Interventie
Lekker Fit Rotterdam
Samenvatting Doel Lekker Fit! heeft als doel overgewicht te stabiliseren en bewegingsarmoede te verminderen onder de Rotterdamse jeugd door het bevorderen van gezonde voeding en beweging. Doelgroep Lekker Fit! richt zich op basisschoolleerlingen in de leeftijd van 4-12 jaar. Aanpak Lekker Fit! geeft een kwantitatieve en kwalitatieve impuls aan het totale bewegingsaanbod aan basisscholieren in de vorm van een gymleraar 'nieuwe stijl,'drie gymlessen per week voor de groepen 3 tot en met 8 en extra bewegingsaanbod buiten schooltijd. Door middel van het lespakket Lekker Fit! voor de groepen 1 tot en met 8 leren kinderen over de energiebalans en een gezonde leefstijl. Ouders ontvangen voorlichting en kunnen, als overgewicht wordt geconstateerd, voor advies terecht bij de schooldiëtist of jeugdverpleegkundige. Om de vinger aan de pols te kunnen houden wordt gewerkt met een leerlingvolgsysteem: de Fitmeter. Hierop houdt de gymleraar onder andere resultaten op de Eurofittest en deelname aan binnen- en buitenschoolse beweegactiviteiten bij. Materiaal Voor de uitvoering van Lekker Fit! zijn de volgende materialen nodig: l l l l l
Basisdocument Bewegingsonderwijs voor het basisonderwijs, Jan Luiting Fonds. www.janluitingfonds.nl Protocol en materialen voor Eurofittest, gemeente Rotterdam. Lespakket Lekker Fit!, Wolters-Noordhoff. www.lekkerfitopschool.nl Handleiding Fitmeter en scorekaarten, gemeente Rotterdam. Algemene handleiding (inclusief ouderbrieven), gemeente Rotterdam.
Onderzoek effectiviteit In 2006/2007 is een cluster gerandomiseerde gecontroleerde studie uitgevoerd naar het effect van Lekker Fit! 20 scholen werden in het onderzoek betrokken. De beginmeting vond plaats aan het begin van het schooljaar en de eindmeting aan het eind van het schooljaar. Uit multi-level regressie analyses blijkt dat Lekker Fit! een gunstig effect heeft op de prevalentie van overgewicht, middelomvang en het eurofit onderdeel "shuttle run" bij middenbouw leerlingen (groep 3 t/m 5). Ontwikkeld door Gemeente Rotterdam, Sport en Recreatie Postbus 1240 3000 BE Rotterdam E-mail:
[email protected] Telefoon: 010 267 31 12 Internet: www.rotterdamlekkerfit.nl Erkenning
Erkend door Deelcommissie jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering d.d 09-03-2010 Oordeel: Goed onderbouwd Toelichting: Lekker Fit Rotterdam biedt een veelomvattende aanpak. De overdraagbaarheid naar andere gemeenten is lastig gezien de complexiteit van de interventie, maar hiervoor worden wel goede aanwijzingen gegeven. De referentie naar dit document is: Ron van Walsum (maart 2010). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'Lekker Fit Rotterdam'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies
1. Toelichting naam van de interventie De interventie is in 2005 van start gegaan met de naam "Elke dag bewegen". In 2006 is de naam veranderd in "Lekker Fit!" De naam "Lekker Fit!" is ook verbonden aan het lespakket, dat onderdeel uitmaakt van de interventie. Het lespakket is ook los te bestellen. De naam spreekt eigenlijk voor zich. Het staat voor gezonde voeding en beweging en vooral plezier in beweging en fit zijn.
2. Risico en/of probleem waar de interventie zich op richt Overgewicht bij kinderen is een wereldwijd toenemend gezondheidsprobleem. Overgewicht op jonge leeftijd blijft vaak bestaan op oudere leeftijd met alle risico's van dien voor de gezondheid, zoals diabetes, hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker. (Gezondheidsraad 2003) Overgewicht brengt daarmee hoge ziektekosten en productieverlies met zich mee. (Van Baal et al 2006). Ook op jonge leeftijd zijn er al nadelige gevolgen voor de gezondheid, zoals metabole afwijkingen, slaapapneu, gewrichtsklachten, afwijkingen aan de lever en psychosociale gevolgen. (Dietz 1998; Deckelbaum and Williams 2001; Reilly 2005; Lobstein en Jackson-Leach 2006; Bocca, Stolk et al. 2008) In 2003 kwam bij 14,5% van de jongens en 17,5% van de meisjes in Nederland overgewicht voor. (Van den Hurk, van Dommelen et al. 2007). Overgewicht komt vaker voor bij kinderen uit de grote steden en kinderen van Marokkaanse en Turkse afkomst (Fredriks, Van Buuren et al. 2005). In Rotterdam heeft één op de vier á vijf kinderen overgewicht (Van Buren et al 2008) met forse verschillen tussen wijken (Jansen 2007). Zo varieert de prevalentie van overgewicht bij kinderen in groep 2 van de basisschool van 3% in de ene wijk tot 29% in de andere wijk.De behandeling van overgewicht en obesitas verloopt meestal teleurstellend, preventie is daarom geboden.(Gezondheidsraad 2003).
3. Doel van de interventie De hoofddoelstelling van Lekker Fit! is om overgewicht te stabiliseren en bewegingsarmoede te verminderen door het bevorderen van gezonde voeding en beweging. Deze hoofddoelstelling is uitgewerkt in de volgende subdoelstellingen: l
l
l
l l
l
l
Verhogen van de fysieke activiteit tijdens schooltijd bij alle kinderen door het aanbod van 3 bewegingslessen in plaats van de gebruikelijke 2; Verhogen van de fysieke activiteit buiten schooltijd bij een meerderheid van de kinderen door het aanbod van buitenschoolse sport- en spel activiteiten; Verhogen van de kwaliteit van het bewegingsonderwijs, gericht op meer intensief bewegingsonderwijs en meer individuele begeleiding, door aanstelling gymdocent, gebruik van methodieken en leerlingvolgsysteem; Vergroten van sportparticipatie door de toegang tot sportverenigingen laagdrempeliger te maken; Toename van gezonde leefstijl en determinanten daarvan (bewustzijn, attitude, subjectieve norm, eigen effectiviteit, vaardigheden) bij alle kinderen via het lespakket en de Eurofittest; Positieve gedragsverandering bewerkstelligen binnen gezinnen waarvan één of meerdere kinderen overgewicht hebben via individuele begeleiding door de schooldiëtist; Bewustzijn, houding, kennis en vaardigheden van ouders over gezonde voeding en beweging versterken en vergroten via oudervoorlichting.
4. Doelgroep van de interventie Voor wie is de interventie bedoeld
Lekker Fit! is bedoeld voor kinderen van de basisschool (groepen 1 t/m 8) Lekker Fit! is zo ontwikkeld dat het toepasbaar is in alle basisscholen. Echter, bij de start van Lekker Fit! is ervoor gekozen dit project in die wijken in te zetten waar dit het hardst nodig is. Dus in die wijken waar het percentage overgewicht het hoogst is. Deze wijken zijn gekozen op basis van gegevens uit de Rotterdamse Jeugdmonitor, de Rotterdamse Veiligheidsindex, de gemeentelijke basisadministratie en de Rotterdamse vrijetijdsomnibus. Deze wijken worden door de onderstaande kenmerken gekarakteriseerd. l l l l l l
Een lage sportparticipatie, weergegeven door het percentage sporters dat wekelijks of vaker sport; Hoog percentage overgewicht; Laag inkomen; Lage opleiding; Weinig en slechte buitenruimte; Grote afstand tot sportverenigingen.
Ten tijde van deze analyse is ervoor gekozen etnische achtergrond niet mee te nemen in de wijkanalyse. Wat niet wegneemt dat in de uiteindelijk gekozen wijken veel bewoners van niet westerse afkomst zijn. Intermediaire doelgroepen van Lekker Fit! zijn: l
Scholen
Rotterdamse kinderen worden gevonden en bereikt via het basisonderwijs. Scholen zijn dus de belangrijkste partner om de uiteindelijke doelgroep te bereiken. Binnen het basisonderwijs is vooral het bewegingsonderwijs en leefstijleducatie van belang. Het idee hierachter is dat daarmee vanaf de basis aan een verbetering van de leefstijl gewerkt wordt. In deelnemende scholen worden alle leerlingen bereikt. l
Ouders
Verschillende onderdelen van het programma zijn specifiek gericht op ouders, om via hen kinderen te bereiken. Ouders hebben grote invloed op hun kinderen. Het betrekken van ouders versterkt het succes van een interventie als Lekker Fit! Indicatie- en contra-indicatiecriteria In de documentatie over de interventie zijn geen specifieke indicatie- of contra-indicatiecriteria aangegeven. Toepassing bij migranten De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor jeugdigen of gezinnen met een allochtone achtergrond. Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) die bedoeld zijn allochtone groepen in het bijzonder te kunnen bedienen.) Deze interventie is niet specifiek ontwikkeld voor migrantengroepen. Wel leidde de wijkanalyse bij aanvang van het project tot een keuze voor wijken waar een groot deel van de bevolking bestaat uit bewoners van niet westerse afkomst. Uit evaluatie blijkt wel dat de interventie succesvol inzetbaar is bij deze doelgroepen.
5. Aanpak Opzet van de interventie Het project Lekker Fit! maakt onderdeel uit van het Actieprogramma Rotterdam Lekker Fit! Rotterdam startte in 2005 met dit programma om bewegingsarmoede en overgewicht te bestrijden. In dit programma wordt zowel in de sociale als fysieke omgeving van Rotterdammers ingegrepen. Het programma betrekt maatschappelijke partners en heeft verschillende projecten in het onderwijs, maar zorgt er ook voor dat in de buitenruimte nieuwe speel- en sportplekken worden gecreëerd en dat binnensportaccommodaties worden vernieuwd. Dit Actieprogramma wordt geleid door een programmamanager, die tevens eerste aanspreekpunt voor de wethouder is en voor de directies van de verschillende betrokken diensten. Lekker Fit! moet ervoor zorgen dat gezond gedrag weer vanzelfsprekend wordt. Het project bestaat uit tien pijlers die elkaar aanvullen, maar elk een eigen doel dienen. Om het project succesvol te laten zijn, zijn de scholen die meedoen aan Lekker Fit! verplicht om van alle tien de pijlers gebruik te maken. Sommige pijlers
zijn ook beschikbaar voor de overige basisscholen, zoals het lespakket Lekker Fit!. Bij de ontwikkeling van Lekker Fit! is samengewerkt door de dienst Sport en Recreatie van de gemeente Rotterdam, de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving en de GGD Rotterdam-Rijnmond, in nauw overleg met schoolbesturen. Via stichting Rotterdam Sportsupport zijn sportverenigingen betrokken bij de opzet van de interventie. De eerste jaren is via klanttevredenheidsonderzoeken gemonitord of de interventie aanslaat bij schooldirecties, coördinatoren, groepsdocenten, vakdocenten, ouders en leerlingen en is de interventie waar nodig bijgesteld. De tien pijlers zijn de volgende: 01 Extra bewegingsonderwijs onder en na schooltijd Op de Lekker Fit!-scholen wordt 3 keer per week bewegingsonderwijs onder schooltijd aangeboden (i.p.v. 2 keer per week) en worden op 4 dagen van de week na schooltijd naschoolse activiteiten aangeboden. Zo kunnen kinderen minimaal 4x per week deelnemen aan het beweegaanbod en eventueel zelfs elke dag. 02 Gymleraar nieuwe stijl Op Lekker Fit! scholen wordt een gymleraar nieuwe stijl aangesteld. Dit is een HBO opgeleide gymleraar, die is afgestudeerd aan de academie voor lichamelijke opvoeding of in het vierde jaar zit van de academie en zijn/haar Leraar in Opleiding (LIO) stage mag lopen. De gymleraar nieuwe stijl verzorgt de 3 gymlessen (zie pijler 01). Hij werkt volgens het basisdocument bewegingsonderwijs en verzorgt het sport en spelaanbod tijdens en na schooltijd. De gymleraar is de spin in het web als het gaat om het beweegaanbod voor de hele school. Deze gymleraar is ook na schooltijd aanwezig om lessen te geven of heeft aanbod georganiseerd dat door derden wordt verzorgd. 03 Lespakket Lekker Fit! De gemeente Rotterdam heeft voor alle Lekker Fit!-scholen in Rotterdam een lespakket Lekker Fit! ter beschikking gesteld. Het lespakket is bedoeld voor groep 1 tot en met groep 8 en gaat over een gezonde leefstijl en gezond eten en bewegen. Het lespakket bestaat uit een algemene introductieles gevolgd door drie theorielessen over drie thema's: bewegen, voeding en gezonde keuzes. Na iedere theorieles volgt er een beweegles die hoort bij het behandelde thema. De leerlingen krijgen ook opdrachten mee naar huis, die ze thuis met hun ouders kunnen bespreken. Zodoende wordt er ook getracht bij de ouders thuis te komen en dit onderwerp bespreekbaar te maken. 04 Sportlessen als opstap naar de vereniging De deelnemende scholen kunnen hun leerlingen kennis laten maken met verschillende takken van sport. Sportverenigingen uit de buurt presenteren zich op de scholen. Hiervoor dient nauw samengewerkt te worden met de organisaties of gemeentelijke onderdelen die verantwoordelijk zijn voor sportstimulering en sportverenigingsondersteuning. In Rotterdam betekent dit dat nauw samengewerkt wordt met de stichting Rotterdam Sportsupport. Deze stichting ondersteunt en onderhoudt contacten met sportverenigingen. Ook worden de medewerkers van de gemeente die verantwoordelijk zijn voor sportstimulering ingezet. Via deze samenwerking maken de leerlingen kennis met bestaande sportmogelijkheden dichtbij huis. Dit gebeurt via het K(ennismaken)-V(erdiepen)-D(oorstromen)-model, oftewel KVD model. (zie bijlage pijler 4 / 1 projectplan KVD). Er wordt gestart met kennismakingslessen onder schooltijd, tijdens de gymles en deze worden waar mogelijk gegeven door spelers van Rotterdamse topclubs. Na drie kennismakingslessen kunnen kinderen die dat leuk vinden ervoor kiezen om na schooltijd nog 3 verdiepingslessen te gaan volgen. Vaak komt dan een club uit de nabijheid van de school deze lessen verzorgen. Als kinderen echt enthousiast zijn geworden kunnen ze ook nog 3 doorstroomlessen volgen op de vereniging. Er worden meerdere KVD trajecten per schooljaar aangeboden. Via Rotterdam Sportsupport zijn vooraf de sportverenigingen geraadpleegd over hun rol en inzet bij deze pijler. Daaruit bleek onder andere dat de verenigingen graag mee willen werken, maar alleen een rol willen vervullen voor scholen in hun directe omgeving. Wanneer zij in andere gebieden ingezet worden levert hen dat namelijk geen of te weinig ledenwinst op. 05 Sportvereniging terug in de wijken Sportverenigingen die niet vertegenwoor¬digd zijn in een wijk, worden uitgenodigd om in de wijk een satellietclub te vestigen. Als sportclubs en hun accommodaties zich dichter in de buurt bevin¬den van potentiële leden, zal er een natuurlijker toeloop ontstaan van vooral kinderen. Eén van de initiatieven hiervoor
is genomen door Rotterdam Sportsupport met de zogeheten Schoolsportvereniging. Kinderen van zo'n vereniging trainen onder leiding van een vereniging elke week op school, maar nemen als schoolteam deel aan de competitie als team van de desbetreffende vereniging. 06 De Eurofittest Eenmaal per jaar worden alle kinderen uit groep 3 t/m 8 getest door middel van de Eurofittest, waaronder een BMI meting (Body Mass Index, geeft de verhouding tus¬sen gewicht en lengte aan). Met deze test wordt de algemene conditie gemeten en de ontwikkeling gedurende het project in kaart gebracht. De Eurofittest is een gestandaardiseerde Europese fitheid test batterij, die is ontwikkeld om de effectiviteit van bewegingsonderwijs te meten en gezondheidsgerelateerde fitheid. De Eurofittest meet de 5 grondmotorische eigenschappen coördinatie, snelheid, lenigheid, kracht en uithoudingsvermogen en bestaat uit 10 onderdelen: Flamingo evenwichttest, sneltikken met één hand, zittend reiken, verspringen uit stand, handknijpkracht, situps, hangen met gebogen armen, 10x5m loop en shuttle run test en anthropometrie. In 1986 werden de Eurofittests gekozen uit een aantal reeds bestaande goed beschreven en 'uitgeteste' tests, praktisch toepasbaar in school of- clubverband. De tests beantwoorden aan de wetenschappelijke criteria van objectiviteit, betrouwbaarheid en validiteit. (Adam, 1988) 07 De Fitmeter De Fitmeter is een web-based database waarin gegevens op kind- en groepsniveau worden gemonitord en vergeleken. De gymleraar vult dit systeem in, behalve de testmodule, die wordt door het testteam (zie pijler 06) centraal ingevoerd. De Fitmeter bevat informatie m.b.t.: resultaten van de Eurofittest en BMI (testmodule), deelname aan sportactiviteiten tijdens en na schooltijd (activiteitenmodule), algemene informatie zoals lidmaatschap sportvereniging (algemene module) en een leerlingvolgsysteem volgens het Basisdocument Bewegingsonderwijs (bewegingsonderwijs module). Met deze verschillende modules kunnen op diverse manieren preventieve stappen gezet worden. 08 Schooldiëtist Ouders krijgen extra hulp en advies via de GGD om over¬gewicht bij hun kinderen te voorkomen of aan te pakken. Als uit de Eurofittest of het preventief gezondheidsonderzoek blijkt dat kinderen vermoedelijk overgewicht hebben, krijgen zij de mogelijkheid van de GGD een afspraak op school te maken met een diëtist. Wanneer bij een kind ernstig overgewicht wordt vermoed (obesitas), vindt er direct een doorverwijzing plaats naar de huisarts of schoolarts. Er is voor een diëtist op school gekozen om de drempel zo laag mogelijk te houden. Ook worden ouders vanuit de school benaderd en zijn daardoor eerder geneigd om naar school te komen. Het vindt in een vertrouwde omgeving plaats. 09 Jeugdmonitor De GGD Rotterdam onderzoekt en volgt de (lichamelijke en psychische) gezondheid en de ontwikkelingen van kinderen en jongeren van 0 t/m 19 jaar. De onderwerpen overgewicht, voeding en beweging zijn standaard opgenomen in de Rotterdamse Jeugdmonitor. Elk jaar verzamelt de GGD hierover actuele gegevens. Informatie over een aantal belangrijke kengetallen wordt verzameld door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) bij de reguliere consulten op de leeftijd van 2 jaar, 5/6 jaar (groep 2), 10/11 jaar (groep 7), 12/13 jaar (VO1) en 14/15 jaar (VO3). Het doel van Monitoring en Registratie is om de prevalentie van overgewicht en belangrijke risicofactoren voor de ontwikkeling van overgewicht bij de jeugd van 0 tot 18 jaar in beeld te brengen en ontwikkelingen daarin te volgen in de tijd. 10 Oudervoorlichting Ouders hebben veel invloed op het eetgedrag en de hoeveelheid beweging van hun kinderen. Ouders kunnen ook het goede voorbeeld geven.Via ouderbijeenkomsten van de GGD wordt kennis overgebracht over gezonde voeding, de Nederlandse beweegnorm en de speerpunten van het kenniscentrum overgewicht: elke dag ontbijten en bewegen/buitenspelen, minder gezoete dranken, minder TV/computeren. Ook krijgen ouders tips hoe zij in de opvoeding kunnen omgaan met ongezond gedrag. De ouders worden veelal tegelijkertijd uitgenodigd met het Fit rapport dat mee naar huis gaat. Tot slot wordt aandacht besteed aan (opvoed-) vaardigheiden die nodig zijn om kinderen thuis gezond te laten eten en bewegen. Inhoud van de interventie Als een school aan de voorwaarden voldoet en uiteindelijk aan het begin van een schooljaar start met Lekker Fit! zal er als eerste door de dienst Sport en Recreatie een gymleraar worden aangesteld die het project op school zal uitvoeren. Sport en Recreatie verzorgt de werving en selectie van de gymleraren, uiteraard in
overleg met de schooldirecties. Een uitgebreide beschrijving van de keuze voor scholen en de introductie op de school is te vinden in de bijlage (Voortraject / 3 Selectie en start scholen) Heeft een school zelf al een gymleraar in dienst, dan zal Sport en Recreatie de aanstelling van de gymleraar uitbreiden naar wat voor de school noodzakelijk is. Hierbij wordt uitgegaan van 9 groepen = 1 fte gymleraar. Zie hiervoor bijlage normjaartaak (bijlage Pijler 2 / normjaartaak) 01 Extra bewegingsonderwijs onder en na schooltijd Zoal gemeld bij 4.1 wordt op de Lekker Fit! scholen dus meer bewegingsonderwijs onder schooltijd aangeboden en worden er structureel naschoolse activiteiten aangeboden. Voor het bewegingsonderwijs (de gymlessen tijdens schooltijd) geldt dat de methodiek gehanteerd wordt zoals deze is beschreven in het Basisdocument Bewegingsonderwijs voor het basisonderwijs (Mooij, van Berkel et al., 2004, zie bijlage pijler 01 / 1 leerlijnen). Het basisdocument Bewegingsonderwijs is een gezamenlijke productie van de SLO (nationaal expertise centrum leerplan ontwikkeling) en de KVLO (koninklijke vereniging van leerkrachten lichamelijke opvoeding). In het basisdocument bewegingsonderwijs zijn de bewegingsactiviteiten geordend rond twaalf leerlijnen: balanceren, klimmen, zwaaien, over de kop gaan, springen, hardlopen, mikken, jongleren, doelspelen, tikspelen, stoeispelen en bewegen op muziek. Ook in de kerndoelen voor het basisonderwijs worden deze leerlijnen genoemd. Binnen de leerlijnen zijn activiteiten uit de sport en vormen van bewegingsrecreatie te plaatsen evenals activiteiten uit de actuele bewegingswereld van de kinderen, bijvoorbeeld bewegingsactiviteiten die op het schoolplein of in de woonomgeving kunnen plaatsvinden. Binnen de leerlijnen worden voor de leeftijdsgroepen 1/2, 3/4, 5/6 en 7/8 tussendoelen uitgewerkt, die binnen de les aan de orde komen. Met behulp van uitbouwfactoren als arrangement (toestelopstelling), uitvoeringswijze (van het bewegen) en reguleringswijze (hoe kom je tot gezamenlijk bewegen bijvoorbeeld) kunnen de bewegingssituaties 'op maat' worden gemaakt en kan ook de leerhulp worden geboden. Met behulp van de tussendoelen, die heel concreet geformuleerd zijn, kan bij ieder kind geobserveerd worden hoe ver het gevorderd is binnen een bepaalde leerlijn en op welk niveau het kind een bewegingsactiviteit uitvoert. Voor de naschoolse lessen verzorgt de gymleraar nieuwe stijl een aanbod. Deels geeft de gymleraar de lessen zelf, deels wordt dit verzorgd door topsporters en andere externe aanbieders en deels door sportverenigingen. De werkwijze en opbouw van dit deel verloopt via het KVD-model. Dit wordt verder beschreven bij pijler 4. Ook zijn de gymzalen zo ingericht dat deze methodiek uitgevoerd kan worden. In een zogenaamd '3 vakkensysteem' kunnen leerlingen intensief aan de gang, er wordt zelden een klassikale les gegeven.
02 Gymleraar nieuwe stijl De gymleraar nieuwe stijl die wordt aangesteld op de scholen werkt volgens het basisdocument bewegingsonderwijs en verzorgt het sport- en spelaanbod tijdens en na schooltijd. Vierdejaars studenten academie voor lichamelijke opvoeding kunnen in het laatste studiejaar ook hun Leraar In Opleiding (LIO) stage op een school lopen, waardoor ze al werkend hun stage lopen. Taken van de vakleerkracht zijn: 1 Voorbereiden beweegprogramma's: iedere gymleraar maakt vooraf een jaarplan waarin terug te vinden is wat er in elke periode op school wordt gedaan. Hiermee wordt bewust toegewerkt naar de einddoelen van het basisdocument bewegingsonderwijs. 2 Verzorgen van gymlessen en activiteiten tijdens en na schooltijd: dit is de feitelijke uitvoering van het eerder genoemde jaarplan, zowel onder schooltijd tijdens gymlessen als na schooltijd met extra activiteiten. 3 Coördinatie van activiteiten ten behoeve van een gezonde leefstijl: er wordt van de gymleraar verwacht dat hij/zij een actieve rol speelt in alles wat op de scholen te maken heeft met bewegen en gezonde voeding. Hierbij assisteert de gymleraar of ontplooit zelf activiteiten die hieraan bijdragen. 4 Evalueren en bijstellen van sportprogramma: het is belangrijk dat het jaarplan en de eventuele programma's voor diverse groepen op school door het jaar heen worden bijgesteld en geëvalueerd. Dit gebeurt zowel op schaal als met de projectleiding. 5 Opbouwen en onderhouden van een functioneel relatienetwerk: het is belangrijk dat ook verenigingen uit de omgeving van de school bij het aanbod op school worden betrokken of dat de gymleraar een relatie opbouwt met bijvoorbeeld een sportbuurtwerker. Er wordt dus een proactieve houding verwacht om deze samenwerking aan te gaan en te onderhouden.
Er is bewust gekozen voor de term 'nieuwe stijl', omdat de gymleraren binnen Lekker Fit! verplicht zijn om naschoolse activiteiten te organiseren en eventueel zelf te geven. De gymleraar kan dus niet na werktijd de administratie bijwerken of naar huis, maar wordt geacht dan nog te werken met de kinderen. Er is hiermee rekening gehouden in de normjaartaak (zie bijlage pijler 3/ 3 normjaartaak GNS). Voor een uitgebreide functiebeschrijving met bijbehorend functie profiel zie bijlage (pijler 2 / 1. competentieprofiel GNS en 2. functiebeschrijving GNS) 03 Lespakket Lekker Fit! Het lespakket Lekker Fit! waar de scholen mee werken is ontwikkeld door de gemeente Rotterdam en inmiddels aan uitgeverij Wolters-Noordhoff verkocht. JUMP, het jeugdfonds van de Nederlandse Hartstichting, heeft het lespakket geadopteerd om het landelijk uit te zetten (zie www.lekkerfitopschool.nl). Het lespakket is voor iedere school of gemeente die hiermee wil werken aan te schaffen via www.noordhoffuitgevers.nl Elk basisschooljaar De lessen zijn bedoeld om de leerlingen in elk basisschooljaar met het onderwerp aan de slag te laten gaan. Met de overgang naar de volgende groep komen in de lessen wel dezelfde onderwerpen (leerlijnen) aan de orde, maar worden ze inhoudelijk verdiept en worden andere leertechnieken toegepast. Zowel theorie- als praktijklessen Het lespakket behandelt drie thema's: bewegen, voeding en gezonde keuzes. Ieder van de thema's wordt behandeld aan de hand van zowel theorie- als praktijklessen. Deze hebben als doel leerlingen voldoende bagage mee te geven. Allereerst wordt kennis overgedragen op een manier die dicht bij de belevingswereld van de leerlingen staat. Door middel van verhaaltjes over de kinderen van de familie Fittepit, wordt kennis in verhaalvorm overgedragen. De verhaaltjes dienen ook als aanknopingspunt om ervaringen en kennis van de leerlingen te bespreken. Door daarna kennis met behulp van activiteiten zoals puzzels, proefjes, testen en spellen toe te passen, ervaren de leerlingen de theorie "aan den lijve". Het lespakket stimuleert leerlingen tot het ontwikkelen van gezonde alternatieven voor ongezond leefgedrag en leert hen te kiezen uit verbetermogelijkheden. De werkvormen die worden gebruikt zijn bedoeld om het geleerde in praktijk te brengen door middel van het werken in groepjes en het aangaan en nakomen van afspraken in groepsverband. De lessen De opbouw van de lessen, ziet er voor ieder leerjaar als volgt uit: Introductieles Fittest Blok 1: Bewegen 1 Thuisopdracht 2 Theorieles bewegen les 1 3 Bewegen praktijkles 1 Blok 2: Voeding 1 Thuisopdracht 2 Theorieles voeding les 2 3 Voeding praktijk les 2 Blok 3: Gezonde keuzes 1 Thuisopdracht 2 Gezonde keuzes les 3 3 Gezonde keuzes praktijkles 3 FittestAfsluitles De lessen uit het lespakket zijn prima in te passen in de reeds bestaande vakken die al in het curriculum van de school staan, hierdoor hoeft er geen tijd van andere vakken af te worden gehaald om deze methode toe te passen. Uiteraard verzorgt de gymleraar de praktijklessen. Zie hiervoor bijlage pijler 3/ 1 handleiding gebruik lespakket)
04 Sportlessen als opstap naar de vereniging Zoals beschreven bij 4.1 worden de naschoolse sportlessen georganiseerd door de gymleraar en ingevuld via het KVD-model. Voor een verdere toelichting van de werkwijze zal hier een praktijkvoorbeeld worden beschreven. Een gymleraar nieuwe stijl wil op zijn school aandacht besteden aan de sport volleybal. De gymleraar besteedt hier tijdens zijn reguliere gymles aandacht aan. Aangezien van deze sport een topsportvereniging in de stad aanwezig is kan ook een clinic van topsporters worden ingezet. De gymleraar regelt dit via de projectmedewerker van Lekker Fit. De topsportervereniging verzorgt tijdens schooltijd 1 tot 3 lessen. De gymleraar neemt contact op met Rotterdam Sportsupport. Deze stichting bekijkt of er een geschikte volleybalvereniging in de wijk is die naschoolse lessen (de Verdiepingslessen) wil verzorgen. Zo ja, dan regelt Sportsupport dit verder met de vereniging. Eventueel worden bij voldoende belangstelling daarna ook nog lessen in de hal bij de sportvereniging zelf verzorgd, de doorstroomlessen. 05 Sportvereniging terug in de wijken De schoolsportvereniging biedt tenminste 4 verschillende takken van sport aan met een mogelijke uitbreiding naar 8. Het uiteindelijke aantal sporten is in belangrijke mate afhankelijk van de grootte van een school. Aandachtspunt hierbij is dat voorkomen moet worden dat de sporten elkaar teveel beconcurreren en de kinderen gaan "sportzappen". Naast het aantal sporten is een gerichte keuze voor het soort sporten ook belangrijk. Voor zowel de jongere als de oudere kinderen, voor zowel jongens als meisjes dient er een passend aanbod te zijn. Hierbij wordt enerzijds gekeken naar de behoefte van kinderen en anderzijds naar de sporten/ bonden die zich profileren met een ander(soortig) aanbod waarmee gepoogd wordt ook de kinderen van allochtone afkomst voor hun sport te interesseren. Het aanbod kan per schoolsportvereniging onderscheidend zijn, maar dient ook overeenkomsten te vertonen om onderlinge wedstrijden mogelijk te maken. De coördinatie tussen school en de deelnemende verenigingen is in handen van de gymleraar, onder leiding van Rotterdam Sportsupport. Deze gymleraar wordt voor 12 uur per week vrij geroosterd om zijn/haar werkzaamheden te kunnen doen voor de schoolsportvereniging. Er is dus een intensieve samenwerking tussen Lekker Fit! en de schoolsportvereniging, juist vanwege de gymleraar en het totale project, maar dit is niet noodzakelijk. Meer informatie over de schoolsportvereniging op www.schoolsportvereniging.nl 06 De Eurofittest Door de Eurofittest zoals beschreven in 4.1 krijgen vakleerkracht, ouders en kind een goed beeld van de gewichtstatus en fitheid. Dit draagt bij aan de bewustwording bij kind en ouders. Kinderen en ouders kunnen zichzelf en kind corrigeren. De vakleerkracht kan kinderen beter individueel stimuleren. De test levert betrouwbare gegevens op voor onderzoek ter verantwoording en verbetering van het project Lekker Fit! De gemeente Rotterdam heeft ervoor gekozen om een eigen testteam de tests op de scholen uit te laten voeren. Het testteam werkt volgens een protocol om zo vergelijkbare en betrouwbare gegevens te verkrijgen. Voor het protocol zie bijlage pijler 6/ 5 protocol EFT. Voorwaarde bij het testen en registreren van de gegevens is dat hiervoor toestemming wordt verleend door ouders. De gemeente Rotterdam doet dit door ieder jaar (passieve) toestemming te vragen aan ouders (zie ook pijler 07 Fitmeter). 07 De Fitmeter In de praktijk worden de gegevens uit de Fitmeter onder andere als volgt gebruikt. Uit de testmodule (resultaten Eurofittest) komen gegevens waarmee diëtisten aan de slag gaan bij geconstateerd overgewicht. Als uit de algemene informatie blijkt dat kinderen niet op een sport zitten en uit het leerlingvolgsysteem komt naar voren dat zij motorisch achterblijven in hun ontwikkeling, dan kan de gymleraar maatwerk bieden in de vorm van motorisch remedial teaching of in de vorm van Club Extra. Op deze manier kan er worden ingesprongen op eventueel uitval m.b.t. bewegen. Ouders geven toestemming om alle gegevens in de Fitmeter te bewaren (zie bijlage pijler 7 / 1 brief ouders toestemming). De vakleerkrachten van scholen voeren per groep en per leerling gegevens in. Dienst Sport en Recreatie beheert de Fitmeter en heeft inzicht in de gegevens van alle deelnemende scholen. Het is ook mogelijk vanuit de database rapportages over de (aangeboden) beweegmomenten en fitheid op stadsniveau, deelgemeenteniveau, schoolniveau en groepsniveau te genereren. De Fitmeter dient de volgende doelen:
Beweegmomenten rapportage In kaart brengen van de target en de gerealiseerde output (het totale beweegaanbod en de deelname van leerlingen aan dit aanbod) per groep/school om hiermee te monitoren of de targets per groep/school bereikt worden. Bewegingsonderwijs rapportage Het mogelijk maken om de scores ten aanzien van de leerlijnen zoals omschreven binnen het Basisdocument Bewegingsonderwijs binnen de Fitmeter te registreren en hiermee de motorische ontwikkeling per school/groep/leerlingen in kaart te brengen. De individuele scorekaarten Bewegingsonderwijs worden middels Lekker Fit! Rapporten aan de kinderen en ouders teruggekoppeld (zie bijlage pijler 7 / 5 individuele scorekaart). Eurofittest activiteiten Op alle Lekker Fit! scholen wordt 1x per schooljaar de Eurofittest afgenomen. De uitkomsten van de Eurofittest worden opgenomen in de Fitmeter. Eurofittest rapportage De Fitmeter moet zowel per school, groep als leerling rapportages kunnen weergeven ten aanzien van de fitheid gebaseerd op de Eurofittest. De individuele scorekaarten Eurofittest worden binnen de Lekker Fit! Rapporten aan de kinderen en ouders teruggekoppeld. Screeningsinstrument Overbruggingsplan De Eurofittest dient als screeningsinstrument voor het 'Overbruggingsplan Overgewicht' van de GGD Rotterdam-Rijnmond. Alle leerlingen van de scholen die meedoen aan dit project en waarbij overgewicht of obesitas wordt geconstateerd binnen de test, krijgen een individueel traject bij de schooldiëtist aangeboden of worden verwezen naar de huisarts (zie pijler 08 Schooldiëtist). Individuele aanpak Dankzij de Fitmeter is het mogelijk om kinderen op drie gebieden een individueel traject aan te bieden. 1) Inactiviteit Omdat op individueel niveau geregistreerd wordt wie er deelnemen aan de activiteiten, wordt per kind zichtbaar of het vaak of nauwelijks deelneemt aan naschoolse activiteiten. Ook het lidmaatschap van eventuele sportverenigingen staat geregistreerd. Wanneer blijkt dat het kind niet vaak deelneemt aan het naschoolse aanbod en niet lid is van een sportvereniging (inactiviteit) zal de vakleerkracht het kind proberen te betrekken in het naschoolse aanbod. 2) Overgewicht Wanneer uit de Eurofittest blijkt dat een bepaald kind vermoedelijk overgewicht of vermoedelijk obesitas heeft, wordt het kind doorverwezen naar een schooldiëtist of naar de huisarts. Vanuit die situatie wordt een individueel traject aangeboden en gefinancierd door de zorgverzekeraar. 3) Motorisch Remedial Teaching Door toepassing van het basisdocument in de Fitmeter wordt per kind geregistreerd of de motorische ontwikkeling in orde is. Wanneer blijkt dat dit niet zo is, zal de vakleerkracht dit kind betrekken in het aanbod van motorisch remedial teaching (MRT). Een eenvoudig alternatief voor de Fitmeter, is het leerlingvolgsysteem voor de registratie van fitheid testgegevens ontwikkeld door JUMP het jeugdfonds van de Nederlandse Hartstichting (zie www.lekkerfitopschool.nl). Ook kan via het Jan Luitingfonds het leerlingvolgsysteem digitaal worden verkregen, waardoor de motorische ontwikkeling gevolgd kan worden. Zie hiervoor www.janluitingfonds.nl De Fitmeter is een online instrument. Dit is in eerste instantie ontwikkeld door de gemeente Amsterdam en het project Jump-in. Het is echter naar Rotterdams gebruik aangepast, maar kan door iedere gebruiker zo aangepast worden zoals men het wil hebben. De basis van het systeem is dan ook via de gemeente Rotterdam of de gemeente Amsterdam te verkrijgen. Men dient er wel rekening mee te houden dat dit systeem 'gehost' moet worden, dat er ontwikkelingskosten zullen worden gemaakt aan de hand van de eigen wensen en dat het systeem onderhouden moet worden. Ook hier is een centrale beheerder wenselijk, zowel om het systeem niet uiteen te laten vallen in zeer veel verschillende systemen die op elkaar lijken, maar ook om de kosten in de hand te houden en te kunnen verdelen over meerdere gebruikers. Deze kosten kunnen door school en/of de gemeente betaald worden.
Een eenvoudig alternatief voor de Fitmeter, is het leerlingvolgsysteem voor de registratie van fitheid testgegevens ontwikkeld door JUMP het jeugdfonds van de Nederlandse Hartstichting in aanvulling op het lespakket Lekker Fit! (zie www.lekkerfitopschool.nl). 08 Schooldiëtist Met het inzetten van diëtisten op Lekker Fit! scholen wordt beoogd gedragsverandering binnen gezinnen te bewerkstelligen waarvan één of meerdere kinderen (4-12 jaar) overgewicht hebben. Via individuele, op maat professionele begeleiding aan kinderen met overgewicht en hun ouders wordt direct invloed uitgeoefend op gezonde(re) voeding, meer bewegen en gezonde keuzes bij kinderen. De schooldiëtist werkt volgens het nationale overbruggingsplan Overgewicht (Bulk-Bunschoten, 2005). Wanneer de BMI van een leerling wijst op overgewicht of obesitas wordt het kind samen met zijn ouders uitgenodigd voor een eerste consult bij de diëtist op school. Omdat de BMI-waarde uit de Eurofittest een eerste screening voor overgewicht of obesitas vormt, bepaalt de diëtist tijdens het eerste consult of er daadwerkelijk sprake is van overgewicht of obesitas. De diëtist meet en weegt het kind opnieuw en past de klinische blik toe. Bij de klinische blik past de diëtist haar kennis en kunde toe om te bepalen of er daadwerkelijk sprake is van overgewicht. Er wordt hierbij rekening gehouden met lichaamsbouw, puberteitstadium, etniciteit en vetverdeling over het lichaam. Dit eerste consult wordt in Rotterdam vergoed vanuit Lekker Fit! door de GGD. Als inderdaad overgewicht wordt vastgesteld biedt de diëtist ouders vervolgconsulten aan. Voor deze vervolgconsulten moeten de ouders wel een verwijsbrief van de huisarts, schoolarts of de schoolverpleegkundige hebben. De overige consulten worden dan vergoed door de zorgverzekeraar via het basispakket. Tijdens de consulten wordt ingezet op het aannemen van een gezonde leefstijl, niet op afvallen. Indien obesitas wordt gesignaleerd wordt het kind eerst doorverwezen naar de huisarts om onderliggende pathologie of comorbiditeit uit te sluiten. Indien er geen geld is vanuit de gemeente om de eerste consulten te betalen, dan kan er ook voor worden gekozen om het eerste consult direct via de eigen zorgverzekeraar te vergoeden. Het is dan wel van belang dat ouders op een laagdrempelige manier de verwijzing kunnen krijgen, bijvoorbeeld door de jeugdverpleegkundige van het CJG/GGD, omdat blijkt dat de stap naar de eigen huisarts soms toch te groot is. Afstemming tussen school, de GGD en de JGZ/CJG hierin is een must. Zie voor meer informatie bijlage pijler 8 / werkwijze schooldiëtist) 09 Jeugdmonitor Aan de hand van tweejaarlijkse schoolrapporten, bespreekt de GGD de resultaten met afzonderlijke basisscholen. Naar aanleiding van de resultaten kan een school zich aanmelden voor het project Lekker Fit!, omdat dit noodzakelijk/wenselijk blijkt uit de Jeugdmonitor. De gegevens uit de Jeugdmonitor worden ook gebruikt om in beeld te brengen of het actieprogramma Voeding en Beweging haar doelen bereikt. Monitoren is ook belangrijk om de beleidscyclus bij te kunnen sturen en interventieontwikkeling te informeren. De Jeugdmonitor is toegespitst op de Rotterdamse situatie. Het is aannemelijk dat de lokale GGD en/of JGZ een soortgelijk instrument hanteert, zodat de gegevens uit het lokale onderzoek gebruikt kunnen worden om op de juiste scholen (waar het het meest nodig is) de interventie in te zetten. Mocht een dergelijk instrument niet voorhanden zijn, dan kan uiteraard de eigen Fitmeter (zie pijler 07) of een eigen meting van de BMI uitkomst bieden als beginpunt van het bestrijden van overgewicht. 10 Oudervoorlichting De GGD Rotterdam/Rijnmond zet binnen Lekker Fit! de volgende workshops in, waaruit scholen een keuze kunnen maken. 1. Voorlichting lekker gezond Presentatie van de diëtist voor ongeveer 25 ouders. De diëtist geeft informatie over voeding en beweging, door middel van een powerpointpresentatie. Tijdens de voorlichting is er interactie met de ouders en ruimte tot het stellen van vragen. 2. Nationaal schoolontbijt De school geeft zich op voor het nationaal schoolontbijt, dat kan op www.schoolontbijt.nl. Hier staat ook informatie over de activiteit. De diëtist is bij het ontbijt aanwezig en geeft informatie over een gezond ontbijt en waarom ontbijten belangrijk is voor kinderen. Ouders kunnen door de school uitgenodigd worden aanwezig
te zijn bij het ontbijt. 3. Ontbijtworkshop Interactieve workshop voor 10 tot 15 ouders. Met de ouders worden verschillende ontbijtproducten gemaakt (zoals zelfgemaakte muesli, vruchtenshake etc.) De school is verantwoordelijk voor de inkoop van de ingrediënten. De diëtist beschikt over de benodigde materialen en recepten die bij deze activiteit nodig zijn. 4. Ontbijtles Interactieve ontbijtles voor kinderen en ouders van groep 5, 6 of 7. In deze les wordt gesproken over het nut van ontbijten. Er wordt bekeken wat de klas die ochtend heeft ontbeten en we stellen een ideaal ontbijt samen met lege verpakkingsmaterialen die door de diëtist worden meegenomen. 5. Voeding en beweging op ETV In 2007 is het tv opvoedprogramma Ouders Interactief! op ETV uitgezonden. Een van de afleveringen was gewijd aan Voeding en Beweging. Ouders van Kinderen in alle leeftijdsgroep konden per telefoon en e-mail vragen stellen over voeding en beweging aan een pedagoog van het Centrum voor Jeugd en Gezin. De uitzendingen worden met enige regelmaat herhaald op ETV en de DVD is voor intermediairs te bestellen bij de GGD RR. 6. Ouderdebat Ouders discussiëren met elkaar in groepjes over ontbijten, beweging, frisdrank en tussendoortjes. Daarnaast geven ouders elkaar verbetertips. Aan het ouderdebat kunnen ongeveer 25 tot 30 ouders deelnemen. 7. Slim opVoeden De cursus Slim opVoeden is een extra ouderactiviteit bedoeld voor een selectieve groep ouders op de Lekker Fit! scholen, namelijk ouders met een kind met overgewicht. De cursus richt zich op gemotiveerde ouders die handvaten wensen in het opvoeden van hun kind als het gaat om een gezonde leefstijl. Uitvoerders van de cursus zijn een diëtist en een pedagoog die ervaring hebben met de pedagogische aspecten die komen kijken bij het aanleren van een gezond eet- en beweegpatroon. Bij voorkeur wordt de cursus op de school zelf gegeven om de drempel voor ouders zo laag mogelijk te houden. Er zijn drie bijeenkomsten die in drie opeenvolgende weken worden aangeboden. Per cursus kunnen 8-12 ouders deelnemen. Ouders leren tijdens de cursus onder andere de obstakels in hun gezin te benoemen als het gaat om het aanleren van een gezond leefpatroon. Zie in bijlage pijler 10/1 procedure aanvragen oudervoorlichting.
6. Materialen en links Benodigde materialen: Voor de uitvoering van Lekker Fit! zijn de volgende materialen nodig: l l l l l
Basisdocument Bewegingsonderwijs voor het basisonderwijs, Jan Luiting Fonds. www.janluitingfonds.nl Protocol en materialen voor de Eurofittest, gemeente Rotterdam. Lespakket Lekker Fit!, Wolters-Noordhoff (www.lekkerfitopschool.nl). Handleiding Fitmeter en scorekaarten, gemeente Rotterdam. Algemene handleiding (inclusief ouderbrieven), gemeente Rotterdam.
Samenwerkingspartners l
Om Lekker Fit! succesvol uit te voeren is samenwerking nodig dan wel wenselijk met de GGD, gemeentelijke diensten sport en onderwijs. Samenwerking met de GGD is nodig vanwege de individuele advisering, gegevens op schoolniveau en oudervoorlichting. Samenwerking met de dienst sport is nodig om samenwerking met sportverenigingen tot stand te brengen. Samenwerking met dienst onderwijs is nodig voor de organisatie van buitenschoolse beweegactiviteiten, een ruimer gebruik van gymzalen en medewerking van schoolbesturen.
Locatie van uitvoering l
De interventie wordt uitgevoerd op en rondom school.
7. Verantwoording van de doelen, de doelgroep en de aanpak Probleem- of risicoanalyse De oorzaak van overgewicht ligt in een langdurige verstoring van de energie-inname ten opzichte van de energiebesteding. Oorzaken moeten dus voornamelijk in leefstijl gezocht worden. Uit de literatuur komen de volgende risicogedragingen voor overgewicht bij kinderen naar voren: een geringe fysieke activiteit, veel
televisie kijken, een hoge consumptie van gezoete dranken en het overslaan van het ontbijt. (Swinburn, Caterson et al. 2004; Bulk-Bunschoten, Renders et al. 2005; Barlow and the Expert Committee 2007) Voor een gunstig effect van het eten van fruit en groente is het wetenschappelijk bewijs niet eenduidig. (Barlow and the Expert Committee 2007) Door verschillende deskundigen wordt gepleit voor een aanpak die zich zowel richt op verandering van de omgeving als op verandering van individueel gedrag, omdat determinanten van leefstijl niet alleen in het individu, maar ook in de omgeving aanwezig zijn. (Egger and Swinburn 1997; Baranowski, Cullen et al. 2003; Lobstein, Baur et al. 2004; Brug, van Lenthe et al. 2006, Gezondheidsraad 2003). Dit uitgangspunt is dan ook gebruikt bij de ontwikkeling van Lekker Fit!, dat is opgebouwd aan de hand van het "Environmental Research framework for weight Gain prevention" (Kremers, de Bruijn et al. 2006). In dit Raamwerk voor de Preventie van Overgewicht worden de theorie van gepland gedrag (Ajzen en Madden 1986) en het sociaal ecologische model van Egger en Swinburn (Egger enSwinburn, 1997) gecombineerd. In de theorie van gepland gedrag (Ajzen en Madden, 1986) wordt er van uitgegaan dat gedragsintenties worden bepaald door attitudes, perceptie van de sociale norm en perceptie van de eigen effectiviteit. Deze determinanten zijn cognitieve mediatoren van gedrag. Dat deze theorie op gezond gedrag van toepassing is, wordt ondersteund door onderzoek (Godin and Kok 1996, Rivis et al 2003, Cardon et al 2005, Sallis et al 1989). In het sociaal ecologische model van Egger en Swinburn worden determinanten van gedrag onderscheiden op micro en macro niveau in vier domeinen: fysieke omgeving, sociaal-culturele omgeving, politieke en economische omgeving. Bij het microniveau kan gedacht worden aan huishoudens, scholen en buurten (bijvoorbeeld regels voor televisiekijken, sportvoorzieningen in de buurt, schoolkantines). Er is veel onderzoek gedaan naar omgevingsdeterminanten van eetgewoonten en fysieke activiteit van kinderen op huishoudniveau. Uit literatuuronderzoek naar deze studies blijkt dat eet- en beweeggewoonten van ouders, opleidingsniveau van ouders en gezinsinkomen en beschikbaarheid van gezond eten als belangrijke omgevingsdeterminanten naar voren komen(Ferreira, van der Horst et al. 2007; Van der Horst, Oenema et al. 2007). Ook uit andere literatuuronderzoeken kwam overigens al naar voren dat ouders belangrijke actoren zijn in het aanleren van gezonde voedings- en beweeggewoonten. (Golan and Crow 2004; Ritchie, Welk et al. 2005; Golan 2006). Bij macroniveau kan gedacht worden aan stedelijk en landelijk niveau (bijvoorbeeld aanleg fietspaden, prijs openbaar vervoer, reclame voedingsindustrie). Omgevingsdeterminanten zijn directe beïnvloeders van gedrag, maar ook indirecte beïnvloeders van gedrag via beïnvloeding van cognitieve mediatoren. Een voorbeeld van directe beïnvloeding van de omgeving op gedrag is bijvoorbeeld de aanwezigheid van een lift of roltrap en de relatieve onzichtbaarheid van trappen. Een voorbeeld van indirecte beïnvloeding van omgeving op gedrag is bijvoorbeeld het effect van hoge prijzen voor gezonde voeding op de attitudes ten aanzien van gezonde voeding. Dat omgevingsveranderingen (zoals het creëren van schoolsportclubs) leiden tot gedragsverandering (meer bewegen) zonder de cognities te beïnvloeden is aangetoond in een studie bij basisschoolleerlingen in Amsterdam (Jurg, 2006). Daarnaast zijn er nog mogelijke moderatoren die een rol spelen: geslacht, leeftijd, etniciteit, bewustzijn, gewoontegedrag en persoonlijkheidskenmerken. Dat intentie tot gedragsverandering niet verwacht kan worden wanneer men zich niet bewust in van het eigen (ongezonde) gedrag, ligt voor de hand en wordt ondersteund door onderzoek bij volwassenen (Kremers, de Bruijn et al., 2006). Uit onderzoek onder basisschoolkinderen in Amsterdam wordt hiermee in overeenstemming geconcludeerd, dat verandering van cognities mogelijk alleen effectief is bij kinderen die zich bewust zijn van hun eigen (beweeg)gedrag. Ongeveer tweederde van de kinderen blijkt bovendien een veel te optimistische inschatting te hebben van het eigen beweeggedrag (Jurg, 2005). Beïnvloedbare factoren Uit onderzoek door TNO is bekend dat in achterstandswijken in onder andere Rotterdam het percentage kinderen dat voldoet aan de beweegnorm van 1 uur matig intensieve fysieke activiteit per dag bijzonder laag is, namelijk 3%(De Vries, Bakker et al. 2005). Ook uit gegevens van de Jeugdmonitor Rotterdam blijkt, dat sportparticipatie onder de Rotterdamse jeugd lager is dan op basis van landelijke cijfers verwacht kan worden. Sportparticipatie blijkt verder minder hoog te zijn onder allochtone in vergelijking met autochtone jeugd en in deelgemeenten met veel achterstandswijken in vergelijking met deelgemeenten met weinig achterstandswijken.(Van Buren et al 2008, Goldschmeding, 2003) Mogelijk hangt dit samen met het ontbreken van sportverenigingen in bepaalde wijken in Rotterdam (www.srsportsupport.nl).
Uit een inventariserend onderzoek eind 2005 onder Rotterdamse basisscholen (respons 90%), blijkt verder dat er op veel scholen geen vakdocent voor bewegingsonderwijs aanwezig is. Op 42% van de basisscholen worden de gymlessen volledig door groepsdocenten gegeven en op 25% volledig door vakdocenten. Op 33% van de basisscholen blijken de gymlessen door zowel de eigen groepsdocenten als een vakdocent verzorgd te worden. Scholen geven aan dat de kwaliteit van de gymlessen door de groepsdocenten minder is in vergelijking met de vakdocent en dat pas afgestudeerde groepsdocenten geen lesbevoegdheid meer hebben voor de gymlessen (Kuik en Petow, 2006). Ook landelijk is dit een bekend beeld (Stegeman 2005). Ook wat voedingsgewoonten betreft, blijkt verbetering mogelijk onder Rotterdamse jeugd. Uit gegevens van de Jeugdmonitor Rotterdam blijkt dat ongeveer één op de acht kleuters het ontbijt overslaat, en dat dit in sommige wijken gaat om één op de vier kleuters (Jansen 2007). Het dagelijks eten van groente en fruit wordt bij slechts een derde van de kleuters gerapporteerd(De Haan 2009). Lekker Fit richt zich op alle genoemde risicogedragingen voor overgewicht, maar met name op verhoging van de fysieke activiteit. De focus op verhoging van de fysieke activiteit komt voort uit het beeld dat van de doelgroep bekend is en de aanwijzingen van diverse review studies naar de effectiviteit van preventieve interventies gericht op preventie van overgewicht bij kinderen(Goran, Reynolds et al. 1999; Campbell, Waters et al. 2002; Summerbell, Waters et al. 2005; Flynn, McNeil et al. 2006; van Sluijs, McMinn et al. 2007). Uit deze review studies komt naar voren dat verhoging van de fysieke activiteit een terugkerend kenmerk van succesvolle interventies is. Lekker Fit richt zich zowel op de cognitieve mediatoren als op de omgevingsdeterminanten. Binnen de omgevingsdeterminanten richt Lekker Fit zich met name op de fysieke en sociaal-culturele schoolomgeving en in beperktere mate op de sociaal-culturele thuisomgeving. Economische en politieke omgevingsdeterminanten en omgevingsdeterminanten op macroniveau zijn immers veel moeilijker te beïnvloeden. Ook de keuze voor de schoolsetting wordt ondersteund door literatuuronderzoek (Doak, Visscher et al. 2006; Branca, Nikogosian et al. 2007; Lissau 2007). Veel van de effectief bevonden preventieve interventies kenmerken zich door de keuze voor de schoolsetting. Ook interventies, waarbij ouders zijn betrokken, blijken volgens reviewonderzoek over het algemeen het meest effectief (Timperio 2004). Tenslotte blijkt uit reviewonderzoek dat gecombineerde interventies het meeste effect lijken te sorteren (Brown 2009, Oude Luttikhuis 2009). Een mix van primaire en secundaire preventie is in de Kiel Obesity Prevention Study (KOPS) succesvol gebleken (Muller, Asbeck., Mast, Langnase et al., 2001). Een mix van universele en selectieve preventie wordt ook door de gezondheidsraad aanbevolen (2003). In het kort is de focus van Lekker Fit! vooral (1) het verhogen van de fysieke activiteit door het vergroten van de kwaliteit en kwantiteit van het beweegaanbod zowel binnen als buiten schooltijd, en (2) het bevorderen van een gezonde, actieve leefstijl via het lespakket Lekker Fit! in combinatie met (3) een individueel hulpaanbod. Verantwoording doelen en aanpak Lekker Fit! bestaat uit meerdere componenten. Het gaat om de volgende componenten: l
Op Lekker Fit scholen wordt extra bewegingsonderwijs aangeboden tijdens en na schooltijd, zodat het aantal beweegmomenten wordt uitgebreid van de gebruikelijke 2 keer bewegingsonderwijs per week tot 3 keer bewegingsonderwijs per week, aangevuld met spel- en sport activiteiten buiten schooltijd. Verschillende effectstudies waarin bewegingsonderwijs tijdens schooltijd (Harrell, McMurray et al. 1996; Kain, Uauy et al. 2004; Coleman, Tiller et al. 2005) wordt uitgebreid of na schooltijd (Annesi, Westcott et al. 2005; Yin, Hanes et al. 2005; Yin, Moore et al. 2005) wordt aangeboden, laten positieve effecten zien op gewichtstatus, BMI of lichaamsvetpercentage.
l
Op de Lekker Fit! scholen wordt een vakdocent bewegingsonderwijs aangesteld, die werkt volgens de lesmethode die in het basisdocument bewegingsonderwijs is vastgelegd (Mooij, Van berkel et al. 2004). In deze lesmethode wordt gebruik gemaakt van het zogenaamde 3-vakken-systeem (in tegenstelling tot klassikale lessen), waardoor een intensieve invulling van het beweegonderwijs mogelijk is. Dat een vakdocent bewegingsonderwijs en lesmethodieken gericht op intensievere bewegingsactiviteiten bijdragen aan verhoging van de fysieke activiteit is aangetoond in de Amerikaanse CATCH (Child and Adolescent Trial for Cardiovascular Health) studie (McKenzie, Feldman et al. 1995) en in de Griekse aanpassing van het Kow your Body programma. (Manios and Kafatos 1999; Manios, Moschandreas et al. 1999)
l
Door de samenwerking met sportverenigingen wordt kennismaken met een sport, verdere verdieping daarvan en doorstroom naar sportverenigingen gestimuleerd. Lidmaatschap van sportverenigingen wordt verder gestimuleerd door sportverenigingen terug te brengen in wijken en het opzetten van schoolsportverenigingen. Sommige studies wijzen op een samenhang tussen lidmaatschap van sportclubs en overgewicht (Dowda 2001, Salbe 2002). Ook laten een aantal studies zien dat georganiseerde
sportparticipatie in de kinderleeftijd samenhangt met een actieve leefstijl op volwassen leefstijl (Kjønniksen 2009), waardoor deze component mogelijk bijdraagt aan de bestendiging van de beoogde effecten van Lekker Fit!. l
Door de Eurofittest maken kinderen op een speelse manier kennis met het concept van fitheid en de verschillende aspecten ervan. Via de scorekaart met de uitslagen van de Eurofittest worden kinderen bewust over hun eigen fitheid en gewichtstatus. Via de scorekaart met uitslagen van de Eurofittest krijgen ook de ouders inzicht in de fitheid en gewichtstatus van hun kind. Onderzoek in de VS heeft aangetoond, dat het gebruik van een scorekaart met gegevens over de op school gemeten gewichtstatus van hun kind
l
l
het bewustzijn van ouders over de gewichtstatus van hun kind verhoogt (Chomitz, Collins et al. 2003). Door gebruik te maken van de Fitmeter kan de gymdocent de vorderingen van individuele leerlingen en klassen goed monitoren en zo nodig individuele begeleiding bieden. De Fitmeter draagt daarmee bij aan de kwaliteit van het bewegingsonderwijs. Met het lespakket wordt ingezet op het verhogen van bewustzijn, kennis en cognitieve gedragsdeterminanten voor gezond bewegen en gezond eten bij de leerlingen en op ouderbetrokkenheid. Via de huiswerkopdrachten van het lespakket worden kinderen aan het denken gezet over hun eigen beweeg- en voedingsgewoonten. Omdat de opdrachten samen met de ouders gemaakt moeten worden, dragen de huiswerkopdrachten bij aan ouderbetrokkenheid. In het lespakket wordt de nadruk gelegd op fit zijn en de slogan "fit zijn is fijn". Hiermee wordt ingezet op een positieve attitude en wordt stigmatisering van kinderen met overgewicht voorkomen. Een positieve attitude hangt samen met positievere intenties om te bewegen. Bij Griekse basisschoolleerlingen blijken er bijvoorbeeld meer positieve intenties te zijn, wanneer bewegen leuk en spannend gevonden wordt (Angelopoulos, Milionis et al. 2009).
Tijdens de groepslessen wordt op een speelse manier kennis overgedragen, die vervolgens in de praktijklessen wordt toegepast. In de les over gezonde keuzes maken komen elementen van eigen effectiviteit en obstakels voor gezond gedrag aan de orde. Iedere groepsles wordt afgesloten met het maken van gezamenlijke groepsafspraken over gezond gedrag. Dat een dergelijk methode van 'goal setting' werkt bij gedragsverandering bij kinderen is aangetoond in diverse interventieonderzoeken (Edmundson, Parcel et al. 1996; Cullen, Baranowski et al. 2001) waaronder de interventie CATCH (Child and Adolescent Trial for Cardiovascular Health), die veel overeenkomsten vertoond met Lekker Fit. Dat beleving eigen effectiviteit belangrijk is bij gezond gedrag wordt ondersteund door literatuuronderzoek. (Byrne 2002) l
Wanneer sprake is van overgewicht kunnen ouders met hun kind gebruik maken van individuele counseling door de jeugdverpleegkundige of schooldiëtist. Deze professionals werken aan de hand van het landelijke overbruggingsplan voor preventie van overgewicht bij kinderen, dat is ontwikkeld in opdracht van het ministerie van VWS (Bulk-Bunschoten 2005). Het overbruggingsplan is inmiddels door het NJi erkend als theoretisch onderbouwd.
l
Via ouderbijeenkomsten wordt oudervoorlichting gegeven gericht op de vier speerpunten uit het landelijke overbruggingsplan: stimuleren van buiten spelen, stimuleren van dagelijks ontbijten, ontmoedigen van televisiekijken en ontmoedigen van consumptie van (ge)zoete dranken. Hierdoor wordt getracht ouderbetrokkenheid te creëren. Ouderbetrokkenheid is essentieel bij het welslagen van gezondheidsinterventies op school (Stewart-Brown 2006).
l
De gegevens uit de Jeugdmonitor tenslotte worden in de vorm van schoolrapportage gebruikt om scholen te informeren over de gezondheidstoestand van hun leerlingenpopulatie, waaronder de prevalentie van overgewicht en leefstijl van leerlingen op hun school. Scholen zijn daardoor beter in staat keuzes te maken en eventuele interventies in te zetten, al dan niet in overleg met preventie-interventie medewerkers van de GGD. De schoolrapportages dragen dus bij aan de bewustwording van scholen en de adoptie van de interventie Lekker Fit!.(Rogers 2003) Met de schoolrapportages hebben scholen vervolgens ook een monitoring instrument in handen.
8. Samenvatting van de onderbouwing Lekker Fit is een Multi-componenten interventie die zich richt op zowel omgevings- als gedragsdeterminanten van overgewicht, zoals deze in het "Environmental Research framework for weight Gain prevention" zijn aangegeven. Lekker Fit richt zich hierbij met name op verhoging van de fysieke activiteit in de schoolsetting, omdat literatuuronderzoek laat zien, dat veel succesvolle interventies zich kenmerken door de focus op fysieke activiteit. In navolging van diverse reviews van de literatuur wordt verder een mix van universele en selectieve interventies gehanteerd, worden ouders betrokken en wordt naast fysieke activiteit ook aandacht besteed aan gezonde voedingsgewoonten.
9. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking
Eisen ten aanzien van opleiding Voor een uitgebreide functiebeschrijving en competentieprofiel van de gymleraar nieuwe stijl: zie bijlage pijler 2 Kort:
l
Diploma ALO of 4e jaars LIO stagiair of MBO LOBOS met deeltijd ALO. Competenties: resultaatgericht, klantgericht, coachen, netwerken, planmatig werken, overtuigingskracht,
l
organisatieloyaliteit, zelfstandigheid. Bij voorkeur ervaring met (on)georganiseerde sport en de BOS (Buurt, Onderwijs en Sport)-driehoek.
l
Projectleiders Lekker Fit! hebben het volgende competentieprofiel: l
l
Resultaatgericht, klantgericht, communiceren, planmatig werken, leidinggeven, omgevingsbewustzijn, netwerken, samenwerken. De rol en taken van de projectleider staan in de volgende paragraaf beschreven.
De leden van het Eurofit testteam volgen allen een training meetvaardigheden. Protocol / handleiding Algemeen Om het project Lekker Fit! te implementeren in een andere gemeente dienen meerdere stappen genomen te worden. Deze worden hier in grote lijn beschreven. Voor de daadwerkelijke implementatie van de verschillende stappen / pijlers wordt verwezen naar de verschillende beschikbare documenten per pijler in de bijlagen. Stap 1 Creëren draagvlak binnen de gemeente Onder deze stap wordt verstaan dat binnen het college breed draagvlak gecreëerd moet worden voor het project. Het project raakt de thema's sport, gezondheid en onderwijs. Veelal zijn deze thema's verdeeld over meerdere wethouders. Draagvlak bij al deze wethouders is essentieel. Naast politiek draagvlak is draagvlak binnen het ambtelijk apparaat van belang. Afhankelijk van de grootte van de gemeente zullen andere ambtenaren of zelfs geheel andere gemeentelijke diensten de genoemde thema's in hun portefeuille hebben. Draagvlak voor het project bij deze ambtenaren is belangrijk om dit brede project voldoende weg te kunnen zetten. Ook het verkrijgen van draagvlak bij partnerorganisaties die een rol spelen in de uitvoering is belangrijk. In de Rotterdamse situatie betekent dit dat draagvlak is gecreëerd bij twee stichtingen, te weten: Rotterdam sportsupport (contact sportverenigingen) en Rotterdam Topsport (contact topsporters). In andere gemeenten kan dit op een andere wijze georganiseerd zijn, maar belangrijk blijft dat met de verantwoordelijke personen voor deze onderdelen in het voortraject al wordt gesproken en afgestemd. Stap 2 Projectleider benoemen Het project beslaat meerdere thema's en portefeuilles van wethouders/diensten. Om daadwerkelijk voortgang te kunnen boeken is regie heel belangrijk. De regierol zal bij één dienst of afdeling neergelegd moeten worden. Daar zal 1 project of programmaleider verantwoordelijk gesteld moeten worden voor de uitvoering. Politiek zal ook 1 wethouder bestuurlijk opdrachtgever moeten zijn. Deze wethouder stemt verder af binnen het college. Stap 3 Inhoud vaststellen Per gemeente zal de startsituatie verschillend zijn. Dat heeft gevolgen voor de exacte inhoud van de interventie. Een gemeente zal de 10 pijlers van de Rotterdamse Lekker Fit aanpak langs moeten lopen en bekijken in hoeverre iedere pijler reeds bestaat in de betreffende gemeente. Belangrijk voorbeeld daarbij is dat in veel gemeenten er nog wel op alle scholen een vakleerkracht bewegingsonderwijs actief is. Wanneer dat het geval is hoeft een gemeente deze dus niet aan te stellen. Hooguit zal de vakleerkracht enige bijscholing moeten ondergaan om ook de elementen uit de functie van vakleerkracht Nieuwe stijl onder de knie te krijgen. Per pijler zal dus de startsituatie van de gemeente geïnventariseerd moeten worden en bekeken moeten worden welke acties ondernomen moeten worden om de pijler op het niveau te krijgen zoals in de Rotterdamse situatie. Stap 4 Organisatiestructuur neerzetten Stap 4, 5 en 6 zullen in de praktijk enigszins gelijk oplopen. Met de voorbereiding van de uitvoering en de
daadwerkelijke uitvoering van de pijlers zal ook de organisatiestructuur verder groeien. Om een start te maken met de pijlers zal er wel een basis moeten zijn. Een teamleider stuurt het gehele Lekker Fit team aan. Onder de teamleider vallen afhankelijk van de grootte van het project (van de gemeente) enkele projectleiders en eventueel 1 of 2 projectmedewerkers. De projectleiders voeren de gesprekken met scholen, werven de vakleerkrachten, sturen de vakleerkrachten aan en bewaken de evenwichtige inzet van de 10 pijlers op de scholen. Hiervoor zullen zij meerdere malen per jaar (minimaal 5 keer) een school bezoeken, zowel de directie als de vakleerkracht. De projectleiders zijn tevens vraagbaak voor zowel school als vakleerkracht: inhoudelijk voor het bewegingsonderwijs als alle andere zaken aangaande het project. Iedere projectleider heeft ook nog matrixtaken zoals: voeding en het lespakket, werving van vakleerkrachten, werving van scholen, kwaliteit vakleerkrachten en bijscholing, contacten met partnerorganisaties. De projectmedewerker Fitmeter is verantwoordelijk voor de Fitmeter (web-based leerlingvolg- en monitorsysteem, zie pijler 7) en het aansturen van het team dat de Eurofittesten (pijler 6) op de scholen afneemt. De projectmedewerker geeft nieuwe gymleraren tekst en uitleg over het systeem en is vraagbak bij problemen omtrent het systeem van de Fitmeter. Deze of een tweede projectmedewerker is ondersteunend in de breedste zin van het woord en organiseert tevens het gehele clinicaanbod binnen Lekker Fit! (pijler 4), zij zorgt voor mailings naar alle scholen en vakleerkrachten, inzet van ingehuurd personeel, organiseert themadagen voor de vakleerkrachten, de Lekker Fit!-weken, enz., enz. Zoals eerder genoemd stuurt de projectmedewerker Fitmeter het Eurofittestteam aan. Dit vaste team gaat de Rotterdamse Lekker Fit!-scholen langs om met 3-4 personen de Eurofittest af te nemen. Stap 5 Uitvoering voorbereiden Lekker Fit is gekoppeld aan het onderwijs. Bij de uitvoering van Lekker Fit is het onderwijs dan ook cruciaal. Scholen dienen geselecteerd en benaderd te worden. Draagvlak creëren en afspraken goed vastleggen zijn daarbij kernwoorden. In de bijlagen bij het onderdeel voortraject zijn alle onderdelen die bij deze stap behoren beschreven zoals: werving scholen, draagvlak creëren, selectie vakleerkracht, introductie vakleerkracht op school etc. Stap 6 Pijlers uitvoerenWanneer in algemene zin afspraken met scholen zijn gemaakt, de vakleerkracht is geworven en geïntroduceerd, zal deze onder leiding van de projectleider vanuit de gemeente daadwerkelijk met het project starten op school. Dit betekent dat de 10 pijlers daadwerkelijk uitgevoerd zullen gaan moeten worden op een school. De stapsgewijze invoering per pijler staat beschreven in paragraaf 4 en per pijler in de bijlagen. Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking l
De 10 pijlers worden op alle scholen volgens dezelfde principes toegepast. Hierdoor ontstaat een uniforme en herkenbare werkwijze. Echter betekent dit niet dat het project uniform wordt uitgevoerd. Binnen de pijlers is er voldoende vrijheid voor scholen of gymleerkrachten om hier hun eigen invulling aan te geven. Het is echter wel de kracht van het project en zo kunnen de projectleiders ook de kwaliteit van het project bewaken. Projectleiders zijn verantwoordelijk voor een uniforme invulling van het project in scholen.
l
Ook de gymleraar is van groot belang voor de kwaliteit van het project en dan specifiek de kwaliteit van het bewegingsonderwijs. De kwaliteit van het bewegingsonderwijs is geborgd door de eisen ten aanzien van opleiding en competenties opgenomen in het functieprofiel van de gymleraar. Deze is minimaal in het bezit van het diploma academie voor lichamelijke opvoeding (ALO) of student die de ALO bijna heeft afgerond (zgn. leraar in opleiding). Verder wordt gewerkt met de MBO afgestudeerde 'leraarondersteuner bewegingsonderwijs en sport' (LOBOS) die aan de deeltijdopleiding ALO studeert.
l
De Fitmeter is het instrument waarin alle (test)resultaten worden ingevoerd. Hierdoor kan de vordering van het project worden bekeken en de ontwikkeling van elk kind individueel. Daarnaast is dit een instrument dat gebruikt wordt bij de rapportages aan de programmamanager en de wethouder.
l
Door het projectteam worden jaarlijks 4 themadagen georganiseerd, waarbij de vakleerkrachten geacht worden aanwezig te zijn. Tijdens deze dagen worden er diverse workshops aangeboden die bijdragen aan de kwaliteit van het project of de vakleerkrachten. Deze workshops worden door de KVLO getoetst en indien zij akkoord zijn met de beschrijving en inhoud, mogen de workshops meetellen in de punten voor hun beroepsregistratie. Een externe partij beoordeelt dus ook de kwaliteit van de workshops.
l
Verder krijgen de vakleerkrachten de mogelijkheid om bijscholingen en cursussen te volgen, die door het
l
projectteam worden georganiseerd. Dit op kosten van het project. Steekproefsgewijs worden het Eurofittestteam bij de metingen op scholen gecontroleerd door de GGD om zo de kwaliteit van de metingen te waarborgen.
Kosten Onderstaand is een overzicht van de kosten van een Lekker Fit! school. Dit overzicht is specifiek voor de Rotterdamse situatie. In 2009 zijn 88 Rotterdamse scholen Lekker Fit! Een overzicht naar de kosten per school geeft reëel zicht op de kosten van deze interventie. Lekker Fit! is een tweejarig project dat tijdens de projectfase volledig gefinancierd wordt door de gemeente. De vakleerkracht bewegingsonderwijs was grotendeels verdwenen uit het Rotterdamse basisonderwijs. Vanuit het stimuleringsbudget van de gemeente Rotterdam krijgt de basisschool twee jaar lang de beschikking over een professionele vakleerkracht. De Stichting Werkgeversinstituut neemt het formele werkgeverschap op zich, maar de gemeente Rotterdam financiert dit. Hiervoor wordt de gymleraar nieuwe stijl aangesteld. Na twee jaar gaan scholen 1/3e deel van de loonkosten van de vakleerkracht meebetalen. Op dat moment wordt er na twee jaar gesproken over het programma Lekker Fit! Tot op heden zijn alle scholen (58) na de tweejarige projectperiode doorgegaan met het programma en hebben hun deel van de kosten van de vakleerkracht op zich genomen. Scholen van het eerste uur zijn op dit moment al voor het vijfde jaar Lekker Fit! Onder de noemer van de Fitmeter liggen de kosten verscholen van het tweemaal testen van kinderen door een professioneel team, daarnaast het functioneel beheer, onderhoud en kwaliteitsbewaking van de Fitmeter zelf. Binnen andere gemeenten zou een alternatief voor de schooldiëtist de inzet van een jeugdverpleegkundige kunnen zijn. Beweeglessen zijn de naschoolse lessen, deze worden deels ingekocht bij externen. Organisatie en aansturing zijn kosten die noodzakelijk zijn voor kwaliteitsbewaking en borging van continuïteit. Hierin zijn de kosten voor de ondersteunende organisatie binnen de gemeente opgenomen alsmede de kosten voor oudervoorlichting en monitoring die niet toewijsbaar zijn in directe kosten. Kosten per school (2009) Vakleerkracht: € 47.955-Beweeglessen: € 6.250,-Organisatie en aansturing: € 5.420,-Lespakket: € 375,-Fitmeter en Eurofittest: € 2.727,-Schooldiëtist: € 3.727,-Totaal komt dit neer op: € 65.954,-Belangrijk te vermelden is dat in gemeenten waar op de scholen de vakleerkracht niet is wegbezuinigd de interventie beduidend goedkoper is. De loonkosten voor de vakleerkracht á € 47.955 vallen daar weg. Wel zal een budget moeten worden opgenomen om de vakleerkracht te equiperen om de rol van "gymleraar nieuwe stijl" aan te nemen. Hierbij moet gedacht worden aan een budget van rond de € 7.500 per school. De interventie voor gemeenten met vakleerkracht op de scholen komt daarmee op een totaalbedrag van rond de € 26000,- per school uit.
10. Onderzoek naar de uitvoering van de interventies De volgende onderzoeken zijn uitgevoerd naar de uitvoering van de interventie: l
In schooljaar 2005-2006 is door de GGD Rotterdam-Rijnmond een evaluatieonderzoek uitgevoerd op deelnemende Lekker Fit scholen (Van Buren, Jansen et al. 2006), waarbij antwoord is gezocht op de volgende onderzoeksvragen: (1) hoe scoren kinderen op de Eurofittest en zijn hierin verbeteringen zichtbaar? (2) Hoeveel beweegactiviteiten zijn tijdens en na schooltijd aangeboden en wat was het bereik? (3) Hoeveel ouders zijn bereikt met de oudervoorlichting en wat was de klanttevredenheid bij dit onderdeel van Lekker Fit? Om vraag 1 te beantwoorden zijn begin en eindmeting van de Eurofit gegevens gebruikt van 2.065 kinderen op 12 basisscholen. Om vraag 2 te beantwoorden hebben vakdocenten van 32 scholen gedurende 4 weken registraties bijgehouden. Om vraag 3 te beantwoorden is gebruik gemaakt van registratieformulieren voor de voorlichter en zijn vragenlijsten uitgezet bij 11 scholen en deelnemende ouders.
De belangrijkste bevindingen waren dat overgewicht en obesitas bij de deelnemende kinderen gedurende dat
schooljaar gelijk waren gebleven en fitheid sterker was toegenomen dan op grond van alleen de leeftijd verwacht kon worden. Wat betreft het beweegaanbod was de belangrijkste bevinding dat de meeste scholen drie gymlessen en 1 buitenschoolse activiteit per week aanbieden. Aan deze buitenschoolse activiteiten blijkt ongeveer een derde van de leerlingen mee te doen. Wat de oudervoorlichting betreft was de belangrijkste conclusie dat ouders en scholen tevreden zijn over deze component, maar dat de deelname met gemiddeld 15 ouders per school laag is. l
Zowel in 2005-2006 als in 2007-2008 zijn door Sport en Recreatie klanttevredenheidsonderzoeken uitgevoerd. (van Deventer, Kurvers et al. 2006) (van Amersfoort and de Graauw 2008) In deze onderzoeken is gekeken naar tevredenheid over de verschillende componenten uit de interventie Lekker Fit bij schooldirecties, leerkrachten, leerlingen en ouders. Er is in beide onderzoeken gebruik gemaakt van vragenlijsten. De resultaten van beide onderzoeken laten zien dat alle partijen tevreden zijn over Lekker Fit. Grootste struikelblokken binnen het project blijken de beschikbaarheid van voldoende gymdocenten en accommodaties. Verbeteringen blijken nodig in het gebruik van de Fitmeter en de scorekaart van de Eurofittest. Het bereik van de oudervoorlichting blijft beperkt. Wat betreft de buitenschoolse sport- en spelactiviteiten blijkt dat de meeste scholen aangeven 2, 3 of 4 activiteiten per week te organiseren en tevreden te zijn over de deelname door leerlingen. In schooljaar 2005-2006 is aan leerlingen van groep 6 en 8 van vier deelnemende scholen gevraagd naar deelname aan deze naschoolse activiteiten (n=207). In totaal 57% van de groep 6 leerlingen en 36% van de groep 8 leerlingen geeft aan vaak mee te doen aan de naschoolse activiteiten. Van de leerlingen vindt 78% dat er veel te doen is op school na schooltijd en 86% vindt deze activiteiten leuk.
Naar aanleiding van het hierboven genoemde evaluatieonderzoek van de GGD en de resultaten uit de klanttevredenheidsonderzoeken wordt besloten de activiteiten binnen de component oudervoorlichting uit te breiden met het doel het bereik te vergroten. l
In 2007-2008 is een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar de inzet van de schooldiëtist (Cals and Jansen 2009). Hierbij is gebruik gemaakt van oudervragenlijsten, registratieformulieren voor de schooldiëtist en interviews met schooldirecties. De belangrijkste conclusies luiden dat 42% van de kinderen met overgewicht wordt bereikt voor een eerste consult en dat zowel scholen als schooldiëtisten tevreden zijn over deze component van Lekker Fit! Bij de deelnemende kinderen is bovendien een verbetering waar te nemen in de BMI SDS score (de relatieve BMI voor leeftijd en geslacht) en middelomvang. In totaal 13% van de kinderen met overgewicht heeft na de begeleiding een normaal gewicht gekregen.
l
Het Verwey Jonker instituut heeft onderzoek gedaan naar het functioneren van zes van de inmiddels twaalf schoolsportverenigingen (Boonstra 2009). Er is o.a. gebruik gemaakt van klassikale vragenlijsten bij leerlingen in de groepen 5-8 (n= 683). Van deze kinderen is 94% bekend met de schoolsportvereniging en 40% is lid, jongens even vaak als meisjes, allochtonen net niet significant meer dan autochtonen.
In totaal doen per 1 oktober 2009 88 Rotterdamse basisscholen met in totaal 97 locaties mee aan het project Lekker Fit! De scholen zijn verdeeld over verschillende Rotterdamse deelgemeenten. In deze scholen worden ruim 20000 leerlingen bereikt.12 van de Lekker Fit! scholen hebben een schoolsportvereniging waarvan inmiddels meer dan 1000 kinderen lid zijn geworden. In de scholen zijn ruim 2000 clinics verzorgt volgens het KVD model.Er worden 75 oudervoorlichtingen gegeven waarmee 1350 ouders bereikt worden.
11. Nederlandse effectstudies Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland In 2006/2007 is een effectstudie uitgevoerd om de effectiviteit van Lekker Fit! vast te stellen. De resultaten van deze effectstudie zijn in een Nederlandstalig rapport gepresenteerd (Meima, Joosten-van Zwanenburg et al. 2008) en in een Engelstalig proefschrift (Jansen 2009). Het studieprotocol is beschreven in een Engelstalig artikel (Jansen, Borsboom et al. 2008) en opgenomen in een trialregister (ISRCTN84383524). De onderzoeksopzet van deze effectstudie was die van een cluster gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeksopzet met scholen als eenheid van randomisatie. Werving van deelnemende scholen vond plaats op basis van spontane aanmelding. Alvorens te randomiseren zijn scholen in paren gematcht op schoolgrootte, achterstandsscore en wijk. Per paar heeft het lot bepaald welke school direct mee mocht doen aan Lekker Fit! en welke school eerst zou fungeren als controleschool en het eerstvolgende schooljaar mocht deelnemen. De controlescholen is gevraagd het normale schoolcurriculum nog een jaar uit te voeren. Voor aanvang van de studie zijn 3 paren uitgevallen (1 paar wegens terugtrekking, 2 paren vanwege te vroeg starten met
componenten van de interventie). De overige scholen hebben aan de gehele studie deelgenomen. Er hebben een voor- en nameting plaatsgevonden aan het begin en aan het einde van het schooljaar bij kinderen uit groep 3 tot en met 8 op 21 schoollocaties in voornamelijk oudere stadswijken in Rotterdam. Primaire uitkomstmaten waren gewichtstatus, BMI, middelomvang en fitheid. De bijbehorende metingen zijn uitgevoerd door een speciaal getraind testteam tijdens de gymles. Fitheid is gemeten met behulp van de Eurofittest.(Adam, Klissouras et al. 1988) De Eurofit test bestaat uit 9 verschillende fitheidstesten waaronder de 20m shuttle run test, een goed gevalideerde test voor uithoudingsvermogen(Vrijkotte, De Vries et al. 2007). Secundaire uitkomstmaten waren gedrag en gedragsdeterminanten bij kinderen in de groepen 6-8. De bijbehorende metingen zijn uitgevoerd met behulp van klassikale vragenlijsten. Vragen zijn grotendeels ontleend aan de vragenlijst die is gebruikt in de ENDORSE studie (Van der Horst, Oenema et al. 2008), aangepast aan de leeftijdsgroep. Er hebben 2.622 kinderen (respons van 94.7%) meegedaan aan de beginmeting en 2.416 (92.1%) aan de eindmeting. De onderzoekspopulatie bestond voor ongeveer 90% uit allochtone leerlingen. Bij de nulmeting had bijna een kwart van de leerlingen uit de middenbouw (groep 3-5) overgewicht en bijna een derde van de leerlingen uit de bovenbouw (groep 6-8). Multilevel regressieanalyse is gebruikt om te corrigeren voor eventuele schooleffecten. In de analyses is gecorrigeerd voor beginmetingen en socio-demografische kenmerken. Er zijn zowel complete case analyses als analyses met geïmputeerde data (op basis van multiple imputation) uitgevoerd. De uitkomsten van beide analyses verschilden niet wezenlijk van elkaar. Omdat er significante interactie-effecten zijn gevonden voor bouw (middenbouw - bovenbouw) zijn de analyses apart uitgevoerd voor middenbouw en bovenbouw. De belangrijkste resultaten zijn: l
Bij middenbouw leerlingen is er een significant gunstig interventie effect gevonden op percentage
l
overgewicht). In de controlegroep was de toename in overgewicht 4,3% en bij de interventiegroep 1,1%. Ook is er bij de middenbouw leerlingen een significant gunstig interventie effect gevonden op de middelomvang. Bij middenbouw leerlingen op de controlescholen nam de middelomvang toe met 2,3 cm en op de interventiescholen met 1,0 cm.
l
Tenslotte is er bij de middenbouw leerlingen een significant verschil gevonden in uithoudingsvermogen
l
gemeten met de 20m shuttle run. Bij kinderen in de groepen 6-8 zijn geen vergelijkbare effecten gevonden. Wel zijn er effecten gevonden op bepaalde secundaire uitkomstmaten. Ontbijtfrequentie bij meisjes op de controlescholen ging achteruit en op lekker fit scholen niet. Voor gezoete drank was de trend ten aanzien van consumptie, attitudes en intenties gunstig voor Lekker Fit!, met een statistisch significant effect voor de intentie om minder gezoete drank te gaan drinken.
Op basis van de resultaten van de effectevaluatie luidde de conclusie dat de interventie Lekker Fit! bij kan dragen aan de preventie van overgewicht, en is verdere implementatie en intensivering van de interventie aanbevolen. Intensivering heeft inmiddels plaatsgevonden door het laagdrempeliger maken van het aanbod van individuele begeleiding van kinderen met overgewicht in de vorm van de schooldiëtist in plaats van de jeugdverpleegkundige van de GGD/het CJG. Verder is het naschoolse aanbod van activiteiten uitgebreid met het opzetten van schoolsportverenigingen met de verwachting dat dit aanbod een extra impuls geeft aan het bereiken van bovenbouw leerlingen. Effectgroottes Wat betreft de effectgroottes valt het volgende op te merken. De gemiddelde scores op bijvoorbeeld middelomvang waren voor middenbouw leerlingen 60.79 cm (SD 8.70) op de controlescholen en 60.09 cm (SD 8.58) op de interventiescholen. Het verschil in controle groep en interventiegroep van 1,27 cm is in vergelijking met de gepoolde standaarddeviatie op het eerste gezicht laag. Maar hierbij moet bedacht worden dat er sprake is van een relatief grote standaarddeviatie. Er zijn veel etnische groepen met uiteenlopende lichaamsbouw in de onderzoekspopulatie vertegenwoordigd van verschillende leeftijden van heel dun tot heel dik. Ook moet bedacht worden dat de normale toename in middelomvang met de leeftijd 1 a 2 cm is per jaar. De veranderingen als gevolg van de interventie die realistisch zijn om te verwachten binnen 1 schooljaar tijd, moeten hiermee in verhouding staan. De toename in middelomvang in 1 schooljaar tijd in onze interventie groep was nog niet half zo groot als de toename in onze controlepopulatie. Grotere effectgroottes zullen pas gevonden kunnen worden bij studies met een veel langere looptijd (en blijvend interventie-effect), waarbij het verschil de tijd krijgt om op te lopen.Dit geldt overigens niet alleen voor Lekker Fit, maar voor alle studies met gelijksoortige uitkomstmaten (middelomvang, BMI) in een niet-
klinische populatie. Samenvatting Nederlandse effectstudies Studie 1 Auteurs: Jansen W, Borsboom G, Meima A, Joosten-Van Zwanenburg E, Mackenbach JP, Raat H, Brug J. Jaar: 2009 Onderzoekstype: cluster RCT Belangrijkste resultaten: gunstig interventie effect op percentage kinderen met overgewicht, op middelomvang en op uithoudingsvermogen bij middenbouwleerlingen. Bewijskracht van het onderzoek: vrij sterkResultaten effectiviteit: positieve resultaten.
12. Buitenlandse effectstudies Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen.
13. Uitvoering van de interventies Uitvoering in regio Per oktober 2009 is de helft van alle basisscholen in Rotterdam Lekker Fit! Dit zijn 88 scholen. Lekker Fit! richt zich in principe op die gebieden in Rotterdam waar overgewicht relatief gezien het meest voorkomt. Deze gebieden kenmerken zich door een lage Sociaal Economische Score, de zgn. achterstandswijken. Echter er wordt ook gestreefd om het project 'Rotterdam-breed' weg te zetten, dus ook in gebieden waar overgewicht nu geen probleem is, kan preventief Lekker Fit! worden gestart. Er zijn afspraken gemaakt om met vaste criteria scholen te gaan selecteren. Hieronder staan de criteria benoemd: l l l
Brede School (variant 1 t/m 4) Beschikbare accommodatie Sociaal economische score van de wijk
Partners l
Scholen, schooldirectie en schoolbesturen
Lekker Fit! wordt uitgevoerd in Rotterdamse basisscholen. Hiervoor werkt de gemeente samen met de Rotterdamse onderwijsbesturen en hun directies. l
Sportverenigingen
Om een goede doorstroom naar sportverenigingen mogelijk te maken werkt het programma samen met lokale sportverenigingen, de Rotterdamse verenigingsondersteuner Sportsupport en Rotterdam Topsport l
Diëtisten
Diëtisten werken als zelfstandige of via een koepelorganisatie in de Lekker Fit! scholen l
Bedrijven en maatschappelijke organisaties.
In het Convenant Rotterdam Lekker Fit! participeren organisaties vanuit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zij leveren een concrete bijdrage aan projecten, bijvoorbeeld door de inzet van menskracht, deskundigheid, materiaal of middelen. l
Gemeentelijke diensten Jeugd, Onderwijs en Samenleving, GGD Rotterdam-Rijnmond en Sport en Recreatie
Lekker Fit! maakt onderdeel uit van een gezamenlijk gemeentelijk actieprogramma tegen overgewicht gestart door deze drie diensten. Sport en Recreatie heeft de regie in dit programma Landelijk uitvoeringDe Nederlandse Hartstichting zet in samenwerking met Wolters Noordhoff het lespakket Lekker Fit! uit in Nederland. Het wordt toegepast in 550 scholen.
14. Overeenkomsten met andere interventies Er zijn geen vergelijkbare meervoudige interventies. Er is geen vergelijkbare interventie in Nederland die zich met zoveel componenten zowel op de beïnvloeding van omgevings- als gedragscomponenten richt. Er zijn wel
een aantal interventies die veel weg hebben van Lekker Fit!: Deze interventies vertonen overeenkomsten, maar verschillen ook op essentiële punten van het Lekker Fit! model. Jump-in in Amsterdam heeft ook meer aandacht voor bewegingsonderwijs en maakt gebruik van een zelfde leerlingvolgsysteem. Een systeem dat in Rotterdam aanzienlijk uitgebreid is. Jump-in maakt geen gebruik van een lespakket als Lekker Fit! Daarnaast is de inzet van een vakleerkracht bewegingsonderwijs en de schooldiëtist als belangrijke componenten uniek voor Lekker Fit! In tegenstelling tot 'Alle leerlingen actief' is Lekker Fit! gericht op een gezonde leefstijl bij alle leerlingen in deelnemende basisscholen, en niet alleen bij de inactieve leerlingen. Vanuit de informatie beschikbaar in de Fitmeter is er wel aandacht voor kinderen met een beweeg- of motorische achterstand.
15. Lijst met aangehaalde literatuur Adam, C., V. Klissouras, et al. (1988). EUROFIT : Eurofit Test of Physical Fitness. Rome, Council of Europe, Committee for the Development of Sport. Ajzen, I. and T. Madden (1986). Prediction of Goal-Directed Behavior: Attitudes, Intentions, and Perceived Behavioral control." J Exp Soc Psy, 22, 453-74. Angelopoulos, P. D., H. J. Milionis, et al. (2009). Changes in BMI and blood pressure after a school based intervention: The CHILDREN study. Eur J Public Health, 19(3), 319-325. Annesi, J. J., W. L. Westcott, et al. (2005). Effects of a 12-week physical activity protocol delivered by YMCA after-school counselors (Youth Fit for Life) on fitness and self-efficacy changes in 5-12-year-old boys and girls. Res Q Exerc Spor,t 76(4), 468-76. Baranowski, T., K. W. Cullen, et al. (2003). Are current health behavioral change models helpful in guiding prevention of weight gain efforts? Obes Res, 11 Suppl, 23S-43S. Barlow, S. E. and the Expert Committee (2007). Expert Committee Recommendations Regarding the Prevention, Assessment, and Treatment of Child and Adolescent Overweight and Obesity: Summary Report. Pediatrics 120(Suppl. 4), S164-192. Bocca, G., R. P. Stolk, et al. (2008). 'Non-alcoholic fatty liver disease' bij kinderen: een nieuwe complicatie van obesitas." Ned Tijdschr Geneeskd, 152, 2443-7. Boonstra, N., N. Hermens, R. van Wonderen (2009). Sportief in de buurt. De meerwaarde van de schoolsportvereniging. Utrecht,Verwey Jonker instituut. Branca, F., H. Nikogosian, et al., Eds. (2007). The challenge of obesity in the WHO European Region and the strategies for response. Copenhagen, WHO Regional Office for Europe. Brug, J., F. J. van Lenthe, et al. (2006). Revisiting Kurt Lewin: How to Gain Insight into Environmental Correlates of Obesogenic Behaviors. Am J Prev Med, 31(6), 525-529. Bulk-Bunschoten, A. M. W., C. M. Renders, et al. (2005). Protocol for the prevention of childhood obesity in youth health care. [Overbruggingsplan voor kinderen met overgewicht; Methode voor individuele primaire en secundaire preventie in de jeugdgezondheidszorg]. Amsterdam, VUMC. Byrne, S. M. (2002). Psychological aspects of weight maintenance and relapse in obesity. Journal of Psychosomatic Research, 53(5), 1029-1036. Cals, N. and W. Jansen (2009). Procesevaluatie Overbruggingsplan. De inzet van de schooldiëtist op Lekker Fit! scholen in de begeleiding van kinderen met overgewicht. Rotterdam, GGD Rotterdam-Rijnmond. Campbell, K., E. Waters, et al. (2002). Interventions for preventing obesity in children. Cochrane Database Syst Rev, (2), CD001871. Cardon G., Philippaerts R., Lefevre J., Matton L., Wijndaele K., Balduck A. & De Bourdeaudhuij I. (2005). Physical activity levels in 10- to 11-year-olds: clustering of psychosocial correlates. Public Health Nutrition, 8 (7), 896-903 Chomitz, V. R., J. Collins, et al. (2003). Promoting Healthy Weight Among Elementary School Children via a Health Report Card Approach. Arch Pediatr Adolesc Med, 157(8), 765-772. Coleman, K. J., C. L. Tiller, et al. (2005). Prevention of the Epidemic Increase in Child Risk of Overweight in Low-Income Schools: The El Paso Coordinated Approach to Child Health. Arch Pediatr Adolesc Med, 159(3), 217-224. Cullen, K. W., T. O. M. Baranowski, et al. (2001). Using goal setting as a strategy for dietary behavior change. Journal of the American Dietetic Association, 101(5), 562-566. De Haan, C. (2009). Voeding en Beweging: trends in leefstijl bij de Rotterdamse Jeugd. Rotterdam, GGD Rotterdam-Rijnmond. De Vries, S. I., I. Bakker, et al. (2005). Children in priority neighbourhoods: physical (in)activity and overweight [Kinderen in prioriteitswijken: lichamelijke (in)activiteit en overgewicht]. Leiden, TNO Kwaliteit
van Leven: 180. Deckelbaum, R. J. & C. L. Williams (2001). Childhood Obesity: The Health Issue. Obes Res, 9(4), S239-243. Dietz, W. H. (1998). Health consequences of obesity in youth: childhood predictors of adult disease. Pediatrics, 101(3 Pt 2), 518-25. Doak, C. M., T. L. S. Visscher, et al. (2006). The prevention of overweight and obesity in children and adolescents: a review of interventions and programmes. Obes Rev, 7(1), 111-36. Dowda, M., B. E. Ainsworth, et al. (2001). Environmental Influences, Physical Activity, and Weight Status in 8to 16-Year-Olds. Arch Pediatr Adolesc Med %R 10.1001/archpedi.155.6.711, 155(6), 711-717. Edmundson, E., G. S. Parcel, et al. (1996). The Effects of the Child and Adolescent Trial for Cardiovascular Health upon Psychosocial Determinants of Diet and Physical Activity Behavior. Preventive Medicine, 25(4), 442-454. Egger, G. and B. Swinburn (1997). An "ecological" approach to the obesity pandemic. BMJ, 315(7106), 477-80. Ferreira, I., K. van der Horst, et al. (2007). Environmental correlates of physical activity in youth - a review and update. Obes Rev, 8(2), 129-54. Flynn, M. A., D. A. McNeil, et al. (2006). Reducing obesity and related chronic disease risk in children and youth: a synthesis of evidence with 'best practice' recommendations. Obes Rev, 7 (Suppl. 1), 7-66. Fredriks, A. M., S. Van Buuren, et al. (2005). Alarming prevalences of overweight and obesity for children of Turkish, Moroccan and Dutch origin in The Netherlands according to international standards. Acta Paediatr, 94 (4), 496-8. Gezondheidsraad (2003). Overgewicht en obesitas. Den Haag, Gezondheidsraad. Godin, G. and G. Kok (1996). The theory of planned behavior: a review of its applications to health-related behaviors. Am J Health Promot, 11(2), 87-98. Golan, M. (2006). Parents as agents of change in childhood obesity--from research to practice. Int J Pediatr Obes, 1(2), 66-76. Golan, M. & S. Crow (2004). Parents are key players in the prevention and treatment of weight-related problems. Nutr Rev, 62(1), 39-50. Goldschmeding, J. & P.M. van de Looij-Jansen (2003). De Rotterdamse Jeugdmonitor, Resultaten 14-15 jarigen per deelgemeente (2000/2002). Rotterdam: GGD Rotterdam. Goran, M. I., K. D. Reynolds, et al. (1999). Role of physical activity in the prevention of obesity in children. Int J Obes Relat Metab Disord, 23 (Suppl. 3): S18-33. Harrell, J. S., R. G. McMurray, et al. (1996). Effects of a school-based intervention to reduce cardiovascular disease risk factors in elementary-school children: the Cardiovascular Health in Children (CHIC) study. J Pediatr, 128(6): 797-805. Jansen, W. (2005). Nieuwsflits Voeding en Beweging. Rotterdam: GGD Rotterdam-Rijnmond. Jansen, W. (2007). Overgewicht en leefstijl bij jeugd in Rotterdamse wijken. Rotterdam, GGD RotterdamRijnmond. Jansen, W. (2009). Prevention of Childhood Obesity in a Municipal Setting. Department of Public Health, Erasmuc Medical Centre. Rotterdam, Erasmus University: 160. Jansen, W., G. Borsboom, et al. (2008). School-based intervention to reduce overweight and improve fitness in primary schoolchildren: a cluster randomized trial [ISRCTN84383524]. Submitted. Jurg, M.E., Kremers, S.P., Candel, M.J., Wal, M.F. van der & J.S. de Meij (2006). A controlled trial of a schoolbased environmental intervention to improve physical activity in Dutch children: JUMP-in, kids in motion. Health Promotion International, 21, 320-30. Jurg, M.E., Kremers, S.P.J., Dijkman, M.A.M., Bleeker, S.A., Van der Wal, M.F., De Meij, J.S.B. (2005). Van Interventiemodel naar praktijk: het project JUMP-in, kinderen bewegen. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 83(4), 220-227. Kain, J., R. Uauy, et al. (2004). School-based obesity prevention in Chilean primary school children: methodology and evaluation of a controlled study. Int J Obes Relat Metab Disord, 28(4), 483-93. Kjønniksen, L., N. Anderssen, et al. (2009). Organized youth sport as a predictor of physical activity in adulthood. Scandinavian Journal of Medicine & Science in Sports 19(5), 646-654 Kremers, S., G.-J. de Bruijn, et al. (2006). Environmental influences on energy balance-related behaviors: A dual-process view. Int J Behav Nutr Phys Activ, 3(1), 9. Kuik, L., S. Petow (2006). Het actieprogramma Voeding en Beweging. Onderzoek naar de stand van zaken betreft de activiteiten op het gebied van voeding en beweging op basisscholen in Rotterdam. Rotterdam: GGD Rotterdam-Rijnmond (intern rapport). Lissau, I. (2007). Prevention of overweight in the school arena. Acta Paediatr, 96(s454), 12-18. Lobstein, T., L. Baur, et al. (2004). Obesity in children and young people: a crisis in public health. Obes Rev, 5 (Suppl. 1): 4-104.
Lobstein, T. and R. Jackson-Leach (2006). Estimated burden of paediatric obesity and co-morbidities in Europe. Part 2. Numbers of children with indicators of obesity-related disease. Int J Pediatr Obes, 1(1), 33-41. Manios, Y. and A. Kafatos (1999). Health and nutrition education in elementary schools: changes in health knowledge, nutrient intakes and physical activity over a six year period. Public Health Nutr, 2(3A), 445-8. Manios, Y., J. Moschandreas, et al. (1999). Evaluation of a Health and Nutrition Education Program in Primary School Children of Crete over a Three-Year Period. Preventive Medicine, 28(2), 149-159. McKenzie, T. L., H. Feldman, et al. (1995). Children's activity levels and lesson context during third-grade physical education. Res Q Exerc Sport, 66(3), 184-93. Meima, A., E. Joosten-van Zwanenburg, et al. (2008). Effectevaluatie van Lekker Fit! in Rotterdam; Een project voor basisscholieren ter bevordering van een gezonde leefstijl. Rotterdam, GGD Rotterdam-Rijnmond. Mooij, C., M. Van berkel, et al. (2004). Basisdocument Bewegingsonderwijs. Zeist, Jan Luitingfonds. Muller, M.J., Asbeck, I., Mast, M., Langnase, K. et al. (2001). Prevention of obesity- more than an intention. Cocept and first results of the Kiel obesity prevention study (KOPS). Int J Obes Relat Metab Disord, 25 (Suppl 1), S66-74. Oude Luttikhuis H., Baur L., Jansen H., Shrewsbury, V.A., O'Malley, C., Stolk, R.P., Summerbell, C.D (2009). Interventions for treating obesity in children. Cochrane Database of Systematic Reviews, 1 (CD001872. DOI: 10.1002/14651858.CD001872.pub2). Reilly, J. J. (2005). Descriptive epidemiology and health consequences of childhood obesity. Best Pract Res Clin Endocrinol Metab, 19(3): 327-41. Ritchie, L. D., G. Welk, et al. (2005). Family Environment and Pediatric Overweight: What Is a Parent to Do? Journal of the American Dietetic Association, 105(5, Supplement 1), 70-79. Rivis A., Sheeran P. (2003). Social influences and the theory of Planned behaviour: evidence for a direct relationship between prototypes and young people's exercise behaviour. Psychology and Health, 18(5), 567583. Rogers, E. M. (2003). Diffusion of Innovations. New Yourk, The Free Press Salbe, A. D., C. Weyer, et al. (2002). Assessing Risk Factors for Obesity Between Childhood and Adolescence: II. Energy Metabolism and Physical Activity. Pediatrics, 110(2), 307-314 Sallis JF, Hovell, LMR, Hofstetter CR, Faucher P, Elder P, Blanchard J, et al. (1989). A multivariate study of determinants of vigorous exercise in a community sample, Preventive Medicine, 18, 20-34. Stegeman, H. (2005). Naar elke dag sport en bewegen op school; Vraagstellingen voor een brede analyse.'sHertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut. Stewart-Brown S (2006). What is the evidence on school health promotion in improving health or preventing disease and, specifically, what is the effectiveness of the health promoting schools approach? Kopenhagen: WHO Regional Office for Europe. Summerbell, C., E. Waters, et al. (2005). Interventions for preventing obesity in children." Cochrane Database Syst Rev, 3 (CD001871). Swinburn, B. A., I. Caterson, et al. (2004). Diet, nutrition and the prevention of excess weight gain and obesity. Publ Health Nutr, 7(1A), 123-146. Timperio, A., Salmon, J. Ball, K. (2004). Evidence-based strategies to promote physical activity among children, adolescents and young adults: review and update. Journal of Science and Medicin in Sport, 7 (1, suppl.), 20-29. van Amersfoort, A. and C. de Graauw (2008). Lekker Fit! 2007-2008. Rotterdam: Sport en Recreatie Gemeente Rotterdam. Van Baal, P. et al (2006). Zorgkosten van ongezond gedrag in Nederland 2003 [Health care costs of unhealthy behaviour in the Netherlands 2003]. RIVM report 270751015. Bilthoven: National Institute for Public Health and the Environment. Van Buren, L., W. Jansen, et al. (2006). Elke Dag Bewegen in 2005-2006. Rotterdam: GGD RotterdamRijnmond. Van Buren, L, J. Den Dikken, A. Dommisse-van Berkel et al (2008). Jeugdmonitor Rotterdam, Rapportage gemeente Rotterdam 2008. Rotterdam: GGD Rotterdam-Rijnmond Van den Hurk, K., P. van Dommelen, et al. (2007). Prevalence of overweight and obesity in the Netherlands in 2003, compared to 1980 and 1997. Arch Dis Child, 92(11), 992-995. Van der Horst, K., A. Oenema, et al. (2007). A systematic review of environmental correlates of obesityrelated dietary behaviors in youth. Health Educ Res, 22(2), 203-26. Van der Horst, K., A. Oenema, et al. (2008). The ENDORSE study: research into environmental determinants of obesity related behaviors in Rotterdam schoolchildren. BMC Public Health, 8(1), 142. van Deventer, M., S. Kurvers, et al. (2006). Elke dag bewegen; doelbereikingsonderzoek. Rotterdam: Gemeente Rotterdam, Sport en Recreatie
van Sluijs, E. M., A. M. McMinn, et al. (2007). Effectiveness of interventions to promote physical activity in children and adolescents: systematic review of controlled trials. BMJ 335(7622), 703. Vrijkotte, S., S. I. De Vries, et al. (2007). Fitheidstesten voor de jeugd. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven. Yin, Z., J. Hanes, Jr., et al. (2005). An after-school physical activity program for obesity prevention in children: the Medical College of Georgia FitKid Project. Eval Health Prof, 28(1), 67-89.Yin, Z., J. B. Moore, et al. (2005). The Medical College of Georgia Fitkid project: the relations between program attendance and changes in outcomes in year 1. Int J Obes (Lond), 29 (Suppl 2), S40-5.
Deze informatie is op 24 juni 2016 gedownload van www.nji.nl.
Samenwerking erkenningstraject Het erkenningstraject wordt in samenwerking uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en MOVISIE. Door samen te werken aan het beoordelen van interventies volgens eenduidige criteria streven wij naar kwaliteitsverbetering in de betrokken werkvelden.