Interventie
Boekenpret
Samenvatting Doel Boekenpret heeft als doel de leescultuur die kinderen omgeeft te bevorderen, waardoor uiteindelijk de taalontwikkeling en het leesgedrag van jonge kinderen gestimuleerd worden. Het einddoel is kinderen 500 (voor)leesuren op te laten doen in de periode tussen 0 en 6 jaar. Doelgroep Boekenpret is gericht op allochtone en autochtone (laaggeschoolde) gezinnen met een kind van 3 maanden tot 6 jaar waar weinig aandacht is voor (voor)lezen. Daarnaast richt het zich op beroepskrachten verbonden aan instellingen voor jeugdgezondheidszorg, kinderopvang, bibliotheken en scholen die met jonge kinderen werken. Aanpak Boekenpret is een 6 jaar durend leesbevorderingsprogramma. Het programma vindt plaats op centra en bij de gezinnen thuis. Er worden (voor)leesactiviteiten aangeboden door beroepskrachten aan kinderen in de centra, er worden cursussen gegeven aan ouders en ouders krijgen activiteiten en materialen om thuis met hun kinderen voor te lezen. De intensiteit en precieze invulling van het programma wordt aangepast aan de behoeftes van de gezinnen. Materiaal Er zijn handleidingen, videobanden en brochures voor beroepskrachten die met kinderen van 0 tot 2 jaar, 2 tot 4 jaar en 4 tot 6 jaar werken. Daarnaast zijn er diverse materialen voor thuis beschikbaar, zoals speelontdekboeken, (voorlees)boekjes en tippenboekjes in het Nederlands, Turks en Marokkaans-Arabisch. Onderzoek effectiviteit Er hebben een aantal kleinschalige onderzoeken plaatsgevonden naar effecten van Boekenpret (waaronder een veranderingsonderzoek). Het betreft onderzoeken naar lokale varianten van het programma. Positieve effecten zijn gevonden op onder andere de materiële leesomgeving van de gezinnen, het interactief voorlezen (Bos, 2002) en het voorleesgedrag van ouders (Osinga en Lub, 1997). Controlegroep ontbrak en de selectie van deelnemers is onduidelijk. Effectiviteit niet aangetoond. Erkenning Erkend door Panel Jeugdgezondheidszorg en Preventie d.d 06-06-2006 Oordeel: Goed onderbouwd De referentie naar dit document is: Deniz Ince (april 2006). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'Boekenpret'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies
1. Toelichting naam van de interventie Het programma heet 'Boekenpret' omdat het (voor)lees plezier binnen het project centraal staat.
2. Doel van de interventie
Boekenpret heeft als doel de leescultuur die kinderen in de voor- en vroegschoolse leeftijd omgeeft te bevorderen om uiteindelijk de taalontwikkeling en het leesgedrag van de kinderen te stimuleren. De algemene doelen die worden nagestreefd zijn: l l l l
de materiële leesomgeving thuis en in de centra is verbeterd; opvoeders zijn zich bewust van het belang van (voor)lezen; de kwaliteit van de interacties tussen opvoeders en kind is verbeterd; het leesgedrag van de opvoeders is verbeterd, doordat ze voorleesroutines hebben geleerd.
Naast de algemene doelen zijn er specifieke kinddoelen geformuleerd. Kwantitatief stelt Boekenpret tot doel dat kinderen in de periode van 0-6 jaar minstens 500 voorleesuren op te laten doen. Per leeftijdscategorie is dit als volgt verdeeld: 0-2 jaar: totaal 75 uur (ongeveer 9 minuten per dag, 5 dagen per week) 2-4 jaar: totaal 150 uur (ongeveer een kwartier per dag, 5 dagen per week) 4-6 jaar: totaal 275 uur (ongeveer een half uur per dag, 5 dagen per week). Daarnaast zijn er per leeftijdscategorie kwalitatieve (sub)doelen geformuleerd. Boekenpretbaby's (3 maanden- 2 jaar) zijn na twee jaar in staat om: l l
l l
te ontdekken wat een boek is en wat je ermee kunt doen; zelf een boek vast te houden en erin te bladeren, maar ook samen met ouders of beroepskracht in een boek te bladeren; met aandacht te kijken naar een aantal aangewezen plaatjes in een boek; verbaal en nonverbaal te reageren op het voorlezen van ouders of beroepskrachten door na te praten, mee te wijzen.
Boekenpretpeuters (2-4 jaar) zijn na twee jaar in staat om: l l l l l l l l
vanuit geroutinaliseerde voorleessituaties kenbaar te maken voorgelezen te willen worden; met hulp een boekje te kiezen uit een overzichtelijke collectie; na een oriëntatie op een boek gedurende een langere periode verschillende verhaallijnen te volgen; een handeling in een boek te verwoorden en erop te reageren op een bladzijde met veel plaatjes details te onderscheiden na herhaald voorlezen gedurende een korte periode een verhaal in vaste vorm (boekentaal) te volgen; een afgebeelde situatie te betrekken op de eigen leefwereld en daarop te reageren; nonverbaal of verbaal aan te geven of het een boek/verhaalfiguur leuk vindt.
Boekenpretkleuters (4-6 jaar) zijn na twee jaar in staat om: l l
vanuit geroutinaliseerde voorleessituaties kenbaar te maken voorgelezen te willen worden; zelfstandig een boekje te kiezen uit een overzichtelijke collectie met gebruik van verschillende keuzetechnieken;
l l l l
l l
na een oriëntatie op een boek gedurende een langere periode verschillende verhaallijnen te volgen; een verhaallijn in een boek te verwoorden en erop te reageren; na herhaald voorlezen een deel van een verhaal in boekentaal voor te lezen aan een ander; een afgebeelde situatie te betrekken op de eigen leefwereld en daarop te reageren, maar ook de afgebeelde situatie te zien als iets dat in een boek gebeurt en niet in de werkelijkheid; verbaal een waardering te geven aan een boek; op diverse manieren (spel, drama) een voorgelezen verhaal zelf te verbeelden.
3. Doelgroep van de interventie Voor wie en wat is de interventie bedoeld? Boekenpret is bestemd voor kinderen van 3 maanden tot 6 jaar en hun primaire opvoeders uit laaggeschoolde bevolkingsgroepen (zowel autochtone als allochtone) waar weinig aandacht is voor (voor)lezen. Daarnaast richt het programma zich op beroepskrachten verbonden aan diverse instellingen zoals de kinderopvang, bibliotheken en basisscholen. Deze beroepskrachten leveren een belangrijke bijdrage aan het programma zowel door hun directe leesbevorderingsactiviteiten met de kinderen als in hun functie als intermediair bij de bevordering van de leescultuur binnen de gezinnen. Prevalentie en spreiding
De documentatie over de interventie bevat geen informatie over het vóórkomen van het probleem of verwijst niet naar een bron waar die informatie is te vinden. Indicatie- en contra-indicatiecriteria In de documentatie over de interventie zijn geen specifieke indicatie- of contra-indicatiecriteria aangegeven.) Toepassing bij ethnische groepen Boekenpret is ontwikkeld voor zowel autochtone als allochtone gezinnen.Materialen voor thuis (o.a. tippenboekjes voor ouders en instructiebladen bij (voor)leesboekjes) zijn er in het Nederlands, Turks en Marokkaans-Arabisch.
4. Omschrijving van de interventie Methodiek Boekenpret is een leesbevorderingsprogramma voor gezinnen uit laaggeschoolde bevolkingsgroepen. Boekenpret is een combinatie van een gezinsgerichte- en centrumgerichte aanpak. Het creëren van een stimulerend leesklimaat op de centra (consultatiebureau, peuterspeelzaal, basisschool) vormt de basis voor het stimuleren van voorlezen thuis. Gedurende zes jaar krijgen kinderen boekjes thuis en in de centra worden de primaire opvoeders geïnformeerd over voorlezen, krijgen ze modelvoorleesgedrag te zien, worden ze gestimuleerd door hun eigen kind om voor te lezen en kunnen ze worden begeleid bij het voorlezen. De centra creëren de voorwaarden voor het voorlezen in het gezin, helpen de ouders bij het realiseren van de voorleesuren en stimuleren de ontwikkeling van vaardigheden en routines bij kinderen die tekort komen. In het centra-gezin-centra model zijn 3 stappen: 1. Centra De start van Boekenpret vindt plaats in de centra. In de centra wordt een motiverende leesomgeving voor het kind gecreëerd met routines die afspiegelingen zijn van de routines die thuis opgebouwd moeten worden. Het neerleggen van boekjes op het consultatiebureau, het instellen van een boekenkring waar kinderen leren praten over boeken en het inrichten van een 'lekker-liggen-lezen' hoek, waar kinderen kunnen ervaren dat lezen knus is, zijn daarvan voorbeelden. De kinderen worden enthousiast gemaakt voor boeken en voor voorlezen. Het kind is daardoor een belangrijke schakel om de ouders en de juf te motiveren of te verleiden tot voorlezen. Pas als er in de centra een positief voorleesklimaat aanwezig is, wat bijvoorbeeld tot uiting komt in de inrichting van de ruimte en de materialen, hebben de centra een goede uitgangspositie om ook ouders te stimuleren voor te lezen. Naast een motiverende taak met betrekking tot voorlezen in het gezin, hebben centra ook eigen taken op het gebied van leesbevordering. Door regelmatig voor te lezen, leveren centra een bijdrage aan het gewenste aantal voorleesuren en aan het halen van gestelde doelen per leeftijdsfase. Bovendien kunnen beroepskrachten in de centra hun professionele kwaliteiten inzetten voor verdieping en variatie in de boeken en activiteiten die ze aanbieden en voor het stimuleren van interactie tussen de kinderen onderling. 2. Gezin Een belangrijk deel van de activiteiten van Boekenpret is gericht op het creëeren van een leesomgeving voor het kind thuis en het leren omgaan met voorlezen. De activiteiten variëren in intensiteit. Zo zijn er voorlichtingsactiviteiten, activiteiten waarbij voorbeeldgedrag central staat, maar ook activiteiten waarbij een buurtmoeder (een paraprofessional met, indien mogelijk, dezelfde culturele achtergrond als het gezin) met het kind de mogelijkheden van voorlezen laat zien. Waar mogelijk worden ouders die snel te motiveren zijn en met geringe moeite vaardigheden oppikken, bediend met een weinig intensieve aanpak. Een intensieve aanpak zal wenselijk zijn voor ouders die moeite hebben het belang van lezen in te zien, en voor ouders die moeite hebben met een aantal vaardigheden, zoals een boekje kiezen met een kind, praten over het boek dat voorgelezen gaat worden, tussendoor aandacht geven aan reacties van het kind, met het kind het boek of het voorlezen waarderen en het opbouwen van routines. 3. Centra Indien ouders niet of nauwelijks in staat zijn taken op het gebied van interactief voorlezen te vervullen, wordt er gekeken of een intensievere aanpak nodig is of dat de centra de taak over moet nemen. De centra kunnen de gecreëerde leesomgeving van stap 1 uitbuiten om kinderen bij wie thuis niet wordt voorgelezen extra aandacht te geven. Richtlijn voor het bepalen of er met een kind voldoende is 'gelezen', zijn de einddoelen per leeftijdscategorie
(zie vraag 2) en het aantal voorleesuren. Er wordt vanuit gegaan dat een kind, om voldoende bagage te hebben voor het daadwerkelijk leren lezen en schrijven, vóór zijn zesde verjaardag 500 uur moet zijn voorgelezen. Onder voorlezen worden alle aspecten van lezen verstaan: niet alleen het voorlezen zelf, maar ook het kiezen van een boek, activiteiten gericht op uitbreiding van de woordenschat en alle bijbehorende activiteiten, voor, tijdens en na het voorlezen. Interactief voorlezen staat bij Boekenpret centraal. Interactief voorlezen en leesplezier bestaat uit een aantal aspecten. Die aspecten zijn, net als het aantal uren, een manier om tot een evenwichtige verdeling van leesbevorderende activiteiten te komen. Ieder aspect wordt in de handleidingen uitgebreid behandeld. Er wordt achtergrondinformatie gegeven en tips en voorbeelden geboden om beroepskrachten, ouders en kinderen toe te rusten met de benodigde vaardigheden om het (voor)lezen leuk en leerzaam te maken . De aspecten van leesplezier zijn: 1 Voorleesroutines: Voorleesroutines zijn min of meer vaste patronen die thuis, op school of op de peuterspeelzaal zijn ontstaan m.b.t. voorlezen en boeken. Die routines kunnen betrekking hebben op wie er voorleest, wanneer dat gebeurt en waar, de rol van het kind daarbij (het kind heeft een eigen boekenhoekje en mag zelf een boekje kiezen), de manieren om veiligheid en intimiteit te creëren voor het kind (op schoot, knuffel erbij) en de manier waarop uiteindelijk voorgelezen wordt. 2 Kiezen: Boekenpret leert ouders het keuzegedrag (van een boek) te begeleiden. Ouders kunnen bijvoorbeeld eerst op een videoband bekijken hoe de beroepskracht de kinderen begeleidt bij de keuze van boeken. Vervolgens kunnen ze samen met de beroepskracht het kind helpen kiezen. Beroepskrachten kunnen daarbij inspelen op angsten van ouders die van invloed zijn op het keuzeproces: bijv. dit lijkt me een boek dat snel stuk gaat, hier staat veel tekst in e.d. Voor kinderen is het van belang dat er routines worden opgebouwd bij het kiezen. In Boekenpret worden geleidelijk keuzevaardigheden opgebouwd bij ouders en kinderen. Daarbij is de gedachte dat ouders de keuzevaardigheden die ze hebben geleerd tijdens de fase waarin hun kind baby was, gedeeltelijk opnieuw kunnen inzetten tijdens het kiezen met hun peuter of kleuter. 3 Oriënteren: Oriënteren geeft de voorlezer antwoord op een aantal vragen: hoe kan ik het boek bij het kind introduceren; waar gaat het boek in grote lijnen over; hoe kan ik het kind bij het boek betrekken (aanwijzen, geluiden maken, vragen stellen); wat vind een kind moeilijk in het boek. Een goede oriëntatie met het kind op een boek kan beleving en begrip bij het kind bevorderen. Door georiënteerd te zijn op het boek zijn voorlezer en kind beter in staat om interactief te reageren. 4 Voorlezen en beleven: Ouders en beroepskrachten moeten hun interacties aanpassen aan de leeftijd en de ontwikkeling van het kind en aan het type boek. Zo nodige bijv. prentenboeken uit tot het benoemen van voorwerpen, het kind iets laten aanwijzen, een relatie leggen met een bekende gebeurtenis voor het kind. Ook moeten voorlezers kinderen mechanismen leren die hen in staat stellen de emoties die door een boek worden opgeroepen te hanteren. Dit kan op verschillende manieren, door bijvoorbeeld de emoties te benoemen, door te refereren aan de eigen emoties van het kind op dat moment. Daarnaast moet de voorlezer het kind behulpzaam zijn bij het leren hanteren van onprettige gevoelens die door een verhaal worden opgeroepen. Kinderen laten in hun reacties tijdens het voorlezen merken welke emoties het bij hen oproept. Het is de taak van de voorlezer om deze reacties te interpreteren en ermee om te gaan op een wijze die de leesbeleving van het kind stimuleert. 5 Beleven en verwerken: Bij kinderen stopt het voorlezen niet bij de laatste bladzijde. Wat voorgelezen is, wordt gewaardeerd, verwerkt en leidt direct na het voorlezen of later tot het opnieuw kiezen van hetzelfde boek, een soortgelijk boek of juist een heel ander verhaal. Soms gebeurt verwerken een tijd na het voorlezen. Op de centra met kinderen met weinig Nederlandse taalvaardigheid kan praten over een boek gekoppeld worden aan bijvoorbeeld drama- en doeactiviteiten naar aanleiding van het boek. Ook kan het van belang zijn kinderen thuis in hun eigen taal met hun ouders over boeken te laten praten. Soms hebben ouders (en leerkrachten) de neiging kinderen te overhoren na het voorlezen van een boek. Gebeurt dat vaak, dan is er een kans dat kinderen voorlezen gaan zien als kennisoverdracht, die vervolgens getoetst wordt. De aandacht voor eigen beleven en herbeleven tijdens het verwerken wordt verschoven naar het oplepelen van door de ouders gewenste kennis. Boekenpret heeft materialen ontwikkeld om aan het verwerken thuis sturing te geven. Ook zijn er verwerkingssuggesties gemaakt bij de boekjes die de kinderen thuis krijgen. Voor beroepskrachten zijn er over het onderwerp scholingsmodules ontwikkeld. Voor baby's, peuters en kleuters zijn doelen per leeftijdsfase geformuleerd en zijn materialen en activiteiten
voorhanden die aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van de kinderen. Per leeftijdsperiode is een overzicht van alle beschikbare activiteiten waarbij de aard en plek van de interventie wordt aangegeven. De plek van de interventie is in het gezin of in het centrum. De aard van de interventie is: bevordering van de leesomgeving, interactief voorlezen in de groep, interactief voorlezen in kleine groepjes, individueel interactief voorlezen, aansluitende activiteiten, ouders stimuleren door informatie te geven, ouders stimuleren door modelgedrag te laten zien, ouders te stimuleren thuis aan de slag te gaan, ouders stimuleren door oudercursussen.
Om ouders te stimuleren tot interactief voorlezen thuis zijn er diverse materialen, activiteiten en cursussen beschikbaar. Voorbeelden hiervan zijn: l
tippenboekjes voor ouders. Deze zijn gerangschikt rond de eerder genoemde onderdelen van het voorlezen
l
en bevatten tips/suggesties voor het voorlezen thuis. Kijk- en werkmomenten voor ouders: ouders kijken hoe een peuterleidster voorleest en een boek nabespreekt met een groepje kinderen
l
Meertalig voorleesproject: tijdens het meertalig voorleesproject worden in een periode van zes weken op school (groep 1 en 2) achtereenvolgens drie prentenboeken voorgelezen die in dezelfde periode ook aan ouders worden uitgeleend. Tijdens de introductie van de boeken in de kleuterklas zijn ook de ouders aanwezig. Na elke boekintroductie worden de ouders apart genomen door de bibliotheekmedewerker of leerkracht. Na een informatief half uurtje over voorlezen en vertellen waarin de ouders ook praktische
l
l
voorleestips krijgen over het boek krijgen alle ouders een exemplaar van het boek mee naar huis. Oudercursus 'Lekker lezen': De cursus bestaat uit 6 bijeenkomsten van 2,5 uur. Ouders die meedoen aan deze cursus kijken naar hun eigen ervaringen met voorlezen vroeger, leren boeken te zoeken die ze leuk vinden en krijgen zich op het beleven van verhalen en doen ervaring op met het waarderen van boeken. Oudercursus 'Vertellen en interactief voorlezen': In drie bijeenkomsten van 1,5 uur kunnen ouders ervaring opdoen met vertellen, kiezen van boeken en interactief voorlezen of vertellen. De cursus geeft informatie, voorbeeldgedrag en oefeningen.
Flexibiliteit van Boekenpret De rol die de centra bij de verschillende activiteiten spelen, zal niet in alle gevallen even groot hoeven te zijn. Bij sommige ouders zal een informatiebijeenkomst en een lichte vorm van begeleiding genoeg zijn om de doelen te bereiken, andere ouders hebben veel individuele begeleiding nodig. Buurtmoeders die bij de ouders thuis komen, kunnen bijvoorbeeld daarvoor ingeschakeld worden. Na een intensieve aanpak tijdens de babyperiode kan overgestapt worden op een minder intensieve gezinsgerichte aanpak in de peuter- en kleuterpeiode. Boekenpret-locaties zijn dus vrij de Boekenpret activiteiten te kiezen die passen bij de door hen gekozen doelgroep. Zo is het programma flexibel en zijn er verschillende accenten mogelijk. Boekenpret gaat ervan uit dat een spreiding over zes jaar de meeste kans geeft op het opbouwen van routines en kwalitatief goed voorleesgedrag en op het realiseren van de 500 voorleesuren.
Boekenpret en VVE Boekenpret wordt door een groot aantal gemeentes ingezet ter stimulering van de taalontwikkeling ter voorkoming van leerachterstanden. Dit in het kader van de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) en het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid (GOA). Protocol / handleiding Er zijn handleidingen voor beroepskrachten werkzaam met de verschillende leeftijdsgroepen (0-2, 2-4 en 4-6 jaar) waarin de methodiek uitgebreid beschreven staat. Locatie van uitvoering Thuis, in kindercentra en groep 1 en 2 van de basisschool.
4.2 Onderbouwing: probleem- of risico-analyse
Kenmerken risico of probleem Boekenpret is ontwikkeld in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid. Het vertrekpunt van het onderwijsachterstandenbeleid is het feit, dat bepaalde groepen kinderen in het Nederlandse onderwijs een verhoogde kans op achterstand in het onderwijs hebben. Het gaat om allochtone en autochtone kinderen met laagopgeleide ouders.Voor de taalprestaties bedragen de achterstanden ongeveer twee leerjaren (Schonewille, Kloprogge & van der Leij, 2000). De achterliggende gedachte van Boekenpret is dat (voor)lezen een positief effect heeft op de taalontwikkeling van kinderen en daarmee op hun latere schoolprestaties. Onderzoek laat zien dat voorlezen in de voorschoolse leeftijd nauw samenhangt met de latere prestaties van kinderen op het gebied van taal, ontluikende geletterdheid en leesvaardigheid (Bus, 1995 In: Van den Berg & Middel, z.j.). Een Vlaams onderzoek naar het leesgedrag van Turkse, Marokkaanse en Italiaanse kinderen (Ramaut In: Bon & Sanders, 2004) laat zien dat deze kinderen van huis uit over het algemeen weinig tot lezen gestimuleerd worden. Er zijn weinig boeken, er wordt niet veel van de bibliotheek gebruikgemaakt en ouders lezen zelf niet vaak. Kinderen met weinig leesprikkels in hun omgeving associëren boeken met school of met de moskee. Zij hebben een grotere voorkeur voor informatieve boeken en plezier is voor hen een minder sterk motief om te lezen dan voor meer ervaren lezers. Boekenpret is een leesbevorderingsprogramma. Voorlezen is een van de belangrijkste activiteiten voor de ontwikkeling van de kennis die nodig is voor het verwerven van leesvaardigheid (Bus, 1995 In: Van den Berg & Middel, z.j). In publicaties over ontluikende geletterdheid wordt een relatie gelegd tussen het voorlezen in de voorschoolse periode en het (begrijpend)lezen in de basisschool. Voorlezen activeert leerprocessen die het begrijpend lezen beïnvloeden; het geeft kinderen inzicht in verhaalschema's en maakt hen vertrouwd met boekentaal, waardoor nieuwe verhalen sneller begrepen kunnen worden. Ook ten aanzien van het technisch lezen heeft het voorlezen gunstige effecten. Kinderen die vertrouwd zijn met boeken, woorden en letters, hebben kennis opgebouwd die een kader vormt waarbinnen instructie in de techniek van lezen zin krijgt. Het voorlezen stimuleert leerprocessen, waardoor kinderen een betere startpositie hebben in het basisonderwijs. Met risico of probleem samenhangende factoren In het algemeen wordt er de laatste jaren in Nederland steeds minder gelezen. Maatschappelijke ontwikkelingen hebben geleid tot verschuivingen in de vrijetijdsbesteding (Piek, 1995 In: Van den Berg & Middel, z.j.). Mensen hebben meer geld voor vrijetijdsbesteding en kunnen gebruik maken van een zeer divers aanbod aan voorzieningen. Als ze verhalen willen beleven kunnen ze naar de televisie kijken in plaats van een boek te lezen. Voor laaggeschoolde ouders komt daar nog bij dat zij zelf niet of nauwelijks zijn opgegroeid met (voor)lezen en het lezen voor de lol misschien nooit zelf hebben ervaren en soms te weinig leesvaardig zijn om ontspannen (voor) te kunnen lezen (Van den Berg & Middel, z.j.). Door een kind voor te lezen raakt het vertrouwd met een vorm van taalgebruik die voor veel kinderen ver afstaat van het dagelijks taalgebruik thuis. De kloof tussen thuistaal en schooltaal is voor veel kinderen, zowel allochtone als autochtone, erg groot. De formele instructietaal in de klas vertoont veel gelijkenis met de geschreven taal in prentenboeken. Door verhalen te beleven en op te gaan in datgene wat voorgelezen wordt, kunnen kinderen met deze taalvorm vertrouwd worden. Hiermee krijgt het kind een belangrijke voorsprong in het taalverwervingsproces en wordt de vaardigheid om teksten te begrijpen verhoogd. Bus (In: Van den Berg en Middel, z.j.) geeft daarnaast ook het belang van voorlezen aan voor het ontwikkelen van plezier in geschreven taal: door geletterde activiteiten als voorlezen hebben jonge kinderen zich een basisbegrip gevormd van functie en gebruik van geschreven taal en een eerste attitude gevormd met betrekking tot plezier en nut van geschreven taal in hun leven. Hier ligt de sleutel tot de ontwikkeling van een intrinsieke leesmotivatie (lezen om het lezen, lezen voor het plezier). Een intrinsieke leesmotivatie is de motor voor veel en vaak (voor)lezen.
4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak Koppeling risico/probleem - doelen - aanpak De theorie van de ontluikende geletterdheid wordt beschouwd als de basis voor Boekenpret. Met de term 'ontluikende geletterdheid' wordt de ontwikkeling van lees- en schrijfvaardigheid van jonge kinderen aangeduid, in de periode die voorafgaat aan het conventioneel lezen en schrijven (0-6 jaar). Behalve vaardigheden gaat het daarbij ook om de inzichten (kennis) die kinderen al krijgen in geschreven taal,
bijvoorbeeld op het gebied van de gebruiksfunctie, het woordgebruik, verhaalstructuren, de schrijfrichting. In de periode van ontluikende geletterdheid vormen kinderen hypothesen over taal en toetsen deze ervaringen aan de hand van hun eigen ervaringen. Ze vormen geleidelijk hun ideeën over lezen en schrijven als activiteit, waardoor allerlei linguïstische kennis tot stand komt die nodig is voor conventioneel lezen en schrijven (Bus,1995 In: van den Berg & A.Middel, z.j.). Dit proces verloopt niet autonoom, maar in voortdurende interactie met volwassenen. Het hypothesetoetsend gedrag van kinderen heeft zowel betrekking op de mondelinge taal als op de geschreven taal. Volgens Teal (In: Van den Berg & Middel, 1996) kunnen kinderen hypothesen vormen over geschreven taal:
l
tijdens onafhankelijke exploraties van geschreven taal tijdens het observeren van anderen die geschreven taal gebruiken
l
tijdens interacties tussen volwassenen en kind, die betrekking hebben op geschreven taal.
l
Kinderen raken volgens Teale bij deze situaties betrokken en ontwikkelen lees- en schrijfgedrag als aan een aantal voorwaarden is voldaan: l l l
de aanwezigheid van kinderboeken de toegankelijkheid van schrijfmaterialen volwassenen die als 'model' fungeren bij het lezen en schrijven.
Een sociale omgeving waarin geschreven taal een belangrijke functie heeft, stimuleert kinderen om na te denken over geschreven taal en te proberen zelf te lezen en te schrijven. Daarnaast is ook de frequentie van voorlezen van belang, evenals de wijze waarop ouders spontaan lees- en schrijfgedrag ondersteunen. Interacties over geschreven taal vinden vooral plaats in de voorleessituatie. Voorlezen is de enige taalgebruiksituatie waarin jonge kinderen geschreven taal horen en waarin ze hypothesen kunnen vormen over de constructie ervan. Het ontdekken van de verschillen tussen mondelinge en schriftelijke taal en het begrijpen en leren waarderen van schriftelijke taal kunnen dus tijdens het voorlezen tot stand komen. Het kind krijgt modelgedrag voorgeschoteld en neemt dit gedrag geleidelijk over: kijken naar de plaatjes, benoemen, relaties leggen tussen de verschillende plaatjes, na herhaald voorlezen zelf delen van de tekst reproduceren. Aan kinderen uit gezinnen met een literair klimaat wordt in zes jaar tijd in gezin en centra al gauw 500 uur voorgelezen. Deze kinderen hebben positieve ervaringen opgedaan met het lezen. Door het omgaan met boeken hebben ze daarbij de zin van het lezen ontdekt en weten ze al heel veel over het leesproces. Ze kunnen hun kennis over boekentaal en over verhaalstructuren inzetten bij het leren lezen. De kinderen hebben daarmee een belangrijke stap gemaakt in het proces van ontluikende geletterdheid en hebben een goede startpositie bij het leren lezen en schrijven in groep 3. Om kinderen uit gezinnen waar niet of nauwelijks gelezen wordt ook de kans te geven zich een leesmotivatie als 'lezen voor de lol' eigen te maken en daarnaast ook goed voor te bereiden op het leren lezen en schrijven in groep 3, is het noodzakelijk dat zij in ieder geval positieve voorleeservaringen opdoen, ten minste 500 uur. Eén van de doelen van Boekenpret is dan ook dat kinderen in de periode van 0-6 jaar 500 (voor)leesuren opdoen (Bon en Sanders, 2004). Het ontwikkelen van de leescultuur die jonge kinderen omgeeft, is binnen Boekenpret gekozen als middel om het lezen te bevorderen, waarbij leescultuur opgevat kan worden als de wijze waarop kinderen vanuit hun thuismilieu al dan niet gestimuleerd worden tot lezen. Die stimulansen moeten uitgaan van de materiële en sociale omgeving van de kinderen. Uit een inventarisatie van Stichting Lezen (Piek In: Van den Berg & Middel, z.j.) blijkt dat hoe meer ouders voorlezen en hoe meer ze zelf lezen, des te groter de kans is dat hun kinderen gaan lezen. In verschillende publicaties (Peer, 1992, Shapira, 1982 In: Van den Berg & Middel, z.j.) worden factoren beschreven die het literaire klimaat in het gezin beïnvloeden, zoals materiële voorzieningen en activiteiten van ouders. Deze factoren vormen het uitgangspunt voor doelen en inhoud van Boekenpret en zijn:
l
de materiële leesomgeving van het kind verbeteren; opvoeders bewust maken van het belang van lezen;
l
de kwaliteit van interacties tussen opvoeder en kind verhogen;
l
het leesgedrag van de opvoeders positief beïnvloeden.
l
Deze programma-inhouden hebben als richtlijn gediend voor het ontwikkelen van de materialen en activiteiten van Boekenpret. Zo is er uitgebreid aandacht voor activiteiten waardoor kinderen regelmatig in contact komen
met prentenboeken en leren zelf boeken te kiezen. Voor beroepskrachten zijn er verschillende activiteiten om het belang van voorlezen aan ouders te laten zien. Informatievoorziening en modelgedrag zijn daarbij van belang. Interactie voor, tijdens en na het lezen krijgt vorm door tips bij de boeken en diverse materialen die ouders er toe zetten om boeken samen met hun kinderen te beleven. Het voorleesgedrag van ouders wordt gestimuleerd door het creëren van voorleesroutines. De kinderen zelf spelen daarbij een belangrijke rol. Ze krijgen bijvoorbeeld materialen mee en kunnen dan de ouders vragen voor te lezen. Samenvatting werkzame ingrediënten l l l
doorgaande lijn van 0-6 jaar aandacht thuis en in de centra voor voorlezen aandacht voor zowel materiele als sociale leesomgeving
4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van uitvoering en begeleiding Gemeenten die Boekenpret willen invoeren kunnen terecht bij de provinciale bibliotheekcentrale. Daar kan men zorgen voor ondersteuning, voorlichting, scholing en advies, eventueel in samenwerking met de regionale onderwijsbegeleidingsdienst. Elke provinciale bibliotheekcentrale heeft een eigen coördinator leesbevordering. De coördinatoren van de verschillende centrales geven training aan de beroepskrachten in de Boekenpretprojecten. De landelijke coördinatie is in handen van de Vereniging van Openbare Bibliotheken. De vereniging is verantwoordelijk voor de innovatie van de materialen, het bijhouden van de website, het organiseren van de jaarlijkse, landelijke ontmoetingsdag en het organiseren van structureel overleg van de provinciale coördinatoren. Er gelden geen specifieke eisen ten aanzien van de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers. Er zijn een aantal cursussen ontwikkeld waarmee de deskundigheid van beroepskrachten en ouders kan worden vergroot. Het volgen van deze cursussen wordt aangeraden maar is niet verplicht De Basismodule Boekenpret biedt beroepskrachten de mogelijkheid hun deskundigheid met betrekking tot het project te vergroten. Bijscholing Bibliotheek Boekenpret is een cursus voor bibliotheekmedewerkers om te leren werken met het Boekenpretpakket. Zingen en spelen op de spelinloop is een handreiking aan leidsters in de spelinloop om het lezen met jonge kinderen in kansarme situaties te stimuleren. Voor de kindercentra zijn de cursussen Het inrichten en het gebruik van de boekenhoek in kindercentra en Draaiboek jaarlijkse boekenhoekbijeenkomsten ontwikkeld. Overige eisen Er is een aantal basisvoorwaarden waaraan een locatie moet voldoen wil het zichzelf een Boekenpretlocatie noemen. De basisvoorwaarden zijn: l
er vindt scholing aan professionals plaats;
l
ouders ontvangen voorlichting over de doelstellingen van Boekenpret;
l
de centrum-gezin-centrum gerichte aanpak is gekozen; per leeftijdsgroep worden de herkenbare materialen van Boekenpret gebruikt;
l
de jeugdbibliotheek heeft een duidelijke rol;
l
er is een doorgaande lijn middels samenwerking tussen tenminste twee organisaties (consultatiebureaus,
l
speelzalen, basisscholen, bibliotheek) voor verschillende leeftijdsniveaus (baby, peuter, kleuter) tot stand gekomen. Daarnaast moet aan minstens 3 van de 5 volgende criteria voldaan worden: l
activiteiten worden uitgevoerd binnen een netwerk;
l
activiteiten worden in kindercentra uitgevoerd; activiteiten worden uitgevoerd in de openbare bibliotheek;
l
in alle leeftijdsgroepen worden door ouders activiteiten in het gezin uitgevoerd;
l
er wordt volgens een jaarplanning gewerkt.
l
Voor evaluatie binnen de Boekenpretprojecten worden verschillende instrumenten aangeboden voor
procesmatige evaluatie, participatiemeting, waarderingsmeting, effectmeting en terugkoppeling van resultaten naar ouders. De instrumenten zijn in de Handleiding Boekenpret opgenomen. Projecten zijn vrij om de instrumenten al dan niet te gebruiken.
5. Overige voorwaarden voor toepassing Indicatiestelling Voor de toepassing van de interventie is geen speciale indicatie vereist, die afwijkt van de voor de sector of aanbieder wettelijk gebruikelijke indicatie.
6. Samenvatting onderzoek en beoordeling effectiviteit 6.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit Boekenpret is een flexibel programma en wordt daardoor op iedere locatie anders uitgevoerd. Het is daarom moeilijk iets te zeggen over de effectiviteit van het programma. Er kunnen alleen uitspraken gedaan worden over de effecten van het programma zoals op een bepaalde locatie is uitgevoerd. Bos (2002) onderzocht gezinnen die in 2000 deelnamen aan Boekenpret in Tilburg en vergeleek hen met gezinnen die in 1997 deelnamen aan het project. In Tilburg werd gewerkt met het zogenaamde Opgroeiboek. Het programma duurde twee jaar. In het eerste levensjaar van het kind werden ongeveer tweewekelijks huisbezoeken afgelegd door wijkverpleegkundigen. In het tweede programmajaar werden de gezinnen begeleid via groepsbijeenkomsten. Het onderzoek bestond uit drie delen. In het eerste deel is het effect van Boekenpret op de (voor)leesattitude, de materiële en sociale leesomgeving van het kind, de ouder-kindinteractie, het interactief voorlezen en de ontluikende geletterdheid van de baby's onderzocht. Er zijn bij 15 gezinnen, die in 2000 deelnamen aan Boekenpret, observaties gedaan van de voorleesinteracties tussen moeder en kind en er zijn interviews afgenomen met de moeder. Deze gegevens werden voorafgaand aan Boekenpret, na ongeveer een half jaar werken met Boekenpret en tenslotte na afloop van het eerste Boekenpretjaar verzameld. In het tweede deel van het onderzoek werden de resultaten van deel 1 vergeleken met resultaten van Boekenpret in 1997. In 1997 zijn een aantal verbeteringen doorgevoerd in het programma. Doel van het tweede deel van het onderzoek was om na te gaan of er ook meer effecten bereikt werden. Tot slot werden de zeven Boekenpretmoeders uit 1997 opnieuw geïnterviewd in 2001. De Boekenpret kinderen waren toen ongeveer vier jaar oud. De groep uit 1997 kan niet als controlegroep beschouwd worden voor de groep in 2000, omdat het programma en materialen veranderd zijn. Voor de Databank Effectieve jeugdinterventies is vooral deel I van het onderzoek belangrijk. Meetinstrumenten: Om de effecten van Boekenpret te kunnen meten zijn vragenlijsten en interviewvragen afgenomen en werden observaties uitgevoerd. De meetschalen van de vragenlijsten/interviews en observaties waren: l l
leesomgeving:materiële en sociale leesomgeving van het kind en van het gezin voorleesattitude
l
interactie voorlezen
l
geletterdheid
l
algemene Boekenpretdoelen babyperiode
l
tevredenheid moeder/wijkverpleegkundige.
l
Cronbachs alpha van de meetschalen varieerden tussen de .61 en .78. Statistische toetsing van resultaten: Per meetschaal zijn gemiddelde scores berekend en is een eenzijdige ttoets voor gepaarde waarnemingen uitgevoerd. Resultaten: We beperken ons hier tot een uitgebreide weergave van de resultaten van de effecten van Boekenpret op de gezinnen die in 2000 deelnamen aan het programma (eerste deel van het onderzoek), omdat het hier gaat om het meten van effecten van het programma in zijn huidige vorm.
l
De attitude van Boekenpretmoeders is significant positiever bij de nameting dan voordat Boekenpret begon. Dit geldt voor het belang dat zij hechten aan de aanwezigheid van en omgang met boeken voor kinderen (t=1.871, df=14, p=.041), en het voorlezen en het omgaan met een boekje door baby's (T=5.607, df=14, p.000) en door peuters (t=3.287, df=14, p=.003). De gemiddelde scores op de meetschaal 'voorlezen is plezier of leren' geven geen statistisch significant verschil tussen de voor- en nameting (t=1.284, df=14, p.=.110).
l
De materiële en sociale leesomgeving van het gezin is na een jaar Boekenpret significant verbeterd (t=3.425, df=14, p=.002). Dat wil zeggen dat er meer leesmateriaal in het gezin aanwezig is en dat lezen belangrijker wordt gevonden door moeder.
l
De materiële leesomgeving van het gezin is eveneens significant verbeterd na een jaar, vergeleken met halverwege het eerste Boekenpretjaar (t=4.453, df=14, p=.0005). Kinderen zijn veelal lid van de bibliotheek geworden gedurende het jaar en er zijn meer babyboeken aanwezig in de gezinnen. Dit ondanks het feit dat de kinderen, die bij de nameting ruim een jaar waren, gedurende het Boekenpretjaar ook significant meer televisie zijn gaan kijken (t=3.055, df=14, p=.0005).
l
De sociale leesomgeving van het kind binnen het gezin is ook verbeterd. Er is sprake van een toename in routines (t=5.277, df=14, p=.000). Er wordt ten tijde van de nameting meer voorgelezen, er zijn meer vaste voorleesplekken en meer vaste leesmomenten. ook wat betreft de wijze waarop omgegaan wordt met voorlezen en boeken is een verbetering bij de nameting in vergelijking met de tussenmeting (t=2.806, df=14, p=.0007). Er wordt meer en uitgebreider voorgelezen en moeders zijn er meer van overtuigd dat
l
hun baby het voorlezen en spelen met een boekje ook leuk vindt. De observaties van de interactie en het voorlezen binnen de gezinnen laten zien dat de interactie tussen moeder en kind is verbeterd (t=5.745, df=11, p=.000).
l
Moeders lezen na een jaar Boekenpret gemiddeld interactiever voor dan na een half jaar Boekenpret (t=3.243, df=13, p=.003).
l l
De reactie van moeder op het kind tijdens het voorlezen neemt niet significant toe. Na een jaar kunnen de kinderen beter met een boekje omgaan dan na een half jaar Boekenpret (t=5.014, df=13, p=.000). Dit laat volgens de onderzoeker zien dat de ontluikende geletterdheid van de baby's zich positief ontwikkelt.
l
De effecten op het 'literaire' gezinsklimaat en de 'geletterdheid'van baby's waren significant positief. Zowel de moeders als de Boekenpret wijkverpleegkundigen waren tevreden over de begeleiding. Het verschil in effect met een soortgelijk onderzoek uit 1997 bleek nergens significant. Ook de beleving van de moeders uit beide jaren verschilde niet van elkaar.
Osinga en Lub (1997) onderzochten de effecten van Boekenpret in Drenthe. Het onderzoek bestond uit een kwantitatief deel en een kwalitatief deel. Het kwantitatieve deel richt zich op de vraag in hoeverre baby's, peuters en kleuters de kinddoelen van Boekenpret hebben gehaald. Ook is gekeken naar de leesattitude van ouders en de leesbeleving van de kinderen. Het kwalitatieve deel heeft voornamelijk betrekking op de participatie en waardering van Boekenpret door ouders, peuterleidsters en leerkrachten. Tenslotte is gekeken naar het effect van deelname aan eerdere onderdelen van Boekenpret op onder andere de leesbeleving van het kind en op de leescultuur en het interactief voorleesgedrag van de ouder. In totaal waren er 153 kinderen en hun ouders bij het onderzoek betrokken: 11 baby's, 72 peuters en 70 kleuters. Ouders vulden vragenlijsten in, werden al voorlezende geobserveerd en werden geïnterviewd. De vragenlijsten zijn door de onderzoekers zelf ontwikkeld en bestaan uit stellingen, waarbij ouders aangeven of bepaald gedrag meestal, soms of nooit voorkomt. Er heeft per leeftijdsgroep een meting plaatsgevonden. Er heeft dus een meting bij de baby's plaatsgevonden, een meting bij de peuters en een meting bij de kleuters. Er was spraken van een experimentele groep. Er was geen controle groep. De resultaten worden in percentages ouders weergegeven. Over de onderzoeksvragen waarbij gekeken is naar het effect van deelname aan eerdere onderdelen van Boekenpret is de statistische significantie van de resultaten berekend. Enkele resultaten zijn: l
Wat betreft de kinddoelen die door Boekenpret gesteld worden worden die zowel voor baby's, peuters en
l
kleuters grotendeels gehaald. Deelname aan Boekenpret zou een positieve invloed hebben op het voorleesgedrag van de ouders. De deelnemende ouders gebruiken gaandeweg meer strategieën bij het voorlezen. Hoe langer een kind meedoet aan Boekenpret, hoe meer strategieën de ouders gebruiken. Met betrekking tot het totaal van strategieën voor, tijdens en na het voorlezen is een significant verschil (significantieniveau van < 0.1)
gevonden tussen kleuters die wel of niet aan eerdere onderdelen van Boekenpret hebben deelgenomen. l
Op de totaalscore ten aanzien van leesbeleving is geen significant effect aangetoond als gevolg van langere deelname aan het project. Op twee van de aspecten van leesbeleving zijn wel significante verschillen aangetoond tussen kleuters die hebben deelgenomen aan eerdere projecten en kleuters die dat niet hebben gedaan. Het betreft de aspecten: het maken van geluiden bij het voorlezen en het rustig worden van het voorlezen.
l
De attitude ten aanzien van lezen van ouders die aan eerdere Boekenrpet-projecten hebben deelgenomen blijkt positiever te zijn. Op het totaal van attitude t.a.v. lezen wordt significant hoger gescoord (p=0.04) door de ouders die eerder hebben deelgenomen aan het programma. Deze totaalscore behelst zowel de affectieve als instrumentele attitude t.a.v. lezen.
l
l
Op het totaal van de score leescultuur is er geen significant verschil gevonden tussen gezinnen die aan eerder hebben deelgenomen aan het programma en de andere gezinnen.. Wel m.b.t. enkele aspecten, namelijk het hebben van een abonnement op een krant en lidmaatschap van de bibliotheek. Tijdens de observaties blijkt dat de manier waarop ouders voorlezen traditioneel is. Ouders lokken bij het voorlezen weinig reacties uit bij het kind en geven hun kind weinig ruimte om te reageren. De interactie tussen ouder en kind is gering. Verder is wel te zien dat zowel ouders als kinderen genieten van het voorlezen.
Kanttekeningen Er is in beide onderzoeken geen gebruik gemaakt van controlegroepen. Het is daardoor lastig gevonden effecten te verklaren of toe te rekenen aan de interventie. Daarbij is de selectie van deelnemers onduidelijk en niet gerandomiseerd. De gevonden positieve effecten vormen nog geen bewijs van de effectiviteit van de interventie.
Samenvatting directe aanwijzingen effectiviteit Bos (2002) : positieve resultaten uit Nederlands onderzoek met zwakke bewijskracht. Boekenpret heeft een positief effect op de voorleesattitude van ouders, de materiële en sociale leesomgeving van het gezin, de ouder-kindinteractie, het interactief voorlezen en de ontluikend geletterdheid van het kind. . Osinga en Lub (1997): positieve resultaten uit Nederlands onderzoek met zwakke bewijskracht.Zie tekst hierboven voor resultaten. Onderzoek zonder controlegroepen, effectiviteit niet aangetoond. Samenvatting Nederlandse effectstudies De makers en uitvoerders voeren geen Nederlandse effectstudies aan naar soortgelijke interventies. Buitenlandse studies De makers en uitvoerders voeren geen effectstudies aan naar buitenlandse versies van de interventie. Nederlandse studies soortgelijke interventies De makers en uitvoerders voeren geen Nederlandse effectstudies aan naar soortgelijke interventies.
7. Toepassing (uitvoerende organisaties) Boekenpret wordt uitgevoerd in en door allerlei organisaties die met jonge kinderen werken, bijvoorbeeld kindercentra, consultatiebureaus, peuterspeelzalen, basisscholen. Veel gemeentes zetten Boekenpret in in het kader van de Voor- en Vroegschoolse Educatie en het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid.
8. Overeenkomsten met andere interventies Boekenpret vertoont overeenkomsten met Fantasia. Fantasia is een longitudinale aanpak om de leesmotivatie van kinderen van 4-12 jaar te bevorderen en bruikbaar als voortzetting van de lijn die met Boekenpret is ingezet .
9. Overige informatie
Ontwikkeld door Boekenpret is ontwikkeld door Sardes, in opdracht van Stichting lezen en in samenwerking met Onderwijsvoorrang Drenthe Tilburg en de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Biblioservice Gelderland heeft de landelijke coördinatie. Biblioservice Gelderland Landelijke Ondersteuning Boekenpret/Ingrid Bon Postbus 9052 6800 GR Arnhem T. (026) 386 02 33
[email protected] Materialen Er is grote hoeveelheid materiaal beschikbaar. Voorbeelden hiervan zijn: l l l l l l l
Handleiding Boekenpret 0-2 jaar (Bon, I. & Sanders, S., 2004) Handleiding Boekenpret 2-4 jaar (Bon, I. & Sanders, S. 2004) Handleiding Boekenpret 4-6 jaar (Bon, I. & Sanders, S., 2004) Videoband:'Nog een keer' (om ouders te laten zien) Videoband: 'Dat is een mooi boekje' (voor beroepskrachten die met 0-4 jarige werken) Videoband 'Gedeelde Pret' (voor leerkrachten in onderbouw van basisonderwijs) Producten voor thuis onder andere: wandpaneel, boekjes, speel-ontdekboeken en ondersteunende tippenboekjes.
Voor de volledige lijst verwijzen we naar www.boekenpret.nl Materialen zijn te bestellen bij: Buro Extern Berenkoog 11 AlkmaarTel: (072) 567 00 00 HTML links: www.boekenpret.nl
10. Lijst met aangehaalde literatuur ¡ ¡ ¡
¡
¡ ¡ ¡
Bon, I. & Sanders, T. (2004). Handleiding Boekenpret 0-2 jaar. Alkmaar: Buro Extern. Berg, I. van den & A. Middel (z.j.). Voorlezen, gewoon omdat het leuk is! Basisboek Boekenpret. Utrecht: Sardes & Stichting Lezen. Bos, J.P.M.J. (2002). Boekenpret opgegroeid? Een effect- en evaluatieonderzoek van Boekenpret Tilburg in 2000, het verschil met Boekenpret 1997 en de Boekenpretgezinnen van 1997 anno 2000. Nijmegen: KUN. Osinga, A. & Lub, I. (1997). Interactief voorlezen. effecten van het leesbevorderingsproject Boekenpret op het voorleesgedrag van ouders. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Osinga, A. & Lub, I. (1998). Voorleesplezier is groot. De effecten van Boekenpret in Drenthe onderzocht. In: Toon, januari 1998. Schonewille, B., Kloprogge, J. & Leij, A. van der (2000). Kaleidoscoop en Piramide. Samenvattend evaluatierapport. Alkmaar: Buro Extern. www.boekenpret.nl Over Boekenpret. Gedownload op 12-09-2005.
Deze informatie is op 30 juni 2016 gedownload van www.nji.nl.
Samenwerking erkenningstraject Het erkenningstraject wordt in samenwerking uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en MOVISIE. Door samen te werken aan het beoordelen van interventies volgens eenduidige criteria streven wij naar kwaliteitsverbetering in de betrokken werkvelden.