf aan het onderzoek uitgebreid gepretest in focusgroepen met de einddoelgroep. Voor informatie over de validiteit en betrouwbaarheid van de vragenlijst, zie Van der Spek & Noijen (2009). In de vragenlijst werden ondermeer gedragsdeterminanten, gebruik en demografische gegevens uitgevraagd. Op voorhand was al bekend dat het lastig zou worden om jongeren te motiveren om deel te nemen aan het onderzoek. Om die reden zijn peer educators ingezet om de vragenlijsten af te nemen. Dit leek de motivatie van de leerlingen inderdaad te bevorderen (Van der Spek & Noijen, 2009). Resultaten
Respondenten In totaal werden onder 366 respondenten op de voormeting vragenlijsten afgenomen. Uiteindelijk werden alleen de respondenten geconcludeerd die op beide meetmomenten (en in de interventiegroep tevens bij de interventie) aanwezig waren. In totaal waren er 134 respondenten die volledig in het onderzoek participeerden. Na drop out analyse bleek de uitval random te zijn; uitval hing bijvoorbeeld niet samen met demografische kenmerken. De gemiddelde leeftijd in de interventiegroep was 14.6, in de controlegroep was dat 14.8. De interventiegroep bestond voor 66% uit jongens en voor 51% uit blowers. De controlegroep bestond voor 84% uit jongens en voor 52% uit blowers. Kennis Op Kennis kon minimaal 1 en maximaal 4 gescoord worden. De kennis in de interventiegroep is na de interventie significant gestegen in vergelijking met de controlegroep (p = .000, d = .97). Dit gold voor zowel blowers (d = 1.34) als niet-blowers (d = 0.82), voor blowers was dit effect echter sterker. Beschrijvende norm Beschrijvende norm gaat over de perceptie van welk gedrag anderen vertonen. Deze determinant is gemeten door jongeren het percentage van de Amsterdamse jongeren dat weleens heeft geblowd in te laten schatten. Jongeren kunnen hier een vertekend beeld van hebben. Veel jongeren denken bijvoorbeeld dat bijna iedereen weleens heeft geblowd, terwijl in werkelijkheid maar 20-30% van de Amsterdamse jongeren dit wel eens heeft gedaan. Jongeren schatten na het zien van de Cannabisshow het percentage jongeren dat wel eens heeft geblowd significant lager in dan jongeren in de controlegroep. De verschillen tussen de interventie- en controlegroep waren significant, het effect was groot (p = .000, d = .96). Ook hier geldt dat het gevonden effect voor blowers sterker is dan voor niet-blowers. Eigeneffectiviteit Eigeneffectiviteit is de mate waarin respondenten geloven in staat te zijn hun (blow)gedrag aan te passen. Onder blowers werd op de nameting in de interventiegroep significant hoger op eigeneffectiviteit gescoord dan in de controlegroep, dit effect was middelgroot (p = .006, d = 0.72). Intentie Een belangrijke determinant in de Theory of Planned Behavior is intentie, volgens de theorie een directe voorspeller van gedrag. In dit onderzoek werden geen effecten op intentie tot (minder) gebruik gevonden, maar wel op intentie tot meer verantwoord gebruik. Uit de resultaten bleek echter dat bij deze doelgroep het verband tussen intentie en daadwerkelijk gedrag waarschijnlijk niet zo sterk is. Opvallend is bijvoorbeeld dat vooral op de 'onverstandige momenten' (zoals tijdens schooltijd) het verschil tussen intentie en gedrag relatief groot is. Gebruik In de interventiegroep zijn op de nameting significante, grote effecten op gebruik gevonden (p = .001, V = .5). In de interventiegroep is het aantal respondenten dat in de afgelopen week geblowd heeft gehalveerd, terwijl in de controlegroep het gebruik toenam. Er is ook significant effect gevonden op de frequentie van gebruik. Het aantal respondenten dat dagelijks blowt was in de interventiegroep op de nameting aanzienlijk gedaald. Er waren in deze groep significant minder dagelijkse blowers op de nameting dan in de controlegroep (p = .014, V = .36). Er werden geen negatieve effecten op gebruik gevonden, jongeren gingen na de interventie niet meer blowen en hadden ook geen sterkere intentie om meer te gaan blowen. Dit gold voor zowel blowers als niet-blowers. Evaluatie Tot slot is het natuurlijk van belang te weten wat de doelgroep zelf van de interventie vond. In de vragenlijst die afgenomen werd in de interventiegroep, werd daarom een aantal evaluatieve vragen gesteld over de Cannabisshow. Van de ondervraagden gaf 96% aan de Cannabisshow leuk te vinden en 64% gaf aan er iets van geleerd te hebben. Blowers en meisjes gaven vaker aan de Cannabisshow leuk te vinden, terwijl nietblowers en jongens vaker aangaven nieuwe dingen geleerd te hebben. Conclusie Uit de resultaten blijkt dat de interventie zowel op gedrag als op diverse determinanten effect heeft gehad. Er werden effecten op gebruik, kennis, beschrijvende norm en eigeneffectiviteit gevonden. Alle gevonden effecten hadden een middelgrote of grote effect size. In de week na de Cannabisshow is het gebruik aanzienlijk afgenomen onder degenen die de show gezien hadden. Daarnaast werd in deze groep na het zien
van de Cannabisshow ook minder dagelijks gebruik gerapporteerd. Tot slot blijkt uit de resultaten dat jongeren de Cannabisshow over het algemeen zeer positief evalueren. Naast de in deze samenvatting gepresenteerde resultaten, zijn nog diverse andere significante effecten gevonden. Ook werden mogelijke indicaties van effecten op diverse andere gedragsdeterminanten gevonden. Voor een uitgebreider verslag van de resultaten van deze studie wordt verwezen naar het onderzoeksrapport, dat op te vragen is via
[email protected] (Van der Spek & Noijen, 2009). De resultaten die hier samengevat zijn, zijn korte-termijn effecten. Deze zijn op zichzelf positief en veelbelovend, maar het is ook van belang om na te gaan wat het effect op langere termijn is. Hiertoe is na 6 tot 12 maanden een follow up meting uitgevoerd. Follow upAcht tot 12 maanden na de interventie is gekeken of er nog effecten waren. Er werden vragenlijsten afgenomen door peer educators bij respondenten die ook al aan de eerdere metingen hadden deelgenomen. Een probleem hierbij is dat in de onderwijsopvang de doorstroom hoog is. Hierdoor was het lastig om respondenten die eerder participeerden in het onderzoek, terug te vinden om deel te nemen aan het vervolgonderzoek. Op korte termijn werden al significante (middel)grote effecten op diverse gedragsdeterminanten en gebruik gevonden. Op de follow up meting zaten 18 respondenten in de interventiegroep en 25 respondenten in de controlegroep; de uitval was helaas hoog, maar wel random. Ondanks de kleine sample size werden significante effecten gevonden op Kennis, Subjectieve norm en Intentie tot meer verantwoord gebruik. De afname in gebruik die op de eerste nameting gevonden was, was op de follow up nog zichtbaar en had een middelgroot effect, maar was niet significant. Dit is mogelijk toe te schrijven aan een type II fout als gevolg van een power probleem. De resultaten zijn maanden later nog positief en maken de Cannabisshow tot een waarschijnlijk effectieve interventie. Samenvatting Nederlandse effectstudies Studie 1 Auteurs: Van der Spek, N. & Noijen, J. Jaar: 2009 Onderzoekstype: RCT Belangrijkste resultaten: Significante middelgrote en grote effecten van de interventie gevonden op onder andere gebruik, eigeneffectiviteit, beschrijvende norm en kennis. Ondanks hoge (random) uitval zijn na 8 tot 12 maanden nog effecten zichtbaar. Bewijskracht van het onderzoek: 5Resultaten effectiviteit: 1
12. Buitenlandse effectstudies Niet bekend
13. Uitvoering van de interventies Bereik De Cannabisshow in huidige vorm wordt sinds 2008 uitgevoerd. Gemiddeld werden 10 Cannabisshows per jaar uitgevoerd. In 2008 tot en met 2010 werd de Cannabisshow 31 keer uitgevoerd, hiermee werden in totaal 1369 jongeren bereikt. Over deze afgelopen drie jaar bekeken werden gemiddeld 44 jongeren per Cannabisshow bereikt. Onderwijsopvang Regionale instelling voor onderwijsopvang Altra. Uitvoering doorgaans op school. Tot twee maal toe is de interventie aangeboden in een nabijgelegen jongerencentrum. Inspanning van de scholen: het inplannen van de show, communiceren van datum en tijd met personeel en leerlingen, werven van acts door lokale jongeren, wegwijs maken in het gebouw en technische ondersteuning tijdens opbouw door de conciërge. Tijdens de show is minimaal één mentor aanwezig om toezicht te houden op de leerlingen. Jeugddetentie centrum / Gesloten behandelsetting Amsterbaken (voorheen J.O.C.) en de Koppeling. Samenwerkingspartners Altra en Spirit. Uitvoering in de gymzaal. Inspanning van medewerkers op locatie: het inplannen van de show, communiceren van datum en tijd met personeel en leerlingen, werven van acts door lokale jongeren, wegwijs maken in het gebouw en technische ondersteuning tijdens opbouw door de conciërge. Tijdens de show is minimaal één mentor aanwezig om toezicht te houden op de leerlingen.
Niet regulier voortgezet onderwijs ROC op Maat, voortgezet onderwijs voor leerlingen zonder (v)mbo diploma.Uitvoering in nabijgelegen jongerencentrum. Inspanning van de school; het inplannen van de show, communiceren van datum en tijd met personeel en leerlingen, werven van acts door lokale jongeren, wegwijs maken in het gebouw en technische ondersteuning tijdens opbouw door de conciërge. Tijdens de show is minimaal één mentor aanwezig om toezicht te houden op de leerlingen.
14. Overeenkomsten met andere interventies Er zijn geen gegevens over soortgelijke interventies. Er zijn wel gegevens over interventies die qua vorm en onderwerp vergelijkbaar zijn, maar die niet met peers werken. Studies naar de effectiviteit van dit type interventies, waarbij niet met peers gewerkt wordt, tonen in tegenstelling tot de studie naar de Cannabisshow, geen effect op intentie of gebruik aan en worden veel minder positief geëvalueerd door de doelgroep.
15. Lijst met aangehaalde literatuur Ajzen, I. (1991). The Theory of Planned Behavior, organisational Be havior and Human decision process, 50: 179-211. Ajzen, I. & Fishbein, M. (1975). Understanding attitudes and predicting social behavior. New Jersey; Prentice Hall. Albarracin D., Johnson, B.T., Fishbein, M. & Muellerleile, P.A. (2001). Theories of reasoned action and planned behavior as models of condom use: A meta-analysis. Psychological Bulletin, 127, 142-161. Audrey, S., Holliday, J. & Campbell, R. (2006). It's good to talk: Adolescent perspectives of an informal, peerled intervention to reduce smoking. Social Science & Medicine, 63, 320-334. Bandura, A. (1986). Social Foundations of Thought and Action; A Social Cognitive Theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall Bartholomew, L.L., Parcel, G.S., Kok, G. & Gottlieb, N.H. (2006). Planning Health Promotion Programs. An Intervention Mapping Approach. San Fransisco: John Wiley & Sons. Beck, L. & Ajzen, I. (1991). Predicting dishonest actions using the theory of planned behavior. Journal of research in personality, 25, 285-301. Bleeker, A.M. & Jamin, J. (2003). Peer education at dance events. 'Unity' do it yourself guide. Amsterdam: Jellinek Amsterdam. Campbell, R., Starkey, F., Holliday, J., Bloor, M., Parry-Langdon, N., Hughes, R. & Moore, L. (2008). An informal school-based peer-led intervention for smoking prevention in adolescence (ASSIST): a cluster randomised trial. Lancet, 371, 1595-1602. Cohen, J. (1992). Quantitative methods in Psychology, A power primer. Psychological Bulletin, 112, 155-159. Conner, M. & McMillan, B. (1999). Interaction effects in the theory of planned behavior: Studying cannabis use. British Journal of Social Psychology, 38, 195-222. Cuijpers, P., Jonkers, R., De Weerdt, L. & de Jong, A. (2002) The effects of drug abuse prevention at school: The Healthy School and Drugs' project. Addiction, 97, 67-73. Cuijpers, P., Scholten, M. & Conijn, B.(2006) Verslavingspreventie, een overzichtstudie. ZonMw. Donaldson, S.I., Sussman, S., Mackinnon, D.P., Severson, H.H., Glynn, T., Murray, D.M. & Stone, E.J.(1996). Drug abuse prevention programming; do we know what content works? American Behavioral Scientist, 39, 868-883. Fergusson, D.M., Horwood, L.J. & Beautrais, A.L. (2003). Cannabis and educational achievement. Addiction, 98, 1681-92. Festinger, L. (1957). A Theory of Cognitive Dissonance. Stanford, CA: Stanford University Press. Fishbein, M. & Ajzen, I. (2010). Predicting and changing behavior: the reasoned action approach. New York: Psychology Press (Taylor & Francis). Kerssemakers, R., Van Meerten, R., Noorlander, E. & Vervaeke, H.K.E. (red.) (2008). Drugs en Alcohol. Gebruik, Misbruik en Verslaving. Houten: Bohn Stafleu van Loghum Laar M.W. van, Cruts A.A.N., Oyen-Houben M.M.J. van, Meijer R.F., Brunt T. Nationale Drug Monitor. Jaarbericht 2009. Utrecht: Trimbos-instituut, 2010. Lynskey, K.L. et al. (2007). Stimulant use and symptoms of abuse/dependence: epidemiology and associations with cannabis use- a twin study. Drug Alcohol Depend, 86, 147-53. McDonald, J., Roche, A. M., Durbridge, M., & Skinner, N. (2003). Peer education: From evidence to practice. National Centre for Education and Training on Addiction (NCETA). ISBN 1 876897 03 1. McMillan, B. & Conner, M. (2003). Applying an extended version of the theory of planned behavior to illicit
drug use among students. Journal of Applied Social Psychology, 33, 1662-1683. Mombarg, R. (2007). Hulp op maat voor leerlingen met leerproblemen in het vmbo: een Effectstudie. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen. Monshouwer, K., Van Dorsselaer, S., Verdurmen, J., Ter Bogt, T., De Graaf, R., Vollebergh, W. (2006). Cannabis use and mental health in secondary school children: findings from a Dutch survey. British Journal of Psychiatry, 188(2):148-153. Monshouwer, K., Van Laar, M., Van Leeuwen, L., Verdurmen, J. & Vollebergh, W. (2007). Substance Use Among Adolescents in Special Education and Residential Youth Care. ZonMw-programma Risicogedrag en afhankelijkheid, lopende studie. Mellanby, A., Rees, J. & Tripp, J. Peer-led and adult-led school education: a critical review of available comparative research. Health Education Research, 15, 533-545. Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2001-2008) Antenne. Amsterdam: Rozenberg Publishers. Noijen, J. (2005). Handboek Unity, opzetten en uitvoeren van peer-educatie in het uitgaanscircuit. Rozenberg Publishers. ISBN 90 5170 966 8. Noijen, J. & Van der Spek, N. (2009). Fa'waka? Handleiding voor een peerproject. Utrecht: Forum Petty, R.E. & Cacioppo, J.T. (1986). The elaboration likelihood model of persuasion. Advances in experimental social psychology, 19, 123-205. Prochaska, J.O. & DiClemente, C.C. (1982) Transtheoretical therapy: Toward a more integrative model of change. Psychotherapy: theory, research and practice, 19, 276-288. Sloane, B. & Zimmer, C. (1993). The power of peer health education. Journal of American College Health, 41, 241-245. Scherrer, J.F., Grant, J.D., Duncan A.E., Pan, H., Waterman, B., Jacob, T., Haber, J.R., True, W.R., Heath, A.C., & Bucholz, K.K. (2008). Measured environmental contributions to cannabis abuse/dependence in an offspring of twins design. Addictive Behaviors, 33, 1255-1266. Sieving, R.E., Perry, C.L., & Williams, C.L. (2000). Do friendships change behaviors or do behaviors change friendships? Examining paths of influence in young adolescents alchohol use. Journal of Adolescent Health, 26, 27-35. Sloane, B., & Zimmer, C. (1993). The power of peer health education. Journal of American College Health, 41, 241-245. Spek, N. van der (2009). De Cannabisshow: jongeren zelf aan het woord over een effectieve interventie gericht op cannabisgebruik. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 64, 970-980. Spek, N. van der & Noijen, J. (2009). De Cannabisshow: Peers op het Podium. Een effectiviteitsonderzoek naar een preventieve interventie gericht op risicovol cannabisgebruik onder jongeren met een multiculturele achtergrond. Den Haag: ZonMw. Spek, N. van der, Peters, G.J.Y., Noijen, J. & Jamin, J. (2010). De Cannabisshow. Een preventieve peereducationmethode op het podium. Verslaving, 6, 22-36. Ten Holt, S. & Jezek, R. (2002). Naar een definitie van peer projecten. Utrecht: Trimbos-instituut. Verdurmen, J., Monshouwer, K., Van Dorsselaer, S., Vollebergh, W. (2005b). Cannabisgebruik onder adolescenten: gebruikspatronen, achtergrondfactoren en psychosociale problemen. Utrecht: Trimbos-instituut. Vries, H. de, Dijkstra, M., Kuhlman, P. (1988). Self-efficacy: the third factor besides attitude and subjective norm as a predictor of behavioural intentions. Health education,3, 273-282. Ward, J., Hunter, G. & Power, R. (1997). Peer education as a means of drug prevention and education among young people. Health Education Journal, 56, 251-263. Wesselink, K. & Korf, D. (2005). Soetoe en Skaffa. FORUM, Utrecht. Wouters, M. & Korf, D.(2004). Wiet Wijs, Cannabisgebruik bij jongeren in speciaal onderwijs in Amsterdam. Jellinek Preventie Amsterdam
Deze informatie is op 24 juni 2016 gedownload van www.nji.nl.
Samenwerking erkenningstraject Het erkenningstraject wordt in samenwerking uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en MOVISIE. Door samen te werken aan het beoordelen van interventies volgens eenduidige criteria streven wij naar kwaliteitsverbetering in de betrokken werkvelden.